Museumbulletin 2010 - nr 2

Page 1

Museum

bulletin

2

IVOOR IN BRUGGE SCHATTEN UIT MUSEA, KERKEN EN KLOOSTERS

driemaandelijks tijdschrift

- 30ste jaargang april-juni 2010 - 2de afdeling P408620

afgiftekantoor 8000 brugge 1



voorwoord Aanvankelijk was het de bedoeling om met deze tentoonstelling uitsluitend kunstwerken in ivoor uit de collectie van Musea Brugge samen te brengen voor deze tentoonstelling. Zowel in de verzamelingen van het Bruggemuseum – Gruuthuse, als in het Sint - Janshospitaal en het klooster van O. - L. - Vrouw - ter - Potterie zijn immers ivoren aanwezig die kunsthistorisch zeer waardevol zijn. Bij verdere onderzoek werden ivoren ontdekt die tot op heden nog aanwezig zijn in kerken, kloosters en abdijen in en buiten de stad Brugge. Om die reden is toen beslist om de studie te verruimen en ook deze voorwerpen in de tentoonstelling op te nemen. Deze kostbaarheden hadden meestal een kerkelijke functie waarover vrij weinig bekend was. Het was voor ons daarom een waar genoegen een beroep te mogen doen op de kennis van mevr. D. Gaborit - Chopin die vroeger verbonden was aan het Musée du Louvre en algemeen beschouwd wordt als de wereldautoriteit inzake de studie van ivoor vanaf de romaanse tot en met de renaissanceperiode. Tot slot mochten wij ook putten uit de collecties van het kasteel van Loppem, dat niet alleen ei-

genaar is van zeldzame ivoren, maar ook 16de-eeuwse burijngravures bezit van Johannes Stradanus met de voorstelling van olifanten die ivoor leverden, het zgn. “witte goud”. Ik dank dan ook de Burgemeester en het voltallige Schepencollege, de heer Manfred Sellink, directeur Musea Brugge, alsook de Vrienden van de Musea die mij de kans gaven om deze unieke verzameling ivoren van topniveau aan het publiek te tonen en via een rijk geïllustreerde publicatie beter kenbaar te maken. Tot slot wil wil ik nog de gespecialiseerde restaurateurs van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel vermelden die de conservatiebehandeling op zich namen van de ivoren kunstwerken die al eeuwen in het bezit zijn van het vroegere Sint – Janshospitaal. Stéphane Vandenberghe Samensteller van de tentoonstelling “Ivoor in Brugge. Schatten uit Musea, Kerken en Kloosters” Adjunct – Conservator Hospitaalmuseum

3


ivoor ingevoerd in brugge De aanwezigheid van bewerkte of gebeeldhouwde ivoren in plaatselijke kerken, kloosters en abdijen is niet het enige bewijs van een vorm van invoerhandel in Brugge. De historicus I. Strubbe heeft in 1952 - 53 via archivalisch onderzoek vermeldingen in 15de - eeuwse teksten gevonden die blijk geven van import van dit kostbare handelsproduct via buitenlandse kooplieden.

gemaakt van “zekere menichte van tanden van yvoire”, die door de Portugees Alvere de Vyane hier te koop werd aangeboden. Het jaar daarop is er sprake van een omvangrijke hoeveelheid ivoor in Brugge, eveneens uit Portugal herkomstig. Hoewel niet duidelijk vermeld zou het hier gaan om een honderdtal slagtanden van olifanten! De hele vracht werd per schip in de havenstad Sluis overgeladen. Vandaaruit werd ze ontladen met de bedoeling om ze in Brugge te koop aan te bieden. Deze grote hoeveelheid werd ingevoerd door een zekere Jehan Stevene of Stevins, maar de Portugees Alvaro Denis die voor de koning van Portugal werkte, legde beslag op deze grote hoeveelheid ivoor. Door het transport via Sluis werden immers de officiële koninklijke bepalingen omzeild. Ook ditmaal ging het waarschijnlijk om een honderdtal slagtanden, wat voor de 15de eeuw ongetwijfeld een zeer grote en kostbare hoeveelheid ivoor geweest moet zijn.

Aanvankelijk was de verkoop van ivoor het monopolie van Arabische handelslui vanuit het Oosten, maar stilaan werd ivoor ook via een andere weg in Europese landen verhandeld. Door de handelsreizen van de Portugezen langs de Atlantische kust, werd in het midden van de 15de eeuw ook Kaap Verde en Sierra Leone bereikt, één van de grootste exportgebieden waar veel ivoor aanwezig was. De Portugese zeevaarders waren in grote mate aangetrokken door het rijke ivoor, van in het begin het voornaamste handelsproduct van Guinea. De koning van Portugal wenste de ivoorhandel voor eigen rekening te nemen en regelde daarom ter plaatse de handel in ivoor via zijn persoonlijke vertegenwoordigers.

Er wordt verondersteld dat het kostbare materiaal niet uitsluitend ter plaatse bewerkt werd. Zo is er ook een archiefstuk bekend uit 1467, dat melding maakt van de doorverkoop van tanden der olifanten aan de Parijse koopman Colin du Hamel, om in die stad verder bewerkt te worden. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk vermits Parijs al vroeger een internationaal centrum was voor de beeldhouwkunst in ivoor.

Sedert 1456 wordt er in Brugge al een handelsagent vermeld. De stad Brugge was in die periode een handelscentrum van internationaal belang. In het jaar 1465 wordt hier ivoor uit Guinea verhandeld. Zo wordt in een document van 7 september melding

4


krul van een abtsstaf Waarschijnlijk was dit kunstwerk eigendom van een van de eerste abten van deze cisterciënserabdij Ter Duinen van Koksijde. Deze belangrijke, in de vroege 12de eeuw in Koksijde gestichte abdij bezat een indrukwekkend onroerend patrimonium en een grote culturele uitstraling. In de voormalige Duinenabdij van Brugge zijn er meerdere kunstwerken aanwezig die waarschijnlijk herkomstig zijn uit de cisterciënserabdij en die door de stad Brugge in 1971 aangekocht werden. Wegens de minder goede economische levensomstandigheden in hun oorspronkelijke vestiging in Koksijde, keken de monniken vanaf de eerste helft van de 16de eeuw uit naar een definitieve vestigingsplaats in Brugge. De abdij in Koksijde werd in 1578 - 79 in beslag genomen en daarop voor een deel gesloopt. De Duinheren namen in 1623 definitief hun intrek in het voormalige refugehuis van de abdij Ter Doest aan de Potterierei. In tegenstelling tot de meeste bekende en bewaarde abts - of bisschopsstaven is de krul van dit zeldzame exemplaar gesloten. Deze staf is zowel in de ronding als in de stam vierkantig van doorsnede en was vermoedelijk met een houten of metalen schacht verbonden. In de vier zijden van de krul en de stam die naar onderen toe een weinig vergroot, zijn fijne gestileerde bladornamenten met palmetten in het ivoor uitgesneden. Op verschillende plaatsen binnen de cirkel zijn ronde gaatjes merkbaar die wijzen op de bevestiging van een thans verdwenen versiering in ivoor, zilver of koper. In de kleine openingen onderaan de krul werd de stam van dit waardigheidsteken met metalen of misschien zelfs ivoren pinnen verbonden. Onder enig voorbehoud was er daartussen misschien een ronde maar ingedrukte nodus of knoop in ivoor of metaal aanwezig. In vergelijking tot de zgn. Siculo - Arabische staven uit Sicilië of Zuid - Italië is in de gespecialiseerde vakliteratuur niets bekend over ivoor dat versierd is met bladornamenten van dit type.

krul van een abtstaf Noordwest Frankrijk of Vlaanderen (?), eerste helft 13de eeuw (?) Ivoor; hoogte 18,8 cm; breedte 17,5 cm; dikte onderaan 2,7 x 2,7 cm Bruggemuseum - Gruuthuse, 0.9.VIII

5


bisschopsstaf van de heilige machutus Deze bovenaan afgebroken kromstaf - het oudste kunstwerk in ivoor dat in Brugge bewaard wordt, is afkomstig uit de Sint – Donaaskerk die in de loop van de 9de eeuw op de Burg gebouwd was. Op 24 oktober van het jaar 1799 werd er met de afbraak van dit bedehuis gestart, waarna men al het bouwmateriaal verkocht, dat nadien soms als recuperatiemateriaal in nieuwe gebouwen werd verwerkt. Veel kunstwerken zijn nog aanwezig in de Sint – Salvatorskathedraal, alsook in de Sint – Walburga -, de Sint – Anna -, de Sint – Gillis – en de Sint – Jakobkskerk. De verschillende Stedelijke Musea beschikken over schilderijen op paneel en op doek, tekeningen, dispenningen en zegelmatrijzen uit de voormalige Sint – Donaaskerk. Ook het stadsarchief, het historisch fonds van de stadsbibliotheek en het grootseminarie bewaren nog handschriften en oude drukken, die eertijds behoorden tot deze belangrijke Brugse kerk. De Bretoense monnik Machutus werd geboren in Wales in de 6de eeuw en werd bisschop van Aleth en overleed omstreeks 621 (of 625) in Saintes. Hij was zeer vereerd in Bretagne en Saintonge, maar ook op andere plaatsen, zoals Rouen, Bar - sur - Aube en Picardië, in het bijzonder Montreuil - sur - Mer. De staf van Machutus werd door J. van Huerne in het jaar 1804 aan de Sint – Salvatorskathedraal geschonken. Hij had deze op zijn beurt ontvangen van kanunnik L. Arents. Op een in de Brugse stedelijke musea bewaarde tekening van de hand van Jan Karel Verbrugge (1756 – 1831), werd aan de toen al gehavende staf in 1772 een houten krul toegevoegd die door E.H. Adolf Duclos in 1912 werd verwijderd. De staf kende een grote verering en werd zelfs tot bij de zieken thuis gedragen. Het zou hierbij misschien kunnen gaan om een geschenk van de Angelsaksische prinses Gunildis, die in ballingschap leefde in Brugge en er ook overleed anno 1087. Deze “baculus” of staf is samengesteld uit twaalf cilindrische fragmenten, waarvan één element in hout, een knoop en een helaas afgebroken gedeelte van de krul, eveneens in ivoor. Alle elementen zijn aan elkaar bevestigd door middel van pinnen en geelkoperen banden. De nodus, waarvan het ivoor aan één zijkant afgesleten

is, wordt gevat tussen twee horizontale boorden die op hun beurt verbonden zijn met vier scharnierende verticale elementen in hetzelfde metaal. Onder de nodus is rondom de staf een ovaal strookje papier geplakt met daarop de volgende Latijnse tekst :”Pontificale / Pedum / St. MACHUTI / Ep. Et Conf. Olim / in Eccl. Cath. / St. DONATIANI / Brug., / nunc veri in / Eccl. Parochi. / St. SALVATORIS /asservatum / et expositum / die / 15a. 9bris”. De punt is van veel jongere datum, zoals merkbaar is aan de kleur van het ivoor. D. Gaborit - Chopin heeft over enige merkwaardige abts - of bisschopsstaven gepubliceerd die in het Louvre aanwezig zijn, en deze vergeleken met op andere plaatsen bewaarde exemplaren. Deze staven behoren, onder voorbehoud, tot de groep van de zgn. “Siculo - Arabische - ivoren”, die worden toegeschreven aan Arabische ateliers. Deze waren vanaf het midden van de 12de tot de 2de helft van de 12de eeuw actief in Sicilië. Een duidelijk of afdoend bewijs van deze lokale ivoorverwerking is thans nog niet geleverd. Aan de hand van de ornamentering van de bekroning, worden de bekende staven momenteel in twee groepen onderverdeeld. Bij het eerste type eindigt de naar binnen gedraaide krul van de staf in een slangenkop. Daarop is een gazelle geplaatst die wordt aangevallen door een valk met opengespreide vleugels, waarboven zich een kruis bevindt. Het geheel is in fijn opengewerkt ivoor en met elkaar op meerdere plaatsen, ter versteviging, met de krul verbonden. Bij een uitzonderlijk gaaf bewaarde staf uit de kathedraal van Vannes, die in 1995 voor het Louvre is verworven, wordt de gazelle aangevallen door een zoogdier. De abts - of bisschopsstaven van het tweede type zijn eenvoudiger van ornamentering, vermits de grotere krul in dit geval uitsluitend eindigt op de kop van een gazelle. In Venetië of in Centraal - Italië heeft men in het begin van de 13de eeuw ook abtsstaven vervaardigd, waarbij de grote naar binnen gedraaide krul uitloopt op de kop van een slang of draak met een brede open mond. De hele ruimte daartussen wordt ingenomen door het paaslam met op zijn rug een kerkbanier en een kruis. Van deze abtsstaven zijn er meerdere bewaard gebleven

6

in de kerkschatten van Fulda, Sixt, San Andrea e Gregorio in Rome, en het Hermitagemuseum van Sint - Petersburg. In Namen wordt nog een analoog gaaf exemplaar uit de kerkschat van Hugo van Oignies bewaard, herkomstig van bisschop Jacques de Vitry die in het jaar 1240 overleed. De staven uit Rome en Sint - Petersburg hebben nog hun verguldsel, wat hun zeldzaamheid hierbij in ruime mate vergroot. Kunsthistorisch zeer interessant zijn enige zeldzame vierlobbige reliekhouders op voet in deels verguld zilver en koper, waaraan halfronde edelstenen in bergkristal toegevoegd werden, die herinneren aan deze heilige. Het bekendste voorbeeld waarbij een perkamentje verwijst naar Machutus en dat een in het metaal gegraveerde voorstelling van de heilige op de keerzijde vertoont, werd in 1980 ontdekt in het kerkje van Rebecques. Dit kunstwerk zou vervaardigd zijn in het noorden van Frankrijk (Sint - Omaars ?) en wordt gesitueerd omstreeks 1220 - 1240. Deze reliekhouder wordt in verband gebracht met verwante exemplaren uit de musea van Cleveland, Sint - Petersburg, Parijs (Musée du Moyen – Age, Thermes de Cluny), Namen en Brussel, waarvan er enige misschien zelfs aan Maaslandse werkplaatsen toegeschreven kunnen worden.


bisschopsstaf van de heilige machutus SiciliĂŤ (?), of Zuid - ItaliĂŤ, midden of 2de helft 12de eeuw Ivoor en koper; hoogte 162,5 cm; diameter knoop 6,2 cm Brugge, Schatkamer van de Sint - Salvatorskathedraal

