
8 minute read
10 jaar Raakvlak
Raakvlak, de Intergemeentelijke Dienst voor Archeologie in Brugge en Ommeland, vierde in 2014 zijn tiende verjaardag. Het is een begrip geworden, zowel bij het cultureel geïnteresseerde publiek als in de wereld van beleidsmakers, planners, projectontwikkelaars, aannemers en architecten. Naar aanleiding van Open Monumentendag op 14 september 2014 zette Raakvlak de resultaten van haar werking in de verf. In de benedenzaal van het Gruuthusemuseum werden tien topvondsten tentoongesteld. Zij belichten het ruime en diverse werkgebied van Raakvlak. Door JAN HUYGHE EN BIEKE HILLEWAERT
Voorwerpen in vuursteen-silex Een opgraving aan de Gentse Steenweg te Sijsele leverde in 2013 979 fragmentjes van vuursteen op, waaronder een aantal klingen en klingfragmenten. Een kling (of mes) is een multifunctioneel werktuig, dat werd gebruikt om vlees te snijden, dierenhuiden te verwijderen, hout of gewei te bewerken… Eén voorwerp uit de vondst, namelijk een kern, maakt het mogelijk een datering voorop te stellen. Deze kern is eigenlijk een afvalproduct en wordt gevormd door het proces waarbij de steenhouwer herhaaldelijk stukjes van een vuursteenknol slaat, zoals een klokhuis van een opgegeten appel. Afhankelijk van de manier van bewerken komen kernen in uiteenlopende vormen voor. De aangetroffen kern vertoont kenmerken typisch voor het finaal paleolithicum (14 000 tot 12 000 jaar geleden). Op basis van dit onderzoek blijkt dit tot op heden de meest noordelijke prehistorische vindplaats in Vlaanderen!
Advertisement
Brandrestengraf met een bijzondere inhoud In 2010 trof Raakvlak ten zuiden van de Oedelemse dorpskom een Gallo-Romeins grafveld aan bestaande uit 11 brandrestengraven. Dit zijn crematiegraven, waarbij de resten van de brandstapel, samen met verbrand menselijk bot, in een kuil werden gedeponeerd. Soms zijn in de kuil grafgiften geplaatst. Centraal in het grafveld bevond zich een klein graf, met daarin een opmerkelijk voorwerp. Het betreft een grote 25 cm lange bronzen nagel. In het verleden werden onder meer te Tongeren, Arlon, Thin-le-Moutier… gelijkaardige nagels aangetroffen. Zij dragen een rituele of magische betekenis. Sommigen beschouwen deze nagels als beschermingsmiddel tegen het kwade. Anderen geloven dat ze werden gebruikt om te voorkomen dat boze geesten het graf zouden verlaten om de nog levende familieleden te kwellen. Waarschijnlijk mogen we deze nagel in dit centrale graf beschouwen als een gift aan een persoon met een hogere sociale positie zoals een familieoudste of stichter.

