A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 1
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 2
2 Inhoud
Auschwitz Bulletin
Herdenkingsnummer 3
5 8 10 12
14 15 18 20 22
23
24 25 26 29
31 32 34 36 38
17 17 21 40 42
Holocaust Memorial Day / Nationale Auschwitz Herdenking 2009 Opinie De toekomst van Auschwitz / Carry van Lakerveld Auschwitz als ijkpunt in de geschiedenis van Sinti en Roma? / Zoni Weisz Verwarrende woordenmengels / Anne-Ruth Wertheim Een prikkelende aanklacht tegen struisvogels / Anet Bleich Herdenken Na de Kristallnacht / Ed van Thijn Van oud en nieuw fascisme / Philo Bregstein Het Jan van den Oever-gebouw van de Amsterdamse politie / Bernard Welten Een reis met emoties: Polenreis 2008 / Silvia Hakkesteegt Schoolkinderen bij het Auschwitz-monument / Godelieve de Wijs Column Een monument en een naam / Simon Soesan Cultureel Beelden van Auschwitz in Oswiecim / Ton Zwaan Fototentoonstelling Vergeten plekken Struinen door het landschap rondom Auschwitz / Maria van Haperen Scholing en onderwijs van Roma en Sinti in Nederland / Zoni Weisz Cultureel / Boekbespreking Het bewijs van de veerkracht van de mens / Marjon de Klijn Slachtoffers en de bevrijding in Europa, 1944-1945 / Theo van Praag Zwitserland en de Joden / Bertje Leuw Een veelbewogen leven / Naomi Koster Recent verschenen / Marjon de Klijn Berichten Blad van het Internationale Auschwitz Comité Interneringskamp Westerbork, 1945-1948 Reis-2009 naar concentratiekampen in Polen Holocaust Memorial Day 2009 Initiatief Namenwand succes!
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
53ste jaargang, nr. 1, januari 2009. Verschijnt 4x per jaar
Auschwitz als ijkpunt et thema van deze Herdenkingskrant is ‘Auschwitz als ijkpunt’. Vaak worden verschijnselen van intolerantie, discriminatie en etnisch geweld afgemeten aan wat zich in Auschwitz heeft afgespeeld, of waar ‘Auschwitz’ symbool voor staat. Het is een uitgebreid thema dat naar onze verwachting met bijdragen ook in de komende nummers steeds weer aan de orde zal komen.. Deze keer is er de rubriek Opinie mee gevuld. Het begint met de vraag of en hoe we ‘de plek’ Auschwitz in materiële zin moeten en kunnen behouden. Vervolgens, welke plaats het begrip Auschwitz in de lange geschiedenis van de vervolging van Roma en Sinti heeft ingenomen. De symboolfunctie van Auschwitz als waarschuwend eindstadium bij opstapelende vormen van racisme en discriminatie is de achtergrond van een beschouwing over gevaarlijk taal- en woordgebruik. Een ijkpunt van ‘ongeloof’, over waar Auschwitz voor stond toen het bestond, is onderdeel van een filmbeschouwing over ontkenning als een vorm van struisvogelpolitiek. Ook in de bijdragen van de rubriek Herdenking klinkt het thema ‘ijkpunt’ door. Twee voordrachten uitgesproken bij de Kristallnacht-herdenking gaan erop in. Bij de eerste in een pleidooi tegen de ‘oorverdovende stilte’ die, niet alleen in het verleden maar ook in het heden, bij uitingen van racistische en discriminerende aard vaak werd en wordt ‘aangehouden’. In de tweede bij de hardnekkige doorwerking van het ‘eeuwige’ fascistische gedachtegoed in de geschiedenis van het antisemitisme, nu weer bij de houding tegenover Israël en in relatie tot de islam. Het ‘ijkpunt’ Auschwitz speelt zeker ook mee in een vergelijking van de rol van de Amsterdamse politie in de Tweede Wereldoorlog met die van de politie in de huidige tijd. De Column gaat ook al weer over zo’n ‘ijkpunt’. En wel, hoe het voornaamste museum van de Jodenvervolging, Yad Vashem in Israël, er is om de Shoah voor alle tijden en voor iedereen, oud en jong, van eenvoudige burger tot staatspresident, tot herinnering en tot waarschuwing te laten zijn. Een fototentoonstelling over Auschwitz nu, met twee artikelen in de rubriek Cultuur, geeft een soort verschuiving in het begrip ‘ijkpunt’ te zien. En wel vanaf de inrichting als nationaal Pools museum en monument in 1947 tot aan de overweldigende wereldbetekenis die Auschwitz nu voor de Holocaust gekregen heeft, afgezet tegen de ligging in een moderne Poolse provinciestad. Het nummer wordt besloten met acht boekbesprekingen. De onderwerpen varieren van persoonlijke geschiedenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog tot een merendeels aan die periode voorafgegane Joodse ‘familiekroniek’. En dan is er een boek met het thema van de ontstellende ontwrichting die de oorlog teweegbracht, terwijl het eigenlijk de Bevrijding tot onderwerp heeft. Is met die laatste verbinding niet een navranter beeld dan ooit geschetst van de ramp die oorlog altijd betekent? – H.S.
H
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 3
3
Holocaust Memorial Day / Nationale Auschwitz Herdenking 2009 Zondag 25 januari 2009
Op zondag 25 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité de jaarlijkse jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking bij het Nationaal Auschwitz Monument (Spiegelmonument van Jan Wolkers) in het Wertheimpark te Amsterdam. Aansluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in de Europa Foyer van de RAI. Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak door burgemeester Job Cohen van Amsterdam, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman en muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 24 januari, tussen 10.00 en 14.00 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein. U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in de RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15.
foto Dirk P.H. Spits ©
Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de parkeergarage onder het wooncomplex Valkenburgerstraat-ingang Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater, maar alleen op vertoon van hun vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende parkeerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage (dagkaart kost € 12,50) De Europa Foyer van de RAI gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur met toespraken door Jet Bussemaker, staatssecretaris VWS, en Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité. Voor de lunchbijeenkomst dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten. In de Europa Foyer staat een boekentafel. Een deel van de opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.
Het programma samengevat 10.00 uur:
11.00 uur: 11.30 uur:
12.00 uur: 12.30 uur: 13.00 uur: sprekers:
muziek: 15.30 uur:
verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, via hoofdingang aan de Amstelzijde begin Stille Tocht naar het Wertheimpark Herdenking bij het Nationaal Auschwitz Monument Rede door burgemeester Job Cohen van Amsterdam Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman Muziek door Sinti en Roma vertrek bussen naar de RAI Europa Foyer van de RAI open begin lunchbijeenkomst Mevrouw dr. M. Bussemaker, staatssecretaris VWS Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité Duo Carmel (Doron Peper en Freek van Diest) einde lunchbijeenkomst
Tot ziens op zondag 25 januari! Nederlands Auschwitz Comité Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 4
Het werk van het Nederlands Auschwitz ComitĂŠ wordt mede mogelijk gemaakt door
De Jager Makelaars & Taxateurs OG
Wilhelminaplantsoen 3, 1111 CJ Diemen Tel. 020-6958485 www.dejager.nl
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 5
5
Opinie
De toekomst van Auschwitz Carry van Lakerveld (foto’s Hans Citroen ©)
T
he Future of Lieux de Mémoire. Dat was de titel van een internationale conferentie die vorig jaar werd gehouden in Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Hoe moet het verder met de plekken die getuige zijn geweest van de verschrikkingen van de jodenvernietiging tijdens de Tweede Wereldoorlog? Carry van Lakerveld ging op die vraag in als lid van het Internationale Auschwitz Comité ten aanzien van het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Hieronder haar betoog.
Onvervangbaarheid Wat eisen overlevenden met betrekking tot de toekomst van Auschwitz? Of liever wat vragen zij zich af? Daar is een kort antwoord op mogelijk. De vraag die prioriteit heeft is: Hoe moet het verder gaan als wij er niet meer zijn? Wie neemt het van ons over? De overlevenden die wij kennen vinden dat overleven verplicht. ‘Nooit meer Auschwitz’ was en is nog steeds, bij wijze van spreken, hun strijdkreet. Daarom zullen zij tot hun laatste snik blijven vertellen over wat er in Auschwitz is gebeurd, ter plekke en op scholen in heel Europa, in Israel en de Verenigde Staten waar veel overlevenden na de oorlog naar toe trokken. Nog steeds worden groepen jongeren in Auschwitz-Birkenau begeleid door overlevenden. Zij beantwoorden vragen en vertellen wat er gebeurde. Een directere manier om de herinnering aan de massamoord in Auschwitz over te dragen is er niet. En de overlevenden zijn zich zeer goed bewust van hun onvervangbaarheid. Ook de tweede generatie kan dat niet op die manier overnemen. Hoe moet het dan? Met films, eventueel op Internet, geluidsband, biografieën, eventueel met DVD, of andere vormen van geschreven of mondelinge informatie? Dat is allemaal mogelijk – de onvervangbaarheid blijft.
Auschwitz-Birkenau werelderfgoed In juni 2007 besloot de Unesco om de naam ‘Concentratiecamp Auschwitz’, zoals het kamp sinds 1979 officieel werd vermeld op de lijst van werelderfgoed, te veranderen in: ‘Auschwitz-Birkenau. German Nazi Concentration and Extermination Camp (19401945)’. Het verzoek om naamsverandering was mede een gevolg van
Restauratie tot behoud van een betonnen paal in Auschwitz-Birkenau
het negatieve imago van Polen als antisemitisch land. In Polen verwachtte men dat met de naamsverandering van het kamp het negatieve imago zou verdwijnen. Dat was niet het geval. Sinds Polen na 1990 makkelijker toegankelijk werd dachten toch veel mensen uit West-Europa dat Auschwitz, ver weg in Zuidoost Polen, een Pools concentratiekamp was. In Nederland verschenen stukken in de pers waarin door overlevenden werd betoogd dat de Polen het kamp expres lieten verslodderen. Het feit dat het Poolse Parlement in 1947 had besloten dat Auschwitz-Birkenau voor eeuwig behouden moest blijven als herinnering aan het lijden van het Poolse volk en andere mensen (cursivering van mij), legde wel heel sterk de nadruk op het Poolse volk. Andere mensen waren Joden uit heel West- en Oost-Europa en Sinti en Roma. Zij vormden het grootste deel van de slachtoffers, geschat wordt omstreeks 1,2 à 1,5 miljoen Joden en 250.000 à 500.000 Sinti en Roma. In 1940 werden oude kazernes, even buiten het stadje O´swieçim, ingericht als concentratiekamp. Het werd opgezet om Poolse tegenstanders van het nazi-regime gevangen te zetten. In juni 1940 kwam het eerste transport met Poolse politieke gevangenen. Later kwamen er ook mensen uit andere landen – (Russische) krijgsgevangenen, politieke tegenstanders van de nazi’s, opgepakte verzetsmensen, mensen met een geloof dat de nazi’s niet beviel, zoals Jehovah’s getuigen en homoseksuelen. Vanaf 1942 vertrokken uit alle bezette landen in Europa treinen met joden naar dit kamp. De strijd om de hegemonie van het leed heeft tientallen jaren geduurd en nam soms bijzonder onverkwikkelijke vormen aan. Dat leidde er ook toe dat met name in West-Europa over het Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 6
6 Opinie
hoofd werd gezien dat Polen in de Tweede Wereldoorlog niet alleen ongeveer drie miljoen Poolse Joden verloor, maar ook drie miljoen niet-Joodse Polen. De eerste gevangenen in Auschwitz I waren Poolse tegenstanders van het nazi-regime. Het eerste transport met Poolse (niet-Joodse) politieke gevangenen kwam al in juni 1940 in Auschwitz aan. In het bestuur van het Internationale Auschwitz Comité heeft nog steeds een Poolse overlevende zitting met nummer 118 op zijn arm. Niet in de laatste plaats door de niet aflatende inspanningen van overlevenden – Joden en niet-Joden – in het Internationale Auschwitz Comité en de nationale comités is Auschwitz hèt symbool geworden van massamoord op Joden en Sinti en Roma met de expliciete bedoeling van de nazi’s hen van de aardbodem te laten verdwijnen.
Fysiek verval van Birkenau In de verklaring van de Unesco (2007) is een statement of significance opgenomen met betrekking tot de authenticiteit van het terrein en het landschap, omdat dit bewaard is gebleven zonder onnodige restauratie (zie de website van de Unesco). De ruïnes van de gaskamers en de crematoria in Birkenau zijn echter in een zodanige staat van verval dat zij nu snel geconserveerd moeten worden om te voorkomen dat zij tot gruis vervallen en verdwijnen. Al in 1998 schreef Sylvio S. Mutal, toen ‘International Consultant Historical cities and sites’, na een expert meeting in Auschwitz over de staat van de crematoria en de gaskamers. ‘Om verder zodanig verval te voorkomen dat zij zouden verdwijnen en eventueel gereconstrueerd zouden moeten worden (in geen geval!)’, zegt Mutal, ‘moeten er voorzieningen worden getroffen voor de conservering van de huidige staat van de ruïnes. Nu zijn ze nog min of meer in dezelfde staat zoals ze werden aangetroffen door de bevrijders van het kamp. Zij zijn de stille getuigen van de genocide, die de Nazi’s uit onze herinnering wilden wissen.’ (Door ze te laten exploderen. [noot van de vertaler CvL]) Mutal, die van 1969 tot 1996 werkte bij Unesco’s ‘United Nation Development Program’, nam nog deel aan expert meetings in 2000 en 2001 en kreeg toen andere werkzaamheden. Het expert committee kwam nog enkele malen bijeen in 2002 en december 2006. In het verslag van 2006 opgesteld door Michael Turner, hoofd van Icomos Israel – Icomos: ‘International Council of Monuments and Sites’ - en lid van het ‘World Heritage Committee’, wordt aanbevolen dat een plan van aanpak vóór februari 2007 bij de Unesco ingediend zou moeten zijn ten behoeve van de 31ste zitting van het ‘World Heritage Committee’. Op de site van de Unesco is wat dit betreft echter niets te vinden. De toekomst van Auschwitz was ook in het Internationale Auschwitz Comité de laatste jaren een belangrijk gespreksonderwerp. In augustus 2002 stuurde de huidige voorzitter, Noach Flug, aan de leden van het Presidium van het Internationale Auschwitz Comité een artikel uit The Wall Street Journal Europe met de titel: ‘To preserve Memory of Auschwitz. Is it best to just let it crumble?’ Hij schreef erbij dat dit thema op de volgende vergadering Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
aan de orde moest komen. Toch ging de aandacht op die bijeenkomsten niet in eerste instantie uit naar de staat van de gebouwen, de crematoria en de gaskamers en de conservering van voorwerpen zoals schoenen, koffers, haar en andere objecten, de materiële getuigen van de massamoord op de Joden in Auschwitz I, het zogenaamde Stammlager. Evenmin was de vergruizing van het beton van de gaskamers en crematoria in Birkenau de focus of attention. Voor de meeste overlevenden van de kampen is de belangrijkste vraag op dit moment: door wie en hoe wordt ons werk voortgezet als wij er niet meer zijn. Het is wellicht toch een van de taken van het Internationale Auschwitz Comité om het thema conservering en behoud van de staat waarin Birkenau was achtergelaten, nadat de Nazi’s getracht hadden hun misdaden uit te wissen door de crematoria en gaskamers op te blazen toen het Russische rode leger naderde, hoog op de agenda te zetten. Juist omdat de overlevenden de herinnering aan de massamoord op de Joden willen vereeuwigen, is het van het hoogste belang dat het fysieke bewijs op de plek zelf behouden blijft en niet tot gruis vergaat. In navolging van wat de overlevenden van Auschwitz-Birkenau willen, ben ik er een uitgesproken voorstander om te behouden wat er is en te proberen de tijd te slim af te zijn. Want voor zover ik weet is de vraag, of de tand des tijds de ruïnes in Birkenau mag laten vergruizelen en het terrein tenslotte mag teruggeven aan de hertjes of de boeren, in de context van het Internationale Auschwitz Comité niet aan de orde.
