Tussen vrijheid en verantwoordelijkheid

Page 1


Woord vooraf De 5e Montessorischool Watergraafsmeer (5MW) is een school met historie. Al 75 jaar trekt de school ouders die bewust voor deze school kiezen. Wat maakt nu dat de school al zo lange tijd als goed en degelijk bekendstaat bij ouders en kinderen? Normaal gesproken zijn wij niet zo bezig met onszelf en ons verleden. Ons 75-jarig bestaan is een goede reden om daarvan af te wijken. Er is een aanleiding om in de geschiedenis van de school te duiken. We vroegen ons af of we de ziel van de school zouden kunnen blootleggen door oud-medewerkers, teamleden, en (ex-)leerlingen te interviewen. Dit boekje is het resultaat van deze onderzoekende gesprekken. Het biedt een kijkje in de historie van de school. Een historie die is bepaald door de mensen en kinderen die hier dagelijks met hart en ziel werken en werkten. De titel van dit boekje verwijst naar de balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid die opeenvolgende generaties Montessorileerkrachten wisten te bewaren. Die balans loopt als een rode draad door onze geschiedenis. We zijn niet stil blijven staan in de tijd. Dagelijks werken we aan het realiseren van eigentijds Montessori-onderwijs. Onze voorgangers inspireren ons om dit met volle overgave te blijven doen. Dit boekje is daarom opgedragen aan alle voorgaande generaties van leerkrachten en kinderen die er samen voor hebben gezorgd dat 5MW een school is gebleven die het beste in jezelf naar boven haalt en je voorbereidt op je verdere leven. Ik bedank alle mensen die met hun verhalen bijgedragen hebben aan het totstandkomen van dit boekje. Benjamin van Vliet is er in geslaagd om al die losse verhalen tot een lopend geheel te smelten. Marit van der Meer heeft als vormgever met veel liefde, expertise en een bescheiden budget het uiterlijk van dit boekje bepaald. Ik bedank tot slot onze sponsors die met hun financiĂŤle bijdragen deze uitgave mogelijk maakten. herfst 2008 Bernard Jacobs directeur



Ik was altijd nieuwsgierig naar de geschiedenis van de school, dus ik heb veel rondgevraagd en -geneusd. Ik kwam erachter dat het een Duits hotel was geweest tijdens de oorlog en dat er een paardenstal zat in de kleuterschool. Ik ben in de school gaan zoeken naar resten uit die tijd en heb het een en ander gevonden: veldpost, Duitse sigaretten, dat soort dingen. Mijn leerlingen zijn toen ook gaan zoeken en verzamelen. Op een gegeven moment hadden we alles wat we gevonden hadden in een zak bij elkaar. De toenmalige conciërge heeft dat helaas in een moment van opruim­woede – ‘al die oude zooi, wat moeten we ermee’ – zo hup, allemaal weggegooid. En zo is er niks meer van overgebleven. Een rechtlijnig beleid In 1946 kwam de school onder leiding van Ans Heijenk. Jaren­lang was zij directeur geweest van de 7e Montessorischool in West, maar omdat zij in de Indische buurt woonde en het openbaar vervoer in die tijd nog weinig ontwikkeld was, werd ze overgeplaatst naar een makkelijker te bereiken locatie. Heijenk was een Montessoriaan van het eerste uur. Ze had haar opleiding begin jaren ‘30 nog in Barcelona bij Montessori zelf gevolgd, vlak voordat deze zich in Amsterdam vestigde. Eén van haar medestudenten was de latere docent van Anne Frank, Riek Kuperus (toen nog De Rooij.) Heijenk was een ware volgeling, die onvoorwaardelijk geloofde in het Montessorisysteem. De pedagogiek was voor haar een volmaakt afgerond systeem, dat naar de letter gevolgd diende te worden. Haar levenswijze vertoonde opvallende overeenkomsten met die van haar leermeester. Ze bleef, net als Montessori, heel haar leven ongetrouwd en woonde bij haar vader,

