www.waanders.nl www.uitgeverijdekunst.nl
Beelden uit mijn jeugd Dum Vivimus Vivamus Jeroen Krabbé
Dum Vivimus Vivamus, dit motto gaven de ouders van Jeroen Krabbé aan hem mee toen hij in 1944 geboren werd: ‘Laat ons leven zolang we leven!’ Bijna 70 jaar later presenteert de schilder onder deze titel een serie van 14 schilderijen, waarbij kindertekeningen en foto’s uit die periode (1948-1957) de hoofdrol vervullen. Aan journalist Ko van Geemert vertelt hij hoe deze visuele autobiografie tot stand kwam.
Beelden uit mijn jeugd
Dum Vivimus Vivamus
Jeroen Krabbé
Museum De Fundatie | Uitgeverij Waanders & de Kunst
Beelden uit mijn jeugd
Dum Vivimus Vivamus
Jeroen KrabbĂŠ
Vorige pagina’s: Tekenschrift, circa 1948 Dagboek reis naar Parijs (tekeningen van Jeroens vader), januari 1957
Jeroen, 1952
Inhoud 13 Onvermijdelijk kunstenaarschap Ralph Keuning
19 Dum Vivimus Vivamus 21
De gehoorzame man, 1955
23
Uilenboom, februari 1955
24
Cowboy, 1954
27
Chagall-vis, 1957
29
Portret van Pappa, 23 november 1948
31
Stekelman no 2, 1 november 1948
32
Een slakje, 29 oktober 1948
35
Leeuwen, 21 januari 1951
36
Dat wat ik nog niet weet, 25 november 1948
39
Paard, 17 november 1949
41
Kalfje, 1954
43
Fiets, 11 januari 1948
44
Ik denk dat het een poes is van Picasso, 31 oktober 1948
47
Zittende mannetjes in een bedje, 7 oktober 1948
49 Laat ons leven zolang we leven Ko van Geemert
87 Colofon
Beelden uit mijn jeugd
5
Vorige pagina’s: Chagall-vis van Jeroen, 1957 Jeroen (links) en Tim voor hun ouderlijk huis, Amstelkade 12, Amsterdam, 1947 Fiets, 11 januari 1948
Jeroen, 1948
Onvermijdelijk kunstenaarschap
Ralph Keuning
Het is een enorm voorrecht indien een kunstenaar jouw museum uitkiest als podium voor zijn experiment en ontwikkeling. Met grote trots presenteert Museum de Fundatie bij zijn heropening de derde tentoonstelling van Jeroen KrabbÊ in Zwolle. Hierme documenteert het museum een opvallende ontwikkeling in het oeuvre van de schilder. Van paradijzenschilder naar de grote wereldthema’s. Van verstilling naar vernietiging, overleven, ontwikkeling en bloei.