Zoveel motieven om Auschwitz te behouden Voor de overlevenden en hun kinderen is het kamp vanzelfsprekend de plek waar hun vermoorde familie en vrienden worden herdacht. Maar voor velen is het ook een symbool geworden, een waarschuwing in de strijd tegen discriminatie, racisme en antisemitisme, in enkele woorden: ‘Nooit meer Auschwitz’. De museologische discussie hoe de historische artefacten zoals schoenen, koffers of brillen en de ruïnes van de crematoria en de gaskamers geconserveerd kunnen worden staat voor hen niet bovenaan de prioriteitenlijst. Het kamp dient een direct hedendaags doel en de discussie cirkelt rond de vraag hoe het dit zo lang en zo goed mogelijk kan blijven doen. De verontrusting geldt de toenemende stromen toeristen die met even zovele motieven het kamp bezoeken. Vreemd is het om een groep Baghwans op vuilniszakken te zien zitten op de trappen van de ruïne van de gaskamer als je met een groep mensen juist het kamp bezoekt om kaddisj te zeggen voor familie die daar is omgekomen of jongeren te laten kennisnemen van wat er in Auschwitz-Birkenau gebeurde. Vreemd is het om, zoals mij overkwam toen ik na een bezoek aan de gerestaureerde Sauna even op een bankje zat bij te komen, een verliefd paartje, hand in hand, voorbij te zien fietsen. Het was mooi weer en een eindje verderop was een moeder met haar zoontje aan het spelen. Birkenau op een mooie zondagmiddag. Vreemd is het als een groep Amerikanen luidruchtig uit hun bus stapt, om als onderdeel van hun vakantie in Polen ook even het
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 7
7
Werkzaamheden aan betonpalen in Auschwitz 1
kamp te bezoeken. Je kunt ook zeggen dat zij er toch dan maar zijn geweest. Ik heb zo’n groep wel eens gevolgd, eigenlijk om te horen wat de gids vertelde. En daardoor zag ik ook dat het uitjes geklets verstomde en men aandachtig luisterde en onder de indruk raakte. Erger misschien is dat een bezoek aan Auschwitz-Birkenau gezien zal gaan worden als een mogelijkheid tot identificatie met het lijden van de gevangenen. Identificatie is ‘in’. Het is te zien in de documentaire, The Holocaust Experience (2002) die Oeke Hoogendijk maakte waarin een scene voorkomt in het Museum of Tolerance and Peace in Los Angeles (V.S.). Daar mag een groep schoolkinderen kiezen of ze door de deur links of rechts gaan. Gaan ze links dan komen ze in de gaskamer; ‘vergast’ worden ze natuurlijk niet, maar de ontredderde gezichtjes van een paar jonge meiden zal ik niet gauw vergeten. We zien het in advertenties in het weekblad De Groene Amsterdammer: Beleef de Eerste Wereldoorlog in drie dagen.www.somme.nl. Wij bieden u een unieke gelegenheid om zich door middel van een kleine
‘doe-vakantie’ grondig te laten voorlichten over deze Grote Oorlog, meldt de website. We zien het in een wel heel misplaatste poging tot identificatie: Een Spaanse kunstenaar, Santiago Sierra, bouwde in maart 2006 in het stadje Pulheim bij Keulen een gaskamer na in de plaatselijke – niet meer in gebruik zijnde – synagoge. De kunstenaar liet de ruimte vollopen met uitlaatgassen van auto’s en dan konden bezoekers met gasmaskers op naar binnen – voor de broodnodige experience. De burgemeester had toestemming voor het project gegeven, maar trok deze haastig weer in na mondiale protesten. Ik houd het niet voor onmogelijk dat er na Anne Frank, the musical, nog een groots opgezette internationaal rondreizende show komt: Auschwitz the Musical? Mogen wij met z’n allen proberen dat te verhoeden. • Bewerking van een lezing in het kader van de internationale conferentie The Future of Lieux de Mémoire (2-4 oktober 2007) in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 8
8 Opinie
Auschwitz als H ijkpunt in de geschiedenis van Sinti en Roma?
et Van Dale woordenboek geeft als uitleg voor ijkpunt: ‘het punt waarop men iets kan vergelijken met iets anders.’ Hoe was de situatie van Sinti en Roma vóór Auschwitz en hoe is die nu, 63 jaar na de verschrikkingen van het nazi bewind? Alvorens we deze vragen beantwoorden, neem ik u mee terug naar het begin van de vijftiende eeuw en loop met enkele grote stappen door de geschiedenis.
Een geschiedenis van vervolging
Zoni Weisz
Sinti uit Nederland tijdens een herdenking in Auschwitz in het jaar 2000
Deportatie van Sinti en Roma uit Remscheid in maart 1943 Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Vanaf het moment dat Sinti en Roma in Europa kwamen is het een geschiedenis van vervolging, uitsluiting en stigmatisering geweest. Zij werden als vreemde vogels beschouwd. Ze waren ‘anders’, zagen er anders uit en leidden over het algemeen een nomadisch bestaan. Ze conformeerden zich niet aan de gangbare burgerlijke regels, hadden hun eigen wetten, gebruiken en rechtspraak. De oorzaak van hun diaspora vanuit Noord-India is nog steeds in nevelen gehuld. De aanwezigheid van Roma en/of Sinti in de Nederlanden is voor het eerst aangetoond in 1420, en wel te Deventer. Eerst werd men hier te lande nog redelijk vriendelijk ontvangen, maar al snel sloeg dat om in regelrechte vervolging. Xenofobie is van alle tijden. Ook in de rest van Europa werden Sinti en Roma uitgesloten en vervolgd. In landen als Roemenië heeft dat zelfs geleid tot regelrechte slavernij: Roma werden er als slaven verkocht. De jacht op ‘Heidens’, zoals men hen toen over het algemeen noemde, was verschrikkelijk. Velen eindigden op de brandstapel of werden over de grens gezet. Op een gegeven moment werd zelfs op plakkaten vermeld dat de Nederlanden ‘Heidensvrij’ waren. Men dacht alle Sinti en Roma te hebben vermoord of verdreven. Aan het einde van de negentiende eeuw probeerden Sinti en Roma zich weer in Nederland te vestigen. De Nederlandse overheid zag dit als een bedreiging en deed er alles aan om hen buiten de deur te houden. Kleine aantallen lukte het toch zich in Nederland te vestigen, met name groepen Sinti. De overheden, landelijk en regionaal, voerden een repressief beleid. In het bijzonder Dr. Abraham Kuyper, premier aan het begin van de twintigste eeuw, was een zigeunerhater pur sang, zoals uit zijn geschriften blijkt. Nadat in Duitsland in 1933 Hitler aan de macht gekomen was, werden Sinti en Roma meedogenloos vervolgd. Eerst als zogenaamde a-socialen, later op basis van de Neurenbergse rassenwetten als vreemdelingen. De parallel met de vervolging van Joden is duidelijk. Net als de Joden moesten Sinti en Roma van deze aardbodem verdwijnen. Vóór 1940 werden reeds velen in kampen, zoals Dachau, geïnterneerd en vermoord. Nadat Hitlers legers bijna heel Europa bezet hadden, werden Joden, Sinti en Roma gearresteerd en op den duur gedeporteerd naar de vernietigingskampen. Velen, met name in Oost-Europa, stonden nergens geregistreerd en waren staatloos. Naamloos werden zij vermoord in de kampen of door Einsatzcommando’s afgeschoten en in hun zelf gegraven graf gegooid.
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 9
9
Auschwitz ijkpunt? Was Auschwitz het zoveelste punt in de lange historie van vervolging van Sinti en Roma van vóór het nazi tijdperk? Nee, op geen enkele manier, omdat het nazistische bewind erop uit was om een volk volledig uit te roeien. We waren gewend aan pogroms, om verjaagd te worden, aan vernederingen, uitsluiting en stigmatisering, maar deze vorm van een zorgvuldig geplande industriële moord was nieuw, was niet te bevatten. Hoeveel haat moet er in een zich beschaafd noemend volk opgekropt zitten om dit mogelijk te maken. Bestond het overgrote deel misschien uit wegkijkers, meelopers, die op een gegeven moment ontdekten dat ze niet meer terugkonden en in de euforie om hen heen een legitimatie zagen voor hun daden. Die vraag zal waarschijnlijk nooit volledig beantwoord worden Ook vandaag blijft Auschwitz voor Sinti en Roma een ijkpunt. De situatie van nu is natuurlijk niet te vergelijken met de volkenmoord van destijds, maar algemeen maatschappelijk gesproken is er met name in Oost-Europa in vergelijking met het vóór Auschwitz liggende verleden niet veel veranderd. Nog steeds is men kansloos, levend aan de rand van de samenleving. Roma leven er in getto’s, er is geen of slecht onderwijs en geen toegang tot de arbeidsmarkt. Alleen tijdens de Sovjet overheersing was de situatie van Sinti en Roma in Oost-Europa aanmerkelijk beter dan nu. Maar ook in het westen is de situatie niet zoveel beter. ‘Deskundigen’ buigen zich over het ‘probleem’ en schrijven dikke rapporten. Daarna gebeurt er meestal niets. In Nederland worden goede, kleinschalige projecten door het stoppen van overheidssteun de nek omgedraaid en wordt de
Het maken van koppen/afdrukken van Sinti en Roma door de ‘Rassenhygienische Forschungsstelle’ van Dr. Ritter in 1942. De oude foto’s zijn afkomstig uit Der national-sozialistische Völkermord an den Sinti und Roma, uitgave van het Dokumentations und Kulturzentrum Deutscher Sinti und Roma te Heidelberg
subsidie aan een zo noodzakelijke zelforganisatie gestopt. Bovendien is er sprake van een ernstige vorm van ongelijke behandeling. Vooral in de grote steden gaan tientallen miljoenen euro’s naar organisaties van nieuwe Nederlanders. Dat is terecht en noodzakelijk in het kader van de integratie. Marokkaanse jongeren worden op allerlei manieren begeleid en gesteund. Zij zijn zichtbaar en daardoor is er aandacht voor hun problemen. Ook de Sinti en Roma zullen zich, naar mijn mening, in de toekomst meer moeten laten zien en horen en niet, zoals in het verleden, afzijdig houden en afsluiten van de buitenwereld. Educatie en integreren, met behoud van de eigen cultuur normen en waarden, is de enige weg naar een goede toekomst. Zo keren we terug tot de vraag uit het begin: Auschwitz als mogelijk ijkpunt? Hoewel niets natuurlijk volkomen vergelijkbaar is, heeft Auschwitz in de lijn van de voortdurende discriminatie en vervolging bij de Roma en Sinti gemeenschap een bijna vanzelfsprekende plaats als hét ijkpunt in hun geschiedenis gekregen. • Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 10
10 O p i n i e
Verwarrende woordenmengsels Anne-Ruth Wertheim
‘Woorden die doden’ ‘Het zijn woorden die doden’, schrijft de Israëliër Elihu Richter in het septembernummer van vorig jaar (Auschwitz Bulletin 2008-3, p. 4). Bij zijn bezoek aan Auschwitz ontmoette hij bij toeval een groep oudere Marokkaanse mannen uit Amsterdam onder wie enkele imams. De groep, waarvan ook begeleiders deel uitmaakten, wilde proberen te begrijpen wat er in Auschwitz is gebeurd, hoe het heeft kunnen gebeuren. Hij werd uitgenodigd te komen spreken bij hun diner ‘waar velen hun gevoelens de vrije loop lieten’. Toen iemand had gezegd dat degenen die de selecties en de vergassingen uitvoerden monsters waren en geen mensen, had hij geantwoord dat ze net als ieder ander bij hun moeder hadden gedronken en met andere kinderen gespeeld. Ze waren in monsters veranderd door woorden die doden. Het gesprek was ook gegaan over andere massamoorden zoals die in Rwanda. En Richter had de woorden opgesomd die doden: vuilnis, apenkinderen, verrotte lijken, ratten, tyfus, kankergezwellen, kakkerlakken, wormen en parasieten. Hij vindt dat je niet verbaasd moet zijn dat mensen hun kapmessen, bijlen, geweren, mitrailleurs, gaskamers en bommen gaan gebruiken als zulke haatdragende woorden jaar in jaar uit in omloop zijn. En hij stelt daar de menselijke waardigheid tegenover, zoals die in praktijk werd gebracht door de Marokkaanse Amsterdammers en ook door de jonge welzijnswerkers die hun bezoek aan Auschwitz mogelijk hadden gemaakt. Je voorstellen wat er omgaat in mensen, meest mannen, voordat ze gaan doden, daar gaat het om. Het begint met het rondstrooien van negatieve benamingen voor een bevolkingsgroep en daar doen vrouwen natuurlijk ook aan mee. Maar er is meer voor nodig om mensen hun geweer of kapmes te laten pakken en hun huis te verlaten. Er zijn altijd ook economische omstandigheden Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
en motieven. En het is van levensbelang of de aanvallers zich gedekt voelen door het gezag, verhuld of openlijk. Bij de Holocaust had de staat zelf een centrale rol in het verbreiden van de vooroordelen. Tegelijkertijd construeerde men een doortrapte machinerie waarbinnen grote groepen mensen deelnamen aan het doden zonder ooit een wapen ter hand te nemen of een dode te zien. Ze hoefden de deur niet uit en volvoerden hun deeltaak comfortabel achter hun bureau gezeten. Of door eenvoudig hun werk te blijven doen. Dit zelfde procédé waarbij daders niet te zien krijgen wat ze aanrichten, wordt met succes toegepast bij het afwerpen van bommen op onschuldige burgers.
