Gedurfd Verzamelen Van Chagall tot Mondriaan
Gedurfd Verzamelen 2 Gedurfd Verzamelen Waanders uitgevers / Joods Historisch Museum, 2010
Van Chagall tot Mondriaan Huibert Schijf en Edward van Voolen redactie
Gedurfd Verzamelen 3
De omdroomde wereld van juwelier, kunstverzamelaar en mecenas Andries S. van Wezel (1856-1921)
Rein van der Wiel
Andries van Wezel werd op 25 maart 1856 in de Rapenburgerstraat geboren als tweede zoon in een traditioneel Nederlands Israëlitisch gezin.1 Toen Andries een kleine jongen was, waren in deze armoedige straat behalve een sjoel twee diamantslijperijen gevestigd: Metz & Citroen en de firma Hart, een vroegere werkgever van zijn vader. Dat er ook nog eens vier slijperijen in de Valkenburgerstraat te vinden waren, twee in de Zwanenburgerstraat en een in de Uilenburgerstraat, maakt duidelijk wat het diamantvak voor de jodenbuurt betekende.2 Andries’ vader, Salomon Levie van Wezel (1823-1906), had zoals veel joden in de 19de eeuw twee beroepen: eigenlijk was hij diamantslijper, maar in het Amsterdamse Adresboek noemde hij zich tot 1878 schoen maker. Het diamantvak was kwetsbaar: als een juwelier geen ruwe diamant had kunnen bemachtigen doordat de prijs hoog was en de vraag gering, dan werden de arbeiders naar huis gestuurd. Maar zodra de vraag steeg en de juwelier kon inkopen, ging de fabriek weer open. Salomon begon zijn werkende leven op 13-jarige leeftijd bij genoemde firma Hart waar hij − zoals dat heette − ‘enkele paarden had’: hij hield toezicht op molenpaarden die de slijpmachines in beweging hielden. Toen hij 17 was, kwam Harts fabriek met een primeur voor Nederland: een stoommachine verving de paarden, wat inhield dat Salomon en met hem vele anderen werkloos werden. Salomon zocht zijn heil in de schoenenbranche. Maar zo gauw het kon, keerde hij terug in ‘het vak’.
68 Gedurfd Verzamelen
Andries’ moeder heette Judic Ansel. Haar vader was
Andries van Wezel werkte pas twee jaar toen de Kaapse
koster van de Portugese synagoge. Judics trouwakte ver-
tijd in 1871 begon en dat was het moment waarop hij
meldt als beroep borduurster. Zij zal net zoals Salomon
zijn financiële triomftocht in gang zette: hij kocht dia-
niet veel geld hebben ingebracht. Met hun huwelijk waren
manten en zo belegde hij zijn geld.8 Na vier jaar werk
ze een verdiepinkje in de Rapenburgerstraat gaan bewo-
in de diamantindustrie ging de 17-jarige Andries in 1875
nen en hun oudste kinderen gingen naar de armenschool.
er een jaar tussenuit en in Kampen bij tapijtenhande-
Toch waren vader en moeder Van Wezel niet straatarm:
laar Abraham Kalff een kamer. Wat hij in Kampen zocht,
Salomons bijdrage aan de Nederlands-Israelitische
is een raadsel. Was het de muziek? Was hij op de vlucht
Gemeente bewijst dat. Hij was in de periode dat zijn oud-
voor de dreiging van een gearrangeerd huwelijk? Na het
ste kinderen geboren werden weliswaar ingedeeld in de
jaar in Kampen werd Andries namelijk − als diamant
laagste klasse, klasse 5, maar zijn rang maakte dat hij toch
bewerker − op het nieuwe adres van zijn ouders inge-
nog f 7,- per jaar betaalde terwijl de straatarmen niet
schreven, nadat hij zich al enkele maanden eerder had
ingeschreven waren omdat zij geen belasting betaalden.3
verloofd met de Amsterdamse Judith Kuijt. Andries’ vader zal vader Kuijt uit de Nederlands-Israëlitische
Salomon en Judic van Wezel kregen vijf zonen: na Juda
gemeente gekend hebben, maar Andries en Judith
(1853-?) en Andries volgden Hartog (1858-?), Marcus
kenden elkaar misschien niet eens. Andries zal door
(1861-1933) en Joachim (1863-1932). Vlak voor Joachims
de afspraken van de respectievelijke ouders gedwongen
geboorte verhuisde het gezin naar de iets minder armoe-
zijn geweest terug te keren, maar tot een huwelijk tus-
dige Lazarussteeg nummer 4, een straatje naast de
sen hen is het niet gekomen.
Mozes en Aäron-kerk met aan één kant huizen en aan de andere kant het net voor hun komst gesloten
Dat nieuwe adres van Sal en Judic van Wezel, Oude Zijds
leprozenhuis.
Achterburgwal 70, was het eerste huis dat zij kochten.
