Museumbulletin 2012 - nr 2

Page 1

Museum

bulletin

2 maria in beeld madonna’s uit brugse musea en hospitalen

stĂŠphane vandenberghe

driemaandelijks tijdschrift - 32ste jaargang APR-JUN 2012 afgiftekantoor 8000 brugge 1 - 2de afdeling P408620


Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie met Kind Natuursteen, Vlaanderen, Henegouwen, Noord-Frankrijk (?), omstreeks 1270-80. 156,5 x 54 x 38 cm Onze-Lieve-Vrouw- ter-Potterie (0.P 1041.VI)


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

voorwoord In de collecties van de stedelijke musea en die van het Openbaar Cen-

bejaarden werden er verzorgd en pelgrims of bedevaarders, voorzien van

trum voor Maatschappelijk Welzijn of OCMW (Sint-Janshospitaal en Onze-

hun insigne, kregen er tevens onderdak. Tot op vandaag, maar uiteraard

Lieve-Vrouw-ter-Potterie) worden meerdere beeldhouwwerken door de

in volledig gewijzigde vorm, evolueerde het passantenhuis en hospitaal

stad beheerd. Deze kunstwerken zijn in diverse materialen vervaardigd

Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie tot het huidige bejaardentehuis. Gedurende

en dateren uit verschillende periodes. Thans werd het plan opgevat om de

zijn zevenhonderd jaar bestaan werd met tussenpozen verbouwd aan dit

Mariabeelden in het bijzonder voor een bepaalde periode in de kijker te

driedelig complex dat bestaat uit een hospitaal, klooster en kerk. Om deze

stellen. Daarbij worden tevens geëxposeerde sculpturen alsook enkele uit

redenen zijn verschillende bouwstijlen duidelijk merkbaar. Een bezoek aan

de reserves van het Bruggemuseum-Gruuthuse gevoegd. De kunstwerken

dit museum is niet alleen wegens zijn architectuur zonder enige twijfel een

die thans bewaard zijn in het voormalige paleis van de heren van Gruuthuse,

aanrader. Veel kunstschatten bleven er bewaard en werden met de groot-

maakten aanvankelijk deel uit van de verzamelingen van het voormalige

ste zorg door de zusters augustinessen gekoesterd. In dit museum wordt

Oudheidkundig Genootschap van Brugge. Deze werden deels door particu-

Vlaams meubilair uit de laatgotische, de renaissance- en de barokperiode

lieren aan het museum geschonken of in de kunsthandel aangekocht. Sinds

tentoongesteld, alsook zeldzame Italiaanse koffertjes.

de verzamelingen officieel behoren tot de stedelijke musea, werden nog vrij recent beelden aan de collectie toegevoegd. Het in de onmiddellijke omgeving gelegen voormalig Sint-Janshospitaal heeft zoals bekend een achthonderdjarige geschiedenis. In dit grootse en uitgestrekte middeleeuwse gebouw werden zieken verzorgd en vonden daklozen en bedevaarders onderdak. Het Sint-Janshospitaal van Brugge is een van de belangrijkste middeleeuwse hospitalen die in Noord- en West-Europa nog bewaard bleven. Dit gebouw wordt door veel binnenen buitenlandse bezoekers hoofdzakelijk bezocht wegens het beroemde Ursula-schrijn van Hans Memling, het drieluik van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist, alsook vier andere op paneel geschilderde werken van dezelfde meester. Het museum stelt natuurlijk ook nog schilderijen van andere meesters tentoon alsook de voogdenportretten. Een uitzonderlijke en indrukwekkende collectie meubels vanaf de laatgotische tot en met de barokperiode is eveneens aanwezig. In de permanente opstelling staan ook gebruiksvoorwerpen in zilver, koper, brons, tin, aardewerk, majolica en steengoed uitgestald, die vroeger verband hielden met o.a. voeding, verlichting, verwarming, hygiëne en ziekenverzorging. Het Memlingmuseum bezit uiteraard een ruim assortiment beeldhouwwerk dat chronologisch te

Deze collectie beschikt over prachtige beelden in hout of in diverse steensoorten en kostbare gebeeldhouwde grafplastiek, schilderijen op paneel of doek waaronder eveneens voogdenportretten, pentekeningen, aardewerk, steengoed en majolica. Verder worden er een grootse zilverschat, zeldzame glazen drinkbekers, Brugse wandtapijten, en kostbare boeken permanent tentoongesteld. Blikvangers wat de kerkelijke architectuur betreft zijn o.a. het doksaal van de hand van de uit Antwerpen herkomstige, maar in Brugge en Gent werkzame beeldhouwer Jakob Cockx (1644- 47), het hoofdaltaar (omstreeks 1670) en het uit 1691- 92 daterende Onze-Lieve-Vrouw-altaar. Ieder jaar op 15 augustus heeft nog steeds de processie van Blindekens plaats, die vanuit de Kreupelenstraat naar de Potterie vertrekt. Deze lokale traditie heeft waarschijnlijk haar ontstaan te danken aan de slag nabij de Pevelenberg (thans het dorpje Mons-en-Pévèle), gelegen iets ten zuiden van Rijsel. Brugse archiefteksten uit het begin van de veertiende eeuw zijn hierover helaas niet meer bewaard. Wij danken de heer burgemeester, het voltallige schepencollege van Brugge, de voorzitter en het bestuur van het OCMW alsook de zusters van

situeren is tussen de eerste helft van de 14de eeuw en de eerste decennia

het hospitaal Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie die ons de gelegenheid gaven

van de 18de eeuw. Er is beeldhouwwerk aanwezig dat vervaardigd werd in

de kunstschatten uit de diverse collecties tentoon te stellen. De heer Man-

ivoor, hout en natuursteen. Naast het grootse beeld van Sint- Cornelius is

fred Sellink, Directeur van de Musea Brugge en de Vrienden van de Musea

het aantal gebeeldhouwde voorstellingen van Maria goed vertegenwoordigd

waren bereid hun medewerking te verlenen aan deze museumpublicatie.

en bovendien van een hoog niveau.

Wij zijn uiteraard erkentelijkheid verschuldigd aan onze museumcollega’s Mieke Parez, Kristel Van Audenaeren en Evelien Vanden Berghe voor de

In het Hospitaal van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie aan de Potterierei 79b

goede samenwerking bij de totstandkoming van dit rijk geïllustreerde

in Brugge, wordt er temidden van een eveneens veelzijdige en waardevolle

museumbulletin. Wat dit laatste betreft mogen wij steeds een beroep doen

collectie kunstwerken natuurlijk ook permanent beeldhouwwerk tentoonge-

op Jan Termont en Matthias Desmet, stadsfotografen van Brugge. Het

steld. Deze eertijds zorgverplegende instelling wordt al in archivalia vermeld

technisch atelier Musea Brugge onder leiding van Alex Van der Beke was

vanaf het jaar 1276. Tot aan de aanleg van de tweede Brugse omwalling

ook bereid deze tentoonstelling in het hospitaal Onze-Lieve-Vrouw-ter-

omstreeks 1300, lag dit hospitaal buiten de muren van de stad. Zieken en

Potterie op te stellen.

Stéphane Vandenberghe

3


museumbulletin >maria in beeld..

4


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

onze-lieve-vrouw van de potterie met kind Het hospitaal van O.-L.-V.-ter-Potterie werd in de periode 1623- 1625 rechts uitgebreid met een Mariakapel voor de devotie van het in witte kalksteen gekapte miraculeuze beeld van de staande en gekroonde O.- L.-Vrouw. Kunsthistorisch beschouwd is deze uitzonderlijke dertiende- eeuwse sculptuur ongetwijfeld de belangrijkste getuigenis van een grote verering van Maria. De jezuïet Philippus Franciscus Taisne noemde in zijn boek (1666) het “Oudste Mirakuleus Beeldt van ons Nederlandt”. Het behoort tot de belangrijke internationale stijlstroming die tot op het einde van de dertiende eeuw uitging van Franse beeldhouwersateliers. Het ovale gesluierde hoofd van Maria heeft boogvormige wenkbrauwen en lange golvende haren bedekken haar hoofd. De voorgestelde figuur draagt een los gedrapeerd kleed met nauw aansluitende mouwen. Het kledingstuk is omgord rond haar lichaam, zodat de lange pijpplooien tot op de sokkel van het beeld neervallen en de verticaliteit van deze sculptuur nog meer accentueren. De opwaartse dynamische beweging van Maria en haar ontspannen, natuurlijke houding verwijzen naar de zgn. “contraposto”. In deze houding rust het hele lichaamsgewicht op het steunbeen; het andere been daarentegen staat iets naar achteren. De S-lijn van Onze-Lieve-Vrouw wordt in de Franse kunsthistorische literatuur ook “le déhanchement” of “scheve heupstand” genoemd. Onderaan zijn alleen de toppen van haar puntschoenen merkbaar. Op de linkerarm draagt zij Christus met schuin gehouden rond hoofdje dat met de andere hand ondersteund wordt. Hij is blootvoets voorgesteld en heeft een loshangend kleedje. Met zijn rechterhand wordt het zegenende gebaar gemaakt en in de linkerhand houdt haar glimlachende zoon een wereldbol vast, symbool van zijn heerschappij. Onder voorbehoud, en aan de hand van verwante of

analoge sculpturen, wordt het beeld momenteel gesitueerd omstreeks 1270- 80, volgens L. Devliegher uit het einde van de dertiende eeuw. Het behoort net zoals de monumentale sculptuur tot de internationale stijlstroming. Dit beeld ontstond waarschijnlijk gelijktijdig met het Mariaportaal van het Hospitaalmuseum Memling in Sint-Jan in de Mariastraat 38, één van de zeldzame getuigenissen van de vroege monumentale beeldhouwkunst. Beelden uit deze periode zijn vrij zeldzaam zoals blijkt uit de binnen- en buitenlandse literatuur. Het kostbare beeld uit de Potterie is helaas niet meer in volledig originele toestand tot ons gekomen. Gedurende de Eerste Wereldoorlog viel er in 1917 een bom in de tuin van de Potterie naast de zijbeuk van de kerk. De zeventiendeeeuwse glasramen waren volledig beschadigd en het beeld van O.-L.Vrouw was helaas gebarsten. De beeldhouwer Alfons De Wispelaere werd met deze zgn. “herstelling” of “conservatie” belast. Uit bewaard gebleven schetsen van De Wispelaere blijkt dat deze in natuursteen gekapte sculptuur een rechte houding had wat onnatuurlijk was voor een beeld uit de late dertiende eeuw. A. De Wispelaere vermeldt in een brief van 10.12.1947 die aan de toenmalige Commissie van Openbare Onderstand gericht was, dat het bewuste stenen beeld zelfs gebroken was. Volgens recent archivalisch onderzoek was de sculptuur zeer onregelmatig gevoegd en weer aan elkaar gezet met behulp van een groot dijbeen van een koe of een paard en aan de andere kant met een baksteen aangevuld… De kroon die Maria draagt is niet origineel maar eveneens een toevoeging. Alvorens A. De Wispelaere tot zijn restauratie overging, had “kunstschilder” Maria Dupon het beeld bovendien “onder handen genomen en de polychromie helaas verwijderd…” Het relaas aangaande het verwij-

deren van de polychromie is ook bewaard in het OCMW- archief; de verschillende kleuren en het kostbare verguldsel werden zelfs omstandig beschreven in het verslag. Voor zijn restauratieopdracht vroeg Alfons de Wispelaere eveneens het advies van kanunnik Adolf Duclos (1841-1925). Gespecialiseerde restaurateurs ter zake beseffen thans dat de reiniging en conservering van ieder kunstwerk altijd een gevaarlijke ingreep is. De behandeling vereist steeds een grote eerbied voor de oorspronkelijke of oude verflagen; het gaat dus niet zo maar om het “afkrabben” van overschilderingen, wat thans helaas nog wordt uitgevoerd door onbevoegden. Deze taak mag uiteraard alleen aan bekwame en hiervoor opgeleide restauratoren met ervaring overgelaten worden.

Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie met Kind Natuursteen, Vlaanderen, Henegouwen, Noord-Frankrijk (?), omstreeks 1270-80. 156,5 x 54 x 38 cm Onze-Lieve-Vrouw- ter-Potterie (0.P 1041.VI)

5


museumbulletin >maria in beeld..

gezeten onze-lieve-vrouw met jezuskind In het Hospitaalmuseum Memling in Sint- Jan wordt permanent een uiterst zeldzaam Mariabeeldje in ivoor tentoongesteld, dat aan Parijs, eertijds hét West-Europese centrum van de ivoorproductie, toegeschreven wordt en omstreeks 1320- 1340 te dateren is. Samen met andere ivoren uit de Brugse musea, abdijen en kloosters werd dit kleinood in 2010 beter bekend gemaakt door middel van een tentoonstelling. Gezamenlijk met de schilderijen op paneel van Hans Memling, het unieke pre-Eyckiaanse reliekschrijntje van Ursula of het grootse Sint-Corneliusbeeld mag dit ivoortje en een polyptiekje in hetzelfde materiaal terecht tot de meesterwerken van de collectie beschouwd worden. Het was al lang in vervuilde toestand bewaard maar onderging recent een noodzakelijke conservatiebehandeling in het Konin-klijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel. Op meerdere plaatsen is nog polychromie en verguldsel bewaard die na onderzoek gedeeltelijk oorspronkelijk of “uit de tijd” blijkt te zijn. Men is het er immers niet over eens of de carnaties op de vleeskleurige wangen van Maria, de blijkbaar “te rode” sluier, de handen en haar kleed wel degelijk origineel dan wel tijdens een latere, niet meer te bepalen periode aangebracht zijn. Even boven de basis is het Latijnse opschrift“AVE:MARIA:GRA(TIA):PLE(NA)” of oorspronkelijk “Ave Maria gratia plena Dominus tecum” (Wees gegroet Maria vol van genade) in goudverf met de hand geschilderd. Dezelfde goudverf is merkbaar op de lange afhangende haren onder de sluier van de moeder en haar kind, alsook op de afboordingen van de kleding van de beide voorgestelde figuren. De Maagd stelt, zoals voor houtsculptuur uit dezelfde periode betreft, op haar rechterarm ook de staande Christus voor, die met zijn opgeheven linkerhand de kin van zijn moeder vasthoudt. In de andere hand heeft zij een bloem waarop een vogel is gezeten. Het is misschien mogelijk dat wij hier te maken hebben met een onvolledige “sedes” of op een houten bank gezeten Maria- figuur wegens een knie die lichtjes naar voren komt. Het beeld is aan de linkerzijde volledig recht, de plooien van het kleed zijn immers onvolledig gebleven; dit ivoortje maakte waarschijnlijk deel uit van een groter geheel. Bovendien zijn er op de keerzijde originele krassen duidelijk merkbaar die geen bewijs van beschadigingen zijn maar noodzakelijk waren voor de aanhechting op een achterwand in hout met een dierlijke lijmstof. Het is dus best mogelijk dat het Mariabeeldje het centrale gedeelte is van een huisretabeltje met geschilderde zijluikjes in hout of in ivoor. Het gracieuze sculptuurtje met dunne oogleden, fijne mond en puntige neus is bovenaan vlak afgesneden, maar dit is niet ongewoon zoals blijkt uit vergelijking met analoge sculptuur in hetzelfde materiaal of in hout uit dezelfde periode, bewaard in belangrijke binnen- en buitenlandse museale collecties. Op het hoofd van Maria werd een zeer fijn kroontje in ivoor of in zilver met een eigentijdse natuurlijke kleefstof bevestigd, en het is om deze reden dat de bovenzijde natuurlijk krassen of inkervingen vertoont voor betere aanhechting. Verwante Onze-Lieve-Vrouwebeeldjes met nadien aangezet kroontje behoren o.a. tot de collecties van Parijs (Louvre) of The Thomson Collection in Ontario (Art Gallery). 6

gezeten onze-lieve-vrouw met jezuskind Gepolychromeerd en verguld ivoor Parijs, ca. 1320- 40 21 x 8 x 2,5 cm Sint- Janshospitaal (0.SJ 222.VIII)