Woorden die verschillen Niet, of niet zichtbaar, door het gezag georkestreerde massaslachtingen worden vaak voorgesteld als ‘spontaan’. Na afloop vraagt iedereen zich vertwijfeld af waarom niemand het zag aankomen. Dan blijkt dat de waarschuwende woorden in de wind geslagen waren en dat de voortekenen, ook woorden, al jarenlang rondwaarden. Maar schelden doet geen pijn en er moet vrijheid van meningsuiting zijn. Iedere groep heeft wel wat aan te merken op andere groepen en van racisme spreken slaat nergens op. Er is ‘gewoon’ iemand begonnen te doden en daardoor ontstond een sinistere cirkelgang van wraak, angst voor wraak, het zien van het doden, doodsangst, weerwraak, enzovoort. Dat kan allemaal zo zijn, maar mensen gaan niet zomaar doden. Het kan niet anders of er heerste al haat en vooral ook angst. Angst is niet zelden de ultieme impuls tot doden. Op het eerste gezicht lijkt het hele rijtje ‘woorden die doden’ van Richter gelijksoortig. Ze wekken allemaal afkeer op en niet zo’n beetje. Toch verschillen ze hemelsbreed. Vuilnis, apenkinderen, wormen en kakkerlakken zijn vies of laag-bij-de-gronds, benamingen waarmee je je boven anderen verheft. Maar tyfus, kankergezwellen, verrotte lijken en parasieten verwijzen naar ziekten en indringers waarvoor je als de dood moet zijn. Daarmee maak je mensen gevaarlijk en jezelf tot mogelijk slachtoffer. Mensen omlaag halen en als gevaarlijk brandmerken, door elkaar geklutst is dat een giftig brouwsel.
Woordenmengsels en racisme Wat gebeurt er in het brein van mensen die een bevolkingsgroep te lijf gaan? Het maakt uit of de vooroordelen gaan over een meerderheid of over een minderheid. Het maakt ook uit hoe de economische macht verdeeld is. De zwarte meerderheid onder de Apartheid en ook de gekoloniseerde volkeren hadden te lijden van uitbuitingsracisme. Ze werden niet in staat geacht zichzelf te besturen, waren te kinderlijk en traag van begrip. Zo waren ze nu eenmaal geboren, levend bij de dag en spugend op de grond. Ze waren wel goed genoeg om het zware, vuile en gevaarlijke werk te doen voor de heersende witte bovenlaag. En wanneer enkelingen het waagden in opstand te komen, volgden openbare lijfstraffen om iedereen op z’n plaats te houden. Overal op de wereld heb je handelsminderheden die moeten
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 11
11
concurreren met gevestigde meerderheden, zoals de Chinezen in het voormalige Nederlands Indië. Ze deden dat met grote inzet en vernuft en wekten daarmee afgunst op. Men kon dus moeilijk aankomen met ‘kinderlijk en traag van begrip’ en greep naar hun ‘afwijkende’ culturele bagage. Ze waren sluw, op geld belust en hadden angstwekkende denkbeelden en gewoonten. Alles wees erop dat ze uit waren op ‘de totale overheersing’ en de nauwelijks verborgen boodschap luidde dat geweld tegen deze groep zou worden opgevat als noodweer. Het geweld tegen handelsminderheden was en is overal en altijd massaal – het gaat erom de bedreigende groep in zijn geheel lijfelijk uit te schakelen. Het is dit culturele racisme dat sterke overeenkomst vertoont met het antisemitisme in het vooroorlogse Europa. Ook daar die verdenking van sluwheid en onbetrouwbaarheid, ook daar die beschuldiging de wereldheerschappij te willen vestigen en ook daar die pogingen tot complete uitroeiing. In mijn artikel ‘Racisme met een Januskop’ (Auschwitz Bulletin 2007-2, p. 16), heb ik betoogd dat hier in Nederland een verschuiving gaande is binnen het heersende racisme. In de zestiger jaren kregen de arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko een portie mee van het oude, vertrouwde uitbuitingsracisme uit de koloniën. Maar geleidelijk aan komt daarvoor in de plaats meer en meer cultureel racisme. De moslims en eigenlijk alle niet-westerse immigranten, worden nu aangevallen op hun ‘afwijkende’ cultuur, waarin begrepen hun religie, en ervan beschuldigd te streven naar de totale overheersing. Elementen uit beide soorten racisme zijn gecombineerd tot een verwarrend woordenmengsel dat vergoelijkend ‘islamofobie’ wordt genoemd. Een mooi staaltje daarvan gaf Geert Wilders bij zijn achtereenvolgende optredens tijdens de Algemene Beschouwingen van september 2008. Zijn glibberig taalgebruik laat zich gemakkelijk ontwarren als je zijn woorden letterlijk optekent uit Uitzending Gemist. Hij begint iedere keer bij de overlast die de jongeren van Marokkaanse afkomst veroorzaken. Maar al binnen één ademteug blijkt hij te hebben doorgeschakeld naar zijn eigenlijke doelgroep, de moslims. ‘Het Marokkaanse tuig dat scheldend, spugend en onschuldige mensen in elkaar rammend door het leven gaat – ik noem ze liever kolonisten – moslimkolonisten … want ze zijn niet gekomen om te integreren – maar om de boel hier over te nemen.’ Ook op de tweede dag van de Beschouwingen paste hij dit recept toe. Hij begon weer met ‘dat soort Marokkaanse tuig’ dat ons bespuugt, bedreigt en in elkaar slaat. Maar dan toont hij z’n ware gezicht en gaat het helemaal niet meer over de straatschoffies. ‘Ze zijn logés die in ons huis het behang van de muur trekken, de boel kort en klein slaan en de televisie op straat gooien’. ‘En’, vraagt hij retorisch aan premier Balkenende ‘wat zou u in zo’n geval doen? Ze eruit smijten!’ Ook in deze woordenbrij is zowel het degraderen als het angst aanjagen door elkaar gevlochten. Op de moslims moeten we neerkijken, want ze hebben primitieve gewoonten als spugen en
gedragen zich als a-socialen. En we moeten doodsbang voor ze zijn, ze slaan mensen in elkaar en komen ons hier koloniseren, ze willen de boel overnemen. Vermakelijk is dat de heer W. ineens aan ‘updating’ doet. Omschreef hij zijn doelgroep eerder steeds als ‘gasten’, onder verwijzing naar de gastarbeiders, nu zijn ze opgewaardeerd tot ‘logés’, ze mogen een nachtje blijven slapen! Maar vergis je niet, logés dringen veel dieper binnen in je persoonlijke levenssfeer. En als ze dan ook nog aan je bezittingen komen en vooral aan je heilige koe – de televisie – zijn ze bewezen levensgevaarlijk. Wijs ze onmiddellijk de deur. Interessant is ook dat hij komt aanzetten met het begrip ‘koloniseren’. Dat herinnert aan onze historische rol in verre werelddelen en tegenwoordig is het vaak in het nieuws in verband met de Israëlische kolonisten in de Palestijnse gebieden. Kolonisten kunnen als minderheden hun wil opleggen aan meerderheden, dat weet iedereen. En nu de mythe van een getalsmatige overheersing door moslims aan geloofwaardigheid begint in te boeten, kan het geen kwaad hun bedreiging weer eens in een andere gedaante op te voeren.
Van woorden via angst tot geweld Het zijn dit soort dubbele boodschappen die we in de gaten moeten houden als politici en opiniemakers aan het woord zijn. Ook in de ons omringende landen en ver daarbuiten bedienen de zaaiers van tweedracht zich van woordenmengsels. Sinds jaar en dag verbreiden ze hun beledigend gedachtegoed over de culturen van immigranten, besmet als ze zijn met de superioriteitswaan van het Westen. Maar dat ze daaraan hun angstaanjagende verdachtmakingen toevoegen, is nieuw. De verschuiving van uitbuitingsracisme naar het nieuwe, culturele racisme is nu enkele decennia aan de gang en het eind is nog niet in zicht. Wat in de plaats komt van het neerkijken, kan uiteindelijk uitmonden in massaal geweld tegen de immigranten, hun kinderen en kleinkinderen. Net als overal waar bepaalde, herkenbare bevolkingsgroepen werden aangewezen als een bedreiging voor de hele samenleving. Zulk geweld kan ook al uitbreken voordat de verschuiving voltooid is. Het zou immers niet voor het eerst zijn dat een scheutje neerkijken in een cocktail van angst zijn nut bewees. De straat opgaan om te doden valt mensen makkelijker als ze hun potentiële slachtoffers als minderwaardig kunnen zien. Untermenschen die het niet waard waren te blijven leven. Kakkerlakken die vertrapt mochten worden. Maar de geschiedenis heeft ook geleerd, dat louter neerkijken mensen nooit zover heeft gedreven dat ze een hele bevolkingsgroep uit de weg wilden ruimen – die lieten ze liever voor zich sloven. Om over te gaan tot massaal geweld moet er hevige angst heersen. En die wordt stap voor stap opgebouwd met heel bepaalde woorden. Parasieten, levensgevaarlijke ziektekiemen die zijn binnengedrongen, het ‘internationale wereldjodendom’, de islam die van binnenuit onze samenleving aantast. De woordenmengsels zijn lang niet zo verwarrend als ze er uitzien.• Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 12
12 O p i n i e
Een prikkelende aanklacht tegen struisvogels Anet Bleich
Vier conflicten in vergelijking Is het typerend voor Nederland dat fouten die in conflicten met de buitenwereld zijn gemaakt – fouten die variëren van ernstig tot onvergeeflijk – zoveel mogelijk worden toegedekt en gebagatelliseerd? Die bepaald niet lichtvoetige vraagstelling staat centraal in een documentaire van Hedda van Gennep: De staat van ontkenning. De titel heeft iets mooi dubbelzinnigs: staat kan zowel betrekking hebben op ‘toestand’, als op de staat der Nederlanden. In deze titel, De staat van ontkenning, ligt tevens al meteen het antwoord besloten dat Van Gennep geeft op de door haar opgeworpen vraag. Het is een volmondig ja. Om de stelling dat Nederland zich pleegt te gedragen als een onverbeterlijke struisvogel te bewijzen laat Hedda van Gennep vier zwaarwegende conflicten uit de recente tot zeer recente geschiedenis de revue passeren. Ze besteedt aandacht aan de Duitse bezetting, met name de Jodenvervolging, aan de politionele acties in Indonesië, het debacle van Dutchbat in Srebrenica en de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog in Irak.
‘Ongeloof’ bij de Jodenvervolging Dat het onvoorstelbare karakter van de genocide op het Joodse volk door velen is onderschat, zowel gezagsdragers als gewone burgers en veel van de slachtoffers zelf, is algemeen bekend. Het neemt niet weg dat de discussie over wie wat op welk moment wist of had moeten of kunnen weten nog geregeld fel oplaait. Logisch, want had men meer geweten of meer met die kennis gedaan, dan hadden (veel) meer mensen gered kunnen worden. Van Gennep komt niet echt met nieuwe feiten, maar formuleert, met behulp van bekende gegevens, haar aanklacht scherp. Ze doet dat op verschillende niveaus. Ze staat stil bij de toespraak van koningin Wilhelmina waarin de vorstin zegt van ganser harte de verontwaardiging te delen over ‘de onmenselijke behandeling, ja, het stelselmatig uitroeien van onze Joodse landgenoten’. De vraag die zich dan opdringt en die in de documentaire ook wordt voorgelegd aan de historicus Cees Fasseur, Wilhelmina’s biograaf, Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
is: waarom heeft de koningin, als ze wist dat er sprake was van stelselmatige uitroeiing, niet in elk van haar toespraken tot verzet daartegen opgeroepen, in plaats van maar één of twee keer? Een bevredigend antwoord op die vraag is nooit gegeven. Evenmin als ooit goed is verklaard waarom de geallieerden zo laks hebben gereageerd op de feiten over de vernietigingskampen die al redelijk vroeg in de oorlog van Poolse zijde bekend werden gemaakt. Is het gruwelijke nieuws bewust onderbelicht omdat het anders bestaande plannen voor de oorlogsvoering had doorkruist? Of konden of wilden de betrokken autoriteiten niet geloven dat er echt op grote schaal mensen werden vergast? Wist Wilhelmina toen ze de term ‘uitroeien’ in de mond nam inderdaad wat er in Auschwitz en elders gebeurde? Of gebruikte ze die term om te benadrukken dat de gevolgen van de wel algemeen bekende deportaties wel eens heel ernstig konden zijn? In De staat van ontkenning komt verder een Joodse vrouw aan het woord, Lili Couvée-Jampoller, die door haar contacten in nazi-Duitsland al vroeg het ergste vermoedde. Zij besloot haar Joodse identiteit niet te tonen en geen ster te dragen en overleefde de oorlog. In de film vertelt ze dat veel vrienden en kennissen zich toch maar wel als Jood meldden, omdat het moest en ze hoopten dat het zou meevallen. De suggestie dat het beter was geweest als méér Joden zich aan registratie en deportatie hadden proberen te onttrekken, is natuurlijk terecht, maar ook een beetje te gemakkelijk. Veel Joden stonden al als zodanig in de Nederlandse bevolkingsadministratie geregistreerd en konden zich niet aan de gevolgen van de ‘J’ onttrekken door gewoon de ster niet af te halen. Bovendien dreigden de nazi-bezetters telkens heel geraffineerd met de straf van deportatie naar Mauthausen, wat – en dat werd geloofd! – veel erger zou zijn dan de ‘tewerkstelling’. Natuurlijk, meer Joden hadden kunnen onderduiken, als ze dat hadden gedurfd en er meer onderduikplekken waren aangeboden. Wrang en mooi is het relaas van Jaap van Duijn, wiens – nietJoodse – vader als tuinman in Duitsland was tewerkgesteld, voor dat werk naar Auschwitz reisde en de verschrikkingen met eigen ogen zag. Vader Van Duijn waarschuwde de Joodse Raad, maar daar wilde men hem niet geloven. Stof tot nadenken biedt dit onderdeel van De staat van ontkenning genoeg.
De politionele acties in Indonesië Vervolgens maakt Hedda van Gennep de overstap naar de politionele acties in Indonesië. Ze laat onder meer een Nederlandse deserteur aan het woord, Jan Maassen, die vertelt dat hij ‘een beetje trots op me eige’ is, omdat hij de consequenties heeft getrokken uit zijn weerzin tegen de koloniale oorlog ondanks alle druk die op hem werd uitgeoefend. Maassen werd wegens zijn desertie tot drie en een half jaar gevangenisstraf veroordeeld. Van Gennep maakt de knulligheid van de Nederlandse propaganda zichtbaar – ‘Okee, wij leven mee met de jongens overzee’ – en laat zien hoe misleidend die was. Het leger beloofde de militairen ‘een prachtige, leerrijke tijd in een mooi stuk van de wereld’.
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 13
13
Lili Couvée-Jampoller (still uit de film De staat van ontkenning)
Over de motieven van de Indonesiërs om zich tegen het koloniale bewind te verzetten werd van officiële Nederlandse kant natuurlijk in alle talen gezwegen. Maar is dit eenzijdige Hollandse verhaal en de lang aanhoudende weigering te erkennen dat Nederland fout zat werkelijk één op één te vergelijken met het ongeloof over de nazi-misdaden? Een neiging tot ontkennen speelt inderdaad in beide gevallen een rol, maar eerlijk gezegd vind ik de verbindende draad nogal dun.