7


onze - lieve - vrouw met het kindje jezus in de armen Deze uitzonderlijke 14de - eeuwse Parijse sculptuur stelt de staande Maagd voor met Jezus in de rechterarm. In de linkerhand houdt ze een bloem vast waarop een vogel is gezeten. Maria draagt een lang kleed met ronde halsuitsnijding dat haar voeten bedekt. Het hoofd is bovendien deels gesluierd. Op haar voorhoofd, links en rechts, zijn lange afhangende golvende haartrossen merkbaar. Wegens de aanwezigheid van twee horizontale rode lijntjes uiterst rechts en een knie van Maria die in het midden lichtjes naar voren komt, is het niet uitgesloten dat we hier te maken hebben met de uitbeelding van Onze - Lieve- Vrouw die gezeten is op een bank. Er zijn trouwens talrijke ivoren in musea bekend met Maria ten voeten uit of in gezeten houding. Bij dit bevallige en gracieuze beeld is de blik van Onze - Lieve - Vrouw met dunne oogleden en lippen, alsook fijne neus gericht naar Jezus die zijn moeder eveneens bekijkt en haar kin vasthoudt. Hij heeft krullend haar en draagt een lang kleed van waaruit blote tenen zichtbaar zijn. Het hoofd van Maria is bovenaan vlak afgewerkt en vertoont een fijn boordje en op deze vlakke zijde zijn duidelijk oorspronkelijke krassen of arcerin-

gen merkbaar. Het beeldje was naar analogie van voorbeelden in steen en hout uiteraard gekroond. Dit fijne hoofdsieraad was van ivoor of zelfs zilver en werd achteraf met een kleefstof op het hoofd van Maria bevestigd. Om die reden is de bovenzijde afgeplat en werd het materiaal ingekerft. Meerdere verwante sculpturen met een afzonderlijke hoofdversiering in ivoor zijn o.a. bekend in de collecties van het Louvre in Parijs of the Thomson Collection in de Art Gallery van Ontario. Op meerdere plaatsen zijn thans nog sporen van polychromie en verguldsel aanwezig. Na onderzoek in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel bleek dat deze beschildering slechts gedeeltelijk oorspronkelijk is. Over de carnaties op het aangezicht en de handen van Maria die de vleeskleur imiteren, is er momenteel nog onzekerheid of deze wel origineel zijn of van latere datum. Hetzelfde geldt voor de felle rode kleur op de mantel van Maria die, in tegenstelling tot het algemeen verzorgde beeldhouwwerk, zonder enige twijfel nadien is bijgeschilderd. Onderaan is tussen twee horizontale lijnen het La-

tijnse opschrift “AVE:MARIA:GRA(TIA):PLE(NA)” (oorspronkelijk “Ave Maria gratia plena Dominus tecum” of “Wees gegroet Maria vol van genade”) in goudverf aangebracht. We hebben hier niet te maken met een merkwaardig vrijstaand beeldje in ronde - bosse, vermits de zijkanten van dit ivoortje aan beide zijden helemaal recht zijn. Bovendien zijn er op de keerzijde duidelijk “originele” krassen aanwezig die erop wijzen dat het beeldje met een lijmstof op een achterwand in hout of ivoor bevestigd was. Hoewel zeldzaam in zijn soort gaat het hier zonder enige twijfel om de centrale voorstelling van een drie - of meerluik. Er zijn immers polyptieken bekend in de musea van Parijs en Londen met de centrale uitbeelding van de gelukzalige Onze - Lieve - Vrouw die geplaatst is onder een gotisch baldakijn. Op de linkse en rechtse zijluiken komen telkens scènes uit haar leven op voor, waarbij steeds bepaalde delen beschilderd en verguld werden. scènes uit haar leven op de zijluiken voor, waarbij steeds welbepaalde delen beschilderd en verguld werden.

onze - lieve - vrouw met het kindje jezus

Parijs, ca. 1320 - 1340 Plaatselijk gepolychromeerd en verguld ivoor; hoogte 21 cm; breedte 8 cm; diepte 2,5 cm (met ronding OCMW Sint - Janshospitaal, 0.SJ222.VIII

8


9


christus aan het kruis

Dit prachtige reliëf is het rechterluik van een diptiek of tweeluik, dat naar gewoonte steeds de kruisiging voorstelt. Het werd achteraf - wellicht in de 15de eeuw - gevat in een omlijsting in verguld geelkoper en op de keerzijde voorzien van een handvat, om tijdens de eredienst gebruikt te worden als pax- of kustafel. De horizontale boord is vooraan nog versierd met een rij kleine en grote opengewerkte bloemmotieven. Tegen een vlakke achtergrond is centraal Christus aan het kruis geplaatst zoals gebruikelijk is bij analoge reliëfs. Twee heilige vrouwen ondersteunen de in zwijm gevallen heilige Maagd. Aan de andere zijde wordt Johannes met boek in de linkerhand begeleid door twee Joden die met elkaar in gesprek zijn. De hele scène speelt zich af onder een rijk geprofileerde architectuur in gotische stijl. Drie op consoles steunende driepasbogen worden versierd door wimbergen, hogels en kruisbloemen. Het is zeer moeilijk, laat staan onmogelijk deze ivoren met zekerheid aan een welbepaald centrum toe te schrijven. Reliëfs met hetzelfde onderwerp werden ongetwijfeld in meerdere ateliers door plaatselijke kunstambachtslui van elkaar gekopieerd.

christus aan het kruis ( rechterluik van een diptiek )

Noord - Frankrijk (Parijs ?) of Maasland (?), midden of derde kwart 14de eeuw (?) Ivoor en verguld geelkoper; hoogte 12,2 cm; breedte 8,3 cm (met omlijsting) en hoogte 8,1 cm; breedte 5,2 cm (binnenin); dikte met handvat 4,3 cm Herkomst : Gilde van de stoeldraaiers in Brugge, aangekocht op 26.11.1865. Bruggemuseum Gruuthuse, 0.5.VIII

10


christus op de koude steen

De slechts met een lendendoek geklede Christusfiguur is gezeten op een rotsblok. Hij is voorgesteld wachtend op de kruisiging en draagt op zijn lang afhangende haar een doornenkroon. Zijn beide handen en voeten zijn met een koord vastgebonden. De menselijke schedel die verwijst naar de Calvarieberg of Golgotha ontbreekt hier. Tussen zijn armen is de geselroede aanwezig waarmee Jezus gemarteld werd. Het beeldje is geplaatst onder een ietwat hoog halfcirkelvormig op zuilen rustend dak, dat met een kruis is bekroond. In deze rechthoekige afdekking is een ebbenhouten boord en zigzagvormige, deels gekleurde versiering aanwezig. Boven op de koepel ten slotte is een gelijkbenig kruis in ivoor als bekroning aanwezig. De vier zuilen met kapitelen en meerzijdige basis zijn bovenaan halverwege getorst en vertonen onderaan een gewafeld patroon waarbinnen een identiek bloemmotief aanwezig is. Deze hele opstelling steunt op een geprofileerde basis, met afboordingen in ivoor waarbij ook meerdere houtsoorten waaronder ebbenhout gebruikt werden. De platte basis van dit kunstwerk steunt in de vier hoeken telkens op gezeten leeuwtjes met een schild tussen de poten. Het thema van “De Rust van Christus” of “Christus op de koude steen”, waarbij Jezus eveneens met de doornenkroon is voorgesteld, wordt soms ten onrechte beschouwd als “Ecce homo”. De gebeeldhouwde voorstelling van Christus op de koude steen is blijkbaar vervaardigd naar oudere voorbeelden van sculpturen in steen en hout uit de 15de en 16de eeuw die o.a. veelvuldig werden uitgebeeld in de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk. Het architectonische geheel waarin het beeldje staat is waarschijnlijk te situeren omstreeks 1830 en houdt vermoedelijk verband met de grotere beschikbaarheid van ivoor dat meer en meer in Europa werd ingevoerd. Wat de fabricage van dergelijke gebouwtjes betreft, wordt uiteraard gedacht aan de Normandische havenstad Dieppe, waar talrijke ivoorbewerkers of “ivoiriers” reeds lang actief waren.

christus op de koude steen Zuidelijke Nederlanden (?), omstreeks 1600 (?) en Frankrijk (Dieppe ?), eerste kwart 19de eeuw (?) Ivoor; hoogte 38 cm; breedte 21 cm; diepte 16 cm OCMW Onze - Lieve - Vrouw - ter - Potterie

11


christus aan het kruis Deze plaquette met dubbele boord en afgeronde hoeken is onderaan rechts beschadigd en beneden middenin gebarsten. Centraal wordt Christus aan het kruis op een gewafelde achtergrond voorgesteld. Zijn hoofd zonder doornenkroon hangt schuin en de ogen zijn gesloten. Hij draagt een perizonium of lendendoek en de voeten zijn over elkaar geplaatst. Links van Hem staat O. - L. - Vrouw met een hand op de borst en een boek in de rechterhand. Aan de andere zijde komt Johannes de evangelist voor met naar boven gerichte linkerhand en eveneens een boek in de andere hand. Deze voorstelling is uitgebeeld onder een spitsboog met bladornamenten in gotische stijl, die bekroond wordt door een centrale hogel. Dit kleine ivoortje is waarschijnlijk een voor- of

achterluikje van een schrijf - of wastafeltje. Er zijn vooraan geen sporen waarneembaar van enige beschildering of polychromie. Op de keerzijde is bovenaan in het midden een klein ovaal gaatje en vanaf het midden tot aan de onderzijde is een dunne spleet van een intussen verdwenen handvat of steuntje dat later werd aangebracht. Dit wijst erop dat deze plaquette zonder enige twijfel achteraf als paxtafeltje gebruikt is. Boekjes of wastafeltjes in ivoor zijn te oordelen naar de bewaarde exemplaren vrij zeldzaam. Deze werden verkregen door het samenkleven van de omrande onbeschreven ivoren bladen met behulp van kleine strookjes perkament. Daarbinnen werd dan de meestal rode, groene en zwarte bijenwas aangebracht. Aan de buitenzijde voegde men aan de schrijfbladen de twee versierde paneeltjes toe, alsook een afsluithaak-

je. Het geheel werd tenslotte bewaard in een geornamenteerd lederen foedraal, waaraan een stilet in been, hout of metaal bewaard werd. Aan één uiteinde van dit laatste voorwerp was de stift afgeplat om zo de was vlak te maken of het al beschreven oppervlak opnieuw uit te wissen. In tegenstelling tot hout of zelfs natuursteen, waren de boekjes in perkament en ivoor zeer kostbaar omwille van de noodzakelijke grondstof. Ze werden gebruikt als koopmans - of notitieboekje, bij de opvoeding van kinderen of om muziekfragmenten op te tekenen. Er zijn ook boekjes bewaard waarbij de drie tot zelfs zes “maagdelijke” of onbeschreven ivoren paneeltjes los op elkaar in een foedraal geschoven werden. Men mag deze schrijf - of wastafeltjes terecht als luxeproducten beschouwen. De versiering of de ornamentering van het kostbare ivoor dat van ver aangevoerd diende te worden werd toevertrouwd aan erkende kunstenaars, edelsmeden of beeldhouwers. Er zijn slechts enige boekjes in hun oorspronkelijke toestand bewaard gebleven, vermits het lederen foedraal en het stilet intussen meestal verdwenen zijn. De ivoren plaquettes beelden zowel godsdienstige als profane of wereldlijke onderwerpen uit. Wat deze laatste betreft zijn de voorstellingen geïnspireerd op thema’s uit ridderromans, de literatuur uit die periode en soms werden ook allerhande spelen uitgebeeld. In de Verenigde Staten zijn prachtige ivoren schrijftafeltjes aanwezig in het Walters Art Museum in Baltimore, het Metropolitan Museum van New York en het Cleveland Museum. Meerdere wastafeltjes worden tentoongesteld in het British Museum en het Victoria and Albert Museum te Londen, alsook in het Merseyside Museum van Liverpool. Het Parijse Louvre bezit uiteraard ook dergelijke kunstwerkjes of afzonderlijke luikjes. In eigen land worden volledige schrijftafeltjes bewaard in de collecties van de Koninklijke Bibliotheek Albert I in Brussel. Het Naamse Musée des Arts Anciens du Namurois, Collection de la Société Archéologique is de eigenaar van een uitzonderlijk boekje inclusief het foedraal en de metalen schrijfstift, wat zeldzaam is.

12


christus aan het kruis Parijs, tweede helft 14de eeuw Ivoor; hoogte 8 cm; breedte 5 cm Bruggemuseum - Gruuthuse, 0.7.VIII

13


haarstift of “gravoir” Tijdens het voorjaar en de zomer van 1990 hadden er grote opgravingen plaats die uitgevoerd werden door de Stedelijke Archeologische Dienst van Brugge (Raakvlak). Men ontdekte er scherven uit de Romeinse periode, de sporen van een laat - middeleeuwse leerlooierij alsook meerdere grachten. In een bijna ronde gracht met platte bodem en een lengte van bijna 10 meter, kwam in de onderste vulling archeologisch materiaal aan het licht dat uit de 14de eeuw dateert. In deze context werd een unieke en niet alledaagse vondst gedaan, te weten een puntgave haarstift of haarpen, in de Franse wetenschappelijke literatuur bekend als een zgn. “gravoir”. Dergelijke zeldzame voorwerpen werden vroeger uit een stuk vervaardigd in zowel ivoor als been. In de oude literatuur nam men aan dat deze dienden als schrijfstift, maar deze veronderstelling kan intussen weerlegd worden. Er zijn immers meerdere korte (schrijf-)stiften bewaard die zowel in geelkoper als in ivoor vervaardigd zijn. Tezamen met versierde kammen en fraaie spiegeldoosjes, werden haarstiften of “gravoirs” waarschijnlijk gebruikt om de lange afhangende haren van elkaar te scheiden. Het is bovendien niet uitgesloten dat deze versierde haarpennen in het hoog opgestoken haar als opschik werden gedragen. Het bovenste gedeelte van dit voorwerp stelt een gekroonde vrouw voor uit de klassieke mythologie. Het gaat hier om de figuur van Pandora met de doos, die ze met beide handen vasthoudt. In de Griekse mythologie is dit de naam van de eerste vrouw, die op bevel van Zeus door Hephaistos, uit klei gemodelleerd werd. Ze was door de godinnen Athena, Aphrodite, de Horen en de Chariten uitgerust met schoonheid en verleidelijkheid. Hermes voorzag haar van de vrouwelijke leugenachtigheid en bracht haar als geschenk van de goden naar Epimetheus, de dwaze broer van Prometheus, die haar tot vrouw nam. De goden schonken haar een pithos of voorraadvat, waarin de goden alle kwaad hadden opgeborgen. Ze kon haar vrouwelijke nieuwsgierigheid echter niet bedwingen en opende dit vat, met als gevolg dat de inhoud ontsnapte. Zo kwam er dus een einde aan het gelukkige bestaan van de mensheid. Toen dit vat of de doos opnieuw gesloten werd, bleef er evenwel alleen de hoop als armzalige troost achter. Pandora werd aldus

de heidense tegenhanger of pendant van Eva die de zondigheid en ziekelijkheid met haar gemeen had en die de man – en daarmee de hele mensheid - noodlottig werd. Er zijn momenteel geen haarpennen bekend met een ander motief uit dezelfde periode. Men kent slechts enige gave of soms beschadigde haarstiften in de collecties van het Louvre en het Museé National du Moyen - Age, Thermes de Cluny te Parijs, het Metropolitan Museum in New York, het Williams College Museum of Art van Williamstown, kleine lokale musea in Frankrijk en enige privéverzamelingen, die onder voorbehoud van Franse of zelfs Italiaanse makelij zouden zijn. Via stadsarcheologisch onderzoek heeft men in de loop van de laatste decennia nog meer haarstiften in meestal fragmentarische toestand ontdekt in Frankrijk, Vlaanderen en Duitsland, die soms verkeerdelijk als handvatten van messen of vorken worden geïdentificeerd. Twee Belgische museumcollecties bezitten nog haarstiften of gravoirs die verwant zijn aan het prachtig in Brugge opgegraven exemplaar en eveneens gaaf bewaard zijn gebleven. Zo beschikken het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen en het Museé Le Grand Curtius in Luik haarpennen met de voorstelling van Pandora met de doos in de handen.

