navnews september - oktober 2017 - nr 89
IN DIT NUMMER BILLBOARD WARMTEPOMPEN
tweemaandelijks tijdschrift (verschijnt niet in juli & augustus)
V.U.: Kris Baetens, St.-Clarastraat 48, 8000 Brugge - Afgiftekantoor Gent x - erkenningsnummer P802033 Retouradres: St.-Clarastraat 48, 8000 Brugge - T 050 47 46 67 - F 050 47 46 79
© Studio Dann
Naar een nieuwe ruimtelijke ordening? 08 In gesprek met Gerda Vollens, Stijn Oosterlynck, Lode Waes, Bart Somers en Stijn De Vleeschouwer
PROJECT IN DE KIJKER Bogerse Velden, Lier Winnend wedstrijdontwerp Mijn Huis Mijn Jonge Architect 2011 Architectuur: net architectuur Fotografie: Annick Vernimmen Photography
02 editoriaal
Architectenwereld vraagt overheid om steun in behoud Duitse ereloonbarema’s
© Bart Lasuy
De 10 belangrijkste organisaties binnen de Belgische architectenwereld hebben de bevoegde ministers Peeters en Ducarme in een gemeenschappelijk brief opgeroepen om tussen te komen bij het Europese Hof van Justitie. Dat spreekt zich binnenkort uit in de zaak rond de Duitse ereloonbarema’s.
Ruimtelijk beleid: een beetje duidelijkheid en rechtlijnigheid a.u.b. De betonstop – excusez le mot, maar zo weten we tenminste meteen waarover het gaat – blijft voor verwarring zorgen. Drie bedenkingen daarbij. Een: het staat buiten kijf dat er nood is aan een ander ruimtelijk beleid. Twee: de logge tanker van dat beleid van koers doen veranderen, is een titanenopgave. Drie: net daarom dringt een weloverwogen, rechtlijnige en voor iedereen duidelijke aanpak zich op. Zoals u al voelde aankomen, wringt net bij dat derde punt het schoentje. Neem nu de rondzendbrief RO 2017/01 ‘Een gedifferentieerd ruimtelijk transformatiebeleid in de bebouwde en de onbebouwde gebieden’. Voor zonevreemde woningen creëert deze rondzendbrief vooral onduidelijkheid. Tot onze verbazing lezen we bijvoorbeeld dat, zelfs indien voldaan is aan de decretale of reglementaire toepassingsvoorwaarden voor de basisrechten voor zonevreemde constructies of voor de mogelijkheden inzake zonevreemde functiewijzigingen, de eigenaar toch geen recht kan claimen op een vergunning. Eerst moet de ambtenaar namelijk de mogelijkheid om een afwijking op de bestemmingsvoorschriften toe te kennen, afwegen tegen de door de ruimtelijke ordening gediende belangen. Die wollige omschrijving lijkt ons niet meteen een harde garantie voor een objectieve, van elke willekeur gezuiverde behandeling. Dat eigenaars als reactie massaal zullen kiezen voor vergunningsvrije of als dusdanig geïnterpreteerde verbouwingswerken, kunnen we ook zonder kristallen bol nu al voorspellen. Exit de architect, de epb-verslaggever en de andere experts in dit verhaal. Of het resultaat van die werken dan zal passen in de ambitieuze Vlaamse renovatiedoelstellingen, is een knoert van een retorische vraag. De situatie is des te nijpender doordat het aantal landbouwbedrijven stelselmatig afneemt. De vraag is wat er met al die gebouwen in de toekomst zal gebeuren. Uiteindelijk zal die hete aardappel op het bord van de lokale ambtenaren belanden en krijgen die een zware verantwoordelijk op hun schouders geladen. Of zij massaal hun fiat zullen geven voor een functiewijziging van bedrijfswoning naar zonevreemde woning op basis van door de ruimtelijke ordening gediende belangen, valt dan ook sterk te betwijfelen. De indruk rijst dat dit in eerste instantie een manier is om eigenaars uit hun zonevreemde woningen te roken zonder enig uitzicht op vergoeding. Daarbij wordt de goede ruimtelijke ordening schaamteloos als schaamlap gebruikt. Foei! Kati Lamens Nationaal Voorzitter Netwerk Architecten Vlaanderen
Partners NAV 2017
@NAVarchitecten www.nav.be/opinie
Een gunstige uitspraak zou de komst van Belgische ereloonbarema’s voor architectenprestaties wind in de zeilen kunnen geven. Een ongunstige uitspraak zou deze komst dan weer kunnen kelderen. Het gezamenlijk initiatief kwam tot stand na een aantal overlegvergaderingen met alle actoren uit de architectensector. Naast Netwerk Architecten Vlaanderen werd de brief ook ondertekend door de Orde van Architecten en FAB, BVA, AriB, UWA en G30 alsook door verzekeraar AR-CO. Landen zoals Frankrijk en Duitsland beschikken reeds over erkende referentiesystemen voor de berekening van de erelonen van architecten, voornamelijk in de sector van de overheidsopdrachten. Het Duitse HOAI-barema (Honorarordnung für Architekten und Ingenieure), dat fungeert als voorbeeld voor de uitwerking van een Belgisch model, is gebaseerd op wetenschappelijke analyses en heeft zijn nut en doeltreffendheid al ruimschoots bewezen. Veel instanties, onder meer de Architectenraad van Europa (33 landen) ondersteunen de HOAI al jaren en bevelen de invoering van soortgelijke systemen aan in andere landen die ze nog niet hebben.
Verkiezingen Orde van Architecten op 26 oktober Onlangs ontving u een stembrief voor de verkiezingen bij de Orde van Architecten. Als beroepsvereniging vinden we deze verkiezingen bijzonder belangrijk, zowel voor u als architect als voor het beroep en de werking van de Orde.
Het HOAI-barema kwam echter onder vuur te liggen van de Europese Commissie. Volgens de Commissie zou ze een inbreuk vormen op de mededingingsregels van de Europese Unie (Richtlijn 2006/123/EG). Binnenkort spreekt het Europees Hof van Justitie zich over de zaak uit. Met hun gemeenschappelijke brief roepen de Belgische architecten de Belgische federale overheid nu op om dringend tussen te komen bij het Hof van Justitie (sinds 2016 kunnen lidstaten en instellingen van de Europese Unie tussenkomen in een voor het Hof van Justitie aanhangig gemaakt rechtsgeding). In 2015 voerde de KU Leuven in opdracht van de Orde van Architecten een grootschalig onderzoek naar het aantal werkuren dat architecten spenderen aan een bouwproject. Voornaamste conclusie was dat de workload van een architect gemiddeld een stuk hoger ligt dan algemeen wordt aangenomen. Consumenten worden te vaak verleid door onrealistisch lage prijzen. Een barema met een duidelijk omschreven taakstelling zorgt ervoor dat bouwheren op een correcte en transparante manier erelonen met elkaar kunnen vergelijken.
enkelvoudig of op maximaal drie kandidaten. Immers, uw stem wordt gedeeld door het aantal stemmen dat u hebt uitgebracht. M.a.w. wanneer u bv. voor drie (of meer) kandidaten op dezelfde lijst stemt, dan krijgt elk kandidaat 1/3 (of minder) stem. Het spreekt voor zich dat u de kandidaat van uw voorkeur beter steunt wanneer u enkel voor hem of haar een stem uitbrengt. NAV wenst de nieuwe ploeg alvast alle succes en kijkt uit naar vruchtbare samenwerking.
NAV heeft immers een duidelijke visie op de Orde: ze moet moderniseren, professionaliseren en kostenefficiënt gaan werken, zodat de bijdragen naar beneden kunnen en enkel besteed worden aan de wettelijke taak die de Orde heeft. U leest er alles over op www.wijwilleneenbetereorde.be. Voor een maximaal rendement stemt u het beste
Hoofdredacteur: Pieter De Groote, pdg@nav.be Administratieve zetel: Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 212 26 99, fax 02 400 71 72 Retouradres: Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 474 667, fax. 050 474 679 Lay-out: FCOmedia, Marieke Veys Druk: Drukkerij Pattyn - Afgiftekantoor Gent x, erkenningsnummer P802033 NAV en zijn auteurs kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor de inhoud van de teksten, de interpretatie ervan, of eventuele onjuiste gegevens. Wet- en regelgeving veranderen snel. De mogelijkheid bestaat dat tekst-elementen al door nieuwe wetgeving of besluiten achterhaald zijn. We excuseren ons hiervoor.
actua 03
25.000 bezoekers voor Mijn Huis Mijn Architect Toekomstige bouwers en verbouwers zijn er afgelopen weekend weer massaal op uit getrokken voor de 18de editie van Mijn Huis Mijn Architect, een initiatief van de Orde van Architecten - Vlaamse Raad. Het openhuizenweekend bracht 25.000 bezoekers op de been.
BC architects en TETRA architecten delen hoofdprijs Holcim Awards t.w.v. 150.000 dollar In Marseille zijn eind september de winnaars van de LafargeHolcim Awards bekendgemaakt. Twee Brusselse bureaus wonnen ex aequo het goud voor deze Europese competitie. Ze stoten bovendien door naar de internationale competitie.
Van stadsplanning tot technische innovatie Het begrip duurzaamheid heeft zich radicaal ontwikkeld, legt Marc Angélil uit, professor in de architectuur en lid van het bestuur van de LafargeHolcim Foundation: “Duurzaamheid betekende vroeger dat je een project aankleedde met enkele duurzame componenten, – bijvoorbeeld zonnepanelen. Vandaag de dag wordt duurzaamheid op een veel uitgebreidere manier opgevat; duurzame constructie is veel systematischer en gedetailleerder geworden.” Gekozen uit 792 projecten Het spectrum van de 792 geldige projecten uit het Europese gebied is even breed, van stadsontwerp tot technische vernieuwing. Uiteindelijk heeft de deskundige jury, voorgezeten door Harry Gugger, professor in de architectuur aan de EPFL in Lausanne (Zwitserland), besloten twee inzendingen te belonen met een gedeelde eerste plaats. Zij illustreren een nieuw tijdperk in duurzame constructie omdat ze niet worden gekarakteriseerd door losstaande maatregelen maar door holistische concepten die technische, sociale, economische en ecologische aspecten integreren op een afgewogen manier. Beide projecten zijn gelegen in een Brussels stadsdeel waarvoor een stedelijk masterplan is ontwikkeld, het Kanaal van Willebroek. Dit masterplan ondersteunt het behoud van de diversiteit in het gebruik van land binnen het industriegebied en streeft daarmee na Brussel te behouden als een afwisselende en levendige stad. Als het centrum van een dynamisch Europa is dit een bijzonder passende doelstelling voor de Belgische hoofdstad.
i
www.mijnhuismijnarchitect.com
Gold ex aequo: TETRA architecten - slim afvalbeheer Met hun project willen TETRA architecten in Brussel de behoeften van een afvalbeheerbedrijf integreren binnen het snel ontwikkelende kanaaldistrict. Binnen de (infra-)structuur is ruimte beschikbaar gemaakt voor openbaar gebruik zoals groene zones. Het zorgvuldig uitgebalanceerde gebouw maakt toekomstige transformaties mogelijk en laat ontwikkelingsopties open – een bijzonder slimme interpretatie van het begrip “duurzaamheid.”
© NAV
Over de Holcim Awards De LafargeHolcim Awards gaat over meer dan alleen maar fraaie gebouwen. Ze staan wereldwijd bekend als de belangrijkste competitie voor duurzame vormgeving. De criteria van de competitie van 2 miljoen dollar zijn even uitdagend als het doel van duurzaamheid zelf. De competitie is voor projecten in een ver gevorderd stadium van ontwerp, niet voor voltooide projecten.
Inspiratieboek Wie de kans heeft gemist om de deelnemende woningen te bezoeken, kan altijd nog terecht op de website of bij de betere krantenwinkel of de Standaard Boekhandel waar het inspiratieboek met alle projecten en tal van tips te koop is voor 7,50 euro.
NAV verwelkomt 3.000ste lid Auteurs: TETRA architecten - Ana Castillo - Lieven De Groote - Jan Terwecoren - Annekatrien Verdickt
NAV heeft met haar ledenaantal opnieuw een kaap gerond. Architect Ann Van Vaerenbergh uit Waregem was de gelukkige die als 3.000ste lid door NAV-voorzitter Kati Lamens in de bloemetjes werd gezet. Nooit eerder telde NAV zoveel leden. NAV bevestigt daarmee haar rol als grootste en meest representatieve beroepsvereniging voor architecten in Vlaanderen. Van 2012 tot nu groeide het ledenaantal van 2.750 verder aan tot meer dan 3.000 leden.
Gold ex aequo: BC architects - MixCity Integratie van een betonfabriek Het project van het team van BC Architects in Brussel voorziet de gepaste passende maatregelen om een bestaande betoninstallatie te integreren in de groeiende stedelijke context, en daarmee het verlies van een belangrijk deel van de industriële basis van de stad te voorkomen. Ook hierbij is doorlaatbaarheid een centraal aspect.
© Evi Polak
LafargeHolcim Gold ging naar twee projecten in Brussel die uitblinken op vlak van multifunctionaliteit. Beide projecten zijn gevestigd rond het Willebroekkanaal, waar een stedelijk masterplan is ontwikkeld dat Brussel blijvend op de kaart moet zetten als diverse en levendige stad. De gelauwerde projecten bewijzen dat duurzaamheid niet langer een kwestie is van ad hoc-maatregelen, maar het resultaat van een doordachte, systematische aanpak.
Onder het hoofdthema ‘Creatief met ruimte’ werd dit jaar de focus gelegd op Inbreiding en Uitbreiding. Twee begrippen die steeds belangrijker worden voor onze huidige en toekomstige manier van bouwen en wonen. Inbreiding is het verdichten van de bestaande dorps- of stadskern door het toelaten van bijkomende woonentiteiten op invulplekken binnen de reeds bebouwde
omgeving. Projecten die comfortabel, kwaliteitsvol en duurzaam wonen in een stedelijke context mogelijk maken, werden extra in de kijker gezet. Uitbreiding is het creëren van bijkomende woonvolumes door de bouwdiepte te optimaliseren of door de hoogte in te gaan, denk maar aan een extra bouwlaag. Praktijkvoorbeelden hiervan kon je ontdekken tijdens deze editie van Mijn Huis Mijn Architect.
Auteurs: BC architects & studies - Wes Degreef - Ken De Cooman - Nicolas Coeckelberghs - Laurens Bekemans - Jasper Poesen. (Pieter De Groote)
i
www.lafargeholcim-foundation.org
NAV Belangenbehartiging NAV-directeur Kris Baetens verzorgt de belangenbehartiging voor architecten in naam van meer dan 3.000 leden. Wilt u iets melden? Aarzel dan niet contact te nemen: tel. 02 212 26 99 of info@nav.be
© Bart Lasuy
04 interview
“De rand: dáár gaat het nu om.” 01
Luc Wallaeys – OMGEVING. Sinds juni is ontwerpbureau OMGEVING de trotse eigenaar van een Jo Crepain Prijs voor Innovatief Architectenbureau. Tussen de andere kleppers op de shortlist vielen ze op door hun organisatiestructuur: een coöperatieve vennootschap waar bijna de helft van de werknemers aandelen heeft. De jury loofde daarnaast ook hun maatschappelijke engagement in dossiers die het vakgebied overstijgen, niet in het minst in het Ringlandproject.
Wat de jury níet in haar verslag vermeldde was de doordachte communicatiestrategie van het bureau. Die viel al op tijdens het jurybezoek. Na een gesprek rond de tafel kregen we een rondleiding. Maar anders dan bij de andere genomineerden maakte OMGEVING er een parcours van met stops bij verschillende medewerkers die een project toelichtten en zo bureaubreed het portfolio én de werkwijze aanschouwelijk maakten. Beredeneerd of niet, overtuigend was het zeker. OMGEVING profileert zich dan ook opvallend actief in het vakgebied. Zo verscheen hun onderzoek ‘Over de Rand’ in boekvorm en als expo in het STAM in Gent. De communicatie speelt ook intern een belangrijke rol: de structuur van de coöperatieve zorgt voor transparantie over de beslissingen en de gekozen koers. Tot slot communiceren ze tijdens het ontwerp- en bouwproces niet enkel met bouwheren of overheden maar ook via een participatief traject met toekomstige gebruikers of bewoners. Enkele maanden na ons bezoek met de jury, schuiven we opnieuw aan de tafel in het recent vernieuwde Antwerpse kantoor. Deze keer staat enkel Luc Wallays ons te woord. Hij is afgevaardigd bestuurder van de coöperatieve vennootschap, een structuur die 20 jaar geleden het levenslicht zag. OMGEVING, dat zelf al bestaat sinds 1974, telt ondertussen 60 medewerkers. De link met mobiliteit is voor OMGEVING niet beperkt tot Ringland. Het bureau voert daarnaast ook onderzoek naar nieuwe tramlijnen in stedelijke gebieden, werkt aan verschillende bovenlokale projecten voor fietssnelwegen- en netwerken en dankzij OMGEVING verscheen er de laatste jaren opmerkelijke architectuur langs de autosnelwegen. Zij ontwierpen een aantal snelwegparkings, zoals die in Nazareth langs de E17 en ook de servicegebouwtjes van de iets verderop gelegen vrachtwagenparkings in Kruishoutem. Bovendien
adviseerden ze de Vlaamse overheid om bij het toewijzen van de nieuwe concessies voor snelwegparkings niet alleen het financiële bod maar ook de kwaliteit van het ontwerp in rekenschap te nemen. Het vlot laveren tussen de verschillende schalen van architectuur tot stedenbouw typeert OMGEVING. Luc Wallays: “We zijn een atypisch architectenkantoor, en zien onszelf eerder als een ontwerpbureau. Architectuur is één van onze drie werkvelden, daarnaast ontwerpen we ook publieke ruimte en werken we aan stedenbouwkundige projecten. Ruimtelijke planning is een beleidsvoorbereidende job, waarbij er ruim voor er architectuur gerealiseerd wordt, vooruit wordt gekeken – al snel zo’n 10 à 15 jaar. Waar architec-
tuur een korte omloop heeft van 3 tot 5 jaar zijn we in onze andere processen 15 tot 20 jaar aan het vooruitlopen. Dat is een heel andere dimensie van nadenken en het is boeiend om dit onder één dak te hebben, zodat onze architecten daar ook mee worden besmet. Inzien hoe dat ruimtelijk beleid wordt vertaald in een opdracht die ze uiteindelijk voor hun neus hebben liggen, noopt tot een andere manier van kijken, een ander verantwoordelijkheidsgevoel. Bij een ontwerp vragen we ons af of dit wel past in dat groter verhaal, en indien niet, of we het dat dan wel moeten doen. We hadden boven net nog een discussie over een verkaveling en vroegen ons af of we die verkaveling niet ter discussie moeten stellen. De invulling van de verkaveling moet gebeuren op basis van een BPA van de jaren 80, maar vandaag zijn we
02
2017. In hoeverre zijn de uitgangspunten van toen niet achterhaald? De verkaveling was helemaal autogericht: gaan we daar nog in mee, met twee auto’s achter elkaar op de oprit?”
Moeten we op de verkaveling inzetten? In jullie tentoonstelling en boek ‘Over De Rand’ werd er ook al op gezinspeeld. Luc Wallays: “Ik ben ervan overtuigd dat we de komende 10, 15 jaar het herdenken van verkavelingen en woningen in het algemeen een gigantische evolutie zal kennen. Te meer omdat alle regelgeving rond duurzaamheid ook de prijs zal bepalen: slecht geïsoleerde woningen zullen minder waard worden, wat de mensen zal aanzetten om hun woningen snel of tegen een lagere prijs te verkopen. Aan de andere kant zullen de oudere eigenaars van grotere villa’s hun eigendom moeilijker verkocht krijgen. Moeten we dan herverkavelen? Dat zou een omgekeerde beweging zijn en een suburbanisatiegolf aanmoedigen. Door van een perceel van 1.000m2 vier loten van 250m2 te maken, krijg je in plaats van een betonstop nog een betongolf. Misschien is er wel een mogelijkheid om cohousingprojecten op zulke sites te gaan organiseren, zodat er een paar gezinnen op een alternatieve manier kunnen wonen en werken, en met zijn allen autodelen zodat de mobili-
interview
05
teitsimpact naar beneden gaat. Dat zijn creatieve oplossingen die zich de komende jaren zullen aanbieden. Je ziet er nu al de eerste tekenen van. We krijgen vaak de vraag van gemeentes voor verkavelingen in woonuitbreidingsgebieden aan de rand van het dorp. Die vraag is nog wel verantwoord, want op die plekken kunnen we de rand afmaken. Ze vragen ons een verkavelingsplan, maar liever maken we een beeldkwaliteitsplan. Daarin stellen we de vraag wat de rand van het dorp is en hoe het dorp en het landschap in elkaar kunnen grijpen. Men heeft de keuze: de verlinting helemaal vol zetten of de laatste open percelen die er zijn gebruiken om een interessante overgang tussen landschap en dorp te maken. Je ziet dat er een grote klik ontstaat bij gemeentes en grote grondeigenaren die beginnen te beseffen dat er teveel van hetzelfde is. De meeste wijken uit de jaren ‘70, ‘80 of ‘90 hebben geen identiteit en kunnen overal staan. De enige plekken die nog waarde zullen hebben, zijn de plekken en verkavelingen die een sterke identiteit, een sterke verbondenheid met het landschap of met een authentieke kern hebben. De rand: dáár gaat het nu om. Sluit je ogen niet voor de banaliteit daarvan. Je moet er maar eens een kijkje nemen. Echte armoede zit daar: in – visuele – kwaliteit, maar ook in energie-armoede. Die mensen worden drie of vier keer gestraft: ze hebben een woning gekocht die slecht bereikbaar en slecht geïsoleerd is én ze zitten in een soms heel banale ruimtelijke context. Het opwaarderen van de rand is maatwerk, plek voor plek, misschien zelfs huis voor huis. Dat is een taak voor de komende 10, 15 jaar. Dat vergt natuurlijk een ander soort businessplan voor de ontwikkelaars die normaliter op grote lappen werken.”