13
Met zijn grote overzichtstentoonstelling in Museum de Fundatie leerde Nederland de schilder Jeroen Krabbé in 2008 echt kennen. Hij had al eerder geëxposeerd en er waren boeken over zijn werk verschenen, maar een volledig overzicht ontbrak. Door de schilder Melle beïnvloed, opgeleid aan de Rijksakademie door Friso ten Holt, druk experimenterend met het vocabulaire van popart en het expressionisme van Matisse en Die Brücke vond hij zijn weg naar de landschappen. Hij schilderde in de Franse traditie van Bonnard, trok erop uit, maakte schetsen en werkte die in zijn Amsterdamse atelier uit tot kleurrijke doeken. Zijn onderwerpen, de Provence, de bossen en velden rond Dalfsen, de tropische paradijzen waar zijn filmcarrière hem bracht, de Seychellen, Marokko, Birma. Een feest voor de bezoeker, die zich wentelde in de kleurenpracht en zich liet betoveren door de schoonheid. Echo’s van een volmaakte wereld in de zalen van het museum. Het gevoel bij de bezoeker dat hij via het oog van de schilder deelgenoot werd van de hof van Eden … vóór de slang. Pas na langdurig kijken ontstond, bij enkelen, een gevoel van onbehagen. Waarom zijn er geen mensen in die paradijzen, waarom spelen er geen kinderen in de zee, waarom werken er geen boeren op de velden? Het is al eerder gezegd, Jeroen Krabbé weigert de mensheid toegang tot zijn idylle, zelfs de sporadische huizen zijn onbewoond en dienen alleen maar als architectonische coulisse. Jeroen Krabbé, die in zijn filmwerk zo overtuigend de twijfel aan de menselijke moraal documenteert, leek de schilderkunst te gebruiken als een uitweg, als troost: een licht- en kleurtherapie met als enig doel de vreugdevolle ontsnapping, ‘Ik ben een schilder van het geluk’, zei hij. Kunst als overlevingsstrategie naast de thema’s van menselijk leed die hij tegenkomt in zijn regisseurs- en acteerwerk. De kentering kwam in 2010. Met De ondergang van Abraham Reiss reflecteerde Krabbé voor het eerst in zijn schilderijen op de Holocaust. In negen grote schilderijen schetste hij evenzoveel momenten uit het leven van zijn
14
Dum vivimus vivamus
grootvader, die in 1943 in Sobibor werd vermoord. Het lijden van een Joodse Amsterdamse familie waarvan alleen de dochter van Abraham Reiss, de moeder van Jeroen Krabbé, de oorlog overleefde. Wij toonden deze serie in 2010 in Zwolle samen met een tentoonstelling met interbellumkunst van George Grosz. Een loodzware combinatie rond de opkomst van het nationaalsocialisme en de moorddadige gevolgen daarvan. In 2011 maakte ook het Duitse publiek kennis met De ondergang van Abraham Reiss in het door Daniel Liebeskind gebouwde Felix Nussbaum Haus in Osnabrück. Na deze indringende en confronterende werken, kon Krabbé niet zomaar terugkeren naar de landschappen waarmee hij in voorgaande jaren zoveel succes had: ‘Het ging niet meer. Ik wilde door met die persoonlijke invalshoek’. Dum Vivimus Vivamus, de serie die hij speciaal maakte voor de opening van Museum de Fundatie, op maat van de zaal waar de Ondergang van Abraham Reiss te zien was, is een ode aan het leven. En dat leven moet genoten worden, ook al ligt de Apocalyps nog vers in het geheugen. Dum Vivimus Vivamus, laat ons leven zolang we leven, een van oorsprong Epicurisch hedonistisch motto, is een aansporing om iets van het leven te maken en er met volle teugen van te genieten. Met het lot van Abraham Reiss vers in de gedachten is het vooral een levenstaak die niet licht mag worden opgevat. De serie behandelt een jeugdige levensperiode waarin ambities gevormd worden en de kiem voor de talenten wordt gelegd die in volwassenheid onafwendbaar leidt naar de levensvervulling, wat die ook moge zijn. Een scherpe periode waarin ook de liefde ontdekt wordt. Dum Vivimus Vivamus omvat 14 olieverfschilderijen. Inspiratiebron voor Jeroen Krabbé zijn de jeugdtekeningen, die hij tussen 1948 en 1957 maakte. Maarten