haarstift of zgn . “ gravoir ” met pandora en de doos Frankrijk (Parijs ?) en Zuidelijke Nederlanden, midden 14de eeuw (?) Been; hoogte 17,5 cm; breedte 1,8 cm; dikte 8 mm Stedelijke Archeologische Dienst, Br 90/GAR II/7/1

14


hier komt het bijschrift

15


luikje met de kroning van de gelukzalige maagd maria Meerdere verwante reliëfs met eenzelfde voorstelling zijn bekend uit de literatuur en bevinden zich in talrijke musea. Al deze voorbeelden zijn steeds rechthoekig van vorm en maakten op één uitzondering na deel uit van diptieken of tweeluiken. Centraal staat steeds onder een drielob de langgerekte maagd Maria met hoofddoek, die het zegenende kindje Jezus met appel in de linkerhand op de armen draagt. Ze wordt bovenaan door een engel gekroond en links en rechts zijn er twee wierookzwaaiende engelen aanwezig. Traditioneel in deze iconografie herkennen we links en rechts van Maria telkens een kaarshoudende engel zonder vleugels, hier ge-

plaatst op een hogere rechthoekige sokkel wat zeer uitzonderlijk is. Het bovenste gedeelte van dit reliëf loopt puntig uit en wordt bekroond door een bloemmotief. Zeer ongewoon aan dit ivoortje is de horizontale lijn boven de spitsboog die erop wijst dat misschien na een beschadiging ooit ietwat stuntelige aanpassingen plaats gevonden hebben. Men mag stellen dat het luikje met de kroning van O. - L. - Vrouw oorspronkelijk misschien rechthoekig is geweest, zoals het geval is met ivoortjes die hetzelfde onderwerp uitbeelden. In tegenstelling tot de gebruikelijke rechthoekige

luikje met de kroning van de gelukzalige maagd maria Parijs of Rijnland (?), eerste helft tot derde kwart 14de eeuw Ivoor; hoogte 10,4 cm; breedte 5,6 cm OCMW Onze - Lieve - Vrouw - ter - Potterie

16

scharniersporen, valt het onmiddellijk op dat de zijkanten boven en onder cirkelvormige gaatjes vertonen. Wellicht werd het paneeltje achteraf misschien afgesloten met twee zijluiken in een ander materiaal, waarbij in de eerste plaats aan hout gedacht wordt. Hoewel het wel degelijk gaat om een origineel reliëf in ivoor, laat de artistieke kwaliteit enigszins te wensen over. Dit is o.a. merkbaar in de voorstelling van de architectuur en o.a. de arm van de Mariafiguur. merkbaar bij de voorstelling van de architectuur en o.a. de arm van de Mariafiguur.


reliekhoorn van de heilige cornelius Vanaf het derde kwart van de 14de eeuw werd de heilige Cornelius in Brugge al vereerd. Aan de noordoostelijke zijde van het plaatselijke Sint – Janshospitaal beschikte de Corneliusgilde immers over een eigen kapel, die men zelf moest verbouwen en onderhouden. Het uitzonderlijke gepolychromeerde houten beeld met de voorstelling van Cornelius behoort tezamen met de schilderijen van Hans Memling en het grote Ursulaschrijn van dezelfde meester tot de topstukken van dit merkwaardige museum. Deze houten sculptuur is één van de zeldzame voorbeelden van de vroege beeldhouwkunst in Brugge. Ze dateert immers uit de 2de helft van de 14de eeuw, vermits er in het hospitaal al sprake is van een Corneliusbeeld in het jaar 1364. De derde – eeuwse paus en heilige wordt in zittende houding voorgesteld met de tiara op het hoofd, de staf in de linker en in de andere hand uiteraard de jachthoorn als sprekend attribuut. Hij werd bijgevolg eertijds vereerd als patroon van het gehoornde vee. Dit kunstwerk onderging een grondige restauratie en conservatiebehandeling, waarbij de oorspronkelijke polychromie vrijgelegd en geconsolideerd werd. In het Hospitaalmuseum herinneren nog andere kunstwer-

ken aan de verering van Cornelius, zoals ivoor en zilverwerk. In metaal gegoten insignes stellen ook dezelfde heilige voor en werden opgegraven in Ieper en de Duinenabdij van Koksijde. Deze insignes horen chronologisch thuis in de 15de of de vroege 16de eeuw en worden thans in de plaatselijke musea aldaar bewaard. Kleine in ivoor bewerkte hoorns zijn aanwezig in meerdere kerkschatten of musea en worden gesitueerd in de 10de en 11de eeuw. Ze werden o.a. vervaardigd in ateliers van het Zuid – Italiaanse Amalfi. De jongere versierde exemplaren dateren uit de 12de en 13de eeuw en zijn van Siciliaanse makelij. Deze kostbare reliekhouders werden soms opgeborgen in een houten beschilderd koffertje. Voorbeelden hiervan zijn misschien het kistje in het O. – L. – Vrouweklooster van Kolen of Kerniel of het Mauritiusschrijn in het Musée provincial des Arts Anciens van Namen. Deze kunstwerken behoren tezamen met het kleine onlangs gerestaureerde Ursula – schrijntje tot de zeldzame voorbeelden van de pre – Eyckiaanse schilderkunst. De veel grotere bijna nooit eerder gepubliceerde “hoorn” die permanent tentoongesteld wordt in het Hospitaalmuseum Memling in Sint – Jan, is

reliekhoorn , deels verguld ivoor Zuidelijke Nederlanden (?) , 15de eeuw (?) Ivoor; lengte 89,9 cm; diameter 12 cm OCMW Sint - Janshospitaal, 0.SJ14.VIII

17

te situeren in de 15de eeuw. De grootse olifantstand met gefacetteerde wand heeft een lengte van bijna 90 cm wat vrij uitzonderlijk is. Op geen enkele plaats van dit voorwerp zijn aan de buitenzijde sporen merkbaar die wijzen op metalen bevestigingen aan een ophangkoord, of een verwerking in een stevig montuur in zilver of in koper. Oorspronkelijke of achteraf aangebrachte opschriften, een signatuur en data ontbreken eveneens. De olifantstand vertoont op de punt, in het midden als aan het andere uiteinde - zonder enige metalen afsluiting in metaal - wèl oorspronkelijk verguldsel met ornamenten en kruisbloemen in gotische stijl. Hoewel het hier om een veronderstelling gaat, werd de holle olifantstand met daarin een of meerdere in textiel opgeborgen relieken, op een bijzondere plaats in de Corneliuskapel of op een andere locatie in het Sint - Janshospitaal tentoongesteld. Waarschijnlijk werden reliekhoorns van de heilige Cornelius en Ghislenus door patiënten, passanten en bedevaarders in dit ziekenhuis vereerd om van hen voor hulp of om genezing te verkrijgen voor hun kwalen.


paxtafels Een paxtafel, osculatorium of peisberd wordt tijdens de eredienst aan de gelovigen door de celebrant rondgereikt om dit voorwerp te kussen. Het werd op het altaar geplaatst en was voorzien van een handvat om het doorgeven te vergemakkelijken. Dergelijke kustafels werden eertijds vervaardigd in ivoor, hout en zilver. In tegenstelling tot wat door bepaalde kunsthistorici wordt beweerd, zijn er nog talrijke kustafels in gebogen ivoor bewaard gebleven. Deze behoren niet alleen tot het patrimonium van binnen - en buitenlandse musea, maar zijn tot op heden soms nog aanwezig in kerkschatten en privécollecties. Het is trouwens niet uitzonderlijk dat deze peisberden ook in de kunsthandel of in veilingen te koop worden aangeboden. Meerdere kustafels bezitten op de keerzijde nog het oorspronkelijke ivoren handvat. Bij andere daarentegen werd het ontbrekende element aangevuld met een houten of zelfs metalen heft. Bijbelse spreuken in Latijn of Frans werden soms aangebracht, maar op enige uitzonderingen na zijn dergelijke ivoren gedateerd. Hoewel het gebruik tijdens de eredienst en de eucharistie natuurlijk in de kerk plaats had, wijzen zeldzame voorbeelden met de voorstelling van Sint-Sebastiaan uiteraard op schuttersgilden. Uitsluitend christelijke voorstellingen worden voorgesteld, met thema’s uit de Passie (Ecce Homo, de Kruisiging en de Bewening), de Mariafiguur met de Blijde Boodschap en Onze - Lieve Vrouw die het kindje Jezus vasthoudt, alsook enige heiligen zoals Sint - Sebastiaan, Sint - Jacob van Compostela, Michael, Martinus of Hiëronymus om slechts enkele voorbeelden te noemen. Op enige uitzonderingen na zijn de nog beschikbare paxtafels chronologisch grotendeels te situeren in de 15de eeuw, hoewel het gebruik van de “instrumenta pacis” in de 13de eeuw in teksten vermeld werd. In tegenstelling tot de 15de - eeuwse voorbeelden is de uitgebeelde voorstelling bij jongere exemplaren uit de 16de eeuw soms stuntelig in ivoor aangebracht en getuigt het afgebeelde niet altijd van een grote artistieke kwaliteit. De paxtafel uit het kapucijnenklooster van Antwerpen heeft een Brugse herkomst. De paters minderbroeders die naar deze stad sinds 1592 gekomen waren, vestigden zich in de Sint - Kla-

rastraat. De gebouwen werden in 1970 afgebroken, met als gevolg dat de kapucijnen naar Antwerpen uitweken. Op het bovenaan gehavende reliëf in ivoor wordt Maria met lange, loshangende haren en het Jezuskind in de armen centraal voorgesteld. Links en rechts staan eveneens frontaal twee gevleugelde engelen met een open doek in de handen. Het geheel is uitgebeeld onder een gotische drielob die zijwaarts ondersteund wordt door twee zuilen met kapitelen. Het niet al te verzorgde beeldsnijwerk hoort waarschijnlijk thuis in de eerste helft van de 15de eeuw en is misschien in West - Vlaanderen vervaardigd. Het oorspronkelijke handvat werd al vervangen door een houten handgreep. Het bovenaan links gehavende paxtafeltje uit de kerkschat van Sint-Salvator, stelt de gekroonde Mariafiguur op een maansikkel voor en het Jezuskind op de rechterhand die een appel in de linkerhand vasthoudt. Ze draagt een grote kroon op het hoofd, wordt omgeven door een stralenkrans en de achtergrond is volledig gearceerd. Rondom hen is een kabelrand en onderaan een boord met daarin het Latijnse opschrift “ave maria”. Bij deze fraaie pax is het handvat intussen al vervangen. De derde kustafel die in 1870 voor het toenmalige Gruuthusemuseum verworven werd, behoort naar alle waarschijnlijk tot een hele reeks peisberden, waarvan de voorstelling steeds zeer lijkt op elkaar. Op het ivoor is centraal de gekroonde en genimde O. - L . - Vrouw met het eveneens genimde Jezuskind in de linkerarm aanwezig, die in de rechterhand een bloem vasthoudt. Maria is gezeten in een brede zetel met zijwaartse steunen en onderaan is de vloer merkbaar. De achtergrond is ten slotte opnieuw gearceerd. De hele voorstelling is uitgebeeld onder een sierlijke gotische drielob die zijwaarts wordt ondersteund door gedraaide zuilen met kapitelen. Een bijna identiek osculatorium wordt nog bewaard in de Sint - Martinuskerk van Deux - Acren (Henegouwen). Dit paxbord vertoont sporen van beschildering maar werd in het midden helaas beschadigd door de aanwezigheid van een grote schroef! Bij vergelijking van de beide exemplaren valt het op dat deze ivoren blijkbaar in een verschillend atelier uit vermoedelijk dezelfde regio vervaardigd werden. In het voorbeeld uit Deux - Acren zijn er

18

verschillen ter hoogte van het mantel van Maria en wordt dit kleed met de beide handen door Jezus vastgehouden. Er zijn dus varianten bij de bladversiering van de bloem en de boord is volledig afgerond. Een afgesleten en beschadigde pax in de SintEligiuskerk van Westouter (Heuvelland) heeft een voorstelling die gedeeltelijk verwant is aan de verzorgde kustafel uit de Gruuthuse - collectie. In dit voorbeeld heeft de gezeten Maria geen bloem in de hand, maar geeft ze een vrucht aan het Jezuskind. De iconografie van een vierde beschadigd osculatorium in het museum van Lokeren dat herkomstig is uit de kerk van Overmere, heeft grote verwantschappen met het voorbeeld uit Westouter. Het merkwaardige hieraan is de zetel met achterwand waarop Maria zit, die zeer duidelijk herkenbaar is. Bovendien zijn er links en rechts zelfs ruitvormige raampjes aanwezig. Ramen en de centrale zetel zijn eveneens aanwezig op een pax in het Bayerisches Nationalmuseum van München. In analoge voorstellingen met de gezeten Maria en Kind is de brede zetel zelfs overhuifd. Het zijn ivoren uit het Museo Civico van Turijn en de voormalige collectie E. Baboin van Lyon. Al deze met elkaar verwante osculatoria tonen duidelijk aan dat lokale ateliers zich blijkbaar toelegden op de vervaardiging van ivoren met een welbepaalde bijna identieke voorstelling. Ze is telkens geplaatst onder een drielobbige ojiefboog en wordt bovenaan afgeboord met een convexe of bolronde rand waarop soms hogels geplaatst werden. Het valt op dat er verwantschappen zijn met de schilderkunst die gedurende de 15de eeuw door meerdere schilders in de Zuidelijke Nederlanden beoefend werd. Bepaalde auteurs schrijven paxtafels uit het midden en de tweede helft van de 15de eeuw toe aan de Noordelijke Nederlanden en Utrecht in het bijzonder. Het feit dat de voorstellingen op deze ivoren steeds aangebracht werden op een gearceerde achtergrond, is geen duidelijk of afdoend bewijs waarop gesteund kan worden. Bovendien zijn in tegenstelling tot Vlaanderen bijna alle in hun publicaties aangehaalde en afgebeelde osculatoria niet in kerken of kloosters aanwezig, maar werden deze kustafels integendeel door musea aangekocht waardoor er geen indicaties zijn over de plaats van herkomst.


paxtafel met de gekroonde o .- l .- vrouw met het kindje jezus Noordoost en Midden-Frankrijk en Vlaanderen, eerste tot tweede helft 15de eeuw Ivoor; hoogte 13,5 cm; breedte 8 cm Bruggemuseum - Gruuthuse, 0.6.VIII

paxtafel met o .- l .- vrouw met kindje jezus en twee engelen Noordoost en Midden-Frankrijk en Vlaanderen, eerste tot tweede helft 15de eeuw Ivoor en hout (handvat); hoogte 11,1 cm; breedte 8,2 cm; diepte 4,8 cm Antwerpen, Minderbroeders Kapucijnen