Dat zijn kleine ingrepen. Ringland is van een heel andere grootte-orde. Luc Wallays: “De vzw Ringland heeft ons gevraagd. Peter Vermeulen is de vader van het idee. Hij stapte naar ons toe met de vraag om het mobiliteitsconcept vorm te geven. Wij onderscheiden ons van klassieke wegenisontwerpers doordat we niet gewoon de regels toepassen, maar deze kneden in functie van een beeld. Er werd
03
verondersteld dat de grote knooppunten van de ring met de E17 wel zo moesten blijven, terwijl wij dachten dat het net fantastisch zou zijn als we die plekken, die zo’n ruimtelijke impact hebben, ook kwijt zouden zijn. De doorgaande infrastructuur komt volledig ondergronds en de stedelijke infrastructuur komt erbovenop. Dat vertaalt perfect onze ambitie. Het is een positieve boodschap: geloof in een maatschappij die maakbaar is, waar mensen niet lijdzaam ondergaan. Onderzoek van verkeersbureau Vectris heeft aangetoond dat mensen die in de stad wonen maar voor 50% de auto nemen. Buiten de stad stijgt dat naar 80%. Zorg er dus voor dat mensen in de stad kunnen wonen met een kwaliteit die ze buiten de stad gaan opzoeken: open ruimte, groen, recreatiemogelijkheden, een gevoel van veiligheid, een gevoel van levenskwaliteit die blijkbaar niet met de stad geassocieerd wordt, of niet in die mate. Als je goede alternatieven biedt, zal je zien dat de mensen ertoe bereid zijn om naar de stad te verhuizen, zeker met een vergrijzende bevolking. Als we nu eens de ring omvormen tot een soort Central Park, want de ring ligt niet buiten de stad maar snijdt er doorheen. Heel veel woongebieden errond zijn nooit tot wasdom gekomen wegens het geluid en de vervuiling. Als alle factoren veranderen, dan kan het ineens wel. Het leven begon tot nu weg van de ring, maar vanaf nu
zouden ze ríchting de ring beginnen te bouwen, ríchting het ringpark. Dat is een enorme kans. We hebben bovenop Berchem station een nieuwe wijk voorgesteld. Met zo’n wijk bovenop een knooppunt van openbaar vervoer kan je de mobiliteitsbehoefte sturen naar alternatieven voor de auto. Dat is moderne stedenbouw. Dat is ook een maatschappelijke keuze. Op het eerste zicht kost dat misschien meer dan bouwen in de wijk, maar als je de secundaire kost meetelt die bouwen in de wijk met zich meebrengt, plots niet meer. In Nederland kennen ze het bouwen boven snelwegen al veel langer. Bij ons is de urgentie nu pas merkbaar. We adviseren ook de stad Gent. Ze ontdekken nu ook dat de E17 eigenlijk dwars door Gent gaat en dat het beter zou zijn dat die er niet zou zijn. Je voelt in alle steden het besef: mobiliteit mag er wel zijn, maar het monopolie op ruimte is niet meer te tolereren.”
Jullie zijn één van de vijf teams die elk werken op een deel van de ring, bij jullie “zone west” (Antwerpen Linkeroever, nvdr). Luc Wallays: “We zitten in een team met bureaus uit Kopenhagen en Rotterdam, niet toevallig ook havensteden, met eenzelfde problematiek en eenzelfde stedelijk ambitie als Antwerpen.
Er ligt nu anderhalf miljard euro op tafel voor een eerste overkapping. De grote vraag is nu waar er eerst zal worden ingegrepen. Er zijn allerlei insteken mogelijk: beginnen op de plek waar je zo makkelijk en snel mogelijk resultaat hebt, of daar waar mensen die errond wonen het meest nodig hebben. Er is voor alle segmenten wel een reden om te er te beginnen, dus is er nu een onderzoek naar urgentiebepaling. Wij, als Ringland, hebben ook nog een gedachtewisseling met de huidige intendant omdat we vinden dat je de verkeerssituatie niet mag laten zoals ze is, ook al leg je er een kap over. We denken dat je het verkeersprobleem eerst moet oplossen en moderniseren, met de overkapping als de ultieme bekroning ervan. Het maakt alles nog complexer, want verkeer kan je niet segment per segment aanpakken. Maar een aanpassing van het verkeerssysteem heeft repercussies voor de hele ring en zelfs heel Europa. De fasering is de grote opdracht. We zijn ook heel realistisch geweest in ons voorstel voor Ringland. We hadden meer capaciteit op de ring voorzien dan strikt noodzakelijk was. We willen niet verweten worden een oplossing te maken die tegen mobiliteit zou zijn. We zijn helemaal niet tegen mobiliteit, wel tegen de monofunctionaliteit die mobiliteit opeist.”
01. Rechtstaand: Marc Van Hove (links), Luc Wallays (rechts). 02. Ringland, i.s.m. Stramien. Luchtbeeld: studie rond Sportpaleis. 03. Links: dienstenzone, Kruishoutem. Rechts: tankstation, Nazareth. 04. ‘Over De Rand’, tentoonstelling STAM Gent, 2016.
Arnaud Tandt Ingenieur-Architect Arnaud Tandt is freelance redacteur van NAV. 04
instagram.com/ arnaudtandt
06 specialist
DBFM, bouwteam en BIM: deontologische, wettelijke en contractuele wolfijzers en schietgeweren In de bouwsector wordt steeds vaker afgestapt van het klassieke design-bid-buildmodel waarbij de bouwheer enerzijds een of meer (ontwerp)overeenkomsten sluit met een architect, ingenieurs en studiebureaus en anderzijds een of meer (bouw)overeenkomsten met de aannemers. Nieuwe samenwerkingsvormen zoals DBFM(O) en bouwteams doen de vraag rijzen naar de rol die de architect daarin wettelijk en deontologisch mag spelen. Meer bepaald rijst de vraag of dergelijke samenwerkingsvormen wel sporen met de wettelijke en deontologische onverenigbaarheid tussen het beroep van aannemer en architect. Een ander fenomeen dat daarbij aansluit, is het gebruik van digitale modellen en platformen.
Welke samenwerkings-overeenkomst? Uit de rechtspraak van de Raad van State blijkt alvast dat enige omzichtigheid geboden is met design & buildopdrachten. Elke vorm van samenwerking waarbij een architect de onderaannemer is van de aannemer of omgekeerd, alsook elke contractvorm waarbij de architect en de aannemer zich hoofdelijk verbinden ten aanzien van de bouwheer, zijn in elk geval absoluut verboden. De architect mag evenmin in dienstverband van de aannemer werken. Ook de gezamenlijke oprichting van een vennootschap (“SPV” of “special purposes vehicle”) die zich dan vervolgens verbindt tot een design & buildopdracht, is in geen geval toegelaten. Niettemin wordt een design & buildopdracht toch mogelijk geacht mits de architect en de aannemer zich niet hoofdelijk verbinden ten aanzien van de bouwheer, geen SPV oprichten en de architect in alle onafhankelijkheid zijn rol van openbaar belang kan vervullen. Daartoe moet de nodige aandacht worden besteed aan de contractuele uitwerking van de samenwerking tussen aannemer en architect. In de eerste plaats moet de samenwerkingsovereenkomst zich beperken tot één of meer speci-
fiek omschreven projecten. Een samenwerking van onbepaalde duur is uitgesloten. Bovendien moeten de architect en de aannemer zich elk verbinden tot hun eigen nauwkeurig en afzonderlijk omschreven geïndividualiseerde opdrachten. Zij mogen ook niet aansprakelijk zijn voor de uitvoering van elkaars verbintenissen. De architect en de aannemer moeten dus elk instaan voor hun eigen risico’s, aansprakelijkheden en onzekerheden verbonden aan hun eigen geïndividualiseerde opdracht. Tenslotte moet de architect worden belast met een volledige architectuuropdracht, waarbij de taken die behoren tot diens monopolie, uitsluitend mogen worden uitgevoerd door de architect. In een aanbeveling van de Conseil francophone en germanophone van de Orde van Architecten met betrekking tot overheidsopdrachten voor architectuurdiensten worden bovendien nog een aantal belangrijke aandachtspunten uiteengezet. In deze aanbeveling wordt onder meer benadrukt dat de architect voortdurend moet waken over de naleving van de regels ter bescherming van het openbaar belang. Dit is precies de bestaansreden van het monopolie van de architect en de verplichte bouwbijstand die de architect moet leveren. De architect moet er ook zorg voor dragen dat zijn onafhankelijkheid voortdurend effectief bewaard wordt. Dit vereist onder meer dat aan de architect voldoende middelen worden toegekend om zijn opdracht tot een goed einde te brengen met het behoud van zijn conceptuele en technische autonomie. Bovendien moet
de architectonische kwaliteit van het ontwerp naar behoren worden gevaloriseerd ten aanzien van de financiële criteria. Dit geldt in het bijzonder bij overheidsopdrachten. Tenslotte moet de architect er over waken dat alle taken binnen de architectenopdracht ook effectief door hem uitgevoerd worden tot en met de oplevering van de werken, zodat de architect kan toezien op de naleving van het architecturale ontwerp.
Al of niet geïntegreerd samenwerken? De figuur van het bouwteam hoeft niet noodzakelijk zo ver te gaan dat er een geïntegreerde samenwerking tussen architect en aannemer ontstaat. In zoverre onder een bouwteam wordt verstaan dat de architect en de aannemer samen met de bouwheer op gelijke voet samenwerken voor de realisatie van het project, waarbij elk van deze actoren op een gecoördineerde wijze zijn werkzaamheden verricht vanuit zijn eigen specifieke rol en daarnaast de andere actoren adviseert, lijkt er niet meteen sprake van een inbreuk op de onverenigbaarheid van het beroep van aannemer en architect, noch van het monopolie van de architect. Niettemin moet de architect er ook in bouwteam over waken de nodige onafhankelijkheid te bewaren. Ook het gebruik van digitale platformen of van een Bouw Informatie Model (BIM) staat in wezen los van de gekozen samenwerkingsvorm. BIM is immers een tool, waarbij er voor wordt gezorgd dat alle proces- en productinformatie van een project centraal wordt opgeslagen en door
alle bouwpartners voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt. Elke bouwactor kan uit het geïntegreerde model informatie halen en daar ook weer informatie aan toevoegen. Toch moet ook bij het gebruik van deze digitale tools steeds in concreto worden stilgestaan of hierdoor geen inbreuk wordt gepleegd op het monopolie van de architect of op de wettelijke onverenigbaarheid.
Belang van een goede overeenkomst Het is van groot belang dat de rol van de architect in voormelde contractuele, procesmatige en technologische ontwikkelingen in de bouwsector goed wordt afgelijnd, rekening houdend met het bestaande wettelijke en deontologische kader. Een inbreuk op het monopolie of de onverenigbaarheid aannemer/architect kan niet alleen leiden tot een deontologische sanctie, maar ook tot de nietigheid van de gesloten overeenkomsten. Een gebrekkige uitwerking van de samenwerking tussen architect en aannemer, of het ontbreken van de juiste contractuele omkadering van het gebruik van digitale tools kan ook leiden tot een verhoogde aansprakelijkheid van de architect. Een zorgvuldige redactie van de overeenkomsten is dus primordiaal. Het verdient de aanbeveling dat de architect zich daarbij laat bijstaan door een gespecialiseerde advocaat of jurist.
EUROMAF in samenwerking met Prof. Dr. Kristof Uytterhoeven, Advocaat Caluwaerts Uytterhoeven Advocaten en hoofddocent KULeuven
Dit artikel verschijnt in het kader van het project ‘Werken in bouwteam’, met de steun van VLAIO.
ARCHICAD 21 beschikbaar in België en Nederland In samenwerking met GRAPHISOFT® heeft KUBUS de nieuwste Nederlandstalige versie van ARCHICAD gelanceerd. Tegelijk wordt ook een nieuwe versie van de KUBUS KeyMember Editie uitgebracht. Dit laatste is een aanvullend pakket van bibliotheken, modules en werkmethodieken dat zich volledig op het gebruik in België en Nederland richt. Al ruim dertig jaar is openBIM een belangrijk onderdeel bij elke nieuwe versie van ARCHICAD. Versie 21 blijft hierin niet achter met de ondersteuning van meerdere classificatiesystemen (o.a. BIM basis ILS, Cobie of eigen bureaustandaarden),
vernieuwde IFC-importmogelijkheden en de introductie van Collision Detection. Deze bieden de basis voor een optimale samenwerking met verschillende disciplines. Het vernieuwde trap- en reling-gereedschap zet de toon in een nieuwe generatie van modelleertechnieken. De innovatieve ‘Predictive Design’ technologie rekent op de achtergrond duizenden ontwerp-opties door op basis van wat al gemodelleerd is en toont een grafische preview. Het reling-gereedschap plaatst met één klik leuningen aan weerszijden van een trap, maar kan ook gekoppeld worden aan andere constructies. Martijn Verbeek, partner bij MAD, heeft als betatester van de KeyMember Editie voor ARCHICAD 21 hiermee al kunnen werken. “Met de nieuwe mogelijkheden van de Zonestempel in
de KeyMember Editie kunnen we veel meer en slimmer data in zones gebruiken. Bovendien is het nu ook mogelijk om er globale begrotingsschedules mee te maken waardoor onze opdrachtgevers snel inzicht hebben in de kosten.” Met een nieuwe Add-on kan binnen enkele klikken een Programma van Eisen worden omgezet naar een 3D-ruimteplan. Zones worden automatisch gevuld met de belangrijkste ruimte-eisen zodat deze gedurende het ontwerpproces duidelijk in beeld blijven en gemonitord kunnen worden.
i
www.kubusinfo.be/archicad
NATURALLY FEELING GOOD... Panovista® Max De eerste doekzonwering voor glas-op-glas-hoekramen Het buitenzicht op het panorama blijft optimaal behouden: geen hinderlijke aluminium profielen of kabels. Kast en zijgeleiders kunnen onzichtbaar weggewerkt worden.
www.renson.be
NAV_news_277x190_0917.indd 1
1/09/17 14:05
Fabrikant vanvan gevelbekledingen en terrassen in hout Fabrikant gevelbekleding & terrassen
Fa b r i ca n t d e b a r d a g e s e t te r ra s s e s e n b o i s
Free Willy®- Vitra Belgium Houtsoort : Padoek
• Originele, unieke, architecturale producten
Woodface® - Callebaut Chocolate Academy Houtsoort : W.R. Ceder
• Grote keuze in houtsoorten en profielen • Sterke technische ondersteuning
Woodface® - The Original Houtsoort : W.R. Ceder behandeld met Sikkens Cetol zwart
Doorniksesteenweg 202 8580 Avelgem, België
Bezoek onze website
www.outdoorwoodconcepts.be
Tel.: +32 (0)56 64 40 42 info@outdoorwoodconcepts.be
© Studio Dann
08 rondetafel
Het nieuwe Vlaamse ruimtebeleid: kansen en uitdagingen
Netwerk Architecten Vlaanderen en de Orde van architecten – Vlaamse Raad brachten vijf betrokken partijen samen voor een discussie over het nieuwe Vlaamse beleid inzake ruimtelijke ordening.
De gesprekspartners zijn landschapsarchitect en stedenbouwkundige Stijn De Vleeschouwer van het Team Vlaams Bouwmeester; stadssocioloog Stijn Oosterlynck van de Universiteit Antwerpen; Mechels burgemeester en Vlaams parlementslid voor Open VLD Bart Somers; architecte Gerda Vollens van de Orde van Architecten; CEO van Vanhaerents Lode Waes. Hoe beoordelen zij de stelling dat een veel snellere omslag van het
Stijn Oosterlynck: “Het ruimtelijkordeningsbeleid kun je niet zomaar isoleren en aanpakken, het zit helemaal verweven in onze welvaartsstaat.”
ruimtelijk-ordeningsbeleid en een onmiddellijke bouwstop in de resterende open ruimte zich opdringen? Stijn De Vleeschouwer: “Als je de cijfers van de verharde en bebouwde ruimte ziet, kunnen we niet snel genoeg starten met die omslag indien we een kwaliteitsvolle ruimte en groen willen behouden. Maar die stap vergt een mentaliteitswijziging en dus tijd.” Lode Waes: “We moeten twee keer nadenken voor we compleet nieuwe gebieden in beslag nemen en zeker niet langer woonuitbreidingsgebieden in het groen of met overstromingsrisico volbouwen. Maar voor we iets verbieden, moeten we voldoende alternatieven creëren. Door de demografische evolutie komt er nood aan extra woningen en veranderen de behoeften en de vraag. In bepaalde regio’s kunnen we daar vandaag geen antwoord op bieden.” Bart Somers: “Tussen nu en 2030 zal Vlaanderen de grootste bevolkingsgroei kennen sinds het derde kwartaal van de 19e eeuw. Die aangroei moeten we concentreren in kernen. Maar om die omslag te realiseren, moeten we oplossingen aanreiken die geloofwaardig, haalbaar en betaalbaar zijn, en die rekening houden met de eigendomsrechten van grondbezitters.” Stijn Oosterlynck: “Ik snap het ongeduld van ruimtelijk planners en stedenbouwkundigen, maar het ruimtelijk-ordeningsbeleid kun je niet geïsoleerd aanpakken, het zit verweven in onze welvaartsstaat. Een ander ruimtelijk beleid vergt een ander welvaartsbeleid, een ander woonbeleid, een ander mobiliteitsbeleid. Bovendien moet je mensen leren hoe ze dichter bij elkaar kunnen wonen en omgaan met collectieve voorzieningen. Daar de nodige tijd voor nemen, is zinvol. Maar de Vlaamse overheid moet die tijd dan wel gebruiken om werk te maken van een ander woon- en mobiliteitsbeleid, en dat gebeurt nog veel te weinig.”
Gerda Vollens: “Ondanks het grote percentage huiseigenaars blijft er een grote vraag naar huurwoningen.” HOE REALISEREN WE DE OMSLAG? Bart Somers: “De overheid zou de stad als norm moeten nemen en een project lanceren dat een hele reeks beleidsdomeinen overspant. Maar in het Vlaams parlement zijn de vertegenwoordigers van de steden in de minderheid, zodat de randstedelijkheid het beleid bepaalt.” Stijn Oosterlynck: “Vlaanderen legt het beleid zoveel mogelijk in handen van de gemeenten, maar de meeste mensen wonen, werken en ontspannen zich in een bredere regio. Het beleid moet op die grotere regio worden afgestemd. Als je een kleine gemeente vertelt dat ze niet verder bouwgrond mag aansnijden en dat je de organisatie van bepaalde diensten op schaal van een regio of streek wil bekijken, zal de betrokken burgemeester zich daartegen verzetten. Intussen worden voorzieningen voor landelijke gemeen-
ten effectief al meer regionaal georganiseerd door beslissingen van de Vlaamse regering om schooltjes, bibliotheken en dergelijke af te schaffen. Het resultaat is dat steeds meer burgemeesters van kleinere gemeenten zich achtergesteld voelen.” Bart Somers: “Ik geloof niet in een onafhankelijk regionaal beslissingsorgaan, want daar zullen dezelfde verkozen mensen weer opduiken. Het heeft ook geen zin de burgers en burgemeesters te vertellen dat ze het blijkbaar niet begrepen hebben. We moeten hen een project aanbieden en tonen dat de omslag meerwaarde voor hen kan hebben. In plaats van verplichtingen op te leggen moeten we bondgenootschappen opzetten vanuit de vraag: welk voordeel hebben zij erbij? Je kan bijvoorbeeld een gemeente financieel belonen die, in plaats van meer bouwgrond en industriezone te creëren, vergroent en meer open ruimte maakt. Fusies van gemeenten kunnen dan weer een manier zijn om een heel dichte stad te creëren, omringd door een aangename groene omgeving.”
