MUSEUM
BULLETIN
2
aanwinsten voor groeningemuseum elisabeth van thĂźringen memorabel nieuwe aanwinsten in tin communiegebruiken
driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor
8000
- 37ste jaargang apr-jun 2017 1 - 2 de afdeling P408620
brugge
Voorwoord directie
3
Aanwinsten voor Groeningemuseum
4
Elisabeth van Thüringen
9
Memorabel 13 Nieuwe aanwinsten in tin voor Hospitaalmuseum
16
Communiegebruiken 19 Vrienden van de Musea
23
Zeldzame schotel in Museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie! Van 21 februari tot 21 mei 2017 toont het museum een uitzonderlijke 17de-eeuwse schotel in tin die zich normaal in de oude keuken van het zusterklooster bevindt. Het is een z.g. kardinaalschotel, een schotel met een brede rand die sprekend lijkt op een kardinaalshoed van weleer. De schotel vertoont het kloostermerk, het stadsmerk en het meestermerk van de tinnegieter, Guillaume Geuns de Jonge (werkzaam tussen 1637 en 1669). Er was ons geen 17deeeuwse Brugse kardinaalschotel bekend en van deze tinnegieter waren tot nu toe slechts twee objecten in Brugs privébezit gekend. Laat de gelegenheid dus niet voorbijgaan en kom deze zeldzame schotel bekijken!
Foto © Dominique Provost Art Photography
beste museumvriend, beste lezer, Een paar maand geleden hebben we jullie verwend met een indrukwek-
voorbeeld van de verbinding tussen immaterieel erfgoed en onze collectie,
kend bulletin over de recente uitbreiding van het prentenkabinet van Musea
in deze verrijkt door objecten van privéverzamelaars. Deze seizoenscollec-
Brugge. Met dit nummer nemen we u terug mee doorheen de reguliere
tiepresentatie verdient zeker een bezoekje, en waarom niet samen met uw
werking van onze organisatie. Naast onze dagdagelijkse activiteiten heb-
(klein)kinderen? Meteen ook een kans om de opnieuw aangevulde presen-
ben wij dit voorjaar een extra boeiende uitdaging opgepakt. Net zoals onze
tatie 'Kinderen van toen, senioren van nu' te bekijken.
collega's uit de Vlaamse erfgoedsector zijn ook wij gestart met de opmaak van een beleidsplan om de krijtlijnen voor Musea Brugge voor de komende
Musea Brugge hecht er veel belang aan om zoveel mogelijk bezoekers
jaren uit te tekenen. Ook in het nieuwe erfgoeddecreet staan de kerntaken
en doelgroepen te laten participeren aan onze werking, ook voor wie het
van het museum voorop: herkennen en verzamelen, behouden en borgen,
niet meer zo vanzelfsprekend is naar het museum te komen. Het project
onderzoeken, publieksgericht werken en participeren. Dat wij op al die vlak-
Memorabel richt zich tot bezoekers met dementie en hun mantelzorgers
ken nu al een grote ambitie hebben – en die in de toekomst alleen maar
en heeft zijn eerste realisatie in het Hospitaalmuseum. Het onthaal en het
willen versterken – kan u in dit bulletin erop nalezen.
museumbezoek worden mogelijk gemaakt dankzij de aanwezigheid van een vrijwilliger van de Vrienden. Een ondersteuning die wij en ook deze
Musea Brugge blijft inzetten op het verrijken van de collectie. Met de
museumgasten bijzonder weten te appreciëren.
aankoop van een schilderij van Joseph-Benoît Suvée en twee penseeltekeningen van Jean-Bernard Duvivier is onze vooraanstaande collectie
Dit voorwoord verdient tenslotte ook en vooral een dankwoord aan u, beste
neoclassicistische kunst opnieuw uitgebouwd. Wij mochten hierbij opnieuw
vrienden. Onlangs hebben wij samen met het bestuur van VSMB de actie
rekenen op een gewaardeerde bijdrage van onze vriendenvereniging. De
'Toon je Gruut Hart' succesvol afgesloten. Dankzij uw inbreng en inzet zal
context van deze werken wordt voor u in dit nummer geduid, de werken
de bidkapel van het Gruuthusepaleis een volwaardige restauratie krijgen.
bewonderen kan u in het Groeningemuseum.
Het toont ons dat Musea Brugge, naast de vele internationale bezoekers,
Verzamelen, onderzoeken en ontsluiten zijn vanzelfsprekend nauw met el-
gedrevenheid om ons vandaag en in de toekomst te blijven inzetten voor
kaar verbonden. In het Hospitaalmuseum kunt u kennis maken met een
onze doelstellingen.
andere recente verwerving, een paneel van Frans II Francken. Voor deze
U zal dit bij het lezen van dit bulletin zeker ervaren!
een stevig draagvlak heeft bij een trouwe achterban. Het sterkt onze
dossiertentoonstelling is de rol van Elisabeth van Hongarije als caritasheilige in de hospitaalcontext verder onderzocht. Nog voor het Hospitaalmuseum werden drie gesigneerde tinnen paplepels verworven, goed voor het documenteren van de dagelijkse ziekzorg en het ambacht van de tinnegieters. Niet voor niks richt het Volkskundemuseum in deze lentemaanden de schijnwerpers op de gekende traditie van de Plechtige Communie. Dat is boeiend, want de traditionele gebruiken rond de ‘schoonste dag uit de kindertijd’ raken steeds meer in de vergetelheid. Deze presentatie is een mooi
Till-Holger Borchert Hubert De Witte
museumbulletin > aanwinsten voor het groeningemuseum
aanwinsten voor het groeningemuseum
twee tekeningen van duvivier en een schilderij van suvée
Sinds 25 februari zijn in het Groeningemuseum enkele nieuwe werken te zien van Joseph-Benoît Suvée en Jean-Bernard Duvivier. Hoewel reeds vorig jaar verworven, worden ze nu pas tentoongesteld. Door LAURENCE VAN KERKHOVEN
twee penseeltekeningen van duvivier
1 Jean-Bernard Duvivier, Portret
van Joseph-Benoît Suvée, 1780 penseel in zwart en grijs, zwart en grijs gewassen, 25,5 x 20 cm, Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost
4
De Brugse musea konden op 5 maart 2016 twee bijzonder interessante tekeningen van Jean-Bernard Duvivier (1762-1837) aankopen die bij Marc Van de Wiele in Brugge geveild werden. De penseeltekeningen stellen portretten voor van twee kunstenaars die een doorslaggevende kunsthistorische rol gespeeld hebben: enerzijds Joseph-Benoît Suvée, promotor van het neoclassicisme in Vlaanderen, en anderzijds Jan van Eyck, een van de belangrijkste Vlaamse primitieven. Duvivier heeft de medaillonportretten van zijn illustere voorgangers in trompe-l'oeil weergegeven alsof ze beiden deel uitmaken van eenzelfde portrettengalerij. Het opschrift 'Peintre du Roi' dat Duvivier onder de naam van Suvée geplaatst heeft, is niet zonder betekenis. Op 29 januari 1780 was Suvée immers toegetreden tot de absolute elite onder de kunstenaars: hij werd als lid opgenomen in de Parijse 'Académie royale de Peinture et de Sculpture' en kon vanaf dan als 'Peintre du Roi' dus ook officiële opdrachten van de Franse koning verwachten.
