Museumbulletin 2015 - nr 2

Page 1

MUSEUM

BULLETIN

2

restauratie van het gruuthusepaleis triĂŤnnale brugge 2015 triĂŤnnale voor internationale kunst en architectuur snapshot 11. namaste brugge hoera! klokken in de brugse musea de narcissus van odevaere

driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor

8000

- 35ste jaargang apr-jun 2015 1 - 2de afdeling P408620

brugge


Voorwoord directie

3

Restauratie van het Gruuthusepaleis

4

TriĂŤnnale Brugge 2015

9

TriĂŤnnale voor internationale kunst en architectuur

13

Snapshot 11. Namaste Brugge

16

Hoera! Klokken in de Brugse musea

18

De Narcissus van Odevaere

21

Vrienden van de Musea

23

Xplore Bruges Xplore Bruges is het nieuwe mediaplatform van de Stad Brugge. Je vindt er stadswandelingen, fietsroutes en museumtours die het Brugse erfgoed telkens vanuit een andere invalshoek benaderen. De tours zijn beschikbaar in het Nederlands, Frans, Engels, Duits en Spaans. Downloaden maar!


museumbulletin > directie

beste museumvriend, beste lezer, Wie regelmatig onze musea bezoekt of gewoonweg door de stad wandelt, zal gemerkt hebben dat het Gruuthusemuseum zijn deuren voor een hele tijd heeft gesloten. Het is nog maar van 2006 geleden dat het Gruuthusepaleis in de stellingen stond en dus nu opnieuw. Gebrek aan (gesubsidieerde) financiële middelen bij die fase zorgde ervoor dat de restauratie toen niet volledig kon afgewerkt worden, waardoor de lang geplande museale herinrichting ook niet is gerealiseerd. In afwachting van de afwerking van de restauratie werden daarom gedurende de voorbije jaren in Gruuthuse een hele reeks tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd: Geloof en Geluk, Uit goede Bron, Liefde en Devotie, om er maar enkele te noemen. De huidige restauratie moet mogelijk maken dat het Gruuthusemuseum – als de strakke timing het toelaat – in december 2017 opnieuw de deuren opent met een totaal vernieuwde vaste opstelling. Inge Geysen licht de werkzaamheden aan Gruuthuse toe. Wie niet zo lang kan wachten om iets over de Gruuthusecollectie te zien, raden we aan om vanaf 6 juni de tentoonstelling ‘Passé composé. Het ontstaan van de Gruuthusecollectie’ te bezoeken in het Gezellemuseum. Daarnaast kan je ook terecht op de website www.gruuthusemuseum.be. Marleen Brutyn, erfgoedbewaker bij Musea Brugge, brengt in haar bijdrage over ‘museumklokken’ haar visie op een bijzonder collectie-

onderdeel van het Gruuthusemuseum, namelijk een reeks historische klokken, waarin de klokkengieters-familie Dumery een belangrijke rol speelt. Naast het Gruuthusemuseum is het Volkskundemuseum een belangrijke locatie van het Bruggemuseum. Daar loopt al enkele jaren de reeks fototentoonstellingen ‘Snapshot’ over Brugs immaterieel erfgoed. Geert Souvereyns licht snapshot 11 toe. In ‘Namaste Brugge’ brengt Magnum-fotografe Bieke Depoorter de Nepalese tradities in beeld zoals ze in de Brugse Nepalese gemeenschap verder leven. Na de verwoestende aardbeving in Nepal willen we dit project ook aangrijpen om ook de Nepalezen in hun thuisland te steunen. Het grote culturele gebeuren in 2015 in Brugge is de triënnale Brugge 2015 ‘Urb Egg’, een tentoonstelling over hedendaagse kunst en architectuur in de Brugse binnenstad. Drie triënnales over (Belgische) actuele kunst vonden plaats in Brugge in 1968, 1971 en 1974. Het triënnaleidee werd door burgemeester Renaat Landuyt weer opgepikt en wordt gerealiseerd in een samenwerking tussen Musea Brugge, Cultuurcentrum Brugge en Brugge Plus. Centrale idee in de opdracht aan de deelnemende (internationale) kunstenaars is ‘wat als alle 5 miljoen jaarlijkse bezoekers aan Brugge zouden besluiten om er zich ook te vestigen?’. Eva Tahon plaatst de historiek van de drie oude

triënnales tegenover de triënnale van 2015. In de aanloop naar en tijdens de triënnale 2015 brengt het Groeningemuseum in het Arentshuis de tentoonstellingen Stanza (the intelligent city), Ungers en Hoste, telkens over bijzondere vormen van architectuur en stedenbouw. Filip Demeyer plaatst deze tentoonstellingen in context en geeft toelichting bij één van de internationale projecten in het stadsbeeld: een Japanner in het begijnhof (Tadashi Kawamata). Tot slot beschrijft Laurence Van Kerkhoven een nieuwe aanwinst voor het Groeningemuseum. Het betreft het werk ‘Narcissus’ van J. D. Odevaere dat in januari op een veiling van Sotheby’s in New York werd aangekocht. Dit is vanaf 19 mei in het Groeningemuseum te bewonderen. Graag wil ik alle lezers een aangename triënnale-periode toewensen, maar ook aanraden om regelmatig een (herhaal)bezoek te brengen aan onze museumlocaties, waar telkens opnieuw verfrissende projecten worden gerealiseerd. Hubert De Witte, zakelijk directeur

3


museumbulletin > restauratie van het gruuthusepaleis

plus est en vous. de restauratie van het gruuthusepaleis In september 2014 zagen voorbijgangers het paleis van de heren van Gruuthuse langzaam achter steigers en zeildoeken verdwijnen. Het waren de voorbereidingen van een stevige restauratiecampagne die nog tot het najaar 2015 zal doorlopen. Door INGE GEYSEN

Deze campagne heeft als grote actiepunten: de restauratie van de Reiegevel, van daken en goten, van binnen- en buitenschrijnwerk, van glasin-lood en stabiliteitswerken in een aantal zalen. Ook de polychromie op de grote reserve (Delacenseriezolder) en in de inkomhal zal gereinigd en gerestaureerd worden. Architectenbureau

1

4

Van Acker & Partners maakte het restauratieen uitvoeringsdossier op. Artes Woudenberg werd aangesteld als hoofdaannemer, met Altri Tempi als nevenaannemer voor de polychromierestauratie. De dienst Patrimoniumbeheer van Stad Brugge staat in voor het opvolgen van de werken.