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

gezeten onze-lieve-vrouw met jezuskind Een van de kostbaarheden in Brugse openbare collecties wat de beeldhouwkunst betreft, wordt bewaard in het voormalig paleis van de heren van Gruuthuse. Wegens zijn zeldzaamheid en gave toestand werd deze gezeten Mariafiguur met het kindje Jezus in de arm al getoond in Keulen (“Die Parler und der Schöne Stil 1350-1400” / 1978) en Bonn (“Schöne Madonnen am Rhein” / 20092010), om maar de belangrijkste buitenlandse tentoonstellingen te noemen. Het gaat hier waarschijnlijk om het centrale element van een retabeltje in bukshout of kerselaar (?), volgens Duitse specialisten ter zake in Keulen vervaardigd tijdens het eerste kwart van de vijftiende eeuw. Het lieftallig gesneden beeldje heeft een zeszijdige basis waarin onderaan vierpassen binnen cirkels in het hout uitgesneden werden. Een verwante versiering onderaan de sokkel van beelden met een analoge voorstelling werd niet altijd in het hout gebeiteld, maar kwam op de buitenzijde ook voor in de vorm van een bleke verflaag of verguldsel. Deze kleine volronde sculptuur is door een ervaren vakman of beeldsnijder in een harde houtsoort vervaardigd en behoort zowel typologisch als stilistisch tot de groep van de “Schöne Madonnen”. De beide voorgestelden hebben fijne ogen en, in tegenstelling tot de deels gesluierde Maria met golvend haar, is het hoofdje van haar Zoon bedekt met krullend haar. Bijzonder kenmerkend zijn andermaal de sierlijke en fijne draperingen van Maria’s lang afhangende kleed met centrale mantelgesp. Onderaan is een uitstekende schoen merkbaar. Zowel haar gezicht en handen, als het lichaam van Christus met appel in een hand, zijn zeer natuurgetrouw weergegeven. Deze Onze-Lieve-Vrouw werd bovenaan opgesmukt met een zilveren kroontje dat thans ontbreekt. De ronde verhoging op het hoofd van Maria met een bevestigingsgaatje vooraan in het midden, zijn hiervan het bewijs. Zeer kleine sporen van enige polychromie of beschildering die nu helaas verdwenen zijn, werden vastgesteld in de mantelplooien.

Gezeten Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind Bukshout of kerselaar (?), Keulen, eerste kwart 15de eeuw 20,5 x 11,7 x 6,3 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0018

7


museumbulletin >maria in beeld..

madonna met jezuskind

Een staande houten Madonnafiguur in fruithout met op haar linkerhand het gezeten Jezuskind en krullend haar, is in het eerste of tweede kwart van de vijftiende eeuw te situeren. Dit sierlijke beeld met elegante en zwierige plooienval van het lang afhangende kleed, is op meerdere plaatsen helaas beschadigd, maar minieme resten van polychromie zijn nog merkbaar. Het in verhouding vrij kleine hoofd van Maria, waarop oorspronkelijk ongetwijfeld een zilveren kroontje bevestigd was, is bovenaan horizontaal waarschijnlijk ingekort. Haar voorhoofd vertoont een kleine inkerving. Er zijn ook kleine beschadigingen van het hout merkbaar ter hoogte van de andere hand, het been van Christus vooraan, de brede zwierige mantel en volledig onderaan ter hoogte van de basis. Desalniettemin gaat het hier zonder twijfel om ĂŠĂŠn van de mooiste beelden uit de collectie, dat vele binnen- en buitenlandse musea ons ongetwijfeld zullen benijden ! De herkomst is niet bekend, maar er mag verondersteld worden dat de sculptuur behoorde tot het bezit van het voormalige Brugse hospitaal. Onder voorbehoud evenwel kan dit beeld zowel aan een Frans als aan een Vlaams atelier toegeschreven worden.

Madonna met gezeten Jezus Fruithout, Frankrijk of Vlaanderen (?), eerste helft 15de eeuw, 43 x 17 x 11 cm Sint- Janshospitaal (0.SJ 215.V) 8


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

onze-lieve-vrouw met kind Een momenteel moeilijk te situeren alsook te dateren Madonna met Kind betreft een beeld dat nog in een vrij goede staat tot ons is gekomen. Hoewel de polychromie en de incarnaten nog bewaard bleven, is deze in eik gekapte sculptuur intussen erg vervuild. Een reiniging zou de beschildering zonder twijfel aan het licht brengen, zodat het beeld in zijn oude glorie hersteld zou kunnen worden. Van de vergulde kroon die op het hoofd van de Onze- Lieve- Vrouw staat, ontbreken helaas twee punten. Maria heeft een bleke sluier die haar lange afhangende haren bedekt, een rode mantel en een blauw onderkleed waaruit links en rechts twee puntschoenen uitsteken. Zij houdt in de rechterhand blijkbaar een doekje vast. Het onderlijfje van het naakte Christuskind met rond gezichtje is gewikkeld in een bleek weefsel. De rug vertoont nog sporen van de oorspronkelijke bevestiging in een kapel of nis. In het midden is nog een oude haak in smeedijzer aanwezig, ronde doorboringen en volledig onderaan links en rechts tenslotte rechthoekige openingen. Op stilistische gronden zou dit beeld niet onmiddellijk in Vlaanderen maar onder voorbehoud eerder in Duitsland vervaardigd kunnen zijn. Het wordt voorlopig in de vijftiende eeuw gesitueerd.

Onze-Lieve-Vrouw met Kind Eik, Duitsland (?), 15de eeuw 89,7 x 28,7 x 23 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0260

9


museumbulletin >maria in beeld..

pax- of kustafel met gezeten onze-lieve-vrouw en jezuskind Uit de tweede helft van de vijftiende eeuw dateert ook een gaaf bewaarde paxtafel uit de stedelijke museumcollecties. Op dit osculatorium of peisberd dat in gebogen ivoor bewerkt werd en dat tijdens de eredienst via de celebrant werd aangereikt om door de gelovigen gekust of aangeraakt te worden, is wegens zijn veelvuldig gebruik geen beschildering meer te bespeuren. In 2010 konden analoge of verwante kustafels opgespoord worden in de Eglise Saint-Martin van Deux-Acren (Henegouwen), de Sint-Eligiuskerk in Westouter (Heuvelland) alsook in de verzamelingen van het Stedelijk Museum in Lokeren. Het Brugse exemplaar met gezeten, gekroonde en genimde Onze- Lieve- Vrouw met bloem in de hand en eveneens genimd Jezuskind, is zonder enige twijfel de mooiste paxtafel van de reeks. Het bijna identieke osculatorium van DeuxAcres bezit nog sporen van beschildering maar werd jammerlijk in het midden zwaar gehavend door een vrij grote schroef. De aanwezigheid van nog meerdere ivoren kustafeltjes met een andere voorstelling maar bijna dezelfde afmetingen in West-Vlaanderen en Noordoost-Frankrijk, kan ongetwijfeld het bewijs zijn dat deze paxtafels eertijds in deze regio vervaardigd werden door ervaren ivoorbewerkers. Een eveneens uitzonderlijke kustafel uit dezelfde periode, maar met een andere voorstelling is eveneens in Brugge aanwezig en wordt tentoongesteld in de kerkschat van de rijke Sint-Salvatorskathedraal. In dit geval gaat het ook om de uitbeelding van de gekroonde Maria met het Kind, maar geplaatst op een grote maansikkel. De achtergrond van deze pax is volledig gearceerd en onderaan is “ave maria� in het ivoor uitgesneden.

Pax- of kustafel met gezeten Onze-Lieve-Vrouw en Jezuskind Ivoor, Noordoost Frankrijk e/o Vlaanderen, tweede helft 15de eeuw 13,5 x 8 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] VIII.0.008

10


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

balkzool met Maria en jezuskind

De stedelijke museumcollecties beschikken over enige versierde bouwkundige elementen zoals laatgotische gefigureerde balksleutels, waarvan de herkomst meestal niet gekend is, maar die hoogstwaarschijnlijk uit Brugse gebouwen gerecupereerd werden. Deze schuine constructie- elementen ondersteunden aanvankelijk moerbalken en de kleinere zogenaamde “kinderbalken”, wat bijdroeg tot de stevigheid van het daarboven liggende draagvlak van de houten plankenvloer. Op hun beurt werden deze in hout gekapte versierde elementen ter ondersteuning van een balkeinde geplaatst. Een in eik gebeeldhouwd exemplaar stelt de gekroonde Maria-figuur met lange afhangende haren en het kindje Jezus op de rechterarm voor. Onze- Lieve- Vrouw is gehuld in een lange mantel en is geplaatst op een kleine console. Bovenaan is een tekstbanderol met het opschrift “MARIA” aanwezig in het hout gekapt en in een donkere verf geschilderd. De balksleutel is blijkbaar afgeschuurd, maar er zijn toch nog sporen aanwezig van een blauwe beschildering vooraan en op de rechtse zijwand. In vergelijking met de andere tentoongestelde voorstellingen gaat het hier eerder om een volkse uitbeelding van Maria met haar Kind. Wellicht is dit bouwkundige onderdeel te dateren in de tweede helft van de vijftiende eeuw. In het stadhuis van Damme bevinden zich in de voor-, de raad- en de wapenzaal uitzonderlijk mooie gefigureerde en zeer plastisch uitgewerkte driedelige balkzolen, die op basis van archiefteksten door een zekere Wouter van Inghen in het jaar 1465 vervaardigd werden. Op één van deze zeven balksleutels wordt de gezeten Maria die het Kind een peer aanbiedt voorgesteld, met eromheen twee musicerende engelen met vedel en luit. Op dezelfde sculptuur aan het andere uiteinde bevinden er zich twee profeten en ten slotte een man die twee heren verzorgt. Ook ter ondersteuning en versiering van tongewelven in kapellen en kerken werden versierde of onversierde balksleutels meermaals gebruikt, waarvan trouwens nog vele voorbeelden ter plaatse bewaard bleven in meerdere landen. Er zijn bovendien nog talrijke balksleutels bekend die allerlei heiligen uitbeelden, zoals Gregorius, Augustinus, Hiëronymus, Ambrosius of de evangelisten.

Balkzool met maria en Jezuskind Eik, Bruggge, tweede helft 15de eeuw 76,5 x 16 x 21,5 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0260

11


museumbulletin >maria in beeld..

12


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

gezeten onze-lieve-vrouw met jezuskind en open boek De gezeten Maria met het Kind op haar schoot is andermaal op zeer aantrekkelijke wijze in hout voorgesteld. De sculptuur werd jammer genoeg ooit afgeloogd en ingeboend zoals vroeger op vele plaatsen meestal de gewoonte was. Onderzoek in de hoeken van de kleding zou misschien nog zeer kleine sporen van enige beschildering aan het licht kunnen brengen. De moeder van Christus heeft lange, krullende haren die ter hoogte van haar schouder bedekt worden door een lange vooraan geopende mantel die in het midden V-vormig en spits naar beneden toe lopend gesloten is. Daaronder steken de toppen van de beide schoenen uit. Halverwege zijn de beide handen zichtbaar en op haar linkerknie bevindt zich een geopend boek. De jongeling met krullend haar heeft een afgebroken rechterhand en maakt aanstalten om in het boek te bladeren. In tegenstelling tot de Madonnafiguur die naar beneden kijkt, heeft Christus een frontale blik. Op het beeld werden achteraan geen stadsmerken waargenomen zoals in die periode door het desbetreffende ambacht was voorgeschreven. Het is daarom vrij onmogelijk deze mooie groep aan een welbepaalde stad toe te schrijven. Wij mogen wel stellen dat de Maria met het Kind op haar schoot rond het einde der vijftiende eeuw in de Nederlanden tot stand kwam, onder voorbehoud in een Brabants atelier. In het Louvre in Parijs, alsook in de Skulpturensammlung in Berlijn zijn twee beelden met analoge voorstelling aanwezig, waarbij Maria in een vouwstoel gezeten is. Beide groepen worden aan Brussel toegeschreven en zijn te situeren rond 1490 - 1500.