Gordelbeslag en scramasax: persoonlijke opsmuk van 1300 jaar oud Bij de opgravingen die Raakvlak in 2008 achter het WZC Fabiola (nu Hallenhuis) in Sint-Andries/Brugge uitvoerde, kwamen heel wat sporen van een vroegmiddeleeuwse nederzetting aan het licht. In een kuil werden een aantal zwaar verroeste metalen voorwerpen aangetroffen. Het bleek een scramasax (eensnedig zwaard) en twee onderdelen van een gordelbeslag uit de Merovingische tijd te zijn. Na behandeling van het gordelbeslag kwam mooi inlegwerk uit zilver en goud tevoorschijn. Het damasceren (inleggen met goud en zilverwerk) is een typische Merovingische techniek en getuigt van vakmanschap en talent in de edelsmeedkunst. De vorm en de versieringstechniek laten een datering in de eerste helft van de 7de eeuw toe. De aanwezigheid van organische resten (o.a. versteende larvenresten) verwijzen zeker naar de oorspronkelijke herkomst van deze voorwerpen uit een grafcontext.
Kraagkom in koperlegering: een buitengewoon stukje Romeins vaatwerk Dit fraai stukje tafelservies uit de Romeinse tijd, gevonden te Zedelgem, is uniek voor onze gebieden. Het betreft een kraagkom: een halfbolvormige kom op een voet, met halverwege de wand een afgebogen kraag. De meeste kraagkommen zijn gemaakt uit aardewerk en behoren tot de zogenaamde “terra sigillata”, het luxe aardewerk dat in de Romeinse Keizertijd in omloop was. Uit enkele vindplaatsen aan de Rijn-Limes zijn ook houten voorbeelden van dergelijke kraagkommen gekend. Exemplaren in metaal komen niet zo frequent voor. Er bestaan zeldzame uitvoeringen in zilver en in diverse koperlegeringen. De kraagkommen in koperlegering zoals het Zedelgemse stuk, werden vooral tijdens de late 2de of vroege 3de eeuw geproduceerd. In heel het gebied van het vroegere Gallië en Rijnland zijn slechts een zevental kraagkommen in koperlegering teruggevonden.


Bootshaak uit de Karolingische periode Bootshaken werden gebruikt bij het aanmeren en vooruitduwen van boten. Er bestaan twee soorten bootshaken. De "pinhaken", zijn halfronde haken die gebruikt werden om de schepen aan de kade te trekken. De “zetbomen”, zoals het in Damme aangetroffen exemplaar, zijn vorkvormig en hielpen om het schip van wal te stuiten, om het schip vooruit te duwen of om het van koers te doen veranderen. Bootshaken zaten op een lange stok vastgespijkerd. Het spreekt voor zich dat deze schipperswerktuigen voornamelijk in havens worden teruggevonden. Karolingische exemplaren zijn voornamelijk gekend uit Wijk bij Duurstede (Dorestad) in Nederland.

Bewijzen van barnsteenbewerking in Brugge Tijdens een opgraving in 2012 trof men in twee afvalkuilen productieresten van barnstenen kralen aan. Barnsteen of gele amber is het fossiele versteende hars van prehistorische naaldbomen. De in Brugge gevonden amber is afkomstig uit de Baltische regio. Amber kan veel kleuren hebben, maar is meestal geel of oranje. In Brugge worden in 1299 voor het eerst paternostermakers vermeld die hun kralen vervaardigden van amber. In 1302 bestond al een goed georganiseerde gilde van rozenkrans- en paternostermakers. Tot 1480 bezat deze Brugse gilde samen met de gelijkaardige gilde in Lübeck het monopolie op barnsteenbewerking voor onze gewesten. Van het productieafval rest ons nu maar een klein deel omdat de resten vaak herbruikt werden als een van de bestanddelen van vernis. Samen met het barnsteen kwam ook een ijzeren hamerkop tevoorschijn. Deze werd hoogstwaarschijnlijk in dezelfde werkplaats gebruikt.

locatie. Het betreft vrijwel uitsluitend rood aardewerk uit de vroege 13de eeuw. Heel wat scherven zijn zichtbaar afkomstig van misbaksels. Hieronder verstaan we vaatwerk dat om tal van redenen niet aan de strenge kwaliteitsnormen van de pottenbakkers voldeed. Redenen hiervoor zijn een onvoldoende harde of juist te harde bakking, maar ook in elkaar gezakte exemplaren komen voor. Al dit schervenafval werd gebruikt om de drassige gronden langs de Spinolarei op te hogen.
Muntschat van 578 zilveren munten Bij grootschalige opgravingen op het Prinsenhof te Brugge werd in 2004 een belangrijk muntdepot ontdekt. Er kwamen in totaal 578 kronen aan het licht. Ze dateren uit de regeerperiodes van Maria-Theresia (1740- 1780) en Jozef II (1780-1789). Het depot bevat een bijna ononderbroken reeks munten vanaf 1755 tot 1787. De schat van het Prinsenhof heeft alle kenmerken van een “spaarschat”, er is namelijk slechts één type munt aanwezig en de munten zijn van uitstekende kwaliteit. Archiefonderzoek toont aan dat het muntdepot is gevonden op een terrein dat, op het tijdstip
Pottenbakkersafval In 2006 leverde een opgraving aan de Spinolarei te Brugge heel wat pottenbakkersresten op. Naast enkele ovens viel vooral de aanwezigheid van een enorme hoeveelheid middeleeuwse scherven op. Het was een verrassing omdat er tot dan toe geen archeologische noch historische gegevens gekend waren betreffende de aanwezigheid van pottenbakkers op deze