WELKE OBSTAKELS ZIJN ER? Lode Waes: “Wij doen al lang geen traditionele verkavelingen meer. Maar dan moet je wel de kans krijgen om functies te bundelen, bijvoorbeeld door een overheidsgebouw te combineren met een private ontwikkeling. Met een ondergrondse parking onder een crèche kan je bijvoorbeeld een wijk bovengronds parkeervrij maken en toch de parkeervraag van de wijkbewoners opvangen. Met die strategie kan je ook meer woonentiteiten creëren. Maar dikwijls komen we uit bij programma’s met slechts één functie. Het beleidskader is aan een revolutie toe.” Bart Somers: “Ook de procedure om ruimtelijk uitvoeringsplannen te maken, is te complex en tijdrovend. Als de realisatie van een project vijftien jaar aansleept, beantwoordt het niet langer aan de doelstellingen en noden van vandaag. Maar je kan het dan niet meer afblazen, want mensen hebben er geld in geïnvesteerd en posities ingenomen. Ook de manier waarop milieueffectenrapporten voor een gepland project worden gemaakt, is achterhaald, zeker wat de mobiliteit betreft. Gezien de filedruk zouden wij volgens de MER-rapporten helemaal niet meer mogen bou-
rondetafel 09
Bart Somers: “De manier waarop milieueffectenrapporten voor een gepland project worden gemaakt, is achterhaald, zeker wat de mobiliteit betreft.” wen in Mechelen. Intussen worden er wel nieuwe verkavelingen in Willebroek, Putte en Sint-Katelijne-Waver goedgekeurd.” Stijn De Vleeschouwer: “Regels spelen ook niet in op toekomstige evoluties. Vandaag moeten private ontwikkelaars door de parkeernorm dure ondergrondse parkings bouwen, die over vijftien jaar hoogstwaarschijnlijk leeg zullen staan. We zouden beter andere gewoonten aanmoedigen waarop de technologie kan inspelen. Parkeerverordeningen kunnen bijvoorbeeld via een afwijking minder parkeerplaatsen toelaten als er deelwagens of zelfrijdende wagens worden gebruikt, betere fietsvoorzieningen gefaciliteerd of laadpalen geplaatst.”
Bart Somers: “In de 19e eeuw bouwde men in steden openbare baden, vandaag is de tuin het collectieve goed bij uitstek. Collectiviteit biedt volop kansen. Het aantal gebruikers van deelwagens groeit in Mechelen jaarlijks met 30%. Dat willen we stimuleren, om tegelijkertijd het bezit van een tweede wagen te sanctioneren.” “Ook verdichting is een reële opportuniteit, op voorwaarde dat we het anders aanpakken. In plaats van een terrein volledig in te palmen kan je hoger bouwen dan voorzien, de auto’s onder de grond parkeren en een grote groene zone maken. Met de ontwikkelaar moet je daarvoor bekijken wat haalbaar is en hem toch nog een redelijk rendement oplevert. Je moet als overheid dan wel weten wat redelijk is en de ontwikkelaar moet werken met een open boekhouding. Een overheid die zelf niet over de nodige kennis beschikt, kan dat alles laten controleren door een extern consultant. Nog een andere techniek is dat je het aantal toegelaten verdiepingen op een bepaalde site aanzienlijk verhoogt, en dat de ontwikkelaar in ruil voor die meerwaarde elders een terrein koopt en dat afstaat aan de stad.” Lode Waes: “Wij willen zeker met een open boekhouding werken en dat laten controleren door een studiebureau, maar dan mag de prijs die je als ontwikkelaar biedt voor een terrein niet de doorslag geven als de overheid haar partner-ontwikkelaar kiest.” Stijn Oosterlynck: “Je moet de relatie met de vastgoedontwikkelaar nauwgezet bewaken. Voor ontwikkelaars is verdichting dikwijls gewoon een kwestie van rendement. Als omwonenden de indruk krijgen dat winstoverwegingen primeren op maatschappelijke meerwaarde, verlies je als beleidsmaker je draagvlak. Verdichting valt ook niet los te koppelen van mobiliteit.” Bart Somers: “Ik geloof veel meer in creativiteit dan in verplichtingen. Wij overwegen om in de volgende legislatuur delen van de stad autovrij
MOETEN WE DAN MET Z’N ALLEN NAAR DE STAD? Lode Waes: “Tot nog toe bood wonen op het platteland veel voordelen, mede doordat het beleid de reële kostprijs ervan nooit in kaart bracht. Je moest al sterk gemotiveerd zijn om in de stad te gaan wonen. Stilaan zie je een mentaliteitswijziging groeien, die we moeten stimuleren. Maar er is niets fout aan wonen in traditionele verkavelingen of in dorpen. We moeten de mensen daar zeker niet met de vinger wijzen.” Stijn De Vleeschouwer: “Vooral door collectieve voorzieningen kan je de kwaliteiten van een villa in het groen reproduceren in een stedelijke versie. Bovendien kan je een aanbod en functies creëren die op een individuele kavel niet mogelijk zijn. Het gebruik wordt belangrijker dan het bezit. Vanuit alle sectoren moeten we de kwaliteiten van verdichting en collectieve voorzieningen benadrukken om de beoogde mentaliteitswijziging te ondersteunen.”
Lode Waes: “Ontwikkelaars moeten uiteraard een marge realiseren, maar denken echt niet alleen aan de centen.”
te maken, met een parkeeralternatief buiten de stad. De bewoners mogen wel een drietal keer per dag een halfuur lang die zone met de auto in om de kinderen naar school te brengen of om boodschappen thuis af te zetten.”
IS ER NOG EEN TOEKOMST VOOR DE KLEINE DORPEN? Stijn De Vleeschouwer: “De ruimtelijke omslag is geen kwestie van stad versus platteland, maar van de verkaveling versus de kern, dus ook landelijke kernen met een leefbare middenstand, een basismobiliteit en fietsverbindingen naar openbaarvervoerknooppunten. Heel kleine dorpen zonder leefbare bakkerij, slager, buurtwinkel of waar basismobiliteit altijd duur zal blijven, zullen niet groeien, maar behouden wel hun identiteit, karakter en culturele waarde.” Gerda Vollens: “Ik zie in sommige dorpen de bibliotheek, de post, de winkels en andere voorzieningen verhuizen naar een regionaal centrum, waardoor je in het weekend een druk autoverkeer krijgt richting dat centrum. Dat staat haaks op het streven meer mensen aan het fietsen te krijgen. Een ander fenomeen zijn de kleine appartementsblokken. Huizen zijn te duur voor lokale jongeren en vergen te veel centen voor een grondige renovatie voor wie zich de aankoop wel kan veroorloven. Sommige ontwikkelaars kopen dan drie van dergelijke huizen op en maken er een appartementenblok van. Je riskeert ook dat dorpen op zeker ogenblik achterblijven met een overwegend oudere bevolking. Stilaan zie je een scheiding ontstaan tussen mensen met middelen, die naar een groter centrum trekken, en mensen zonder middelen die verweesd in de dorpen achterblijven en vinden dat ze door iedereen in de steek worden gelaten.” Stijn Oosterlynck: “Wie het zich kan veroorloven, trekt naar de stad waar de collectieve voorzieningen het best zijn. De mensen daarentegen die echt nood hebben aan de kansen die ze in de stad kunnen krijgen, kunnen een woning daar steeds minder betalen, zeker als ze afhankelijk zijn van de private huurmarkt. Zo ontstaat er een suburbanisatie van de armoede en de etnisch-culturele diversiteit, zoals we die in de Angelsaksische landen al langer kennen. Alles aan de markt overlaten, zal de sociale problemen dus verschuiven. Er is nood aan een flankerend beleid, want ruimtelijke ordening is dikwijls sociaal blind.” Bart Somers: “Dat effect van sociale verdringing wordt afgeremd door het feit dat bijvoorbeeld in Mechelen 70% eigenaar is van hun woning, onder wie heel wat mensen met een allochtone achtergrond.” Lode Waes: “De vraag naar betaalbare huurwoningen leidt in dorpen inderdaad tot de bouw van kleine appartementsblokken. De vraag is of dat een gewenste vorm van verdichting is. In wat grotere kernen zouden we via maatregelen de trend naar appartementen moeten verzoenen met een grotere leefbaarheid. Op strategische locaties kan je een ontwikkelaar verbieden om ook op het gelijkvloers private appartementen onder te brengen. Ter compensatie kan je hem een extra bouwlaag toekennen. Als de plafondhoogtes op dat gelijkvloers minstens 3,5 meter bedragen, blijven alle bestemmingen mogelijk. Ideaal zou zijn
Stijn De Vleeschouwer: “De kwaliteiten van verdichting en collectieve voorzieningen moeten we vanuit alle sectoren benadrukken om de beoogde mentaliteitswijziging in gang te zetten en te versterken.” dat je dergelijke ruimtes op strategische locaties onderbrengt in een buurt- of belevingsfonds, dat je eventueel laat sponsoren door een bank. De omwonenden kunnen dan samen beslissen over de invulling van die ruimtes, afhankelijk van de noden en lacunes in de buurt. Voor een invulling met een maatschappelijke meerwaarde kun je dan zelfs een lagere huurprijs vastleggen.” Foto’s: Studio Dann.
Dit interview vond plaats in het kader van het openhuizenweekend Mijn Huis Mijn Architect, een organisatie van NAV in opdracht van de Orde van Architecten Vlaamse Raad
Staf Bellens Staf Bellens (CD Media Productions) is freelance journalist gespecialiseerd in bouw, renovatie, architectuur en wonen in de brede betekenis.
10 publiredactioneel
Onderhoud en herstellingen van voorgelakt staal 01
De aandacht voor het onderhoud van gebouwen (‘maintenance’) lijkt een nieuwe tendens te zijn. Sinds een aantal jaar wordt er meer en meer van bij het ontwerp rekening mee gehouden, of dat zou toch zo moeten zijn.
In de ideale situatie wordt van bij het ontwerp een weloverwogen keuze gemaakt zodat voor elke toepassing een geschikt materiaal geselecteerd wordt. Deze eerste regel zal in elk geval de noodzaak tot onderhoud en de vaak daarbij horende herstellingen én herstellingskosten kunnen beperken. Wil dat dan zeggen dat wanneer we voor een hoogkwalitatief materiaal kiezen, we geen onderhoud meer moeten uitvoeren? Dat zou helemaal de ideale wereld zijn…
DE BASIS De basisregel voor een goed onderhoud is in eerste instantie, zoals al aangegeven, een juiste materiaalkeuze, maar eveneens een goede detaillering. Het vermijden van permanent contact met vocht en het voorkomen van vuilophoping zijn wat dat betreft materiaaloverschrijdende criteria. Specifiek voor wat betreft voorgelakt staal komt daar nog het netjes afwerken van snij- en boorkanten bij. Gezien bij het verwerken van voorgelakt staal het blote staal aan de snijkanten komt vrij te liggen, is extra voorzichtigheid geboden om de natuurlijke galvanische bescherming haar werk te kunnen laten doen. Een paar vuistregels voor een goed resultaat: • Vermijd het knippen of versnijden van het materiaal op de werf. Indien men niet anders kan, gebruik het gepaste materiaal. Gebruik nooit een slijpschijf! • Boorgaten worden steeds afgedekt d.m.v. een afdekring die vervolgens aangedrukt wordt
door de kop van de schroef. • Gebruik de gepaste plooistukken om de juiste afwatering te verzorgen. Werk met de nodige dichtingsbanden, hellingshoeken e.d. om water en vuilophoping te vermijden. • In specifieke milieus is het aangeraden om de snijkanten te behandelen d.m.v. een geschikte beschermlak, zoals bij zeer agressieve omstandigheden (C5-categorieën) en/of bij daken met zeer geringe helling. • Eventuele beschermfilm wordt tijdig verwijderd om lijmresten of interactie tussen de lijm en de onderliggende coating te vermijden.
EEN PROPERE WERF Al tijdens de werffase moet je aan bovenstaande punten aandacht schenken om vroegtijdige beschadiging van de coating te vermijden. Vooral metaalgruis zoals gensters en slijpsel kunnen roesten en lelijke vlekken op de bekleding achterlaten. Ook ander bouwvuil zoals schuim, bitumen, mastiek en cement kunnen aan het staal vastgekoekt zitten en vereisen soms specifieke reinigingsproducten om ze te kunnen verwijderen zonder de onderliggende coating aan te tasten.
REINIGEN Hoe vaak moeten gevels en daken gereinigd worden? Het basisprincipe is hiervoor vrij eenvoudig: wanneer ze vuil zijn. Hoe vaak en hoe hardnekkig dat vuil is, hangt af
van de locatie en de uitvoering. De beste manier om dit te bepalen is door na het eerste gebruiksjaar een inspectie uit te voeren. Op basis van deze ervaring kan je dan de toekomstige onderhoudsvereisten en de nodige inspectiefrequentie bepalen. Opgelet met donkere kleuren, want het vuil is hierop niet altijd goed zichtbaar. Zo kan je verkeerdelijk de indruk krijgen dat de gevel niet vuil is! Is een vuile stalen gevel erg? Niet per se, als de gevel maar goed beregend wordt. De regen spoelt het vuil echter maar voor een gedeelte weg. Afhankelijk van het type omgeving kunnen bepaalde vuilresten blijven ophopen en na verloop van tijd agressief worden en wel degelijk de onderliggende laag aantasten. Extra onderhoud is dus altijd noodzakelijk voor materiaal dat toegepast wordt onder luifels en als buitenplafondbekleding waar de natuurlijke afwassing van de regen afwezig is. Een ander belangrijk aandachtspunt zijn doorvoeropeningen en afwerkprofielen. Op deze plaatsen is de bekleding doorbroken en bestaat er een risico op stagnatie van afvloeiend regenwater en vuilophoping.
Graffiti Hoewel graffiti in sommige gevallen als kunst bestempeld kan worden, is het in vele gevallen een doorn in het oog van bouwheren. Men investeert veel tijd en geld in het verwijderen ervan. In principe kan graffiti met speciale schoonmaakmiddelen verwijderd worden, maar in sommige gevallen is overschilderen de enige optie. We onderscheiden 3 types behandelproducten op de markt. 1. Er zijn speciale onderhoudsproducten zoals oplosmiddelen en gels die graffiti kunnen verwijderen. Belangrijk is hier wel na te gaan dat deze de onderliggende coating niet aantasten. 2. Daarnaast kan ook preventief een transparante beschermlaag worden aangebracht, die – eens met graffiti besmeurd – gemakkelijk te verwijderen is. Nadeel hiervan is dat, om opnieuw bescherming te krijgen, je telkens opnieuw een nieuwe laag moet aanbrengen. 3. Ten slotte bestaan er ook permanente beschermlagen waarop graffiti-inkten moeilijk hechten, en het verwijderen ervan vereenvoudigd wordt.
HERSTELLEN
02
Bij sprake van fysische schade zoals krassen en deuken gaat men meestal over tot herstelling. Enkel wanneer de diepte van de kras (bv. een schuurplek) minder diep gaat dan de oppervlak-
03
testructuur is het niet nodig deze te herstellen. Wanneer de schade tot aan het metallisch substraat (de beschermende zinklaag) gaat, moet je deze plek eerst schoonmaken, inclusief het verwijderen van losse of schilferende verf. Daarna moet je een passende herstelverf aanbrengen. Indien de kras ook door de zinkcoating gaat, is het aangeraden aanvullend onder de herstelverf een lucht drogende zinkstofverf aan te brengen om de anodische beschermlaag aan te vullen. Deze (zink)verfstrook mag in dat geval niet breder zijn dan de oorspronkelijke beschadiging en moet daarom met een middelfijn tot fijn schilderspenseel aangebracht worden. Bij zeer zware beschadiging van het paneel vervang je dit best volledig. Ook schroeven en andere beschadigde bevestigingsmiddelen (beschadigd, gecorrodeerd of verkeerd geplaatst) moeten verwijderd en vervangen worden om voortschrijdende schade te voorkomen. Bij ernstig beschadigde bevestigingsmiddelen kan mogelijk de verbindingswijze aangetast zijn en moet deze herzien worden om lekkage of falen van de verbinding te vermijden.
RENOVEREN Na ettelijke jaren van bewezen dienst (afhankelijk van de kwaliteit van de coating kan dit oplopen tot 40 jaar), of bij functiewijziging kan men beslissen om de gevel te renoveren. Energetische renovaties even buiten beschouwing gelaten, bestaat er bij stalen gevelbekleding de mogelijkheid om deze te gaan overschilderen. Voorgelakt staal is een zeer goede hechtingsbasis voor verf
DucoTronic Plus System De ultieme vorm van natuurlijke ventilatie
f 0,35
R
01. Wanneer MOET je een gevel reinigen? Maandelijks? Jaarlijks? Of gewoon als hij vuil is? 02. Een goed onderhoud is niet alleen esthetisch interessant, maar zal altijd de levensduur van een gevel of dakbekleding verlengen. 03. Schade aan panelen wordt best zo snel mogelijk hersteld om voortschrijdende schade te vermijden. Ook vuil of schuimresten kunnen de coating aantasten en worden best direct verwijderd. 04. Nuon energiecentrale Velsen-Noord (NL) – het herbekleden van de buitengevel liet toe de isolatie te vervangen en het gebouw een face-lift te geven.
DU
AR
M
TE
E
KT !
reduc, vent
LAAGS
Nieuwe configuraties voor extra energiewinst
CT
I E FA C T O R I N
DE
We inspire at www.duco.eu
NAV_190x134.indd 11
en is overschilderbaar zowel in nieuwe als in oudere toestand. Overschilderen is een snel proces en kan worden uitgevoerd zonder de activiteiten in het gebouw ernstig te verstoren. Overschilderen kan de totale gebruiksduur van de voorgelakt stalen gebouwbekleding verlengen tot 50 jaar of meer. Het is verstandig en economisch het moment van overschilderen zo te kiezen dat de bestaande coating nog intact is en kan dienen als hechtingsbasis voor de renovatieverf. Dit is het geval wanneer de coating nog geen blaasvorming vertoont, nog niet afbladdert en er geen roestvorming is. Voldoet de huidige bekleding niet langer aan de eisen, dan kan de gevel gedemonteerd worden en vervangen worden door nieuwe, of kan men gaan overbekleden (indien de onderstructuur dat toelaat). Ten slotte, ook al voldoet de bekleding niet meer, dan nog gaat ze niet verloren, want een ander groot voordeel van voorgelakt staal is dat die na gebruik gewoonweg terug in de oven versmolten kan worden tot nieuw staal. En zo is de cirkel helemaal rond! Ir. Arch. Caroline Christiaens, Market Development Manager Colorcoat® Tata Steel
15/09/17 14:46
Word BENOvatiecoach! Help anderen BENOveren.
Wist je dat veel Vlamingen hun woning onder handen willen nemen, maar geen idee hebben waar te beginnen. Als BENOvatiecoach kan jij hen bijstaan. - Verzamel 10 gezinnen uit een zelfde buurt of wijk en dien een project in voor een BENOvatiemaatregel, zoals vloer- of dakisolatie. - Je maakt een plan op en ondersteunt hen bij elke stap van het traject. - Voor elke deelnemende woning ontvang je de burenpremie van Eandis. Meer info? Kijk snel op www.eandis.be/benovatiecoach.
171497_Eandis_benoveren_AD_Coach_A5.indd 1
04
15/09/2017 15:23
Bouwen in BIM is bouwen met Xella
✓ efficiënt en snel ✓ betere samenwerking ✓ faalkosten beperken ✓ korte doorlooptijd ✓ voor elk bouwproject ✓ toekomstgericht
Om het bouwproces te optimaliseren, investeert Xella al geruime tijd in Building Information Modelling. Werken met BIM zorgt voor een efficiëntere samenwerking en een foutloos en rendabel project. De Xella materialen worden eenvoudig en snel geïntegreerd. De Xella- BIM coördinator begeleidt u in alle fases.
INSPIRING.INNOVATIVE. SOLID.
Groene verjongingskuur voor rood icoon Vooruit Gent – DIAL architects en Ecoworks. De Vooruit is al meer dan honderd jaar een icoon in Gent. Het voormalig Feestenlokaal van de arbeidersbeweging beleeft al enkele decennia een tweede jeugd als Kunstencentrum. De laatste verjongingskuur is er één met veel groen, inclusief groengevels buiten én binnen.
GESTAPELD GROEN IN DE TUINTOREN: EEN “OPEENSTAPELING VAN INTENSE ERVARINGEN”
De Vooruit stond na de Tweede Wereldoorlog te verkommeren totdat een groep geëngageerden begin jaren 80 het complex nieuw leven inbliezen. Daarbij was Romain Berteloot, als restauratiearchitect, drie decennia lang een sleutelfiguur. Daarna, in 2010, werd een wedstrijd uitgeschreven om nieuwe architecten aan te duiden. De opdracht werd in twee loten gedeeld. De restauratie werd toegewezen aan Callebaut architecten. Voor de renovatie ging de voorkeur naar de visie van DIAL architects. Het meest opvallende deel van de renovatie is zonder twijfel het terras, dat sinds zijn voltooiing een echte trekpleister is geworden. Op een zomerse dag ontmoeten we daar architect Geert Pauwels van DIAL architects en John Kinnen van Ecoworks. Het gesprek en de wandeling voeren ons van het terras met groengevel, via het vernieuwde kantoor tot het groendak er bovenop. We beginnen op het terras waar groen alomtegenwoordig is. De constructie waar het terras deel van uitmaakt is tegen de kenmerkende zijgevel van het Kunstencentrum geschoven.