Duvivier was toen een beloftevolle student aan de Brugse academie. Hij kaapte in dat jaar een eerste prijs weg in de klas tekenen 'naer plaester'. De jonge Duvivier moet bijzonder onder de indruk zijn geweest van de feestelijke optocht die op 5 maart 1780 in Brugge georganiseerd werd voor de kersverse 'académicien' Suvée. Als blijk van waardering ontving Suvée toen een gouden medaille van de academie van zijn geboortestad. In de nasleep van deze gebeurtenissen tekende Duvivier het portret van zijn grote Brugse held die in Parijs hoge toppen scheerde. Hij liet zich hiervoor inspireren door Suvée's beroemde zelfportret dat zich op dat moment in de Brugse academie bevond. Zowel de karakteristieke houding van de geportretteerde, als zijn fiere gelaatsuitdrukking zijn trouw gekopieerd. De gelijkenis is zelfs zo treffend dat de plooienval van Suvée's kledij op identiek dezelfde wijze is uitgewerkt als in het schilderij. Duvivier heeft zich wel een zekere vrijheid gepermitteerd bij het uittekenen van de compositie waaraan Suvée met zijn penhouder werkte. Daar waar Suvée zich in zijn geschilderd zelfportret voorstelde terwijl hij een vluchtige schets maakte
1
5
museumbulletin > aanwinsten voor het groeningemuseum
1
6
2
3
voor het doek waarmee hij de Romeprijs behaalde, heeft Duvivier hem uitgebeeld terwijl hij het portret tekende van een bebaarde man met een expressief gezicht. Mogelijk baseerde hij zich hiervoor op een ander schilderij van Suvée dat eveneens in de Brugse academie bewaard werd. Het lijkt inderdaad een vrije interpretatie te zijn van 'Het hoofd van een oude man' dat Suvée reeds in 1771 aan de academie van zijn geboortestad geschonken had. De penseeltekening met Suvée's portret is links boven het opschrift 'Peintre du Roi' gesigneerd en gedateerd 'Duvivier 1780'. Hoewel de tweede tekening met het portret van Jan van Eyck geen datering draagt, leidt het geen twijfel dat dit werk terzelfder tijd ontstond. Het is gebaseerd op een van de ruiters op het paneel 'De rechtvaardige rechters' uit het Lam Gods-retabel dat volgens een eeuwenoude legende een zelfportret van Jan van Eyck zou zijn. Waarschijnlijk heeft Duvivier zich voor de uitwerking van deze tekening laten inspireren door een gravure met het portret van Jan van Eyck in het boek 'Pictorum aliquot celebrium Germaniae inferioris effigies' (‘Portretten van beroemde schilders uit de Nederlanden’) van de Bruggeling Domenicus Lampsonius. Er is inderdaad een opvallende gelijkenis, zowel in de houding en de gelaatstrekken van de geportretteerde, als in zijn kledij
met de karakteristieke tulband en de mantel met bonten kraag. Duvivier heeft slechts enkele kleinere details aangepast, zoals de halsketting die niet alleen grotere parels maar ook een opvallender medaillon vertoont, en een bijkomend overkleed waarvan de afboording perfect aansluit bij deze van zijn tulband. Beide tekeningen zijn onder de nummers 101 en 102 terug te vinden in de veilingcatalogus die opgesteld werd bij het overlijden van Joseph van Huerne (1752-1844). Aangezien deze edelman vanaf 1780 bestuurslid was van de Brugse academie, kan verondersteld worden dat hij die tekeningen toen reeds verworven had. Na meer dan 230 jaar had men voor die werken geen beter onderkomen kunnen vinden dan het Prentenkabinet van het Groeningemuseum dat meerdere voorwerpen bevat uit Van Huerne's kunstverzameling.
een vestaalse maagd van suvée Via een tussenpersoon heeft de Stad Brugge samen met de Vrienden van Musea Brugge en een anonieme schenker ook een schilderij aangekocht dat met quasi zekerheid aan JosephBenoît Suvée (1743-1807) kan toegeschreven worden. Het doek toont een vrouwenfiguur die ten halve lijve is weergegeven tegen een don-
4
1 Jean-Bernard Duvivier, Portret
van Jan van Eyck, 1780 penseel in zwart en grijs, zwart en grijs gewassen, 25,5 x 20 cm, Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost 2 Joseph-Benoît Suvée, Zelfportret,
1771 Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens 3 Portret van Jan van Eyck in de
‘Pictorum effigies’ van Domenicus Lampsonius, 1572 Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost 4 Joseph-Benoît Suvée, Hoofd van
een oude man, circa 1771 Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens
7
museumbulletin > aanwinsten voor het groeningemuseum
1
kere, neutrale achtergrond, met haar lichaam in driekwart profiel naar rechts, en haar blik gericht op een punt buiten het schilderij. In haar handen houdt ze een rond voorwerp waarvan de bodem kleine gaatjes vertoont. Dankzij dit attribuut kunnen we de vrouw identificeren als de Vestaalse maagd Tuccia. Na onterecht van zedeloosheid te zijn verdacht, probeerde ze haar onschuld te bewijzen door water in een zeef te dragen zonder daarbij een druppel te morsen. Volgens de overlevering richtte ze zich hiervoor tot de godin Vesta met de woorden: “Ik heb uw altaar altijd met zuivere handen benaderd; sta mij toe met deze zeef water uit de Tiber te nemen en deze tot naar
8
uw tempel te dragen”. Dit verhaal is geput uit de geschriften van Plinius de Oudere (‘Naturalis Historiae’), Valerius Maximus (‘Facta et Dicta Memorabilia’) en Dionysius van Halicarnassus (‘Antiquitates Romanae’). Tuccia straalt op het doek een grote waardigheid uit. Geheel in overeenstemming met het neoclassicistisch ideaal is de voorstelling zeer beheerst, zowel in de pose en expressie van het vrouwelijk hoofdpersonage, als in het subtiel kleurenpalet dat hoofdzakelijk bestaat uit witte en beige tinten. Tuccia's serene gelaatstrekken contrasteren fel met de angstige blikken van de twee figuren die zich achter haar bevinden en die vol spanning afwachten of zij met dit won-
der haar reinheid zal kunnen aantonen. De witte tunica, waarvan de zorgvuldig weergegeven draperingen aan antieke beelden doen denken, staat hier duidelijk symbool voor haar kuisheid. Suvée heeft meerdere versies van de Vestaalse maagd Tuccia gerealiseerd. Zo wordt in het Museum voor Schone Kunsten van Tours een evenmin gesigneerd en gedateerd schilderij bewaard dat sterk aanleunt bij de Brugse aanwinst. Misschien komt een van die werken overeen met de Vestaalse maagd die Suvée in 1785 tentoonstelde op het Salon in Parijs. In de betreffende catalogus lezen we onder nummer 25 'Une Vestale. Tableau de 3 pieds 6 pouces de haut, sur 2 pieds 9 pouces de large' (of 106,6 x 83,8 cm). Hoewel beide doeken kleinere afmetingen vertonen, is het niet ondenkbaar dat in de catalogus de afmetingen mét lijst vermeld werden. Het schilderij illustreert perfect Suvée's belangstelling voor de klassieke beschaving. Het vertoont alle kenmerken van een neoclassicistisch werk met duidelijke omtreklijnen, harmonieuze proporties, een heldere compositie, een klassieke vormentaal en een onderwerp gebaseerd op de klassieke oudheid. Mogelijk baseerde Suvée zich voor dit schilderij op een publicatie uit 1755 van graaf Caylus, getiteld 'Nouveaux sujets de peinture et de sculpture'. Volgens Caylus is het verhaal van de deugdelijke Tuccia een originele inspiratiebron voor eigentijdse kunstenaars. Feit is dat het thema in Frankrijk toentertijd meermaals aan bod kwam, zowel in de literatuur als in de beeldende kunsten.