Onvermijdelijk kunstenarschap
15
Portret van Pappa, 23 november 1948
Bijschrift
18
Dum vivimus vivamus
Dum Vivimus Vivamus
Beelden uit mijn jeugd
19
20
De gehoorzame man – 1955 Gemengde technieken | 190 x 147 cm | 2011 – 2012
21
22
Uilenboom – februari 1955 Gemengde technieken | 190 x 147 cm | 2011 – 2012
23
24
Cowboy – 1954 Gemengde technieken | 190 x 147 cm | 2011 – 2012
25
26
Chagall-vis – 1957 Gemengde technieken | 190 x 147 cm | 2011 – 2012
27
28
Portret van Pappa – 23 november 1948 Gemengde technieken | 190 x 147 cm | 2011 – 2012
29
Bijschrift
48
Dum vivimus vivamus
Bijschrift
Dum Vivimus Vivamus
Laat ons leven zolang we leven
Ko van Geemert
Jeroen Krabbé, geboren in Amsterdam op 5 december 1944, is een productief en veelzijdig mens: acteur, filmregisseur, kunstschilder. In 2008 was een grote overzichtstentoonstelling van zijn schilderkunst te zien, twee jaar later een serie van negen schilderijen over zijn grootvader van moeders kant: De ondergang van Abraham Reiss. In deze nieuwe serie van veertien schilderijen – Dum Vivimus Vivamus – keert hij terug naar zijn jeugd. Schilderijen opgebouwd uit kindertekeningen, foto’s uit die tijd, herinneringen. Vlnr Tim, Maarten, Jeroen, Margreet, 1954
Herinneringen aan levensomstandigheden, scholen, plaatsen (Amsterdam, Bergen NH), dieren, en vooral: mensen. Aan zijn ouders Maarten en Margreet, broer Tim, de ouders en zusters van zijn vader, zijn vrouw Herma. Behalve het eerder genoemde, is Jeroen Krabbé ook nog een geboren verteller. Vele uren bracht ik in zijn atelier door, aan de keukentafel, om naar zijn enthousiaste verhalen te luisteren, de schilderijen onder handbereik. Jeroen vertelt. Over deze intrigerende serie en de ontstaansgeschiedenis daarvan.
50
Dum vivimus vivamus
Na De ondergang van Abraham Reiss, de negen schilderijen waarin mijn vermoorde grootvader centraal staat en die in 2010 werden tentoongesteld, kon ik niet meer meteen terug naar de landschappen die ik daarvoor schilderde. Het ging niet meer. Ik wilde door met die persoonlijke invalshoek. Maar hoe?
Toen schoot mij de tentoonstelling te binnen in het Museum voor Kindertekeningen, in het Oude Raadhuis van Aalsmeer: de verborgen kindertekening, uit 2003, waaraan ik had meegedaan. Annefie van Itterzon had die tentoonstelling destijds samengesteld. Ze houdt zich trouwens nog steeds bezig met tekeningen van kinderen, uit de hele wereld. Allerlei kunstenaars toonden hun kindertekeningen onder het motto van Picasso: ‘Ik heb er mijn hele kunstenaarsleven over gedaan weer te tekenen als een kind.’
Amsterdam – april 1942 Jekerstraat 14-3 Sobibor – 9 juli 1943 omstreeks 10.30 uur Uit de serie: De ondergang van Abraham Reiss, 9 schilderijen door Jeroen Krabbé, 2009
Dat vond ik een mooi gegeven; ik ben toen de vele kindertekeningen, die dankzij mijn vader bewaard zijn gebleven – hij bewaarde alles, zelfs snippers! – opnieuw gaan bekijken. Tekeningen die ik gemaakt had van circa 1948 tot 1957, dus ongeveer van mijn vierde tot mijn dertiende. Mijn vader, Maarten, had daar vaak aantekeningen bij gemaakt, meestal over de uitleg die ik zelf bij de tekening had gegeven. Daar zijn uiterst curieuze uitspraken bij, zoals deze, bij twee tekeningen uit 1948: ‘Dit is Leonardo da Vinci. Die zit aan zijn spinnewiel vast en kan niet meer naar zijn schilderij toe’ of: ‘Ik denk dat het een poes is van Picasso’.