De val van Srebrenica Meer overeenkomst met de psychologische mechanismen die werkzaam waren ten tijde van de Holocaust vertoont het Nederlandse gedrag tijdens en na de val van Srebrenica. De Dutchbatters stonden, toen ze eenmaal door de Serviërs onder de voet waren gelopen, onder zware druk, maar zij, en met name de militaire leiding, gedroegen zich allesbehalve heldhaftig. Veelzeggend is een in de documentaire opgenomen stuk van de getuigenverklaring van plaatsvervangend commandant Franken voor het Joegoslavië Tribunaal. Franken erkende daar dat wat eufemistisch ‘evacuatie’ van de moslimbevolking van Srebrenica werd genoemd in feite een planmatige deportatie was, met ongewisse, mogelijk fatale gevolgen. De leiding van Dutchbat stak de kop in het zand en leverde burgers die aan haar bescherming waren toevertrouwd uit aan hun doodsvijanden. Dat lijkt inderdaad op de houding van de aangebleven bestuurders en ambtenaren in bezet Nederland.
Misleid in Irak Die gelijkenis is daarentegen ver te zoeken in het vierde en laatste fragment uit de documentaire: de politieke steun die de regeringBalkenende in maart 2003 gaf aan de Amerikaans/Britse aanval op het Irak van Saddam Hussein. We krijgen de bekende beelden te zien van Bagdad onder vuur, we mogen gniffelen als Balkenende schaapachtig rondloopt in het Witte Huis, Dick Cheney de hand schudt en zich door Bush als een belangrijk Europees leider laat fêteren. Ook de scène waarin een Amerikaanse generaal zich verheugt over de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Nederland, luitenant-kolonel Jan Blom, komt weer voorbij. Tame-
lijk flauw dat laatste, want dat was een incident waarvan de regering in Den Haag meteen afstand nam. Van Gennep laakt het gebrek aan morele betrokkenheid in Nederland bij de oorlog in Irak en windt zich op over het achterwege blijven van een parlementair onderzoek naar de vraag hoe de politieke steun van Nederland aan de VS precies tot stand is gekomen. Zo’n onderzoek zou ongetwijfeld nuttig zijn om de vragen die op dit punt bestaan te kunnen beantwoorden. Het zou premier Balkenende zeker sieren als hij zou erkennen dat ook hij zich destijds heeft laten misleiden over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak en derhalve op onjuiste gronden de Amerikaanse invasie gesteund heeft. Maar de Nederlandse rol in de Irak-oorlog was gering, bijna verwaarloosbaar (militair raakte Nederland pas na de invasie betrokken, met een contingent dat het stuurde op verzoek van de VN). De poging van Hedda ven Gennep om de ‘doofpot’ inzake Irak rechtstreeks te verbinden met het zwijgen tijdens de Holocaust en het gedraai na de politionele acties en na Srebrenica is niet alleen geforceerd, maar zelfs nogal demagogisch. ‘Kijk, er wordt alweer iets ontkend’. Op deze manier wordt de thematiek wel erg algemeen en abstract.
Wegkijken en ontkennen Een interessante vraag die Van Gennep met haar over het geheel genomen boeiende en prikkelende film opwerpt is of die neiging om in zware crisissituaties weg te kijken en later grove fouten te ontkennen iets typisch Nederlands is. Ik ben daar niet uit. Van Gennep maakt volgens mij waar dat de neiging tot ontkennen en goedpraten zich in Nederland politiek en psychologisch geregeld uit. Toch vraag ik me af of we hier niet veeleer te maken hebben met een betreurenswaardige algemeen menselijke eigenschap. Hoe lang heeft het niet geduurd totdat de Fransen de schande van het Vichy-regime onder ogen zagen? En over de Russen valt veel goeds te zeggen, maar de misdaden van Stalin c.s. zijn daar nog altijd vrijwel onbespreekbaar. Als we er spijtig genoeg vanuit moeten gaan dat in ons allen wel een struisvogeltje schuilt, leidt dat tot de conclusie dat de toon in De staat van ontkenning te veel weg heeft van een aanklacht. Er zijn nu eenmaal (te) weinig helden onder ons. • Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 14
14 H e r d e n k e n
Na de Kristallnacht Rede bij de herdenking van de Kristallnacht georganiseerd door Nederland Bekent Kleur op 9 november 2008 voor het monument van het Joods Verzet te Amsterdam.
weet niet goed raad met deze vormen van neo-racisme, uitzonderingen als Pechtold en Halsema en de Minister van Justitie daargelaten. We hebben het over het grote goed van de vrijheid van meningsuiting, en daar ben ik het hartgrondig mee eens, maar gaan voorbij aan de nieuwe taboes: Je mag de rechtsradicalen in dit land niet ‘demoniseren’ ook al doen ze het zelf. Je mag het begrip racisme eigenlijk niet gebruiken, want het haatzaaien tegen moslims is iets heel anders. Het is ook geen vreemdelingenhaat of xenofobie. Het is zoals velen denken en dus mag het ook worden uitgesproken. Maar de walging die het bij vele anderen oproept mag niet worden uitgesproken.
Voorportaal van de shoah
Het politieke debat
Bij herdenkingen als deze zijn we vaak te snel geneigd lijnen door te trekken naar het heden, zonder écht stil te staan bij wat er tóén gebeurd is. Daarom las ik voor deze gelegenheid het net gepubliceerde 48 Hours of Kristallnacht, an oral history van Mitchell Bard. Herinneringen van ooggetuigen van die nacht van barbarij, waarin door het hele land, bendes van bruin- en / of zwarthemden Joodse winkels binnenvielen en vernietigden, tientallen synagogen in brand werden gestoken, de draak werd gestoken met heilige voorwerpen als de wetsrollen die onder gejuich op brandstapels werden gesmeten, Joodse mannen die
Er is nog iets dat mij verontrust. Dat kwam naar voren bij de presentatie van de nieuwe wetgeving tegen godslastering. De afschaffing van art. 147 (smalende godslastering) en de uitbreiding van het beledigingsartikel 137 (Wetboek van Strafrecht), op zich een goede zaak. Maar daarbij is gezegd dat een belediging geen belediging kan zijn als deze is gedaan in de context van het politieke debat. Dat was ook al vastgesteld door het Openbaar Ministerie toen het besloot de makers van Fitna niet te vervolgen. ‘De uitspraken van Wilders zijn gedaan in het kader van een politiek debat. Die context ontneemt in dit geval de strafbaarheid aan de uitlatingen’. Ik vind dat het omgekeerde zou moeten gelden. Juist in het politieke debat zou een ieder zich extra bewust moeten zijn van zijn voorbeeldfunctie en maatschappelijke verantwoordelijkheid Nog maar een paar jaren geleden was ik betrokken bij de vaststelling van een handvest voor politieke partijen voor een niet-racistische samenleving, ondertekend door de leiders van zo’n honderd Europese partijen, plus de Assemblee van de Raad van Europa, plus het Europese parlement, zeggende dat juist de politiek een bijzondere opiniërende en educatieve taak heeft om de grondbeginselen van onze democratie hoog te houden en te verdedigen. En de dure plicht heeft elke uitingsvorm van racisme te bestrijden en zeker ook de plicht heeft zich daarvan te onthouden. Elke parlementariër vertegenwoordigt, krachtens de grondwet, het hele Nederlandse volk. Het is dus precies omgekeerd van wat het OM zegt: Juist omdat Fitna deel uitmaakt van een politiek debat is bestrijding daarvan geboden. De politiek heeft een voorbeeldfunctie en niets is erger dan een oorverdovende stilte zoals in de jaren ’30. Gelukkig is het anti-racisme dezer dagen aan de winnende hand. Sprekend over dit onderwerp acht ik het toch een hartverwarmende doorbraak wat zich zojuist in Amerika heeft afgespeeld. Racisme en/of anti-racisme speelde, aldus alle peilingen, geen rol. Obama én de mensen die hem gekozen hebben stonden daar
Ed van Thijn
met duizenden werden mishandeld en afgevoerd, hun huizen kort en klein geslagen, vrouwen en kinderen die – vaak met bijlen – werden geslagen en in een aantal gevallen ook werden afgemaakt, soms uit het raam gegooid. Een golf van straatterreur die aan duidelijkheid niets te raden liet: dit was het voorportaal van de shoah. Honderdduizenden Joden sloegen op de vlucht, maar werden aan de grenzen tegengehouden. Ook aan de Nederlandse grens. Ze zaten als ratten in de val. Het meest huiveringwekkend is de oorverdovende stilte. Onder de omstanders. Onder de medeburgers. Onder de intellectuele elite of wat daarvan nog over was. Maar vooral ook in de internationale gemeenschap, als dat woord toen al bestond. Het gebeurde veertig dagen na de conferentie in München, u weet wel, waar Chamberlain na afloop triomfantelijk zei: ‘Peace for our time’. Hitler wist dat hij een potje kon breken. Na afloop bleef het dan ook muisstil. Een beschamend verhaal waaruit niet genoeg lessen kunnen worden getrokken
Neo-racisme Maar welke lessen? Vergelijkingen zijn hachelijk. Er gebeuren vandaag ook vreselijke, maar volstrekt onvergelijkbare dingen. Kleine groepen van Marokkaanse jongeren terroriseren hun omgeving. Joodse jongetjes met een keppeltje worden uitgescholden. En nog zeer onlangs is iemand in elkaar geslagen. Omgekeerd zijn uitingen van moslimhaat, ook in het parlement, aan de orde van de dag. Fitna is dan wel, volgens het Openbaar Ministerie, niet vergelijkbaar met Mein Kampf, maar stigmatiserend en haatzaaiend is het wel. Met een beroep op de vrijheid van meningsuiting wordt veel Unfug (onbetamelijkheid) door de vingers gezien. De politiek Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
boven! Amerika heeft kleur bekend en de rest van de wereld volgt. En in Nederland heeft de gemeenteraad van Rotterdam Aboutaleb tot burgemeester gekozen. Het lijkt erop dat wij, 70 jaar na de Kristallnacht, een nieuw tijdperk hebben betreden. ‘Peace for our time’, maar dan binnen de samenleving. Laten we hopen dat het deze keer beklijft. •
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 15
15
Herdenken
Van oud en nieuw fascisme Philo Bregstein
Verkorte weergave van de rede die Philo Bregstein hield bij de Kristallnacht herdenking op 9 november 2008 georganiseerd door het Centraal Joods Overleg in het Stadhuis van Amsterdam.
Het ‘nieuwe’ antisemitisme Wat bij de Kristallnacht in 1938 – en ervoor en erna – is gebeurd lijkt definitief verleden tijd. Het antisemitisme wordt nergens meer in West-Europa door de overheid en de algemene publieke opinie getolereerd. Echo’s van het nazi-antisemitisme worden nog wel gepropageerd door marginale lunatic fringe (extremen aan de rand van de gemeenschap), maar die hebben weinig invloed. Hoe staat het echter met wat vaak ‘nieuw’ antisemitisme wordt genoemd? Toen ik vorig jaar een essaybundel presenteerde, Antisemitisme in zijn hedendaagse variaties, stelde een van mijn opponenten tijdens het debat: ‘We hebben vandaag in Nederland wel belangrijker problemen dan het antisemitisme.’ Heeft hij daarmee gelijk? Op het eerste gezicht lijken antisemitische incidenten van de laatste tien jaar in Nederland, behoudens een enkele uitzondering, nogal onschuldig, bijvoorbeeld vergeleken met wat de Joden in Frankrijk in die periode te verduren hadden. Wel is de overheid vaak onmachtig om op te treden tegen aperte verschijnselen ervan en is het karakteriserend voor pers en tv om het verschijnsel te bagatelliseren. Toch is het fenomeen niet zo onschuldig. Onlangs wijdde het NIW – Nieuw Israelietisch Weekblad – een nummer aan het ‘keppelmeppen’, dat wil zeggen het feit dat religieuze Joden, die door een keppeltje als zodanig herkenbaar zijn, al jarenlang geregeld worden uitgescholden, bedreigd en soms afgetuigd. Dat is natuurlijk nog geen aanloop voor een nieuwe Kristallnacht. De agressie komt vanuit een kleine minderheid. Het gaat vaak om jongeren, ‘hooligans’ – een oude term in verband met pogroms –, veelal uit Noord-Afrikaanse immigrantenmilieu’s. Is het antisemitisme, hoe pijnlijk en onacceptabel ook, vandaag ‘bij ons in Holland’ geen belangrijk probleem meer? Bij het debat antwoordde ik mijn opponent dat hij niet verder keek dan zijn neus lang is, dat wil zeggen niet over de Nederlandse grens. Nederland behoort niet alleen via de Europese Unie tot de rest van Europa, maar ook als lid van de Verenigde Naties tot de rest van de wereld. De problemen van Europa en van de wereld zijn ook onze problemen. Het ‘nieuwe’ antisemitisme heeft in Europa en elders vandaag één leidmotief. Het manifesteert zich in veel delen van de wereld
in een hetze tegen Israël, en de ontkenning van het bestaansrecht van dat land. Maar ook Joden elders, en in Nederland, worden vaak verantwoordelijk gesteld voor de ‘misdaden van Israël’. Mogen we van dit ‘nieuwe’ antisemitisme zeggen: ‘het is niet ons probleem’, omdat het binnen onze grenzen marginale proporties heeft? Een ogenschijnlijk onschuldige variant is het bij links – ook in Nederland – geregeld beleden ‘anti-Israëlische enthousiasme’, zoals Abram de Swaan dat ironisch in een essay definieerde en dat op het eerste gezicht ook onschuldig lijkt. Ik zie het als een nieuwe variatie op risjes, zoals dat voor de oorlog heette: een verkapte vorm van antisemitisme, die mee heeft gespeeld bij de passieve houding en medeplichtigheid met de Jodenvervolging in Europa, ook in Nederland, en die zich nu uit in een overdreven ‘veroordeling van Israël’, zoals de Franse filosoof Alain Finkielkraut dat al in 1982 formuleerde.