19

paxtafel met o .- l .- vrouw en het kindje jezus op de maansikkel Noordoost en Midden-Frankrijk en Vlaanderen, eerste tot tweede helft 15de eeuw Ivoor; hoogte 9,6 cm; breedte 9 cm; diepte 2,8 cm Brugge, Schatkamer van de Sint- Salvatorskathedraal


veelluik of polyptiek met o.-l.-vrouw en godsdienstige scènes Dit kleine opvouwbare gepolychromeerde retabeltje mag zonder enige twijfel beschouwd worden als een meesterwerk in zijn genre en is hét kostbaarste kunstwerk in ivoor dat in Musea Bruge en het Sint - Janshospitaal in het bijzonder tot op heden bewaard bleef. Niet ten onrechte is het dan ook bekend bij specialisten in de sculptuur in Frankrijk, Duitsland tot in de Verenigde Staten en wordt terecht geciteerd en afgebeeld in hun publicaties. Centraal is de gezeten Maria voorgesteld met het jonge Christuskind zonder enig attribuut, dat steunt op haar rechterknie en het kleed van Onze - Lieve - Vrouw vasthoudt. Zowel de Madonnafiguur als de zijluiken zijn erg vervuild en bij de stoffering werden doorschijnend groene glacis en azuriet alsook verguldsel gebruikt. Deze groep in rondsculptuur is geplaatst onder een baldakijn met gedrukte spitsboog waarop bladmotieven en een centrale bekroning aangebracht zijn. Links en rechts daarvan is een opengewerkte dunne fries waarin vierlobbig maaswerk is aangebracht. Op het hoofd van Maria dat afgeplat is bevindt zich een te grote in hout uitgesneden kroon die verguld is maar duidelijk van latere datum is. Deze wordt haar aangereikt door een oorspronkelijke engelfiguur waarop nog sporen van blauwe beschildering aanwezig zijn. Helemaal bovenaan bevindt zich de zegenende God de Vader met de wereldbol in de linkerhand die naar beneden kijkt. De achtergrond van het volledige middenluik is versierd met dunne ruitvormige plaatjes in ivoor die afwisselend met de initialen “ihs” van het Christusmonogram (Iesus Hominum Salvator) op een donkere achtergrond beschilderd zijn. Boven de zijsteunen van de brede zetel zijn twee staande engelen die respectievelijk de harp en een blaasinstrument bespelen. De dunne zuilen in ivoor van dit centrale paneel bestaan uit vier originele elementen. De vergulde basissen zijn ookoorspronkelijk, maar één van de twee kapitelen werd intussen vervangen. Onder de gezeten Maria tenslotte is opnieuw een dunne fries met identiek vierlobbig maaswerk aanwezig. De opendraaiende zijluiken zijn versierd met dunne, deels gepolychromeerde paneeltjes in halfreliëf met voorstellingen uit het leven van Maria. Op de dunne plaatjes links worden van boven naar onder toe de Geboorte van Maria, de Annun-

ciatie en de Visitatie of het Bezoek van Maria bij Elisabeth uitgebeeld. Daarnaast bevinden zich engelen die de harp, een blaasinstrument en een vedel bespelen. De luikjes aan de rechterzijde illustreren de Kroning en de Dood van Maria, alsook de Geboorte van Jezus onderaan. De plaatjes daarnaast tonen in de dunnere paneeltjes engelen met doedelzak, met snaarinstrument en een orgeltje. Al deze kleine reliëfs zijn steeds geplaatst onder gedrukte spitsbogen waarin drielobben voorkomen en hebben bladmotieven, een centrale bekroning en tenslotte visblaasvormige motieven in de hoeken. De keerzijde van dit polyptiekje toont in het midden de houten drager van het retabeltje, met centraal het kruismotief, waarbij een andere houtsoort gebruikt werd en in groen gekleurde motieven, uitgevoerd in de zgn. “alla certosina” - techniek. Ditzelfde fijne inlegwerk, of intarsia in hout en ivoor, werd eveneens toegepast onder de kist van het veelluikje. In drie op de punt geplaatste vierkanten zijn immers decoratieve motieven met groen gekleurd ivoor, waarbinnen achtpuntige sterren met hout gecombineerd zijn. De zijluiken zijn opnieuw versierd met dunne, deels gepolychromeerde paneeltjes in halfreliëf, waarvan er helaas twee van de zes exemplaren ontbreken. Linksboven worden de marteltuigen voorgesteld, met het kruis, de doornenkroon, de drie nagels, de zuil, de folterzweep, de lans en de spons. Het zijluikje rechts illustreert van boven naar onder de tronende Christus te midden van de leraren in de tempel, de verrezen Christus en de apostel Petrus. Naar alle waarschijnlijkheid stelden de twee ontbrekende luikjes in ivoor de kruisiging en de apostel Paulus voor. Tijdens de conservatiebehandeling in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel werd vastgesteld dat meerdere elementen los lagen, erg vervuild of achteraf onoordeelkundig herlijmd waren… Kleine ontbrekende elementen op de keerzijde werden thans aangevuld. Het veelluikje werd vermoedelijk in de 19de eeuw in een grotere houten drager in neorenaissancestijl geplaatst die een stabieler evenwicht zou geven aan het geheel. De iconografie van dit uitzonderlijke en verfijnde

20

kunstwerk is ongetwijfeld ontleend aan de illustraties van de Biblia Pauperum, die vanaf 1430 - 1460 in de Nederlanden en Duitsland verspreid werden. Het is evenwel niet uitgesloten dat de ivoorverwerkers zich ook inspireerden op andere houtgravures in andere analoge en bijzonder zeldzame blokboeken of losbladige prenten, die soms decennia lang als grafische modellen gebruikt werden. Dit vijfluikje is één van de best bewaarde polyptiekjes en kan vergeleken worden met analoge of verwante gepolychromeerde ivoren retabeltjes in de kerkschat van Monza, het Museo d’Arti Applicate te Milaan, elementen van een verdwenen schrijntje in het Vaticaan in Rome, het Badisches Landesmuseum van Karlsruhe en het Detroit Institute of Arts. Raymond Koechlin vermeldde eertijds de aanwezigheid van een veelluikje in een collectie te Cremona, maar dit exemplaar is momenteel niet meer weer te vinden. Wanneer al deze polyptiekjes met elkaar vergeleken worden, valt het op dat alleen bij het Brugse retabeltje Maria met het Kind in gezeten houding voorgesteld wordt. De meerluikjes van Baltimore, Karlsruhe en Milaan tonen O.- L. - Vrouw daarentegen in staande houding. Het kunstwerk dat aanwezig is in de Brugse collecties wordt afgesloten door vier vleugels, zoals ook het geval is met het exemplaar in Baltimore. Alleen de twee meerluikjes in Karlsruhe en Milaan zijn voorzien van telkens zes vleugels en worden bekroond door een hoge en puntig uitlopende koepel. Op de luikjes van deze vier voorbeelden komen telkens taferelen voor uit het leven van Maria alsook engelenfiguren. Stilistisch vallen er zonder enige twijfel zekere verwantschappen op met langwerpige ivoren kistjes die versierd werden met kleine eveneens gepolychromeerde paneeltjes. Rondom de luikjes alsook onderaan koffertjes of speldozen uit dezelfde periode, werd soms ook onversierd ivoor en been in de vorm van vierkantjes of ruitjes aangewend en gecombineerd met hout in fijn inlegwerk of intarsia in de zgn. “alla certosina” - techniek. Bij deze kunstwerkjes werden opnieuw allerhande heiligen, thema’s uit het leven van Maria, het passieverhaal, engelenfiguren en florale motieven gebruikt.


veelluik of polyptiek met o .- l .- vrouw en godsdienstige scènes

Vlaanderen (?), tweede helft 15de eeuw Ivoor, been of hoorn, hout en geelkoper; hoogte 27,5 cm; breedte 14 cm; diepte 6 cm (gesloten); hoogte 27,5 cm; breedte 36 cm; diepte 7,5 cm (geopend) OCMW Sint - Janshospitaal, 0.SJ221.VIII

21


bijschriften

22


23


reliekhoorn van de heilige cornelius De verzameling van dit museum stelt nog meerdere reliekhouders tentoon die telkens gevat zijn in monturen uit edelmetaal. Binnen deze groep is een kleinere olifantstand aanwezig die gevat is in een zilveren montuur. De hoorn is op een zeszijdige stam verwerkt met in het midden een gedrukte sferische nodus waarop ruitvormige rozetknoppen aanwezig zijn. Het geheel steunt op een hoge deels vergulde zeslobbige voet, versierd met gedreven knorren. De ivoren houder zelf, die nog thuishoort in de 1ste helft van de 16de eeuw, toont vooraan in het midden een ovaal reliekdoosje met osculatorium van de hei-

lige Cornelius. Hij wordt geflankeerd door zilverbeslag in de vorm van korfboogjes met drielobbige tracering en kruisbloemen. De reliekhoorn wordt ten slotte bekroond door een volplastisch beeldje van de heilige met de hoorn in de hand. Het mondstuk en de bredere rand zijn met identiek opengewerkt laat - gotisch zilverbeslag versierd. In het zilver van de grootste opening werden meerkleurige edelsteentjes verwerkt. In dit uiteinde is bovendien een reliek van de heilige Ghislenus aanwezig. Deze ivoren hoorn bewaart een document waaruit blijkt dat Albericus, abt

van de Sint - Sixtusabdij van Westvleteren de relieken van Cornelius en Ghislenus op 30 januari 1888 goedkeurde. Hoewel het bovenste gedeelte en de zeszijdige stam van deze reliekhouder nog thuishoren in de eerste helft van de 16de eeuw, dateert de gelobde basis daarentegen uit het laatste kwart van de 16de eeuw en is dus van jongere datum. De aangebrachte Brugse stads - en meestermerken verwijzen naar de lokale zilversmid Loys van Nieukercke, die voor hetzelfde hospitaal ook een reliekostensorium maakte.

reliekhoorn van de heiligie cornelius Zuidelijke Nederlanden (ivoor) en Loys van Nieukercke, Brugge (zilveren montuur); 1ste helft en laatste kwart 16de eeuw Ivoor en zilver; hoogte 17 cm; breedte 33,5 cm; diameter voet 17,3 cm OCMW Sint - Janshospitaal, 0.SJ819.X

24


25


medaillon met het borstbeeld van elisabeth ponsar Op dit medaillon wordt het portret van een zekere Elisabeth Ponsar naar rechts voorgesteld. Deze blijkbaar adellijke dame heeft een welige opgestoken haartooi en draagt, om de hals en op de deels ontblote borsten van haar kleed, een parelsnoer. Ze is rijkelijk gekleed. Op deze plaquette is het volgende opschrift aangebracht “ ELISABETEA - PONSAR - I - M – FECIT -1690 - “ De bovenaan merkbare initialen zijn die van Jean Mancel (of Mansel). Jean Mancel is afkomstig uit een Noord- Franse familie van kunstenaars die in Dieppe, tot in de 20ste eeuw een belangrijk centrum voor de ivoorsnijkunst, ivoor bewerkten. Over Mancel zelf is in gespecialiseerde kunsthistorische literatuur vrij weinig te vinden. Geboorte - en sterfdata zijn niet bekend en hij is alleen aanwijsbaar tussen 1681 en 1717. Als hugenoot werd hij op 2 oktober 1681 burger van de stad Amsterdam. Vanaf 1687/88 was hij ook in de Nederlandse stad Maastricht tot omstreeks 1700 actief als portrettist en vervaardigde hij misschien ook versierde pistoolkolven en reliëfs met mythologisch - allegorische voorstellingen. Zo zijn er tussen 1690 en 1717 gedateerde medaillons bewaard die hoofdzakelijk hugenoten uit de Nederlanden, Dieppe en zelfs Engelse persoonlijkheden voorstellen. In Le Château - Musée van Dieppe worden enkele ovalen medaillons bewaard die zowel mannen als vrouwen in profiel uitbeelden. Deze stellen de portretten voor van Lodewijk IV, koning van Frankrijk en Willem III, koning van Groot - Brittannië, alsook het echtpaar Charles Aubert en zijn echtgenote Rachel Louise (1703) en ten slotte Elisabeth Guepin. In de collecties van de Staatliche Museen van Berlijn wordt ook een medaillon bewaard met de afbeelding van Maria II, koningin van Groot - Brittannië. In het Bonnefantenmuseum van Maastricht zijn er twee gesigneerde maar niet geïdentificeerde medaillons met de voorstelling van de zesendertigjarige P. Hermes en Theodorus van den Heuvel, die waarschijnlijk een voorname functie vervulden zoals hun voorkomen met lange afhangende pruik doet veronderstellen. De ivoorsnijder Jean Mancel heeft ook andere

onderwerpen in dit natuurlijke materiaal vastgelegd, zoals blijkt uit twee vrij grote deels opengewerkte plaquettes uit de verzamelingen van het Amsterdams Historisch Museum die pendant van elkaar zijn. Op de keerzijde van beide exemplaren is niet alleen de naam van de kunstenaar, maar ook de vermelding van de stad Amsterdam aangebracht. Op het exemplaar staat een voorstelling van Acteon en Diana. Dit is een verhaal uit de Metamorfosen van Ovidius,

waarbij Actaeon Diana en haar nimfen verrast en als straf in een hert veranderd wordt. Deze compositie komt in ruime mate overeen met een plaquette van de kunstenaar Paulus van Vianen. Het andere reliëf met analoge sierlijke omlijsting met bloem - en bladkrans heeft als voorstelling de bewening van de dode Adonis door Venus. Deze twee plaquettes gaan misschien terug op dezelfde, nog niet geïdentificeerde prent.

medaillon met het borstbeeld van elisabeth ponsar Normandië (Dieppe) of Nederland (Amsterdam en Maastricht ?), gedateerd 1690 Ivoor; hoogte 7,1 cm; breedte 5,4 cm Bruggemuseum - Gruuthuse, 0.12.VIII