Het concept van DIAL architects integreert groen doorheen het gebouw, te beginnen op het terras. De vraag naar een buitenruimte van 100 m2 bij het café vormde een belangrijk deel van de opgave voor de renovatie. De hoge gebouwen rondom wierpen echter hun schaduw op het aangewezen perceel. De buitenruimte had nood aan een soort draagvlak, een sokkel, om daar tegenop te boksen. De oplossing werd gevonden in een fietsparking die eronder geschoven kon worden. De stalling dient niet enkel voor bezoekers van de Vooruit, maar bedient ook de universiteitsstudenten. De constructie kwam op een stuk grond van de universiteit. Die verleende haar goedkeuring op voorwaarde dat het ernaast gelegen rectoraat geen geluidsoverlast zou ondervinden. Deze eis werd bepalend voor het ontwerp. Het volledige concept is erop gericht om het lawaai van het
© Olmo Peeters
© Olmo Peeters
© Olmo Peeters
12 technisch
terras, met tot 150 gebruikers, te dempen voor de omgeving. De akoestische eisen golden omgekeerd ook voor de leefbaarheid van het terras zelf. Zo moest het omgevingsgeluid van de SintPietersstraat zoveel mogelijk buitengehouden en de geluiden van op het terras zelf geabsorbeerd worden. Om aan deze eisen te voldoen werd het terras ingesloten met een wand die aan de bovenzijde een stukje naar binnen geklapt is. Deze L-vormige wand bestaat uit een staalstructuur die aan de buitenzijde is afgewerkt met cortenstaal, dat het geheel zijn karakteristieke uiterlijk verleent. Aan de binnenzijde is de structuur opgevuld met een absorberende bekleding afgedekt met houten latjes met open voeg. In de structuur zijn een aantal kijkopeningen voorzien. Langs de voorzijde aan de Sint-Pietersnieuwsstraat en de achterzijde, aan de kant van het rectoraat, zijn deze ingevuld met glas. Ook het aanwezige groen werkt geluiddempend. Uiteraard was dit niet de enige reden om voor groen(-gevels) te kiezen. Inzetten op duurzaamheid speelde mee, want de gevels dragen bij tot
de vergroening van de stad. De groengevels maken echter onderdeel uit van een gelaagd verhaal. De keuze ervoor werd ook door commerciële overwegingen ingegeven. Om het terras aantrekkelijk te maken werd er in feite een heel artificiële omgeving gecreëerd, een soort bucolisch landschap. Er zijn bomen geplant, langs de trap is er een groengevel en er is gestapeld groen in de tuintoren. Deze “opeenstapeling van intense ervaringen” zoals Geert Pauwels het noemt, moet alles tegelijk mogelijk maken. Een zekere theatraliteit past hier vanzelfsprekend bij. Elke mogelijke vorm van samenzijn tussen mensen is mogelijk gemaakt. Er zijn verschillende microplekken gecreëerd. Men kan er rechtstaan of zitten, alleen, met zijn tweeën of met zijn vieren. Het samenzitten is of naar binnen gericht, naar het terras, of naar buiten, naar de omgeving. Doordat het terras hoger ligt dan het Vooruitcafé werd een trap ontworpen als verbinding tussen beide. Deze trap is breed uitgevoerd met diepe treden zoals bij een tribune waarop men tafeltjes en stoelen kan plaatsen. Een zijwand werd verfraaid met een groengevel.
PRIMEUR VOOR DIAL ARCHITECTS Het project van de Vooruit was voor DIAL architects een primeur op het vlak van groengevels, al was het zeker niet de eerste maal dat het bij hen op papier verscheen. Ook in bijvoorbeeld de studentenprojecten van de Sustainable Design Studio aan de VUB en ULB ziet Geert Pauwels verticale tuinen vaak opduiken. De realisatie ervan is echter een ander paar mouwen, maar daarvoor vond DIAL architects de perfecte partner in Ecoworks. “Het is geen gemakkelijke werf geweest, maar we hebben het altijd samen aangepakt”, beaamt John Kinnen van Ecoworks. De motivatie was groot, en dat was nodig, aangezien zowel budget als bouwtijd heel strak waren. De bouwtijd, van fundering tot oplevering, was minder dan zes maanden, gezien het terras gebruiksklaar moest zijn op 6 juli 2013 voor de viering van 100 jaar Vooruit. Een verticale tuin heeft zijn kostprijs qua installatie en onderhoud. Het kostenplaatje plaats voorlopig nog een rem op de ruime toepasbaarheid die Ecoworks ambieert en daardoor verschijnen groengevels eerder bij openbare of bedrijfsgebouwen dan in de particuliere woningbouw. De Vooruit is misschien wel de eerste groengevel in België op zo’n publieke plaats. Een caféterras is een heel dankbare plek. Omdat er nog niet zoveel voorbeelden zijn, kan je als ontwerper experimenteren, bijvoorbeeld met de opbouw van het terras
technisch 13
en de drainage ervan. Ook in de open voegen en roostertjes voor de drainage van het terras schiet ondertussen wat verdwaald groen op, hetgeen architect en tuinaanlegger duidelijk charmeert.
© Reinout Hiel
De tuintoren, die boven het terras uitsteekt, ontstond uit de noodzaak om de bestaande evacuatietrap in te pakken. Het is een opeenstapeling van horizontale vlakken. Het afdak van de buitenbar die tegen de buitentrap geschoven is gaat over in een diffuse toren, waarvan de vlakken aan de stalen trap gehangen zijn. Ze vormen niet enkel fysiek een onderdeel van de Vooruit, maar zijn ook een plek voor artistieke groeninterventies. Enkele kunstenaars hebben de toren al onder handen genomen, zoals Maria Lucia Cruz Correia met Urban Action Clinic en Willem Van Gucht en ONBETAALBAAR met hun Green Bastards Garden. Die laatsten hebben met zeldzame zaden een stadslandbouwproject gecreëerd.
© Arnaud Tandt
STADSLANDBOUW
WILDE INHEEMSE TUIN Het duidelijke succes van het terras bracht ook de verdere uitvoering van het masterplan in een stroomversnelling. Het groen linkt de verschillende interventies in het gebouw, van groengevels, via bomen en bloembakken tot een groendak. Bovendien ziet de architect het groen als perfect contrast voor dit “rode gebouw”. Het klinkt als een kwinkslag als Geert Pauwels het voor de eerste keer opwerpt, maar dat is het niet. Het coloriet van de bakstenen, warm geel, oranje en rood, is doorgetrokken in het cortenstaal van het terras. Het vele groen – als complementair kleur van rood – past daar perfect bij.
De andere grote ingreep van de renovatie is vanaf de voorzijde onzichtbaar. Het kantoor werd uitgebreid op een betonconstructie uit de jaren 50 aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Deze houtbouw is erg licht en luchtig opgevat. De liftkoker wordt geflankeerd door twee lichtstraten, waar verticale tuinen langs de zijwanden van de lift groeien. Bovenop dit kantoor is een daktuin aangelegd. Het is een ware geheime tuin die verrassend weelderig is. Het middelzware groendak heeft een reliëf gekregen door isolatiemateriaal uit te dikken zodat er een landschap met zelfs een poeltje ontstond. Deze wilde inheemse tuin is een echte stapsteen voor de lokale fauna en flora.
DAM TEGEN ‘HEAT ISLAND EFFECT’ De groengevels in de Vooruit zijn – zowel die buiten aan het terras als binnen in het kantoor – opgebouwd volgens een gekendsysteem. Er worden kaders tegen de dragende structuur bevestigd. Daarin bevinden zich leidingen voor irrigatie, afgedekt met een plaat uit kunststof. Tegen deze plaat komen twee vilten doeken. De kluit van de plant zit ingebed tussen deze twee doeken. Deze opstelling is heel flexibel in te vullen en resulteert in een heel lichte constructie. Het vilten doek wordt via het irrigatiesysteem 2 à 3 keer per dag met water gevoed. Het substraat bestaat dus uit de vilten doeken, enkel ter hoogte van de kluit is er een beetje aarde. De planten groeien op basis van hydroponie en halen hun voedingsstoffen uit het water. Het water komt uit een ondergrondse
© Olmo Peeters
Er zijn volgens John Kinnen drie pijlers waar het succes van groengevels van afhangt: het kiezen van de juiste planten, de juiste irrigatie en een betrouwbaar onderhoudsschema. Groengevels zijn toch fragieler dan een tuin in volle grond en zonder het respecteren van deze drie pijlers wordt niet elk project een succes. Al kunnen ze wel op elke windrichting gedijen. Ecoworks heeft net een project voor Gasthuisberg gerealiseerd en daar lukte de aanplanting op elke oriëntatie, mits een nauwgezette opvolging. “Natuur vraagt geduld en tijd,” aldus John Kinnen, “in de bouwsector is men dat niet gewend. De nederigheid van een landbouwer zit ook in mijn beroep: aanvaarden hoe de natuur reageert en het weer in de gaten houden.” Met technologie, het internet of things (connectie van systemen en sensoren via het internet, nvdr) kan er ook al veel opgevangen worden. Indien het budget het toelaat kunnen een aantal sensoren de irrigatie aansturen. In de Vooruit was er in fase 1 voor het terras nog geen sprake van domotica. Het irrigatiesysteem wordt er handmatig aangezet. Binnen dit “stand alone”-systeem moet je bij de les blijven en de planten ter plaatse goed monitoren. Daarom komt er elke vier à vijf weken iemand langs om het systeem en de planten te monitoren en waar nodig bij te sturen. Ook de medewerkers van Vooruit dragen bij aan de opvolging. De beplanting in een volgende fase van het project beschikt over een intelligente sturing die Ecoworks de mogelijkheid geeft tot afstandsbeheer en een sluitende garantie.
© Arnaud Tandt
BELANG VAN ONDERHOUD
regenwatertank met een capaciteit van 30.000 liter die aangesloten is op alle mogelijke daken van de Vooruit en zelfs enkele van de universiteit. Voor de opbouw van verticale tuinen zijn er ook andere systemen met cassettes op de markt te vinden. Hierbij wordt er tussen de twee lagen vilt bijvoorbeeld een laag minerale wol geplaatst. Deze dikkere opbouw en dito substraat levert op korte termijn een sneller resultaat, maar heeft op langere termijn geen uitgesproken voordeel. Er is onder andere een risico dat de rotswol gaat uitzakken. De dunnere groengevels, met een eenvoudiger opbouw, ontwikkelen na twee seizoenen immers ook al hun volle potentieel. Het vilt voor de verticale tuin is kiemvrij materiaal om de groei onder controle te houden. De kans op besmetting door onkruid is sowieso veel lager bij groengevels dan bij groendaken. De groengevel in het kantoor gedijt ondertussen ook erg goed. Hier worden natuurlijke bestrijders ingezet tegen insecten en ziektes, want sproeien is in deze kantooromgeving uiteraard niet mogelijk. De voordelen van groengevels zijn gelijkaardig aan die van groendaken. Ze zorgen voor een temperatuurverlaging door een reductie van het heat island effect in de stad. Bovendien houden ze fijn stof vast. Ze helpen – bij gebruik van regenwater – voor het ontlasten van de rioleringen. Daarenboven zijn ze stapstenen voor fauna en flora. Wanneer ze binnen worden toegepast, zoals in een kantooromgeving, dragen ze bij tot een gedemptere akoestiek, zijn ze rustgevend, voch-
tigheids- en temperatuursregulerend en dragen zo bij tot een aangenaam binnenklimaat. Bovenal kunnen groengevels zowel binnen als buiten mits een doordachte toepassing en consequent onderhoud elke plek nieuw leven inblazen. Dit artikel kadert binnen het project ‘Groen Bouwen Groene gevels voor duurzame gebouwen en steden’, een project van WTCB i.s.m. o.a. NAV en met de steun van het Vlaams Agentschap voor Innoveren en Ondernemen (VLAIO).
i
DIAL-architects.be ecoworks.be vooruit.be
Arnaud Tandt Ingenieur-Architect Arnaud Tandt is freelance redacteur van NAV. instagram.com/ arnaudtandt
14 publiredactioneel
Glazen daken: waar Techniek en Design elkaar ontmoeten … 01
Glazen daken winnen internationaal meer en meer aan populariteit en dat heeft zo z’n redenen. Ontwerpen worden steeds uitdagender en de vraag naar licht en ruimte blijft stijgen. Deze tendens werd voor het eerst zichtbaar in de evolutie van de plafondhoogte. Waar men vroeger koos voor een plafond van ca. 2,20 m valt de keuze vandaag op moderne hoogtes van ruim 2,70 m. Raamhoogtes volgen gestaag deze trend en ook daar kiezen ontwerpers tegenwoordig voor moderne, volle verdiepingshoogtes. Allemaal ontwerpkeuzes om licht en ruimte te creëren. Deze evolutie trekt zich door in de glazen daken.
Een geïntegreerd project in een bouwproject De realisatie van een glazen dak wordt heel vaak onderschat. Het is van groot belang dat design en techniek elkaar al in de concept- en ontwerpfase ontmoeten. Vaak wordt de onderlinge afhankelijkheid van diverse deelspecialiteiten onderschat. Zo wordt met als aspecten als beloopbaarheid, thermische eisen, onderhoudsconstructies, akoestiek, dakwaterafvoer, wind - en sneeuwlasten, zonnewering, BIPV, … geen of te weinig rekening gehouden.
Drempel Heel vaak worden glazen daken geweerd uit ontwerpen omwille van de complexiteit, de coördinatie en de perceptie dat dit een te grote hap uit het budget neemt. We kunnen vandaag stellen dat de techniek de evolutie van het moderne design volgt, zelfs in die mate dat bepaalde oplossingen een meerwaarde bieden op het voorziene concept en budget. De drempel om te kiezen voor een glazen dak is dus laag als u een kenniscentrum kan aanspreken dat zich kan beroepen op een ruim netwerk van professionele partners.
Glazen dak = glas + staal + aluminium De eerste vraag die zich heel vaak stelt is: “Hoe begin ik hieraan?”. Het antwoord hierop is simpel: een compleet glazen dak is de som van staal, glas en aluminium. Staal Staal wordt in hoofdzaak voorzien als onderstructuur van het glazen dak en is zeer bepalend voor
het uitzicht maar ook voor de stabiliteit en de wijze waarop water zal of kan worden afgevoerd. De positie van de afvoeren en het niveau van de goten bepalen in grote mate de vorm van de basisstructuur. Vervolgens moeten ook keuzes gemaakt worden naar afwerking van het staal. Hiervoor bestaan verschillende technieken afhankelijk van de bestemming van het bouwwerk. Naast de klassieke standaardbehandelingen van staal kunnen ook keuzes gemaakt worden naar variante bekledingen. Deze bekledingen vormen heel vaak een antwoord op diverse conceptuele vragen zoals het wegwerken van kabels voor opengaande delen, geven mogelijkheden naar akoestiek en kunnen eveneens dienen als op maat gemaakte armaturen om het project in z’n volle glorie uit te lichten. Tot slot dienen de parameters vastgelegd te worden voor de stabiliteit van het staal. De variabele lasten en krachten worden bepaald door de huidige normering, de omgevingseisen en de invloed van naastliggende gebouwen. De vaste lasten worden bepaald door de huid van het glazen dak. Dit laatste komt verder aan bod. Aluminium vliessystemen De aluminium profielen vormen het allerbelangrijkste conceptuele element in functie van waterdichtheid en esthetische afwerking. Er bestaan heel wat systemen, maar de allerbeste systemen houden rekening met het basisprincipe waarbij het water drie hindernissen moet overbruggen, nl. de topzone, de middenzone en de afwateringszone. Heel vaak worden om esthetische redenen de top- en/of middenzone weggelaten. Een weloverwogen en bewuste omgang met deze keuzes is van kwalitatief belang. Elastische kitdichtingen vormen vaak het alternatief, maar opgelet voor de risico’s van loskomen door uitzetting op langere termijn, het uitpikken door vogels, invloeden van UV, … Vaak bezorgen deze elementen de eigenaar heel veel onderhoud en zorgen. Dit hoeft echter niet te betekenen dat er geen ontwerpvrijheid is, integendeel. Aluminium bepaalt het esthetisch karakter van
de dakhuid. De glasverdeling is alles bepalend. De hoogte van het profiel, de breedte van het profiel, de dikte van het glas (zie verder), het secundaire staal, … worden optimaal op elkaar afgestemd. Stalen vliessystemen Analoog met aluminium profielen bestaan er uiteraard ook glassystemen in stalen profielen. Glas De basiskeuze wordt gemaakt in enkel, dubbel of driedubbel glas. De thermische eisen van de EPBverslaggever zijn bepalend. Het tweede punt is het antwoord op de vraag of het glazen dak al dan niet beloopbaar moet zijn. Let op, de norm maakt een onderscheid tussen effectief beloopbaar en beloopbaar voor onderhoud. De derde vraag moet een antwoord bieden op de eis naar doorvalbeveiliging. Het antwoord op de 3 bovenstaande vragen brengt u al heel dicht bij het optimale glas. Met verdere details naar lichttransmissie, zonnetoetredingsfactoren, … kan het glas nog geoptimaliseerd worden.
02
Waarom zijn toleranties zo belangrijk? Glas is maatvast en wordt op maat op de werf geleverd. Het aluminium en dus ook het staal dienen dan ook zeer nauwkeurig te worden gemonteerd. De toleranties van stalen constructies voor glazen daken vragen dan ook bijkomende aandacht en dienen scherper gesteld te worden dan de standaardeisen. Het verschillend uitzettingsgedrag van deze drie materialen dient eveneens onder de loep genomen te worden. Het is van groot belang dat het technisch ontwerp van deze 3 bouwelementen op één en hetzelfde plan worden ontworpen.
03
Tot slot De keuze voor een glazen dak hoeft geen grote drempel te vormen. Als men consequent een aantal basisregels respecteert, een logisch stappenplan uitwerkt en voldoende tijd neemt, krijgt elk ontwerp een kans tot slagen.
01. Euro space center in Libin-Transinne (provincie Luxemburg) - Philippe SAMYN and PARTNERS architects & engineers 02. AZ Alma, Eeklo - AAPROG architecten 03. Herman Teirlinckgebouw, Brussel - Neutelings Riedijk Architecten. Foto: Jos Verhoogen. 04. Paterspand in Turnhout – Architect Louis Caron
04
Jeroen De Cock Jeroen De Cock is Technical & Commercial Director bij Forzon
specialist 15
Nieuwe vrijstellingen op het vlak van archeologie Aan het begin van de zomervakantie versoepelde de Vlaamse regering de archeologieregelgeving door enkele extra vrijstellingen in te voeren. Vooral de duidelijkheid omtrent de verplichtingen bij regularisatie-aanvragen is toe te juichen. De nieuwe wetgeving werd met terugwerkende kracht toepasbaar vanaf 1 juni 2017 en dit zowel voor stedenbouwkundige- of verkavelingsvergunningsaanvragen als voor omgevingsvergunningsaanvragen. Via de vernieuwde beslissingsboom1 van het Agentschap Onroerend Erfgoed kan je snel achterhalen of jouw project al dan niet een archeologienota vereist.
Eindelijk eenduidigheid omtrent regularisatie-aanvragen Sinds de inwerkingtreding van de archeologieregelgeving op 1 juni 2016 rezen heel wat vragen omtrent regularisatieaanvragen. Het Agentschap Onroerend Erfgoed hanteerde voor deze recente wetswijziging al een theorie die blijk gaf van een praktijkgerichte en logische uitvoering van de archeologieregelgeving2: als de werken waarvoor de regularisatie wordt aangevraagd al volledig zijn uitgevoerd, dan is er in principe geen bodemingreep meer. Een archeologienota is enkel vereist bij bepaalde vergunningsaanvragen die gepaard gaan met een bodemingreep. Bij regularisatieaanvragen waar de bodemingrepen al volledig zijn uitgevoerd, hoeft bijgevolg geen archeologienota worden toegevoegd. Deze theorie werd dankzij de wijziging van het onroerenderfgoeddecreet verankerd in de wetgeving, wat ‘alternatieve’ interpretaties door steden en gemeenten voorkomt. Er bleken immers enkele steden en gemeenten te zijn die van mening waren dat toch een archeologienota aan het dossier moest worden toegevoegd. Let wel, indien de regularisatieaanvraag wordt gecombineerd met nieuwe werken die een bodemingreep omvatten, gelden de reeds gekende oppervlaktecriteria.