1 Joseph-Benoît Suvée, De Ves-
taalse maagd Tuccia, circa 1785 olieverf op doek, 92 x 73 cm Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost
museumbulletin > elisabeth van thüringen
elisabeth van thüringen of van hongarije (1207 – 1231) een caritasheilige in hospitaalcontext Elisabeth van Hongarije is een kosmopolitische figuur. Zij krijgt een ereplaats toebedeeld in de rij van historische heiligen met een caritatieve betekenis. In Europa wordt zij ruim vereerd. Zij bekleedt, door haar permanent vasthouden aan de idealen van armoede, nederigheid en naastenliefde en als stichteres van het hospitaal van Marburg in Duitsland (1228), een palmarespositie in de Europese hospitaalgeschiedenis. De capsuletentoonstelling (Sint-Janshospitaal 23 april-1 oktober 2017) plaatst het recent verworven paneel van Frans II Francken, dat de dynastieke heilige als zorgverlener in een hospitaaldecor voorstelt, in de kijker. De dossierpresentatie bestendigt de betekenis van de heilige voor de zorggeschiedenis en het Sint-Janshospitaal in het bijzonder. Door SIBYLLLA GOEGEBUER Voor Liliane Vergison
elisabeth in het sintjanshospitaal & onzelieve-vrouw ter potterie
Anoniem, Antwerpen, omgeving Michiel Coxie, De heilige Elisabeth in Eisenach, een gewonde (Christus?) verzorgend en de verrezen Christus vererend, 17de eeuw (detail) Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde Brugge Foto: Arnout Goegebuer Op het schilderij wordt de heilige Elisabeth in drievoud in haar levensverhaal geplaatst. Detail met Elisabeth die een gewonde (Christus?) verzorgt.
Vrouwelijke religieuzen die heil vinden in barmhartigheid, gebed en ascese, nemen Elisabeth als stichtend voorbeeld. Zij is een vorstin maar verzaakt aan rijkdom. Intelligent als zij is en zich bewust zijnde zowel van de kansen die aan een vrouw van haar opvoeding en status worden geboden als van de limieten die haar beperken om het levenspad uit te tekenen naar eigen wensen, maakt zij efficiënt gebruik van de vorstelijke privileges en de religieuze entourage om haar doelstellingen te bereiken. Haar levenshouding doet haar overleven. Kort na haar dood wordt zij heiligverklaard (1235). Immaterieel ben je onsterfelijk. Ook in Brugge fungeert zij als caritasheilige of beschermvrouw van religieus geïnspireerde zorginstellingen die het abstract begrip van Goddelijke liefde, naar het voorbeeld van Elisabeth, een gezicht hebben gegeven in de vorm van concrete naastenliefde voor de zorg-
behoevende mens. Het Sint-Janshospitaal, Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie en het Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde voeren haar verering hoog in het vaandel. De in 1919 gestichte school voor verpleegsters – in 1947 onder het bestuur van de hospitaalzusters van Sint-Jan geplaatst - draagt haar eenzelfde hoge achting toe. Tot in 1963 draagt deze instelling betekenisvol de naam Sint-Elisabethschool. De heilige Elisabeth van Hongarije wordt op een bijna onopvallende manier geïntroduceerd in zowel het dagdagelijkse als in het meer van de buitenwereld afgesloten hospitaalleven. Haar verering in het Sint-Janshospitaal en OnzeLieve-Vrouw ter Potterie wordt artistiek ingekleed. Kunst voedt de memoria. Verfijnde artefacten, voorwerpen voor dagelijks gebruik geven de beschermvrouw een eigenheid. Zij dwingt bij de toeschouwer, gebruiker en opdrachtgever van de objecten, ontzag en respect af. Haar levensverhaal zet aan tot gebed voor en medeleven met de behoeftige mens. De theoloog Alban Stolz verwoordt treffend dat buiten Maria om geen andere religieuze vrouw een
9
museumbulletin > elisabeth van thüringen
adel op het sacrale niveau van de dynastieke heilige tillen. In de 15de en 16de eeuw laten edele dames zich gewillig representeren als een heilige vrouw of als symbolen van deugd. Margaretha van Oostenrijk leent haar gezicht aan een Elisabethafbeelding op een miniatuur van Gerard Horenbout, vóór 1516. Zelfs Elisabeth, gravin von Freyberg, laat zich circa 1735 nog als de heilige Elisabeth op een gedenkplaatje vereeuwigen. De adel eigent zich graag de dynastieke Elisabethcultus toe en hanteert dit als uiting van edel zelfbesef. De op Elisabeth gestoelde herinneringscultuur ontplooit zich snel. De wijdverspreide koninklijke vertakking van de caritatieve vorstin verbreedt de verering van de vrouw over gans Europa. De heilige aura van Elisabeth leent zich perfect tot de artistieke praktijk. De verscheidenheid aan kunstwerken die Elisabeth verbeelden, de diversiteit aan plaatsen van opstelling en de uiteenlopende doelstellingen van ontstaan en gebruik van de objecten dragen bij tot de constructie van de identiteit van de instelling die met de ontstaansgeschiedenis van de werken is verbonden.
frans ii francken de jonge, de heilige elisabeth verzorgt zieken (circa 1610?)