Moslim-immigranten Aan de andere kant zijn er de laatste jaren vanuit afweer tegen ‘moslim’-immigranten (op zichzelf al een discriminerende term) overal in Europa fascistische, racistische bewegingen en partijen ontstaan, die op de heersende fobie voor veelal arabische ‘moslim’-immigranten inspelen. Er bestaat een duidelijke hetze, vol slogans over ‘het islam-gevaar’ en ‘de islam als achterlijke religie’. Vaak wordt dit bij links vergeleken met de manier waarop de nazi’s indertijd tegen de Joden ophitsten. De vergelijking gaat niet helemaal op, want de Joden waren indertijd, in tegenstelling tot de nazi-slogans over het Joodse wereldcomplot, onmachtig, zonder achterland. Het ging meestal om vluchtelingen die nergens heen konden, omdat de grenzen overal voor hen gesloten waren. Natuurlijk lijden de immigranten in Europa uit de arabische wereld en elders vaak onder racisme en discriminatie. Maar in tegenstelling tot de Joden toen – Israël bestond nog niet – zijn deze immigranten vaak in nauw contact met hun land van afkomst. Imams in moskeeën en arabische televisiezenders lanceren geregeld propaganda vol antisemitische leuzen. De huidige immigranten in Europa worden wel gediscrimineerd, maar ze worden tegelijkertijd opgehitst tegen het Westen, Israël en de Joden elders ter wereld. Het ogenschijnlijk betrekkelijk onschuldige keppelmeppen toont in feite een belangrijk, ernstig probleem, ook voor Nederland. Bij de haatindoctrinatie in naam van de islam, niet alleen in arabische landen, maar ook in immigrantenmilieus in Europa, wordt Israël geregeld afgeschilderd als nazi-staat en een misdadig kankergezwel, dat verwijderd moet worden. Het zou bovendien de voorpost zijn van het Westen en van de Verenigde Staten, dat de arabische wereld bedreigt, waarbij ook Joden elders in de wereld als medeplichtigen worden gedoodverfd. Veel terroristenaanslagen in Europa zijn door deze haatpropaganda gemotiveerd. Zowel binnen als buiten de ‘islam’-wereld wordt bij dit alles een belangrijk punt over het hoofd gezien: tot ver in de negentiende eeuw was het antisemitisme in de arabische wereld, in tegenstelling tot in Europa, relatief gematigd, afgezien van de traditioneel Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 16
16 H e r d e n k e n
vernederende ‘dhimmi’-positie van Joden en christenen in islamlanden. Er hadden wel pogroms plaats gevonden en gedwongen bekeringen, maar vergeleken met het eeuwenlange fanatieke anti-judaïsme in het christelijke Europa is de arabische islamwereld voor de Joden gedurende lange perioden een tolerante vluchthaven voor de Joden geweest. Het fanatieke, ideologische antisemitisme, dat in het nazi-antisemitisme uitmondde, is een typisch Europees verschijnsel, en werd pas in de negentiende eeuw in de arabische wereld geïmporteerd door Franse en Engelse koloniale representanten.
hell pleegden, ditmaal onder de vlag van de tora. Gelukkig vormen deze fascisten een kleine minderheid in Israël, dat als een van de weinige democratieën in het Midden-Oosten stand houdt. Ik zou hierbij de term ‘protofascisme’ willen hanteren. Alle machtsgroepen die onder welke vlag ook onderdrukking van de individuele vrijheid uitoefenden of dat vandaag doen, noem ik ‘protofascisten’. Ook al manifesteerde het fascisme zich onder de vlag van religieuze of revolutionaire idealen, zoals bij de Terreur na de Franse Revolutie, of recentelijk het communistische fascisme in de Sovjet Unie, in het China van Mao, of het Cuba van Castro.
Protofascisme Fanatieke islambewegingen in arabische landen worden vaak ‘islamfundamentalisten’ genoemd, maar de koran en de islam zijn vaak niet meer dan de vlag die een politieke strijd tegen het Westen en de Westerse waarden moet dekken. Hun ideologie bouwt voort op Duitse, Europese fascistische en antisemitische ideeën uit de negentiende en twintigste eeuw. Het gaat in feite om ‘islamfascisme’, een term die ik overneem van de Franse auteur Bernard-Henri Lévy in zijn recente boek Left in dark times. Dat ‘islamfascisme’ inspireerde zich vanaf de jaren twintig uit de vorige eeuw op het fascisme en nazisme in Europa, iets wat ook door de islamdeskundige Bernard Lewis is aangetoond. Voor vrijwel alle nationale arabische bewegingen was Hitler als vijand van het koloniale Engeland en Frankrijk een bondgenoot en voorbeeld. De vaak gehoorde stelling dat de arabische wereld niets met de holocaust te maken zou hebben is duidelijk onwaar: de Groot Mufti van Jerusalem drong er bijvoorbeeld bij Hitler op aan geen Joden naar Palestina te laten emigreren en werkte samen aan het plan om ook in Palestina de Joden uit te roeien. De Ba’ath-partijen in Syrië en Irak waren naar nazi-voorbeeld gevormd, net als de Moslimbroederschap in Egypte. Ook de oprichter van Hamas, Abdullah Azzan, was een fervente nazi-fan. Bij dit ‘islamfascisme’ speelt, net als bij het nazisme, het antisemitisme een grote rol, nu in de vorm van hetze tegen Israël en de Joden elders ter wereld. Wat door landen als Iran wordt gepropageerd, met haatdragende slogans die oproepen tot massamoord, geeft een duidelijke echo van de Kristallnacht en de nazitijd. En dat is een groot probleem vandaag, ook voor Nederland. Historisch gezien kan men in het huidige ‘islam-fascisme’ een parallel zien met wat ik als ‘christen-fascisme’ definieer. Vandaag bestaat dat laatste alleen nog marginaal, zoals bij een incidentele moordaanslag door christenfundamentalisten op een arts in een abortuskliniek in de VS. Maar dat ‘christen-fascisme’ en het daaraan gekoppelde anti-judaïsme heeft een glorieus verleden, vol fanatisme en eeuwenlange pogroms, brandstapels, autodafé’s en martelingen. Ook daar waren bijbelcitaten de vlag voor politiek en economisch gemotiveerde vervolgingen, parallel aan de manier waarop vandaag de koran wordt geciteerd door ‘islam’terroristen en -extremisten. Er bestaat trouwens ook een ‘Joods fascisme’, zoals bij degenen die tot de moord op Yitzhak Rabin aanzetten en die de recente aanslag op de historicus Zeev Stern-
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Echo’s van de Kristallnacht Daartegenover staan de in Europa moeizaam verworven, kwetsbare beginselen van de democratie, en de verworvenheden van de Verlichting, zoals de scheiding van kerk en staat, de verdraagzaamheid, en de rechten van de mens. Ik citeer hier opnieuw Bernard-Henri Lévy, die stelt dat dit universele waarden zijn voor de hele wereld, en geen neokoloniale en imperialistische exportartikelen, zoals vaak wordt beweerd door linkse cultuurrelativisten. Een van de belangrijke opgaven vandaag is deze kwetsbare democratie te verdedigen tegen nieuw opkomend fascisme. Waar ligt het criterium voor de noodzakelijke kwetsbaarheid en tegelijkertijd de nodige weerbaarheid binnen een democratie? Er bestaat bij rechts een lange traditie van ‘reaalpolitiek’, waarbij men vanuit economische en politieke belangen snel een compromis sluit met totalitaire, fascistische regiems, ook al zijn het landen die bijvoorbeeld het bestaansrecht van Israël ontkennen. Aan de andere kant idealiseert men bij links vaak ‘islamfascisten’ en terroristen als vrijheidstrijders en slachtoffers van imperialisme en kolonialisme. Ook praat men vanuit ‘anti-Israëlisch enthousiasme’ zelfmoordterrorisme tegen civiele burgers in Israël goed als ‘verzet tegen de Israëlische onderdrukking van de Palestijnen’. Bij de beruchte conferentie van Durban in 2001 kreeg Israël de exclusieve eer als enig land van racisme, apartheid en genocide te worden beschuldigd, alsof het een van de centrale problemen van de wereld betreft. In feite is het een relatief lokaal, klein conflict, vergeleken met veel andere grote conflicten in de wereld, zoals rond Afghanistan of Iran. Het is ook een praktisch oplosbaar conflict, in tegenstelling tot wat propagandaleuzen van beide kanten beweren. Het beroemde ‘Akkoord van Genève’ uit december 2002, tussen informele Israëlische en Palestijnse vertegenwoordigers, heeft alle problemen in blauwdruk opgelost. Er zijn voornamelijk ideologische en politieke obstakels. Voorbeeld is de Hamas, die het bestaansrecht van Israël ontkent en die na zijn verkiezingsoverwinning op de Fatah de macht in Gaza heeft gegrepen en er een ‘islamfascistisch’ regiem installeerde. Bij links wordt er vaak op aangedrongen dat Israël met Hamas moet gaan onderhandelen, met de vaak gehoorde uitspraak: ‘je moet die ideologische leuzen niet letterlijk nemen.’ Maar ook vanuit een rechtse reaalpolitiek heeft men weinig scru-
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 17
17
pules, en noemt men Israëls weigering om met Hamas te onderhandelen vaak halsstarrig. Het blijven echo’s uit de jaren rond de Kristallnacht en München 1938. Moet men al of niet een compromis sluiten met degenen die de basiswaarden van de democratie ontkennen? Wanneer bestaat het gevaar opnieuw door de knieën te gaan voor de eisen van totalitaire, fascistische staten of bewegingen? Onze Westerse democratieën – en ook Nederland – moeten tussen Scylla en Charybdis door laveren: aan de ene kant het ‘islamfascisme’, gekoppeld aan het ’nieuwe’ antisemitisme, zowel in arabische landen als bij immigranten in Europa; aan de andere kant nieuwe fascistoïde, nationalistische, anti-Europese bewegingen en partijen, die de wind in de zeilen hebben, zoals Vlaams Belang met Eigen volk eerst, extreem rechtse anti-Europese en anti-immigranten partijen zoals in Oostenrijk, en last but not least in ons
tolerante Nederland de groeiende radicaal rechtse partijen vol anti-immigranten-slogans. Het zijn marginale partijen, maar dat was het nationaal socialisme in de jaren twintig ook. Geert Mak gaf zijn pamflet tegen deze radicalisering de rake titel: Gedoemd tot kwetsbaarheid. Fascisme is niet kwetsbaar, fascisten zijn er trots op dat ze hard zijn, dat geeft opnieuw echo’s uit de Tweede Wereldoorlog met de Jodenvervolging. Fascisme in welke vorm ook is onmenselijk, en ont-menselijkt. Het ‘nieuwe’ antisemitisme wijst op een van de grote problemen vandaag: hoe de universele waarden van de democratie te verdedigen, zowel tegen de dreiging van buiten af als van binnen uit. Hoe het gevaar te overwinnen van opnieuw – met welke goede bedoelingen ook – te vervallen in medeplichtigheid met nieuw fascisme en antisemitisme, waar ook ter wereld. •
Blad van het Internationale Auschwitz Comité n juli 2008 is een nieuw blad verschenen van het Internationale Auschwitz Comité onder de naam Remember to think. Doel van dit periodiek in vier talen (Engels, Duits, Frans en Pools) is om ‘herinneringen door te geven en te werken aan verdraagzaamheid en democratie’. Overlevenden uit de Holocaust spelen daarbij volgens de redactie een essentiële rol, speciaal door met jonge mensen in dialoog te gaan. De korte bijdragen in dit eerste nummer hebben dit dan ook steeds als voornaamste thema. Naast schetsen door enkele IAC leden van de situatie in hun eigen landen komt ook de lange relatie met de Verenigde Naties aan de orde. Wat betreft de landen: Duitsland over de Zug der
I
Erinnerung – de door Duitsland trekkende tentoonstellingstrein over kindertransporten in WO2, Tsjechië over het tegengaan van acties van neonazi’s en het meer aandacht vragen voor de vervolging van Roma, België met een uitgebreid educatief programma en van daaruit de verbinding naar misstanden in de huidige tijd. En de relatie met de VN gaat vanaf de Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), via de instelling in 2005 van de Holocaust Memorial Day tot een actieve samenwerking in 2008. • Wie van verdere activiteiten en publicaties van het IAC op de hoogte wil blijven raadplege hun website www.auschwitz.info
Interneringskamp Westerbork, 1945-1948 Van 2 december 2008 tot 31 maart 2009 wordt in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork een tentoonstelling gehouden over een periode van het Kamp Westerbork die als ‘bizar’ omschreven wordt. Meteen na de bevrijding van het kamp, in april 1945, werd het namelijk bestemd tot interneringskamp voor mensen die ‘fout’ geweest waren. Het is ‘bizar’ te noemen, omdat toen veel Joodse voormalige geïnterneerden nog aanwezig waren, die bovendien een tijd lang ook bij de bewaking werden ingeschakeld. ‘Bizar’, omdat er tussen de uiteenlopende groepen
die in de eerste maanden bij de bewaking betrokken waren een onverkwikkelijke machtsstrijd ontstond met desastreuze gevolgen voor de ‘nieuwe geïnterneerden’. ‘Bizar’, omdat de gehele bestaansperiode in vergelijking met de andere internerings- en detentiecentra in Nederland zo lang, tot december 1948, geduurd heeft. Deze tentoonstelling over een voorheen nauwelijks bekend onderwerp is gebaseerd op recent door Bas Kortholt uitgevoerd historisch onderzoek. •
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 18
18 H e r d e n k e n
Het Jan van den Oever-gebouw van de Amsterdamse politie ‘Hij vond het ophalen van Joodse medeburgers gewoon niet kunnen’ Uitspraak van zoon Gerard van den Oever over zijn vader
Bernard Welten
Op 25 september 2008 kreeg het gerenoveerde politiepand aan de Kabelweg te Amsterdam de naam van Jan van den Oever. Deze inspecteur 2e klasse weigerde in de Tweede Wereldoorlog – als enige Amsterdamse politieman – Joden thuis op te halen. In de hal van het gebouw werd tijdens de opening een bronzen beeld van Van den Oever geplaatst. De Amsterdamse korpschef B.J.A.M. Welten hield een toespraak, waarvan de belangrijkste gedeelten in bewerkte vorm hieronder volgen.
Vroeger luidde het motto ‘Vigilat ut quiescant’ – hij waakt, opdat u kunt rusten. Die veiligheid is voor ons als politie vanzelfsprekend het belangrijkste te behalen resultaat. Want veiligheid is de voorwaarde om leven in vrijheid mogelijk te maken, in een samenleving waarin alle burgers gelijkwaardig zijn. Dat zijn precies de grondwaarden van de rechtsstaat. Vandaag herdenken we een periode die daarmee volledig en absoluut in strijd was. Een tijd waarin – het raakt me dat ik het moet zeggen – vrijwel de gehele politie zich dienstbaar heeft getoond aan een bewind dat het tegendeel was van een rechtsstaat. In de periode van de Duitse bezetting, toen een vijandig en dictatoriaal regime macht uitoefende over ons land. In het boek Dienaren van het Gezag.* wordt indringend beschreven hoe politiemensen ten tijde van de Duitse bezetting hun gevoel voor goed en kwaad kwijt konden raken. Hoe stadsbestuur, justitie en politie niet bleken opgewassen tegen de druk van de bezetter. Of erger nog, hoe ze razendsnel leerden op de wensen van de bezetter vooruit te lopen.
Dilemma’s De politie is als uitvoerende organisatie van de overheid extra kwetsbaar voor ondemocratische ontwikkelingen in de samenleving. Onze collega’s die in de jaren ‘30 van de vorige eeuw in dienst waren gekomen, maakten deel uit van een politie in een democratische rechtsstaat. Daar hadden ze voor gekozen. Heftiger en indringender dan veel anderen hebben zij vervolgens ervaren hoe een nieuwe politieke constellatie je dwingt je beroep en je rol in de samenleving een totaal andere inhoud te geven. Hoe het bestuur en bevoegd gezag, waartegen je zo opzag, verschrompelen. Hoe je met dilemma’s wordt geconfronteerd waarop je totaal geen antwoord hebt. En hoe de collega’s om je heen net zo geïntimideerd zijn als jij en je geen hulp kunnen of durven bieden. En hoe je dan tenslotte met elkaar uit schaamte zwijgt – en leert je geweten uit te schakelen. Zo is de werkelijkheid. Als handhavers van het recht hadden onze collega’s als eersten het karakter van de nieuwe machthebber moeten doorzien en van dat inzicht blijk moeten geven. Hun houding had een cruciaal verschil kunnen maken. Maar, ze hebben het niet gedaan. En ik zei: het raakt natuurlijk, dat te moeten zeggen.