Laat ons leven zolang we leven
51
Notitieblok van Maarten met Bijschrift uitspraken van ‘Jeroentje’, 1949
Bijschrift
52
Dum vivimus vivamus
Dit is Leonardo da Vinci. Die zit aan zijn spinnewiel vast en kan niet meer naar zijn schilderij toe, 17 november 1948
Je ziet dat ik vaak tekende op papier dat aan de andere kant vol getypt was; papier werd bij ons in die naoorlogse tijd tweemaal gebruikt‌ Ik was een fantasievol jongetje, zowel in beeld als in taal, en dat werd vroeger bij ons thuis ook erg gestimuleerd. Mijn moeder Margreet was filmvertaalster, ik ging vaak met haar mee naar de films waarvoor zij de ondertitels moest maken. Ik kon er niets van verstaan natuurlijk, maar de beelden prikkelden m’n fantasie. Mijn vader Maarten was kunstschilder. Ook zijn vader, Hendrik Maarten, was kunstschilder. Achterkant van bovenstaande tekening
Laat ons leven zolang we leven
53
Mijn opa, die ik niet gekend heb, was in 1868 in Londen geboren, deed de Rijksacademie in Amsterdam, werd leraar in Haarlem. Hij was een veelzijdig en succesvol kunstenaar. In de laatste jaren – hij overleed in 1931 – legde hij zich toe op portretten. Vorig jaar verscheen Reuzenland, een boek met artikelen die hij voor Elsevier schreef over Amerika, onder meer over de Wereldtentoonstelling in Chicago, in 1893. Hij was toen 24, 25 jaar. Het zijn mooie observaties.
Het Amerikaansche publiek is niet zeer fijngevoelig. Hoewel onder de zuiver Amerikaansche schilder- en beeldhouwwerken prachtige dingen te vinden zijn, zoo is de kunstontwikkeling van het publiek zeer gering. In muziek “tararaboomdijaye”, op het tooneel de “highkicker” en de revolver, in de schilderkunst het groote en bombastische. Hoe westelijker men in de Staten komt, hoe kenmerkender deze bepalingen zijn. De Amerikaan heeft voor kunst geen tijd. In zijn jacht op den dollar vergeet hij alles wat daarop geen betrekking heeft.
Grootvader Hendrik Maarten (1868-1931) in zijn atelier, 1903
H.M. Krabbé, Reuzenland, 2012 Mijn vader had, net als zijn vader, zijn opleiding gedaan aan de Rijksacademie in Amsterdam. Hij was in 1908 geboren. Zijn moeder was zangeres, Wilhelmina Rust, door ons Oti genoemd. Hij had twee oudere zussen: Lies en Henny. Maarten is nooit zo’n succesvol kunstschilder geworden als zijn vader en dat heeft hem waarschijnlijk wel dwarsgezeten. Misschien komt dat mindere succes, omdat hij nooit een echt eigen stijl heeft gevonden. Maar als vernieuwer van het tekenonderwijs heeft hij zijn sporen zeker verdiend.
54
Dum vivimus vivamus
Behalve in beeldende kunst was m’n vader geïnteresseerd in taal en literatuur. Hij correspondeerde bijvoorbeeld met Frederik van Eeden, toen natuurlijk al flink op leeftijd, Simon Carmiggelt, collega-schilder Melle. Maarten was een geboren leraar. Ik kwam een keer thuis van de lagere school, de Prof. Kohnstammschool, met een tekening van een boom, je weet wel, zo’n traditionele bruine boom met een groen hoedje. Mijn vader vond dat maar niks en ging boos naar school: ‘Ik laat mijn kind hier niet verpesten.’ Het hoofd van de school, meneer Sanders, reageerde fantastisch en zei: ‘Goed meneer Krabbé, als u denkt dat u het beter kunt, moet u hier maar komen lesgeven.’ En dat gebeurde.
Het schema, zoals dat op de school onderwezen wordt – bomen groen met bruin, paddenstoelen wit met rood, huizen rood met geel – leidt tot de onmogelijkheid van poëzie. Het is bedoeld als redelijk gemiddelde van de wetmatige vorm en beoogt het kind op te voeden tot de kopie van de werkelijkheid. Daarmee is de vormende kracht, die goede poëzie hebben kan, uitgeschakeld. […] Gaan wij nu, in tegenstelling tot de zakelijke opdracht, de lenteles of de didactische wandeling, nog even de poëtiserende vertelling na, dan zien wij wel in dat deze manier van aanpak het verre wint en zelfs buitengewone kansen biedt. Zij introduceert bovendien de eigen kinderlijke poëzie, die, dat beseffen wij nu wel, van buitengewone betekenis is voor de vorming van het gevoelsleven. Dichters zullen wij niet maken, maar wel waarschijnlijk blijer, gezonder kinderen van wie we niet alleen een hoog I.Q. verwachten.