1
1 Frans II Francken de Jonge (Antwerpen 1581 - 1642), De Heilige Elisabeth van
Hongarije verzorgt zieken, ca. 1610?, olieverf op paneel, Sint-Janshospitaal Brugge. ©Lukasweb – Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost
meer verspreide verering heeft genoten dan Elisabeth van Hongarije. De heilige Elisabeth wordt ten tonele gevoerd als naamheilige en als beschermpatrones. We zien haar aalmoezen verdelen, als ziekenver-
10
zorgster, beschermvrouw van een kerk, lid van de derde orde van Sint-Franciscus (‘tertiaris’), vorstin en als figuur die in een van haar levenslegendes wordt geplaatst. Merkwaardig zijn de cryptoportretten, die historische figuren van
De heilige Elisabeth treedt op als protagonist in een geënsceneerd hospitaaltoneel. Zij figureert centraal op de voorgrond als een dame van hoge adel die – met tederheid en toewijding – een eenvoudige, gewonde vrouw verzorgt. De twee personages eisen, als in een verstilde momentopname, dwingend de aandacht. Zij laten zich niet afleiden van de essentie: de onontbeerlijke zorg voor de noodlijdende. Nederig als zij zijn, laten de vrouwen zich als een versmolten twee-eenheid verzinken in het bedrijvig hospitaaltoneel. De schilder ontwikkelt het caritasverhaal in een transparante stijl, toegankelijk voor een ruim publiek. Frans II Francken (Antwerpen 1581 - 1642) schildert een tafereel met sprekende gebarencodes. Een veelheid aan handen- en hoofdenspel van acteurs op het toneel omkadert een ogenschijnlijk bescheiden
3
2
2 Meester met de torenspits, Reliekostensorium, 1586-87, zilver,
Sint-Janshospitaal Brugge. ©Lukasweb – Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost Twee figuratieve medaillons sluiten de cilinder met relieken van de apostelen af. Eén ervan stelt de Heilige Elisabeth voor. 3 Hieronymus II Francken de Jonge (Antwerpen 1578 – 1628?),
De Heilige Elisabeth verzorgt zieken, olieverf op paneel, 1e kwart 17e eeuw, Musée des Beaux-Arts de Beaune. Foto J.-C. Couval Volgens Ursula Härting ontstond de compositie van het werk waarschijnlijk in een samenwerkingsverband Frans I en Frans II Francken (Ursula Härting, Frans Francken der Jungere (1581-1642), Die Gemälde mit kritischem Oeuvrekatalog (Flämische Maler im Umkreis der grossen Meister), Luca 1989 ). Aandeel Frans II ca. 1610. 4 Frans II Francken de Jonge (Antwerpen 1581 – 1642), De Heilige
Elisabeth verzorgt zieken, ca. 1610, olieverf op koper, Museumslandschaft Hessen Kassel 4
11
museumbulletin > elisabeth van thüringen
Anoniem, Vlaanderen, Madonna in een landschap, olieverf op paneel, 1584, Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie Brugge. ©Lukasweb – Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost Links figureert de Heilige Elisabeth als aalmoezenverdeler, beschermvrouw en naamheilige van zuster Elisabeth van Iseghem die op het rechterluik wordt geportretteerd.
gebaar. Hij plaatst een menselijke geste op Goddelijk niveau. Ten gevolge van het Concilie van Trente (1545-1563), wint een katholieke hervorming op basis van een menselijk-humanistische benadering veld. Vanaf de tweede helft van de 16de en in de 17de eeuw zullen de manier waarop heiligen worden afgebeeld en de locatie die voor religieuze kunst over het algemeen wordt voorbestemd, in ruime mate pogen te beantwoorden aan dezelfde menselijk geïnspireerde visie op religie en devotie. Frans II kent zijn wereld. Hij behoort tot een schilderdynastie die haar artistieke activiteiten heeft ontplooid vanaf de tweede helft van de 16de tot in de 18de eeuw. De Franckenkunstenaars werken in een complexe politieke, religieuze, sociaaleconomische en culturele context. De aard en veelzijdigheid van hun oeuvre geeft de kunstenaars en de tijd, waarin zij hebben geleefd, een gezicht. Religieuze schilderijen maken een belangrijk deel uit van het gezamenlijke werk van deze familie historieschilders. Frans II Francken presenteert een elegante en geraffineerde kunst die de tijdgeest doeltreffend communiceert. Hij maakt dankbaar gebruik van het sociale netwerk dat de pater familias heeft opgebouwd. Kunst voor specifieke opdrachtgevers en voor de kunstmarkt maken deel uit van een veranderende leef- en artistieke wereld die de Franckenfamilie zich volgens een bewust geko-
12
zen parcours blijkt toe te kennen. Er zijn drie gelijkaardige Franckenschilderijen bekend waarop de heilige Elisabeth zich als toneelheldin in een hospitaalopvoering profileert. Dit gegeven vraagt een historische context. Wie bestelt een dergelijk kunstobject op maat of wordt een dergelijk werk op de kunstmarkt te koop aangeboden? Geen enkele van de tot op de dag van vandaag gekende exemplaren kan worden geplaatst in een reëel hospitaalverband. Toch kan de aanwezigheid van Elisabeth als hoofdrolspeelster en het hospitaaldecor op de achtergrond van de schilderijen verwijzen naar een opdrachtgever of koper uit een caritatieve of hospitaalcontext die de identiteit van het instituut waartoe hij of zij behoort of die hij of zij een warm hart toedraagt, als zorginstelling wenst te bevestigen. Ursula Härting spreekt in haar Franckenstudie over de opvoering van een Elisabethtoneel in 1599, in opdracht van de Jezuïeten. Tot op heden is geen signatuur ontdekt. Dit betekent dat uitsluitend stijlonderzoek en archiefdocumenten zekerheid kunnen bieden over de toeschrijving en herkomst van het werk. Verschillende, gelijkaardige exemplaren wijzen mogelijks ook op productie in atelierverband en het bestaan van een vraag naar werken met de heilige Elisabeth in hospitaalcontext.
fijnzinnige, maatschappelijke rol De gedragslijn van Elisabeth van Hongarije als koningin en als religieuze stelt vragen over de houding van de mens tegenover de hulpbehoevende, vroeger en nu. De capsuletentoonstelling opent een venster naar het leven van een charismatische vrouw dat zich in een periode van sociaaleconomische veranderingen en stijgende bevolkingsdifferentiatie ontplooit. De kunstwerken, aan deze legendarische, historische figuur gewijd, onthullen de passie van een vorstin. Alle literatuur en kunst die haar bewieroken volgen haar als een genie tot de kern van de zaak: onvoorwaardelijke zorg voor de minderbedeelde. Zij heeft het landschap van religieuze vrouwen fijnzinnig hertekend. Zij tilt devotie en caritas boven het immateriële uit en maakt deze tot op de dag van vandaag voelbaar.