4
De meeste diamantbewerkers frequenteerden in de De wet op het lager onderwijs van 1857 had geregeld
Kaapse tijd de vele theaters in de Plantage, ze besteed-
dat ook op joodse scholen zowel lezen als schrijven
den hun geld aan de Engelse meisjes in de café-chan-
onderwezen moest worden én dat de Nederlandse taal
tants in Nes en Warmoesstraat en ze vertoonden zich
in plaats van het Jiddisch als voertaal moest worden
in opzichtige smokings, rokkostuums met hoge zijdes,
gebruikt. Van deze veranderingen kon Andries als één
waarbij de dikgouden kettinghorloges niet konden ont-
van de eersten profiteren: hij deed zijn godsdienst
breken. Vader Van Wezel pakte het vanaf 1875 anders
examen aan de armenschool al op 11-jarige leeftijd,
aan: hij kocht zo gauw hij genoeg geld had een nieuw
5
zo vertelt het Nieuw Israëlietisch Weekblad in mei 1867,
huis op een betere locatie, terwijl hij elk huis dat hij
en wilde − aldus zijn latere werknemers A.S. de Levita en
verliet niet verkocht, maar verhuurde.9
6
Andries van Wezel (1856-1921) begon in 1888 moderne kunst te verzamelen van tijdgenoten als Karsen, Witsen, Breitner en Isaac Israels, maar ook van Haagse Schoolschilders als Jozef Israëls en Bosboom. Franse schilders als Corot, Daubigny en Fantin-Latour gaven zijn collectie inter nationale allure. Hij legateerde zijn verzameling aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Willem Witsen (1860-1923), 1912, olieverf op doek, 91 x 80 cm. Rijksmuseum, Amsterdam (SK-A-2948, legaat A.S. van Wezel)
Henri Polak7 − graag violist worden. Niettemin begon Andries’ arbeidzame leven ‘gewoon’ op 13-jarige leeftijd
In juni 1877 overleed Andries’ moeder plotseling:
in 1869 in diamantfabriek Hart als knechtje van zijn
‘Heden ontsliep, zacht en kalm, na een kortstondig
vader, die daar als werknemer was teruggekeerd.
lijden van 3 dagen, mijne onvergetelijke Echtgenoote JUDIC LEVIE ANSEL, in den ouderdom van ruim 55 jaren,
Omstreeks 1871 kwam het diamantvak in een stroomver-
diep betreurd door mij, mijne kinderen en behuwd-
snelling terecht: de Kaapse Tijd brak aan. Deze zorgde
dochter. Amsterdam 24 Juni 1877. Salomon Levie
ervoor dat de Kamer van Koophandel in 1889 70 slijpe-
van Wezel.’10
rijen en 7500 molens kon registreren en zelfs aan het einde van het slechte jaar 1890 waren er nog 6500
Salomon probeerde dit grote verdriet misschien wel te
Amsterdamse joden betrokken bij de diamanthandel
verwerken door nog harder te werken. Hoe dan ook, nog
en -nijverheid.
geen jaar later woonde hij niet alleen aan de oude, nietjoodse kant van de Amstel, maar werd ook aan de loca-
Andries S. van Wezel 69
78 Gedurfd Verzamelen
Eduard Karsen, Vaart met zeilende scheepjes, olieverf op doek, 45 x 32 cm. Rijksmuseum, Amsterdam (SK-A-2900, legaat A. S. van Wezel)
Eduard Karsen, Boerenhofstede, 1890, olieverf op doek, 52 x 71 cm. Rijksmuseum, Amsterdam (SK-A-2903, legaat A.S. van Wezel)
Andries S. van Wezel 79
Sarphatistraat gezien vanaf het Frederiksplein richting Amstel. Links het dubbele pand van de bankier Frederik van Nierop, daarnaast het pand van de weduwe Abigael Teixeira de Mattos-Mendes (1840-1905). Andries van Wezel woonde op 9 (het vierde huis van links, achter de lantaarn). Foto 1890. Stadsarchief Amsterdam (Beeldbank 010003001300)
80 Gedurfd Verzamelen
Looy (1855), Eduard Karsen (1860), Willem Witsen (1860),
ik nog al eens wat verkocht.’ Van der Goes vervolgt in
George Breitner (1857) en Isaac Israels (1865). Ook Bata-
bovengenoemde brief aan zijn vroegere Nieuwe Gids-
vier en Loopuit kochten wel eens wat van hen33, maar
compaan Albert Verwey uit 1931: ‘ (...) weet ik wel dat (...)
waren volgens Van der Goes van een ander financieel
Andries van Wezel, een zeer rijk man, (...) Karsen gere-
kaliber: ‘Het lijkt mij (...) zeer onwaarschijnlijk dat Jakob
geld, tenminste gedurende eenige tijd, protegeerde en
Batavier iets zou hebben vermaakt hetzij aan Karsen
misschien zelfs direct ondersteunde’.36 In de nalaten-
hetzij aan Witsen. Daarentegen weet ik wel dat een
schap van Van Wezel bevonden zich tien olieverfschilde-
andere juwelier, nl. Andries van Wezel, een zeer rijk man,
rijen van Eduard Karsen; zowel aan de Sarphatistraat
wat Batavier volstrekt niet was (...)’.34
als in zijn villa in Baarn had hij een aparte kamer voor de schilderijen van Eduard Karsen ingericht. In 1899
De eerste bron uit 1888 die spreekt over Van Wezel als
bezocht Caroline Beeloo, kunsthistorica en publiciste
mecenas is het egodocument van de schilder Eduard
voor Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift het huis aan
Karsen Een droom en een scheidsgericht: ‘Dat was de man
de Sarphatistraat: ‘Ik herinner mij o.a. met bizonder
die mij een kleine, driejarige toelage had willen geven.
genoegen een klein schilderijtje, speciaal eigendom van
Ik had die echter geweigerd. Mag ik je die dan leenen?