Verkavelingswijziging zonder bodemingreep voortaan vrijgesteld Een ander aspect van de archeologieregelgeving die vaak voor onbegrip zorgde, betrof de vereiste om bij een verkavelingswijziging die geen bodemingreep met zich meebracht tòch een archeologienota toe te voegen indien de perceelsoppervlakte in een vastgestelde archeologische zone groter dan 300 m2 is en indien de perceelsoppervlakte buiten een vastgestelde archeologische zone groter dan 3.000 m2 is. Bij de aanvraag van verkavelingsvergunningen ging de wetgeving er namelijk van uit dat er sowieso een bodemingreep plaatsvond. Dit hield echter geen rekening met aanvragen tot verkavelingswijziging. Stel dat een bouwheer een extra verdieping op zijn woning wil bouwen of andere materialen wil gebruiken dan toegelaten in de verkavelingsvoorschriften, dan was, vòòr de doorgevoerde wijziging van het onroerenderfgoeddecreet, de kans groot dat een archeologienota moest worden opgemaakt. Dit werd door verschillende partijen, bouwheren, architecten en erkende archeologen bestempeld als een onnodige en overbodige dossierlast. Aan dit euvel is dankzij de wijziging van het onroerenderfgoeddecreet dus verholpen: indien er bij een aanvraag tot verkavelingswijziging geen bodemingreep gebeurt, dan hoeft geen archeologienota worden opgemaakt.
Ruimere vrijstelling voor werken aan lijninfrastructuur De bestaande vrijstelling voor werken binnen het gabariet van bestaande lijninfrastructuren zoals autowegen, pijpleidingen, spoorwegen en elektriciteitsleidingen, wordt uitgebreid. Tot voor 1 juni 2017 was een project omtrent lijninfrastructuur enkel vrijgesteld van de opmaak van
een archeologienota als de werken, zowel in de breedte als in de diepte, geen bijkomende verstoringen met zich meebrachten dan deze van de oorspronkelijke aanleg. Voortaan zijn ook beperkte aanpassingen en uitbreidingen vrijgesteld. Binnen een archeologische zone3 zijn ingrepen in de bodem met een oppervlakte tot 100 m2 vrijgesteld, bijvoorbeeld om een weg voor autoverkeer beperkt heraan te leggen. Indien er werken worden aangevraagd buiten een archeologische zone voor infrastructuur die langer is dan 1.000 m, dan is er een bodemingreep met een oppervlakte tot 1.000 m2 vrijgesteld. Projecten die van deze vrijstelling kunnen genieten zijn bijvoorbeeld de beperkte verbreding van een kanaal of rivier.
Nieuw: reliëfwijziging in agrarisch gebied Nieuw is de vrijstelling van de archeologieverplichting omtrent reliëfwijzigingen in agrarisch gebied. De bestemming van het projectgebied wordt bepaald door het geldende stedenbouwkundige plan, zijnde het gewestplan, bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan. Indien de aanvraag niet gelegen is in een archeologische site, noch een archeologische zone en er cumulatief aan drie voorwaarden is voldaan, hoeft er geen archeologienota te worden opgemaakt. De voorwaarden luiden als volgt: 1° De aanvraag kadert binnen de verbetering van bodembeheer, bijvoorbeeld om wateroverlast te voorkomen door een betere infiltratie te bekomen of de structuur van de bodem aan te passen aan de teelt 2° Er gebeurt enkel een reliëfwijziging. Aanvragen die een reliëfwijziging combineren met bijvoorbeeld de oprichting van een serre, komen niet in aanmerking voor de vrijstelling. 3° Er wordt slechts 0,40 m teelaarde afgegraven.
gienota toe te voegen. Sinds 01/01/2017 was het voldoende om een bewijs toe te voegen van de indiening van de archeologienota bij het Agentschap Onroerend Erfgoed. Het blijft cruciaal om de bekrachtiging tijdig na te sturen. Er kan slechts een vergunning worden verleend indien de bekrachtigde archeologienota op tijd, dus vòòr het verstrijken van de beoordelingstermijn4, bij de vergunningverlenende overheid geraakt. Raadpleeg de aangepaste beslissingsboom op www.onroerenderfgoed.be, links doorklikken naar ‘archeologieregelgeving, een overzicht’, en als derde punt vindt u een PDF met de beslissingsboom. De beslissingsboom spreekt enkel over omgevingsvergunningen, maar is op dezelfde manier toepasbaar voor stedenbouwkundige - en verkavelingsvergunningsaanvragen. 2 Lees hierover meer in ‘Tips voor een vlotte omgang met archeologie’, Dimension, jaargang 11, nr. 44, pp. 22-25. Het artikel is voor NAV-leden consulteerbaar via www.NAV.be 3 Of een projectgebied in een archeologische zone ligt, kan u nagaan via de interactieve kaart die raadpleegbaar is op https://geo.onroerenderfgoed.be. 4 Deze termijn varieert al naargelang de procedure, de vereiste om al dan niet een openbaar onderzoek te organiseren, welke adviesinstanties moeten worden aangeschreven enzoverder en ligt tussen de 75 en 135 dagen, vanaf de volledig- en ontvankelijkheidsverklaring. Het omgevingsloket en het loket voor digitale bouwaanvragen berekent, als alles goed gaat, de datum waarop u een beslissing kan verwachten. 1
Tot slot: bekrachtiging niet vergeten nasturen! Begin 2017 gebeurden reeds enkele bijsturingen aan het decreet, waaronder een versoepeling van de verplichting om bij de indiening van de vergunningsaanvraag een bekrachtigde archeolo-
Kingspan Insulation introduceert de Kooltherm® K108 Kingspan Insulation introduceert een nieuwe resolschuim isolatieplaat voor spouwmuren: de Kooltherm® K108. Met een lambdawaarde van slechts 0,018 W/m∙K is dit de hoogst thermisch performante spouwplaat beschikbaar op de markt. Om te voldoen aan de vereisten voor thermische isolatie en de huidige regelgeving is de dikte van de isolatiematerialen in de loop der jaren blijven toenemen. De Kooltherm® K108 plaat minimaliseert dit effect: deze nieuwe plaat is ongeveer 18% (in vergelijking met de standaard lambdawaarde van 0.022 W/m.K)dunner dan de meest gangbare harde isolatieplaten met een gelijke thermische isolatie en zelfs 40% dunner dan minerale wol. Dunnere muren bieden opmerkelijk meer architecturale vrijheid en tegelijk verkleinen ze de insprong van de openingen
ten opzichte van de gevelbekleding. De gevel wordt harmonieuzer en biedt veel meer ruimte voor details. Vezelvrije kern De Kooltherm® K108 resolschuim isolatieplaat heeft bovendien een micro-geperforeerde composiet aluminium folie (dampopen, reflecterend) aan beide kanten, wat zorgt voor een beter damptransport en het uitsluiten van condensatie. Door hun lage gewicht kunnen de platen ook gemakkelijker verwerkt worden. De vezelvrije kern van de plaat veroorzaakt daarbij geen irritatie aan de huid.
Met een dikte van slechts 75 mm bereikt u reeds een U-waarde van maximaal 0,24 W/m²K.
i
www.kingspaninsulation.com
Emma Vanderstraeten Emma Vanderstraeten is zaakvoerder van Raum, advies ruimtelijke planning en werkt als zelfstandig adviseur ruimtelijke planning bij Arch & Teco Architecture and Planning.
16 specialist
De verplichte tienjarige aansprakelijkheidsverzekering voor alle bouwpartners De invoering van een verplichte verzekering voor aannemers kan zeker toegejuicht worden. Maar we vragen ons af of de wetgever geen kans gemist heeft om een gelijkwaardige verzekeringsplicht in te voeren zoals het Grondwettelijk Hof voor ogen had. De nieuwe wet is wel gekoppeld aan de belofte van de wetgever om parallel alle intellectuele dienstverleners in de bouwsector te verplichten hun volledige burgerlijke aansprakelijkheid, met uitsluiting van de tienjarige, te verzekeren. Aannemers worden momenteel nog niet meegenomen in een ruimere verzekeringsplicht. Bij wet van 31 mei 2017, gepubliceerd in het staatsblad van 9 juni 2017, heeft de wetgever eindelijk gevolg gegeven - althans gedeeltelijk aan de vraag van het Grondwettelijk Hof (arrest 12 juli 2007) om de leemte in de wetgeving met betrekking tot de verzekeringsplicht van andere actoren dan de architecten in de bouwsector te verhelpen. De verplichte verzekering BA Architecten, opgelegd bij wet van 15 februari 2006, leidde immers tot discriminatie bij afwezigheid van een vergelijkbare verzekeringsplicht voor alle actoren in de bouwsector.
Neerwaartse harmonisatie Net voor de tiende verjaardag van de uitspraak van het Grondwettelijk Hof heeft de wetgever nu een verplichte verzekering burgerlijke aansprakelijkheid ingevoerd voor alle bouwactoren. Een vergelijkbare verzekeringsplicht, zoals door het Grondwettelijke Hof vooropgesteld, is het zeker niet geworden. Dat de architecten en ook de consument er meer van hadden verwacht, werd ook tijdens het debat in het parlement opgemerkt. Een neerwaartse harmonisatie was de conclusie. Om alle bouwactoren op gelijke voet te plaatsen, schaft de nieuwe wet de bestaande totale verzekeringsplicht architecten af en legt een beperkte verzekeringsplicht tienjarige aansprakelijkheid op aan alle actoren in de sector van de woningbouw. Of het doel van de wet om de consument beter te beschermen hiermee bereikt is, blijft de vraag. Er moet wel benadrukt worden dat de wet enkel de verzekeringsplicht wijzigt. De uitgebreide en langdurige aansprakelijkheid van de bouwactoren - aannemers, architecten, studiebureaus en alle andere actoren - blijft uiteraard bestaan. De benadeelde zal de aansprakelijkheid steeds in elk stadium kunnen inroepen, maar door de afschaffing van de huidige verzekeringsplicht BA Architecten zal de benadeelde mogelijk niet meer kunnen terugvallen op de waarborg van een verzekeraar. Dit is uiteraard geen goede zaak, noch voor de consument noch voor de aansprakelijke partijen. De nieuwe wet is evenwel gekoppeld aan de belofte van de wetgever om parallel alle intellectuele dienstverleners in de bouwsector te verplichten hun volledige burgerlijke aansprakelijkheid, met uitsluiting van de tienjarige, te verzekeren. Aannemers worden momenteel nog niet meegenomen in een ruimere verzekeringsplicht.
Alleen de tienjarige aansprakelijkheid conform artt. 1792-2270 BW De nieuwe verzekeringsplicht voor alle bouwactoren is wel expliciet beperkt tot de tienjarige aansprakelijkheid conform de artikels 1792 - 2270 van het Burgerlijk Wetboek. De verzekeringsplicht
geldt voor stabiliteits- en soliditeitsproblemen én voor waterdichtheidsproblemen die de stabiliteit en soliditeit van de gesloten ruwbouw in het gedrang brengen. Dit is een relatief beperkt onderdeel van het totale aansprakelijkheidsrisico van de bouwactoren. Elke aansprakelijkheid in de bouwfase, alsook de aansprakelijkheid voor licht verborgen gebreken, valt buiten de verzekeringsplicht. De realiteit leert ons nochtans dat de bouwactoren vaker aansprakelijk gesteld worden tijdens de bouwfase. Ook stabiliteitsproblemen manifesteren zich vaak tijdens de bouwfase. Na de oplevering is de aansprakelijkheid voor licht verborgen gebreken frequenter dan de tienjarige die onder artikels 1792 - 2270 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Alleen woningbouw De verzekeringsplicht van de tienjarige aansprakelijkheid conform artikels 1797 – 2270 van het Burgerlijk Wetboek wordt bovendien beperkt tot de sector van de woningbouw, met uitsluiting van de collectieve woningen. De toepassing van de wet is beperkt tot gebouwen die bij aanvang van de onroerende werken, uitsluitend of hoofdzakelijk, bestemd zijn voor bewoning door een gezin of alleenstaanden waar gezinsactiviteiten worden uitgeoefend. Elk ander soort gebouw (industriegebouwen, schoolgebouwen, ziekenhuizen, rusthuizen, kantoorgebouwen, hotels…) valt buiten de toepassing van de wet. De wetgever heeft hier in eerste instantie gedacht aan het financiële risico van de particulier die zijn spaarcenten investeert in het bouwen of verbouwen van zijn woning. Maar het kan niet ontkend worden dat de omvang van het risico in de andere domeinen vaak groter is. Hoe groter het project, hoe groter de potentiële schade. We mogen trouwens niet vergeten dat de instorting van een schoolgebouw in Kortrijk in de jaren 1980 voor de Orde van Architecten de aanleiding was om haar leden te verplichten zich te verzekeren voor hun beroepsaansprakelijkheid. In dit geval was de architect immers aansprakelijk voor de instorting. Uit die deontologische verplichting is nadien de wettelijke verplichting van 2007 gegroeid. De nieuwe wet voorziet bovendien een uitgebreidere lijst van uitsluitingen dan de wet van 15 februari 2006 en het uitvoeringsbesluit van 2007 waarin quasi niets mocht uitgesloten worden uit de waarborgverplichting. De schade die gekend is bij de oplevering of de schade die het gevolg is van een gekend gebrek, fout of wanprestatie, mag o.a. uitgesloten worden. De praktijk zal uitwijzen of de aanvaarding van de werken hierdoor niet moelijker zal worden
Welke aannemers? De wetgever bepaalt niet uitdrukkelijk welke aannemers van onroerende werken onder toepassing van de wet vallen. De wet spreekt enkel over natuurlijke personen of rechtspersonen die een onroerend werk uitvoeren op woningen die in België gelegen zijn en waarvoor de tussenkomst van een architect verplicht is. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat enkel de aannemers betrokken bij de gesloten ruwbouw een verzekeringsplicht hebben. Het begrip ‘gesloten ruwbouw’ is echter geen ‘wettelijk begrip’ zodat hieromtrent betwisting zou kunnen bestaan. Voor de architecten is het evenwel zeer belangrijk te weten wie onder de verzekeringsplicht valt. Dit omdat zij op de werf moeten controleren of de aannemers in kwestie een verzekeringsattest hebben. Zal de architect dan ook kunnen bepalen welke aannemer moet verzekerd zijn? Onder gesloten ruwbouw wordt doorgaans verstaan: enerzijds alle dragende elementen die bijdragen tot de stabiliteit en de soliditeit van een gebouw en alle andere elementen die erin geïntegreerd zijn of er deel van uitmaken (zoals trappen, scheidingswanden, ingebouwde leidingen) en anderzijds de elementen die het gebouw wind- en waterdicht maken (zoals dak- en buitenschrijnwerk). De uitvoerders van deze onroerende werken zullen dus zeker verzekerd moeten zijn. Wat de voorziene minimumwaarborg betreft, is het duidelijk dat de wetgever hoofdzakelijk de heropbouw van het goed en dus hoofdzakelijk de bescherming van het patrimonium van de bouwheer/latere verkrijger voor ogen heeft. De minimumwaarborg per schadegeval is immers gekoppeld aan de heropbouwwaarde met een maximum van 500.000 euro (geABEXeerd). De minimumwaarborgen slaan op het gebouw ongeacht het aantal appartementen en het aantal verzekerden in de polis. De wetgever laat de verzekeraar en de verzekeringnemer de keuze tussen jaarpolissen of projectpolissen, globaal of individueel, maar hij voorziet uitdrukkelijk dat de waarborg moet geboden worden voor de volledige duur van de tienjarige aansprakelijkheid conform artikels 1792 – 2270 van het Burgerlijk Wetboek. De verzekeraar moet de waarborg attesteren nog vooraleer het gebouw is opgericht en is gebonden tot 10 jaar na de oplevering, ook in jaar- of abonnementsformules.
gevolg. Ook bestaat het risico dat kleinere bedrijven niet de kans krijgen om aan te sluiten bij een globale polis. Er zal dan geopteerd worden voor grotere aannemingsbedrijven zodat het voortbestaan van kmo’s in het gedrang zou kunnen komen. Het beoordelen van de risico’s en technische resultaten is voor globale polissen ook niet evident. Voor de intellectuele dienstverleners in de bouwsector, die geviseerd worden door het parallelle wetsontwerp, zal de abonnementspolis zonder enige twijfel het voordeel hebben dat zij niet op zoek moeten gaan naar meerdere verzekeringsformules om hun volledige burgerlijke aansprakelijkheid, inclusief de tienjarige in de woningbouw, te verzekeren. Ook zullen de intellectuele beroepen die vandaag reeds een verzekeringsplicht hebben meer zekerheid hebben over de continuïteit van hun verzekering. Het invoeren van een verplichte verzekering voor aannemers kan zeker toegejuicht worden, maar de vraag blijft of de wetgever hier geen kans gemist heeft voor een gelijkwaardige verzekeringsplicht zoals het Grondwettelijk Hof voor ogen had.
Architecten We herhalen ook nog dat door de - tijdelijke afschaffing van de verzekeringsplicht van de architecten de aansprakelijkheden verder blijven lopen en het geen goede zaak zou zijn om enkel nog de tienjarige woningbouw te verzekeren. Het blijft noodzakelijk elke burgerlijke aansprakelijkheid in alle domeinen van de bouw te verzekeren, alsook de tienjarige aansprakelijkheid in de woningbouw waarvan de vergunning dateert van voor 30 juni 2018, en de tienjarige in alle andere domeinen van de bouw. Voorlopig verandert er voor de architecten niet zoveel m.b.t. hun verzekeringsplicht, de huidige regelgeving blijft nog lopen tot 30 juni 2018. Daarnaast is er sowieso nog de deontologische plicht die nog niet is afgeschaft zodat de architecten ook na 30 juni 2018 hun burgerlijke aansprakelijkheid zullen moeten blijven verzekeren. Verwacht wordt dat de wetgever de parallelle wet m.b.t. de verzekeringsplicht van de burgerlijke aansprakelijkheid van de intellectuele dienstverleners eveneens in voege zal laten treden per 30 juni 2018. De afgeschafte verzekeringsplicht zal vervangen worden door een verzekeringsplicht voor alle intellectuele dienstverleners in de bouwsector om hun volledige burgerlijke aansprakelijkheid, exclusief de tienjarige 1792-2270 Burgerlijk Wetboek, te waarborgen. De aannemers worden hierin niet betrokken.