Gezeten Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind en open boek Eik, Brabants atelier (?), einde 15de eeuw 45,2 x 37,2 x 14,2 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0035

13


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw met jezuskind De Brugse stedelijke musea en kloosters bezitten verschillende zgn. “Poupées de Malines”, een naamgeving die vanzelfsprekend verwijst naar de stad Mechelen, hét centrum waar deze beeldjes in grote getale in notelaar vervaardigd zijn en van waaruit ze ook eertijds geëxporteerd werden. De naam verwijst naar het typisch popperige hoofdje, waardoor de beeldjes die meestal van kleine afmeting zijn, vrij vlug herkenbaar zijn. Telkens werden stereotiepe voorstellingen uitgebeeld, waarbij men steeds dezelfde schema’s in hout vastlegde. Het betreft hier a.h.w. seriewerk dat even voor en na 1500 in meerdere plaatselijke ateliers van de stad tot stand kwam. Maria met het Kind werd vaak uitgebeeld, maar ook o.a. Barbara, Elisabeth, Agnes, Cecilia, Maria- Magdalena, Margareta, Sint- Anna, Catharina van Alexandrië en Ursula. Ook mannelijke figuren werden in deze kleinsculptuur door bedreven vaklui gemaakt, zoals het naakte Christuskind, Sint- Michiel, Rochus, Petrus, of Christoffel. De beeldjes steunen meestal op een meerzijdig sokkeltje in eik en hebben zowel op de achter- als op de voorkant meerdere atelieren meestermerken die met behulp van een brandijzer in het hout werden aangebracht. Kunsthistorisch alom bekend zijn de zgn. “Besloten hofjes” die tot op vandaag bewaard worden in de stedelijke collecties van Mechelen. Deze retabeltjes werden voorheen in het plaatselijk Onze-Lieve-Vrouwe-gasthuis door de zusters die het hospitaal bewoonden met grote zorg gekoesterd. Rondom werden de beeldjes aangevuld met florale versieringen en religieuze insignes. Enkele analoge en kleinere “Besloten hofjes” worden tot op heden nog bewaard in Vlaamse begijnhofmusea. De prachtsculptuur was rond 1500 blijkbaar ook erg in trek bij particulieren die versierde kleine huisretabeltjes die met twee geschilderde luiken konden afgesloten worden, aankochten. In andere musea bevinden zich ook dergelijke zeldzame diptiekjes die eertijds voor privé-devotie werden gebruikt. In de Dijlestad legden de vaklui zich bovendien toe tot het opsmukken van luchters. Het beeldje uit de Brugse collectie is helaas overschilderd maar na onderzoek konden minstens drie polychromieën worden vastgesteld. Het is niet bekend op welk tijdstip deze overschilderingen plaatsvonden, maar dit gebeurde wellicht in de late negentiende of het begin van de twintigste eeuw. Deze OnzeLieve-Vrouw werd zoals gebruikelijk uit één stuk hout gesneden. De staande Madonna met tot over de schouders afhangende haarvlechten en bovenaan enige parels, draagt een afhangende tuniek met verticale plooien en is nog volledig intact. Zij droeg in de linkerhand waarschijnlijk een bloem. Enige vingertjes van Christus’ rechterhand, alsook het kruisje op de kleine wereldbol ontbreken. Op de keerzijde werden zoals gewoonlijk geen sporen van een merkteken vastgesteld, vermits de rug overschilderd is.

14

Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind Eik of notelaar, Mechelen, omstreeks 1500 28,9 x 11,5 x 6,5 cm Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie (0.P 651.V)


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

onze-lieve-vrouw met jezuskind Deze O.-L.-Vrouw in gepolychromeerd hout heeft zoals het vorige exemplaar ook alle kenmerken van de Mechelse renaissanceproductiesculptuur, maar is al in het tweede kwart of het midden van de zestiende eeuw te situeren. Het beeldje is in zekere mate gehavend, vermits de beide armen van Christus ontbreken. Bovendien is de polychromie, alsook het verguldsel, vooraan door veelvuldige reiniging deels afgesleten. Alleen het verguldsel van de haarlokken op de keerzijde, alsook enige gouden sterren op de onderzijde van Christus’ kleedje zijn nog aanwezig. Maria is frontaal voorgesteld en heeft een fijn eivormig hoofdje met lange afhangende haarlokken tot bijna halverwege de rug en daarboven een ronde verhoging ter bevestiging van een zilveren kroontje. De Madonna heeft een lang gedrapeerd bovenkleed met centraal een riem en daaronder een onderlijfje dat halverwege eindigt in een punt. Om haar hals heeft zij een halssnoer dat blijkbaar in rode verf op het beeldje geschilderd is. Zij draagt het kindje Jezus met krullend haar op de linkerhand; in de andere hand tenslotte hield zij waarschijnlijk een thans ontbrekende scepter vast. Christus hield als teken van goddelijkheid vermoedelijk de wereldbol vast. Er werden geen stadswapen of merktekens achteraan in het hout waargenomen, maar onderhavige sculptuur is zo typisch voor de iets later te dateren Mechelse productie.

Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind Eik, Mechelen, eerste kwart 16de eeuw 27,5 x 11 x 6,5 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0116

15


museumbulletin >maria in beeld..

madonna met kind op de maansikkel

Tot de talrijke kleine zeldzaamheden die het Sint-Janshospitaal rijk is, behoort een kleine in hout gesneden gekroonde Madonna op de maansikkel, met het kindje Jezus op de rechterhand. Dit unieke kunstwerk is tot op heden in gave toestand bewaard en uiteraard wegens zijn zeldzaamheid beveiligd. De herkomst van dit niet- gemerkte kunstwerkje is niet bekend, maar wij mogen veronderstellen dat het behoorde tot het oorspronkelijke patrimonium van de hospitaalzusters die het met grote zorg koesterden. Het is wel bekend dat dit zeer geraffineerde beeldje met zijn architectuur daaromheen, reeds in 1864 en ook daarna in enige tentoonstellingen prijkte; het werd dus al in de negentiende eeuw opgemerkt door kunstliefhebbers of specialisten ter zake ! Dit kleinood wordt door bepaalde kunsthistorici aan een Brabants, misschien wel Brussels atelier toegeschreven en zou vermoedelijk kunnen dateren uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. De architectonische constructie van het groepje met rijkelijke opengewerkte troonhemel wordt bekroond door een hoge pinakel met daarrond vier kleinere pinakels waarop knopvormige hogels en een kruisbloem voorkomen. Deze architectuur verwijst in zekere mate naar de laatgotische in hout gesneden retabels en de in natuursteen gekapte sacramentstorens uit de vijftiende en zestiende eeuw. Zij kwamen hoofdzakelijk in Brussel en Antwerpen, in mindere mate in Mechelen, tot stand en zijn tot op heden soms nog ter plaatse of zelfs in buitenlandse kerken bewaard gebleven. De figuur van Maria en het Kindje is tesamen met de fijne, in hout uitgesneden bekroning bijna volledig verguld. Alleen haar hoofd en haar handen, alsook die van haar zoon zijn vleeskleurig; de lippen zijn eveneens rood beschilderd. De binnenzijde van de lange afhangende mantel van Maria tenslotte is blauw geschilderd. Onder een geajoureerde troonhemel waarop ook blauwe lijntjes aangebracht zijn en die ondersteund wordt door vier fijne polygonale kolommetjes, staat dus centraal zoals boven vermeld de slanke gekroonde O.-L.-Vrouw op de maansikkel met de kleine Jezus. Een deels opengewerkte vierkantige sokkel met ornamenten zoals visblaasmotieven, die ontleend werden aan de architectuur uit dezelfde laatgotische periode, is daaronder geplaatst. Het is uniek dat in dezelfde collectie zowel een Maria op de maansikkel als een kerstwiegje uit bijna dezelfde periode aanwezig zijn, die beide bekroond worden door een baldakijn en om die reden natuurlijk permanent tentoongesteld worden.

16

Madonna met Kind op de maansikkel Verguld hout, Brabants of Brussels atelier, omstreeks 1500 7 en 27 x 10 x 9 cm Sint- Janshospitaal (0.SJ 225.V)


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

17


museumbulletin >maria in beeld..

kerstwiegje onder een troonhemel In veel gezinnen wordt tijdens de winterperiode nog Kerstmis gevierd. Deze ingeburgerde feestdag gaat natuurlijk gepaard met het in de huiskamer opstellen van een “echte” of “namaak-“ kerstboom, het beluisteren van kerstliederen en het opstellen van een kleine of grote kerstkribbe. Daarin wordt de geboorte van Christus in de stal van Bethlehem uitgebeeld en op die manier herdacht. Het kindje Jezus ligt in de kribbe en aan zijn zijde knielt Maria en staat Jozef, haar echtgenoot en zijn pleegvader, die een brandende kaars draagt. In de onmiddellijke omgeving bevinden zich zoals gebruikelijk de os en de ezel. In de permanent tentoongestelde verzameling van het Memlingmuseum mocht een oorspronkelijk laatmiddeleeuws kerstwiegje natuurlijk niet ontbreken. Dergelijke kleinsculptuur was te oordelen naar de originele nog bewaarde exemplaren blijkbaar vrij populair. Deze Brugse kerstkribbe werd al opgemerkt door kunstliefhebbers en was geëxposeerd in Mechelen (1864), Brugge (1867) en Brussel (1888). Het is ongetwijfeld van Vlaamse makelij en waarschijnlijk in de tweede helft van de vijftiende eeuw te situeren. Op het hoge vergulde baldakijn met een centrale uitstekende pinakel, hogels en kruisbloem steunen vier engelenbeeldjes. Deze architectonische bekroning met opengewerkte ojiefbogen heeft vier lager geplaatste pinakels alsook hogels en wordt ondersteund door twee ronde groen geschilderde zuilen. De platte geprofileerde basis tenslotte is overhoeks onder het geheel aangebracht en had een gemarmerde beschildering die thans niet meer zichtbaar is. In het midden hangt een beweegbaar kerstwiegje met op de

vier hoeken telkens een fijn verguld houten pinakeltje, dat met behulp van twee kleine kettingen aan de zuilen is bevestigd. Momenteel bevindt er zich op dit kerstwiegje een aan de randen geborduurd paars weefsel van latere datum. Aan de ene zijde is een liggend lam met een kruisvaan en bloemetjes zichtbaar. Op de keerzijde is het jaartal 1714, een kroon en daaronder “S.IOSEPH” opgenaaid. Het is vanzelfsprekend dat dit kleine geborduurde weefseltje achteraf werd bevestigd ter vervanging van een ouder dekentje. In dergelijke beweegbare wiegjes ten slotte lagen kleine Christuskindjes die vervaardigd waren in hout, was, pijpaarde en zelfs zilver. Aan de beide thans niet zichtbare zijwanden van het wiegje zijn telkens zes spitsboogjes met bovenaan een cirkeltje dat aan ronde gotische glasramen uit deze periode herinnert. Zowel in Vlaanderen, in Wallonië alsook elders zijn verschillende kerstwiegjes te bewonderen. Zo bezit het prachtige Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen niet minder dan twee “beweegbare” wiegjes in verguld hout met aan de eigentijdse architectuur ontleende ornamenten. Op één van beide exemplaren staat het opschrift “GLO RIA IN ECCE LSIS DEO” in gotische majuskels. In de Sint- Niklaaskerk van de Henegouwse stad Edingen is ook een verguld en beweegbaar wiegje met een prachtig opengewerkt baldakijn aanwezig; het behoorde vroeger toe aan het plaatselijk intussen afgebroken begijnhof. In de gebouwen van Leuven bevonden zich eertijds twee prachtige, vermoedelijk vijftiende-eeuwse kerstwiegjes die beiden aan de Luikse verzamelaar J. Frésart verkocht werden. Eén van beide

is vrij uitzonderlijk van vorm, vermits het in hout gesneden wiegje steunt op een centrale zeshoekige stam waaronder een grote maar dunne zeshoekige basis geplaatst werd. Het andere exemplaar is zonder enige twijfel het mooiste in zijn genre, dat sinds de negentiende eeuw een lange weg heeft afgelegd en in 1894 en 1947 in de handen van Weense collectioneurs belandde. Daarna werd het verworven door de bekende antiquairs Ruth en Leopold Blumka te New York. Dit unieke kunstwerk werd in 1974 als herinnering aan haar overleden echtgenoot aan het Metropolitan Museum geschonken; het is thans te bewonderen in de beroemde “The Cloisters”. Een uitzondering op de regel wat het gebruikte materiaal betreft, is het zeer kleine, volledig in gedreven zilver vervaardigde wiegje (12,5 x 11,5 x 8 cm) dat permanent tentoongesteld wordt in het Naamse Musée des Arts Anciens. Het is aan alle zijden zeer fijn uitgewerkt en versierd met engelfiguurtjes, kleine beeldjes, belletjes en loshangende wapenschildjes. Dit kleinood is overeenkomstig de ingeslagen vroegvijftiendeeeuwse zilvermerken van Luikse makelij en is herkomstig uit de abdij van Marche-les-Dames. Het werd ooit geschonken aan de Société archéologique de Namur door Mgr. Nicolas Joseph Deheselle. Enige houten exemplaren zijn ook nog te bewonderen in het Schnütgen-Museum in Keulen, het Museum voor Toegepaste Kunsten van Boedapest, het Bayerisches Nationalmuseum van München, het Rijksmuseum Catharijneconvent van Utrecht en The Burrell Collection van Glasgow.