26


christus- en doodshoofd of “memento mori-kraal” Dit kleine en zorgvuldig in ivoor uitgesneden tweezijdige voorwerpje maakte oorspronkelijk deel uit van een zgn. rozenkrans of gebedssnoer. Aan de ene zijde wordt het gekroonde Christushoofd of de “Sancta Facies” voorgesteld en op de keerzijde een doodshoofd. Bidsnoeren of paternosters die gebruikt zijn vanaf de 15de tot ver in de 17de eeuw, werden in verschillende materialen vervaardigd. Ze dienden als geheugensteun tijdens de zich steeds herhalende gebeden voor het zielenheil, zoals het Onzevader of het Weesgegroet. Vermits men steeds een op elkaar volgend kraaltje tussen de vingers hield, was het dus eenvoudig zich te herinneren welk bepaald gedeelte men al had opgezegd. Gedurende het rozenkransgebed werd vijftien maal het “Weesgegroet” of het “Ave Maria” afgewisseld met een “Onzevader”, een korter “Eer aan de Vader, de zoon en de Heilige Geest” en één van de vijftien “Geheimnissen”. Op het einde van het “Weesgegroet” vroeg men om de hulp van Maria in “Heilige Maria, moeder van God,

bid voor ons arme zondaars, nu en in het uur van onze dood, Amen”. Vanaf het laatste kwart van de 15de eeuw was deze gebedsvorm a.h.w. gestandaardiseerd in dominicaanse kringen in de stad Keulen en werd achteraf in meerdere Europese kloosters overgenomen. Meerdere in kloosters of abdijen bewaarde rozenkransen zijn wegens hun veelvuldig en dagelijks gebruik afgesleten. Bij het maken van gebedssnoeren gebruikte men vroeger meerdere materialen, zoals hout, noten, zilver of filigraan, ivoor, been, barnsteen en topaas. Grote rozenkransen tellen zelfs 150 kraaltjes die in vijftien groepen van tien (de “tientjes”) door een grotere kraal van elkaar gescheiden zijn. Er zijn gebedssnoeren bewaard van kleinere afmeting, waarbij ieder onderdeel volledig uit doodskopjes bestaat en waaraan onderaan ook een crucifix of een medaille toegevoegd werd. Vanaf de late middeleeuwen wordt in de graf -, de prent - en de schilderkunst de voorstelling

element van een gebedssnoer met christus en doodshoofd in ivoor Zuidelijke Nederlanden ( ?), 16de eeuw Ivoor ; hoogte 2,5cm ; breedte 1,5 cm ; diepte 2,5 cm Brugge, Klooster van de zwartzusters van Bethel

27

van het dode lichaam in ontbinding uitgebeeld, zoals algemeen bekend is. Bij “memento mori - kralen” in ivoor toonde men ook soms wormen en ander gedierte zoals slangen, kikvorsen en padden. Er zijn meerdere voorbeelden van dergelijke macabere doodshoofdjes in binnen - en buitenlandse musea bewaard, die herinneren aan de ijdelheid en de vergankelijkheid van het leven. Het Schnütgen - Museum van Keulen bezit niet alleen meerdere laatmiddeleeuwse “memento mori - figuurtjes” in ivoor, maar ook kleine in hout of hetzelfde dierlijk materiaal gesneden transi - beeldhouwwerkjes uit de 16de - 18de eeuw, die het al volledig ontbonden menselijk lichaam in liggende houding of als staande corpus voorstellen. Tijdens de 19de eeuw waren dergelijke objecten zeer gewild bij rijke verzamelaars, met als gevolg dat “nieuwe vervalsingen” en pastiches in privé – collecties en achteraf in musea terecht zijn gekomen. zijn gekomen.


twee liggende jezuskindjes Zowel in de stad Macau, waar de Portugezen zich sinds 1557 gevestigd hadden, als in Kanton werd dergelijk ivoor met een religieus karakter in lokale ateliers vervaardigd. De Portugezen bezochten deze handelscentra tweemaal per jaar om er handel te drijven. Ze zorgden zelf voor de aanvoer van ivoor dat ze uit Mozambique in het zuidoosten van Afrika haalden en naar Goa, nu een deelstaat van India, brachten. Vandaar werd het verscheept richting Macau of Malakka. De Chinezen kochten dit natuurlijke materiaal op en vervoerden het met hun jonken naar Kanton. De archiefgegevens uit de 16de en 17de eeuw hieromtrent zijn jammer genoeg wel schaars. In de stad Nanking werden vanaf de 17de eeuw

ivoor en andere materialen zoals ebbenhout, koraal en amber gebruikt als inlegwerk voor meubels. In Zhangzhou, een kuststad in de provincie Fukien die handel dreef met de ommuurde stad Manilla, vervaardigde men ivoren beelden voor de Europese en zelfs Amerikaanse markt. De stad Manilla was in 1595 door de Spanjaarden uitgeroepen tot hoofdstad van de Filippijnen en werd hét centrum van de trans- Pacifische handel. Galjoenen die beladen waren met zilver en andere edelmetalen voeren van Acapulco naar Manilla, om daar specerijen, porcelein, ivoor, zijde en andere waardevolle goederen uit Zuidoost - Azië te kopen, bedoeld voor de Europese markt. Om die reden noemt men deze kunstwer-

ken thans algemeen Hispano - Filippijnse ivoren. Deze beeldjes tonen het slapende naakte Jezuskindje met een vinger in de mond. Typisch voor deze sculptuurtjes zijn het mollige lichaam en de plooien in de arm, de pols, de lies en de beentjes. Soms zijn de oogjes bijgeschilderd – wat hier het geval is – of soms met fijne glasbolletjes aangevuld; het hoofdhaar is volledig verguld. Bij sommige exemplaren zijn de lippen van het kindje achteraf met rode verf genadrukt. Het is niet uitgesloten dat dergelijke beeldjes geplaatst werden in kerstwiegjes en te midden van de hele Heilige Familie tijdens de kersttijd opgesteld stonden.

twee liggende jezuskindjes China, 17de eeuw of begin 18de eeuw (?) Ivoor; lengte 20,8 cm; breedte ca 5,7 cm; dikte 4,5 cm. Tweede exemplaar : lengte 16,2 cm; breedte ca 5 cm; dikte ca 4,5 cm Loppem, Stichting van Caloen, SON, Kasteel van Loppem

28


zegenend jezuskindje Men beschouwde eertijds het ivoor van Ceylon (thans Sri Lanka) als het beste ter wereld. Om die reden werd dan ook veel ivoor vanuit Goa besteld. Zo kopieerde men bijna alle Europese modellen die de biddende Maagd Maria, het Kindje Jezus, Christus aan het kruis en meerdere heiligen voorstellen. De Portugezen vestigden zich in het jaar 1505 op het eiland om er te blijven tot 1658. Sinds de Verenigde Oost-indische Compagnie werden zij op hun beurt door de Nederlanders gevolgd die vooral geïnteresseerd waren in kruiden en olifanten. Op het eiland Ceylon maakte men voor de Portugezen zelf ook allerhande meubels zoals ladekasten, schrijfdozen, sieraden en geldkistjes, waaraan achteraf veelvuldig ivoor en beslag in metaal toegevoegd werd. Het zegenende naakte Jezuskind staat op een sokkel in hout of in ivoor en heeft een goede bewaringstoestand. Dit beeldje heeft krullend haar, een plooi in de onderbuik en een slank vrij stijf lichaam. Ook in dit geval werden de oogjes met behulp van glasbolletjes aangevuld en het hoofdhaar beschilderd. Dergelijke sculptuurtjes in ivoor gaan terug op de typische “Mechelse poppetjes” uit de 16de eeuw , die in veel musea, kloosters en privé - verzamelingen in binnen - en buitenland bewaard bleven. Tezamen met andere voorbeelden verlieten deze beelden de stad Mechelen om in grote hoeveelheden als exportartikel in Spanje en Portugal ingevoerd te worden. In tegenstelling tot de grotere in hout vervaardigde exemplaren die achteraf voorzien werden van een manteltje in textiel, bleven de ivoren uitvoeringen van het Kindje Jezus als Redder der Wereld steeds naakt. Hetzelfde kan gezegd worden van de zeldzame beeldjes uit de 16de en 17de eeuw in bergkristal met aanvullingen in verguld zilver, waaraan soms edelstenen toegevoegd werden.

zegenend jezuskindje Ceylon, 17de of begin 18de eeuw (?) Ivoor; hoogte 18,7 cm; breedte 6,5 cm; dikte 4,5 cm Loppem, Stichting van Caloen, SON, Kasteel van Loppem

29


medaiilon met het borstbeeld van karel alexander van lotharingen Op dit ronde portretmedaillon wordt Karel Alexander, hertog van Lotharingen en Bar, opperbevelhebber der Oostenrijkse troepen en landvoogd der Nederlanden, voorgesteld. Als zoon van Leopold van Lotharingen werd hij geboren in Lunéville op 12.12.1712 en overleed in Tervuren op 4.7.1780. Karel was het vierde kind van hertog Leopold en Elisabeth d’Orléans, de zuster van de Franse regent Philippe d’Orléans. Op 7.1.1744 huwde Karel Alexander van Lotharingen aartshertogin Maria - Anna van Oostenrijk, die in datzelfde jaar op 16 december overleed. Zij was de enige zuster van keizerin Maria - Theresia die enkele weken eerder stierf. Na zijn huwelijk, dat gepaard ging met Blijde Inkomsten en dagenlange feesten, en na het afsluiten van de Vrede van Aken, kwam hij definitief naar de Zuidelijke Nederlanden om zich in Brussel te vestigen. De grootse residentie van Karel - Alexander, gouverneur - generaal der Oostenrijkse Nederlanden van 1744 tot aan zijn dood, werd in het jaar 1757 gebouwd op de plaats waar vroeger het paleis van Nassau stond. Hij had het oorspronkelijke gebouw in Brussel op 18.6.1756 teruggekocht van de prinses - weduwe van Oranje. Het paleis werd door de Brugse hofarchitect Jean Faulte (1726 - 1766) gemoderniseerd en omgevormd tot een neoclassicistisch stadspaleis. Over het leven van J. Faulte die de leergangen architectuur aan de Brugse academie had gevolgd, is weinig bekend. Hij werd overal geconsulteerd voor belangrijke werken en bracht het zelfs tot meester - ebenist. Voor de sculpturale versiering werd hij bijgestaan door dé beroemde Laurent Delvaux (1695 - 1778), die reeds hofbeeldhouwer was sinds 1733. Het oorspronkelijke vierhoekige gebouw was begrensd door het huidige Museumplein, de Hofberg, de Keizerslaan en de Ruisbroekstraat. Dit monument met prachtig interieur waarin zich meerdere zalen, salons, een bibliotheek en meerdere kabinetten bevonden, bleef slechts gedeeltelijk bewaard en is nu als museum ingericht. Naast de eretrap van het originele toegangsgebouw staat een groots gesigneerd beeld van Hercules. Het is een meesterwerk van Laurent Delvaux, dat daar geplaatst werd op 5.5.1770. In deze vleugel is thans het

Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België ondergebracht. Aan de zuidkant die uitkomt op het Museumplein, staat een bronzen beeld naar een ontwerp van Louis Jéhotte (1804 - 1884), dat in 1846 werd onthuld. Het stelt de prins als militair voor met op zijn borst het juweel van het Gulden Vlies en het kruis van de Teutoonse Orde. Op het hoger gelegen Koningsplein stond er tijdens het leven van Karel van Lotharingen eveneens een bronzen beeld uit het jaar 1774 dat al in 1794 door de Fransen werd verwijderd. De prins, die ongetwijfeld een zekere populariteit onder de bevolking genoot, was een groot levensgenieter en hield o.a. van de aardse genoegens. Hij had weinig aandeel in het bestuur en liet alle regeringswerk aan de minister en zijn medewerkers over. Hij was zonder enige twijfel iemand die een ruime belangstelling toonde voor kunsten en wetenschappen en was ook bibliofiel en liefhebber van muziek. In zijn paleis waren meerdere kabinetten voor o.a. natuurwetenschappen, fysica, scheikunde, meubelkunst, lakwerk en numismatiek. Er waren bovendien ook uurwerkmakers, porseleinmakers en zilversmeden actief. Zijn wapenschild werd meermaals zorgvuldig aangebracht op 18de – eeuwse Chinees porselein dat in de Nederlanden op bestelling werd beschilderd. De draaikunst in ivoor was al vanaf de renaissance een geliefkoosd tijdverdrijf aan meerdere Europese vorstenhoven. Zoals zijn broer keizer Frans I, was Karel Alexander van Lotharingen een dilettant - kunstdraaier. Een draaibank in hout en metaal met zijn wapenschild, wordt bewaard in het National Museum of American History van Washington D.C. Deze werkbank wordt toegeschreven aan Lambert Xhrouet uit Spa. Een ander exemplaar werd door hem zelf geschonken aan de bekende numismaat J. Chalon (1724 - 1800) en bevindt zich in privébezit. In een particuliere collectie is nog een gedraaid medaillon in ivoor met de voorstelling van een amor, dat door hem gesigneerd werd. Het is momenteel het enige werk dat met zekerheid geïdentificeerd kan worden. Karel Alexander van Lotharingen had in het jaar 1752 een zekere François

30

Guillaume in dienst genomen. Deze kunstdraaier had een eigen werkplaats op de benedenverdieping van het paleis waar het grotere ivoorwerk kon plaatsvinden. Na het overlijden van de prins inventariseerde men verschillende draaibanken op de eerste verdieping van de residentie, waarvan vier ter vervaardiging van portretmedaillons. Het zeldzaam, in de Brugse museumcollecties bewaarde eenzijdige medaillon stelt de naar rechts gewende buste van de prins voor met lange haren die met een lint bij elkaar gehouden worden. Hij draagt een harnas en om de hals is het ordeteken van het Gulden Vlies te zien. Het portret is geplaatst binnen enige concentrische cirkels waarrond een gekartelde rand is aangebracht. Bij de vervaardiging van dit ivoor inspireerde de anonieme kunstenaar zich op bestaande medailles van Jacques Roettiers (1698 - 1772), die behoorde tot een familie graveurs of stempelsnijders van medailles. Het kopiëren van bestaande gedenk - of nieuwjaarspenningen op de draaibank of op de “tour”, was o.a. een favoriete hobby van Karel van Lotharingen. Het is betreurenswaardig dat zo weinig in ivoor gemaakte medailles aan Karel van Lotharingen toegeschreven kunnen worden.


medaillon met het borstbeeld van karel alexander van lotharingen Zuidelijke Nederlanden, derde kwart 18de eeuw Ivoor ; diameter 4 cm ; dikte 3 mm Bruggemuseum - Gruuthuse, 0.30.VIII