memorabel
kunstbeleving voor mensen met dementie
museabrugge.be
MUSEA BRUGGE
Ruim twee geleden ontmoette ik Claire Meire, medewerker van het Brugse expertisecentrum voor dementie Foton, op een vernissage in het Sint-Janshospitaal. We werden aan elkaar voorgesteld en meteen was duidelijk: hier zat een project in! Foton biedt al heel wat culturele activiteiten aan, maar een museumbezoek op maat van mensen met dementie en hun mantelzorgers ontbrak nog. Het Sint-Janshospitaal is de trekker van dit project. De zorg loopt immers als een rode draad door de geschiedenis van deze Brugse caritatieve instelling. Er was vanaf de twaalfde eeuw de zorg voor pelgrims, bedelaars en anderen die toen aan de rand van de maatschappij stonden. Later waren het vooral zieken die in de ziekenzaal werden geholpen. Naast een extra aanbod voor blinden en slechtzienden die aangepaste materiaalkoffers kunnen ontlenen, is er nu ook een initiatief op maat voor mensen met dementie en hun mantelzorgers. Door EVELIEN VANDEN BERGHE
van ‘meet me @ moma’ tot ‘memorabel’
MEMORABEL
Rondleidingen voor mensen met dementie Op kunst beleven staat geen leeftijd, het spreekt mensen aan over talen en culturen heen. Kunst verwoordt waar taal soms te kort schiet, maar ontroert ook en verbindt.
Het oorspronkelijke idee om mensen met dementie rond te leiden ontstond in The Museum of Modern Art (MOMA) in New York. Door middel van een grondig traject met specialisten uit de medische wereld ontwikkelden zij een aangepast aanbod voor mensen met Alzheimer dat de naam ‘meet me @ MOMA’ kreeg . Het MOMA wou graag zijn kennis hierover delen en enthousiasmeerde musea wereldwijd om gelijkaardige projecten uit te bouwen. Ze verspreidden een kant en klare handleiding en filmpjes online over hoe mensen met Alzheimer te begeleiden
in een museale context. In Nederland ontstond algauw ‘Onvergetelijk’, een landelijk initiatief met als opzet deze doelgroep de kans te geven musea te bezoeken. Het Antwerpse MHKA is het eerste Belgische museum dat het programma ‘Meet me @ MHKA’ opstartte in 2014 en nu is er ook een aanbod op maat in West-Vlaanderen: Memorabel. Er werd voor deze naam gekozen omdat ze naar het geheugen verwijst, maar ook het woord ‘onvergetelijk’ in zich draagt. Voorlopig kun je enkel in het Sint-Janshospitaal terecht, maar binnenkort volgen andere Brugse musea, zoals het Volkskundemuseum en het Groeningemuseum.
13
museumbulletin > memorabel
stap per stap In de aanloop van de eigenlijke opstart in 2016 vonden een aantal overlegmomenten plaats met alle betrokkenen. Er vonden inspirerende gesprekken plaats met collega’s van het MHKA, zoals Pieter Van Hecke die er een gelijkaardig project opzette. We zaten ook samen met de drie Brugse gidsenverenigingen en de vrijwilligers van de Vrienden van de Musea. Eén ding viel meteen op: waar we ons verhaal ook deden, we ontmoetten steeds heel veel enthousiasme om mensen met dementie op hun tempo te laten kennismaken met de schatten in de Brugse musea. Het had heel wat voeten in de aarde om dergelijk dienst-overschrijdend project met de vele partners op te starten. Van de gidsen werd de inzet en toewijding ver-
wacht om een aangepaste vorming te volgen. Tijdens drie avonden kwamen ze meer te weten over dementie en hoe deze bezoekers bij te staan tijdens de rondleiding. Ze werden daarin begeleid door Claire van Foton en Piet Van Hecke. In de zomer van 2016 volgden proefrondleidingen. ‘Vertragen’ bleek het sleutelwoord: tijdens dergelijk museumbezoek van ruim een uur komen slechts vier werken aan bod. De gidsen krijgen bij een museumbezoek ook hulp van een vrijwilliger van de Vrienden van Musea Brugge. Zij neemt de rol van gastvrouw op en zorgen dat het bezoek vlekkeloos verloopt. De vrijwilligers zijn er voor de praktische vragen over klapstoeltjes, toiletten, maar ook voor de andere bezoekers die graag meer willen weten over deze aparte groep .
Het uitbatingspersoneel van het museum kreeg de kans om twee korte opleidingen bij te wonen over omgangsvormen voor bezoekers met dementie. Aan de hand van de Dementiewijzer met praktische tips, kregen ze nuttig advies over omgangsvormen en communicatietechnieken met mensen met dementie. Ze toonden zich heel erg geïnteresseerd tijdens de vorming en ook in de praktijk blijkt dat dergelijk bezoek met veel begrip en sympathie wordt ontvangen. Ondertussen mochten we in april 2017 de eerste twee groepen met mensen met dementie verwelkomen. Met een praktische folder over Memorabel hopen we het project levendig te houden en de juiste mensen te bereiken. De flyer bevat alle nuttige informatie over de vaste rondleidingen en bezoek op aanvraag, alsook alle contactgegevens van de reservatiedienst van Musea
1
14
2
Brugge die zorgt voor de administratieve omkadering.
waarom memorabel? Het aantal mensen met allerlei vormen van dementie zoals Alzheimer groeit: elke 7 seconden krijgt iemand ergens ter wereld dementie. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is dementie prioriteit nummer 1. Het aantal personen met dementie stijgt ook in Vlaanderen razendsnel: in 2020 zullen er maar liefst 130.000 personen met dementie zijn, in 2050 wordt verwacht dat 200.000 mensen aan één of andere vorm van dementie zullen leiden. Als museum willen we ook deze kwetsbare groep kunnen verwelkomen en hen laten voelen dat zij nog steeds een museum kunnen bezoeken ondanks hun aandoening. Ook mantelzorgers ervaren deze uitstap als een verademing.
Als partner krijg je de kans om even te ontsnappen aan de harde realiteit en je zorgen te delen met mensen in dezelfde situatie. Memorabel is een project dat recht naar het hart gaat, en er dan ook uitdrukkelijk voor kiest om mensen met dementie en hun mantelzorgers, een steeds groter wordende groep, de kans te geven actief deel te nemen aan ons maatschappelijke leven. De schoonheid verbindt hier innerlijk en uiterlijk. Memorabel is een inspirerend voorbeeld van wat de zeggingskracht is van het Brugs erfgoed.