Kerstwiegje onder een troonhemel Verguld hout en borduurwerk, Brugse atelier (?), tweede helft 15de eeuw 60 x 32 x 22 cm; Sint-Janshospitaal (0.SJ 81.V)

18


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

19


museumbulletin >maria in beeld..

verheerlijking of kroning van onze-lieve-vrouw met kind op de maansikkel Uit de late zestiende eeuw dateert een bijna onbekend albast in halfreliëf dat aan de bovenzijde helaas ingekort werd. Het stelt centraal de Verheerlijking van O.-L.-Vrouw met het Kind in de armen voor. De langgerekte Maria Immaculata met wapperend kleed en lange haren, werd door de beeldhouwer centraal in een welige wolkenhemel geplaatst. Zij staat op een maansikkel, symbool van de kuisheid en vertrappelt met haar linkervoet een geklauwde draak, die soms de vorm heeft van een halfwezen met de kop van een vrouw en het lijf van een serpent. Conform Jahwehs’ vervloeking na de zondeval en Zijn voorspelling dat een vrouw de kop van dit ongedierte zal verpletteren, karakteriseert dit motief de rol van Maria in het heilswerk van de Nieuwe Eva. De maansikkel onder haar voeten ontleent haar licht aan de zon. Rondom de Moeder Gods bevinden zich een achttal gevleugelde engelen. De twee onderste houden het wapperende kleed van Maria vast en vergezellen of begeleiden haar tevens als vorstin naar de hemel. Naar boven toe zijn twee andere, hoornblazende engelen in de opstelling geplaatst. Bovenaan houden twee engelen een deels afgebroken kroon boven het hoofd van O.-L.-Vrouw vast. In originele, gave toestand was deze kroon waarschijnlijk versierd met twaalf sterren. De vlucht van de Apocalyptische Vrouw verwijst naar Maria’s opname in de hemel. Volgens één

der visioenen van Sint- Jan, verscheen deze Vrouw aan het firmament “bekleed met de zon, de maan aan haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren” (Ap. 21). Hoewel niet meer merkbaar, was deze sculptuur in halfverheven beeldhouwwerk deels verguld. Er zijn geen merktekens of initialen aangebracht, maar het reliëf werd hoogstwaarschijnlijk eveneens in Mechelen vervaardigd. Deze stad was vooral gedurende de zestiende eeuw niet alleen een zeer belangrijk centrum van gepolychromeerde houtsculptuur. In de Dijlestad werden bovendien ook honderden kleine tot iets grotere reliëfs in albast gesneden die tot op heden in belangrijke Europese musea en privécollecties bewaard bleven. De productie van deze meestal rechthoekige, soms ruitvormige en zelden zelfs ronde albasten beslaat ongeveer drie vierde van de zestiende en het eerste kwart van de daarop volgende eeuw. Ze ontstaat ca. 1535 en neemt een einde bij het ontluiken van de barokstijl ca. 1630. De iconografische thema’s betreffen overwegend het leven van Christus alsook thema’s uit het Oude Testament. Niet alleen devotiereliëfs werden in deze zachte ietwat doorschijnende en geaderde steensoort vervaardigd, maar tevens albasten met mythologische taferelen, allegorieën en historische figuren. De beeldsnijders inspireerden hun werk op prenten die misschien onder plaatselijke ateliers

uitgewisseld werden. Er komen immers meermaals identieke of verwante voorstellingen voor. De reliëfs zijn in veel gevallen onderaan voorzien van monogrammen, die in goudverf rond een huismerk aangebracht zijn en waarvan er intussen tientallen via archiefonderzoek geïdentificeerd konden worden. De “stoffeerder” legde tot slot de laatste hand aan het werk. Hij omrande het contour of de omtreklijnen der figuren en de architectonische elementen met gouden lijntjes en bracht tenslotte bloemornamenten en stippen aan in goudverf. De albasten werden op een eikenhouten plakje gelijmd en voorzien van een geprofileerde boord. Daarbinnen komen opgelijmd ingestempeld verguld papierdeeg, vruchtensnoeren en linten in Florisstijl of hybride hermenfiguren voor. Wegens de verlijming op hout (een reactieve drager), vertonen albasten helaas in de meeste gevallen meerdere scheuren. In dit geval is de dunne albaststeen eveneens op veel plaatsen gebarsten. Zeldzamer zijn de grotere reliëfs die in een monumentale lijst of een huisretabel geplaatst werden. Deze hebben de vorm van een miniatuuraltaar met architraaf, zuilen of pijlers en een bekroning. Dit zeldzame en alleenstaande reliëf met de uitbeelding van de Verheerlijking of Kroning van O.-L.-Vrouw is een uitzondering op de regel. Het is dus van Zuid-Nederlandse, waarschijnlijk Mechelse origine.

Verheerlijking of Kroning van Onze-Lieve-Vrouw met Kind op de maansikkel Albast, vermoedelijk Mechelen, tweede helft 16de eeuw 41 x 29 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] VI.0.0007

20


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

21


museumbulletin >maria in beeld..

maria met jezuskind Dit houten Mariabeeldje was oorspronkelijk en naar gewoonte volledig gepolychromeerd. Helaas werd de meerkleurige beschildering door onbevoegden over de hele oppervlakte verwijderd en is deze sculptuur achteraf met was ingeboend ! Bij aandachtig onderzoek kunnen nog enige wijzigingen vastgesteld worden. De linkervoet van Maria is vernieuwd en het groepje steunt op een vrij recente sokkel in eikehout. Op de keerzijde is in het midden en van boven naar onder toe een verticale opening met hout opgevuld. Links en rechts daarvan zijn op verschillende hoogten telkens ronde gaatjes merkbaar die intussen gedicht werden. Waarschijnlijk was in deze verticale opening een bevestigingselement geplaatst, waarmee het beeldje tentoongesteld kon worden in een kapelletje of een klein altaar. Maria heeft lang afhangend haar dat bovenaan met een dunne band wordt vastgehouden. Zij is gehuld in een lang gedrapeerde mantel met halsuitsnijding en een V-vormig onderkleed. Op de handen ondersteunt 0.-L.-Vrouw de kleine Christus die het hoofd naar haar heeft gericht. Hoewel niet gemerkt kan deze Vlaamse Mariavoorstelling in de tweede helft van de zestiende eeuw gesitueerd worden.

Maria met Jezuskind Eik (houtworm), Vlaanderen, tweede helft 16de eeuw 20,5 x 9,5 x 6 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0117

22


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

onze-lieve-vrouw met jezuskind Een O.- L.- Vrouwebeeldje met het kindje Jezus op de rechterarm is waarschijnlijk in de eerste helft of zelfs het derde kwart van de zeventiende eeuw te situeren maar is niet gesigneerd. In dit geval is Christus niet voorgesteld met de wereldbol of rijksappel in zijn hand waarop zich een kruisje bevindt en zijn rechterhand is vooraan geplaatst. Bij deze aanvankelijk gekroonde en onderaan licht gehavende sculptuur draagt de langgerekte Mariafiguur een bovenkleed dat tot op de grond in plooien neervalt. Door deze drukke drapering wint het beeldje aan monumentaliteit, waardoor het een zekere sereniteit en waardigheid verkrijgt. Het kleed is onder de borst met een lint samengebonden. Met haar linkerhand houdt zij een voetje van het Kind vast en met de rechterhand wordt hij ondersteund. Hoewel het vroegbarokke beeldje tot de anonimiteit behoort, is het van Vlaamse makelij, mogelijk te situeren in de regio Antwerpen of omgeving. Bij de vervaardiging van de sculptuur werd waarschijnlijk buks gebruikt, een houtsoort die in deze periode geregeld aan bod kwam. Het was ongetwijfeld opgesteld in een huiskapel of een klein retabeltje dat door geschilderde luiken afgesloten werd.

Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind Bukshout (?), Vlaanderen (Antwerpen ?), eerste tot derde kwart 17de eeuw 41 x 8,3 x 4 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0123

23


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw met jezuskind

Dit sierlijke Mariabeeldje met de naakte Christus in de armen was oorspronkelijk niet gepolychromeerd. Het geheel is geplaatst op een licht gewelfde basis; de slang die Maria vertrappelt is niet aanwezig. De geprofileerde basis met links en rechts telkens een gevleugeld engelenkopje dateert niet uit dezelfde periode maar is nadien aangezet. Het groepje in eik maakte deel uit van een nis met ornamenten in neo-Vlaamse Renaissance-stijl die uit de late negentiende eeuw dateert. Onze-Lieve-Vrouw draagt een lang gedrapeerd kleed en heeft het hoofd naar links gekeerd. Het kindje Jezus waarvan een handje afgebroken is, kijkt eveneens in de andere richting. Wegens het ontbreken van enig merkteken zal ook dit beeldje steeds tot de anonimiteit behoren, maar is op stilistische basis wel in de zeventiende eeuw te situeren. Het is zonder twijfel door een Vlaamse beeldhouwer gesneden.

Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind Eik, Vlaanderen, 17de eeuw 42 en 51 (met sokkel) x 14 en 19 x 13 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0143

24


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

gezeten maria met christuskind In de museumcollecties is een gezeten Maria aanwezig met voor haar het naakte Christuskind dat ten voeten uit en in vooraanzicht is voorgesteld. De sculptuur werd in een donkere blijkbaar hardere houtsoort gesneden en vertoont geen sporen van enige beschildering. De figuur van Onze- Lieve- Vrouw draagt een gedrapeerd kleed waarover een geopende mantel met afboording. Onderaan zijn twee uitstekende puntschoenen merkbaar. Zij houdt in haar handen twee druiventrossen vast. Tussen haar knieĂŤn staat de kleine ongeklede Jezus met een welige haartooi. Er werden helaas enige beschadigingen vastgesteld. Het rechterhandje van Jezus ontbreekt; bij Maria is de rechterhand gehavend en is eveneens een plooi ter hoogte van de linkerschouder verdwenen. Achteraan werd de aanwezigheid van oude herstellingen en verstevigingen waargenomen. Hoewel niet gesigneerd of gedateerd, gaat het hier zonder enige twijfel om een Vlaamse Maria- voorstelling uit de barokperiode, die in de zeventiende eeuw thuishoort en nooit beschilderd is geweest.

Gezeten Maria met Christuskind Harde houtsoort (?), Vlaanderen, 17de eeuw 40 x 15 en 21,5 x 11 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0020

25


museumbulletin >maria in beeld..

madonna met jezuskind en scepter in de hand Een prachtig en momenteel nog goed bewaard Madonnabeeld met Jezuskind op de linkerhand is in de tweede helft van de zeventiende of de eerste helft van de achttiende eeuw te situeren. De Heilige Maagd met lange krullende en los over de schouders vallende haren, draagt een bleke en blauwe mantel met zwierige, soepele plooien en een afboording met franjes die verguld zijn. Daaronder is een lichtbruin kleed dat eveneens afgeboord is ter hoogte van haar borst. De anatomie van beide figuren komt zeer goed uit door de plooien van de kleding. Beiden hebben een bleke tot roze huidskleur en rode lippen. Deze beschildering is aangebracht op een witte preparatielaag die herinnert aan de oudere sculpturen in natuursteen. De moeder van Christus heeft een fijne haarband met parelrand over een hoofddoek en in de rechterhand houdt zij een grote balustervormige gegraveerde zilveren scepter met in het midden een bladversiering vast. Haar zoon heeft eveneens een welige en krullende haartooi en houdt de linkerarm in de lucht. De ietwat grote zilveren kroontjes waren aanvankelijk kleiner of misschien zelfs niet voorzien. Maria, koningin van de hemel, staat met haar puntschoenen op een maansikkel waarrond een slang kronkelt die zij verplettert en waarvan de kop links onder haar voet merkbaar is. Uiterst links en rechts zijn bovendien twee engelenhoofdjes aan het geheel bevestigd. De sculptuur is uit een zachtere houtsoort gesneden maar is niet voorzien van merken of opschriften en over de herkomst is niets bekend. De keerzijde van dit beeld is deels uitgewerkt en in het midden voorzien van een bevestigingsring. Deze Mariafiguur uit de laatbarok en de overgang naar de rococo was waarschijnlijk centraal op een zekere hoogte in een nis van een hoofd- of zijaltaar geplaatst. Een lichte reiniging van de ietwat verdonkerde beschildering zou ongetwijfeld ten goede komen aan dit mooie virtuoos in hout gesneden beeld met grote aandacht voor detailbehandeling.

26

Madonna met Jezuskind en scepter in de hand Gepolychromeerd hout en zilver, Vlaanderen, laat 17de of begin 18de eeuw 114 x 48 x 27 cm Sint- Janshospitaal (0.SJ 387.V)


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

onze-lieve-vrouw op de maansikkel met jezuskind In museumreserves worden talrijke kunstvoorwerpen bewaard die niet altijd in een goede bewaringstoestand zijn gebleven en om die reden bijna totaal onbekend zijn. Dit is het geval met een langgerekte Maria op de maansikkel met het Jezuskind in de armen. Het beeldje is in een lichte houtsoort gesneden en op de rug uitgehold, gepolychromeerd maar niet gesigneerd, zodat het steeds tot de anonimiteit zal behoren. De beide onderarmen van Christus ontbreken en het hele beeldje is bedekt met een verdonkerde of vervuilde beschildering. Hoewel beschadigd, kan een minimale reiniging of conservatiebehandeling zijn oorspronkelijke kleur al weer aan het licht brengen. Maria draagt traditioneel een lang rood kleed waaruit haar voeten steken en een zwierige blauwe mantel die tot over haar schouders en haar armen hangt; de blauwe kleur symboliseert natuurlijk de hemel. Het haar van Christus, de zespuntige of achtpuntige sterren en de afboording van het kleed zijn verguld, alsook de in hout uitgesneden maansikkel. Het groepje versierde waarschijnlijk een klein devotiekapelletje. Het is chronologisch wellicht in de late zeventiende eeuw of het begin van de 18de eeuw te situeren.

Onze-Lieve-Vrouw op de maansikkel met Jezuskind Houtsoort (?), Vlaanderen (?), laat 17de of begin 18de eeuw 26,7 x 9 en ca 11 x 8,5 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0198

27


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw leert jezus gaan Tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw was er in Brugge een beeldhouwer actief die voornamelijk in steen maar ook soms wel eens in hout werkte. Het gaat hier om de bekende Pieter Pepers de Oude, die in 1730 geboren werd en op vijfenvijftigjarige leeftijd in 1785 overleed. Van deze kunstenaar zijn er tot op heden nog meerdere in natuursteen gekapte beelden bewaard zoals, om maar enige voorbeelden te noemen, de monumentale pomp op de Eiermarkt (1761), de levensgrote voorstellingen van Petrus en Paulus nabij de Sint- Salvatorskathedraal (1765), het beeld van de heilige Nepomucenus op de Eeckhoutbrug (1767) en de vier putti of allegorische tuinbeelden met de muziek, de sterrenkunde, de bouwkunst en de schilderkunst als onderwerp (1772). Deze laatste vier sculpturen van eerder kleine afmeting zijn herkomstig uit de tuin rond het bisschoppelijk kasteel Rooigem in Sint-Kruis en waren opgesteld nabij het beeld van Ferdinandus Verbiest (1623- 1688), de Vlaamse jezuïet die naar China uitweek om aldaar een wetenschappelijk centrum op te richten. De tuinbeelden zijn nog steeds te bewonderen op de binnenplaats van het Gruuthusemuseum. De in lindehout gesneden O.-L.-Vrouw die het kindje Jezus leert gaan, wordt hoewel niet gesigneerd, om stylistische redenen aan Pieter Pepers toegeschreven. Zij is zeer werelds voorgesteld en draagt een sierlijk gedrapeerd kleed. De bijna levensgrote groep is herkomstig van het altaar van de Blindekenskapel, die in de periode 1650- 51 in de Kreupelenstraat werd opgericht. Het evenwel gehavende beeld werd op 5 april 1900 aan het voormalige Oudheidkundig Genootschap verkocht. Blijkbaar viel deze voorstelling in de smaak, vermits er ook andere exemplaren van deze voorstelling tot stand kwamen. Zo werd o.a. een kopie door het huis Dupont uit Brugge bij de aanvang van de jaren vijftig vervaardigd voor een school in Kortrijk. In 1986 werd bij Sotheby’s in Londen een erg gehavend bozzetto van het houten beeld te koop aangeboden. Bij dit gehavende model ontbreekt eveneens een signatuur of jaartal. Het bozzetto of model in klei, werd in de veilingscatalogus evenwel verkeerdelijk aan de Mechelse beeldhouwer Lucas Faydherbe (1617-97) toegeschreven. Hendrik Pickery (1828-1894), eveneens een bekend Brugs beeldhouwer, kapte een O.L.- Vrouw met Kind die thans nog boven de toegangsdeur van de reeds vermelde kapel staat.