Rebecca Ramboer Rebecca Ramboer is gedelegeerd bestuurder bij Protect nv
Verschillende soorten polissen Er kunnen globale polissen aangeboden worden waarin de aansprakelijkheid exclusief 1792 - 2270 Burgerlijk Wetboek van alle bouwactoren is gewaarborgd. De vraag stelt zich dan of deze oplossing niet zal leiden tot deresponsabilisering van de bouwpartners met kwaliteitsvermindering tot
Marijke Evens Marijke Evens, bedrijfsjuriste Protect
ARCHITECTURALE GEVELCASSETTES COMPOSIET ALUMINIUM STAAL CORTEN STAAL ALUZINC ZINC INOX Limeparts is vandaag toonaangevend in het aanleveren van totaaloplossingen voor geventileerde gevelprojecten. Meedenken met bouwheer en architect in het aanreiken van de meest efficiënte oplossing en het meest efficiënte compromis, maken van Limeparts een zeer betrouwbare en betrokken partner. In het kader van haar filosofie van totale kwaliteitszorg en het streven naar een duurzame samenwerking met elk type partner, beheerst zij het hele proces om van ieder project een succes te maken. Onder het motto ‘alles onder één dak’ (inclusief afwerking en finishing), werkt zij mee vanaf de voorstudie en de engineering, over de productie en de montage en speelt zij systematisch flexibel in op elke samenwerking en de strakke planning die de realisatie van een hedendaags bouwproject vraagt. Limeparts biedt nu ook een technische oplossing op het gebied van zonnewering en geintegreerde LED verlichting.
www.limeparts.be
adv NAV. 277/190 indd.indd 1
8/05/17 12:49
OLV College Vilvoorde zet in op gezonde en comfortabele klaslokalen Voor deze nieuwbouw stuurde zowel de bouwheer als het schoolbestuur aan op gezonde klaslokalen met voldoende verse lucht, veel daglicht en comfortabele binnentemperaturen. “Dat zijn nu eenmaal basisvoorwaarden om geconcentreerd te kunnen les volgen én geven” benadrukt Vera Maes(directrice OLV College). “Leerlingen merken zeer duidelijk het verschil met de oude gebouwen. Zelfs met de vensters dicht is de binnenlucht in de nieuwbouw na een lesuur nog in orde. En daar dragen zowel het ventilatiesysteem als de buitenzonwering toe bij.” Vraaggestuurd ventileren, met toevoer van verse, voorverwarmde buitenlucht Hoewel oorspronkelijk niet zo voorzien, ging men hier uiteindelijk toch voor een C+ ventilatiesysteem met Healthconnectoren van Renson. Kwestie van het ventilatiedebiet dankzij continue CO2-metingen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen afstemmen op de binnenluchtkwaliteit. Concreet is elk klaslokaal uitgerust met 2 healthconnectoren die aangesloten zijn op de centrale ventilatie-unit. De Healthconnectoren zijn uitgerust met sensoren die continu het CO2-gehalte in de binnenlucht meten en op basis daarvan het afvoerdebiet van de vervuilde binnenlucht regelen. Dat zorgt ervoor dat er (vraaggestuurd) enkel dan meer ge-
ventileerd wordt, wanneer de lokalen bevolkt zijn. “Al in de wedstrijdfase van dit project werd het voorstel gelanceerd om voor natuurlijke ventilatie te kiezen,” herinnert Nathalie Bracke (Tractebel Engineering° zich. “De inrichtende macht van de school was sowieso voor het idee gewonnen om verse lucht rechtstreeks binnen te halen, liever dan die via een kanalennetwerk in de klassen binnen te brengen.” Architect Jos Leyssens (Architectenbureau Licence To Build): “Vooral psychologisch is het belangrijk om een raam te kunnen openzetten. Het zorgt voor een stuk beleving door het contact met buiten. Het is bovendien een publiek geheim dat het onderhoud van kanalen en filters in scholen vaak niet zo accuraat gebeurt. Dat is nochtans absoluut
essentieel voor de kwaliteit van de binnenlucht.” Om het vraaggestuurde C+ ventilatiesysteem ook te kunnen rijmen met de opgelegde warmte-eisen van ‘Scholen van Morgen’, werden de Invisivent en Fixvent raamverluchtingen – die 24/7 zorgen voor een toevoer van verse buitenlucht – hier voorzien van Thermotune-voorverwarmingselementen. Een primeur voor een schoolgebouw. De lucht die via de raamverluchtingen binnenkomt wordt zo het hele jaar door tot een minimumtemperatuur van 16° C voorverwarmd. Basisventilatie gecombineerd met zonwering Dat de Fixvent raamverluchting in één en hetzelfde product kon gecombineerd worden met buitendoekzonwering, bood hier bovendien de
ideale oplossing om op zonnige dagen oververhitting in de zuid en zuidwest georiënteerde klaslokalen te vermijden. Met duurzaamheid hoog op het prioriteitenlijstje van dit project, wordt in warme perioden zo ook heel wat bespaard op (dure) actieve koeling. “Actief koelen was sowieso uit den boze,” aldus Jos Leyssens, “maar op warme dagen winnen we toch een paar graden door via ventilatieve koeling ’s nachts grote stromen koudere lucht binnen te laten via claustra. Die koelere lucht wordt in de massa van het gebouw opgeslagen en ’s anderendaags terug afgegeven.”
i
www.renson.be
© Studio Dann
18 actueel
Werken in bouwteam - Wat met overheidsopdrachten? Onlangs vond in Leuven een studiedag plaats over de mogelijkheden van vroegtijdige geïntegreerde samenwerking voor overheidsopdrachten. Het thema werd belicht vanuit vier invalshoeken: de nieuwe wet op overheidsopdrachten, het alliantiecontract, aanbevelingen voor een samenwerkingsgerichte openbare aanbesteding en een concreet praktijkvoorbeeld. Prof. dr. mr. Steven Van Garsse (Equator Advocaten) wierp de vraag op in hoeverre de nieuwe wet op de overheidsopdrachten, die sinds 30 juni jongstleden van kracht is, meer mogelijkheden tot vroegtijdige geïntegreerde samenwerking biedt. Op de samenwerkingsvormen die zijn ontstaan tijdens de zoektocht naar meer flexibiliteit en naar meer keuzemogelijkheden in de gunningsprocedures, zoals D&B, de diverse varianten van DBFMO, alliantie- en bouwteamcontracten, heeft de wet weinig impact. De enige wijziging is dat de promotieopdracht (DBF) niet langer een aparte rechtsfiguur met eigen regels vormt. De nieuwe regeling biedt wel meer mogelijkheden om marktspelers vroeger te betrekken bij de gunningsprocedure zelf. Zo krijgt de mededingingsprocedure met onderhandeling (MPMO) een verruimd toepassingsgebied, waardoor ze bijna een standaardprocedure wordt. De MPMO is voortaan toegelaten als de behoeften van de aanbesteder niet in te vullen zijn zonder een aanpassing van de onmiddellijk beschikbare oplossingen; als die behoeften ontwerp- of innovatieve oplossingen vergen; als specifieke omstandigheden (aard, complexiteit of juridische/financiële voorwaarden van de opdracht) en de daaraan verbonden risico’s voorafgaande onderhandelingen noodzakelijk maken. Ook de concurrentiegerichte dialoog laat toe om de markt sneller deel te laten nemen aan de procedure, maar deze vorm van aanbesteding is wel gereserveerd voor erg complexe opdrachten. Nieuw is het innovatiepartnerschap dat theoretisch zou kunnen worden gebruikt voor alliantiecontracten (zie verder), maar een erg beperkt toepassingsgebied kent. Vereist is namelijk dat de private partner aan onderzoek en ontwikkeling moet doen. Waarop moet een openbare aanbesteder letten als hij mikt op een vroege samenwerking van alle partners? Professor Van Garsse wees op drie belangrijke aandachtspunten. De procedure mag wettelijk niet leiden tot een vervalsing van de mededinging of een schending van de beginselen van non-discriminatie en transparantie. Zijn tip: organiseer de marktraadpleging op een transpa-
rante en doordachte wijziging. Daarnaast moet de aanbesteder vermijden dat de mededinging wordt vervalst doordat een kandidaat al als adviseur betrokken was bij de plaatsingsprocedure. Tip van de spreker: om problemen te vermijden, kan de aanbesteder kiezen voor een enkele procedure in plaats van aparte procedures te hanteren voor de voorbereiding en voor de uitvoering. Een derde mogelijk probleem is dat materiële wijzigingen een nieuwe aanbestedingsprocedure kunnen vereisen. Mogelijke oplossingen: werk met een plafondprijs, al dan niet gecombineerd met een aanneming volgens open boek; neem herzieningsclausules op; vang de dubbele rol van de aannemer in de procedure op door te werken met een vast deel voor de advisering en een voorwaardelijk deel voor de uitvoering.
problemen de joker toe te spelen, zoeken de partners naar oplossingen. Dat betekent uiteraard niet dat er niet wordt gediscussieerd: een goed debat blijft hét gezonde fundament voor een geslaagde samenwerking. Beslissingen worden unaniem en altijd in het belang van het project genomen. Daarvoor wordt een gezamenlijke managementstructuur opgezet onder leiding van een neutrale manager. Voor overheidsopdrachten kunnen bepaalde beslissingen eventueel de eenzijdige bevoegdheid van de aanbesteder zijn, bv. het respecteren van de regelgeving. Transparantie is troef met een plafondbudget, aanneming volgens open boek, afspraken over de fee, de winstmarge en de verdeling van mogelijke reserves. Alliantiecontracten zijn mogelijk via een onderhandelingsprocedure of een concurrentiedialoog. Belangrijk is dat de mogelijkheid tot wijziging in een zo vroeg mogelijk stadium wordt vastgelegd, met aandacht voor de problematiek van de door de vorige spreker aangehaalde essentiële wijziging. Bepaalde zaken die erg belangrijk zijn voor de overheid kunnen als niet te overschrijden grens worden vastgelegd, bv. keuzes die de continuïteit van de openbare dienstverlening in het gedrang brengen of het publiek of overheidsbelang op een andere manier schaden.
ALLIANTIECONTRACTEN
SAMENWERKINGSGERICHT AANBESTEDEN
Mr. Annelies Verlinden (DLA Piper) zoomde vervolgens in op het onderwerp alliantiecontracten. Dat zijn samenwerkingsgerichte contractvormen voor complexe opdrachten met veel onbekende factoren, waarvoor samenwerking en kennisbundeling noodzakelijk zijn. Het probleem bij een klassieke benadering van dergelijke projecten is dat de grote risico’s leiden een hogere prijs en/ of omvangrijke wijzigingen tijdens de uitvoering. De risico’s correct toewijzen per partij is dan weer een erg complexe opgave die dure en tijdrovende contractbesprekingen en -aanpassingen vergt. Alliantiecontracten stellen daar een aantal basisprincipes tegenover waarin de klemtoon ligt op de relatie tussen de partners. Elke partner is om te beginnen te goeder trouw. Risico’s en kansen worden gedeeld. Uiteraard moet de aanbestedende overheid die risico’s dan wel kunnen identificeren en beoordelen. Eventueel kunnen onvoorziene omstandigheden worden uitgesloten of onderworpen aan een (deel)plafondbudget. Wanneer één partij als enige een bepaald risico kan beheren en beïnvloeden, kan ze dat volledig op zich nemen. Iedereen engageert er zich toe om geen geschilprocedures op te starten. In plaats van elkaar bij
Ir. Annick De Swaef (Consensa Consulting) boog zich als derde spreker over het thema samenwerkingsgericht aanbesteden. Hoe kan een publieke opdrachtgever inschrijvers screenen op hun bereidheid en vaardigheid tot samenwerken? Zij formuleerde concrete vragen om via het aanbestedingsdossier de juiste partner te kunnen selecteren. Een inventaris. In hoeverre heeft een inschrijver referenties met complexe projecten, strategische partnerships en innovatieprojecten? Met wie en hoe lang werd samengewerkt? Hoe was de samenwerking gestructureerd? Welke partner kan de aanbesteder ter controle contacteren? Hoe ziet de inschrijver de rollen en verantwoordelijkheden van de experts, de projectmanagers, de account managers, de directieleden in het kernteam? Wie (cv!) zal deel uitmaken van dat kernteam? Zijn die mensen beschikbaar? Welke complexe projecten bracht de projectleider al tot een goed einde? Werkte het kernteam al eerder samen? Hoe kan het team volgens de inschrijver meerwaarde creëren door samen de kosten te beheersen, risico’s te detecteren en beheren, mogelijke
kansen aan te grijpen? Welke voorzorgsmaatregelen zijn nodig om de rendabiliteit van het project te verzekeren? Welke optimalisaties ziet de inschrijver? Hoe ziet de inschrijver de organisatiecultuur en structuur? Wie neemt wanneer waarvoor welke beslissingen? Welke procedures worden gehanteerd om conflicten op te lossen? Hoe worden kennis en informatie gedeeld? Komen er een projectsite (wat met de beveiliging en toegang?), een project bench, conference calls, een gedeelde agenda? Wat wordt verwacht van de opdrachtgever? Daarna boog Annick De Swaef zich over de vraag hoe de opdrachtgever zich intern kan voorbereiden. Cruciaal is dat hij niet alle risico’s bij het bouwteam legt. Hij mag ook niet uit het oog verliezen dat hij naast het bouwteam nog stakeholders heeft met wie hij rekening moet houden, bv. voor vergunningen of budgetten. Om de complexiteit procesmatig in goede banen te leiden, dringen een afbakening van de deadlines, van de vergunningstrajecten met een stand van zaken, van de start/stop beslissingen en van een exitstrategie zich op. De opdrachtgever kan verder de historiek en het voortraject beschrijven, alle stakeholders en hun belangen aanduiden en de risico’s oplijsten die hij zelf zal beheren. De werking van het team kan hij bevorderen door het team voor te stellen, met aanduiding van de rol van de bouwteammanager, de vroegere ervaringen met projecten van de projectleider en de interne experts, en de aanduiding met taakomschrijving van een sponsor, zeg maar een big shot, wiens aanwezigheid aangeeft dat de aanbesteder het team wel degelijk au serieux neemt. Wat het budget betreft, zijn een indicatie van het beschikbare budget en de verwachte inkomsten en terugverdieneffecten vereist. Houd er rekening mee dat samenwerken tijd en dus geld kost. Leg in het bestek duidelijk de budgetmechanismen uit, beloon kostenbesparende oplossingen en voorzie in financiële stimulansen voor innovatie en duurzaamheid. Een goede samenwerkingscultuur vraag tot slot om een professioneel relatiebeheer, respect voor gemaakte afspraken en een geslaagd conflictbeheer. Kijk naar de opleidingstrajecten die het team heeft gevolgd, verzorg de interne communicatie over het project en organiseer teambuildingmomenten.
TESTIMONIAL UIT DE PRAKTIJK De laatste spreker was Jan Vanreusel, financieel en technisch directeur van OPZ Geel, waar de voorbije jaren twee projecten in bouwteam
AIR
werden uitgevoerd: de renovatie en functionele herinvulling van een aantal historische en beeldbepalende gebouwen op de site (als onderdeel van een ruimer project dat De Zevensprong werd gedoopt), en de bouw van een nieuwe reguliere kinderpsychiatrische K-dienst. De onmiddellijke aanleiding om naar de bouwteamformule te grijpen, was de combinatie van tijdsdruk en flexibiliteit voor De Zevensprong. Tijdsdruk omdat, door de zesde staatshervorming, de financiering van de renovatie op de helling kwam te staan indien het dossier niet tijdig bouwklaar zou zijn. Flexibiliteit omdat er vooralsnog geen programma vastlag voor de te renoveren gebouwen en omdat de bouwkundige toestand, gezien de ouderdom en de vele tussentijdse renovaties, veel vraagtekens opriep. Naast die rechtstreekse druk speelden nog andere overwegingen mee. De klassieke aanbesteding is al snel een bron van conflicten, conflictbeheersing valt moeilijk te rijmen met de strikte reglementering op de overheidsopdrachten, de expertise van de aannemer blijft onbenut, en het OPZ wou het stuur meer zelf in handen nemen. Uit gesprekken met het architectenbureau osar architects bleek dat met de bouwteamformule heel snel alle partijen rond de tafel konden worden verzameld. Ook konden de partijen de gebouwen alvast beginnen te strippen terwijl ze nog nadachten over het inhoudelijke programma. Op advies van de architecten liet OPZ Geel zich juridisch begeleiden door het advocatenkantoor DLA Piper, zodat de instelling kon terugvallen op modeldocumenten en snel een onderhandelingsprocedure met bekendmaking kon starten. Tussen de dertien kandidaturen zaten zeven degelijke dossiers. Daaruit werden er drie weerhouden, met één preferente onderhandelingspartner (Vanhout nv), wat de kans bood om sneller vooruit te gaan. Praktische hulpmiddelen voor de selectieprocedure waren verder een plafondbudget, cost + fee afspraken waarbij uitdrukkelijk was vastgelegd wat wel en niet in die cost was inbegrepen, een aanneming volgens open boek met afspraken tot hoever dat reikt, prijsvergelijkingen voor de deelloten en onderaannemers, een opvolging in bouwteam en profit sharing als het project dankzij de inspanningen van het bouwteam onder het plafondbudget eindigde. Dat alles werd vastgelegd in een bondig contract met duidelijke afspraken. Wat is de scope van het project, welk plafondbudget hanteren we, hoe berekenen we de kostprijs, hoe werken we samen, hoe verloopt de opvolging? Welke rol speelde de bouwheer tijdens het proces? Essentieel is volgens Jan Vanreusel een absolute transparantie over de aard en het verloop van de procedure. Ook bij de evaluatie van de kandidaturen moet die transparantie behouden blijven, zodat je kan uitleggen waarom je iemand wel/niet kiest. Hanteer ten slotte de formule zoals ze is bedoeld, raadde hij aan, en tracht niet toch nog een aantal zaken juridisch af te dekken, want alles staat of valt met vertrouwen. Zijn verdere opsomming spreekt boekdelen: de goede sfeer rond de tafel bewaken; de verstandhouding met de aannemer verzorgen; knopen doorhakken; kritisch zijn; expertise alle kansen bieden; de evenwaardigheid van de partijen respecteren; een no-claimcultuur in stand houden; altijd oplossingsgericht denken. Hoewel de omstandigheden compleet anders waren, greep het OPZ Geel voor de K-dienst opnieuw naar de bouwteamformule. Deze keer werd bewust gekozen voor een voorontwerpfase binnen het bouwteam, iets waarvoor de vorige
BTICINO'S THIN REVOLUTION
BT_AIR_NAV_news_A5_190x135mm_NL_FR.indd 1
keer geen tijd was. Voor de rest vertoonden de aanpak en ervaring sterke parallellen. Voor de geplande bouw van een psychiatrisch verzorgingstehuis met 80 studio’s ligt er nog niet veel vast, maar het zal zeker gebeuren in bouwteam, besloot Jan Vanreusel.
PANELGESPREK De studiedag werd afgesloten met een batterij vragen, voorgelegd aan een panel. Hoe zagen de panelleden de verruimde mogelijkheden voor de onderhandelingsprocedure in de nieuwe wet op de overheidsopdrachten? Ir. Bert Lenaerts (VCB) reageerde positief, vooral omdat er dikwijls gebruik wordt gemaakt van een getrapte procedure. In de selectiefase kan je dan criteria, bijvoorbeeld referenties, opnemen om gemotiveerde consortia aan te trekken. In de offertefase kan je die dan vergelijken. Is het bouwteam er alleen voor grote of complexe projecten? Elvira Servaes (Het Facilitair Bedrijf ) vond het geen slecht idee om, als je voor een zuiver bouwteam gaat, te beginnen met een kleiner leerproject. Van een groot project hangen immers veel belangen af, waardoor mensen eerder geneigd zijn om krampachtig te reageren, en er minder ruimte of gevoel is voor de zachte waarden van de samenwerking. Johan Bel (ORI - Sweco) zei niet per definitie neen, maar vond de meerwaarde van een bouwteam groter naargelang een project complexer wordt. Hij pleitte ervoor dat ook de raadgevende ingenieurs van
11/09/17 10:31
in het begin bij het ontwerp worden betrokken. Vanuit diezelfde bekommernis uitte hij zijn vrees dat zaken als Total Cost of Ownership, duurzaamheid en kostenbesparingen minder goed uit de verf komen als er al een referentieontwerp voorligt. Een referentieontwerp vond hij eventueel interessant om al een vergunning aan te vragen, wat soms veel tijd vergt; of om bepaalde eisen die niet zo gemakkelijk te omschrijven zijn, duidelijker te expliciteren. Op de vraag of werken in bouwteam een grote mentale switch vergt vanwege opdrachtgevers, antwoordden Bart Zoete en Elvira Servaes (Het Facilitair Bedrijf ) dat zij al heel wat van die goede praktijken toepassen, los van de bouwteamgedachte, maar dat er zeker nog sprake is van enige terughoudendheid, zowel bij besturen als bij aannemers en architecten. De organisatie moet volgens hen ook klaar zijn om in bouwteam te kunnen werken, en ervan overtuigd zijn dat die aanpak zinvol is. Zijn besturen ook bereid om de extra tijd die werken in bouwteam vergt, te vergoeden? Elvira Servaes beaamde dat dit een gevoelig punt is, maar dat de geleverde inspanningen, die bij een geïntegreerde samenwerking in een vroeger stadium worden geleverd, ook op het gepaste moment moeten worden gerenumereerd. Steven Maeyaert (Bouwunie) betoogde dat de vergoeding veelal onvoldoende of zelfs onbestaande is, hoewel het geselecteerde team zware inspanningen moet leveren. Nochtans was hij ervan overtuigd dat een bouwteam voor een opdrachtgever eco-
nomischer is, ook als alle partijen in de offertefase een redelijke vergoeding krijgen. Bert Lenaerts noemde het aanvaardbaar dat een consortium gedeeltelijk mee investeert in de aanvangsfase, maar waarschuwde voor het feit dat besturen soms te lichtzinnig omspringen met de procedures, waardoor er nog altijd projecten afspringen. Kunnen/moeten onderaannemers mee in het bouwteam zitten? Volgens architecte Rita Agneessens (B2Ai) zijn die dikwijls te laat bekend, waardoor achteraf soms nog zaken moeten worden aangepast. Ze voegde er wel meteen aan toe dat dit een begrijpelijk commercieel verhaal is: de inschrijvende aannemer wil zich nu eenmaal niet te vroeg binden om zijn marktconsultatie niet te hypothekeren. Steven Maeyaert vond de vrees dat de onderaannemer op zijn honger blijft zitten, onterecht voor technische dossiers. Tot slot rees de vraag wie optreedt als coördinator. Afhankelijk van de ervaring kan zowel de aannemer als de architect dat doen, vond Rita Agneessens. Elvira Servaes voegde daaraan toe dat niet alle besturen daarvoor de juiste mensen in huis hebben. In ieder geval is een vertegenwoordiger van de opdrachtgever aangewezen als procesmanager, reageerde Rita Agneessens. Een belangrijke les die we vandaag meenemen,is dat de bouwheer het team moet samenhouden en de sfeer in dat team op termijn moet blijven behartigen, besloot Elvira Servaes. Redactie: Staf Bellens Foto’s: Studio Dann
Werken in bouwteam Dit artikel verschijnt in het kader van het project ‘Werken in bouwteam: een innovatief bouwproces’. Met dit project willen de projectpartners NAV, Bouwunie, VCB en ORI, met steun van het Vlaamse agentschap Innoveren & Ondernemen, de bouwteamaanpak toelichten en promoten bij hun leden en andere bouwpartners en aanbevelingen formuleren om de geïntegreerde samenwerking te optimaliseren. Met de steun van:
20 publiredactioneel
Maak plaats voor de elektrische wagen Oké, je klanten willen een future-proofwoning en daar hoort voor hen een elektrische wagen bij. We zetten voor jou enkele zaken op een rijtje om hen met kennis van zaken bij te staan. En misschien zelf ook wel de switch maken naar een elektrisch voertuig.