3

1 Het Gruuthusepaleis in de steigers

Foto Lieven Coudenys

2

2 Aangetaste borstwering van de Reiegevel

Foto Lieven Coudenys

3 Voorbereiding van de reconstructie van ontbrekende

elementen Foto Lieven Coudenys 4 Vervangen van een baksteen in de Reiegevel

Foto Lieven Coudenys

4

restauratie reiegevel De hoofdvleugel van het Gruuthusepaleis werd in 2007 gerestaureerd. De Reiegevel kon men omwille van budgettaire redenen niet aanpakken. Hoog tijd dus om de aandacht te richten op dit gedeelte van het gebouw. De stelling die nu opgetrokken is, geeft bouwheer, architect en uitvoerder de kans om letterlijk met de neus op de gevel te staan en elke onvolkomenheid vast te stellen. Verweerde of

poreuze bakstenen haalt men weg en vervangt men door nieuwe of recuperatiebakstenen met een gelijkaardig uitzicht. Ook het voegwerk wordt hersteld. De borstwering aan de voet van het dak aan de Reiekant had veel te lijden van water en wind. Met een speciaal product wordt deze natuursteen verhard. Waar nodig voor het uitzicht, reconstrueert men ontbrekende stukken. Alle metalen gevelelementen (raamroosters, gevelankers...) worden grondig gecheckt

en krijgen een roestwerende behandeling. Uiteraard krijgt de gevel ook een volledige reiniging, zodat hij weer in volle glorie zal schitteren. Opvallend detail: bij het reinigen van de gevel worden niet alle plantjes verwijderd. Enkel de soorten met wortels die zich diep in het voegwerk ingraven, haalt men weg. Maar de eikvaren die op de Reiegevel groeit, is nu zorgvuldig afgeschermd en kan na de restauratiewerken verder bloeien op zijn bijzondere stek.

5


museumbulletin > restauratie van het gruuthusepaleis

vergroot en verhoogt men de goten. Het feit dat de dakgoten door Delacenserie achter de borstwering 'verstopt' werden, maakt het werken er echter niet makkelijker op.

schrijnwerk en glasin-lood

1

daken en goten De Reievleugel krijgt ook een nieuw dak. De leien, die als dakbedekking gebruikt zijn, blijken op verschillende plaatsen afgebroken of bros. Om waterinsijpeling te voorkomen zijn ze dus aan vervanging toe. Ook voor de dakstructuren

is er de nodige aandacht. Belangrijk in deze restauratiefase is de aanpassing van de goten. De voorbije jaren bleek immers dat de goten het water bij hevige regenval niet konden slikken, met waterinsijpeling in het gebouw tot gevolg. Waar nodig en mogelijk

In het Gruuthusemuseum bevindt zich sinds begin dit jaar een mobiel schrijnwerkersatelier: het heeft zich ondertussen verplaatst van de tweede naar de eerste verdieping en draait op volle toeren. Als men weet dat een 150-tal ramen onder handen genomen worden, begrijpt men waarom... Een team schrijnwerkers demonteert de binnenluiken en het metalen beslag op luiken en ramen, verwijdert alle verf van metaal en hout en bekijkt welke houten onderdelen bewaard kunnen blijven. Meestal blijkt (logischerwijs) het onderste deel van het raam aan vervanging toe. Na het monteren van de nieuwe onderdelen, krijgen de ramen een eerste verflaag in afwachting van een nieuwe couche in Brugs rood. Na het wegnemen van de zwarte verf op het metalen beslag, blijken sommige elementen verfijnd uitgewerkt in een

1 Vernieuwen van de loodnetten

Foto Lieven Coudenys

2 Proefraam met hersteld hout en

glas-in-lood en gereinigd metalen beslag Foto Lieven Coudenys 3 Vloer en lambrisering werden uit de

bidkapel verwijderd. Rechts is een deel van de nieuwe bebording van het dak te zien. Foto Lieven Coudenys

2

6


3

soort koper. Het verder verloop van de reinigingswerken zal uitwijzen of koper is gebruikt voor alle beslag. Bij een positief antwoord stelt zich de vraag: opnieuw overschilderen in zwart of behoud van de metaalkleur? Het historische kader en het totaalbeeld van de zalen zullen een rol spelen in de uiteindelijke keuze. Ondertussen rijdt een glazenier af en aan met de glas-in-loodramen. Het zijn vooral de loodnetten die de glaasjes letterlijk samenhouden die zwaar geleden hebben onder jaren, weer en wind. Ze hebben hun stabiliteit verloren en laten vocht en wind door (met fluitconcerten in de museumzalen bij hevige wind tot gevolg). Alle glaspanelen worden daarom uitgenomen, de loodnetten volledig vernieuwd en weer stevig vastgezet. Kapotte glaasjes vervangt men in een tint die aansluit bij de aanwezige glaasjes.

bidkapel De parel aan de kroon van Gruuthuse is ongetwijfeld de bidkapel, die het Gruuthusepaleis rechtstreeks in verbinding stelt met de Onze-LieveVrouwekerk. Dit onderdeel van het gebouw kan buigen op de oudste, meest authentieke elementen. Toen de restauratiewerken van start gingen, had niemand van de teamleden echter verwacht de bidkapel zo uitgekleed te zullen zien... Ook voor de bidkapel was in deze restauratiefase een nieuw dak voorzien. Toen men de broos geworden dakleien wegnam, bleek de onderliggende bebording zo sterk verouderd dat men zich genoodzaakt zag een volledig nieuwe bebording te leggen. De balken die het dak schragen en de houten panelen van het binnengewelf bleken gelukkig nog in goede staat te zijn. Maar het dak was slechts een begin.

Omdat er vragen rezen over de toestand van vloer en lambrisering, demonteerde men enkele planken. Wat tevoorschijn kwam, oogde verre van fraai: de balken waarop de vloerplanken rustten, bleken aan de uiteinden volledig weggevreten door houtworm. Ook aan de achterkanten van de lambrisering hadden beestjes zich tegoed gedaan. De balkjes in de muren waarop men de lambrisering bevestigd had, konden letterlijk met een vinger uit de muur gekrabd worden. Gevolg van dit alles: een volledig ontmantelde bidkapel, maar meteen ook een unieke kans om alles te documenteren. Ondertussen werden de balken die de vloer dragen volledig vernieuwd, net als de plankjes waarop de lambrisering genageld wordt. Over de manier waarop de lambrisering behouden kan blijven, lopen nog discussies. Dendrochronologisch onderzoek heeft uitge-

7


museumbulletin > restauratie van het gruuthusepaleis

1

wezen dat het om 15de-eeuwse planken gaat, waarmee we teruggaan naar de oudste geschiedenis van het gebouw. Anderzijds zijn sommige planken zodanig aangetast dat herstel quasi onmogelijk of minstens erg ingrijpend zal zijn.

grote reserve Naast de bidkapel is op dit ogenblik ook een tweede ruimte volledig uitgekleed: de grote reserve of Delcanseriezolder. Omdat deze ruimte, die de laatste decennia als depot werd gebruikt, opnieuw een publieksfunctie krijgt, moeten hier, naast werken aan de dakstructuur, ook stabiliteitswerken en enkele ingrepen voor het verbeteren van de brandveiligheid worden uitgevoerd. De volledige vloer werd uitgebroken en bestond uit drie lagen: de zichtbare vloer uit Boomse tegels, de onderliggende kleilaag en ten slotte de plankenvloer waarop dit alles