Mevrouw A.S. van Wezel. Twee ranke scheepjes, spook-
had hij gevraagd. Dat vind ik goed, zeide ik’. In februari
achtig voortglijdend achter elkaar over een somber water
1889 schrijft Karsen aan Witsen: ‘In den laatsten tijd heb
met een mooie, dreigende stormlucht daarboven, een
35
Hendrik George Breitner (1857-1923), Het Damrak te Amsterdam, ca. 1903. Een pronkstuk in de collectie. De compositie − het Damrak gezien naar de Warmoesstraat, de Oude Kerk en de Beurs van
Berlage − is, zoals vaker bij Breitner, gebaseerd op een foto. Olieverf op doek, 100 x 150 cm. Rijksmuseum, Amsterdam (SK-A-2879, legaat A.S. van Wezel) Andries S. van Wezel 81
98 Gedurfd Verzamelen
Menno Kamerlingh Onnes (1860-1925), Gele rozen in een karaf, 1896. Deze stillevens, door tijdgenoten ‘bloem verbeeldingen’ genoemd, kenmerken zich door
gedurfde kleurcombinaties en een losse manier van schilderen. Olieverf op doek, 46 x 34 cm. Rijksmuseum, Amsterdam (SK-A-2896, legaat A.S. van Wezel)
Camille Corot (1796-1875), Landschap met knotwilgen, 1840. Corot gold als de grootste landschapschilder van zijn tijd en was een voorbeeld voor de latere impressionis-
ten. Van Wezel, maar ook andere Amsterdamse ver足 zamelaars zoals de familie Drucker-Fraser en C.P. van Eeghen, streefden ernaar een werk van hem in bezit
te krijgen. Olieverf op paneel, 40 x 30,5 cm. Rijksmuseum, Amsterdam (SK-A-2882, legaat A.S. van Wezel) Andries S. van Wezel 99
Willem Wolff Beffie (1880-1950), onthechte verzamelaar, stille mecenas Ester L. Wouthuysen
I n leid i n g Wie was Willem Wolff Beffie? De naam
van deze Amsterdamse verzamelaar zal weinigen iets zeggen. Toch bracht deze succesvolle joodse diamantair een opzienbarende collectie kunstwerken van de internationale avant-garde bijeen. Dat deed hij tussen 1912 en 1918, een periode waarin de modernistische kunst nauwelijks geapprecieerd werd. Hij verzamelde ongeveer 500 werken van eigentijdse kunstenaars als Franz Marc, Wassily Kandinsky, Alexei von Jawlensky, Marianne von Werefkin, Paul Klee, Marc Chagall, Jan Sluijters, Leo Gestel en Kees van Dongen. De kern van de collectie werd, zeker in kwantitatief opzicht, gevormd door de schilderijen en tekeningen van de Franse kubist Henri Le Fauconnier, voor wie Beffie in de Eerste Wereldoorlog de rol van mecenas op zich nam. Hoe heeft Beffie in die korte tijd zo’n aanzienlijke collectie kunnen samenbrengen? Waarom is die collectie zo goed als onbekend gebleven en wat is er mee gebeurd? Het zal geen verbazing wekken dat iemand die zo’n belangrijke en omvangrijke kunstcollectie voor de buitenwereld goeddeels verborgen heeft weten te houden, de schijnwerpers niet graag op zichzelf gericht zag. Noch in zijn persoonlijke, noch in zijn professionele leven trad Beffie op de voorgrond.1 Willem Wolff Beffie kwam op 12 februari 1880 ter wereld aan de Zwanenburgwal 48, als tiende en laatste kind van diamantslijper Isaac Wolff Beffie en Sofia Eliazer Suikerman.2 Zijn geboortehuis keek uit op het Waterlooplein en het overbevolkte eiland Vlooienburg, waar Willems vader was geboren en opgegroeid. Vader Isaac had aan de familie-
106 Gedurfd Verzamelen
naam Wolff in 1877 Beffie laten toegevoegen.3 Tenslotte
Dia m a n t z a gerij G ro e n & C o,
werd alleen de naam Beffie gebruikt. Isaacs ouders,
1 9 0 9 - 1 9 3 0 Over Beffies schooljaren en verdere educa-
diamantslijper Moses Wolff en Schoontje Drukker, waren
tie is weinig bekend. Een deel van zijn opleiding kreeg hij
beiden analfabeet. Voor de familie Beffie zal de woning
in Londen, waar hij vanaf augustus 1901 acht maanden-
aan de Zwanenburgwal een grote maatschappelijke voor-
woonde. Na terugkomst woonde hij weer thuis, nu als
uitgang betekend hebben.