Ongeveer 70% van de laadbeurten vindt thuis plaats. Hiervoor heeft de gebruiker een speciale kabel met beveiliging nodig (de zogenaamde In Cable Control Box of ICCB) en een goed geaard stopcontact. Je moet hierbij wel met enkele zaken rekening houden: • Een oplaadbeurt met een standaard stopcontact neemt al snel een kwart van de beschikbare stroom van een woning in beslag. • De exacte duur van de oplaadbeurt van een volledig lege batterij hangt onder meer af van het type en de grootte van de batterij, de omgevingstemperatuur, … Aan een gewoon stopcontact duurt dit gemiddeld 10 uur. • Huishoudelijke stopcontacten zijn echter niet gemaakt om langdurig belast te worden door hoge stroom. Dit kan ervoor zorgen dat het stopcontact te warm wordt. Beter is het om je klanten aan te bevelen om hun wagen op te laden via een driefasige aansluiting. Zo is het mogelijk om een afzonderlijk laadpunt te installleren met specifieke stekker: een laadpaal buiten of ‘wallbox’ binnen. Let wel, dit laadpunt vormt een vast onderdeel van de elektrische installatie van de klant.
Wat zijn de voordelen van een afzonderlijk laadpunt? Dit biedt volgende voordelen voor de bouwheer: • Comfort: geen dreigende stroomonderbrekingen in huis door opladen van de wagen. • Sneller laden: de oplaadtijd wordt gehalveerd in vergelijking met laden aan een conventioneel stopcontact. • Veiligheid: geen risico op een oververhit stopcontact. • Budget: er zijn modellen op de markt die instelbaar zijn zodat ze enkel laden bij nachttarief of als de zonnepanelen voldoende produceren. Zo kunnen de kosten gedrukt worden.
Waarmee rekening houden bij het ontwerp? Heeft jouw klant plannen om op korte of lange
termijn over te schakelen op een elektrische wagen, dan kan je als architect helpen met het volgende: • Voorzie van bij de start voldoende wachtbuizen, zodat de laadpunten achteraf zonder problemen kunnen geïnstalleerd worden. • Denk mee met je klant over waar de oplaadpunten het best geplaatst worden. Houd hierbij rekening met zowel het architecturale aspect (binnen of buiten, aan de muur bevestigd of op een sokkel) als het gebruiksgemak (zorg in appartementen bv. dat het oplaadpunt bereikbaar is vanuit verschillende parkeerplaatsen zodat een volgeladen wagen zich niet verplicht moet verplaatsen). • Houd bij de keuze van de elektriciteitsaansluiting rekening met de behoefte van de klant (des te hoger het vermogen, des te sneller de wagen zal opladen), maar maak hem ook bewust dat een hoger aansluitvermogen steeds gepaard gaat met een hogere aansluitkost. Raad je klant daarom aan om slim om te springen met het ter beschikking gestelde vermogen. Bijvoorbeeld: - Laad de wagen ’s nachts op of met zonnestroom - Laad de batterij niet volledig op, en reken op bijlaadmogelijkheden op het werk of op publieke laadpalen
Een man met een plan Voor een reactie van een tevreden elektrisch automobilist klopten we aan bij Wouter. Gedreven door energiebesparing en een hart voor het milieu, rijdt Wouter al sinds april 2015 elektrisch. “Omdat het al enkele jaren ons doel was om ooit een elektrische wagen aan te kopen, lieten we in 2012 extra zonnepanelen installeren. Op dat moment hadden we eigenlijk een overcapaciteit, maar die moest op termijn dienen voor onze elektrische wagen. Die hebben we in 2015 aangeschaft. We installeerden meteen een eigen laadstation van 32 ampère in onze garage. Zo heeft een oplaadbeurt geen impact op de
stroom in de rest van ons huis en rijden we nu voor het grootste deel op zonne-energie. Iets waar we best trots op zijn.”
WIST JE DAT DE GEMIDDELDE VLAMING DAGELIJKS SLECHTS 40 KM AFLEGT MET ZIJN VOERTUIG? WAAROM ZOU JE DE BATTERIJ DAN IEDERE DAG VOLLEDIG MOETEN OPLADEN?
Investering loont “We hebben nog geen seconde spijt gehad van onze keuze. Ondanks de hogere aankoopprijs en de kosten voor de elektrische installatie, is elektrisch rijden op termijn een stuk goedkoper. Terwijl we vroeger makkelijk 500 euro per maand uitgaven aan diesel, spenderen we nu maandelijks geen 200 euro meer. Reken daarbij nog de lagere onderhoudskosten en de fiscale voordelen en dan mogen we wel stellen dat onze investering loont.”
• Raad je klant aan om zonnepanelen te leggen. Als er voldoende stroom wordt geleverd door je zonnepanelen, tank je rechtstreeks van de zon en voorzie je de wagen maximaal van groene stroom. • Sommige wagens kunnen onverwacht uitschakelen wanneer je ze aansluit op een stroomnet zonder nulgeleider (3x230V-net). Bij dit soort netten moet er mogelijks op de binneninstallatie een aanpassing gebeuren. Om te weten of de aansluiting van jouw klant geschikt is voor een bepaald type oplaadpunt, neem je het best contact op met je netbeheerder (Eandis of Infrax).
“Onze auto is echt een plezier om mee te rijden. Je hoeft niet te schakelen, je rijdt direct op vol vermogen en hij is muisstil. Zowel mijn vrouw, mijn oudste zoon als ikzelf gebruiken hem regelmatig. Samen leggen we er bijna 30.000 kilometer per jaar mee af.” “Elektrisch rijden vraagt wel een andere aanpak dan klassiek rijden. Omdat mijn elektrische wagen een beperkte actieradius heeft, moet je soms je ritten goed plannen. Op Google Maps zoek ik de beste route en de plaatsen met openbare laadpalen om bij te tanken.”
Laadpalen à la carte Om elektrische wagens nog aantrekkelijker en toegankelijker te maken, lanceerde de Vlaamse overheid een plan om 2.500 bijkomende laadpalen te installeren tegen 2020. Daarbovenop zijn er nog eens 2.000 laadpunten gepland volgens het ‘paal volgt wagen’-principe. Dat houdt in dat eigenaars van een 100% elektrische wagen (dus
geen hybride) een laadpaal kunnen aanvragen als er geen mogelijkheid is om oplaadinfrastructuur op eigen terrein te plaatsen of er geen publieke laadpalen in de buurt van de woning zijn. In dat geval zorgt de netbeheerder voor een publiek toegankelijk laadpunt vlakbij.
i
www.eandis.be www.infrax.be
DE E V OLU T IE VA N DOMOT IC A
/ 3G
Welcome simplicity.
4G W
IF I
DE EVOLUTIE VAN DOMOTICA
VOOR DE KLANT
VOOR DE INSTALLATEUR 1. Sluit alle producten van het systeem MyHOME_Up aan op de bus 2. Sluit MyHOMEServer1 aan: automatisch wordt de volledige installatie gescand en in een mum van tijd worden alle actuatoren geconfigureerd 3. Open de App MyHOME_Up: het enige dat gedaan hoeft te worden is het koppelen van actuatoren en bedieningen
Programmatie zonder software Eénzelfde App voor installateur en eindklant
Eenvoudige creatie van scenario’s op basis van TIJD
VOORWAARDE
Integratie met 3de partijen MUZIEK (Nuvo, Sonos)
SLIMME LAMPEN (Philips Hue, Lifx)
BUS
MyHOMEServer1
LG_MyHOME_UP_NAV-news_277x190mm_NL_FR.indd 1
LB12 - NAV.indd 1
GEOLOCATIE
SMART TV (Samsung, LG)
11/09/17 10:06
14/09/2017 10:45
22 regio
Het Herman Teirlinckgebouw, het grootste passieve kantoorgebouw in België
Twee dagen na de officiële opening van het Herman Teirlinckgebouw trakteerde het NAV Vlaams-Brabant & Brussel zijn leden en geïnteresseerden op een bezoek doorheen het gebouw samen met de verschillende bouwpartners. Deze nieuwe landmark in het hart van Brussel is een ontwerp van de hand van Neutelings-Riedijk en is het grootste passief kantoorgebouw van ons land. Het nieuwe gebouw bevindt zich langs het kanaal op de site van Tour & Taxis. Ongeveer 2.600 medewerkers van de Vlaamse Overheid zullen er hun stek vinden. Het architectenbureau stond voor de zware opdracht om een gebouw te ontwerpen tegenover het impressionante Koninklijk Pakhuis. De specifieke vorm van het nieuwe gebouw en zijn inplanting op het terrein zijn een knipoog naar de omgeving. De rechthoekige laagbouw van zes bouwlagen sluit aan op de nokhoogte van het naburige Koninklijk Pakhuis. Daarnaast is de voorgevel uitgelijnd met die van het Pakhuis. Beide gebouwen sieren de toegangspoort naar de site langs de Havenlaan. De 60 meter hoge toren wil de link leggen met de skyline van Brussel en geeft het project een herkenbaar element. Door het gevarieerde en vloeiende bouwvolume past het kantorencomplex in de omgeving. De meandervorm van het gebouw is hoofdzakelijk bekleed met gele baksteen dat op een dynamische wijze doorbroken wordt door ritmisch geplaatste betonnen raamkaders en glazen volumes. Het spel van licht en schaduw versterkt de vorm van het gebouw. De inkom van het gebouw wordt geaccentueerd door een uitkragend volume en loopt over in een overdekte publieke binnenstraat. Deze binnenstraat ligt in het verlengde van die van het Koninklijk Pakhuis. De nieuwbouw is circa 45.000m2 groot en voldoet zowel aan de hoogste duurzaamheidsscore volgens het waarderingshandboek van de Vlaamse Overheid als aan de passiefnorm van het Brusselse Gewest.
BINNENSTRAAT Alle publieke functies bevinden zich langs deze binnenstraat. Gevel en plafond in metselwerk lopen in elkaar over. De zwarte openingen in het plafond creëren een soort dambordpatroon. Naast het esthetische heeft het ook een functionele kant: het wordt gebruikt om technische
componenten in weg te werken en zorgt voor akoestische absorptie. Op het gelijkvloers vinden we het bedrijfsrestaurant met keuken, een polyvalente ruimte, het groot auditorium, een koffiebar, een sportruimte en zelfs twee binnentuinen. De binnenstraat en de - tuinen willen een stedelijk karakter oproepen waar plaats is voor ontmoeting en waar ruimte is om bijeenkomsten te organiseren. Op de eerste verdieping liggen publieke vergaderzalen rond centrale balkons die uitgeven op de binnenstraat. In de laagbouw zijn van de tweede tot de vijfde verdieping kantoren gesitueerd rondom twee daktuinen. De daktuinen bieden doorzichten waardoor afdelingen visueel met elkaar zijn verbonden. Aan het einde van de binnenstraat begint het torenvolume dat enkel kantoren bevat die uitzicht hebben over de stad. Dankzij de grote glazen gevels en daken rondom de tuinen dringt daglicht diep binnen in het gebouw. De binnenstraat en de tuinen zijn als aangrenzende onverwarmde binnenruimtes te beschouwen. Zonwering is niet voorzien en er wordt niet gekoeld of verwarmd. Aan de glazen plafonds zijn ventilatiekleppen voorzien die automatisch aangestuurd worden door sensoren.
DAGLICHT EN HORIZONTALE VLOEROPPERVLAKTES Optimale daglichttoetreding en een aangenaam uitzicht waren belangrijke aspecten in het ontwerp om het welzijn van de medewerkers te optimaliseren. De werkplekken zijn gelegen aan gevelzijdes en dus voorzien van voldoende daglicht. Functies die geen daglicht vereisen, zijn geplaatst in de meer donkere middenzones van het gebouw. De vorm van het gebouw maakt dit mogelijk. Een klassieke kantoortoren heeft enkele nadelen zoals kleine vloervelden en een beperkte flexibiliteit rond een centrale kern. De opzet van dit gebouw daarentegen maakt grote horizon-
tale vloeroppervlaktes mogelijk. Daarnaast wordt door de meandervorm het grote volume onderverdeeld in volumes van verschillende grootte en diepte waardoor een wisselende organisatievorm en flexibiliteit mogelijk zijn, zowel nu als in de toekomst. Dit concept ondersteunt ‘het nieuwe werken’ van de Vlaamse Overheid waarbij medewerkers worden gestimuleerd om plaats- en tijdsonafhankelijk te werken.
STRAMIEN EN RITMIEK Het gebouw werd geopend amper 26 maanden na de eerste steenlegging op 1 juli 2015. De snelheid waarmee dit complex is kunnen opgericht worden, is grotendeels te danken aan het concept. Door het hanteren van een stramien van 7,2 m op 7,2 m voor de structuur zijn alle overspanningen identiek. Deze ritmiek in de structuur resulteert in een snellere bouwtijd en ook een lagere kostprijs. Dit is doorgetrokken naar het gevelontwerp waardoor identieke elementen konden worden gebruikt wat ook voordelig is voor de kostprijs. De ramen zijn identiek en passen in het stramien van de structuur. Ze zijn opgedeeld in 3 identieke delen van telkens 1,8 m. Aan weerszijden van het raam blijft telkens eenzelfde maat over. De gevelbekleding van gele baksteen bestaat uit een module van 45 x 45 cm en vult de overgebleven ruimte langs de ramen op. Nergens zijn passtenen nodig geweest. Deze module is ook doorgetrokken naar de afwerking binnen. Zelfs de vloertegels volgen de 45 x 45 cm module.
DUURZAME TECHNIEKEN Het nieuwe kantoorgebouw is een duurzaam en passief gebouw. Tijdens de prille ontwerpfase zijn aan de hand van simulaties belangrijke parameters voor materiaalkeuze en technieken afgeleid, en een geïntegreerde ontwerpaanpak toegepast.
Dankzij een compacte bouwvorm, een doorgedreven isolatiebeleid, een hoge luchtdichtheid en het gebruik van duurzame technieken bekomt het gebouw een laag E-peil dat na het plaatsen van zonnepanelen zal zakken tot E23. Bovendien zijn ook een deel passieve maatregelen genomen. De geprefabriceerde betonnen raamkaders dienen als zonwering om de koelvraag te verlagen. De binnenstraat en de tuinen werken als een warmtebuffer. Duurzaamheid omvat ook het comfort voor de gebruiker. In de ruimten waar de bezettingsgraad redelijk constant is, zoals in de kantoren wordt gekoeld en verwarmd door middel van betonkernactivering. Stralingswarmte of –koude heeft een uniforme verdeling en is tochtvrij. Het wordt daarom als aangenaam beschouwd. Daarnaast is een secundair afgiftesysteem via ventilatiemonden in de vloer voorzien dat enkel wordt ingeschakeld voor fijnregeling (beton reageert langzaam), om extremen op te vangen en/of tijdens tussenseizoenen. In ruimten met hogere of variabele bezettingsgraden, zoals het restaurant en de publieke vergaderzalen, worden klimaatplafonds gebruikt voor koeling en verwarming. Daarenboven wordt abiatische koeling op de ventilatielucht toegepast: verneveld hemelwater wordt in de afgevoerde lucht gespoten om deze af te koelen. Via een warmtewisselaar koelt dit op zijn beurt de toegevoerde lucht af. Zowel betonkernactivering als de klimaatplafonds worden aangestuurd met warmtepompen. De warmtepompen gebruiken het grondwater als energiebron. Water uit grondwaterputten wordt tijdens de warme periode van het jaar gebruikt voor koeling en tijdens de koudere periode voor verwarming. Ongeveer 90% van de vraag naar energie voor verwarming en koeling wordt door geothermische energie geleverd. Deze combinatie van die grondkoppeling en betonkernactivering wordt het GEOTABS-concept genoemd, met dit gebouw tevens de grootste toepassing in België. Het duurzame karakter werd ook doorgetrokken in de materiaalkeuze en de inrichting van het gebouw. Aan het plafond in de kantoren zijn akoestische ronde elementen bevestigd waarin de nieuwste generatie LED-armaturen zijn geïntegreerd. De verlichting wordt automatisch gestuurd o.b.v. sensoren die reageren op daglichtintensiteit en bezetting.
regio 23
Duurzaamheid naar het gebruik in het gebouw toe was een belangrijk aandachtspunt. Signalisatie, informatieverstrekking en bredere cirulatieruimtes doorheen het gebouw zorgen voor een grote toegankelijkheid. Aan de zuidkant van het gebouw zijn drie kernen met brede trappen die werknemers moeten stimuleren om vaker de trap te nemen. Afhankelijk van de te verrichten activiteit, kan een medewerker plaatsnemen op een bureau in de landschapskantoren waarbij elk bureau in hoogte verstelbaar is. Er zijn ook cocons voorzien waar werknemers in kleine groepen geconcentreerd kunnen overleggen. Deze flexibele indeling laat een duurzaam gebruik toe. Ook naar transport toe zijn maatregelen genomen om duurzame mobiliteit te ondersteunen. Zo zijn er in de ondergrondse parkeergarage oplaadpunten voor elektrische wagens en voorzieningen voor werknemers die met de fiets komen (douches, lockers).
Koninklijke Loge, Hoeilaart – Helon architecten – foto: Christophe Van Couteren
Virginie Lovelinggebouw, Gent – Polo architects – foto: Luc Roymans
KUNST EN ARCHITECTUUR Het Herman Teirlinckgebouw dankt zijn naam aan de Belg Herman Teirlinck die een belangrijke bijdrage leverde aan de Vlaamse cultuur. In het gebouw is er sterk ingezet op kunst. Talrijke kunstwerken van verschillende kunstenaars zijn om die reden in het gebouw geïntegreerd. De betonnen raamkaders hebben een reliëftekening die door Henri Jacobs speciaal voor dit gebouw is ontworpen. Het vloeiende reliëf verzacht de zware kaders. Ook de borstweringen van de trappen die leiden naar de balkons op de eerste verdieping zijn ontworpen door dhr. Jacobs. Bij het betreden van het gebouw kan je niet langs de enorme plafondcirkels kijken. Ze dragen bij tot het unieke karakter van de binnenstraat en brengen deze tot leven. Sophie Nys, Pieter Vermeersch en Aglaia Konrad hebben deze cirkels ingevuld met beeldmotieven van planten, natuursteen en groeves. Aan de buitengevel op het gelijkvloers zal nog een gedicht van Charlotte Van den Broeck in de blinde stukken van de betonnen kaders worden aangebracht. Verschillende fotografen zullen tenslotte hun werk kunnen tonen in de grote betonkaders in de binnentuinen. Foto’s: Jos Verhoogen
Jo Weltens Arch. Jo Weltens is freelancejournalist
Gemeenschapsinstelling De Grubbe, Everberg – LLOX architecten – foto: Luc Roymans
Zoutloods, Grobbendonk – Goossens & Bauwens ir.-architecten bvba – foto: Thomas De Bruyne
Meewerken aan een bouwproject van de Vlaamse overheid? Dan bent u bij Het Facilitair Bedrijf aan het juiste adres Het Facilitair Bedrijf is de partner voor vastgoed en facilitair management binnen de Vlaamse overheid en biedt zo andere entiteiten van de Vlaamse overheid ondersteuning om de uitvoering van hun kerntaken te vergemakkelijken. De afdeling Bouwprojecten is een onderdeel van Het Facilitair Bedrijf en coördineert diverse bouwprojecten van de Vlaamse overheid verspreid over heel Vlaanderen. Dit kan gaan over zowel nieuwbouw- en renovatieprojecten als het inrichten of optimaliseren van gebouwen. De vastgoedportefeuille van de Vlaamse overheid is zeer gevarieerd, van administratieve gebouwen tot jeugdinstellingen en vormingscentra, regieposten en luchthavengebouwen, loodsen en centra voor milieu- en natuureducatie en culturele en historische infrastructuur (zoals de sites van het Kasteel van Gaasbeek, Landcommanderij Alden Biesen, de Plantentuin van Meise en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen) De afdeling Bouwprojecten telt ongeveer 50 medewerkers, waaronder enkele interne consulenten, experten in een specifiek vakgebied. De
afdeling beheert en coördineert de bouwprojecten van projectdefinitie en programma van eisen, over ontwerp, tot en met oplevering van de werken en overdracht naar exploitatie. Een ploeg van projectleiders, werfcontroleurs en administratieve krachten realiseert jaarlijks een 100-tal projecten.
Meewerken aan een bouwproject van de Vlaamse overheid? Het Facilitair Bedrijf is voortdurend op zoek naar nieuwe partners, zowel architecten als aannemers/bouwondernemingen om zijn projecten mee te realiseren.
i
Interesse in onze projecten? www.publicprocurement.be/nl www.vlaanderen.be/bouwprojecten Facebook.com/Bouwprojecten-Vlaamse-overheid
NAV VLAAMS-BRABANT & BRUSSEL WANDELT DOOR LEUVEN Op 14 juni 2017 organiseerde NAV Vlaams-Brabant & Brussel een boeiende architectuurwandeling door Leuven waarvoor 54 collega’s zich voor inschreven. Onder een stralende zomerzon werden we verwacht om 14 uur aan het stadhuis van Leuven waar 3 gidsen van ‘Stad en Architectuur vzw’ ons opwachten. De architectuurwandeling volgde het parcours van de Dijle die door de stad loopt, bracht ons langs een selectie van historische en hedendaagse gebouwen en gaf ons een blik op verdere toekomstige realisaties. Via de nog te ontwikkelen Hertogensite (volgens een masterplan van TV De Gregorio & Partners - 360 architecten – Wirtz ) en de Dijleterrassen wandelden we voorbij diverse projecten, gaande van recente sociale huisvesting, privé-ontwikkelingen, restauratieprojecten, reconversiesites en studentenhuisvesting om te eindigen aan de Vaartkom. Daar sloten we in de oude herbestemde brouwerij De Hoorn deze interessante en zonnige namiddag af met een welgesmaakt drankje.