8

rustte. De planken en een aantal spantvoeten bleken aangetast door vocht, houtworm en zwam. Ook hier drong een vernieuwing van bepaalde onderdelen zich dus op. Bij de 'heropbouw' worden alle materialen behandeld om de aanwezige aantasting stop te zetten en in de toekomst te voorkomen. Tegels en planken worden zoveel mogelijk gerecupereerd. Na het afronden van deze restauratiecampagne zullen de interieurwerken van start gaan. Alle elektriciteit wordt vernieuwd, overal moet geschilderd worden, de beveiliging wordt up to date gebracht. Ten slotte zal dan een gloednieuwe museuminrichting volgen. De procedure om een bureau aan te duiden dat deze interieurwerken en de museumscenografie zal uittekenen, is ondertussen opgestart. Als alles volgens plan verloopt, zal het Gruuthusemuseum eind 2017

de deuren weer openen voor het publiek. Via www.gruuthusemuseum.be blijft u op de hoogte van werken en activiteiten. Wat u alvast kan noteren: de tentoonstelling ‘Passé composé. Het ontstaan van de Gruuthusecollectie’ vanaf 6 juni in het Gezellemuseum. Dit artikel is gebaseerd op een tekst van Anneleen Stevens, Architectenbureau Van Acker & Partners 1 Aangetast hout uit de grote reserve

Foto Lieven Coudenys


museumbulletin > triënnale 2015

triënnale brugge 2015, aansluiting bij een verloren traditie, en toch weer niet… Vanaf 20 mei gaat ‘Triënnale Brugge 2015: Hedendaagse kunst en architectuur in de historische binnenstad van Brugge’ van start. Enkele decennia geleden bracht een reeks van 3 Triënnales al de hedendaagse Belgische kunst naar Brugge, tot ontzetting van velen. Een kleine duik terug in de geschiedenis, om met historisch inzicht de nieuwe triënnale in ‘het ei van Brugge’ te kunnen ontdekken. Door EVA TAHON

brugge, zomer 1968 In tijden van revolutie en anti-establishment, strijken hedendaagse Belgische kunstenaars neer in de Hallen aan het Belfort. De eerste Triënnale voor Plastische Kunst in België is een feit. Onder het beschermheerschap van Achiel Van Acker, Minister van Staat, verschillende Belgische ministers, provincieraadsleden, volksvertegenwoordigers, senatoren en schepenen van de stad heeft het ‘selectiecomité’ en het ‘uitvoerend comité’ de droom van Fernand Traen, toen schepen van Brugge, verwezenlijkt. Organisatie was in handen van de Provincie West-Vlaanderen en de Stad Brugge. In een taal die moeite doet om niet alleen de leek te enthousiasmeren voor de kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw, maar ook inzicht wil bieden in het selectieproces en de intenties van de Triënnale, beschrijft Emile Langui, Administrateur-generaal voor Schone Kunsten, een ‘Verantwoording en Balans’. Men wou toen een overzicht bieden van de kunstproductie in België tussen 1965 en 1968. In de daaropvolgende Triënnales zou de tussenliggende drie jaar als referentie gelden. Het meest strikte selectiecriterium was de nationaliteit: de kunstenaars

moesten Belg zijn. Een exhaustief overzicht bieden van de beeldende kunsten in drie jaar, bleek een ambitieus plan. In 1968 waren 86 kunstenaars present, in 1971 zijn dat er 84. Telkens werden enkele werken opgenomen in de selectie wat de tentoonstelling bijzonder rijk en gevarieerd maakte. Selectiecriteria werden, gelet op de gelimiteerde ruimte, ook gaandeweg strenger: naast Belg kwam er ook een leeftijdsvoorwaarde: de kunstenaar moest zijn geboren na 1920. De Triënnale van 1974, wijkt verder op verschillende punten af van de twee voorgaande. Formaat en vormgeving van die catalogus vallen alvast op. Het vertrouwde logo van Albert Setola werd vervangen door een nog meer in het oog springend ontwerp van Johan Mahieu. Bovendien vond deze Triënnale niet meer plaats in de historische stadshallen, maar in het Beursgebouw aan de Hauwerstraat en begon de tentoonstelling drie weken vroeger, ruim op tijd voor de zomervakantie. De verhuis naar een andere, in wezen ruimere tentoonstellingslocatie, betekende alvast niet dat meer kunstenaars aan bod kwamen. De selectie werd gehalveerd tot 44 deelnemers, met bijzondere aandacht voor de ‘vertegen-

9


museumbulletin > triënnale 2015

1

‘De zwanen waren volgens het stadsbestuur een publicitaire suggestie voor de opening van Triënnale 2 en behoorden ze niet tot het parcours dat in de stadshallen te zien was. Na voldoende controverse, gaf het bestuur het bevel de zwanen van uit de Reie te verwijderen. Daarop ontstond een discussie tussen de stad, de provincie en de kunstenaar, die geenszins akkoord ging met het stempel ‘publicitair project’. Hij eiste dan ook dat zijn werk tijdens de Triënnaleperiode op de Reie bleef drijft drijven. Verschillende deelnemers aan de Triënnale zelf betuigen hun steun en dreigen hun werk terug te halen, als niet aan Raveels verzoek wordt voldaan.’ Beeld uit de reportage van Jef Cornelis, tweede Triënnale, 1971

10


2

3 woordiging van een aantal actuele tendenzen (sic)’. De bevlogen kunsthistorische teksten zijn in de laatste catalogus verdwenen, net zoals de beschermdames en –heren niet meer worden vermeld. Bovendien kreeg Triënnale 3 als nuancerende subtitel ‘informatieve tentoonstelling van hedendaagse kunst in België’. Namen die wel steeds opduiken zijn Gaby Gyselen, Yves Gevaert, Dirk De Vos en Willy Van den Bussche, Karel Geirlandt en Jaak Fontier. In de periode van de drie Brugse Triënnales verwezenlijkte Willy Van den Bussche zijn PMMK, het Provinciale Museum voor Moderne Kunst, toen in de Lakenhallen in Ieper. Dirk De Vos, adjunctconservator bij de Stedelijke Musea van Brugge ontpopte zich tot verdediger van een aankoopbeleid voor moderne en hedendaagse Belgische kunst, toen de bruiklenen van de Provincie semi-permanent aan het PSK in Brussel werden uitgeleend. Karel Geirlandt tenslotte, stond toen al meer dan 10 jaar mee aan de wieg van het S.M.A.K., als voorzitter van de Vereniging voor

1 Binnenzicht in Triënnale 3 met werk van Tapta op de voorgrond, abstract

geometrisch werk van Jan Van Den Abbeel en een herkenbare Jacques Verduyn op het achterplan (foto: museumarchief)

2 Al tijdens de tweede en derde Triënnale waren er ingrepen in de stad. Hier

een vroeg digitaal kunstwerk, geïnspireerd door Leonardo Da Vinci, opgesteld net voor de ingang van de Beurshalle in de Hauwerstraat (foto: Rony Heirman) 3 Voor de sfeerbeelden tijdens de opening van Triënnale 3 tekende de bekende

kunstfotograaf Rony Heirman. Hij slaagde er ook in om Jan Hoet en Roger Marijnissen, letterlijk tegenstanders in het hedendaagse kunst discours toen, samen op de foto te krijgen (foto: Rony Heirman)