‘kantoorbediende’, waarschijnlijk in de zaak van zijn
4
vader.13 In 1921 duikt zijn naam weer op, nu in het HanWillem groeide op in een joods milieu: zijn familie was
delsregister van de Kamer van Koophandel & Fabrieken
joods, de buurt was overwegend joods en zijn vrienden-
van Amsterdam bij de inschrijving van de loondiamant
netwerk bestond voor een belangrijk deel uit joden.
zagerij Groen & Co die hij in 1909 was begonnen samen
5
Zijn vader, zijn grootvaders, ooms, sommige broers en
met Hartog Polak, zich noemende Van Overveen, (1888-
ook hijzelf, zaten in het ‘vak’, zoals de bij uitstek joodse
1961).14 De zaak was tot ongeveer 1920 gevestigd aan de
diamantindustrie werd genoemd. Ook al waren ze niet
Sint Willibrordusstraat 41-43, daarna aan de Ruyschstraat
orthodox, er werd wel aan de tradities vastgehouden.
85 en vanaf juni 1925 aan de Valckeniersstraat 85.15
6
Evenals zijn vader en zijn broers contribueerde Willem
Bij de oprichting waren de omstandigheden zeer gun-
jaarlijks aan de joodse gemeente.
stig, niet alleen vanwege de ontdekking van de Premier-
7
mijn bij Pretoria in 1902, maar ook door de technische Di a m a nt Willems vader Isaac Wolff Beffie had als
verbeteringen van de zaag- en snijmachine en een groei-
zo velen goed verdiend in de ‘Kaapse tijd’, een periode
end afzetgebied van bewerkte diamant in de Verenigde
van enorme opbloei van de diamantindustrie in de jaren
Staten. In de jaren tussen 1904 en 1919 is door werk
zeventig.8 Zo kon hij in 1884 twee grote fabrieken laten
gevers in deze branche miljoenen verdiend, al waren
bouwen in de Verversstraat, tegenover elkaar. Aan
er ook slechte jaren bij.16
Jan Sluijters (1881-1957), Willem Wolff Beffie, 1912, olieverf op doek, 60 x 49cm. Privé collectie
Willem viel de eer te beurt om, precies op zijn vierde verjaardag, de eerste steen te leggen van de fabriek op
Beffie heeft in deze betrekkelijk korte tijd van voorspoed
nr. 57. Op nr. 16 verrichtte een paar maanden later zijn
zijn fortuin gemaakt, en is vervolgens gaan rentenie-
oudste zusje Schoontje eenzelfde plechtigheid.
ren.17 Ook de forse verhoging van zijn jaarlijkse bijdrage
Uiteindelijk bezat vader Isaac maar liefst twaalf percelen
aan de joodse gemeente bevestigt dit beeld. Deze liep
in de straat, waaronder zijn woonhuis aan de Zwanen-
van f 21,25 in 1909 op tot f 297 in 1921. Beffie besteedde
burgwal, dat tot aan de Verversstraat doorliep.9
zijn geld aan de opbouw van een collectie moderne
Hoewel omstreeks 1890 het diamantvak in een crisis verkeerde moet Willems vader genoeg reserves hebben gehad, want juist toen kocht hij Groenburgwal 27. Het gezin verhuisde naar deze overwegend joodse buurt, iets verder verwijderd van het verpauperde Vlooienburg. Ook het gegeven dat er twee inwonende dienstbodes waren geeft aan dat de Beffies in welstand waren toegenomen.10 De zoons Philip en Bernard werden arts, de andere vier volgden hun vader in het vak.11 In 1908 droeg vader Isaac officieel, maar in de praktijk al eerder, de zaken over aan zijn oudste zoon, de diamantklover Eliazer (Elie).12 Na de dood van hun moeder in 1912 en de verhuizing van Elie naar Brussel in datzelfde jaar, woonden alleen Salomon en Willem nog met hun vader op de Groenburgwal. Isaac overleed in 1919 waarna zij als enige bewoners overbleven.
Willem Isaac Wolff Beffie legde de eerste steen in de onderpui van Verversstraat 57. Voor deze gelegenheid werd, naar joods gebruik, zijn vaders naam Isaac toegevoegd. Door ophoging van het straatniveau is de onderste regel tegenwoordig nauwelijks meer leesbaar: 12 februari 1884. Foto Peter Lange
Willem Wolff Beffie 107
126 Gedurfd Verzamelen
Leo Gestel (1881-1941), Danse Orientale, 1912, olieverfschets op doek, 53 x 37,5 cm. PrivĂŠ collectie
Franz Marc (1880-1916), Die Weltenkuh, 1913, olieverf op doek, 70,7 x 141,3 cm. Museum of Modern Art, New York. Š 2009 The Museum of Modern Art/Scala, Florence
Willem Wolff Beffie 127
Correspondentiekaart van Willem Beffie aan Wassily Kandinsky, 6 oktober 1913. Gabriele Münter und Hans Eichner Stiftung, München
Gummeson in Stockholm voor. Het kostte Münter
Als dank voor deze diensten liet Kandinsky Beffie
grote moeite voldoende werk bijeen te krijgen, omdat
een keuze maken uit enkele aquarellen van de serie
het meeste nog in Duitsland was en zij slechts kon
Bagatellen : hij koos Piknik.93
beschikken over enkele schilderijen die na een tentoonstelling in 1914 in Malmö waren achtergebleven.