28

Onze-Lieve-Vrouw leert Jezus gaan Lindehout, Brugge, vermoedelijk Pieter Pepers (1730-85) 112 x 69,5 x 32 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0. 0168


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

onze-lieve-vrouw met jezus en scepter Zowel in Brugge als in andere Vlaamse steden werden talrijke in hout, in steen gekapte of in klei geboetseerde en daarna gebakken Onze- Lieve- Vrouwebeelden aan de buitenzijde van kerken, in kapelletjes, in gevelnissen en op straathoeken onder luifels geplaatst. Ze waren aangebracht ter herinnering aan een welbepaalde gebeurtenis, of uit erkentelijkheid en dankbaarheid voor een verkregen gunst. Soms droegen meerdere families financieel bij ter realisatie van een beeld en schonken geldsommen die konden schommelen. Dergelijke “straatbeelden” die de hoeken van straten sieren, zijn thans nog weer te vinden in Vlaamse en Waalse steden en worden door meerdere vrijwilligers of organisaties in ere gehouden en gerestaureerd. Wij moeten jammer genoeg vaststellen dat in meerdere steden zeer veel Mariabeelden intussen ernstig beschadigd zijn. Verwaarlozing, desinteresse, slechte weersomstandigheden alsook luchtverontreiniging zijn uiteraard de oorzaak van deze verloedering. Bovendien werden in meerdere steden Mariabeelden ontvreemd uit hun oorspronkelijke nissen en kwamen zo terecht in privécollecties, de kunsthandel en musea. Het is vanzelfsprekend dat sculpturen die blootgesteld waren aan allerlei weersomstandigheden niet altijd in goede staat van bewaring zijn gebleven. In veel gevallen zijn dergelijke Mariavoorstellingen door lokale beeldhouwers vervaardigd, nooit gesigneerd en soms meermaals overschilderd. Omwille van een betere stabiliteit werd dit beeld onderaan voorzien van een verzwaring in de vorm van een afgeplatte ronde voet (diameter max. 3,5 cm). Maria houdt op haar linkerhand het kindje Jezus, die op zijn beurt de rijksappel met daarop een thans afgebroken kruis onder de linkerhand vastheeft. Hij heeft een welige haarbos en een lange doek en is voorgesteld als Salvator Mundi of “Verlosser van de wereld”, een bepaald type devotievoorstelling van Christus. De andere hand waarmee hij een zegenend gebaar maakt is naar boven gericht maar licht beschadigd. Maria heeft een haarband waarover een hoofddoek en een lange mantel in dezelfde kleur. Daaronder is een rood kleed merkbaar, dat in het midden omgord werd. In de rechterhand houdt deze O.-L.-Vrouw ten slotte een metalen scepter vast. Zoals ook het geval is met analoge of verwante beelden in meerdere Vlaamse steden, hoort deze Maria met Kind thuis in de 19de eeuw.

Onze-Lieve-Vrouw met Jezus en scepter Beschilderd terracotta, Vlaanderen (Brugge ?), 19de eeuw 54 x 17 x 25 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] XXI.0.1226

29


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw met jezuskind Vooral tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen er zowel op het vlak van de schilderkunst als van de toegepaste kunsten meerdere vervalsingen op de markt. Met deze term bedoelt men een laakbare, frauduleuze actie of een opzettelijk bedrog met onaangename financiële gevolgen voor de soms ietwat naïeve of goedgelovige verzamelaar. Hoewel er al voordien slechte nabootsingen van kunstwerken en antiquiteiten door handige vakmensen vervaardigd werden en nog steeds worden, is de negentiende eeuw hét gouden tijdperk van de zgn. “pastiche”. In deze periode werden al grote collecties van allerhande kunstvoorwerpen door kapitaalkrachtige verzamelaars in binnen- en buitenland aangelegd. Het gebeurde wel eens dat pastiches tezamen met originele kunstwerken in de collecties van rijke verzamelaars in Europese en Amerikaanse landen belandden. Wat Vlaanderen betreft verwijzen wij naar het prachtige museum Mayer van den Bergh in Antwerpen dat over een nog steeds hoogstaande collectie beschikt en opgericht werd door Fritz Mayer van den Bergh (1858- 1901), het Gruuthusemuseum in Brugge, het kasteel van Gaasbeek en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, om maar enige voorbeelden te noemen. Andere analoge verzamelingen zijn de Parijse collectie Micheli, de zgn. Sammung Albert Figdor (1843-1927) in Wenen, de verzameling van theoloog Johann Wilhelm Alexander Schnütgen (1843- 1918) in Keulen, of die van Frederico Marès (1893-1991) in Barcelona en José Lázaro Galdiano (1862- 1947) in Madrid. Ook in zeer belangrijke Amerikaanse musea zoals het Metropolitan Museum of Art in New York of de Pierpont Morgan Gallery in dezelfde stad doken na grondig onderzoek pastiches op. In veel musea worden tot op heden archeologische voorwerpen uit de Egyptische, Griekse en Romeinse periode tentoongesteld, alsook veelsoortige kunstvoorwerpen zoals schilderijen, meubels, sculptuur, email, ivoor, munten en penningen, glaswerk, wapens, keramiek uit de romaanse, de gotische, de renaissance- en de barokperiode, waarover soms twijfels bestaat inzake de authenticiteit. Wat de schilderkunst betreft, zijn er sinds enige decennia evenwel meerdere betrouwbare wetenschappelijke onderzoeksmethodes beschikbaar om de echtheid nader te bepalen. Deze methodes zijn in zekere mate eveneens van toepassing voor schilderijen op paneel of op doek, houtsculptuur, zilver, koper, tin om maar enige voorbeelden te noemen. Het ontbreken van de noodzakelijke ingehamerde of ingeslagen meester- en stadsmerken op hout- en steensculptuur of metalen voorwerpen zoals koper, tin en zilver maakt er de identificatie en datering niet gemakkelijker op. Van de gekroonde O.-L.-Vrouw met op de linkerarm het Kind dat een peertje vasthoudt is, zoals dat met veel andere hout- en steensculptuur het geval is, de herkomst onbekend. Op houtwormgaten na in de te hoge veelzijdige basis, verkeert de sculptuur in een vrij goede staat van bewaring. Er zijn geen sporen van polychromie bewaard; het beeld is bovendien nooit afgewerkt met een meerkleurige beschildering. Na onderzoek in situ is het voor een geoefend oog vrij vlug duidelijk dat de Mariafiguur gebeitst of “oud” gemaakt werd, wat natuurlijk verdacht is. Deze figuur werd al afgebeeld in een recente Gentse tentoonstellingscatalogus maar dit geeft jammer ge-

30

noeg niet altijd zekerheid inzake de authenticiteit. De Onze-Lieve-Vrouw met lange afhangende haren en lange geplooide mantel die tot over de basis aflopen (!), vertoont evenwel niet de kenmerken van de soms ietwat strakke neogotische stijl. De sculptuur ontstond waarschijnlijk in het derde of vierde kwart van de negentiende eeuw en werd misschien door een lokale beeldhouwer die zich wou bewijzen in hout gekapt.

Onze-Lieve-Vrouw met Jezuskind Eik, Vlaanderen (Brugge ?), tweede helft 19de eeuw 103 x 34 cm Gruuthuse [Bruggemuseum] V.0.0086


madonna’s uit brugse hospitalen en stedelijk museumpatrimonium

bibliografie J. Cornilly, Monumentaal West- Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West- Vlaanderen, deel II, De fusiegemeente Brugge, Brugge, 2003, 256 p., ill. L. Devliegher, De opkomst van de kerkelijke gotische bouwkunst in West- Vlaanderen gedurende de XIIIe eeuw, Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, t. VII, 1956, p. 7- 121, ill. L. Devliegher, Pieter Pepers beeldhouwer (1730- 1785) : in : Catalogus Drie Vlaamse meesters van de XVIIIe eeuw : J. Garemijn, H. Pulinx, P. Pepers, Brugge, 1955, p. 89- 110, ill. L. Devliegher, Pepers sr., Pieter, beeldhouwer (1730- 1785): Nationaal Biografisch Woordenboek, 2, Brussel, 1966, kol. 677- 680. R. Didier & H. Krohm, Duitse middeleeuwse beeldhouwwerken in Belgische verzamelingen / Les sculptures médiévales allemandes dans les collections belges, Brussel / Bruxelles : Generale Bankmaatschappij / Société générale de banque, 6/10 - 30/11/1977, LXVIII + 240 + (12) p., ill. A. Janssens de Bisthoven, Aanwijzende fotografische inventaris van de drie rechterlijke kantons Brugge, Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium Brussel, Antwerpen, 1965, 444 p., ill. J. Hall, Hall’s iconografisch woordenboek. Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldenkunst, Leiden, 1993, 382 p., fig. E.J. Haslinghuis & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden, 2005, 659 p., fig. S. Guillot de Suduiraut, Sculptures brabançonnes du musée du Louvre. Bruxelles, Malines, Anvers, XVe-XVIe siècles, Paris, 2001, 168 p., ill. H. Lobelle e.a., 800 jaar Sint- Janshospitaal 1188/ 1976, Brugge, 5/6 - 31/8/1976, 2 vol., 724 p., ill. H. Lobelle- Caluwé, Memlingmuseum Brugge, Brugge, 1987, 126 p., ill. (= Musea Nostra 6). H. Lobelle- Caluwé, Het Sint-Janshospitaal in Brugge, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 39ste jg., 2001/2, 43 p., ill. A. Maertens, Onze Lieve Vrouw van de Potterie, Brugge, 1937, 587 p., ill. J.-L. Meulemeester & Jan Tilleman, Zevenhonderd jaar Brugse Belofte 1304- 2004, Zwolle, 2004, 80 p., ill. E. Niffle- Anciaux, Les repos de Jésus et les berceaux reliquaires, in : Annales de la société archéologique de Namur, t. 18, 4e livraison, 1890, p. 421- 484, ill. Rubens, 1977 = De beeldhouwkunst in de eeuw van Rubens in de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik, Brussel, Museum voor Oude Kunst, 15/7 - 2/10/1977, 387 p., ill. J. Steyaert, Laat- gotische beeldhouwkunst in de Bourgondische Nederlanden, Gent, Museum voor Schone Kunsten, 18/9 - 27/11/1994, 352 p., ill. J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie, Bussum, 1974, 337 p., ill. St. Vandenberghe, Een onbekend bozzetto van de beeldhouwer Pieter Peyers (1730-1785), Jaarboek 1985-86, Brugse stedelijke musea, Brugge, 1987, p. 273-276, ill. St. Vandenberghe, Pieter Pepers 1730 - 1785. Zijn leven en zijn werk, Brugge, “De Gidsenkring”, Tijdschrift van de Westvlaamse Gidsenkring, 1985, 5, 47 p., ill. St. Vandenberghe, Het Gruuthusemuseum te Brugge, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, Brugge, 2002, 43 p., ill. St. Vandenberghe, Ivoor in Brugge, Museumbulletin 2, 30ste jg., april- juni 2010, 45 p., ill. V. Vermeersch, Brugges kunstbezit. Vijftig kunsthistorische opstellen, 2, Brugge, 1973, 287 p. V. Vermeersch, De mooiste Madonna’s, Brugge, 1991, ill. (= Museumpromenade 7).

31


museumbulletin >maria in beeld..

mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen Processies zijn niet eigen aan de katholieke wereld. In de oudheid stapten Egyptenaren, Grieken en Romeinen in religieuze optochten ter ere van hun goden. Met de kerstening kwamen dergelijke rituelen, nu ter ere van Christus, Maria of heiligen, ook in onze contreien. Door BENOIT KERVYN

32


mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen

Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans uit de Sint-Walburgakerk gedragen in de Heilig Bloedprocessie, hier ter hoogte van de Molenbrug. Postkaart, ca. 1910 Verzameling auteur

Een processie is een inleiding tot de viering, een plechtige intrede. Vandaag spreken we nog steeds van de intredeprocessie van een H.Mis. Denken we aan Palmzondag waarbij de gelovigen en de priester achteraan in de kerk verzamelen en in processie al zingend naar het altaar stappen. Maar de processie kan een veel grotere proportie aannemen en buiten het kerkgebouw gehouden worden. Nadien volgt de zegen met het H.Sacrament, met de relikwie van de lokale heilige of vindt de eucharistieviering plaats. Met hun specifieke gezangen, antifonen en staties zijn processies een uiting van volksgeloof. Steden en dorpen, parochies en wijken hielden op welbepaalde tijdstippen dergelijke religieuze optochten ter ere van de plaatselijke heilige, het Heilig Sacrament, het Heilig Kruis, Onze-LieveVrouw, het Heilig Hart van Christus, enz. Met het muziekkorps op kop, stapten de religieuze en burgerlijke overheden gevolgd door een biddende menigte langs een vastgelegd parcours de grenzen van het gebied af om dit territorium als het ware in de handen te leggen van de heilige, van Maria, van Christus. Zo trok de Brugse Heilig Bloedprocessie, ontstaan in 1304 uit een oudere H. Kruisprocessie, tot 1578 jaarlijks buiten de stadspoorten, langs de omwallingen van de stad. Op die manier hoopten de Bruggelingen dat hun stad ‘omarmd’ door Jezus’ bloed een jaar gevrijwaard zou worden van allerhande onheil. Processies konden enerzijds georganiseerd worden wegens een nakend gevaar zoals oorlogen, epidemieën, mislukte oogsten, maar anderzijds konden ze eveneens juist uitgaan als dankbetuiging, dat dit gevaar, door tussenkomst van de almachtige, geweken was. Zo organiseert