1 Sfeerbeeld van de opleiding voor
de stadsgidsen
2 Deswert Irène – Vlaamse Ouder-
raad vzw
15
museumbulletin > nieuwe aanwinsten in tin in het hospitaalmuseum
nieuwe aanwinsten in tin voor het hospitaalmuseum Eind vorig jaar konden we dankzij de steun van de Vrienden van Musea Brugge enkele interessante objecten verwerven. Ze werden ons aangeboden door dr. Jozef Dewulf, voormalig voorzitter van de Vlaamse Tinvereniging. Het Sint-Janshospitaal verwierf 3 gesigneerde tinnen paplepels zoals er dagelijks bij de ziekenzorg werden gebruikt, en Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie een overlijdenspenning van voogd Nicolaas Despaers (Ɨ 1597) die in de Potteriekerk een praalgraf heeft. Door MIEKE PAREZ We laten J. Dewulf zelf aan het woord over de objecten:
1 Paplepel, Jules Charles Van De
Casteele (werkzaam tussen 1882 en ca. 1912, meestermerk op de achterzijde van de steel). Tin, Ø bak 6,3 cm, initialen van de gebruiker ‘J V M’. ©Dominique Provost Art Photography
16
‘In het Sint-Janshospitaal zijn enkele gebruiksvoorwerpen in tin te zien. Ze werden gegoten door Brugse tinnegieters en meestal voorzien van het huismerk, meerbepaald een kelk waaruit een draakje klimt binnen een ovalen parelrand (het attribuut van Johannes de Evangelist). Huismerken werden geslagen op het tinnen huisraad van alle Brugse hospitalen, kloosters, abdijen en gilden. Behalve voorwerpen uit de 18de eeuw, zien wij ook stukken uit de 19de eeuw, ondermeer enkele die gegoten werden door “J. Van De Casteele”. Dit kan verwarrend zijn, want tot deze familie behoorden de opeenvolgende generaties Josephus Joannes, Josephus Marie en Jules Charles. Deze familie leverde ook tin aan het hospitaal van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie. Zo vond ik bij mijn expertise van het tin in deze site in 2010 twee borden van Josephus Joannes Van De Casteele. Een elementair gebruiksvoorwerp is de paplepel. Drie paplepels, gegoten door Jules Charles Van
De Casteele (werkzaam vanaf 1882), werden voor het museum aangekocht. Ze hebben een fraai patina en zijn in perfecte staat. De lepels (lengte 18 cm) met ondiepe ronde bak ( 6,3 cm) werden gebruikt bij het scheppen van pap uit een oorkom (ook papkom genoemd). Soms staan de initialen van de eigenaar geslagen in de holle zijde van de bak: zo hoefde de eigenaar geen pap te eten met de lepel van iemand anders. Hier zijn de initialen “J V M” vermeld. Jules Charles Van De Casteele was de laatste van de Brugse ambachtelijke tinnegieters. Hij merkte niet meer met het traditionele Brugse roosmerk, maar met een smal boogje waarin “J. VAN DE CASTEELE” staat. In het museum Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie, zijn zes Brugse penningen tentoongesteld: drie dispenningen en drie familiepenningen. De eerste zijn gegoten in een lood-tinlegering, de laatste zijn meestal in tin. In het koor bevindt zich het praalgraf van Nicolaas Despaers (1522 – 1597), die naast burgemeester en historicus,
1
ook voogd was het hospitaal. Bij zijn overlijden, op 20 november 1597, werd een tinnen herdenkingspenning gegoten. Dit was een Brugs gebruik bij vooraanstaanden en edelen, dat vooral in de 17de en 18de eeuw ingeburgerd was (deels uit caritas en armenzorg, deels ter herdenking voor het nageslacht). De overlijdenspenning van Nicolaas Despaers (of Despars) die zopas werd verworven heeft een diameter van 4,5 cm. Op de voorzijde staat het wapenschild van de familie Despaers met het jaartal 1597 erboven. In de randtekst staat “IONCHEER NICOLAIS DESPAERS”. Op de keerzijde staat een gekroond rechtopstaand zwaard en kruisgewijs twee voorarmen met samengedrukte handen (“une foi” of symbool van trouw en liefde). In
de randtekst lezen wij “TOVT VIENT DESPAERS”. Op het praalgraf kunnen wij hetzelfde familiewapen, devies en symbool zien. Bij de jaarlijkse herdenking van de overledene kon deze penning gebruikt worden bij de bedeling van brood (van 1kg) voor de armen van de parochie.’
Tincollectie ontsloten Het ontsluiten van de collectie is een van de kerntaken van een museum. Via ons netwerk benaderen we proactief externe experts om ons daarin bij te staan. De verwerving van de overlijdenspenning en de paplepels kadert in onze hernieuwde contacten met de Vlaamse Tinvereniging, in het bijzonder met dr. Jozef Dewulf, die reeds het tin in Onze-Lieve-Vrouw ter Pot-
terie en de apotheek van het Sint-Janshospitaal ontsloot. Vorig jaar nodigden we hem uit om onze tincollectie in het Sint-Janshospitaal te onderzoeken. Het was de start van een exemplarische en inspirerende samenwerking die de komende jaren zal worden verdergezet. J. Dewulf stelde met zichtbaar genoegen zijn kennis ter beschikking en introduceerde mij in no time in de wereld van het tin. De objecten werden door hem onderzocht, beschreven en gedocumenteerd; sommige dateringen werden gecorrigeerd of verfijnd en enkele tot nu toe anoniem gebleven tinnegieters kregen een naam. We danken J. Dewulf voor zijn expertise en verheugen ons op verdere samenwerking.
17
museumbulletin > nieuwe aanwinsten in tin in het hospitaalmuseum
1 Overlijdenspenning van Nicolaas
Despaers, overleden op 20 november 1597 in Koolkerke, Brugge. Tin, Ă˜ 4,5 cm. ŠDominique Provost Art Photography
2 Detail met meestermerk
1
2
18
museumbulletin > ijslammetjes, matrozenpakken en andere communiegebruiken
ijslammetjes, matrozenpakken en andere communiegebruiken Sinds kort heeft het Volkskundemuseum er een nieuw zaaltje bij: de traditiekamer. In de hal voor museumherberg ‘In de Zwarte Kat’ is plaats gemaakt voor collectiepresentaties rond levensrituelen en seizoensgebonden tradities. Vorig jaar kon je er zien hoe verschillende generaties Bruggelingen de geboorte van een nieuw leven vierden. Van 2 mei tot 31 augustus 2017 brengt de collectiepresentatie ‘IJslammetjes, strikken, matrozenpakken en andere communiegebruiken’ herinneringen aan de “schoonste dag” uit de kindertijd terug naar boven. Door GEERT SOUVEREYNS Naast stukken uit de eigen verzameling van het Volkskundemuseum, is het grootste deel van de expo opgebouwd uit de rijke collectie van volkskundige verzamelaar Mark Adriaen uit Gentbrugge. Communieprentjes, foto’s, aandenkens, kledij, geschenken en andere accessoires tonen de vele tradities, die verbonden waren aan het communiegebeuren. In de collectiepresentatie zijn heel wat oude communiefoto’s te zien. Elf daarvan zijn uitvergroot en schitteren in de tuin van het Volkskundemuseum. Zij tonen kinderen die plechtig poseren in een geschilderd decor, met het kerkboek in de hand, staande naast een communiebank of een burgerlijk salontafeltje.