Boven: Maarten en Jeroen, voor Amstelkade 12, 1956 Onder: Margreet en Jeroen met poes Mimie, 1956
Maarten Krabbé, Verborgen mogelijkheden, Theoretische inleiding, 1959
Laat ons leven zolang we leven
55
56
Dum vivimus vivamus
Voorkanten van Maarten KrabbĂŠ, Verborgen Mogelijkheden, Klasseboeken, 1955
Laat ons leven zolang we leven
57
Mijn vader was idealistisch, het was de naoorlogse optimistische tijd. En hij maakte zich sterk voor vrije expressie, in een tijd dat dit nog verre van normaal was. Hij werkte dat uit in een succesvolle lesmethode: Verborgen mogelijkheden. Hij bedacht zelf verhaaltjes en koppelde die aan tekenopdrachten, natuurlijk probeerde hij ze vaak uit op mij.
Opgave 19 DE GEHOORZAME MAN (imaginaire ruimte) Er was eens een man die zijn vrouw altijd gehoorzaamde. Op een avond zaten ze na het eten nog wat in de keuken, die achter in het huis was, toen de vrouw zei: Man, die ramen hier zijn vuil. Ja, zei de man. Die wou ik morgen lappen. Goed, zei de man. Haal jij dan die plank uit de schuur, dan kan ik daar op staan. Dan ga jij maar weer op de stoel zitten op ’t andere end, zolang ik bezig ben. Ja, dat is goed, zei de man. De volgende morgen vroeg ging hij al de schuur in. Hij haalde de plank, hij schoof hem uit het raam, legde het andere eind op een stoel, ging zitten en riep: Klaar! De vrouw kwam er aan, een emmer aan haar hand, in de andere zeemlappen en een spons. Ze kroop over de plank naar buiten, blij dat ze de ramen nu weer eens een goede beurt kon geven. Terwijl ze hard aan het werk was, werd er aan de voorzijde van het huis gebeld. Het was de postbode. Man! Riep de vrouw. Hoor je nou niet dat er gebeld wordt? Kan je niet opendoen? Zoals je weet was die man gewend om te doen wat zijn vrouw hem zei. Gehoorzaam stond hij op. Maar op ’t zelfde moment kiepte natuurlijk de plank en de vrouw viel naar beneden. Ze kwam terecht in de regenton, die op de binnenplaats stond. De man lette echter niet op haar geschreeuw, maar ging eerst naar de voordeur, zoals hem opgedragen was.