11


museumbulletin > triënnale 2015

1

2 het Museum van Hedendaagse Kunst Gent. Jaak Fontier heeft zich niet vaak institutioneel bezig gehouden met kunst, maar heeft de promotie van de kunst in België gevoerd met zijn talrijke literaire en kunstkritische beschrijvingen en als secretaris van de Vrienden van Musea Brugge. In de verschillende edities staan gevestigde namen als Raoul De Keyser, Roger Raveel (in Triënnale 2 met de Brugse zwanen), Panamarenko, Pjeroo Roobjee, Paul Van Hoeydonck, Roger Wittevrongel, Marthe Wéry, Marcel Broodthaers en Bram Bogart, maar ook Dan Van Severen, Pierre Alechinsky, Jacques Charlier, Vic Gentils en Octave Landuyt vermeld. Brugse en West-Vlaamse kunstenaars kregen zeker ook een forum. Gilbert Swimberghe en Rik Slabbinck, Roger Bonduel, Gilbert De Cock, het duo Livia Canestraro en Stefaan Depuydt, Roel d’Haese, Etienne Elias, Michel Martens, Pol Spilliaert, Luc Peire en Jacques Verduyn presenteerden er hun werk. Het is evident dat heel wat werken uit de Triënnales in de collecties van het Groeningemuseum en Mu.ZEE, het vroegere PMMK, zijn terechtgekomen. En toen viel de Triënnale stil. Controverse was er

12

al geweest vanaf de eerste tentoonstelling, tegenwerking en ontmoediging waren net zo goed als vandaag onderdeel van het comitéleven. Maar bovenal was het momentum vertraagd. De Provincie verlegde zijn actieterrein naar de Provinciale Kunstprijzen, gemaakt door geboren of gedomicilieerde West-Vlamingen en de zoektocht naar een geschikte locatie en de inrichting van het provinciale museum. De Stad legde zich toe op het verzamelen van kunst voor presentatie in het Groeningemuseum, nam het museum voor Volkskunde over en trok geleidelijk aan de kaart van de Vlaamse primitieven. Bijzonder interessant reportagemateriaal uit het VRTarchief is te vinden op: Triënnale 1: http://cobra.be/permalink/1.2104764 Triënnale 2: http://cobra.be/permalink/1.2104774 en de Brugse zwanen van Raveel: http://cobra.be/ permalink/1.1354240 Triënnale 3: http://cobra.be/permalink/1.2104784

brugge, zomer 2015: what if… In hetzelfde jaar als de Biënnale van Venetië, die al aan zijn 56ste editie toe is, krijgt de triën-

nale (nu met klein ‘t’) in Brugge een geheel nieuwe benadering. Geen tentoonstelling meer van hedendaagse kunstproductie in België, wel in tegendeel. Een enkele uitzonderling niet te na gesproken, is deze triënnale bij uitstek internationaal en bovenal in de openbare ruimte aanwezig. Brugge wordt veroverd door kunstenaars en architecten die hun artistieke producten, droombeelden en bedenkingen visualiseren rondom de stelling: ‘Wat als 5 miljoen toeristen beslissen in Brugge te blijven wonen?’. De impact van deze vraag op een creatieve geest is groot. Doemscenario’s en idyllische samenlevingsvormen rijpten de voorbij periode tot haalbare en utopische constructies, plannen en ontwerpen. De grootstad Brugge!? Vervoersproblemen, geluidsoverlast, huisvestingstekort, overstromingsgevaar, sociologische implicaties,… zijn geen ondenkbeeldige kwesties in de megalopolis Brugge. Langs een parcours van een 15-tal plekken in de binnenstad confronteren de kunstenaars en architecten u vanaf 20 mei tot 18 oktober met hun suggesties voor een


aangename en leefbare wereldstad. De installaties zijn vrij toegankelijk, de meeste zelfs dag en nacht. Wandelen langs het parcours kan organisch of geleid door de wandelgids. Die deelt de ontdekkingstocht op in 3 aparte Archipels, die een logische volgorde in de route brengen en ook de drie ‘indoor’ tentoonstellingen meenemen. Daar zijn werken te zien die niet bestand zijn tegen een expositie ‘outdoor’. Fotografie en video in De Bond geven een eigentijds beeld van het geteisterde Midden-Oosten. In het Stadhuis tonen de bouwers van imaginaire steden hun ideale leefomgeving. Het parcours volgt de natuurlijke zuid-noord verbinding van de Brugse reien. Te degusteren met mondjesmaat en te laten bezinken voor nieuwe inzichten.

1 Werk van o.a. Pol Spillaert en Dan

Van Severen in de stadshallen tijdens de eerste Triënnale (foto: museumarchief)

2 De iconische Mosselpot van

Broodthaers en werk van Raoul De Keyser broederlijk naast elkaar in tijdens de eerste Triënnale, in 1968 (foto: museumarchief)

3 Raveel, Plompen, Balder en Pol

Mara, 4 gezeefdrukte affiches die in beperkte oplage in een verzamelmap werden verkocht tijdens de tweede triënnale.

3

13


museumbulletin > triënnale voor internationale kunst en architectuur

een triënnale voor internationale kunst en architectuur. enkele voorbeschouwingen Wie dit artikel na de opening van de Triënnale leest, zal alle kunstwerken in hun afgewerkte vorm kunnen bekijken. Op het ogenblik van het schrijven van deze tekst is zowat alles nog in opbouw. Al is een tentoonstelling in opbouw minstens even boeiend om te zien. De tentoonstelling De Visionaire Stad, met werk van de Keulse architect en stedenbouwkundige Oswald Mathias Ungers en een luik gewijd aan het urbanisatieplan voor Brugge van Huib Hoste is te bezoeken vanaf 20 mei in het Arentshuis. In afwachting kan je er wel nog (tot 10 mei) het project The Intelligent City van de Londense kunstenaar Stanza beleven. Door FILIP L. DEMEYER

een japanner in het begijnhof: tadashi kawamata Opvallend hoeveel Japanners, waarschijnlijk zonder het te weten, een landgenoot hebben gefotografeerd in het Brugse begijnhof. Het begijnhof is één van die mythische plekken in de stad, een vijfsterrren-bezienswaardigheid in alle toeristische gidsen. Tadashi Kawamata

Tadashi Kawamata. De eerste twee 'Tree Huts' (23 april 2015).