Maria van Bourgondië een processie vanuit het Prinsenhof naar de H.Bloedkapel waarbij zij, met een kaars in de hand en blootsvoets, stapt opdat haar echtgenoot, die slag moet leveren tegen de Franse koning, heelhuids en als overwinnaar zou terugkomen. Wanneer een bode het goede nieuws komt melden dat Maximiliaan in aantocht is en effectief Lodewijk XI een halt toeriep, gaat een dankprocessie uit. Naar aanleiding van de bevrijding van Brugge (12 september 1944), werd de relikwie van het H.Bloed op zondag 17 september na een Te Deum en het Lof door de straten gedragen. Processie en vertier liepen door de eeuwen heen vaak hand in hand. Na de religieuze plechtigheid volgde de kermis. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie is de processie meestal verdwenen maar is de wijkfeest/kermis gebleven. Denken we aan de wijkfeesten van de Verloren Hoek (herinnering aan de processie gehouden op 26 juli, feestdag van de heilige Anna), de Sint-Kruiskermis (herinnert aan het feest van de H.Kruisverheffing op 14 september), de driedaagse Sint-Salvatorskermis (vrijdag vóór Palmzondag met de processie en verering van O.-L.-Vrouw van Zeven Weeën), enz. Enkele grote processies zoals de H.Bloedprocessie in Brugge, de Godelieveprocessie in Gistel, de Mariaprocessie in Poperinge of de Boetprocessie in Veurne zijn vandaag nog wel verweven met de plaatselijke kermissen. De voormalige wijkfeesten van West-Brugge zijn vandaag herleid tot de braderie van de Smedenstraat en vindt plaats in het weekeinde van 15 augustus, dag waarop de Brugse Belofte van de kapel van O.-L.-Vrouw van Blindekens naar de kapel van O.-L.-Vrouw van de Potterie trekt. Naar aanleiding van een herdenking, van een eeuwfeest, van een Heilig Jaar kreeg de jaarlijkse processie een extra dimensie. Vaak was dit aanleiding voor een vernieuwd scenario zo onder meer met de H.Bloedprocessie van 1686, 1749, 1850, 1900 en 2000. Het overaanbod aan processies, en dus dagen waarop niet werd gewerkt, noopte keizer Jozef II (onpopulaire) maatregelen te treffen. Voortaan zou er nog naast de H. Sacramentsprocessie slechts één processie per parochie worden toegestaan. De Franse annexatie schafte elke openbare uiting van geloof af. Pas met het Concordaat (1801) werden er op-

nieuw een beperkt aantal processies toegelaten. De neogotiek en de revival van het katholieke geloof vermenigvuldigden het aantal religieuze optochten tot het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Vanaf dan gaat het bergaf met de processies en zijn het ook niet meer 100% uitingen van geloof. Het wordt een mix van religie, geschiedenis en volkskunde.

de opstelling Elke processie volgt min of meer een gelijkaardig stramien. Om het publiek attent te maken op de nakende komst van de “ommegang”, wordt de aandacht getrokken door luidruchtig vertoon. Omstreeks 1900 werd de processie op de Magdalenaparochie geopend door de ‘bellenklinkers’, een groep jongens, op hun paasbest, met breed rood lint diagonaal over de borst en met bel. Andere processies werden/worden geopend, zoals vandaag de H.Bloedprocessie en de Brugse Belofte, met een harmonie of enkele bazuinen. ‘De Maegdekens’, een groep jonge meisjes, meestal in het wit gekleed en met een bloemenkrans op het hoofd, strooiden kleurrijke bloemblaadjes of papiersnippers en zorgden op die manier voor een kleurrijk tapijt waarover de processie trok. Vervolgens komt vaak het beeld of de relikwie van de plaatselijke heilige gedragen door een broederschap of congregatie. Het processievaandel identificeerde de groep en mocht zeker niet ontbreken. Het belangrijkste moment echter was/is het H.Sacrament. Voorafgegaan door misdienaars, met processiekruis, wierookvaten en bellen komen de kerkmeesters (vaak de plaatselijke notabelen). Zij dragen een zilveren of koperen flambeeuw of processietoorts met brandende kaars. Vier van hen dragen echter het rijk geborduurde baldakijn waaronder een priester plaats genomen heeft. Hij draagt een monstrans met daarin het H.Sacrament. Gelovigen volgen al zingend en biddend. Vaak werd er langs het parcours in één of meerdere haltes voorzien, meestal op een plein, op een kruispunt, aan een veldkapel of een verbreding van de weg. Daar stond een rustaltaar opgesteld. Deze tijdelijke constructie werd de dag(en) voordien opgetimmerd. Daar aangekomen hield de optocht halt, er werd gebeden en gezongen, en de pastoor zegende de meestap-

33


museumbulletin >maria in beeld..

pende gelovigen met het sacrament. Naar aanleiding van de diverse Brugse processies waren er rustaltaren op het Ankerplein, de Mallebergplaats en de Nepomucenusbrug. Beide laatste, uigevoerd door Jan-Antoon Garemijn, worden nog bewaard in de reserves van Musea Brugge. Met de H.Sacramentsprocessie in het begijnhof worden de gevels en de paden versierd met bloemen. Vroeger had men vaak een bloementapijt of een gekleurd zandtapijt met geometrische tekeningen.

brugse mariabeelden in processie gedragen Elke parochie in de binnenstad heeft minstens één Mariabeeld dat tot de jaren 1960 in de plaatselijke processie of in de H.Bloedprocessie werd meegedragen. Opvallend bij deze processiebeelden is dat ze aangekleed zijn. Het is bekend dat al in de middeleeuwen Mariabeelden n.a.v. een processie versierd werden met kostbaar textiel. Geschreven bronnen vertellen ons dat de Vlaamse graven jaarlijks op bedevaart naar Doornik trokken waar ze aan het Mariabeeld ‘Notre–Dame (la) flamande’ een kostbare mantel schonken. De Brugse volders offerden ieder jaar een mantel aan Onze-LieveVrouw van Meetkerke. Na verloop van tijd bezaten bepaalde van die Madonna’s dan ook een echte garderobe. Tijdens de contrareformatie kende de Mariadevotie een ware explosie. Dit was een reactie vanuit de rooms-katholieke Kerk tegenover de hervormers die Maria niet erkenden. De overwinningen op de Turken, (Wenen in 1529 en 1683 en Lepanto in 1571) beschouwd als een tussenkomst van de Moeder Gods, bevorderden alleen maar deze devotie. In het officie van Onze-Lieve-Vrouw wordt gezongen: “Gij alleen hebt alle ketterij verpletterd.” Broederschappen worden (her)opgericht, bedevaartsplaatsen trekken duizenden pelgrims, devotieboekjes en -prenten worden gedrukt en verspreid. Het aankleden in de middeleeuwen van een houten of stenen Madonna verliep zonder noemenswaardige problemen vermits er enkel een mantel over het hoofd werd geschoven. In de contrareformatie daarentegen worden de beelden nu volledig aangekleed wat bij middeleeuwse beelden niet probleemloos verliep. De typische S-vormige heupbeweging van de

34

Onze-Lieve-Vrouw van de pestpatronen, gepolychromeerd hout, haar, 17de eeuw, Sint-Annakerk, Brugge

Onze-Lieve-Vrouw met Kind, gepolychromeerd hout, einde 19de eeuw, verzameling kunstatelier arte/grossé, Brugge

Moeder Gods maar ook het feit dat het Kind niet losgemaakt kon worden van de sculptuur verleidde weinig scrupuleuze ‘erfgoedbewaarders’ ertoe om dergelijke vaak hoogstaande artistieke beelden middendoor te zagen en met een spie het beeld ‘recht te zetten’ zodat het aankleden gemakkelijk kon verlopen. Dergelijke ingreep kende het einde 13de-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwebeeld van de Potterie. Dit voor Brugge unieke beeld werd na 1917 van haar kledij ontdaan en hersteld. Om dit aan- en uitkleden te vergemakkelijken gaat men in die 17de eeuw bij nieuwe Mariabeelden vaak over tot wat men noemt ‘staakmadonna’s’. Bij dergelijke beelden zijn enkel het hoofd, de handen (en eventueel de voeten) gesculpteerd en gepolychromeerd. De romp en het onderlichaam bestaat uit latwerk of staken en is verborgen onder de rijke kledij. Vaak is het Kindje Jezus een los onderdeel van het geheel dat met een pin in de hand van Maria kan schuiven.

“… met uw kroon of sleep van kant…” Wanneer de staakmadonna’s opkomen kent de

zin voor realisme geen grenzen meer. Zo zien we dat vaak het haar van de Moeder Gods gerealiseerd wordt met echt haar, niet zelden een schenking van een godvruchtige parochiaan. Daartegenover wordt het golvende haar van het Kind in de massa van het hout gebeiteld, de reden zal wel liggen in de technische beperkingen bij dergelijke afmetingen. De ogen kunnen fijn geschilderd zijn, wimpers en wenkbrauwen inbegrepen, soms plaatst men gekleurd glas om een zo realistisch mogelijk effect te verkrijgen. Met de kledij gaat men dezelfde richting uit. Het zijn miniaturen van wat gedragen wordt, maar dan wel in de kostbaarste stoffen en materialen. Hemd, onderrok, bovenkleed, vaak een kapje op het hoofd, mantel, eventueel schoenen… Om het aankleden te vergemakkelijken bestaat het kleed vaak uit afzonderlijke mouwen los van het borststuk. Fluweel, satijn, opgesmukt met versieringen in zijde-, goud- en zilverdraad, galons, pailletten, franjes en kwasten, kant voor kraag en manchetten en de in rijke plooien vallende kanten sluier. Het kleed en de mantel dragen als ver-


mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen

sieringen dikwijls een gestileerde leliebloem, kunnen bezaaid zijn met sterren of hebben een (gekroonde) Mariamonogram. Het kleed van het kindje Jezus is een variant van dat van Maria. Een kanten sluier maakt deel uit van de vaste waarden bij een aangekleed Mariabeeld. De boord of het geheel van dit broze handwerk is rijkelijk versierd met bloem- en bladornamenten. In de kathedraal van Antwerpen kreeg enkele jaren geleden het Onze-Lieve-Vrouwbeeld een nieuwe mantel uitgevoerd in wit satijn en afgewerkt met kant uit Calais. Een anonieme Antwerpenaar had een bepaald bedrag geschonken aan de kathedraal voor ‘iets’ speciaals. De ondertussen meer dan 100 jaar oude mantel van Maria was aan herstelling toe en er werd voor gekozen om met het gekregen bedrag een nieuwe mantel te laten ontwerpen door de bekende Belgische couturier Gerald Watelet. De kronen zijn in zilver of in koper. Sommige beelden beschikken zelfs over een gouden kroon, gereserveerd uiteraard voor de feestdagen. Bij Maria gaat het meestal om een bladkroon of open kroon, waarbij de versiering vaak uit lelies en sterren (twee Mariasymbolen) kan bestaan. Bij het Kind is de kroon naar het model van zijn moeder gemaakt, dikwijls echter komt een beugelkroon voor. In beide gevallen is de band versierd met edelsteenmotieven of met edelstenen (soms ook synthetische stenen). Als koningin draagt Maria een zilveren scepter, eventueel opgesmukt met een strik in dezelfde stof als haar kleed, getopt met een gestileerde

lelie terwijl het zegenende Jezuskind een wereldbol draagt. Hij is immers de Salvator Mundi, Verlosser van de Wereld.

kruishangers, vlaamse harten en “hooraecken” Schenkingen aan het (mirakel)beeld kon diverse vormen aannemen: in geld, in kledij tot in juwelen. Bepaalde Madonna’s beschikten over een ware juwelenkist bestaande uit broches, (edel) stenen, diamanten en briljanten, ringen, halssnoeren en kettingen, parels, hangers. Deze juwelen konden in hun geheel aan het beeld aangebracht worden, of konden na demontage in nieuwe sieraden verwerkt worden. Op feestdagen, dus ook in de processie, schitterden ze met deze kostbare kleinoden. Vaak voorkomende 17de-eeuwse juwelen zijn de zogenaamde kruis- en strikkruishangers. Het juweel heeft de vorm van een kruis, eventueel bovenaan nog verrijkt met een strik, en is versierd met acanthusbladeren en voluten in ajourwerk. Daartussen zitten de kostbare stenen, zoals tafel- en roosdiamanten en andere facettenstenen... In de 19de eeuw komen vaak de Vlaamse harten voor. Deze hartvormige sieraden in fijn ajourwerk verrijkt met diamanten, werden dikwijls aan jonge moeders geschonken op 15 augustus. In de Kerk is dit het mariale feest bij uitstek, men herdenkt dan haar Tenhemelopneming. Vandaar dat dergelijke juwelen vaak bij Mariabeelden terug te vinden zijn. In een inventarislijst van juwelen in het archief van de Sint-Annakerk is er sprake van ‘hooraecken’. Dit blijkt fonetisch te zijn voor Brugse oorhaken of oorringen. Sommige beelden vertonen effectief kleine nageltjes ter hoogte van de oren waar men dergelijke ‘hooraecken’ aan kon hangen. Een andere methode was een bandje in de vorm van een diadeem over het hoofd te plaatsen, verborgen onder het kapje, met aan de uiteinden de oorbellen. Enkel deze waren zichtbaar en hingen precies aan de oren. De volksdevotie zorgde ook dat een of meerdere rozenkransen om de polsen van Maria of het Kind hingen.

al eeuwen ver. Het draagstel waarop het beeld van de heilige of Maria gemonteerd is, wordt gedragen door een aantal mannen of vrouwen. Zij dragen het geheel op hun schouders. Hoe imposanter het draagstel, hoe groter het aantal dragers. De opsmuk kan bestaan uit kostbaar textiel zoals fluweel en satijn rijkelijk voorzien van galons en pailletten, kwasten en franjes, borduurwerk… Naast bloemen was het mode de Mariabeelden te versieren met een boog bestaande uit zilveren bloemen en eindigend bovenaan in een gekroond Maria-monogram geplaatst middenin een stralenbundel. Deze florale versiering plaatst men in twee siervazen of in een hoorn des overvloeds (in zilver, in verzilverd of verguld hout) links en rechts van het devotiebeeld geplaatst. Niet toevallig zijn deze zilveren bloemen vaak een verwijzing naar de Moeder Gods, denken we aan de lelie (maagdschap van Maria), de roos (Maria Onbevlekt Ontvangen), het madeliefje (Maria’s nederigheid). De kroon herinnert aan Maria als hemelse koningin, de Regina Caeli. Diverse sierlijke verweven monogrammen zijn mogelijk zoals SMR (Sancta Maria Regina), AMR of MAR (Ave Maria Regina of de afkorting voor ‘Maria’) of AM (Ave Maria). Bijna alle Brugse kerken hebben nog deze zilveren versieringen. Ze zijn niet alleen een onderdeel van het devotiebeeld, maar ook een uitstraling van de volksdevotie daar zij tot stand kwamen hetzij door aalmoezen achtergelaten door de pelgrims, hetzij door het smelten van zilveren ex voto’s.