31


paneeltje met de kroning van maria, michaël, johannes en apostelen Net zoals in talrijke musea in Europa en de Verenigde Staten, bevindt zich in de collectie Musea Brugge ook een fijn en volledig opengewerkt ivoortje dat wordt toegeschreven aan het atelier van de “agrafe forgeries”. Deze rechthoekige vleugel maakte aanvankelijk deel uit van een tweeluikje. Twee openingen in de linkerboord herinneren daaraan. Dit zgn. laatmiddeleeuwse kunstwerk kwam in het bezit van het voormalige Oudheidkundig Genootschap via een schenking van jonkheer Albert Visart de Bocarmé (1868 - 1947). Deze Brugse rentenier/ eigenaar was ook burgemeester van Uitbergen (1895),geschiedschrijver en penningkundige. Dit reliëf is in twee registers gesplitst en stelt telkens naast elkaar geplaatste figuren voor onder drielobben waarbinnen spitsbogen. Van links naar rechts is de gekroonde en gezeten Maria in biddende houding waarboven een engelenfiguurtje. Ze staart naar de eveneens gezeten en gekroonde naar haar gekeerde zegenende Jezusfiguur. Hij is de “Salvator Mundi” of de “Verlosser van de wereld”. Als tegenhanger van Maria houdt Hij de rijksappel met daarop een kruis en zegenend gebaar. Achter Hem staat de gevleugelde aartsengel Michaël die het tafereel de rug toekeert, wat totaal ongebruikelijk is en waardoor dit ivoren paneeltje dan ook als het werk van een “vervalser” geïdentificeerd kan worden. In het onderste gedeelte van dit reliëf is Johannes de Doper als asceet en boeteprediker in kamelenharen kleed met het Lam Gods in zijn arm te herkennen. Naast hem staan de apostelen Andreas en misschien Bartholomeus, onder voorbehoud tenslotte Longinus, de Romeinse krijgsman met de speer in de hand die Christus’ zijde met een lans doorstak. Bepaalde identieke figuren uit dit paneeltje komen voor op andere bekende ivoren. Dit is het geval met Michaël, die afgebeeld wordt op een kistje in het Louvre in Parijs en een rechterluikje in de collecties van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis van Brussel. Een identieke gezeten Christusfiguur is te herkennen op hetzelfde koffertje in het Louvre. J. Leeuwenberg groepeerde in 1969 meerdere

kunstig gebeeldhouwde reliëfs en ander beeldhouwwerk in ivoor, die hoewel veel recenter van datum, daarom niet minder interessant zijn. Zoals D. Gaborit - Chopin terecht opmerkt, moet met deze toeschrijving wel zeer voorzichtig omgesprongen worden. Er zijn immers tientallen “valse” ivoren in musea, particulier bezit of zelfs in de kunsthandel aanwezig, die onmogelijk in hetzelfde atelier tot stand kwamen. Het is geleidelijk vast komen te staan dat deze “nieuwe” laatmiddeleeuwse kunstwerkjes in niet of nooit te lokaliseren ateliers vervaardigd werden. In dit verband wordt natuurlijk gedacht aan Parijs, hét centrum bij uitstek vanaf de middeleeuwen, hoewel de Noord – Franse stad Dieppe, die vanaf de 16de eeuw ivoor verwerkte, ook vernoemd zou kunnen worden. In recentere publicaties worden eventueel Spanje, Italië en zelfs Oostenrijk als productieplaatsen vermeld. De beeldhouwers die deze reliëfs vervaardigden voor grote kapitaalkrachtige en enthousiaste verzamelaars uit de 19de eeuw, hadden wel een betrekkelijk grote kennis van middeleeuws ivoor of toegepaste kunst uit dezelfde periode en waren a.h.w. zélf kunstenaars. Ze begonnen hun carrière met het restaureren van kunstvoorwerpen en werden stilaan, meestal om financiële redenen, “kleine” vervalsers. Met de “Gothic Revival” groeide een nieuwe bewondering voor middeleeuwse ivoren met niet alleen godsdienstige onderwerpen. Ook uitbeeldingen van de hoofse liefde, de valkenjacht, toernooien, wildemannen en schaakspellen hadden succes bij niets vermoedende kapitaalkrachtige afnemers. In Keulen was dat o.a. baron Adolf von Hüpsch (1730 - 1805), die meer dan 190 ivoren bezat ! Grote Europese musea, zoals Keulen, Lyon, Parijs en Londen, kwamen op deze manier ook in het bezit van in de late 18de en 19de eeuw gebeeldhouwde ivoren kunstwerken. Het British Museum kocht in het jaar 1856 niet minder dan 170 “oude” ivoren van William Maskell, een autoriteit op dat vlak in zijn tijd. Tijdens de 19de eeuw werd er immers meer en meer ivoor in grotere hoeveelheden naar Europa gevoerd. Bij sommige kunstwerken in ivoor is er een gebrek aan coherentie en in het bijzonder aan iconogra-

32

fische kennis. Bovendien heeft materiaal - technisch onderzoek uitgemaakt dat bepaalde ivoren uit een veel latere periode dateren, maar dat andere daarentegen wel degelijk origineel blijken te zijn. De identificatie is niet altijd eenvoudig, met als gevolg dat er steeds twijfel hierover zal blijven bestaan.

paneeltje met de kroning van maria, michael, johannes en apostelen Frankrijk (?), atelier van de zgn. “agrafe forgeries”, laatste kwart 18de - eerste helft 19de eeuw Ivoor en robbellijst in ebbenhout; hoogte 12,8cm; breedte 8,7; dikte 1 cm (met omlijsting) Bruggemuseum - Gruuthuse, 0.2.VIII


33


de opvoeding van maria Zoals overeengekomen in de gelofte van haar vader Joachim zou Maria een voorbeeldige en godsdienstige opvoeding ontvangen. Ze bracht een groot deel van haar kinderjaren door in de tempel van Jeruzalem waar zelfs een eigen kamertje voor haar ingericht was. Haar moeder Anna, de eerste vrouw van Joachim, leerde het meisje lezen en naaien. Een open boek en een naaimandje zijn dan meestal ook de typische attributen bij de voorstellingen van de Annunciatie of Maria - Boodschap. Dit beeldje steunt op een hoge en ovalen geprofileerde basis, waarvan de onderste boord versierd is met naar het einde toe puntige bladmotieven. De voet van deze fijne ivoren sculptuur is binnenin een weinig doorboord en kan met behulp van een inwendige schroef vastgemaakt worden op een houten drager om daarna te exposeren onder een glazen stolp. Anna wordt ten voeten uit voorgesteld met een lang gedrapeerd gewaad en hoofddoek. Ze toont aan haar jeugdige dochter Maria het open boek dat zij met beide handen vasthoudt. De afhangende plooien van

het kleed van Anna zijn eveneens op de keerzijde in ivoor gesneden. Het sierlijke beeldje draagt geen initialen of signatuur en is evenmin gedateerd. De stijl van het beeldje, alsook de bladversiering die onderaan op het voetstuk aanwezig is, wijzen in de richting van de empirestijl tijdens het eerste Franse keizerrijk. In talrijke belangrijke en lokale Franse musea, alsook in kastelen en privécollecties, zijn er honderden ivoren aanwezig die chronologisch te situeren zijn in de middeleeuwse, renaissanceen zelfs barokke periode. In tegenstelling tot de oudere kunstwerken in ivoor, genoten deze jongere exemplaren tot voor kort slechts weinig aandacht. De herkomst en de opkomst van de sculptuur in ivoor is nauw verbonden met de aankomst van de eerste olifantstanden in de Normandische havenstad Dieppe. De stadsarchieven werden helaas vernield in 1694 tijdens een brand, maar

uit de gepubliceerde teksten is er al sprake van invoer van ivoor in Normandische havens tijdens de 14de eeuw. Van de 16de tot 18de eeuw zijn er slechts enige voorwerpen bekend die gesigneerd en soms ook gedateerd werden. Momenteel beschikt deze stad over een volwaardig “Château - Musée de Dieppe”, waar een veelzijdige en grootse collectie ivoren in meerdere zalen tentoongesteld wordt. Tijdens de 18de en de 19de eeuw bereikte het bewerken van ivoor zijn grootste finesse. Christusbeeldjes, wijwaterbakjes en andere ivoren die duidelijk wijzen op grote godsvrucht, werden in groten getale in dit natuurlijke materiaal vervaardigd. Men maakte in Dieppe bijzondere voorwerpen die niet uitsluitend van kerkelijke, maar ook van burgerlijke aard zijn. Nieuw als onderwerp zijn voorstellingen uit de antieke mythologie, tabaksraspen, scheepsmaquettes, waaiers, weefspoelen, siervazen enz. Namen van verschillende kunstenaars uit deze periode zijn bekend en opgetekend in bewaarde archivalia.

de opvoeding van maria Normandië (Dieppe ?), eerste kwart 19de eeuw Ivoor; hoogte 19 cm; breedte 5 cm; dikte 4,3 cm Bruggemuseum - Gruuthusemuseum, 0.18.VIII

34


35


kerstwiegje In verschillende musea en kloosters uit binnen - en buitenland zijn kleine wiegjes aanwezig die meestal in gepolychromeerd hout vervaardigd werden. In Brugge zijn er zelfs verschillende houten kerstwiegjes bewaard gebleven. Een prachtig verguld kerstwiegje, waarbij ook borduurwerk met gouddraad als versiering werd gebruikt, is te situeren in de eerste helft van de 15de eeuw. Het wordt permanent tentoongesteld in het Hospitaalmuseum Memling - in - Sint - Jan. Een ander wiegje behoort tot het patrimonium van de Sint - Godelieve - Abdij. Andere wiegjes zijn o.a. aanwezig in het Bayerisches Nationalmuseum van München, het Schnütgen Museum te Keulen of de Akense verzameling Goldschmidt wat betreft Duitsland. Een miniatuurmeubeltje dat herinnert aan het kerstgebeuren werd eertijds geschonken aan het Metropolitan Museum in New York. In eigen land zijn zeer waardevolle voorbeelden aanwezig in het Antwerpse museum Mayer van den Bergh en het begijnhof van Edingen. Uitzonderlijk in zijn genre wegens het gebruikte materiaal en de kleine afmetingen, is een prachtig wiegje van rond 1400 in gedreven en geciseleerd zilver dat bewaard wordt in de collectie van het Musée des Arts Anciens in Namen. Deze eveneens devotionele wieg is herkomstig van de laatste cisterciënzerin van de abdij van Marche - les - Dames. In België zijn er slechts twee kerstwiegjes in ivoor te vinden, waarbij dit materiaal met been gecombineerd is. De Zusters ongeschoeide karmelietessen of kar-

melitessen van de Theresiaanse Orde die al in 1626 in Brugge gevestigd waren, verbleven op meerdere plaatsen in de stad. In het jaar 1815 werd er een nieuwe kloostergemeenschap gevormd, waarna ze in 1833 een gebouw kochten aan de rand van de stad om er definitief te verblijven. Bij dit enige exemplaar in ivoor dat zich in Brugge bevindt, steunt het platte basement met ruitmotieven en dunne verticale afboordingen aan de vier hoeken op liggende leeuwtjes in hetzelfde materiaal. De talrijke aanwezigen rond het rechthoekige wiegje met briefpanelen, staan opgesteld onder een architectonisch gebouwtje dat steunt op vier deels getorste zuilen met kapitelen en een meerzijdige basis. Deze zuilen worden op hun beurt bekroond door vier engelen met tekstbanderollen. Dit gebouwtje is overwelfd en heeft een brede afboording met florale lijst en rechtopstaande deels opengewerkte motieven. In het midden van het dak is een analoge lijst aanwezig en op de uiteinden werden beeldjes van Maria en een vijfde engelenfiguur geplaatst. Daartussen bevindt er zich een vaasje ter bevestiging van de zilveren ster. Het is een verwijzing naar de ster van Bethlehem die boven de stad verscheen bij de geboorte van Christus. De voorgestelde figuren zijn de maagd Maria, Jozef, de herders met de os, de ezel en enkele engelen. De Drie Koningen of de Wijzen die uit het oosten kwamen om de jonggeboren Christus of Messias te bezoeken en te aanbidden, zijn natuurlijk ook uitgebeeld. Ze bieden Jezus goud,

wierook en mirre aan die ze in hun handen houden. Het zijn Caspar, Melchior en Balthasar die de ster in het oosten zagen staan en die volgden tot in Bethlehem, ook wel Efrata genoemd. Ieder jaar, op 6 januari, wordt deze bijbelse gebeurtenis of de Openbaring van de Heer gevierd. Meestal waren wiegjes eigendom van een vrouwenklooster of een begijnhof en werd een dergelijk meubeltje rond de kersttijd in het koor van de kapel opgesteld. Onder het zingen van kerstliederen werd door iedere zuster of begijn aan een touwtje getrokken, dat deze wieg met het daarin geplaatste popje aan het schommelen bracht. In de verzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel wordt nog een tweede miniatuurwiegje in ivoor bewaard, waarbij ook been gebruikt werd. Het betreft evenwel een exemplaar waarvan de versiering met inlegwerk overvloediger is uitgevoerd. Deze bijna niet bekende wieg is geplaatst op een hoge sokkel in hetzelfde materiaal. Wat betreft de plaats van vervaardiging, wordt zoals met het Brugse wiegje eveneens het geval is, onder voorbehoud gedacht aan de Normandische stad Dieppe, waar veel ivoorwerk gemaakt werd door ervaren en bedreven ambachtslui. Het is duidelijk dat deze wiegjes eerder bestemd waren voor kapitaalkrachtige verzamelaars en de rijke godvruchtige burgerij van rond 1800, waarbij de Franse “ivoiriers” zich inspireerden op de laat gotische vormentaal.

kerstwiegje Normandië (Dieppe ?), eerste helft 19de eeuw Ivoor en zilver; hoogte 29 cm; breedte 24 cm; diepte 16 cm Brugge, Zusters karmelietessen van het Kostbaar Bloed

36


37


olifanten in de grafiek van johannes stradanus De zeer productieve kunstenaar Jan van der Straet, wiens vader eveneens kunstenaar was, werd in Brugge geboren in het jaar 1523. Hij latiniseerde zijn naam tot Stradanus en werd achteraf ook Giovanni della Strada genoemd. Nadat hij eerst ter plaatse religieuze werken had geschilderd, ging hij omstreeks 1542 in de leer bij enkele kunstenaars, waaronder de Bruggeling Maximiliaan Frans en de Antwerpenaar Pieter Aertsen. Vijf jaar later was hij al in Italië waar hij vernam dat Cosimo I de’ Medici kunstenaars zocht voor het ontwerpen van wandtapijten in de zopas opgerichte “Arazzeria Medicea” in Florence, het persoonlijke weefatelier van de groothertog. Deze jachttapijten met onderwerpen die geïnspireerd zijn op de klassieke literatuur, waren bestemd voor de twintig kamers in de buitenvilla van de mecenas in Poggio a Cianano en kenden al vlug een groot succes. Hiermee beconcurreerde hij de wandtapijten die in Brussel in dezelfde periode geweven werden. Stradanus maakte tevens omvangrijke altaarstukken en andere panelen voor meerdere kerken in Florence en muurschilderingen in het Palazzo Vecchio. Van deze Vlaamse, maar naar Italië uitgeweken kunstenaar die in 1605 in Florence overleed, zijn slechts een zestigtal schilderijen en fresco’s bekend. Hij maakte o.a. grote altaarstukken voor Florentijnse kerken, allegorieën en portretten. Het getekende en grafische oeuvre van Johannes of Jan van der Straet die hofkunstenaar was van de Medici, is indrukwekkend en getuigt eveneens van een grote artistieke kwaliteit. Momenteel zijn 606 tekeningen, 26 gravurereeksen en 82 losse prenten gekend. Stradanus ontwierp meerdere prentenreeksen met totaal verschillende onderwerpen. Wat de voorstellingen van olifanten betreft, mogen de 122 prenten van de zgn. “Venationes Ferarum, Avium, Piscium” waaraan hij van 1578 tot 1599 werkte, uiteraard niet onbesproken blijven. In deze zeer succesrijke reeks “Venationes…” die meermaals herdrukt werd, wordt de jacht op allerhande dieren met vier poten, in de lucht en op het land, getoond. Zoölogen die het grootste landzoogdier ter wereld bestuderen, zullen vrij vlug vaststellen dat

de getekende of gegraveerde voorstellingen van de olifant echter zeer weinig wetenschappelijke waarde hebben. Stradanus heeft tijdens zijn leven immers nooit een olifant in levende lijve gezien, zoals ook het geval is met zijn tijdgenoot Maarten van Heemskerck die in zijn prent “Sint Stephanus” ook een olifant afbeeldt ! In dat verband zal de achteraf ingekleurde prent met de voorstelling van een olifant in de straten van Antwerpen in die periode wel voor zeer grote opschudding gezorgd hebben. Dit zoogdier, dat blijkbaar op 24 september 1554 in de Scheldestad aankwam, was een geschenk van de koning van Portugal aan Karel V. De voorstelling wordt toegeschreven aan Jan Mollijns, boekdrukker, houtsnijder en handelaar. Aanvankelijk werd er tijdens de middeleeuwen aan de zoölogie zoals die nu wordt bestudeerd weinig of geen wetenschappelijke waarde gehecht en benaderde men het dierenrijk eerder of uitsluitend zuiver theologisch. Het is slechts vanaf de renaissance en de ontdekkingen van nieuwe continenten dat er aandacht werd geschonken aan de nauwkeurige observatie, de bestudering en het systematisch onderzoek van dieren en planten. Stilaan werden er kostbare geïllustreerde platenboeken in beperkte oplage gepubliceerd, die soms door tijdgenoten geplagieerd werden en natuurlijk een grote bijval genoten. In de 16de eeuw beschikten Italiaanse machtige hoven, pausen of kardinalen over een persoonlijke menagerie, volières en naturaliënkabinetten, waarin een eigen en diverse verzameling scheppingen van de natuur bewaard werden. De “Venationes…” van Stradanus is de samenbundeling van een grote serie tapijtontwerpen met de jachttaferelen en zelfs dieren die hij nooit heeft gezien als voorstelling. De graveur Philips Galle (1537 - 1612) verwerkte de pentekeningen of composities omstreeks 1580 in Antwerpen, toen hét belangrijkste centrum van de Europese prenthandel, tot een serie van 44 prenten. Samen met Joannes Galle werden rond het jaar 1596 opnieuw 61 prenten gedrukt. Nadien zouden Philip en Joannes Galle de twee vorige reeksen in een succesrijke serie van 104 prenten met jacht op allerlei dieren samenbundelen en voorzien van een titelblad onder de benaming