14

(°Hokkaido 1953) bouwt er een twaalftal boomhutten. En die worden druk gefotografeerd. Kawamata was de eerste kunstenaar voor de Triënnale waarover consensus was. Hoewel zijn werk al in België te zien was, o.a. op TRACK in Gent in 2012, was het artistiek team ervan overtuigd dat zijn visie op kunst en architectuur perfect past binnen het centrale thema van stedelijkheid. Kawamata had in juni 2013 op


persoonlijkheid van de kunstenaar verwarmden ieders kunsthart. De kracht van een begijnhof ligt voor Kawamata in de rust, het zijn oases te midden de drukke stad. Heel zeker dat de rust zal terugkeren eenmaal de zaagmachines en hoogtewerkers uitgeraasd zijn. Die hutten zijn voor de kunstenaar een opstapje naar de hemel. Maar in het kader van ons thema ook een vingerwijzing, als Brugge vijf miljoen bezoekers moet herbergen, dan zullen twaalf boomhutten niet volstaan. Brugge als wereldstad, dan pas zal alles worden volgebouwd en zal er echt lawaai zijn.

in het arentshuis: stanza, ungers en hoste In de aanloop naar de Triënnale was er in het Arentshuis reeds een 'selected by'-tentoonstelling te zien. De Britse kunstenaar Stanza (°Liverpool 1962) leeft en werkt in Zuid-Londen (Camberwell) en wordt daar als geen ander geconfronteerd met de impact van CCTV en datasharing. Zijn 'intelligente stad' toont de gevaren van de over-digitalisering van de maatschappij. In welke mate wordt ons leven bepaald door anderen via camera's, sensoren, computers en machines. En in welke mate zullen die machines in de toekomst in staat zijn om ons denken en handelen over te nemen? Zijn vrees is voor

1 Art Basel een bar met terras opgericht op het plein voor de nieuwe Messehal van Herzog & de Meuron. Het mondaine Basel stond naar verluid op zijn achterste poten bij het zien van zijn Favela Café. En ook in Brugge waren/zijn (?) de meningen verdeeld. In 1989 realiseerde Kawamata een werk in het begijnhof van Kortrijk, in opdracht van Cathy de Zegher van kunststichting Het Kanaal. Op de opening van een tekeningententoonstelling van de kunstenaar, op een koude zaterdagochtend in december, hing er mist en rijm over het werk, het zorgde voor een bezwerend effect. Ik heb nooit een kunstwerk intenser beleefd. Jan Hoet gaf vervolgens een vlammend betoog in de ijskoude Sint-Annazaal. En ook de drank was koud. Maar de kracht van de installatie en de

een stuk het antwoord op de vraag. Met zijn vele lichtjes, geïntegreerde schermen, zwaaiende molentjes en wapperende pluimpjes, ziet de stad van Stanza, opgebouwd uit afgedankte computeronderdelen en moederborden er speels, aantrekkelijk en onschuldig uit. Maar is dat wel zo? Het werk Body 010000100110111101100100 01111001 blijft tot op het einde van de Triënnale in de hal van het Arentshuis. Ook dat werk, een scan van het lichaam van de kunstenaar, wordt vanuit Londen aangestuurd. Ook voor en na sluitingstijd van het museum werpt de body zijn licht op de bezoeker van het Arentshof.

architectuur en stedenbouw Van bij de aanvang werd de keuze gemaakt om de Triënnale open te trekken naar architectuur en stedenbouw. Kunst in de openbare ruimte kan niet meer los worden gezien van de omringende bouwkunst. En architecten zijn zich meer dan ooit bewust van het sculpturale karakter van hun realisaties. Bouwen in een historische omgeving is in Brugge een bijzondere uitdaging. Dat werd in het verleden al bewezen naar aanleiding van het Concertgebouw van Robbrecht en Daem en het paviljoen van Toyo Ito. Ook nu

2

15


museumbulletin > snapshot 11. namaste brugge.

zorgen o.a. Atelier Bow-Wow en Studio Mumbai voor beroering. In het Arentshuis wordt dieper ingegaan op de visionaire plannen van twee urbanist-architecten. Berlijn en de rest van de wereld wordt gelinkt aan Brugge. Oswald Mathias Ungers (1926-2007) publiceert in 1977 samen met Rem Koolhaas (1944) en collega's van de Cornell University het manifesto 'The City in the City – Berlin: A Green Archipelago'. Het boek beschrijft concepten en intellectuele modellen voor de nieuwe stad, toegepast op het toenmalig West-Berlijn. De lege plekken die ontstaan als gevolg van bevolkingsvlucht naar de rand, het afbreken van gebouwen en het verdwijnen van industrie, worden groene oorden. In tegenstelling tot het maken van een historische reconstructie, zoekt Ungers naar een nieuw polycentrisch stedelijk landschap. Ungers hertekent en vervolledigt zijn plannen na de val van de muur. In samenwerking met het Ungers Archiv für Architekturwissenschaft UAA Köln wordt in Brugge een tentoonstelling hernomen die O.M. Ungers in 1976 voor New York maakte. Onder de titel 'Morphologie - City Metaphors' toonde O.M. Ungers zijn visie op de stad als metafoor. Stadsplattegronden worden gespiegeld aan foto's en natuuropnames. De stadsplanning roept op die manier allerlei onverwachte associaties op. Aanvullend worden enkele originele documenten van Ungers getoond. Ook de man met de bolhoed van Magritte is nadrukkelijk aanwezig.

huib hoste: een progressief plan voor brugge Het lijkt erop dat de inplanting van het Concertgebouw de eerste grootschalige ingreep in het Brugs historisch stadscentrum was sinds eeuwen. Er is evenwel in alle eeuwen op grote schaal gebroken en gebouwd. De 19de eeuw kenmerkte zich door grootschalige stedenbouwkundige ingrepen. Onder burgemeester Boyaval werden de kronkelige straatjes van de rosse buurt letterlijk bedolven onder de Stads-

16

3 schouwburg en de omringende nieuwbouw. Straten werden rechtgetrokken. Zijn opvolger Visart de Bocarmé liet enorme terreinen volbouwen door Louis Delancenserie: de Rijksnormaalschool in de Sint-Jorisstraat en Minnewaterkliniek in de Prof. Sebrechtsstraat. De Antwerpenaar Joseph Schadde bouwde het neogotisch station op 't Zand. In 1937 schreef het stadsbestuur een wedstrijd uit voor de heraanleg van het voormalige spoorwegterrein tussen het nieuwe modernistische station van vader en zoon Van Kriekinge, 't Zand en de stadsrand. Het plan van Huib Hoste en Paul Amaury Michel werd niet uitgevoerd maar was ronduit revolutionair. Geïnspireerd door Le Corbusier voorzagen Hoste en Michel nieuwbouw op palen (pilotis), zodat de natuur onder de gebouwen doorliep en voor een aangename woonomgeving zorgde. De blokken, geordend in zaagtandvorm, waren slechts twee tot vier verdiepingen hoog. Opvallend is dat ook omzeggens de gehele West- en Oostmeers verdween onder nieuwbouw, alsook het stadskwartier tussen Smedenstraat, Smedenvest en Beenhouwersstraat. Alleen de echt waardevolle architectuur, zoals de Blindekenskapel en en-

kele omringende gebouwen werden behouden. Vooruitziend als hij was, voorzag het plan veel ruimte voor ontspanning en sport, alsook een concertgebouw én… een expohal. In een volgend Museumbulletin gaan we dieper in op dit plan en op de figuur van Hoste.

1 Stanza, Body 010000100110111

10110010001111001 (foto en © Stanza) 2 Stanza, The Nemesis Machine.