Onze-Lieve-Vrouw van de pestpatronen, gepolychromeerd hout, haar, 17de eeuw, Sint-Annakerk, Brugge

florale bogen Zoals we zagen is het dragen van een (Maria) beeld een onderdeel van een processie en dit

35


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw van de pestheiligen In het memorieboek (1734) uit het archief van de parochie is er sprake van dit 17de-eeuwse Mariabeeld. Het stond opgesteld op het altaar behorende aan de broederschap van Onze-Lieve-Vrouw. Dit marmeren altaar onder het doksaal (zuidzijde) was in 1666 geschonken door Maria de Crits. Ook de confrérie van de ‘vier heÿlighe pestpatroonen’ (de HH. Adrianus, Antonius, Rochus en Sebastiaan) mocht dit altaar gebruiken, o.a. op 8 september (feest van O.-L.-Vrouw Geboorte). Door dit dubbelgebruik krijgt het Mariabeeld deze aanspreektitel en wordt het vanaf dan in processie meegedragen: ‘Ende savons naer het lof wort gedreghen processie door de prochie met het alderheÿlichste, ende met het beeldt van Maria ten coste van dese confrérie.’ Het houten gepolychromeerde beeld bestaat uit meerdere losse delen. De Moeder Gods draagt het Kind op haar linkerhand terwijl ze een scepter in de rechterhand houdt. Vanonder de kledij steken de kloskanten kraagjes uit. Maria draagt een wit kleed versierd met een leliemotief in gouddraad en blauwe draad, terwijl bij Jezus de gelijkaardige florale versiering uit gouddraad en rode draad bestaat. Beide kleedjes, onderrokken en de mantel werden in 1968 door de juffrouwen Anna en Christine Maertens uit de naburige Jeruzalemstraat vervaardigd. De donkerblauwe fluwelen mantel is versierd met een florale tekening. Kleren en mantel zijn afgeboord met gouden franjes. Zowel Moeder als Kind hebben een gouden lendenkoord met dito kwasten. Op het hoofd draagt Maria een driehoekige kanten sluier in tule versierd met bloemen en bolletjes. Daarop een zilveren kroon versierd met ‘gecouleurde stenen’ en bekroond met een krans van zeven sterren alternerend met stenen. Het zegenende kindje Jezus draagt een zilveren wereldbol of rijksappel en een beugelkroon, beide versierd met gekleurde stenen. Opvallend is het feit dat Maria echt haar heeft, met scheidingslijn en achteraan gevlochten. Onder de oren zijn er twee fijne nageltjes die het mogelijk maken er oorringen aan te hangen. Deze juwelen zijn uiterst fijn uitgewerkt. Eveneens is de kruishanger een delicaat stukje edelsmeedwerk. De kronen dragen het merkteken van de Brugse zilversmid Gaspard Hanicq (1748-ca.1799), de rijksappel niet. Dit beeld heeft een éénvoudige zwartgeschilderde sokkel versierd met koper- en zilverbeslag (acanthusbladeren). Bij feestelijkheden wordt de Madonna geplaatst op een andere sokkel, eveneens 19de-eeuws, waarin een reliekhouder gemonteerd kan worden. Deze vermoedelijk uit het begin van de 18de eeuw te dateren zilveren reliekhouder is versierd met twee engelen tussen een schelp, bovenaan twee putti die een beugelkroon vasthouden. De occuli herbergt zes relieken van Maria (F.[ragmentum] Veste.[menti] R.[egina] V.[irgo] M[aria], van Jo-

Onze-Lieve-Vrouw van de pestheiligen 17de eeuw, gepolychromeerd hout, haar Beeld: hoogte, incl. kroon: 93 cm; Bloemenkrans: hoogte 157 cm, breedte 112 cm Sint-Annakerk, Brugge

36

zef (S.Josephi Sp[ons]i), van Rochus (S.Rochi Conf[essoris]), van Sebastiaan (S.Sebinx M[artiri]), van Antonius (S.Antonii Abb[atis]) en van Adrianus (S.Adriani M[artiri]). Een wijde en hoge boog, rustend op vergulde houten ‘hoornen des overvloeds’, versierd met zilveren bloemen geeft het geheel een rijke uitstraling. De boog wordt bekroond met een sierlijke S(ancta M(aria) R(egina)monogram, omringd door lelies, geplaatst in een koperen stralenbundel. De auteur van de boog kon niet achterhaald worden, misschien Gaspard Hanicq, de auteur van de kronen.


mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen

sint-anna-ten-drieën Onze-Lieve-Vrouw met het zegenend Jezuskind staat in gezelschap van haar moeder, de heilige Anna. Dergelijke beeldengroep met de drie generaties wordt doorgaans Sint-Anna-ten-Drieën genoemd, en was in de 17de eeuw heel populair. Zoals het ook hoort in deze iconografie is Anna iets groter (en ook ouder) voorgesteld dan haar dochter. De 17de-eeuwse poppen hebben beweegbare armen zodat het aan- en uitkleden gemakkelijk kan verlopen. De beeldengroep beschikt naast doordeweekse kledij (wit damast en voor Advent en Vasten purper) ook een set voor de hoogdagen. De ‘wekedaagse’ zilveren kronen worden dan omgewisseld met kronen uit hetzelfde edelmetaal maar bestaande uit fijn filigraanwerk en opgesmukt met ‘coleuren stenen’. Een beugelkroon voor het kind en open kronen voor de moeder en de grootmoeder, waarbij die van Anna logischerwijze groter is. Terwijl Maria een vergulde scepter, getopt met een druiventros, houdt, draagt Jezus een wereldbol in hetzelfde edelmetaal. Anna draagt aan de pols een zilveren hart met daarop gegraveerd een Onze-Lieve-Vrouw met Kind (Jacob Allaert, 1788-1871). Dit hart vervangt een gestolen zilveren druiventros. De gepolychromeerde beelden dragen bij hoogdagen witsatijnen kleren rijkelijk versierd met galons, franjes en florale motieven. Kant, van het onderkleed, is zichtbaar aan mouwen en hals. Uiteraard zijn de sluiers van Maria en Anna eveneens in dit voor Brugge bijzondere kunstambacht. Maria en haar moeder dragen ook witte schoenen. De gouddamasten mantel is rijkelijk versierd met 17de-eeuws rankwerk en medaillons die familieleden van Maria voorstellen. Het rankwerk eindigt in druiventrossen. De Brugse edelsmid Andreas Petyt leverde in 1771 de zilveren krans bestaande uit voluten waarrond wingerdranken met druiventrossen slingeren. Deze rust op twee zwartgeschilderde sokkels verrijkt met zilveren guirlandes. Druiven zijn het attribuut van Anna en verwijzen naar het toekomstige lijden van haar kleinzoon, de geperste druiven die de wijn, Jezus’ bloed, symboliseren. Het juwelendoosje van deze uitzonderlijke beeldengroep bevat diverse oorringen, ‘Vlaamse kruisen’, broches en kettingen.

sint-anna-ten-drieën 17de eeuw, gepolychromeerd hout Beeld: hoogte, incl. kroon: 110,5 cm; Bloemenkrans: hoogte 160 cm, breedte 101 cm Sint-Annakerk, Brugge

37


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw van remedie Deze titel verwijst naar het Spaanse ‘Nuestra Señora de los Remedios’ wat vertaald kan worden als ‘Onze-Lieve-Vrouw van Hulp’ of ‘van Troost’. De overlevering brengt ons naar 1560 terug wanneer een schip, met aan boord een Onze-Lieve-Vrouwbeeld, op de Middellandse Zee vaart en in handen valt van Turkse zeerovers. De bemanning wordt meegenomen en als slaven op de markt van Algiers te koop aangeboden. Ook het Mariabeeld staat te koop. De orde van de trinitariërs, gesticht in 1198, had als doel christene slaven vrij te kopen. Op de slavenmarkt merken de broeders dat ze juist genoeg geld hebben om enkel het Mariabeeld te redden. Eens het beeld door de trinitariërs gekocht vinden zij diezelfde dag, precies door tussenkomst van de Moeder Gods, de nodige middelen om alle gevangenen weer vrij te krijgen. Het mirakuleuze Mariabeeld komt in de Brugse Sint-Gilliskerk waar in 1642 een broederschap wordt opgericht die tot taak heeft geldinzamelingen te houden voor het vrijkopen van christene slaven. De laatste Bruggeling die werd vrijgekocht was Frans De Mulder (1781). Een schilderij van Jan-Antoon Garemijn (1712-1799), bewaard in de Sint-Gilliskerk, gaat over deze vrijkoop. Opmerkelijk aan het 18de-eeuwse beeld is de houten sokkel uit de 17de eeuw die drie geboeide slaven voorstelt. Op het zeshoekige voetstuk enkele gevleugelde cherubkopjes alternerend met draperingen. Maria draagt haar zegenend kind op de linkerarm. Zij kijkt neerwaarts en houdt in haar andere hand een zilveren scepter eindigend in een bloemknop. Rond haar pols een koperen scapulier met op het ene plaatje het kruis van de trinitariërs, het andere met het S(ancta) M(aria) R(egina)-monogram. Verder hangt er om haar pols een rozenkrans. Het lichtbeige fluwelen bovenkleed van de Moeder Gods en het witte kleed van haar zoon zijn onderaan versierd met borduurwerk. Bij Maria is dat iets meer uitgewerkt met voor haar de typische rozen. Rond haar lenden een gouden koord met dito kwasten. Bij beiden zien we uitkomende kanten kraag en manchetten van de hemden. Niet zichtbaar zijn de twee japonnen, beide met kant afgewerkt. Op Maria’s schouders een lange brede mantel in moiré, rijkelijk voorzien van goud- en zilverborduurwerk waarin M(aria)monogrammen alterneren met lelies, alles op een bordeauxfluwelen achtergrond, verrijkt met cabochons of kleine gekleurde steentjes en pailletten. Het kledingstuk is afgewerkt met gouden franjes. Op het hoofd een kanten sluier voorzien van uiterst fijn bloemwerk en voluten. De vergulde kronen (19de eeuw , atelier van de Gentse edelsmid Bourdon ?) hebben naast een sterk uitgewerkt ajourwerk, een

onze-lieve-vrouw van remedie 18de eeuw, gepolychromeerd hout, haar Beeld: hoogte, incl. kroon: 140 cm; Bloemenkrans: hoogte 206 cm, breedte 100 cm Sint-Gilliskerk, Brugge

38

overvloed aan synthetische en echte stenen zoals saffieren, smaragden en robijnen, maar ook toermalijnen, granaten en parels. Beide waardigheidstekens zijn bovenaan versierd met zilveren lelies, de Mariabloem bij uitstek. Zoals het vaak voorkomt draagt Maria een open kroon terwijl het kindje Jezus een beugelkroon heeft. Zijn wereldbol is deels verguld en versierd met enkele stenen. De zilveren boog vertoont voluten in rococostijl, bovenaan verrijkt met bloemenslingers. Centraal in de top, omringd door wolken, de H.Geest in de vorm van een duif, geplaatst vóór een koperen stralenbundel en bekroond met een beugelkroon.


mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen

onze-lieve-vrouw van de rozenkrans Het woord ’rozenkrans’ verwijst naar de Heilige Maagd. De mystieke roos is één van de vele Mariasymbolen. Afbeeldingen van Maria met een krans van rozen om het hoofd leidden tot het bekende ‘rozenhoedje’. De rozenkrans bidden als gebedsoefening gaat terug tot de middeleeuwen. Het zijn de dominicanen of predikheren die het rozenkransgebed verspreidden. Volgens de legende verscheen Maria aan Dominicus (+1221), de stichter van deze bedelorde, die hem het gebed aanleerde. Als echte volkspredikers propageerden de dominicanen de rozenkrans tot het gemeenschapsgebed bij uitstek. Tijdens het bidden van de rozenkrans gaat de gelovige in gedachten naar het leven van Jezus en Maria, ingedeeld in de blijde, droevige en glorierijke mysteries. Omstreeks 1600 krijgt de rozenkrans een vaste vorm: te beginnen met het kruisje (credo), tweemaal het Onzevader en driemaal het Weesgegroet, vervolgens de eigenlijke krans met 50 of 150 maal het Weesgegroet, afgewisseld door het Onzevader.