Na het bezoek aan het atelier van Kandinsky, werd Beffie
Kandinsky zelf kon alleen kleine aquarellen inbrengen,
door Marc geïntroduceerd bij het schildersechtpaar
de serie Bagatellen die hij recentelijk in Rusland had
Alexei von Jawlensky en Marianne von Werefkin. Daar
gemaakt. Bij Beffie in Amsterdam hadden zij vier schil-
kocht hij van Jawlensky twee schilderijen Kop en Berg-
derijen ondergebracht, waarover Beffie zich vanwege
landschap en twee tekeningen van naakten.94 De Kop uit
de oorlogssituatie ontfermde. Nu bood hij uitkomst
1913 is één van de vele vrouwenportretten die Jawlensky
door ze naar de tentoonstelling in Stockholm te sturen
in deze periode produceerde. Aangezien het in verschei-
en na afloop daarvan te laten transporteren naar de
dene tentoonstellingscatalogi als eigendom van Beffie staat afgebeeld, kon het werk worden geïdentificeerd als
verzamelaar Edwin R. Campbell, die deze schilderijen had besteld als decoratie van zijn woning in New York.
Brief van Willem Beffie aan Gabriele Münter, 7 april 1916, waarin hij onder meer meldt dat hij een aquarel van Kandinsky heeft gehouden en de ‘2 nicht gewünschten’ heeft teruggezonden. Gabriele Münter und Hans Eichner Stiftung, München ‘Piknik’ uit de serie van Kandinsky’s Bagatellen uit 1916, reproductie afgebeeld in Huebner, Modern Kunst in den Privatsammlugen Europas, 1921
130 Gedurfd Verzamelen
92
Die blaue Mantilla dat zich thans in het Israel Museum
Alexej von Jawlensky (1864-1941), Die blaue Mantilla, 1913, olieverf op doek op karton, 49,5 x 68 cm.
The Israel Museum, Jerusalem Sam and Ayala Zacks Collection (inv. nr. L-B83.005) Willem Wolff Beffie 131
blijkt uit zijn testamentair vastgelegde beslissing dat de bewaarders van de kunstwerken deze bij zijn overlijden mochten behouden. Als mecenas heeft hij Le Fauconnier en zijn vrouw door de moeilijke tijden van hun ballingschap heen geloodst. Of hij verwachtte dat de honderden kunstwerken die hij daaraan had overgehouden in de toekomst meer geld zouden opbrengen, valt te betwijfelen. Hij dacht vermoedelijk niet in de eerste plaats aan kapitaalsvermeerdering. Steunend op zijn zakeninstinct durfde Beffie risico’s te nemen om zich met de nieuwste onbekende kunststromingen in te laten. In zijn, door Kickert en Le Fauconnier aangemoedigde, keuze voor avant-gardekunst, toonde hij lef en brutaliteit. Behalve zakeninstinct bezat Beffie sociale vaardigheid, waarmee hij gemakkelijk de sympathie van kunstenaars veroverde. Die sympathie werd zeker versterkt door zijn prompte betalingen. Samenvattend zou Willem Beffie als verzamelaar psychologisch geduid kunnen worden als een jager met een obsessieve passie, die geen nazorg wenste. Iemand die controle wilde, maar geen bindingen. Macht, maar geen verantwoordelijkheden. Een jager die na zijn vangst zijn buit laat ‘slingeren’ en er even gemakkelijk weer afstand van doet, omdat hij zich niet hecht. Zijn omgang met geld, en vermoedelijk ook met relaties, was net zo. Het stipt nakomen van betalingen past in het beeld: hij wilde geen verplichtingen aangaan. Zijn voorbehoud bij het uitlenen van werk is daar eveneens op terug te voeren. Ook al zal het idee van winst bij zijn aankopen niet voorop hebben gestaan, de collectie heeft Beffie tenslotte financieel geen windeieren gelegd. Met verkopen heeft Beffie er tot aan het eind van zijn leven profijt van gehad. Stukken van Kandinsky, Marc en Mondriaan zijn tenslotte, via de kunsthandel, in het Guggenheim en het MoMa in New York terecht gekomen. Twee schilderijen van Kandinsky waren op diens grote retrospectief, van 2008 tot 2010 respectievelijk in München, Parijs en New York, te zien. De drie schilderijen van Chagall zijn, dankzij de aankoop van Regnault, de enige topstukken uit de collectie Beffie die in Amsterdam in het Stedelijk Museum te bewonderen zijn.