Van metropolis tot megalopolis en oecumenopolis (© Stanza) 3 Huib Hoste en Paul Amaury Michel,

Detail van het plan voor Brugge, 1938 (foto Dominique Provost, © SAVE – Stichting Architectuurarchieven, Fonds Huib Hoste)


snapshot 11. namaste brugge De elfde editie van Snapshot, de reeks fototentoonstellingen over Brugs immaterieel erfgoed, focust op de Nepalese gemeenschap in Brugge en hun rijke cultuur en tradities. De Nepalese Bruggelingen vormen de grootste gemeenschap van niet-Europese herkomst in Brugge. Tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling sloeg het noodlot toe in Nepal. Een zware aardbeving verwoestte huizen, levens en ook een groot deel van het cultureel erfgoed in het bergland. “Namaste Brugge”, zoals de tentoonstelling heet, kreeg hierdoor een andere wending. In de expozaal van het Volkskundemuseum op het eerste verdiep kunnen bezoekers hun steun en medeleven betuigen aan de getroffenen van de aardbeving en hun families in Brugge. Tegelijk maken zij kennis met de cultuur en leefgewoonten van de Nepalese gemeenschap in Brugge. Door GEERT SOUVEREYNS

nepalezen in brugge Het klinkt misschien verrassend, maar in Brugge zijn de Nepalezen de grootste etnisch-culturele minderheid. De meesten verlieten Nepal niet langer dan 15 jaar geleden. In Brugge vonden ze een nieuwe thuis én werk, vooral dankzij het toerisme en de horeca. De Nepalese Bruggelingen hebben een sterk gemeenschapsleven. Zij hechten er veel belang aan om de cultuur en tradities uit hun herkomstland in ere te houden. Tegelijk ondergaan zij natuurlijk de invloed van hun nieuwe leefomgeving in Brugge, met haar waarden, normen en gebruiken. Dit is nog meer het geval bij de jongeren en kinderen die hier zijn geboren of opgroeien. Zij identificeren zich

met hun klasgenoten en vrienden in Brugge en leven zo in twee werelden.

bieke depoorter In de tuin van het Volkskundemuseum bieden 10 grote foto’s van Magnum-fotografe Bieke Depoorter een intieme blik op de leefcultuur van de Nepalese Bruggelingen. Zij bezocht de Nepalese Bruggelingen op hun feesten, op hun bijeenkomsten, bij het uitvoeren van een puja of ritueel, op hun werk en in hun huizen. De fotografe volgde daarbij geen vooraf vastgelegd programma of idee. Elke foto vertelt zo een eigen verhaal, dat zich op het moment van de opname aanbood. Met open en onbevooroor-

deelde blik geeft Bieke Depoorter op die manier een gezicht aan de Nepalese gemeenschap in Brugge en roept zij fascinatie op voor haar cultuur en levenswijze. De avondschemering, het subtiele gebruik van het aanwezige licht, de discrete nabijheid van de fotografe creëren een intieme en filmische sfeer, die ook herkenbaar is in andere fotoreeksen van Bieke Depoorter. Met haar 28 jaar is zij het jongste lid van het vermaarde fotoagentschap Magnum. Sinds 2009 reisde ze de hele wereld rond, van Siberië tot Amerika, van Noorwegen tot Zuid-Afrika, en legde ze vele krachtige en intieme momenten vast op de gevoelige plaat. Met “Namaste Brugge” brengt zij ook een stukje wereld in Brugge in beeld. De rijke tradities van Nepalese Bruggelingen Voor het tweede luik van de tentoonstelling in de expozaal op het eerste verdiep van het museum, heeft het Bruggemuseum intensief samengewerkt met twee Nepalese verenigingen in Brugge - de Everest Nepali Society en de United Kirat Society – en FMDO vzw, een federatie van sociaal-culturele verenigingen met een migratie-achtergrond. De inrichting van de zaal en de selectie van voorwerpen is volledig gebeurd door een werkgroep van Nepalese Bruggelingen. Zij geven een impressie van de rijke tradities van Nepal en hoe die door de Brugse gemeenschap worden beleefd. De Nepalese samenleving is heel divers, met vele kasten en etnische groepen, elk met een eigen taal of dialect. Deze diversiteit kenmerkt

17


museumbulletin > hoera! klokken in de brugse musea

leden en vrienden. Om deze tradities ook in Brugge te vieren en door te geven is de Everest Nepali Society opgericht. Momenteel telt deze vereniging 269 leden, niet alleen uit Brugge maar ook uit Blankenberge, Knokke en andere plaatsen in WestVlaanderen. Everest Nepali Society maakt geen onderscheid in religie of ethnische afkomst. De leden bestaan zowel uit hindoeïsten, boeddhisten als kiratisten (natuurreligie) en spreken verschillende moedertalen. De Kirati’s in Brugge hebben ook een eigen vereniging opgericht, de United Kirat Society, die naast de gemeenschappelijke festivals ook de eigen feesten en tradities willen beleven. Een belangrijk begrip is puja. Dit is een verzamelterm voor allerlei rituelen die worden verricht om geluk te brengen, familiebanden aan te halen, relaties te versterken, financieel succes te brengen of de wereldvrede te bevorderen. In de tentoonstelling kunnen de bezoekers nu zelf een puja doen als steun aan de getroffenen van de aardbeving en hun families in Brugge. ook de Nepalese gemeenschap in Brugge. Gemeenschappelijk zijn de jaarlijkse festivals. Zo wordt dit jaar op 13 april Nepalees nieuwjaar gevierd. Dan start het jaar 2072 volgens de Nepalese jaartelling. Voor de vrouwen is Teej een belangrijk feest, gewijd aan de hindoeïstische godin Parvati. Tijdens de drie dagen van Teej, meestal in september, trekken de Nepa-

18

lese vrouwen hun mooiste kleren aan en komen zij samen om te bidden, vasten, feesten en dansen. Een ander feest, dat de hele Nepalese gemeenschap viert, is Dashain, opgedragen aan Durga, de moedergodin die het kwade overwon. Dashain duurt tien dagen. De tiende dag is de belangrijkste. Dan geven de oudsten van de gemeenschap hun zegening aan jongere familie-

Oproep om getroffenen van aardbeving te helpen: financiële bijdrage mogelijk in expo-ruimte


hoera, klokken in de brugse musea! Er kwam een glimlach op mijn gezicht toen ik kort na mijn indiensttreding als erfgoedbewaker bij Musea Brugge, in het Gruuthusemuseum een aantal klokken zag. Ik hoorde er tijdens de zomeravonden beiaardmuziek uit klinken en kon ze daar van dichtbij bewonderen. En telkens weer, in de toenmalige muziekkamer of tijdens tentoonstellingen in de voormalige keuken, kwam bij mij de vraag op waar ze vandaan kwamen. Ik ging op zoek in literatuur en museumarchieven. Door MARLEEN BRUTYN

museum haar vijfde plaats. Tot aan de Franse Revolutie hing ze in de Basiliuskerk (benedenverdieping van de Basiliek van Heilig Bloed). Om de klok voor confiscatie te vrijwaren, werd ze eerst verborgen en in 1810 aan de Paters Kapucijnen geschonken. In 1867 werd de klok verplaatst naar het nieuwe kloostergebouw in de Sint-Clarastraat.