10



Het onderwijs dat gegeven werd, was rechtlijnig Montessoriaans. Dat was al zo sinds de beginjaren en Heijenk zag het als haar taak om ervoor te zorgen dat het zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke ideeën van Montessori bleef. Dit betekende een grote vrijheid voor de leerlingen om zelf aan de slag te gaan met het door Montessori bedachte lesmateriaal. Dat materiaal was uitnodigend genoeg voor de kinderen om zich op eigen kracht te ontwikkelen. Na een lesje of ‘aanbieding’ door de leerkracht werkten de leerlingen nagenoeg zonder verdere sturing van de leerkracht door. Zo was er voor grammatica een systeem waarbij je met kleuren en symbolen de zinsdelen en functies van woordsoorten moest aangeven. Het werkje voelde hierdoor haast aan als spelen en zo leerde de leerling de taalles als het ware zonder er erg in te hebben. Klassikale lessen waren er weinig. Het vertrouwen in de zelfstandigheid van de kinderen was groot. Inhoudelijke vakken als aardrijkskunde en geschiedenis bestonden eruit de kinderen een boek te geven met vragen, waarna ze zelf de antwoorden moesten opzoeken. Men ging er vanuit dat kinderen nieuwsgierig en leergierig genoeg waren om het zelf uit te zoeken, zonder sturing van bovenaf. In de gang bij de ingang prijkte het Montessori-motto: Leer mij het zelf te doen. Dit leverde zelfstandige kinderen op, die leerden om niet af te wachten tot de informatie werd aangedragen, maar in plaats daarvan zelf op onderzoek te gaan. Mieke van Cleef was leerling op de 5e Montessorischool van 1953 tot 1961. Zij ervoer de school als een waar paradijs, maar kwam er op de middelbare school achter hoeveel ze er geleerd had:

Toen ik op de middelbare school kwam, had ik het idee dat ik niets wist. Maar dat maakte niet uit, want wat ik wél geleerd had, was om zelf iets uit te zoeken. We moesten op een gegeven moment een werkstuk maken en ik kreeg daarvoor als enige in de klas een 10. Iedereen was verontwaardigd, want in de les lette ik nooit op… Ik zat alleen maar te kletsen. Maar ongemerkt had ik op de 5e Montessori-

14



maakte als bij een andere vorm van onderwijs. Wij vonden dat heel normaal. Op een gegeven moment gooiden de geluidsman en de cameraman met de kralenkubussen naar elkaar. Toen keek één van de kinderen hen eens streng aan en zei: ‘Dat doen wij hier niet!’ Heijenks doortastendheid was in deze periode niet evident: haar idee van het natuurgetrouwe Montessori-onderwijs werd in de loop van haar directeurschap van diverse kanten aangevallen. Ondermeer door de Wet op het Kleuteronderwijs uit 1956 die voorschreef dat kinderen vanaf dat moment hun voorbereidend onderwijs zouden volgen van hun vierde tot en met hun zesde levensjaar. Tot daarvoor, en zo schreef Montessori het ook voor, was dat vanaf het derde tot en met het zesde jaar. Dit maakte dat het programma dat Montessori vanaf het derde jaar be­dacht had, nu pas een jaar later begonnen kon worden. Leerlingen hadden daardoor bij verschijnen op de lagere school niet langer de volledige voorgeschreven ontwikkeling doorgemaakt. Dit was één van de redenen waarom Montessori’s kleinzoon, Mario Montessori, wiens kinderen in de jaren ’50 in Amsterdam op school zaten, besloot dat het Amsterdams Montessori­ onderwijs naar zijn mening niet was wat zijn grootmoeder in gedachten had. Hij richtte daarom de Stichting Montessori Centrum (SMC) op, die de kwaliteit van het Nederlandse Montessori-onderwijs moest waarborgen en verbeteren. In Amsterdam leidde dat tot conflicten, omdat Amsterdam al die tijd zijn eigen Montessori-opleiding had gehad, waar de SMC zich nu mee ging bemoeien. De kweekscholen hadden echter zoveel ervaring en eigen ideeën opgedaan dat ze dat niet zomaar toelieten. Eén en ander leidde ertoe dat het personeel dat Heijenk in het laatste decennium van haar directeurschap in haar school kreeg een wezenlijk andere Montessori-opleiding had gekregen dan zij en veel vrijere ideeën had opgedaan. Het moet een bittere pil voor haar geweest zijn om te moeten toezien hoe het Montessori-onderwijs verder evolueerde, voorbij de door haar geëerde uitgangspunten van Maria Montessori.

18




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.