eerste communie, plechtige communie en vormsel Foto Communicant in matrozenpak, circa 1930 Verzameling Mark Adriaen
Tot 1910 was van plechtige communie geen sprake. De kinderen deden hun eerste communie doorgaans tussen hun tiende en veertiende levensjaar. Na een tweejarige voorbereiding mochten de kinderen voor het eerst geknield plaatsnemen aan de communiebank om de
hostie te ontvangen. Vanaf dan maakten zij volwaardig deel uit van katholieke geloofsgemeenschap (‘communio’). Het vormsel volgde meestal op de eerste communie. Bij het vormsel hernieuwen de kinderen, op de drempel naar volwassenheid, hun keuze voor het katholieke geloof, nu met volle verstand. Alleen de bisschop kan dit sacrament toedienen. In 1910 vervroegde paus Pius X met zijn encycliek Quam singulari de leeftijd van de eerste communie naar zeven jaar. Op die manier wilde hij al op vroege leeftijd het zaadje van de goddelijke liefde in het kinderziel planten en de ouders aanzetten om meer aandacht te hebben voor de geloofsopvoeding van hun kinderen. Gelijktijdig voerde Pius X de plechtige communie in. Dan hernieuwen de kinderen rond de leeftijd van twaalf jaar hun doopbeloften. De plechtige communie nam de rol over van de vroegere eerste communie, namelijk die van een overgangsritueel van kind naar adolescentie. Naargelang de grootte van de gemeente kwam de bisschop om de één, twee of drie jaar langs om de plechtige communicanten of zij die in de voorbereidende
19
museumbulletin > ijslammetjes, matrozenpakken en andere communiegebruiken
1
catechese zaten, te vormen. Het vormsel werd dus nu gekoppeld aan de plechtige communie, maar viel er niet noodzakelijk mee samen.
overgangsritueel Heel de gemeenschap - parochie, familie, buren en vrienden – leefde mee als een kind zijn eerste of plechtige communie deed. Zelfs tantes, nonkels, neven en nichten, die veraf woonden, kwamen meevieren. De kinderen hadden er maandenlang naar toe geleefd. Tijdens de catechese of ‘vorming’ leerden zij ‘zelfstandig’ te getuigen van hun geloof aan de hand van grondig ingeoefende en van buiten geleerde antwoorden en verklaringen. De catechisten vormden vaak een hechte groep door de vele gedeelde ervaringen. Nieuwe vriendschappen
20
werden achteraf bezegeld door het uitwisselen van communieprentjes. Voor vele zaken was het de eerste keer: een bezoek aan de kleermaker en de fotograaf, voor de eerste keer in volwassen kledij en voor jongens voor het eerst een lange broek, het eerste zakgeld en voor sommigen zelfs de eerste sigaret. In de Knack van 12 mei 1993 beschreef Frans Verleyen treffend hoe hij als kind deze overgang naar de volwassen wereld ervaarde: “Als jongetje ving je er de eerste pikante konversaties of gezongen deuntjes op, een subtiel spel waarmee de volwassenen waarschijnlijk onbewust hun eigen bevrijding uit de onwetendheid en de waanbeelden van hun kinderjaren vierden. (…) Misschien dienden hun net niet diskreet genoeg vertelde giechelgrappen (niet
zelden over bruidsnachten) ook om een eerste hand te reiken naar de ontwakende puber in hun midden, het startschot voor een eerste wedloopje naar het werkelijke leven. Alles werd iets minder nauw genomen. Het kommunikantje mocht veel te laat opblijven en de familie stond hem zelfs toe een beetje dronken te worden na zijn eerste probeersel met verboden drankjes.” Ook de geschenken hoorden erbij. Geen speelgoed of smartphone, maar een mooi ingebonden missaal, een wijwatervaatje, een paternoster met parelmoeren kralen, een zilveren kruisje en soms ook een fiets, een polshorloge, gouden oorringen, een vulpen, een passerdoos, een naaidoos voor de meisjes en een zilveren sigarettendoos voor de jongens.
communieprentjes en -diploma‘s
2 1 Twee communieprenten, omstreeks 1890. Het is tegen deze pronkerige “kijkkast-
tjes” dat Guido Gezelle in 1862 uithaalde. Verzameling Mark Adriaen 2 Foto Communicante in wit kleed met voile
Circa 1930. Verzameling Mark Adriaen
Een gebruik dat nog steeds gangbaar is, is het uitdelen van communieprentjes aan familie en vrienden. Nu staat meestal een foto van de communicant op het prentje. Op de oudste communieprenten zijn kerkelijke symbolen en heiligen afgebeeld. Het Volkskundemuseum beschikt over een rijke verzameling communieprentjes en –diploma’s, van 1840 tot 1960. Ze laten een mooie evolutie zien van druktechnieken, stijlkenmerken en iconografie. Aanvankelijk deelde de pastoor ‘sanctjes’ uit aan de kinderen als herinnering aan de eerste communie of als beloning voor goede prestaties in de catechismuslessen. Tot het midden van de 19de eeuw was Antwerpen het onbetwiste drukkerscentrum van devotieprenten in de Nederlanden. Communieprentjes waren doorgaans groter, kleurrijker en feestelijker dan de doorsnee devotieprenten. Het ging over kopergravures, ingekleurd met water- en lijmverf. Om de kostbaarheid van het prentje nog te vergroten, werd vaak perkament gebruikt. Vanaf de jaren 1850 ruimden de traditionele ‘sanctjes’ stilaan plaats voor wandprenten in groter formaat, de zogenaamde communiediploma’s. Dit gebruik kwam over uit Frankrijk, waar het merendeel ook werd gedrukt. De diploma’s dienden als wandversiering en moesten de gelovigen levenslang herinneren aan de goede voornemens die zij op de dag van hun eerste communie hadden gemaakt. Net zoals de heiligenprentjes werden de diploma’s geschonken door de pastoors. De iconografie van de diploma’s verwees meer direct naar het communiegebeuren. Een veelvoorkomend thema is het Laatste Avondmaal. Parijse uitgevers brachten prenten uit met kinderen in feestelijke kledij die aanschuiven in de kerk om hun eerste communie te ontvangen. De kleine communieprentjes kenden een revival eind 19de eeuw. De communicanten begonnen toen zelf prentjes uit te delen aan familieleden, vrienden en kennissen. Op de keerzijde stond dan een gedrukte tekst met de naam van de communicant en de plaats en datum van de
21
museumbulletin > a ijslammetjes, caring eye matrozenpakken en andere communiegebruiken
plechtigheid. Een groot deel van deze prentjes kwamen – net als de diploma’s – uit Parijse drukkersateliers. De aldaar toegepaste chromolithografie of kleurensteendruk leende zich veel beter voor goedkopere massaproductie dan de oude kopergravure. Eveneens uit Frankrijk kwamen de pronkerige, uitvouwbare kaarten in 3D (“kijkkastjes”) die door de peter, meter of een ander naast familielid aan de feesteling werden geschonken. Guido Gezelle fulmineerde in 1862 tegen deze “onbetamelyke en schrikkelyk diere kant Santjes, kykkastjes, huizekotjes, bloemtjes en diergelyke godvruchtige of ongodvruchtige speeldingskens.” Twee jaar later was Gezelle medestichter van de Brugse “Heilige Beeldekensgilde”, die de verspreiding van ‘verantwoorde’ bidprentjes tot doel had. Twee Brugse drukkersbedrijven legden zich toe op de productie van religieuze prenten: Vande Vyvere-Petit en de Sint-Augustinusdrukkerij (Desclée de Brouwer). In plaats van de Franse “kantprentjes” met mooi uitgedoste communicanten produceerden zij neogotische prenten met een “zuiver religieus” geïnspireerde iconografie. Veelvoorkomende thema’s zijn het Laatste Avondmaal, de H. Eucharistie, het Heilig Hart van Jezus en het Ecce Panis Angelorum (“Zie hier het brood van de engelen”). De Brugse religieuze prenten veroverden al snel de internationale markt. Dit kaderde in een ultramontaanse strategie die de invloed van de katholieke Kerk wilde laten doordringen in alle geledingen van de samenleving. De massaal uitgedeeld communieprentjes moesten deze ideologische boodschap mee helpen uitdragen.