58
Dum vivimus vivamus
De gehoorzame man, 1955, tekening van Jeroen uit Verborgen Mogelijkheden, Klas V, pagina 41, 1955
Bijschrift
Laat ons leven zolang we leven
59
‘Nu moeten jullie eens nagaan of je in je verbeelding die drie mensen niet tegelijk ziet: de vallende vrouw buiten het huis aan de achterkant; de man in het huis naar beneden wandelend en de postbode voor het huis. Zoiets ziet iedereen gemakkelijk voor zich. Maar hoe moet je dat nu tekenen? Misschien denk je dat dat onmogelijk is. Maar dat is het niet, zoals je zult merken als je maar durft te beginnen. Denk maar dat je drie foto’s had op doorzichtig papier en dat je die over elkaar heen legde. Als je nu eenmaal ontdekt hebt dat het mogelijk is om de dingen te tekenen zoals je dat van binnen in je eigen verbeelding ziet, dan moet je dat beslist nog eens vaker proberen.’ Maarten Krabbé, Verborgen mogelijkheden Een van de schilderijen uit deze serie, die uiteindelijk uit veertien werken zou gaan bestaan, is gebaseerd op de tekening die ik bij deze opdracht in 1955 maakte, van een huis waarvan ik zowel de binnen- als de buitenkant tekende. Maarten was er zeer tevreden over. Het is het laatste schilderij uit deze serie geworden. Mijn vader had zonder twijfel vooruitstrevende ideeën. Zo was bijvoorbeeld onze hele school gevuld met schilderijen: grote panelen waar alle klassen aan meewerkten. Zeer ongebruikelijk, in die tijd zeker. Die panelen zijn later in het Aalsmeerse kindertekeningenmuseum terechtgekomen. Ik was natuurlijk een gewillige leerling, veel meer dan mijn broer Tim bijvoorbeeld. Als ik iets getekend had, werd dat op de muur geprikt en besproken. Daar kreeg ik zekerheid door en dat had ik ook wel nodig, ik kon op school niet best meekomen. Alleen als er iets getekend moest worden of iets moest worden voorgedaan voor de klas – ik was daarin in het geheel niet verlegen – kon ik uitblinken. Thuis had ik de beschikking over allerlei soorten materialen. Ik ging met mijn
60
Dum vivimus vivamus
Vijfde klas Prof. Kohnstammschool (onderwijzer de heer Beekman), Jeroen, gebogen over zijn werk, derde van rechts, 1955
Laat ons leven zolang we leven
61
Vlnr Jeroen, Herma, Tim, zittend: Joop en Ko van Geemert, Bergen aan Zee, zomer 1954
Ko van Geemert (1950), tot 2005 als communicatieadviseur werkzaam bij de gemeente Amsterdam, publiceerde over uiteenlopende onderwerpen als reizen, poĂŤzie, sport, vrijmetselarij, dieren in de stad, Nederlandse geschiedenis, presentatietechnieken, verdwenen dingen, Amsterdam. In 2008 verscheen Amsterdam & zijn schrijvers; Literatuur op locatie (uitgeverij Bas Lubberhuizen), in 2010 bij dezelfde uitgever Paramaribo Brasa!, in 2012 Het Einde; Wandelen rond eindhaltes van de tram in Amsterdam (Werf3) en in 2013 Dushi Willemstad, opnieuw bij uitgeverij Bas Lubberhuizen.
86
Dum vivimus vivamus
Colofon Deze uitgave verscheen ter gelegenheid van de tentoonstelling Dum Vivimus Vivamus van 1 juni tot en met 17 november 2013 in Museum De Fundatie.
Uitgave Uitgeverij Waanders & de Kunst, Museum De Fundatie
Auteurs Ko van Geemert, Ralph Keuning
Redactie XXLV Boekproducties, Loes Visch
© 2013 Uitgeverij Waanders, Uitgeverij de Kunst, Museum De Fundatie, Jeroen Krabbé
Fotografie en lithografie Benno Slijkhuis – ÈposPress
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ontwerp MV LevievanderMeer, levievandermeer.nl
Druk ÈposPress, Zwolle
ISBN 978 94 91196 36 2 NUR 646
De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van de illustraties volgens wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
www.waanders.nl www.uitgeverijdekunst.nl
Laat ons leven zolang we leven
87
www.waanders.nl www.uitgeverijdekunst.nl
Beelden uit mijn jeugd Dum Vivimus Vivamus Jeroen Krabbé
Dum Vivimus Vivamus, dit motto gaven de ouders van Jeroen Krabbé aan hem mee toen hij in 1944 geboren werd: ‘Laat ons leven zolang we leven!’ Bijna 70 jaar later presenteert de schilder onder deze titel een serie van 14 schilderijen, waarbij kindertekeningen en foto’s uit die periode (1948-1957) de hoofdrol vervullen. Aan journalist Ko van Geemert vertelt hij hoe deze visuele autobiografie tot stand kwam.
Beelden uit mijn jeugd
Dum Vivimus Vivamus
Jeroen Krabbé