De klok uit het onthaal van het Gruuthusemuseum was gegoten in 1760 door de gekende beiaardbouwer Georges Dumery in opdracht van de Proosdij van O.L.V. De ambtswoning van de O.L.V.-kerk was van 1749 tot in het begin van de 20ste eeuw gehuisvest in het huidig Groeningemuseum. Op de klok prijkt het wapen en de lijfspreuk van de proost van het kapittel Johannes Vander Stricht ‘Pacem Opto’ (Vrede wens ik). Een andere Dumeryklok hing in de keuken. Deze was in 1752 gemaakt in opdracht van J.S. Sammels, abt van de Sint-Michielsabdij in Antwerpen en diende als luiklok. Ze werd

Sint-Lucas Evangelist genoemd en kreeg de inscriptie ‘in wonder en blixem voor ons bidt’. Later werd dit de RE-klok van de beiaard in de Sint-Pieterskerk in Turnhout. Beide klokken zijn door het Oudheidkundig Genootschap van Brugge aangekocht, in 1936 en 1935. Van het Kapucijnerklooster in de Sint-Clarastraat kocht de Stedelijke Musea in 1968 drie klokken. Twee klokken werden in 1869 vervaardigd door Frans Brondel en waren in het klooster verbonden met het torenuurwerk dat eveneens in het bezit is van de Musea. Voor de Sint-Basiliusklok die Marc Serre in 1592 goot, is het Gruuthuse-

Daarnaast is er de klok (Jacobi Perdry, 1679) afkomstig uit het voormalige Oudhof van de Sint-Jorisgilde, aangekocht door het Oudheidkundig Genootschap in 1887. Of de tafelbel van Pieter De Gheyn uit 1564, die dienst deed in het godshuis Heilig Nest in de Pottenmakersstraat. Het lichaam van de klok die gegoten is door Melchior de Haze in 1677, vertoont – gebarsten en sterk geoxideerd – de sporen van haar geschiedenis. Mogelijks is dit de beiaardklok die de brand van 1741 overleefde. De klok hing daarna in de Ezelpoort tot ze in 1979 tijdens een storm naar beneden viel. Ook de zes ton wegende Triomfklok in de Halletoren is van Melchior De Haze. En is de klok van Alexius Cambron (1682) de klok die al eerder gegoten werd in opdracht van de stad Brugge en moest dienen als stadsklok, maar afgekeurd werd door een ploeg van experts én de bevolking ? Alle klokken zijn vervaardigd uit brons, met uitzondering van de tafelbel die in 1650 gemaakt werd door Antoon Kerkhof voor de kleermakersgilde. Op deze zilveren klok staat het symbool van dit ambacht, een floraal motief en een

19


museumbulletin > de narcissus van odevaere

1 Tafelbel in zilver voor de kleer-

makersgilde, Antoon Kerkhof, 1650 Foto: Dominique Provoo 2 Klok van brons gemaakt in op-

dracht van J.S. Sammels, abt van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen, Georges Dumery, 1752 3 Publicatie ‘Muziek van een

helblauw blad’ marleenbrutyn@hotmail.com

schaar. Het Oudheidkundig Genootschap kocht deze klok in 1911 van L. De Rudder, deken van het ambacht van de Brugse kleermakers. Van een achttal klokken is niet bekend wat hun vorige standplaatsen waren. Komen ze uit privécollecties? Is de identificatie verloren gegaan? Eén van deze klokken draagt het opschrift ‘Wie clinckt daer Jacop Ylaert’ en is in 1870 geschonken door M. Verstraete. Een andere klok is van Johannes Jacobus Huaert, met het opschrift Huart/Me Fecit/Antverpia. Ook is er een klok aanwezig van Guillielmus Dumery, die het

familiebedrijf van Georges Dumery vanaf 1784 voortzette. De vijf overige klokken zijn anoniem. Op één ervan staat ‘Maria es miennen name’. In het Belfort zijn vijf klokken te zien van de 21 klokken uit de voormalige Dumerybeiaard. Die is in 1939 en 1969 vervangen door klokjes van Marc Michiels en Horacantus Eijsbouts. Eén van de 16 andere klokken staat in het Klok- en Peelmuseum in Asten. De Michielsklokken uit 1939, en de Eijsboutsklokken uit 1969 die op hun beurt bij de grondige restauratie van de beiaard in 2010 vervangen werden door nieuwe Eijsboutsklokken, vormen één van de klankinstallaties in Sound Factory op het terras van het Concertgebouw. Na de restauratie van het Gruuthusemuseum zie ik graag een aantal klokken in de opstelling terug. Ook vanwege het historisch belang. Naast de muzikaliteit hebben klokken in de loop der tijden immers diverse functies vervuld in het gemeenschapsleven. Ze waren signaalgever, ruilmiddel, rinkelgever bij feesten, ze kondigden huwelijken, uitvaarten en eucharistievieringen aan, ze alarmeerden bij branden of ander gevaar, ze seinden het openen en sluiten van de stadspoorten en ze waren of zijn decoratief element of herdenkingsbaken. Klokken, ze herber-

20

gen in zich een combinatie van functionaliteit, muzikaliteit en sierlijkheid. Klok- en beiaardklanken, ze brengen mij in beroering, vervoering en ontroering. Ik herkende mijn emoties in gedichten van diverse dichters en bundelde 50 gekende en minder gekende gedichten samen in ‘Muziek van een helblauw blad. 50 odes aan klokken, klokkenspelen en klokkenspelers’. Deze dichtbundel werd uitgegeven in augustus 2014 bij Zorrobooks.

Bronnen : Catalogus van de Muziekinstrumenten / M. Awouters, Ignace De Keyser, Stefaan Vandenberghe. – Brugge : Stad Brugge, 1985 Brugge, Belfort, Beiaard / Gustaaf Dehulster, Jacques De Blauwe, Martin Formesyn. – Brugge : M. Vandewiele, 1984 Muziek en klank. / Valentin Vermeersch. Brugge : Stedelijke Musea, 1990 (in de reeks Museumpromenade, nr. 5 Met dank ook aan Kristel Van Audenaeren Programma zomeravondconcerten : verkrijgbaar bij de Dienst voor Toerisme of bij stadsbeiaardier Frank Deleu


museumbulletin > de narcissus van odevaere

de narcissus van odevaere Op 29 januari 2015 werd bij Sotheby's in New York een tot nu toe verloren gewaand schilderij van J. D. Odevaere geveild. Het werk stelt een levensgrote naakte Narcissus-figuur voor die zichzelf bewondert in de weerspiegeling van het water. Het Groeningemuseum heeft onmiddellijk haar kans gegrepen en het doek aangekocht ter versterking van haar belangrijke deelcollectie neoclassicisme. Door LAURENCE VAN KERKHOVEN