matrozenpak, bruidskleedjes, kroontjes en strikken Op de dag van hun eerste of plechtige communie droegen de meisjes een wit kleed met witte handschoenen, een witte beurs en vaak ook een kroontje op het hoofd waaraan een doorzichtige voile was bevestigd. Het leken wel kleine bruidjes. Wit is de kleur van het stralende, goddelijke licht en de eeuwigheid, in tegenstelling tot bon-
22
te kleuren die naar het wereldse bestaan verwijzen. Het is ook symbool voor de zuiverheid en onschuld van het kind. Het bloemenkroontje maakt duidelijk dat het communiefeest een echt lentefeest is en refereert naar de kroontjes die de meisjes droegen tijdens Mariaprocessies in mei of bij traditionele Pinksterfeesten. De kleur wit is ook aanwezig op de communiekledij van de jongens, in de vorm van een grote strik op hun linkerarm. De witte strik contrasteerde mooi met het donkere herenkostuum, dat zij droegen. Eveneens geliefd als communiekledij was het matrozenpakje met de typische brede kraag (braniekraag). De populariteit van het matrozenpak als kinderkledij gaat terug tot de Britse koningin Victoria (1819-1901). In 1846 liet zij aan boord van de koninklijke jacht een matrozenuniform maken voor haar zoon Albert Edward, de latere koning Edward VII. Hiermee wilde ze haar man Albert verrassen. Die was zo gecharmeerd door dit aandoenlijk tafereel, dat hij de Duitse schilder Franz Xaver Winterhalter vroeg om zijn zoon in dit uniform te portretteren. Een trend was geboren. Eerst dosten andere Europese koningshuizen hun kinderen uit in matrozenpak. Later namen ook de stedelijke elites de matrozendracht over. Het contrast tussen de stoerheid van matrozen en de kinderlijke schoonheid wekte de vertedering van de ouders op. Vanaf 1900 zorgde de confectie-industrie dat het matrozenpak doordrong tot alle lagen van de bevolking, in allerlei variaties. Pas na de Tweede Wereldoorlog verdween het matrozenpakje stilaan uit het modebeeld.
ijslam en taartfiguren De witte bruidskledij van de meisjes is niet de enige parallel met het huwelijksfeest. Ook de figuurtjes op de communietaart doen denken aan de bruidstaart. Zij stellen in dit geval de communicant zelf voor. Mark Adriaen toont in de collectiepresentatie enkele oude exemplaren in gips uit zijn verzameling. Er is ook een etalagestuk van een ijslam te zien. De ijstaart in de vorm van een lammetje is een ander, nog steeds typisch dessert op communiefeesten. De communicant snijdt dan de
1 kop van het lam af. Binnenin zit frambozen- of aarbeiencoulis, waardoor het lijkt alsof het lam aan het bloeden is. Dit verwijst naar de woorden die priester uitspreekt vooraleer de gelovigen te communie gaan: “Zie het lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt.” De collectiepresentatie ‘IJslammetjes, strikken, matrozenpakken en andere communiegebruiken’ zal ongetwijfeld veel herinneringen naar boven brengen. Bezoek het Volkskundemuseum daarom met je kinderen en kleinkinderen en deel jouw eigen verhaal. En als je nog meer herinneringen aan de kindertijd wil ophalen, is er ook nog de lopende tentoonstelling ‘Kinderen van toen, senioren van nu’ (tot 31 december 2018), die laat zien en ervaren hoe het was om kind te zijn in de jaren dertig, veertig en vijftig.
1 Communieprent gedrukt door de
Sint-Agustinusdrukkerij te Brugge, 1930 Verzameling Mark Adriaen
beste museumvriend(in), U hebt uw GRUUT HART getoond ! Op 2 mei hebben we een (orgel)punt gezet achter onze fundraisingcampagne ten voordele van de restauratie van de bidkapel van het Gruuthusepaleis. Het is dank zij het enthousiasme van onze leden en de ijver van onze vrijwilligers een onverhoopt groot succes geworden. Er was natuurlijk de verkoop van het ‘ons Gruuthusebier’ dat in samenwerking met brouwerij Palm op de markt werd gebracht. Meer dan 4700 flessen hiervan werden verkocht: in pakketjes van twee naar aanleiding van onze lezingen en aan de Vriendenbalie in het Groeningemuseum of in grotere hoeveelheden aan huis geleverd door ons vrijwilligersteam. Verschillen-
de Bijzondere Begunstigers van onze vereniging hebben eveneens tot het succes bijgedragen door bijvoorbeeld ‘ons’ bier te schenken bij hun nieuwjaarsrecepties. Ongeveer 200 sympathisanten hebben een gift gestort op onze projectrekening bij de Koning Boudewijnstichting waarmee ze niet alleen voor zichzelf een fiscaal voordeel scoorden, maar vooral bijna 17000 € aan de campagne schonken. Op 12 maart organiseerden de pas afgestudeerde Brugse stadsgidsen voor een 200 geïnteresseerden een exclusieve Gruuthusewandeling met bezoek aan de bidkapel en afsluitend drankje in de Vriendenzaal. De opbrengst hier-
van, ruim 3000 €, ging integraal naar de actie. Ook de Nationale Loterij en de brouwerij Palm participeerden met een belangrijke sponsoring. Musea Brugge en de Vrienden danken iedereen die aan het succes van deze campagne meewerkte. De Raad van Bestuur
23
bijzondere begunstigers
colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge CoÜrdinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck & Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Ruud Priem, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Opmaak: Agates, Brugge Druk: Drukkerij Jobert, Wingene
Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be