38

“Venationes ferarum, avium, piscium, pugnae bestiariorum & mutae bestiarum”. Stradanus die nooit een olifant in werkelijkheid zag, heeft voorstellingen nagelaten waarbij hij bepaalde kenmerken van een zoogdier verzamelde die hij aan andere kunstenaars ontleende of zelfs fantaseerde. De olifanten die in zijn gravures werden vastgelegd, zijn soms te klein maar hebben daarentegen de staart van een paard of een slurf die in bepaalde voorbeelden zelfs de grond raakt. Bovendien steunen deze viervoeters op gebogen poten, ontleend aan het skelet van runderen of paarden, zijn de oren niet altijd natuurgetrouw weergegeven, staan de ogen verkeerd en werden de slagtanden niet in de boven- maar in de onderkaak gezet… In de burijngravure met de olifanten die elkaar helpen, wordt verwezen naar een verhaal van Plinius. Het tafereel speelt zich af tussen dadelpalmen en exotische gewassen. De middelste olifant is in een valkuil beland en zes andere olifanten dragen stenen en boomstammen aan. Het gaat hier in werkelijkheid om een foutieve handeling van het dier, vermits olifanten altijd hun last boven de slagtanden en zo dicht mogelijk tegen de kop dragen, namelijk op de plaats waar de slurf het sterkst is. Het gevecht van de olifant met de slang dat ook door Plinius wordt beschreven, is een symbolische overwinning van het goede op het kwade. Al in de oudheid werden de olifant en de slang als doodsvijanden van elkaar beschouwd. De elkaar bevechtende dieren werden in de middeleeuwen wegens hun religieuze betekenis geïnterpreteerd, waarbij natuurlijk de link gelegd werd met Adam en Eva. Bij de holbewoners op olifantenjacht misleidde men de dieren, waarna men een wonde in de knieholte toebracht en ze ten slotte afslachtte. De in stukken gesneden olifant werden uiteindelijk naar hun hol gebracht. Het gevecht van de hond met de leeuw en de olifant in aanwezigheid van Alexander de Grote, illustreert de spelen die hij voor zijn volk orga-


niseerde. Volgens Plinius bevocht een woeste windhond, die door de koning van Albanië aan de keizer was geschonken, een olifant en doodde daarna het dier dat uitgestrekt op de vloer lag. Daarna overmeesterde het blaffende dier ook de woedende leeuw. In de voorstelling van de olifantenjacht wordt

het te klein uitgebeelde dier in het midden bevochten door ruiters te paard en opgejaagd in de richting van valkuilen. Vooraan liggen reeds een gedood dier en twee slachttanden, een dierlijk materiaal dat sedert de oudheid fel gezocht was en terecht als het “witte goud” bestempeld werd.

1

4

2

In de dood van de olifant van Hannibal liet de veldheer volgens Plinius krijgsgevangenen elkaar bekampen. Nadat een enkeling het gevecht had overleefd, werd hij oog in oog met de olifant geplaatst. Hij doodde het dier en hoewel Hannibal hem de vrijheid beloofde, werd ook hij van het leven beroofd.

3

5

6

OLIFANTEN IN DE GRAFIEK VAN JOHANNES STRADANUS 1) Olifanten helpen elkander Inv. Strad. I ,1 202 x 259 mm Burijngravure door H. Collaert naar Stradanus en uitgegeven door J. Galle. 2) Het gevecht van de olifanten met de slangen Inv. Strad. I ,2 199 x 262 mm Burijngravure door Karel de Mallery naar Stradanus en uitgegeven door J. Galle. 3) Holbewoners op olifantenjacht Inv. Strad. I ,3 199 x 257 mm Burijngravure door H. Collaert naar Stradanus en uitgegeven door J. Galle.

4) De olifantenjacht Inv. Strad. I ,5 211 x 295 mm Burijngravure door Karel de Mallery naar Stradanus en uitgegeven door J. Galle. 5) Het gevecht van de hond met de leeuw en de olifant in aanwezigheid van Alexander de Grote Inv. Strad. I ,4 191 x 261 mm Burijngravure door Karel de Mallery naar Stradanus en uitgegeven door J. Galle. 6) De dood van de Olifant van Hannibal Inv. Strad. I, 7 Burijngravure door Karel de Mallery naar Stradanus en uitgegeven door Philip Galle.

39


riemtongen en gespen Het kasteel van Male dat reeds vanaf het midden van de 12de eeuw als jachtverblijf van de graven van Vlaanderen vermeld is, kwam in het jaar 1952 in bezit van de zusters van de Sint Trudo - Abdij. Een ingrijpende restauratie met respect voor het behoud van de oorspronkelijke interieurelementen en uitbreiding volgde enige jaren daarop. De Sint - Trudo - Abdij is een klooster van de reguliere kanunnikessen van het Heilig Graf, die aanvankelijk de regel van Augustinus aanvaardden. In dezelfde abdij wordt nog een 16de - eeuws ivoren beeldje bewaard dat de heilige Trudo uitbeeldt, met op zijn linkerhand het model van de kerk van Sint - Truiden. De riemtongen en gespen in ivoor zijn zowel kwantitatief als kwalitatief uniek in hun genre en in renaissancestijl uitgevoerd. Op een riemtong na die onderaan sporen van lichte beschadiging vertoont, bevinden zowel de riemtongen als de gespen zich in goede staat van bewaring. De langwerpige in diep uitgesneden reliëf gesneden riemtongen werden op het uiteinde van een riem in vlaslinnen of wol door de eveneens versierde gesp gestoken. Deze prachtige riemhangers vertonen zowel aan de voor - als aan de keerzijde een mannelijke of vrouwelijke heilige, geplaatst onder een gelobde boog die telkens steunt op getorste zuilen waarbinnen een achtergrond met visgraatmotief; in de boogzwikken is telkens een bloemmotief aanwezig. De boven - en onderzijde van iedere riemtong is deels opengewerkt. In de twee cirkelvormige uitsparingen werden de riemtongen met behulp van een koordje of een metalen rivet met de riem in textiel bevestigd. Deze drie uitzonderlijke in ivoor gesneden riemtongen of eindversieringen en vier gespen in reliëf behoorden eertijds tot het habijt van een drietal zusters van de Sint - Trudo - Abdij. Naar alle waarschijnlijkheid werden ze geschonken door Alonso de Santagadea, consul van de Spaanse Natie in Brugge in 1522 en groot weldoener van deze abdij. Hij financierde immers de bouw van een nieuwe eetzaal, de heropbouw van de abdijkerk en meerdere andere vertrekken. Hij was ook de schenker van o.a. schilderijen. Het echtpaar Alonso de Santagadea en Clara Begir Velasco de Belvedere had drie dochters Isabella, Johanna en Anna die allen hun intrede in de abdij deden.

Van Johanna de Santagadea is bekend dat ze in Brugge werd geboren in het jaar 1534. Tezamen met haar zuster Isabella ging ze in het klooster op 23.9.1558. Op 28 augustus 1584 werd Johanna tot nieuwe abdis verkozen, door Filips II op 19.3.1585 benoemd en een maand daarna ingewijd. Hoewel de abdij van Spaanse zijde steeds op steun kon rekenen, had de abdis geregeld financiële moeilijkheden en problemen die voedselschaarste meebrachten. Johanna overleed op 2.7.1600 en werd tezamen met haar twee zusters begraven in het koor van het Sint Martinus - klooster, ook Staelyzers genoemd, dat zij in 1588 aangekocht had. De eerste riemtong stelt een gemijterde bisschopsfiguur naar rechts voor met schuin geplaatste staf in de rechter en een open boek in de linkerhand. Bij gebrek aan specifieke attributen is de identificatie van de voorgestelde bisschop problematisch. Boven - en onderaan is een opschrift dat betrekking heeft op de Spaanse consul en weldoener aangebracht : DE. S. GADEA / S. ALONCHE. Op de keerzijde staat de naar links gekeerde en gekroonde O. - L. - Vrouw op de maansikkel met het kindje Jezus in de armen en rondom hen is er een stralenkrans. Bovenaan is S. ANNA – duidelijk een verwijzing naar een van de dochters van de schenker - gegraveerd. De tweede, onderaan beschadigde riemtong stelt Agnes van Rome voor, met een palmtak in de linker en een open boek in de rechterarm. Deze attributen wijzen op haar martelaarschap tijdens de vervolgingen van Diocletianus of Valerianus. Het lam staat in verband met de naam van deze martelares (Agnes - Agnus). Aan de andere zijde staat de gemijterde Augustinus van Hippo met schuin geplaatste bisschopsstaf. Als een van de vier Latijnse kerkvaders is hij voorgesteld met als attribuut een vlammend hart dat terug gaat op een passage uit het beroemde werk “Confessiones” of “Belijdenissen” (IX,2,1). Er zijn geen opschriften op deze riemtong aangebracht. Op de laatste riemtong is de martelares Margaretha afgebeeld. Als dochter van een heidense priester uit Pisidië, werd ze in de christelijke leer onderwezen door haar opvoedster. Ze weigerde in het huwelijk te treden met de stadsprefect Olybrius en werd in een kerker geworpen. Aan haar voeten is de draak duidelijk zichtbaar en

40

in beide handen houdt ze een kruis vast. Samen met Barbara, Katharina en Lucia behoort Margaretha tot de meest vereerde vrouwelijke heiligen uit de late middeleeuwen. De keerzijde van deze derde riemtong stelt de eveneens gemijterde Nicolaas van Myra of Bari in bisschoppelijk ornaat voor, met onderaan twee van de drie kinderen in een kuipje, die ten onrechte in een vat gepekeld waren en door de gebeden van de heilige weer tot leven werden gebracht. Ook in dit geval zijn er geen opschriften die verwijzen naar de voorstellingen op de beide zijden.


2

1

riemtongen Noord - Frankrijk of Vlaanderen, 1ste helft 16de eeuw 1) O.-L.-Vrouw: 99 x 27 x 7 mm; 2) Agnes: 90 x 27 x 8 mm 3) Margaretha: 99 x 26 x 8 mm

3

41


De Sint - Trudo - Abdij van Male bezit ook nog vier gespen in ivoor waarvan twee exemplaren de heilige Johannes de Doper ten halven lijve naar rechts voorstellen. Een van deze twee gespen is door veelvuldig gebruik evenwel over de hele voorzijde afgesleten. De heiligen zijn steeds geplaatst onder een gedrukte en gelobde boog met in de hoeken een floraal motief. Als voorloper van Christus dankt Johannes zijn naam aan het feit dat hij Christus doopte. Hij is de zoon van de priester Zacharias en van Elisabeth. Deze asceet en boeteprediker is gehuld in een kemelharen kleed waarvan hier niets als dusdanig merkbaar is; in zijn linker arm houdt hij een boek vast met daarop het Lam Gods. De tweede gesp is verwant aan het vorige exemplaar, is uiterst rechts deels opengewerkt en vertoont boven en onder andermaal twee ronde gaten ter bevestiging aan een riem in stevig geweven stof. Links vertonen deze gespen laatgotische in een cirkel geplaatste openingen waaronder gebundelde bogen en verder fijne bladornamenten. Een andere gesp toont opnieuw de gemijterde Augustinus van Hippo naar links met bisschopsstaf en het vlammende hart als attribuut. In tegenstelling tot de vorige gespen is de achtergrond hier niet versierd met een visgraatmotief. Op de laatste gesp worden geen heiligen afgebeeld; de versiering is eenvoudiger en hoofdzakelijk floraal van aard. De aanwezige riemband is waarschijnlijk al vervangen. Bij alle de gespen is de bevestigingspin in ivoor of in geelkoper uitgevoerd. Het valt op dat bij de gesp met de voorstelling van de heilige Augustinus de ivoren pen vrij kort en dus afgesleten is. In de gespecialiseerde kunsthistorische literatuur zijn meerdere riemtongen en gespen in ivoor bekend, die na onderlinge vergelijking met elkaar zowel verwant als verschillend zijn qua stijl. Enige exemplaren zijn nog laatgotisch, andere exemplaren daarentegen hebben renaissancestijlkenmerken. Bepaalde gepubliceerde riemtongen en - gespen getuigen van grote artistieke kwaliteit, andere daarentegen zijn minder fijn uitgevoerd. Op enige uitzonderingen na zijn deze gordelversieringen goed bewaard gebleven. Dit zou er op kunnen wijzen dat dergelijke riemen slechts bij bijzondere of uitzonderlijke gelegenheden gedragen werden door welbepaalde personen binnen een klooster - of abdijgemeenschap.