Het verhaal van Narcissus - een figuur uit de Griekse mythologie - is vooral bekend geworden door de geschriften van Ovidius. In zijn 'Metamorfosen', één van de belangrijkste en populairste werken uit de Latijnse literatuur, schrijft Ovidius over de gedaantewisseling van Narcissus, een beeldschone jonge jager die nadat hij verliefd wordt op zijn eigen spiegelbeeld - uiteindelijk sterft en verandert in een gele bloem (de narcis). Deze mythe heeft veel beeldende kunstenaars geïnspireerd. De geschilderde voorstelling van Odevaere stemt vrij goed overeen met de beschrijving van het verhaal in Ovidius' 'Metamorfosen': 'Rondom veel groen, goed fris gehouden door ’t nabije water, en bomen die de plek beschutten tegen warme zon. Narcissus, moe van ‘t ingespannen jagen in de hitte, nam daar wat rust, door bron en bronomgeving aangelokt. Maar als hij daar zijn dorst wil lessen, groeit een nieuwe dorst, al drinkend aangetrokken door zijn spiegelbeeld, voelt hij begeerte naar iets lichaamloos: wat lichaam lijkt is water. Hij blijft zichzelf bekijken, onbeweeglijk blijft hij strak dat strakke hoofd aankijken, als een

beeld van Parosmarmer. Geknield in ’t zand ziet hij zijn ogen als een dubbele ster, zijn haar als Dionysus’ lokken, als die van Apollo; zijn wangen zonder baard nog, zijn ivoren hals, de glans van zijn gelaat, een blos vermengd met blanke reinheid – alles waarom hij zelf bewonderd wordt, bewondert hij’.1 Odevaere’s Narcissus-figuur beantwoordt aan het neoclassicistisch schoonheidsideaal en bevat al de ingrediënten van het klassieke verhaal: een knappe, gespierde jongeling met lichte, ivoorkleurige huid en blonde, krullende haarlokken die - moe van het jagen - even uitrust in een weelderig bos en zijn dorst wil lessen bij het water van een meertje, maar - aangetrokken door zijn spiegelbeeld - uiteindelijk niet van het glanzend wateroppervlak kan wegkijken. Odevaere heeft Narcissus in zijn compositie doen neerzitten op een koningsblauw kleed met gouden boord dat meteen een prachtig diagonaal accent aan het schilderij toevoegt. Met zijn ene arm houdt hij zich vast aan de afgekraakte tak van een boom en met de andere arm leunt hij tegen een rotsblok aan. Zijn goed gevulde luxueuze pijlenkoker – zijn onmisbaar attribuut

21


museumbulletin > de narcissus van odevaere

als jager – heeft hij achter zich aan een boom opgehangen. Rechts wordt hij vergezeld door twee hazewindhonden, waarvan één voorzichtig aan zijn been likt. In de zomer van het jaar 1820 stelt Odevaere dit schilderij tentoon op het Salon van Gent. Uit de catalogus van deze expositie blijkt dat hij toen met vijf werken vertegenwoordigd was. Onder nummer 106 bevindt zich het zojuist aangekochte schilderij met de volgende omschrijving: 'Narcisse se mirant dans l'eau. Figures [sic] de grandeur naturelle'.2 Drie jaar later verschijnt in de 'Annales du Salon de Gand et de l'Ecole moderne des Pays-Bas'3 een gravure naar dit doek door P.-J. de Vlamynck. Door de verwerving van Odevaere's Narcissus bezit Brugge meteen haar eerste mythologisch schilderij van deze kunstenaar. Het doek is vanaf 19 mei in het Groeningemuseum te zien.

J. D. Odevaere, Narcissus, 1820, olieverf op doek, 172 x 109,5 cm

1

Ovidius Metamorphosen vertaald door M. d’Hane-Scheltema, Amsterdam: Polak & Van Gennep, 1999, p. 82.

2

Salon de 1820. Exposition des productions d’artistes vivans, ouvert le 1 août 1820, dans la salle du Musée de Tableaux de l’Académie royale de Dessin,

Peinture, Sculpture, Architecture et Gravure de la Ville de Gand, au local du Collège des ci-devant Augustins’, pp. 31-32. 3

L. de Bast, Annales du Salon de Gand et de l’Ecole moderne des Pays-Bas ; recueil de morceaux choisis [...], exposés au Musée en 1820, [...] gravés au

trait, avec l’explication des sujets et une notice sur les artistes, Gent: de Goesin-Verhaeghe, 1823, p. 22, pl. 6.

22


beste museumvriend(in), Er was een tijd dat museumvriendenverenigingen vooral bestonden uit gegoede burgers die bij het savoureren van een glas grand cru en een fijne sigaar probeerden geld in te zamelen om daarmee kunstwerken aan te kopen en zo het museumpatrimonium aan te vullen. Ondertussen zijn wij geëvolueerd naar een klein maar belangrijk ondersteunend bedrijfje voor de musea. Zo staan onze vrijwilligers dagelijks de bezoekers te woord aan onze infobalie in Groeninge. In samenwerking met de musea organiseren we regelmatig lezingen en speciale rondleidingen in de eigen collectie. We participeren ook in testament.be waarlangs mensen onze musea kunnen begunstigen via hun nalatenschap. Een enkele keer kunnen we participeren in de aankoop van een belangrijk werk.

Af en toe wordt ons ook gevraagd om financieel bij te springen bij kleinschalige projecten waarvoor niet direct voldoende reguliere budgetten voorzien zijn. Zo ondersteunen wij het interessante project ‘Zusterverhalen’ dat door het team van het Hospitaalmuseum opgestart is. Het betreft een onderzoek naar de devotie en de medisch-devotionele geschiedenis van het Sint-Janshospitaal en Onze-Lieve-Vrouw-terPotterie waarbij de getuigenissen van de zusters Augustinessen van Sint-Jan, Onze-LieveVrouw-ter-Potterie, Sint-Janshospitaal Damme, het Engels Klooster en leden van de Confrérie van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie geïnterviewd, gefotografeerd en gefilmd worden. Dit project opent de weg naar een nieuwe, wetenschappelijke benadering van de betekenis van

het museum als uniek immaterieel erfgoed en de (voortrekkers)rol die het museum kan spelen inzake de benadering van materieel en immaterieel, religieus en medisch erfgoed in een hospitaalmuseum. Het Stadsarchief, OCMW Brugge en de Erfgoedcel Brugge, en sinds 2014 ook de Queen Mary University London ('Who were the nuns' project) en KADOC zijn eveneens partners. De Raad van Bestuur

Op 8 maart na zijn afscheidslezing werd voormalig directeur van de Musea Brugge Manfred Sellink door de bestuursleden van de Vrienden in de bloemen gezet.

Een zuster van het Klooster Onze-LieveVrouw-ter-Potterie. Met de gsm in de hand klaar voor het gebed. Foto Sightways photography

23


bijzondere begunstigers

colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge CoÜrdinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck & Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Opmaak: Agates, Brugge Druk: Drukkerij Van Damme-Beke, Brugge

Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.