142 Gedurfd Verzamelen
Henri Le Fauconnier, Crucifix, 1914, olieverf op doek, 105,5 x 39,5 cm. Instituut Collectie Nederland (ICN), Rijkswijk/ Amsterdam (inv. nr. AA3063)
Conrad Kickert (1882-1965), Le rocher gris, 1913, olieverf op doek, 58,5 x 72 cm. Museum De Wieger, Deurne
Willem Wolff Beffie 143
Salomon B. Slijper (1884-1971), vriend, verzamelaar en mecenas van Piet Mondriaan Mandy Prins
I n leid i n g Toen Salomon Bernard Slijper in 1971 over-
leed, keek de Nederlandse museumwereld, en de directie van het Haags Gemeentemuseum in het bijzonder, vol verwachting uit naar de bekendmaking van zijn testament. Slijper bezat bij zijn dood de grootste collectie schilderijen en tekeningen van Piet Mondriaan ter wereld. Het grootste deel van deze waardevolle verzameling bevond zich toen als bruikleen in het Haags Gemeentemuseum. Vanaf het eind van de jaren vijftig had museumdirecteur Louis J.F. Wijsenbeek (1912-1986) gedongen naar de gunst van Slijper, om diens Mondriaancollectie in bezit te krijgen. Of dat de, naar verluidt, wispelturige verzamelaar de collectie alsnog zou laten verkopen of aan een ander museum zou schenken, bleef een tijd onduidelijk. Pas een jaar na het overlijden van de collectioneur was de definitieve bestemming van de kunstwerken bekend. Slijper liet zijn gehele collectie werken van Mondriaan − één prent, 74 tekeningen en 122 schilderijen − na aan het Haags Gemeentemuseum.1 Hij had dit, zo bleek, al in 1957 in zijn testament laten vastleggen, maar had nooit iets laten doorschemeren aan de museumstaf, door wie hij zich regelmatig liet fêteren. Nog steeds kleeft het imago van ‘vileine’ verzamelaar aan de man die één van de belangrijkste collecties van moderne kunst bijeenbracht. Opmerkelijk genoeg is deze verzamelaar nog nooit onderwerp van wetenschappelijk onderzoek geweest. Slijper was niet alleen een verzamelaar van het werk, maar ook een persoonlijke vriend van Mondriaan. Is deze relatie ook te kenmerken als de verhouding tussen een
144 Gedurfd Verzamelen
kunstenaar en zijn mecenas? In dit artikel wordt uitge-
huwelijk werden twee dochters geboren, Merie (1889-?)
gaan van een mecenas als iemand die directe financiële
en Elizabeth (1900-1943).
steun verleent aan een kunstenaar gedurende een bepaalde periode. Algemeen geldt dat de begunstiger
In de diamanthandel verdiende vader Slijper een zeer
hierdoor extra sociaal aanzien geniet. Het kopen van al
goed inkomen tussen de 6.100 en 10.000 gulden per
dan niet gereed zijnde kunstwerken of opdracht geven
jaar.7 In tegenwoordige koopkracht is dat 72.000 tot
tot de productie ervan kan overigens wel als onderdeel
115.000 euro.8 De bemiddelde familie Slijper bewoonde
van mecenaat gelden, afhankelijk van de omvang van
weliswaar geen huis binnen de grachtengordel, maar
de opdracht of aantal kunstwerken en de hoogte van
wel een kostbaar pand aan de niet-joodse zijde van de
de prijs in verhouding tot de geldende marktwaarde.
Amstel. Zij maakten desalniettemin actief deel uit van
Met deze studie naar Slijpers (joodse) achtergrond, zijn
de joodse gemeenschap. Vader Slijper liet zich door
relatie met Mondriaan, het verzamelen van Mondriaans
joodse familieleden of collega’s uit de diamantbranche
werken en de omgang met die verzameling, kan een
vergezellen bij de geboorteaangiften van zijn kinderen.9
completer beeld van de verzamelaar en mecenas
Het gezin leefde naar strikte, joodse regels. Zo werd de
Salomon Slijper gegeven worden. Slijper was een
geboorteakte van één van de dochters wegens Sabbath
sleutelfiguur in de carrière van Mondriaan en in het
door de vader en de getuigen niet ondertekend.
beschikbaar maken van diens oeuvre voor toekomstige
Belangrijke mijlpalen in de opvoeding en scholing van de
generaties kunstliefhebbers.
kinderen werden, zoals gebruikelijk, geadverteerd in het
10
Nieuw Israëlietisch Weekblad.11 Net als zijn ouders voorVan d i aman ti n d us trie
dien gedaan hadden, betaalde Slijper tot zijn vertrek uit
na a r ha nd e l Salomon Bernard Slijper werd op
Amsterdam, in 1917, de lidmaatschapsbijdragen voor de
20 januari 1884 te Amsterdam geboren in een joods,
Amsterdamse Nederlands-Israëlitische hoofdsynagoge.12
Henri van de Velde (1896-1969), Salomon Slijper, 1930. Henri van de Velde schilderde dit portret toen hij in de boerderij De Zeven Linden in Blaricum verbleef. Olieverf op paneel, 32,5 x 27 cm. Gemeentemusea Arnhem (inv. nr. GMX 00016, voorheen collectie Slijper)
Nederlands-Israëlitisch gezin. Zijn familie werkte in de diamantindustrie.2 Vader Bernard Ezechiël, opgegroeid
Na de openbare lagere school, volgde Slijper de drie
in de Kerkstraat en de Weesperstraat, zou zich opwerken
jarige HBS en aansluitend, van 1898 tot 1900, de Open-
tot ‘makelaar in diamant’. Hij trouwde op dertigjarige
bare Handelsschool.13 Sinds de opkomst van de joodse
leeftijd met de tweeëntwintigjarige wees, Elisabeth
arbeidersbeweging aan het eind van de negentiende
Benedictus (1851-1888). Haar voogden, Eliaser Salomon
eeuw was het niet langer ongebruikelijk dat joodse
Benedictus en Bernardus Benedictus, waren respectie-
kinderen naar een openbare school werden gestuurd.14
velijk makelaar en koopman en woonden in de joodse
Slijper blonk vooral uit in talen, rekenen en boekhouden.
buurt, in de Nieuwe Kerkstraat en aan de Nieuwe Ach-
Zijn examen werd als ‘goed’ beoordeeld.15 Uit de school-
tergracht. Het echtpaar Slijper woonde de eerste jaren
keuze blijkt dat Slijpers vader grotere ambities had voor
in de joodse buurt, in een bovenhuis aan de Binnen
zijn zoon dan de inmiddels minder florerende diamant-
Amstel nummer 97. Hier werden hun eerste kinderen
branche. De Handelsschool leidde namelijk de zonen
geboren.5 In mei 1879 verhuisde het gezin naar een gro-
van de Amsterdamse handelselite op voor een algemene
tere woning aan de overzijde van de Amstel, aan de Bin-
carrière in de zakenwereld.