Moreel kompas Waakzaam en Dienstbaar De hele Nederlandse politie krijgt binnenkort een nieuw korpsbrevet op het uniform met het motto: ‘Waakzaam en Dienstbaar’. Het zijn de eerste woorden van onze missie: ‘Waakzaam en Dienstbaar staan wij voor de waarden van de rechtsstaat’. Die missie bepaalt onze maatschappelijke positie en onze identiteit als organisatie. Het geeft aan wat politiemensen bindt en motiveert en vanuit welke houding wij werken. Dat motto draag je op je uniform, dicht bij je hart. We zijn dienstbaar aan de waarden van de rechtsstaat en we zijn waakzaam op alles wat die waarden in gevaar kan brengen. Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Juist daarom ben ik blij dat we hier vandaag bij elkaar kunnen zijn om een man te eren wiens morele kompas niet ontregeld raakte. Mr. Jan van den Oever was in 1942 inspecteur toen hij, samen met zijn collega’s, de opdracht kreeg Joodse burgers uit hun huizen te halen en aan de SS uit te leveren voor deportatie naar Polen. Wat er daar met hen zou gebeuren wist niemand precies, maar dat zij voor hun leven moesten vrezen was duidelijk. Meestal gebruikte de bezetter dan ook speciale NSB-agenten voor zulke acties, omdat die het met plezier deden. Maar als het moest, deed ook de gewone politieman mee. Er was er aanvankelijk maar één die zijn geweten zwaarder liet wegen dan de in-
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 19
19
timidatie waaraan hij werd blootgesteld. Jan van den Oever weigerde de opdracht. Daarmee heeft hij een wezenlijk aspect van ons werk duidelijk gemaakt. Namelijk dat er situaties zijn, waarin het weigeren van een bevel een plicht wordt. Hij weigerde niet alleen om mee te werken, hij stelde daarmee ook het misdadige karakter van de politieleiding aan de kaak. Van den Oever kreeg de zwaarste straf die hoofdcommissaris Tulp ter beschikking stond: hij werd op staande voet ontslagen. Jan van den Oever overleefde de oorlog en is na 1945 weer in dienst getreden. Het heeft lang geduurd voordat de politie het eigen handelen tijdens de bezetting onder ogen heeft durven zien. Direct na de bevrijding was het motto: zo snel mogelijk vergeten. In Amsterdam zijn drie politiemensen, fanatieke Jodenjagers, geëxecuteerd; niet meer dan zestien procent van het korps werd geschorst. De overigen bleven gewoon in dienst. Ook was er geen sprake van dat de korpsleiding na de bezetting stilstond bij de vraag hoe de politie zich had moeten opstellen. De burgemeester was tijdens de bezetting vervangen door een regeringscommissaris en een korpschef door een overtuigde nationaal-socialist – maar in het korps is geen spoor van discussie te vinden over de vraag of we nog wel te maken hadden met een echt bevoegd gezag. Er was geen ruimte om de leiding aan te spreken. Zelfs een vraag stellen werd niet gedurfd. De discussie daarover is ook na de oorlog niet gevoerd.
rechten zijn geen papieren afspraken, maar persoonlijke overtuigingen in de hoofden en harten van politiemensen. Een samenleving die een politie heeft die zich met inwoners in nood, van welke herkomst, cultuur, uiterlijk en aard dan ook, kan identificeren is een bevoorrechte samenleving. Dat is de reden dat dit gebouw de naam van Jan van den Oever zal dragen. Om ons er blijvend aan te herinneren, dat we allemaal, ieder voor zich, verantwoordelijk zijn voor een rechtvaardige, democratische politie. Een herhaling van de situatie van ’40-’45 zullen we niet meemaken – de geschiedenis herhaalt zichzelf nooit op dezelfde manier. Maar een analyse van die periode kan ons wel veel leren over de zwakheden in mensen en organisatie. Ik denk niet dat wij nu zoveel voortreffelijker zijn dan de collega’s van toen. Maar ik denk wel dat we meer inzicht hebben in de gevaren van denkbeelden en organisaties die gebaseerd zijn op ongelijkwaardigheid. Een gemêleerd en divers korps, waarin respect voor elkaars denken en leefwijze bestaat, is daarvoor een goede garantie. Het is goed om te beseffen hoe kwetsbaar onze democratie kan zijn en hoe zorgvuldig we moeten omgaan met onze dunne schil van beschaving. De barbarij onder die schil is dichterbij dan we denken – ook bij ons politiemensen.
Een blijvende waarschuwing Opdracht vanuit de geschiedenis De politie van 2008 is niet verantwoordelijk voor het optreden van ons korps van meer dan zestig jaar geleden. Wij zijn niet verantwoordelijk voor de geschiedenis. Maar het is wel onze opdracht die geschiedenis te kennen en ervan te willen leren. De geschiedenis van en rond Van den Oever maakt een paar dingen duidelijk: – Politie zijn in een ondemocratische samenleving betekent dat je een verlengstuk bent van een regime dat ongelijkwaardigheid beoogt en geen tegenspraak duldt. Elke politieman of -vrouw doet dan afstand van zijn eigen moraal. Wie dat niet wil, kan in zo’n regime geen politieambtenaar zijn. – Juist de politie moet uiterst alert zijn op maatschappelijke en politieke veranderingen die voortekenen kunnen zijn van een ontwikkeling naar ondemocratische verhoudingen. – Juist een politieorganisatie moet de eigen geschiedenis kennen om zich in organisatie en cultuur maximaal weerbaar te maken tegen inbreuken op de rechtsstaat. We kennen daar niets voor niets in de opleiding een hoge prioriteit aan toe.
Jan van den Oever is na 1945 opnieuw in dienst getreden bij ons korps. Tot mijn opluchting las ik, dat hij al snel alsnog het salaris heeft gekregen over de periode waarin hij ondergedoken was. Uit de documenten blijkt dat hij, alhoewel hij door zijn medewerkers zeer werd gewaardeerd – zo blijkt uit een afscheidsgedicht – dat hij zich niet meer in het korps thuis voelde en vertrok. De herinnering die hij bij andere collega’s opriep aan de tijd dat zij niet zo dapper waren geweest als hij, heeft daarbij zeker een rol gespeeld. Uit de verslagen van de interviews bij de zuiveringscommissie over de houding van Van den Oever blijkt, dat zijn collega’s niet toe waren aan het ruiterlijk erkennen van zwakheden. Erg verheffend is de zuivering van ons korps dan ook niet verlopen. Ik denk u echter overtuigd te kunnen hebben waarom dit ge bouw voortaan de naam zal dragen die het vandaag krijgt. Vooral hoop ik dat de naam ‘Jan Van den Oever’ zich tot een blijvende waarschuwing ontwikkelt voor gevaren die de politie gaan bedreigen, wanneer de macht komt te liggen bij politieke opvattingen die uitgaan van de ongelijkwaardigheid van mensen. •
– Een gemêleerd en divers korps waarin respect voor elkaars denken en leven bestaat, en waar heel precies wordt gedacht en gehandeld in zaken die mensenrechten betreffen, is de beste garantie tegen ondemocratische ontwikkelingen. Mensen-
* Guus Meershoek, Dienaren van het Gezag. De Amsterdamse politie tijdens de bezetting. Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam 1999 Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 20
20 H e r d e n k e n
Een reis met emoties: Polenreis 2008 Silvia Hakkesteegt (gedicht: Esti Cohen)
Van 3 tot 8 november 2008 vond de jaarlijkse reis georganiseerd door het Nederlands Auschwitz Comité naar Auschwitz en andere kampen in Polen plaats. Twee deelnemers zonden ons bijdragen. Silvia Hakkesteegt stuurde een emotievolle beschrijving van de reis en Esti Cohen een gedicht van haar moeder voor haar vader, nu door kleindochter Esti in Auschwitz voorgedragen.
Vreemden worden vrienden Hoe beschrijf je een reis die zoveel emoties met zich heeft meegebracht? Tijdens de introductiemiddag in Amsterdam zag ik al mijn reisgenoten, maar wist niet zo goed wat ik kon verwachten. Jacques Grishaver vertelde dat hij uit ervaring wist, dat we zouden vertrekken als vreemden en zouden terugkomen als vrienden. Ik nam dit wel aan, maar kon me er op dat moment weinig bij voorstellen. Ieder nam deel aan de reis vanuit verschillende motivaties, de een uit interesse, de ander voor zijn of haar werk, maar ook mensen om dierbaren die tijdens de Shoah zijn vermoord te herdenken .
‘Wereldverdriet’ Tijdens de eerste dag hebben we een Joodse begraafplaats bezocht in Warschau. Dit was bijzonder, juist omdat ik zoveel uitleg kreeg van een reisgenote over de Joodse gebruiken. Samen zijn we naar de Nederlandse Ambassade geweest waar wij zeer hartelijk werden ontvangen door de ambassadeur Marnix Krop en zijn vrouw. De tweede dag kwamen we ‘s-middags aan in Auschwitz 1. Bij het binnenlopen van het Stammlager had ik het gevoel dat mijn keel werd dichtgeknepen. Terwijl wij liepen door de ‘straten’ van het kamp besefte ik dat hier vele mensen hun laatste stappen hebben gezet. Vechtend voor hun leven, vernederd tot op het bot, overgeleverd aan de haat van de nazi’s. Dit maakte mij zo klein en verdrietig. In het begin liepen we nog wat onwennig met elkaar, ieder voor zich. Maar tijdens de herdenkingsceremonie in het Israëlisch Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Paviljoen sloeg dit om. Tijdens de herdenking in het Israëlisch Paviljoen werden de namen van de slachtoffers opgenoemd door de nabestaanden. Zoveel namen werden er opgenoemd, binnen zo’n kleine groep. En dan te weten dat dit nog maar een fractie is van de enorme hoeveelheid mensen die hier is vermoord. Tegelijk had ik ook een gevoel van schaamte: mocht ik wel verdrietig zijn, want tenslotte heb ik geen dierbaren verloren tijdens de Shoah. Ik heb mijn gevoel uitgesproken aan een reisgenote, waarop die, bijna verontwaardigd, zei: ‘Dit verdriet beperkt zich niet tot de Joden. Natuurlijk heb ik mijn eigen stukje verdriet maar, wat hier is gebeurd, is wereldverdriet.’ Het mogen meedelen in het verdriet van de nabestaanden gaf mij het gevoel van verbondenheid en alle verschillen vielen weg. Tijdens de herdenkingsceremonie in Auschwitz-Birkenau hoorden we op de achtergrond een groep Israëlische jongeren zingen. Zij zongen, legde de rabbijn uit, over het leven dat verder gaat. Na de ceremonie zongen deze jongeren het Hatikva (Israëlisch volkslied), dat ‘De Hoop’ betekent. Dit was een heel bijzonder moment. Wat liggen verdriet en blijdschap dicht bij elkaar, of eigenlijk wat liggen dood en leven dicht bij elkaar. Er is verdriet om de slachtoffers van de Shoah, maar er is ook blijdschap omdat het Joodse volk voortleeft over de gehele wereld. Het is de nazi’s niet gelukt om een heel volk uit te roeien. Hoewel de prijs ontzaglijk hoog is geweest. Tijdens ons bezoek aan de synagoge in Wlodawa, na een week zoveel ellende te hebben gezien, werd er gedanst op het leven tijdens het ingaan van de Sabbath.
Het eigen kleine netwerk Ook de schokkende realiteit van dit alles is niet onbesproken gebleven. Wat hebben wij geleerd van deze enorme tragedie? Er wordt nog steeds op grote schaal gemoord op basis van achtergrond en geloof. Tot wat zijn ‘wij’ mensen in staat? Laat het een les zijn voor ons allemaal. Wij roepen allemaal dat het niet meer mag gebeuren, maar het gevaar ligt op de loer. Ik vergeleek het met mijn eigen kleine netwerk. Hoe makkelijk zeggen mijn eigen kinderen niet: ‘Die stomme Marokkaan’ of ‘Die smerige Turk’ of iets van die strekking. Het is op zo’n kleine schaal, maar toch! Als ik mijn kinderen niet aanspreek op hun uitspraken en hun gedrag, betekent het dat ik het accepteer. Met op den duur alle gevolgen van dien. Mensen zijn niet goed of slecht op basis van huidskleur, uiterlijk of geloof. Verbeter de wereld en begin bij jezelf. Ik kan niet de hele wereld veranderen. Maar het minste wat ik kan doen is beginnen bij mezelf. En als iedereen dit zou doen, zouden we op de lange termijn misschien iets kunnen veranderen.
Op het leven Er is veel gehuild, maar er is ook gelachen. We hebben gezongen en gebeden. We hebben de slachtoffers van de Shoah herdacht. Er is gedronken en gedanst op het leven. Er is met elkaar gepraat, maar vooral ook naar elkaar geluisterd.
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 21
21
Met lichtjes en rode anjers rond de asheuvel van Sobibor (foto Silvia Hakkesteegt)
Door al deze emoties met elkaar te delen zijn er warme vriendschappen ontstaan, in een zo korte tijd. Nu begrijp ik pas wat Jacques Grishaver bedoelde, toen hij dit aanhaalde tijdens de introductiemiddag. Juist wanneer de indrukken die we opdeden soms zo ijzig koud aanvoelden, was daar jullie oprechte belangstelling die aanvoelde als een warme deken. Mijn dank gaat dan ook speciaal uit naar de begeleiders van het Comité: Ronald, Jacques, Hendrien, Rabbijn Menno, Hans en Loes . Zolang wij hun namen noemen, blijven zij leven. Zolang wij hen blijven herdenken, blijven zij bestaan. Zolang wij leven, blijven zij leven. Ze zijn een deel van ons, zolang wij hen blijven herdenken. Ik wens iedereen nog een lang leven toe. •
‘Eli, Eli, sjelo jigamer le’olaam’ Pap, we hebben elkaar maar kort gekend. Jij bent vermoord, ik heb het gered. Mocht er iets tussen hemel en aarde bestaan, Dan laat ik je weten dat ik het goed heb gedaan. We zijn niet geheel uitgemoord, Jouw familie zet zich voort. We herdenken je ieder jaar En zeggen kaddish met elkaar.
Reis-2009 naar concentratiekampen in Polen De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organiseert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 2 november t/m zaterdag 7 november 2009. De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met bijbetaling van € 170,-. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchthavenbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen van musea. N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven. Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij: Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. De heer J. Grishaver Knoopkruid 54 1112 PV Diemen fax: 020-6003455 e-mail: info@auschwitz.nl
Een lieve groet, Eva.