gesp vertoont frontaal het hoofd van Christus en bladwerk. Het merkwaardige aan deze riem is het feit dat op de ivoren bovendien sporen van polychromie aanwezig zijn wat bij deze voorwerpen uitzonderlijk is. Gespen die frontaal ook het Christushoofd voorstellen zijn o.a. aanwezig in een privéverzameling in Dublin, in het Metropolitan Museum in New York, in het Nationalmuseet van Kopenhagen en het Kunstgewerbemuseum van Keulen. De gesp in het Bijlokemuseum in Gent die herkomstig is uit het Sint- Barbara convent is merkwaardig in zijn genre wegens de voorstelling. In dit laatste geval wordt een menselijke schedel - een verwijzing naar de dood uitgebeeld. De florale ornamentering van dit laatste exemplaar is identiek aan de boven besproken gespen die aanwezig zijn in de Sint - Trudo - Abdij. Op de bij horende riemtong zijn respectievelijk de heilige Johannes de Doper alsook de heilige Barbara duidelijk herkenbaar aan hun attributen. Op andere eindversieringen in ivoor van gordels zijn de heilige Augustinus en Katharina van Alexandrië aanwezig (Luik, Musée Le Grand Curtius), Sint - Anna - ten - Drieën en Johannes de Doper (Utrecht, Museum Het Catharijneconvent) of O. L. - Vrouw met het Jezuskind in de armen (SintPetersburg, Hermitagemuseum). Tot slot werden er nog drie analoge riemtongen die respectievelijk Sint - Anna en Johannes de Doper, Elisabeth van Hongarije en Franciscus alsook Clara en Barnabas voorstellen, te koop aangeboden in een belangrijke Parijse kunstveiling in 1994. Deze kleine, maar interessante riemonderdelen zijn zoals het met andere voorwerpen of kunstwerken in ivoor het geval is, nooit voorzien van initialen. Momenteel worden dergelijke gespelementen op basis van hun stijlkenmerken gedateerd in de late 15de tot in de eerste helft van de 16de eeuw. De plaats van vervaardiging is moeilijk te bepalen, hoewel men er thans van uitgaat dat Noord - Frankrijk en Vlaanderen het meest voor de hand liggend zijn.

gespen Noord - Frankrijk of Vlaanderen, 1ste helft 16de eeuw 1) Johannes: 35 x 46 x 7 mm 2) Augustinus: 47 x 68 x 9 mm 3) 39 x 63 x 8 mm Sint - Kruis, Kasteel van Male, nu Sint - Trudo – Abdij, Kanunnikessen van het Heilig Kruis

Het Musée National du Moyen Age, Thermes de Cluny bezit nog een gordel in laatgotische stijl, die op de riemtong de heilige Dominicus en op de keerzijde Katharina van Siëna voorstelt. De

42


1

2

3

43


bibliografie P. Barnet (ed.), Images in ivory. Precious objects of the Gothic Age, The Detroit Institute of Arts, 9/3 - 11/5/1997 & Walters Art Gallery Baltimore, 22/6 - 31/8/1997, 332 p., ill. O. Beigbeder, Les ivoires, Paris, 1965, 8°, 128 p., 136 fig. K. G. Beuckers e.a., Mittelalterliche Elfenbeinarbeiten aus der Sammlung des Badischen Landesmuseums Karlsruhe, Karlsruhe, 1999, 8°, 143 p., 95 Abb. B. Bousmanne, À propos d’un carnet à écrire en ivoire du XIVe siècle conservé à la bibliothèque royale de Belgique, in : “Als ich can”. Liber Amicorum in memory of Dr. Maurits Smeyers, Leuven, 2002, p. 165 - 202, 16 ill. A.B.Caubet & D. Gaborit - Chopin, Ivoires de l’0rient ancien aux Temps modernes, Paris, Musée du Louvre, 23/6 - 30/8/2004, 8°, 187 p., ill. A. Chadour & R. Joppien, Schmuck I. Hals-, Ohr-, Arm- und Gewandschmuck, Kunstgewerbemuseum der Stadt Köln, Köln, 1985, 8°, 596 p., ill. F. Courtoy, Le trésor du prieuré d’Oignies aux sœurs de Notre - Dame à Namur et l’œuvre du frère Hugo, in : Bulletin de la Commission royale des Monuments et des Sites, t. III, 1951 - 33, p. 121- 256, 109 figs. L. Devliegher, De Sint- Salvatorskatedraal te Brugge. Inventaris, Brugge, 1979, 320 p., 476 afb. (= Kunstpatrimonium van West - Vlaanderen, 8). A. Dubois & H. Huyghebaert, Abbaye des Dunes, à Koksijde et à Bruges, in : Monasticon Belge, t. III, Province de Flandre Occidentale, quatrième volume, Liège, 1978, p. 353- 445. A.Duclos, Saint Maclou,in : Annales de la Société d’Emulation de Bruges, t. XXVIII, 1876 -77,p. 355 - 384. C. Dumortier e.a., Een prinselijke hobby. De ateliers van Karel van Lotharingen, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 28/3 - 2/9/2007, 8°, 55 p., 30 figs. (= Bruxelles - Tervueren, les ateliers et manufactures de Charles de Lorraine). I. Fingerlin, Gürtel des hohen und späten Mittelalters, München & Berlin, 1971, 8°, 495 p., 568 Abb. D. Gaborit - Chopin, Ivoires médiévaux Ve - XVe siècle, Musée du Louvre. Département des Objets d’Art, Paris, 2003, 4°, 648 p., ill. D. Gaborit - Chopin, Le commerce de l’ivoire en Méditerranée durant le Moyen Age, in : Bulletin Archéologique du Comité des Travaux Historiques et Scientifiques, 34, 2008, p. 23 - 33, 7 figs. V. Gay, Glossaire archéologique du moyen - âge et de la Renaissance, Paris, 1887 - 1928 (reprint Nendeln - Liechtenstein, 1974), 4°, 2 vol. , 806 p., 484 p. W. Godenne, Christ de pitié, Malines, 1982, 8°, 117 p., ill. L. Grodecki, Ivoires français, Paris, 1947, 8°, 156 p., 48 pl. P. Ickowicz & P. Malgouyres, Ivoires du musée du Louvre 1480 - 1850. Une collection inédite, Dieppe, Château - Musée & Paris, Musée du Louvre, 2005, 4°, 184 p., ill. S. Janssens, Stradanus 1523 - 1605. Hofkunstenaar van de Medici, Brugge, Groeningemuseum, 9/10/2008 - 4/1/2009, 8°, 63 p., ill. H. Jehle, Elfenbein - Uberlegungen zum Material und zu seiner Verarbeitung, in : Zeitschrift für Kunsttechnologie und Kon -servierung, 1995, p. 337- 347, 6 Abb. T. Jülich, Die mittelalterlichen Elfenbeinarbeiten des Hessischen Landesmuseums Darmstadt, Berlin, Paderborn, Köln & Luxembourg, 2008 - 2009, 4°, 255 p., ill. Y. Kenis, Les médailles des académies des beaux - arts dans les Pays - Bas Autrichiens, in : Revue Belge de Numismatique, t. CXXXIV, 1988 (1989), p. 153 - 166, pl. VI - VIII. E. Kirschbaum (ed.), Lexikon der Christlichen Ikonographie, Rome, 8 vols., 1968 - 1976. R. Koechlin, Les ivoires gothiques français, Paris, 1924 (reprint Paris, 1968), 3 vols., 8°, 1064 p. , 1327 ill. R. Koekkoek, Gotische ivoren in het Catharijneconvent, Utrecht, 1987, 8°, 104 p., ill. ( = Clavis Kunsthistorische monografieën 3). C. Kruyfhooft, Olifanten in de Venationes van Stradanus, in : Zoom op Zoo. Antwerp Zoo focusing on arts and sciences, 50 jaar tijdschrift “Zoo Antwerp”, 198, p. 321- 357 p., 27 figs. M. Leesberg, Johannes Stradanus, part III, The new Hollstein Dutch & Flemish enchings,engravings and woodcuts 1450 - 1700, Ouderkerk aan den Ijssel/ Amsterdam, 2008. J. Leeuwenberg, Early Nineteenth - Century Gothic Ivories, in : Aachener Kunstblätter, 39. Band, 1969, p. 111 - 148, 50 figs. C. Lemaire, P. Cnops & C. Coessens, Charles - Alexandre de Lorraine, gouverneur général des Pays - Bas autrichiens, Exposition Europalia 87 Oesterreich, Bruxelles, Palais de Charles de Lorraine, Bibliothèque royale Albert 1er, 18.9 - 16.12.1987, 8°, 359 p., ill. N.- K. Liebgott, Elfenben - fra Danmarks Middelalder, Nationalmuseet, Kopenhagen, 1985, 8°, 87 p., 82 fig. H. Lobelle e.a., 800 jaar Sint- Janshospitaal Brugge 1188/ 1976, Brugge, 1976, 8°, 2 vol., 724 p., ill. M. H. Longhurst, Catalogue of carvings in ivory, London, Victoria and Albert Museum, 1927 - 1929, 8°, 2 vol., XIV - 102 p., LXXVI pl. & XVI - 150 p., XCVI pl. J. Lowden & J. Cherry, Medieval ivories and works of art. The Thomson Collection at The Art Gallery of Ontario, 2008, 4°, 152 p., ill. P. Malgouyres, Une proposition pour Francesco Terilli. Le Christ aux outrages en ivoire du musée du Louvre, in : Objets d’art. Mélanges en l’honneur de Daniel Alcouffe, Paris, 2004, p. 102 - 109. L. Mallé, Smalti - Avori del Museo d’Arte Antica, Torino, 1969, 8°, 354 p., 239 ill. J.- L. Meulemeester, III. Kunstschatten uit de voormalige Sint - Trudoabdij binnen Brugge,in : Male, burcht en abdij, Brugge, 1981, p. 109- 144, afb. 38- 49. R. A. Parmentier, Deux porte - paix dans le diocèse de Bruges,in : Annales de la Société d’Emulation de Bruges, t. LXX, 1927, p. 166 - 173, 2 pl. R. H. Randall, Masterpieces of ivory from the Walters Art Gallery, New York & Baltimore, 1985, 4°, 338 p., ill. R. H. Randall, The golden age of ivory : Gothic carvings in North American collections, New York, 1993, 4°, 160 p., ill. R. H. Randall, Dutch ivories of the fifteenth century, in : R. Falkenburg, D. Meijers, H. Roodenburg, V. Schmidt & F. Scholten (red.), Beelden in de late middeleeuwen en renaissance sculpture in the Netherlands, Zwolle, 1994, p. 126 - 139, 10 figs. (= Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek, deel 45, 1994). F. Scholten, Een Nederlandse ivoren pax uit de Late Middeleeuwen, in : Bulletin van het Rijksmuseum, jg. 52, 2004, nr. 1, p. 2 - 23, 24 afb. J. W. Steyaert, Laat - gotische beeldhouwkunst in de Bourgondische Nederlanden, Museum voor Schone Kunsten, 18/9 - 27/11/1994, 4°, 352 p., ill.

44


N. Stratford, Gothic ivory carving in England, in : J. Alexander & P. Binski, Age of Chivalry. Art in Plantagenet England 1200- 1400, Royal Academy of Arts, London, 1987, p. 107- 113, fig. 73- 77. E.I. Strubbe, Aantekeningen over de ivoorhandel te Brugge in de XVe eeuw, in : Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden, VII, 1952- 53, p. 226 - 230. E. Taburet - Delahaye, Les ivoires du Musée de Cluny, Paris, 1981, 8°, 19 p., ill. (= Petits guides des grands musées). J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie, Bussum, 1974, 8°, 337 p., ill. K. Van Wonterghem, Abbaye de Saint - Trond à Odegem, Bruges et Male, in : Monasticon Belge, t. III, Province de Flandre Occidentale, quatrième volume, Liège, 1978, p. 1027 - 1065. O. von Falke, Ein Bischofsstab islamischer Arbeit und Seine Verwandten, Pantheon, 1935, p. 266 - 270, ill. E. von Philippowich, Elfenbein. Ein Handbuch für Sammler und Liebhaber, Braunschweig, 1961, 8°, 354 p., 247 Abb. (= Bibliothek für Kunst - Antiquitätenfreunde, Band XVII). W. W. Watts, Catalogue of pastoral staves, London, Victoria and Albert Museum, 1924, 8°,40 p., 20 pl.

lijst illustraties

45


bruikleengevers Antwerpen, Paters Minderbroeders Kapucijnen Brugge, Zwartzusters van Bethel Brugge, Zusters Augustinessen van Brugge, O. - L. - Vrouw van de Potterie Brugge, Zusters Karmelietessen van het Kostbaar Bloed Brugge, Sint - Salvatorskathedraal, Schatkamer Brugge/ Sint - Kruis, Kanunnikessen van het Heilig Kruis, Abdij van Male (Sint - Trudo) Loppem, Stichting van Caloen, SON, Kasteel van Loppem

met dank aan

College van Burgemeester en Schepenen, Brugge Dr. Manfred Sellink, Artistiek Directeur Musea Brugge De collega’s van het Hospitaalmuseum Evelien Vanden Berghe, Projectcoördinator en publiekswerking Hospitaalmusea Sarah Bauwens, Hoofd Pers & Communicatie Musea Brugge Het Technisch Atelier Musea Brugge onder leiding van Alex Van der Beke Het team Behoud en Beheer Musea Brugge Jan Termont & Matthias Desmet, Stadsfotografen van Brugge Scenografie en technische uitvoering PK Projects Patrick Cardinael, Adjunct - Diensthoofd Groendienst Prof. Dr. Daniel Vangroenweghe, Brugge Dr. Guy van Renynghe de Voxvrie, Brugge Dr. Johan Boelaert, Brugge Véronique van Caloen, Stichting van Caloen, SON, Kasteel van Loppem Cécile Kruyfhooft, Kasteel van Loppem Pierre Ickowicz, Conservateur, Château - Musée, Dieppe Dr. Danielle Gaborit - Chopin, Conservateur général, Département des Objets d’Art, Musée du Louvre, Paris Mme Elisabeth Antoine, Conservateur en chef, Département des Objets d’Art, Musée du Louvre, Paris Dr. Elisabeth Taburet - Delahaye, Musée du Moyen - Age et Thermes de Cluny, Paris Dr. Sophie Guillot de Suduiraut, Conservatrice en chef, Département des Sculptures, Musée du Louvre, Paris Philippe Malgouyres, Conservateur, Département des Objets d’Art, Musée du Louvre, Paris Juliette Levy, Institut National du Patrimoine, Paris Agnes Cascio, Ecole Supérieure des Beaux - Arts, Tours The British Museum, Department of Prints and Drawings, London Dr. Myriam Serck - Dewaide, Directrice, Kon. Instituut v/h Kunstpatrimonium, Brussel (KIK) Christina Ceulemans, Departementshoofd, KIK Dr. Emmanuelle Mercier, KIK Vincent Cattersel, KIK Prof. Dr. Arnout Balis, Vrije Universiteit Brussel Dr. Johan Van Heesch, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Munt - en Penningenkabinet Dr. Brigitte Herrbach - Schmidt, Badisches Landesmuseum Karlsruhe Dr. Jacques Toussaint, Conservateur du Musée des Arts anciens du Namurois, Namur Soeur Colette, Couvent des Soeurs de Notre - Dame, Namur Jean - Pierre Roose, Brugge Prof. Dr. Ir. Johan Catrysse E.H. Kenny Brack, Sint - Eligiuskerk Westouter E.H. Luc Depuydt, Sint - Martinuskerk, Deux - Acren Stan Teuns, Archivaris Paters Minderbroeders Kapucijnen, Antwerpen Leen Thuysbaert, Stedelijk Museum Lokeren Ronald Van Belle, Brugge

46


47


Colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge

Coördinatie en eindredactie:

Redactie:

Foto’s:

Opmaak: Agates, Brugge Druk: De Windroos, Beernem

Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be

BIJZONDERE BEGUNSTIGERS:


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.