24 nav werkt
Overheidsopdrachten voor beginners. Een handleiding voor architecten Overheidsopdrachten zijn een zeer complexe en omvangrijke materie, welke aanleiding kunnen geven tot vele misvattingen en foute interpretaties. Het is daarenboven niet iedereen gegeven om voldoende kennis te vergaren om overheidsopdrachten te lanceren en af te werken volgens de regels van de kunst. Dit werk beoogt een praktische handleiding te zijn voor architecten, die voor de eerste maal in aanraking komen met overheidsopdrachten en zich verloren voelen in de massa’s wetteksten en boeken die rond deze problematiek zijn opgesteld. Deze handleiding is niet te lezen ter vervanging van de betrokken wettelijke teksten, ze beoogt alleen op een beknopte manier een overzicht te geven van de verschillende procedures en de lezer op weg te helpen in de toepassing ervan.
i
Deze publicatie is enkel digitaal en enkel voor leden beschikbaar via www.nav.be
BIM op ieders maat. Leidraad voor het architectenbureau De klassieke aanpak van een bouwopdracht is sequentieel. Daarbij gaat de overdracht van plannen, documenten en andere informatie van de ene partij naar de andere onvermijdelijk gepaard met een verlies van informatie en efficiëntie. Die manier van werken wordt daarom steeds vaker ingeruild voor samenwerkingsvormen die integratie bewerkstelligen. BIM’en maakt deze samenwerking efficiënter. Architectenbureaus die verder denken dan vandaag, kunnen dan ook niet aan BIM voorbij. Maar ze moeten de tool wel op de meest gepaste manier in hun praktijk introduceren en gebruiken. Daarbij wil deze pocket hen ondersteunen. Hij vormt een introductie voor wie de hand aan de ploeg wil slaan. Naast praktische tips voor de implementatie en de eerste BIM-stappen zoomen we in op de ervaringen van collega’s die deze fasen al achter de rug hebben.
i
MeerOverEPB.be heet voortaan Energiebewustontwerpen.be ... en krijgt een make-over Advies nodig over energiebewust bouwen of verbouwen? MeerOverEPB.be is al enkele jaren dé place to be voor alle vragen rond energie van architecten en epb-verslaggevers. De website zit vanaf nu in een nieuw jasje en krijgt een nieuwe naam: Energiebewustontwerpen.be. Het thema ‘energiebewust ontwerpen’ is actueler dan ooit. Architecten vervullen een voortrekkersrol in het pad naar een duurzame toekomst. En Energiebewustontwerpen.be speelt hier optimaal op in. Met handige tools en uitgebreide technische informatie wil NAV ontwerpers nóg beter begeleiden in een energieverhaal dat steeds verder evolueert. Van EPB-regelgeving tot concrete bouwstrategieën: NAV bundelt, filtert en selecteert alle informatie over energiezuinig bouwen die relevant is binnen onze sector. Steeds helder en to the point. De nieuwe website laat zich intuïtief gebruiken en is makkelijker doorzoekbaar dan voorheen. Neem een kijkje en ontdek het zelf!
i
NAV-leden kunnen deze pocket gratis bestellen via www.nav.be
Vragen of feedback over de nieuwe lay-out? Laat het ons weten via bs@nav.be
Ook ventilatie- en rookafvoerkanalen moeten Europees getest zijn In dit artikel gaan we in op de wetgeving en normering rond brandwerende ventilatie- en rookafvoerkanalen.
Kennis, technologie en beleving in nieuwe Reynaers Campus De Reynaers Campus in Duffel bundelt de kennis en ervaring van architecten, raamfabrikanten, aannemers en medewerkers. Het vormt zo een echte inspiratiebron voor al wie betrokken is bij het bouwproces. Het Experience Centre van Reynaers is ontworpen om mensen samen te brengen en te inspireren met innovatieve technologieën voor architecturale bouwoplossingen. De Experience room overstijgt ruim het klassieke showroomconcept. Je ziet en voelt er uiteraard de raam-, deur- en gevelelementen maar het zijn tal van inspirerende digitale toepassingen die de beleving compleet maken. Profielsecties worden geprojecteerd als hologram, geselecteerde producten worden gevisualiseerd in gebouwen op de led-wall en zoveel meer. Voor een exclusieve meeslepende ervaring kan je een bezoek aan AVALON boeken, waar je toekomstige gebouwen kan verkennen in Virtual Reality. Elk project dat werd ontworpen in de courante 3Dsoftwareprogramma’s kan in AVALON opgeladen en geprojecteerd worden. Meerdere personen bevinden zich in 1 virtuele
realiteit en kunnen samen een project tot in de kleinste details bespreken. Technology Centre Het Reynaers Technology Centre is het grootste private innovatie- en testcentrum in Europa. Een van de paradepaardjes van het testcentrum is de state-ofthe-art 15 meter hoge testmuur voor het uitvoeren van lucht-, wind- en watertesten op verdiepingshoge gevels. Het Technology Centre huisvest ook het onderzoekscentrum, met de R-cube en het R-lab. De R-cube is een roteerbare onderzoeks- en testinstallatie ontworpen voor thermische prestatieanalyses. Het Rlab is een speciaal labo om oplossingen in een vroeg stadium te testen door middel van rapid prototyping en 3D-printing.
i
www.reynaers.be
Net als alle andere brandwerende constructies moeten brandwerende ventilatie- en rookafvoerkanalen een Europese classificatie bezitten. De prestaties van ventilatiekanalen moeten voortaan voldoen aan de eisen van de classificatienorm EN 13501-3. Voor rookafvoerkanalen geldt de classificatienorm EN 13501-4. Er zijn nogal wat verschillen tussen de nieuwe classificatiemethode en de vroegere benaderingswijze volgens NBN S21-207. Een eerste verschil op technisch en normatief vlak is het onderscheid dat wordt gemaakt op basis van het directe toepassingsgebied van het kanaal; m.a.w. de prestatiecriteria voor ventilatiekanalen zijn niet dezelfde als die voor rookafvoerkanalen. Voor ventilatiekanalen en voor rookafvoerkanalen bestemd voor de afvoer van rook uit verschillende brandcompartimenten (in de classificatie aangeduid door “Multi”), die worden blootgesteld aan een volontwikkelde brand (ISO-curve 834) zijn er twee verschillende testprocedures, nl. EN 1366-1 (voor ventilatiekanalen) en EN 1366-8 (voor rookafvoerkanalen bestemd voor de afvoer van rook uit verschillende brandcompartimenten). Met de resultaten van deze brandproeven kan een classificatie worden behaald voor een brandweerstand EI-S (brandweerstand voor alle prestatiekenmerken). Alle PROMADUCT®-500 oplossingen zijn ontwikkeld in overeenstemming met deze classificatiemethode op basis van het toepassingsgebied. Bovendien is de constructiewijze van onze zelfstandige ventilatiekanalen en rookafvoerkanalen voor de afvoer van rook uit verschillende brandcompartimenten gelijkaardig, wat de montage op de werf vergemakkelijkt. Deze innoverende constructiewijze laat ook toe om gemengde of hybride kanalenstelsels te realiseren. Het nieuwe PROMADUCT®-500 systeem volgens de Europese normen is vergelijkbaar met het oude systeem, zodat wij nog steeds beroep kunnen doen op onze jarenlange technische expertise. Een tweede normatief verschil t.o.v. het oude systeem is het feit dat de Europese norm geen classificatie voorziet voor één-, twee- en driezijdige kanalen. Dit vraagt een andere benaderingswijze tijdens ontwerp en/of uitvoering in het bijzonder voor het beschermen van bestaande stalen kanalen. Wij hebben innovatieve oplossingen uitgewerkt voor driezijdige zelfstandige kanalen op basis van het PROMADUCT®-500 en PROMADUCT®-E600S systeem. De desbetreffende ISIB Technische Adviezen zijn uiteraard enkel geldig in België en in het Groothertogdom Luxemburg. Op technisch vlak beantwoorden zelfstandige PROMADUCT®-500 kanalen aan alle vereisten.
i
www.promat.be
BIM / Textuur-generator van Wienerberger
Voor gevelstenen en kleiklinkers Levensechte visualisaties • Altijd de juiste producteigenschappen beschikbaar • •
De slimme tool voor Autodesk Revit-gebruikers BIM-modelleren met de gevelstenen en kleiklinkers die in uw project worden gebruikt én meteen beschikken over correcte technische en visuele informatie over die keramische producten: het kan met de gloednieuwe online BIM / Textuur-generator van Wienerberger. Deze slimme tool voor Autodesk Revit-gebruikers voegt automatisch eigenschappen aan het product toe, textuur inbegrepen.
www.wienerberger.be/bim-textuur-generator www.wienerberger.be/bim-textuur-generator-kleiklinkers
Nieuw
125485-BIM-adv277x190-NL.indd 1
28/08/17 16:43
staat all r e e w o t es, Habi w strafste stoten u s f l . ze
De nieuwe Habito®-platen van Gyproc weerstaan alles, zelfs uw strafste stoten. Want ze zijn uitzonderlijk stootvast door hun revolutionaire structuur, hebben een draagkracht tot 30 kg per ophangpunt en zijn geluiddempend. En dan wordt alles mogelijk, zelfs de gekste dingen in uw woonkamer. Laat uw verbeelding de vrije loop.
www.gyproc.be
26 helpdesk
5 jaar na de oplevering treedt er schade op in een woning. De exacte oorzaak is ons niet gekend. Is er een manier om dit technisch uit te klaren zonder een expertise via de verzekeringen te doen of is dit laatste toch altijd aan te raden? De architect is enkel verplicht zijn verzekering te betrekken als er een schriftelijke vordering lastens hem wordt ingesteld door de opdrachtgever. Veiligheidshalve contacteert hij best de makelaar of verzekeraar vanaf het moment dat hij kennis heeft van feiten die hem ten laste worden gelegd. Hier leid ik af dat dit op dit moment nog niet het geval is. De oorzaak van het probleem is dan ook niet bekend. Er is dus m.i. geen reden om de verzekeraar hierbij te betrekken. Als het voor de architect niet duidelijk is wat de oorzaak is, zou de bouwheer op eigen kosten een onafhankelijk expert kunnen aanstellen. Diens verslag zal dan duidelijk maken wie mogelijks aansprakelijk is. Michel Van Droogenbroek, managing director CEA Belgium
Naar aanleiding van een renovatieproject van een rijwoning wordt een deel van de achteruitbouw gesloopt. Hierdoor komt een deel van de gemene muur bloot te staan. De buren hebben in de loop der jaren een bewoond volume doorgetrokken tot tegen deze gemene muur. De buren zijn nu van mening dat wij verplicht zijn deze gemene muur aan onze zijde te isoleren. Wij hebben echter enkel voorzorgen voorzien met betrekking tot waterdichtheid. Zijn we wettelijk verplicht deze vrijgekomen gemene muur, waartegen onze buur een bewoonde ruimte heeft ingericht, te isoleren? De buurman in kwestie lijkt zich in deze te kunnen beroepen op de theorie van de burenhinder (artikel 544 Burgerlijk Wetboek). Er is sprake van burenhinder wanneer er voor een buur ernstige hinder ontstaat die de normale ongemakken van het nabuurschap overschrijdt. Wanneer deze burenhinder voorhanden is, dient de schadeverwekkende buur in een compensatie te voorzien voor de schadelijdende buur. Mogelijks is hier sprake van een verbreking van het bestaande evenwicht tussen de beide panden. Door de afbraak van de achterbouw is een deel van de bestaande gemene muur bloot komen te staan en is hij minder goed beschermd dan vroeger het geval was. Zo zal er zich bv. makkelijker vochtinfiltratie kunnen voordoen en kan er sprake zijn van een verminderde isolatie. Een partij die zich schuldig maakt aan burenhinder dient in een compensatie te voorzien. Deze
compensatie kan erin bestaan dat de bovenmatige hinder wordt teruggebracht binnen de aanvaardbare grenzen en dat het evenwicht derhalve hersteld wordt. Dit zou hier kunnen gebeuren door het aanbrengen van isolatie (naast de reeds genomen voorzorgen met betrekking tot de waterdichtheid). Afhankelijk van de oorspronkelijke toestand zou de bouwheer dan weer kunnen argumenteren dat de buur geen beter geïsoleerde muur kan bekomen dan vroeger het geval was. Veel zal evenwel afhangen van de feitelijke elementen van het dossier (bv. de oorspronkelijke toestand van de muren en nieuwe toestand) en de appreciatie daarvan door een rechtbank en desgevallend een deskundige. mr. Joris Wouters, GSJ advocaten
zullen met straatlengte voorsprong de minst bepalende factor zijn, en het totale principe is conceptueel zeker in orde. Let altijd wel goed op voor brandveiligheid en luchtstromen door eventueel compartimenterende wanden. Om zeker te zijn dat elke box goed geventileerd wordt, moet er wel een afvoeropening in elke box zijn. Die hoeven evenwel niet allemaal rechtstreeks naar buiten te gaan, je kan bv. ook een grote buis voorzien die door enkele naast elkaar gelegen boxen gaat en die op één plaats naar buiten gaat. Die is dan wel liefst zo groot en zo recht mogelijk, en bij voorkeur gedimensioneerd op 1 m/s (of 3600m³/h per m²). Ir.-arch. Pol Van Acoleyen, adviseur energieconsulentenproject NAV
Ze zal hiervoor wel een nieuw openbaar onderzoek moeten organiseren. De organisatie van een dergelijk openbaar onderzoek in graad van beroep is mogelijk. Evenwel zouden de belanghebbende derden in die hypothese inzage kunnen nemen in de effectief goedgekeurde plannen en hun opmerkingen daarbij kunnen doen gelden. Het beroep bij de deputatie heeft devolutieve werking, wat betekent dat de deputatie de aanvraag in zijn geheel opnieuw beoordeelt en niet gebonden is aan de eerdere beoordeling door het college van burgemeester en schepenen. Indien de opmerkingen van de belanghebbende derden m.a.w. afdoende relevantie zouden hebben, zou dit mogelijk een weigeringsmotief kunnen vormen voor de deputatie. Het lijkt m.a.w. zeker nuttig beroep aan te tekenen. mr. Nele Ansoms, GSJ Advocaten
Ik heb een vraagje omtrent de ventilatie van een kelder waarin een ondergrondse parking gevestigd wordt. Aangezien de oppervlakte van de kelder 668,56m2 is hebben wij gekozen voor natuurlijke ventilatieopeningen. De kelder is opgedeeld in verschillende garageboxen die in connectie staan met een open deel. De ventilatieopeningen bevinden zich vaak in de garageboxen. We voorzien een poort aan de inrijhelling die opgebouwd is uit geperforeerde staalplaat. Ik weet dat er in de garageboxen ventilatieopeningen voorzien moeten worden om zo deze kelder genoeg te ventileren. Het liefst zou ik in deze garagepoorten in de boxen geen volledig geperforeerde staalplaat voorzien. Daarom vraag ik me af of het voldoende is om boven de garagepoorten, over de volledige lengte van de poort, een strook van ongeveer 50 cm te voorzien die open is of wordt bekleed met een rooster. Dat zal zeker voldoende ventileren, op voorwaarde dat er voldoende drukverschil is. Een rooster van 5 m x 0.5 m met een vrije doorlaat van 40% heeft een netto doorlaat van 1 m². Als je rekent op een normale luchtsnelheid van 1m/s (gebruikelijke snelheid voor natuurlijke ventilatie), kom je aan 3.600 m³/h voor één rooster. Zoveel zal er in praktijk natuurlijk niet door die roosters gaan. Het totale debiet zal eerder beperkt worden door de openingen in de inritpoort, de afvoeropeningen in de garageboxen, de onderlinge ligging van de boxen, en vooral het effectieve drukverschil dat door de wind en thermische trek zal moeten gerealiseerd worden. Dat is allemaal enorm moeilijk om te begroten (misschien via een CFD-studie), maar het mag alleszins duidelijk zijn: de ontworpen roosters boven de poorten
Indien er een voldoende motivatie is voor het niet behalen van het E-peil, kan men wettelijk gezien een uitzondering aanvragen voor het E-peil? Voor uitzonderingsaanvragen vanaf 1 maart 2017 bestaat er een rechtsgrond voor het toekennen van afwijking op het E-peil. Dit was voordien niet het geval. In de memorie van toelichting van het wijzigingsbesluit die deze rechtsgrond creëerde, is evenwel expliciet opgenomen dat een uitzondering op het E-peil enkel in zéér uitzonderlijke situaties toegekend kan worden. Denk hier bv. aan gecompliceerde IER’s van beschermde gebouwen of het verplaatsen van containergebouwen.
Mijn EPB verslaggever vraagt aan mij een kopie van de volledige bouwvergunning. Moet ik hiervoor niet eerst toestemming krijgen van de bouwheer? M.a.w. valt de bouwvergunning onder het beroepsgeheim van de architect? Ter zake stelt zich in principe geen probleem. De bouwvergunning kan steeds worden opgevraagd via openbaarheid van bestuur zodat moeilijk kan gesteld worden dat de architect deze niet aan zijn EPB-verslaggever zou mogen geven wegens een vermeend beroepsgeheim.
Het Vlaamse Energieagentschap mr. Joris Wouters, GSJ advocaten
Indien er een procedurefout zou gebeuren bij de behandeling van een openbaar onderzoek, vervalt de mogelijkheid tot klacht hiertegen bij het verstrijken van de bezwaartermijn van het openbaar onderzoek zelf, of kan dit ook nog later ingeroepen worden? En zo ja, binnen welke termijn? U stelde een vraag omtrent de mogelijkheid om procedurefouten die begaan zouden zijn tijdens het openbaar onderzoek in te roepen in het kader van een beroepsprocedure. Ik begrijp uit uw uiteenzetting dat er tijdens de vergunningsaanvraag wijzigingen aangebracht zouden zijn aan de plannen. Deze plannen zouden niet opnieuw ter inzage gelegd zijn tijdens het openbaar onderzoek maar eenvoudig goedgekeurd zijn door het college van burgemeester en schepenen. U stelde dat een aantal omwonenden daarbij de mening toegedaan zijn dat hun rechten aangetast zijn. In principe is dit een argument dat zeer zeker aangevoerd zou kunnen worden in het kader van een beroepsprocedure bij de deputatie. Een en ander neemt wel niet weg dat de deputatie alsnog een vergunning zou kunnen verlenen.
Anne-Laure Nuytten Ir.-Arch. Anne-Laure Nuytten coördineert de helpdesk van NAV. Eerstelijnsvragen stelt u best via het formulier op www.nav.be of per mail op helpdesk@nav.be
Angeliques Verspeurt Arch. Angeliques Verspeurt is energieconsulent bij NAV. U kan bij haar terecht voor alle vragen i.v.m. epb. U kan haar bereiken via energieconsulent@nav.be
Julie Alboort Ir.-arch. Julie Alboort is waterconsulent bij NAV. U kan bij haar terecht voor alle vragen i.v.m. waterrobuust bouwen en de waterhuishouding van een nieuwbouw of verbouwing. U kan haar bereiken via julie.alboort@nav.be
regenwater
Waterbewust bouwen
Regenwaterinstallaties voor elk project •
Vier types ondergrondse installaties
•
Beton of kunststof reservoir
ONLINE TOOL
Met of zonder infiltratievoorziening, ingewerkt in reservoir of apart
wijst de weg naar de juiste regenwaterinstallatie conform de wetgeving
•
•
•
•
Automatische omschakeling naar drinkwater of bijvulling van de regenwaterput
www.reni.be/pakket-op-maat
Voor- en nafilters, afhankelijk van kwalitatieve vereisten Voorgemonteerd systeem, gebruiksvriendelijk en makkelijk in onderhoud.
Lastenboekbeschrijving? Neem een kijkje op www.reni.be/lastenboek
CONTACT EN TOONZAAL: Reni / Stropstraat 1 / 9000 Gent 09 242 58 39 / info@reni.be / www.reni.be
magenta.be
ISOVER glaswol is gegarandeerd de beste oplossing voor het isoleren van elke gevel. Gebruiksvriendelijk, duurzaam en brandveilig, kortom geschikt voor elk bouwproject. Multimax 30 beantwoordt aan de strengste wetgeving en levert topprestaties door de jaren heen. Meer weten over beter isoleren van spouwmuren op www.isover.be/muurdossier
MULTIMAX 30, DE MAX IN SPOUWMUURISOLATIE
www.isover.be