‘Anachnoe po’
Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis. Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290. • Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 22
22 H e r d e n k e n
Schoolkinderen bij het Auschwitzmonument Bij de ‘mei-herdenking’ leggen kinderen van de Sint Lidwinaschool
Godelieve de Wijs – tekst en gedicht
Herdenken, maar hoe? Al jaren bezoeken de kinderen van de bovenbouw van de Amsterdamse Sint Lidwinaschool éénmaal per jaar het Wertheimpark, om bij het monument ‘Nooit meer Auschwitz’ stil te staan bij de gedachte die het monument symboliseert. In (geschiedenis)lessen wordt aandacht besteed aan de Tweede Wereldoorlog. Voor veel kinderen van nu is die zwarte periode uit onze geschiedenis een ‘ver van hun bed show’. Ze zijn niet, zoals hun juf, opgegroeid met de verhalen en/of ervaringen van hun ouders en grootouders. Ze hebben geen duidelijk beeld van wat het bijvoorbeeld betekent om niet vrij meer te zijn. ‘Wij zijn óók niet vrij, want wij moeten naar school’. Tien jaar geleden keken de kinderen nog geboeid naar de prachtige video Het Achterhuis, met Jip van Wijngaarden en Jeroen Krabbé in de hoofdrollen. Nu vinden ze de opname van dat toneelstuk te lang duren, te weinig flitsend én … te weinig spannend, want ‘we zien helemaal niet hoe ze opgepakt worden’. Ze zien de akeligste filmpjes op You Tube, maar lijken er geen gevoelens bij te hebben. ‘Heb je dat gezien? Gááf!’ Een enkele keer komt het thema wat dichterbij, zoals bij het uitkomen van de film Oorlogswinter, maar slechts een paar kinderen kiezen ervoor om deze film te gaan zien of om het boek te lezen. Kortom: de oorlog ‘leeft’ niet. Een aantal jaren geleden leek het de leerkrachten een goed idee om de kinderen gedichten te laten maken, die ze bij het monument konden voordragen. Veel kinderen vonden, dat een gedicht moest rijmen. Dat leverde akelige dingen op: ‘Hitler hield niet van de Jood / Hij schoot ze allemaal dood / Dat vonden de Joden niet leuk / Maar Hitler lag in een deuk’. U begrijpt, dat we daar snel mee opgehouden zijn.
Een gedragscode Het werd duidelijk, dat we dat grote thema voor de kinderen ‘kleiner’ en betekenisvol moesten maken. Zo hebben we als team een gedragscode opgesteld voor onze school. Omdat ‘Grote ruzies in het klein beginnen’, leren we de kinderen via kringgesprekken en (rollen)spel hoe ze met elkaar om moeten gaan, hoe conflicten zonder geweld opgelost kunnen worden en dat ze samen verantwoordelijk zijn voor een goede sfeer in de klas en op het schoolplein. Dat klinkt mooi, maar is in deze tijd niet gemakkelijk. Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
bloemen op het Auschwitz-monument (foto Sint Lidwinaschool)
Als je een groep hebt van 25 kinderen, brengen al die kinderen de opvattingen van hun ouders mee de klas in. En die verschillen nogal! We horen bijvoorbeeld vaak: ‘Als ik geslagen word, mag ik van mijn ouders terugslaan’. Om al die verschillende visies om te bouwen naar één gouden regel voor de school, is geen sinecure. Daar moet élke dag flink aan gewerkt worden. En dat doen we dan ook. We zijn het verplicht aan de identiteit van onze school en aan al die miljoenen slachtoffers van toen. In onze schoolgids staat onder meer: ‘Door algemene normen en waarden vast te stellen, gaat een kind zich veilig voelen op school’. Veiligheid heeft de hoogste prioriteit en dat is voor de ontwikkeling van kinderen belangrijker dan taal en rekenen. Kinderen mogen fouten maken en elk kind, dat de gedragscode even vergeet, krijgt altijd een nieuwe kans. We blijven praten en bijschaven. Boeken we winst? Jazeker! We maken het elke dag van dichtbij mee. •
Spiegels Het is weer bijna mei, de beelden komen terug En iedereen denkt éven weer aan toen. Maar is er wat veranderd? Gaat ’t beter sinds die tijd? Gebroken spiegels…hier…nog steeds…tussen ’t groen. We leggen samen bloemen op ’t glas, Maar daarmee zijn de doden niet vergeten. De oorlog in de wereld gaat maar door. Verdraaid, we zouden béter moeten weten! We knopen vanaf nu in onze oren: Dat grote ruzies in het klein beginnen, Dat vriendschap veel voornamer is dan geld, dat spélen toch veel leuker is dan winnen? Respectvol worden bloemen afgestaan. We gaan als vrije mensen hier vandaan.
Godelieve de Wijs is leerkracht van groep 8 op de Sint Lidwinaschool voor het Basisonderwijs te Amsterdam.
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 23
23
Column
Een monument en een naam Simon Soesan (Haifa – Israel)
O
nder de zes miljoen in de Tweede Wereldoorlog afgeslachte Joden zijn er velen die geen naam hebben. Hun stoffelijke resten verdwenen in massagraven en ondanks de nauwkeurige en uitermate bureaucratische administratie van de nazi’s, zijn vele namen nooit geregistreerd. Nadat de staat Israël was opgericht, als het ware herrezen uit de as van de zes miljoen, werd er al snel besloten een monument voor de slachtoffers van de Sjoa te realiseren. Ter herinnering aan allen en om de naamlozen een naam te geven, Yad VaShem. De naam Yad VaShem komt voort uit een tekst uit de Tenach, het voornaamste boek uit het Jodendom, en wil zeggen: ‘En ik gaf hen ter herinnering en voortbestaan een monument en een naam.’ De eerste keer dat ik Yad VaShem bezocht was in 1973, tijdens de Jom Kippoeroorlog. Yad VaShem was in die tijd een niet al te groot museum. Ofschoon bijzonder indrukwekkend was het niet bepaald sophisticated. De laatste jaren is het echter ingrijpend verbouwd en uitgegroeid tot een imponerend herinneringsmonument. In ons land neemt het een centrale plaats in. Elk jaar, bij aanvang van de herdenkingsdag van de Sjoa, wordt de nationale herdenkingsceremonie bij Yad VaShem, zowel op radio als televisie, uitgezonden. Bij ieder staatsbezoek van een buitenlands staatshoofd aan ons land, wordt een bezoek aan Yad VaShem in het programma opgenomen. Mijn schoonmoeder is een overlevende van het Getto van Kishinev in Roemenië. Als zestienjarig meisje maakte zij daar de verschrikkingen van razzia’s, ziekte, honger en lichamelijk geweld mee, maar heeft daar nadien nooit met iemand over gesproken. Nadat zij weduwe geworden was, hebben wij haar aangespoord haar ervaringen van toen op te schrijven. Het resultaat daarvan is een emotionerend verslag van een meisje van zestien, geschreven door een vrouw van achtenzeventig. Al haar zes kleinkinderen hebben er een kopie van gekregen. Toen vond ik de tijd rijp om haar voor het eerst van haar leven mee te nemen naar Yad VaShem, iets wat ze tot dan toe geweigerd had. Die bewuste dag bevonden wij ons tussen honderden toeristen vanuit de hele wereld voor de ingang van Yad VaShem. Mijn schoonmoeder twijfelde nog steeds, maar liet zich door ons over-
reden waarna zij mee naar binnen ging. In de diverse zalen zag ze allerlei authentieke spullen uit die zwarte jaren: wapens, blikken Zyklon B, dagboeken, koffers, kleding, brillen... Met betraande ogen bekeek zij alles zwijgend. Toen we in ‘haar’ zaal waren, de zaal waar veel over Roemenië tijdens de Sjoa wordt tentoongesteld, bekeek ze alles knikkend. Totdat het haar allemaal te veel werd en zij even moest gaan zitten. We gaven haar wat water en ik vond een stoel vlakbij een groep jonge Israëlische parachutisten, die, als deel van hun legeropleiding, Yad VaShem verplicht bezochten. De soldaten keken stilletjes naar de oude vrouw die haar tranen met een zakdoek wegveegde. Een van hen stond op en liep naar haar toe. Het teken van de parachutisten, de zilveren vleugels, blonk op zijn linker borst en zijn wapen hing bijna nonchalant aan zijn schouder. ‘U was daar?’ vroeg hij de oude vrouw. ‘Ik was daar met mijn moeder. Mijn vader en broer waren afgevoerd naar werkkampen. We hadden niets te eten en ik leed aan tyfus...’ antwoordde het zestienjarige meisje hem zacht. ‘Ik ben voordat ik in dienst moest met mijn school naar Polen gereisd. Ik ben in Warschau geweest, waar ooit het Getto was. En ik was in Auschwitz, Birkenau, Majdanek...’ ‘Daar was ik ook,’ onderbrak een oudere man, die er bij was komen staan, de parachutist. Hij rolde zijn linker mouw op om het getatoeëerde nummer in zijn arm te laten zien. De andere soldaten kwamen er omheen staan. Een van hen bracht de oude man een stoel. ‘Wij, het Israëlische leger, zijn ervoor om te zorgen dat er nooit meer een Sjoa kan plaatsvinden,’ zei de soldaat vastberaden. Zijn collega’s knikten instemmend. ‘Wij kwámen hier om ervoor te zorgen dat ons dit nooit meer kon gebeuren,’ reageerde mijn schoonmoeder. Moeizaam stond ze op en liep verder, de soldaten achterlatend. Ze liep van zaal tot zaal, tot aan de Hal der Kinderen. Wat daar te zien, te voelen en te horen is, is met geen pen te beschrijven. Iedere poging daartoe zou onrecht doen aan dit paviljoen. Later die dag liepen we buiten naar de Tuin der Volkeren. Het eeuwige vuur in de Gedenkhal was voor ons het teken om naar huis te gaan. Toen ik mijn schoonmoeder onderweg vroeg hoe zij het gevonden had, knikte zij goedkeurend en zei in de verte kijkend, zachtjes: ‘Ik weet het natuurlijk allemaal nog, maar het was toch goed om dit gezien te hebben.’ Langzaam maar zeker verdwijnen de laatste overlevenden van de Sjoa. Daarna is alleen Yad VaShem er nog om ons exact te vertellen wat er in die huiveringwekkende tijd is gebeurd. Om ervoor te zorgen dat we het nooit zullen vergeten. In een tijd, waarin een nieuwe dreiging van een Sjoa van de zijde van onze Iraanse vrienden niemand lijkt te interesseren, is Yad VaShem niet alleen een monument, maar ook een baken en zelfs, maar hopelijk niet, een blik in een mogelijke toekomst. • © Simon Soesan
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 24
24 C u l t u r e e l
Beelden van Auschwitz in Oswiecim Naar aanleiding van een tentoonstelling
Wat geldt voor ons individuele geheugen, geldt ook voor het collectieve geheugen. Ik denk hier vooral aan het collectieve geheugen van een hele samenleving of cultuur. Zoals onze persoonlijke computers via een reusachtig en fijnvertakt netwerk van verbindingen in contact staan met miljoenen andere computers in het wereldwijde web van het internet, zo zijn onze individuele geheugens via talloze onzichtbare draden verbonden met de geheugens van anderen, en zo ontstaat een denkbeeldig collectief geheugen. Ook dat is selectief, partieel en gebrekkig – maar daar komt nog iets bij: het collectieve geheugen is vrijwel altijd onderhevig aan meer of minder bewuste en doelgerichte manipulatie, primair door staatsoverheden, door politieke en ideologische elites, maar ook door andere belanghebbende organisaties, groepen of personen. Als die manipulatie lukt, kan dat leiden tot meer of minder eenzijdige ideologisch-politieke kleuring van het collectieve verleden en het collectieve geheugen – die op gespannen voet staat met de historische waarheid.
Auschwitz na 1945
Onthouden, vergeten en herinneren zijn drie activiteiten waar wij als mensen allemaal dagelijks mee bezig zijn – en soms ook ’s nachts, in onze dromen. Het zijn activiteiten die we niet kunnen missen en die we ook niet kunnen laten. Ze zijn voortdurend nodig voor ons zelfbewustzijn, voor onze oriëntatie in tijd en ruimte, voor al onze dagelijkse bezigheden en voor al onze relaties met andere mensen. Ons geheugen – die denkbeeldige instantie in onze hersenen waar al dat onthouden, vergeten en herinneren plaatsvindt – is tegelijkertijd een soort archief én een kompas. Het
En dat brengt me op Auschwitz of, beter gezegd, op de complexe beeldvorming over Auschwitz na 1945. Toen op 27 januari van dat jaar Russische troepen het reusachtige kampencomplex, de toen nog Duits/Poolse stad Auschwitz en het gebied daaromheen innamen, kwam daarmee een einde aan het functioneren van het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. Maar daarmee begon tegelijkertijd een nieuwe fase in de geschiedenis van de restanten van het kamp, van de voortaan Poolse stad Oswiecim en de streek daaromheen. In de beeldvorming over het kamp Auschwitz in de decennia die volgden, ontstonden, mede onder invloed van de Koude Oorlog, grote verschillen tussen de visie op Auschwitz in Oost-Europa en die in het Westen. In de zomer van 1947 werd op initiatief van het Poolse parlement het gebied van het kamp tot nationaal monument verklaard, tot – en ik citeer – ‘een monument voor het martelaarschap en de strijd van het Poolse volk en andere volken’. Er werd ook een staatsmuseum opgericht dat het beheer kreeg over wat er restte van het kamp en in 1956 werd het territorium van het kamp officieel afgebakend en daarmee ook afgeknot, grote delen van het oorspronkelijke kampcomplex vielen daarbuiten. Ook kwam er een officieel herdenkingsmonument bij het einde van de spoorlijn
houdt orde, het geeft structuur en betekenis, en het wijst steeds weer opnieuw richtingen aan voor ons handelen in de toekomst. Maar we zijn, vanuit ons bewuste zelf, niet helemaal de baas over ons eigen geheugen en het is ook geen perfect en onfeilbaar instrument. We hebben bij lange na geen heldere en complete inventaris van dat archief, we kunnen het ook niet naar believen aan- en uitzetten. Soms is ons eigen archief voor onszelf niet toegankelijk en is dat kompas niet af te lezen of wijst het tegelijkertijd verschillende richtingen aan. Er komt elke dag wat bij aan herinneringen, maar er gaat ook elke dag wat verloren. Niemand kan alles onthouden, en er wordt heel veel herinnerd maar ook heel veel vergeten. Kortom: ons geheugen is op zijn best: selectief, partieel, en gebrekkig.
in Auschwitz-Birkenau. Ja, u hoorde het goed zojuist in dat citaat – ‘de strijd van het Poolse volk en andere volken’. In die uitdrukking ontbrak elke verwijzing naar Joden, terwijl die omstreeks negentig procent uitmaakten van de waarschijnlijk 1,1 miljoen mensen die in Auschwitz werden omgebracht. Zo’n 45 jaar lang werd in de tentoonstellingen en educatieve activiteiten van het staatsmuseum evenmin speciale aandacht besteed aan het lot van de Joodse gedeporteerden en gevangenen, en op het officiële herdenkingsmonument kwam het woord ‘Jood’ niet voor. Zo werd de beeldvorming over Auschwitz in Oost-Europa decennialang geannexeerd door de officiële Sovjet-communistische visie waarin van meet af aan de vervolging van en de moord op de Joden niet als
Ton Zwaan
D
e titel van de tentoonstelling van een aantal Auschwitzfoto’s van Hans Citroen is Vergeten plekken (zie pag. 25). Dit brengt mij ertoe iets te zeggen over drie dingen. Over onthouden, vergeten en herinneren; over Auschwitz; en over de zo bijzonder indrukwekkende foto´s zelf.