van verberging, toebehoorde en bewoond was door Louis Legillon, baron van Bassegem. Het depot lag bovendien in de onmiddellijke buurt van het Brugse muntatelier. Hoewel sedert 1755 gesloten, behield dit atelier twee functies, enerzijds als controlebureau voor edele metalen, anderzijds als wisselkantoor. Betrok de familie Legillon de munten onmiddellijk uit het wisselkantoor of hebben we misschien te maken met een deel van de kassa van het wisselkantoor zelf dat bij de definitieve sluiting verborgen werd? In deze periode van politieke instabiliteit kunnen natuurlijk ook nog andere motieven een rol hebben gespeeld.
Pottenbakkersafval van “tweelingpotten”: oude brooddozen? Bij opgraving van een beerput in de Ezelstraat kwamen heel wat scherven in rood aardewerk van zogenaamde ”tweelingpotten” aan het licht. Dit soort potten wordt slechts zelden aangetroffen. De vondst van meer dan 40 exemplaren is dan ook uitzonderlijk. Enkele “misbaksels” bevestigen dat het hier wel degelijk om pottenbakkersmateriaal gaat. De beerput dateert
uit het eind van de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw. Over de functie van deze potten werd in het verleden al heel wat gespeculeerd. In oude beschrijvingen is sprake dat een "tweepot" (ook wel "tweemoen" of "tweetobbe" genoemd) op de akker of op het werk werd gebruikt om uit te eten. In Franse publicaties bestaat deze vorm ook in tinnen exemplaren, vaak voorzien van een deksel. Men spreekt hier van "un déjeuner de berger" of "porte-diner". In de onderzochte beerput werden ook enkele fragmenten van passende dekseltjes aangetroffen. De aanwezigheid van pottenbakkers in de 17de -18de eeuw aan de oostzijde van de Ezelstraat was ongekend, maar wordt wel door recente archiefstudie bevestigd.


De Spitfire, hét jachtvliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog! Op 7 september 1942 stegen 29 Flying Fortresses op uit Groot-Brittannië met als doelwit het door de Duitsers bezette Rotterdam. De bommenwerpers werden beschermd door een escorte jachtvliegtuigen. Twee vliegtuigen, allebei Spitfires, keerden niet naar huis terug. Op basis van een rapport van de Brugse brandweer en ooggetuigenverslagen blijkt dat één van de vliegtuigen gecrasht is in een weide, in wat nu het Tillegembos is. Zeventig jaar later, in augustus 2013, werd het wrak geborgen door groep Huyghe-Decuypere in samenwerking met Raakvlak. De piloot van deze Spitfire mark IX BR602 SH-G (64 squadron), Sergeant Edgard Lawrence Dickerson, overleefde de crash niet. Volgens ooggetuigen is de parachute van de toen 19-jarige Britse piloot niet open gegaan. Hij ligt begraven op Brugge General Cemetery te Steenbrugge. Bij de persoonlijke uitrusting van Sergeant Edgar Dickerson behoren een navigatiekaart en een stoffen etui. Eveneens uit de cockpitsectie, die duidelijk zwaar gehavend was door de impact, kwamen enkele instrumenten en meetapparatuur aan het licht.