De Brugse aartsbroederschap van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans werd in 1571, enkele weken na de slag bij Lepanto, gesticht in de predikherenkerk. Ze zou er blijven tot de afbraak van de kerk met de Franse Revolutie om vervolgens te verhuizen naar de Sint-Walburgakerk. Restaurateurs vonden in 1969-1970 een briefje in de holte van Maria’s hoofd, waaruit blijkt dat dit beeld een ouder exemplaar vervangt (1). Het hoofd (en de rest van de pop) dateert uit 1798 en is in perenhout, terwijl de stijl van het Kind (in beuk?) teruggaat naar het begin van de 18de eeuw en mogelijk het enige element is van het oorspronkelijke beeld. Maria, neerkijkend, houdt het naakte Jezuskind in de linkerhand. Het Kind draagt een zilveren wereldbol en een beugelkroon, terwijl zijn moeder een open kroon op heeft, eveneens in een ajour uitgewerkt blad- en bloemwerk. Deze hoofddeksels komen van het vroegere Mariabeeld en zijn van de Brugse zilversmid François Rielandt (1755). Verder draagt Maria een rijkversierde zilveren scepter bekroond met een moerbei. De Moeder Gods -let op het echte haar- draagt een groen fluwelen kleed (1969-1970) versierd met een applicatie in gouddraad bestaande uit bloemen en voluten afkomstig van oudere Mariakleren. Vanuit de mouwen en de halsuitsnijding komt fijn kantwerk tevoorschijn. Op het hoofd een uiterst fijn uitgewerkte kanten sluier met florale motieven in de vorige eeuw geschonken door een kantwinkel uit de Wollestraat. Om de pols een rozenkrans. Het beeld staat onder een indrukwekkende boog van zilveren bloemen, geplaatst in vergulde houten hoornen des overvloeds. In de top van de boog een koperen stralenkrans met daarin de H.Geest als duif voorgesteld. Bij dit geheel horen twee verzilverde houten siervazen met een zilveren boeket. Op feestdagen worden de zilveren kronen vervangen door gouden exemplaren, voorzien van edelstenen, in 1958 door de parochianen geschonken. Dit beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans wordt jaarlijks meegedragen in de H.Bloedprocessie. (1) Dit beeld, door ouderdom vervallen synde, is op den 19 april 1798 geheel vernieuwt, en is corts daer naer ter eeren van de alderh maget en moeder godts Maria gewijd op den 6 meije 1798. Men kan de oudheyt van het selve nergens vinden. Het is altijt in de kercke der eerweerde P.P. Predickeeren onder den tijtel des h. roosen crans vereert geweest. Brugge den 19 april 1798 J.B. Demeij confrater en tresorier van het artsbroederschap des h. roosencrans

Onze-Lieve-Vrouw van de rozenkrans Begin 18de eeuw (Kind) 1798 (Maria), gepolychromeerd hout, haar Beeld: hoogte, incl. kroon: 136 cm; Bloemenkrans: hoogte 196 cm, breedte 128 cm Sint-Walburgakerk, Brugge

39


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw met kind De uit het einde van de 18de eeuw te dateren Madonna met Kind staat op een zwarte geschilderde houten sokkel aan de voorzijde versierd met een vergulde bloem en twee palmetten. Twee halve houten siervazen, bekleed met zilver waarin palmetten, acanthusbladeren en voluten de decoratieve elementen zijn, prijken links en rechts van het beeld en ondersteunen een rijke zilveren bloemenkrans. We ontwaren er o.a. hoppescheuten, lelies, rozen, zonnebloemen en passiebloemen. De top van de florale boog is versierd met een koperen stralenbundel waarop de zilveren letters S(ancta) M(aria) R(egina) prijken. Het monogram is bekroond met een open kroon met edelsteenmotief, eveneens van zilver. De onderhemden van Maria en haar kind zijn rond de hals en aan de polsen met kant afgeboord. Het kleed in goudmoirÊ van de Hemelse Koningin is over de volledige lengte rijkelijk versierd met een symmetrische tekening bestaande uit voluten, palmetten, bloemen en acanthusbladeren. Alles in gouddraad uitgevoerd met hier en daar gekleurde steentjes. De baksteenkleurige brede satijnfluwelen zoom is rijkelijk gedecoreerd met een floraal motief in gouddraad en gekleurde stenen, terwijl de mouwen en halsuitsnijding goudborduurwerk vertonen. Jezus’ kleedje, in dezelfde stof als dat van zijn moeder en bezaaid met gouden blaadjes, is afgewerkt met dezelfde satijnfluwelen boord met goudborduurwerk alsook met gouden franjes. Rond zijn middel een koordje met kwasten, alles in gouddraad. D.m.v. een koperen sluiting draagt Maria op haar schouders een blauwfluwelen mantel afgeboord met een gouden galon en dito franjes. Onder haar zilveren open kroon, versierd met bloemen, voluten en een edelsteenmotief, draagt Onze-Lieve-Vrouw een sluier in fijn kantwerk waarin bloemen en rankwerk de motieven zijn. De zilveren scepter in haar rechterhand vertoont palmetten, een versiering eigen aan de Lodewijk XVI-stijl. De top van het waardigheidsteken bestaat uit een vergulde stralenkrans met centraal het A(ve) M(aria) R(egina)-monogram. De beugelkroon van Jezus, alsook zijn sfeer of wereldbol, zijn beide in zilver. Het Kind zegent de gelovigen.

onze-lieve-vrouw met kind Einde 18de eeuw, gepolychromeerd hout Beeld: hoogte, incl. kroon: 91 cm; Bloemenkrans: hoogte 146 cm, breedte 95 cm Sint-Salvatorskathedraal, Brugge

40


mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen

onze-lieve-vrouw van de goede dood Tot aan de Franse Revolutie waren er op het grondgebeid van de Onze-Lieve-Vrouwparochie twee bloeiende broederschappen, nl. bij de minderbroeders ter ere van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen en bij de jezuïeten ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van de Goede Dood. Begin 19de eeuw versmolten deze twee broederschappen zich onder de naam ‘Goede dood onder de bescherming van Maria Onbevlekt’ en kwam in de Onze-Lieve-Vrouwkerk terecht. Vandaar dat dit Mariabeeld, onder die naam bekend, een specifieke iconografie toont. De Hemelse Moeder staat op de wereld met aan haar voeten de maan. Vanonder het kleed is een draak zichtbaar, symbool voor het kwaad. Het kind Jezus gezeten op de linkerarm van zijn moeder, kijkt naar het monster en steekt een

kruisspeer (enkel het bovendeel is bewaard) in de muil van het dier. Zoals Adam en Eva overwonnen werden door het kwaad, zullen Jezus en Maria het kwaad overwinnen. Beiden dragen een kleed in wit moiré met blauwfluwelen versieringen verrijkt met goudapplicatie. Bij Maria is in een mandorla een gekroond Maria-monogram aanwezig, verder bestaat de versiering uit bladwerk en rozen, bij het Kind is dat het IHSmonogram dat staat voor de afkorting van het Griekse ‘Ihesus’. De donkerblauwe mantel van de madonna is eveneens opgesmukt met goudapplicatie bezaaid met M-monogrammen, lelies en rozen en afgeboord met gouden franjes. Op haar (echte) haar draagt Maria een kanten muts waarover een sluier in dezelfde materie. Beiden dragen op het hoofd zilveren beugelkronen.

Maria houdt in haar rechterhand een koperen scepter, versierd met acanthusbladeren en schelpmotieven, verrijkt met rode stenen. Ook hier is de Moeder Gods rijkelijk voorzien van juwelen: oorbellen, Vlaamse harten en kruisen. In tegenstelling met de andere bogen rond het beeld werd hier niet geopteerd voor bloemen maar voor een neogotische architectuur bestaande uit een centrale boog en twee lagere zijbogen. Spitsbogen, drie- en vierpassen, pinakels, hogels en kruisbloemen zijn kenmerkend voor de stijl. Verder twee koperen biddende engelen in dezelfde stijl die het Mariabeeld flankeren. Onderaan de symbolen van de evangelisten in verzilverd hout.

onze-lieve-vrouw van de goede dood Einde 18de-begin 19de eeuw, gepolychromeerd hout, haar Beeld: hoogte incl. kroon: 122 cm; Boog: hoogte 200 cm, breedte 142 cm Onthaalkerk Onze-Lieve-Vrouw, Brugge

41


museumbulletin >maria in beeld..

onze-lieve-vrouw met kind Deze 19de-eeuwse staakmadonna (met voeten) is afkomstig uit het kasteel Bois-Saint-Jean in Samrée (prov. Luxemburg) en behoorde toe aan een telg van de familie de Limburg Stirum. Enkele jaren geleden kreeg het een plaats in de Jeruzalemkapel. Het zegenende Kind, met beugelkroon en rijksappel, rust op de linkerhand van de H.Maagd. Beiden dragen een wit goudbrokaten kleed afgezoomd met gouden franjes en met een gouden koord en kwasten om het middel. De blauwfluwelen mantel van Maria, uitgevoerd door Yvonne de Limon Triest, is rijkelijk versierd met goudborduurwerk bestaande uit rozen en strikken. Op het hoofd draagt de Moeder Gods een tot op de grond reikende kanten sluier. Verder is ze getooid met een zilveren beugelkroon en draagt ze een scepter in hetzelfde edelmetaal. Dit waardigheidssymbool is getopt met een ster, verwijzend naar één van Maria’s eretitels (Stella maris, ster der zee). Verder is de scepter opgesmukt met een strik in hetzelfde textiel als haar kleed. Een zilveren rozenkrans wordt door beiden vastgehouden.

onze-lieve-vrouw met kind 19de eeuw, gepolychromeerd hout Beeld: hoogte, incl. kroon: 115 cm; Jeruzalemkapel, Brugge

42


mariale processiebeelden uit brugse bedehuizen

onze-lieve-vrouw met kind De Sint-Jakobskerk had een aangekleed Mariabeeld, maar na het Concilie Vaticaan II (1962-1965) heeft de toenmalige pastoor dit verkocht. In 1984 besloot een van zijn opvolgers om een nieuw aangekleed Mariabeeld aan te kopen bij de Brugse firma arte/grossé. De staakmadonna, vermoedelijk uit het einde van de 19de eeuw, draagt een hemd afgewerkt met kanten kraag en manchetten, daarover een wit moiré kleed omzoomd met gouden franjes. Centraal vooraan op haar kleed het gekroonde Maria-monogram M(aria) R(egina) getopt met lelies en geflankeerd door rozen, alles in goudborduurwerk. De blauwfluwelen mantel om de schouders versierd met een koperen sluiting is onderaan eveneens rijkelijk voorzien van rozen in goudapplicatie. Op het gebeeldhouwde haar draagt de Maagd een lange kanten sluier waarvan de boord versierd is met een bloemenrand. Zowel Maria als het Kind dragen een zilveren open kroon met blad- en edelstenenmotief. Als koningin draagt de Moeder Gods een zilveren scepter, getopt met een lelie, terwijl de zegenende Verlosser een wereldbol in hetzelfde edelmetaal vasthoudt. Jezus draagt verder een hemdje met kant afgeboord. Zoals bij zijn moeder is zijn witte kleed versierd met gouden franjes en borduurwerk. Het beeld prijkt op een houten zwartgeschilderde sokkel, vooraan versierd met een verguld floraal motief en Gods oog. Het geheel staat onder een boog bestaande uit twee vergulde Medici-vazen en de zilveren bloemenkrans bestaande uit rozen en enkele lelies. In de top een koperen stralenbundel waarop een zilveren monogram MAR (afkorting voor ‘Maria’) of A(ve) M(aria) R(egina) te zien is. De rozenkrans aan Maria’s pols herinnert aan de intense volksdevotie bij dit beeld.

onze-lieve-vrouw met kind Einde 19de eeuw (?), gepolychromeerd hout Beeld: hoogte, incl. kroon: 113 cm; Bloemenkrans: hoogte 180 cm, breedte 112 cm Sint-Jakobskerk, Brugge

43


museumbulletin >maria in beeld..

bibliografie Archief Sint-Annakerk, Inventaris, 1859 Archief Sint-Annakerk, Memorie Boeck, nieuw Inv. N° 7, 1734, p. 309 Archief Sint-Gilliskerk, Inventaris, 1827 A.-M. ten Bokum (redactie), Bourdon 1811-1967, Antwerpen, 2002 C. Carton, Album déscriptif des fêtes religieuses à l’occasion du Jubilé des 700 ans du Saint-Sang à Bruges, Brugge, 1850 C. Deckers, Maria in Vlaanderen gedragen, Herentals, 2009 P. Declercq, O.L.Vrouw van Remedie, Brugge, 1941 M. English, Dagklapper, Brugge, 1945-1962 J. Hall, Hall’s Iconografisch handboek. Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst, Leiden, 2006 (zesde druk) B. Kervyn, Heilig-Bloedprocessie, Brugge, 2000 B. Kervyn, ’t Onze Vrowtjie an mien fasaade. Geschiedenis, iconografie en inventarisatie van Mariabeelden langs Brugse straten en pleinen, Brugge, 2010 D. Marechal, Meesterwerk van de Brugse Edelsmeedkunst. Catalogus, Brugge, 1993 J. Penninck, De Sint-Gilliskerk Brugge, Brugge, 1983, p. 121-126 K. Rotsaert, De Heilig-Bloedprocessie een eeuwenoude brugse traditie, Brugge, 1982 H. Stalpaert, Volkskunde van Brugge, Brugge, 1974 J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie, Bussum, 1974

met dank aan Dit luik van Maria in beeld. Madonna’s uit Brugs patrimonium kon gerealiseerd worden dank zij de steun en de medewerking van velen. In eerste instantie danken we van harte het College van Burgemeester en Schepenen en de directie van Musea Brugge voor hun akkoord met dit project. Een oprecht woord van dank gaat naar de diverse bruikleengevers en heel speciaal aan de voorziter en de leden van het kerkbestuur van de Sint-Walburgakerk waar de tentoonstelling kan plaats vinden. Binnen de museumgroep konden we rekenen op de vlotte en aangename medewerking van de cel Behoud en Beheer, het technisch atelier en de cel Pers & Communicatie. Onze erkenning gaat eveneens naar het bestuur van de Vrienden van de Musea voor deze publicatie. Eens te meer stond de Cel stadsfotografie Brugge in voor prachtig beeldmateriaal.

44


bruikleengevers Brugge, Gruuthuse [Bruggemuseum] Brugge, Jeruzalemkapel Brugge, kunstatelier arte/grossĂŠ Brugge, Onthaalkerk Onze-Lieve-Vrouw Brugge, Onze-Lieve-Vrouw-Ter Potterie Hospitaalmuseum Brugge, particuliere verzameling Brugge, Sint-Annakerk Brugge, Sint-Gilliskerk Brugge, Sint-Jakobskerk Brugge, Sint-Janshospitaal Brugge, Sint-Salvatorkathedraal Brugge, Sint-Walburgakerk

45


Colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Redactie: Stéphane Vandenberghe en Benoit Kervyn museumbulletin.redactie@brugge.be Foto’s: Stadsfotografen Jan Termont & Matthias Desmet, KIK/IRPA, Lukasweb, Hugo Maertens Opmaak: Agates, Brugge Druk: De Windroos, Beernem

Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be

BIJZONDERE BEGUNSTIGERS:


Onze-Lieve-Vrouw van de rozenkrans Begin 18de eeuw (Kind) 1798 (Maria), gepolychromeerd hout, haar Beeld: hoogte, incl. kroon: 136 cm; Bloemenkrans: hoogte 196 cm, breedte 128 cm Sint-Walburgakerk, Brugge



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.