3
4
nen Amstel nummer 296 tegenover het in datzelfde jaar nieuw geopende theater Carré. Vier kinderen, waaronder
De Amsterdamsche Bank was Slijpers eerste werkgever.
Salomon Bernard (1884-1971) kwamen hier ter wereld.6
Hij begon daar in 1900 als eenvoudige assistent met een
Toen Salomon Bernard vier jaar oud was overleed zijn
salaris van 100 gulden per maand. Na zes jaar verdiende
moeder. De uit Neustadtgödens bij Hamburg afkom-
hij al ruim het zesvoudige per maand, maar verliet de
stige, Mathilda Cohen (1869-1943), die een maand daar-
bank toch.16 Als tachtigjarige verklaarde hij dit vertrek
voor als dienstmeid bij de familie Slijper in huis was
aan de journaliste Betty van Garrel: ‘De ramen op kan-
gekomen, nam de moederrol op zich. Op 28 februari
toor moesten altijd dicht blijven, al vielen de mussen
1889 trouwde ze met Salomons vader. Uit dit tweede
dood uit de boom, dat beviel me niet langer. Ik wilde ook
Salomon B. Slijper 145
152 Gedurfd Verzamelen
Piet Mondriaan, Compositie: dambord, donkere kleuren, 1919. Slijper kocht dit schilderij en het volgende vlak nadat Mondriaan ze voltooid had − kort daarop
keerde de schilder terug naar zijn woonplaats Parijs. Olieverf op doek, 84 x 102 cm. Gemeentemuseum Den Haag (inv. nr. 0334326, legaat Slijper)
Piet Mondriaan, Compositie: dambord, lichte kleuren, 1919, olieverf op doek, 86 x 106 cm. Gemeentemuseum Den Haag (inv. nr. 0334325, legaat Slijper)
Salomon B. Slijper 153
160 Gedurfd Verzamelen
Piet Mondriaan, Tableau III, Ovale Compositie, 1914. Het Rijksmuseum sloeg Slijpers aanbod om dit schilderij in bruikleen te nemen af. Daardoor kwam het na een
jarenlang bruikleen aan het Stedelijk, in 1966 uiteindelijk in het bezit van dit museum. Olieverf op doek, 140 x 101 cm. Stedelijk Museum Amsterdam (inv. nr. A 2459)
Piet Mondriaan, Compositie met gele lijnen, 1933, olieverf op doek, 80,2 x 79,9 cm. Gemeente足museum Den Haag (inv. nr. 0332044) Salomon B. Slijper 161
kreeg een schilderijtje van het kerkje van Eemnes van de vrijwel onbekende Willem Noordijk.87 Het duurde nog tot 16 augustus 1947 voor de drieënzestigjarige Slijper zijn twee jaar jongere, trouwe huishoudster en levensredster huwde. Na de bevrijding werd Slijper geconfronteerd met het feit dat het merendeel van zijn familie door de Duitse bezetters was gedeporteerd. Zijn ‘vriend voor het leven’ Piet Mondriaan was op 1 februari 1944 overleden aan een longontsteking. Het publiek en de kunstwereld in Amerika hadden al afscheid genomen van de kunstenaar. Slijper eerde Mondriaan in 1946 met een herdenkingtentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam. Deze tentoonstelling was het eerste overzicht van Mondriaans oeuvre in eigen land. De tentoonstellingscommissie bestond, behalve uit Slijper en museum directeur Willem Sandberg (1897-1984), uit de kunstschilder Peter Alma, de architect Cornelis van Eesteren (1897-1988), de architect en beeldhouwer Charles Na de oorlog schreef Slijper aan de kunstschilder Gerard Wassily Kandinsky, Das bunte Leben, 1907. Slijper kocht dit schilderij begin oktober 1940 op de veiling bij Frederik Muller & Co. en gaf het in bruikleen aan het Amsterdamse Stedelijk, en na de oorlog aan het Haagse Gemeentemuseum. Mevrouw Slijper-Hamdorff verkocht het kort na Slijpers dood naar München. Olieverf op doek, 130 x 162,5 cm. Städtische Galerie im Lenbachhaus. München (inv. nr. FH 255, voorheen collectie Slijper)
Hordijk (1899-1958), die naar de Verenigde Staten was gevlucht: ‘Ja we hebben zeer angstige tyden mede gemaakt. Ik zat byna 3 jaar ondergedoken. Kwam nooit buiten en werd duizelig van het licht, toen ik voor het eerst in de buitenlucht kwam. Ik heb myn leven te danken aan Juffr. Hamdorff, die reeds ruim 25 jaar myn huishouding verzorgde. Zy heeft my toen het zoo dreigend werd te Adam dat ik ieder oogenblik weggehaald kon worden, daarvan daan gehaald. Ik dook toen eerst by vrienden te Laren onder en heb het er toen maar op gewaagd in myn eigen huis onder te duiken, waar Juffr. H. nog zat. Het heele dorp lachte toen ik daaruit by de vrede te voorschijn trad!’85 Slijper werd door zijn kennis
Piet Mondriaan, Compositie in ovaal met kleurvlakken, 1914. Het eerste schilderij dat Slijper aan Sidney Janis verkocht. Olieverf op doek, 107,6 x 78,8 cm. Museum of Modern Art, New York. © 2009 The Museum of Modern Art/Scala, Florence (inv. nr. 14.50, voorheen collectie Slijper)
Gerard Jan Bernard Knipscheer (1911-1976) met de trein uit Amsterdam opgehaald. Omdat de eigenwijze Slijper steeds in het raam ging staan, kon hij niet bij de familie Knipscheer in Laren blijven.86 Zijn eigen huis aan de Dorpsstraat in Blaricum was een beter onderduikadres doordat de totaal verwilderde en dichtgegroeide tuin het huis goed afschermde van de straat. Als er gevaar dreigde kon hij zich in een kleine ruimte onder het puntdak van de zolderkamer verstoppen. Juffrouw Hamdorff verzorgde hem. Erg ruimhartig lijkt Slijper niet geweest te zijn in het bedanken van zijn levensredders. Knipscheer
164 Gedurfd Verzamelen
Karsten (1904-1979), de meubelontwerper en architect Mart Stam (1899-1986), de kunstschilder Charley Toorop en de kunstschilder en grafisch ontwerper Friedrich Vordemberge-Gildewart (1899-1962). Onder invloed van de toenemende belangstelling voor Mondriaans oeuvre, bracht Slijper tijdens de tentoonstellingsvoorbereidingen en daarna zoveel mogelijk bronnenmateriaal over Mondriaan bijeen. Hij benaderde Mondriaans jeugdvriend Albert van den Briel (1881-1971), Gerard Hordijk, broer Carel Mondriaan en Jo Steijling met vragen over Mondriaans leven en werk.88 Hij verzamelde tijdschriftartikelen, foto’s van Mondriaans omgeving, ateliers en werken, gaf opdracht tot genealogisch onderzoek, verwierf ‘eindelijk’ het portret van Mondriaan door Gerard Hordijk uit de Boendermakercollectie en stelde voor het eerst een collectie-inventaris op.89 Slijper zou zich als dé Mondriaanverzamelaar gaan wijden aan de promotie van het oeuvre van zijn vriend. De overzichtstentoonstelling was de eerste stap. De volgende stap zou een vaste presentatie van schilderijen van Mondriaan op zaal zijn. Maar zo groot was de interesse van de Nederlandse musea nog niet. Dat Slijper een aantal schilderijen na afloop van de tentoonstelling in het Stedelijk beschadigd terugkreeg was op zijn zachtst gezegd vervelend.90 Maar dat de in het museum achtergebleven wer-
verkopen of bemiddelde, tegen een commissie van vijf
ken (weer) naar het depot verbannen werden, was een
en later tien procent, bij aankopen uit collecties van
nog veel groter ongenoegen.
anderen, al dan niet via veilinghuizen.94
Goedbetalende Amerikaanse kunsthandelaren, verzame-
Gelukkig diende zich dat jaar een geïnteresseerde mede-
laars en museumdirecteuren toonden wel steeds meer
werker van een Nederlands museum aan. Harry Verburg
belangstelling voor het oeuvre van de overleden kunste-
(1914-1986), wetenschappelijk assistent en later conser-
naar en voor de collectie van Slijper. Eén van hen, de
vator van het Haags Gemeentemuseum, vroeg Slijper
galeriehouder, Sidney Janis (1896-1989) die Mondriaan
een aantal Mondriaanschilderijen te leen voor een kleine
in New York gekend had, bezocht Slijper in 1949 en
tentoonstelling.95 Verburg had, als beeldend kunstenaar
schonk hem bij die gelegenheid waarschijnlijk het gas-
en lid van de Liga Nieuw Beelden, persoonlijke interesse
Piet Mondriaan, Tableau I, met rood, zwart, blauw en geel, 1921, olieverf op doek, 103 x 100 cm. Gemeentemuseum Den Haag (inv. nr. 0334327, legaat Slijper)
tenboek.91 Janis kocht een eerste schilderij uit Slijpers collectie en kreeg twee werken in bruikleen.92 Doordat de galeriehouder en zijn vrouw Slijper jaarlijks bezochten
Slijper voorzag alle Mondriaan schilderijen van zijn etiket
en gedeelde interesses hadden in dansen en eigentijdse jazzmuziek, maar ook in oudere ragtime waar Slijper samen met Mondriaan naar had geluisterd, ontstond een vriendschappelijk relatie waarin de appreciatie voor Mondriaans kunst en zakelijke belangen de boventoon voerden.93 Slijper bleef werken uit zijn collectie aan Janis
Salomon B. Slijper 165