Onthouden, vergeten en herinneren
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 25
25
zodanig werden erkend. En zo kon het ook gebeuren dat Barbara Starzynska (vrouw en vriendin van Hans Citroen), die na de oorlog als klein meisje een gelukkige jeugd beleefde in Oswiecim, op school niets hoorde over de massale moord op de Joden die zich jaren achtereen had voltrokken in het kampencomplex vlakbij haar woonplaats. Zo kan het officiële collectieve geheugen het individuele geheugen dus vormen en kleuren. In de publieke collectieve beeldvorming over Auschwitz in het Westen ging het anders – maar ook niet zonder eenzijdigheden. In het Westen groeide Auschwitz uit tot hét symbool bij uitstek van de moord op de Joden. Het woord ‘Auschwitz’ is bijna een synoniem geworden van dat andere mythische woord: ‘de Holocaust’. Dat is zeker begrijpelijk maar bij nader inzien toch ook enigszins verbazend. In Auschwitz zijn minstens 900.000 Europese Joden omgebracht en omgekomen – dat is een onvoorstelbaar groot aantal. En toch is het niet meer dan 20% van alle Joden die slachtoffer werden van het nationaal-socialistische regime – tachtig procent van hen kwam elders om en vermoedelijk meer dan één miljoen werd niet omgebracht in de gaskamers maar vermoord in massa-executies met vuurwapens. Maar de namen van andere grote vernietigingskampen, zoals Treblinka, Chelmno, Belzec en Sobibor, hebben nooit dezelfde bekendheid gekregen als Auschwitz, en van de moorddadige activiteiten van de zogenaamde Einsatzgruppen in Oost-Europa zijn slechts weinigen op de hoogte. In de beeldvorming over Auschwitz in het Westen blijft veelal ook onderbelicht dat het kamp in de eerste anderhalf jaar van zijn bestaan in meerderheid niet-Joodse Poolse gevangenen omvatte. Tenminste 75.000 van hen zijn in Auschwitz omgebracht. En ook dat is een immens groot aantal. Ik wil hier ook in herinnering roepen dat de eerste zogenaamd ‘experimentele’ massamoorden met het gifgas Zyklon B in Auschwitz in september 1941 werden gepleegd op Russische krijgsgevangenen, en dat pas heel recent in het Westen ook meer aandacht is gekomen voor andere niet-Joodse slachtoffergroepen zoals de ‘zigeuners’, van wie zeker 17.000 in Auschwitz zijn vermoord, merendeels door vergassing.
Kortom: zowel in Oost-Europa als in het Westen was het collectieve geheugen en de collectieve beeldvorming over Auschwitz selectief, partieel en gebrekkig. Gelukkig zijn de beelden van Oost en West in de laatste twee decennia dichter bij elkaar gekomen, meer ontdaan van mythische vertekeningen, opener en daardoor ook meer waarheidsgetrouw geworden.
Foto’s voor de verbeelding van de toeschouwer De foto’s van Hans Citroen zijn prachtig en verschrikkelijk, en van grote artistieke en historische waarde. Daarom is het goed dat nu een kleine selectie ervan getoond wordt op het NIOD – het Nederlandse wetenschappelijke hoofdkwartier van de geschiedenis van oorlog en genocide. Waarom prachtig en verschrikkelijk? Prachtig zeker ook vanwege de technische perfectie van de foto’s, maar prachtig vooral vanwege de knappe en weloverwogen keuze van de locaties en de dingen die in en rondom Auschwitz gefotografeerd zijn. Vergeten plekken uit de geschiedenis van het kamp en de stad; resterende sporen van het functioneren van dit reusachtige en complexe monstrum. Overgroeide, lang niet gebruikte, half in de grond weggezakte oude rails; oude omheiningen; sinistere, kapotte gebouwen; verweerde palen; verroest prikkeldraad, en nog veel meer. Die beelden zijn prachtig voor wie het zien wil – en ze zijn ook verschrikkelijk, want in de foto’s worden door hun stilte en ruimte herinneringen opgeroepen en wordt de verbeelding van de toeschouwer onontkoombaar geactiveerd. Waar kwamen die rails vandaan en waar voerden ze ooit naartoe? Wat werd er omheind met die palen? Wie werden daarachter gevangen gehouden? Wie zette die gebouwen neer en wat gebeurde daarbinnen? Voor mij ligt de artistieke waarde en ook de ontroerende kracht van de foto’s juist daarin: zonder dat het erbij staat, dwingen de foto’s tot verbeelding van de verschrikkingen uit het verleden. En daarbij worden, als het ware en passant, ook nogal wat historische en hedendaagse vertekeningen van dat verschrikkelijke historische verleden gecorrigeerd. Dat is alles bijeen een zeer uitzonderlijke prestatie. •
Fototentoonstelling Vergeten plekken Op 18 november 2008 is in het gebouw van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam de fototentoonstelling Vergeten plekken geopend. De tentoonstelling bestaat uit veertig foto’s van Hans Citroen. Zij geven een intrigerend beeld van de kampterreinen van Auschwitz zoals die in de huidige tijd verweven zijn met de moderne stad Oswiecim. Bij de opening van de tentoonstelling hield Ton Zwaan, wetenschappelijk medewerker van het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies (CHGS), een inleiding. En naar aanleiding van de expositie heeft Maria van Haperen, historicus en als educatie-
specialist werkzaam bij het CHGS, Hans Citroen geïnterviewd. Beide teksten zijn in bewerkte vorm in dit nummer van het Auschwitz Bulletin opgenomen. De tentoonstelling is in het NIOD (Herengracht 380 in Amsterdam) te zien tot en met 20 februari 2009. Op werkdagen te bezoeken tussen 9.00 en 17.30 uur (op maandag vanaf 13.00 uur). De toegang is gratis. Van Hans Citroen en Barbara Starzynska verschijnt medio 2009 het boek Auschwitz: de nieuwe stad in het oosten. Hierin naast tekst ook veel niet eerder gepubliceerde foto’s, archiefmateriaal, plattegronden en de foto’s van de expositie. • Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 26
26 C u l t u r e e l
Struinen door het landschap rondom Auschwitz Een interview met Hans Citroen Maria van Haperen
naar de voetbalwedstrijd ADO - Wageningen ging. ADO scoorde en iedereen ging juichend staan, behalve mijn opa, die bleef zitten. In de pauze was hij verdwenen. Een paar rijen voor ons bleek een medegevangene uit Auschwitz te zitten en sinds de kamptijd meden ze elkaar. Ze verdroegen elkaar niet, hadden waarschijnlijk te veel van elkaar gezien. Naar het voetballen is mijn opa nooit meer geweest. In mijn perceptie was dat wat, hoor. Auschwitz moest behoorlijk erg zijn geweest. Zo erg, dat je het voetbal ervoor liet gaan.’ ‘Mijn opa overleed in 1985 en zeven jaar later kreeg ik een verhouding met Barbara (Starzynska), geboren (1956) en getogen in Oswiecim. Met haar was ik in 1993 voor het eerst in het kamp. Maar het beeld dat mijn opa ervan had geschetst, dat herkende ik niet. Dat zou zich pas in de jaren daarna aan me openbaren. In de afgelopen vijf jaar ben ik trouwens volledig in een Auschwitzmoeras weggezakt. Die veertig foto’s in het NIOD vormen slechts een topje van de ijsberg.’
Centrum van slavenarbeid e foto’s van Hans Citroen (1947) op de expositie in het NIOD (zie p. 25) tonen dat het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz veel groter was dan het museum in Oswiecim ons laat zien. Jarenlang struinen van Citroen door het landschap rondom het beruchte kamp leverde Vergeten plekken op: plaatsen, gebouwen en objecten die weliswaar niet zijn opgenomen in het officiële programma van het Auschwitzmuseum, maar toch herinneren aan ‘toen’. De fotograaf zet met Vergeten plekken het icoon met beide benen op de vloer en plaatst het in de omgeving.
D
Een complete stad Vandaag de dag is Auschwitz, naast het symbool van de Holocaust, vooral een museum dat op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Het voormalige Auschwitz I met zijn stenen genummerde barakken wordt jaarlijks door meer dan anderhalf miljoen mensen bezocht. Menig toerist laat zich fotograferen onder de toegangspoort ‘Arbeit macht frei’, bezoekt de permanente tentoonstellingen die in de barakken zijn gehuisvest, loopt door de kleine gaskamer en het crematorium, en completeert zijn bezoek aan het Stammlager met een wandeling door het twee kilometer verderop gelegen Auschwitz II, Birkenau. Maar in Oswiecim resteert meer van het zware oorlogsverleden dan in het museum in het Stammlager en in Birkenau te zien is, zo blijkt uit de foto’s van Hans Citroen. Citroen: ‘Denk niet dat het concentratiekamp bestond uit barakken en een gaskamer. Het was een stad met straten, pleinen, perrons, werkplaatsen, fabrieken en pakhuizen. Er was daar zelfs een bordeel. Dat was de klassieke openingszin waarmee mijn opa zijn eigen verhaal over Auschwitz begon’, vertelt Citroen. ‘Ik moet ongeveer een jaar of 10 geweest zijn toen ik met mijn vader en opa Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Was Oswiecim tot 1940 een onbeduidende plaats van ongeveer twaalfduizend inwoners (waarvan zevenduizend Joden), in 1944 telde Auschwitz ongeveer tweehonderdduizend inwoners (merendeels gevangenen). Binnen vier jaar tijd waren rond de kern van de stad twee grote woonwijken, drie concentratiekampen en een enorm industriecomplex gebouwd. En het omringende gebied met de zompige moerassen was omgevormd tot visvijvers, tarwevelden, kassenland, legbatterijen, veehouderijen en varkensfokkerijen. Op de tentoonstelling Vergeten plekken hangt een overzichtsfoto waarop door Citroen schematisch is aangegeven hoeveel Oswiecim in vijf jaar tijd in omvang toenam. Daarop is precies de grootte van de oude stad in 1939 te zien en staan de fabrieken en woonwijken die in de vier oorlogsjaren door slavenarbeiders zijn gebouwd. ‘Maatje Botlek’, kwalificeert hij. ‘Het duurt ontzettend lang voordat je er omheen bent gereden. In feite was Auschwitz een soort van uitzendbureau voor heel Silezië. Van daaruit werd de hele regio van slavenarbeiders voorzien. Een concentratiekamp als Gross-Rosen met zijn 150 subkampen was een subkamp van Auschwitz. De hele Duitse oorlogsindustrie zat in Silezië, een gebied zo groot als het Ruhrgebied. Auschwitz III, Monowitz, was daarvan het administratieve centrum. Daar regelden de grote Duitse bedrijven hun slavenarbeiders. Op een schaal van vijfhonderd per afname. Per arbeider betaalden ze vier mark, terwijl een arbeider ongeveer 1,60 kostte. Er werd ongeveer 2,35 winst per dag gemaakt op een slavenarbeider. En een arbeider ging ongeveer drie maanden mee. Ik heb het eens uit laten rekenen door de Nederlandse Bank: er is ongeveer 600 miljoen mark winst gemaakt. En dat alles werd vanuit Monowitz geregeld! Wat vind je daarvan terug in de geschiedenisboeken? Niets. En waarom vind je daarvan niets terug? Omdat er dan automatisch claims uit voortvloeien.’
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 27
27
Hans Citroen en Barbara Starzynska voor de poort van Auschwitz 1 tijdens opnames van een aflevering van In Europa (Fotograaf onbekend)
Spookstad Hij wijst op foto’s. ‘Dit is de carbidtoren, waarover Primo Levi schrijft. Die toren is een paar jaar geleden opgeblazen. Heb ik ook foto’s van gemaakt. En hier is het oude kleuterschooltje van de SS waarin later een discotheek is gekomen. Dit is de teerfabriek en daar zijn de straten waar de Dodenmarsen startten. In deze oude schuur zat het kamphospitaaltje.’ De spoorlijn gaat anno 2008 onder houten hekwerken en andere afrasteringen door, loopt dwars door tuinen, wordt overwoekerd door jonge bomen en verdwijnt in een bos. Noch bij het perron van de oorspronkelijke Judenrampe, waar tot aan het begin van de Hongaarse transporten (voorjaar 1944), Joden uitstapten om vervolgens vandaar uit te voet over de onverharde weg naar Birkenau te lopen, noch bij de Kartoffelnbaracken zijn herdenkingstekens aangebracht. Als Citroen het niet zou hebben gefotografeerd, zou dat vergeten zijn. De Judenrampe wordt overwoekerd door grassprieten en in het gebouwtje, waarin goederen opgeslagen lagen die soms met de trein terug gingen, zocht tot 2004 de skatende Oswiecimer hangjeugd haar vertier. Direct na de oorlog is sowieso veel van het concentratiekampcomplex ontmanteld. Hout van de barakken waarin gevangenen in Birkenau sliepen werd gebruikt bij de wederopbouw van Warschau. Citroen toont een brief waarin de verkoop van het hout wordt beklonken. Het is een kopie en slechts één van de vele originele archiefstukken die Starzynska en hij de afgelopen jaren boven tafel hebben gekregen. In hoog tempo toont hij ook tekeningen van Birkenau, van het Stammlager in aanbouw (1941),
van de hekken van het crematorium die na de oorlog onder het puin te voorschijn kwamen en alsnog spoorloos verdwenen. ‘Dit is Mexico zoals het tijdens de oorlog is gebouwd. Het kwam maar voor de helft af en is na de oorlog afgebroken. Tegenwoordig is op die plek een open veld en voor een deel ligt daar ook het dorp Brezinka. Hier heb je foto’s van de bouw van de crematoria. Kijk daar zijn gevangenen die een schoorsteen bouwen. En hier is de SS-kantine, en het zwembad voor de SS. Vraag maar eens aan Poolse gidsen wat dat was. Krijg je te horen dat het om bluswater bij brandbestrijding ging, terwijl de duikplank duidelijk te zien is.’ Hij toont een foto van kort na de oorlog. Mannen rommelen met hun handen in een waterplas. ‘Russische soldaten zoeken naar gouden tanden’, becommentarieert Citroen. ‘Ze zeven, net als goudzoekers.’
Een ‘kant-en-klaar’ industrieel paradijs Communistische propaganda prees Oswiecim eind jaren ’40 aan als ‘kant-en-klaar’ industrieel paradijs. Citroen:’Auschwitz telde na de oorlog nog maar vierduizend mensen, het was een soort van spookstad. Voor het structureel draaiende houden van de industrie die tijdens de oorlog was gebouwd waren zo’n veertigduizend arbeiders nodig. Onder het communisme zijn Polen daarom gesommeerd om in Oswiecim te werken. Ik heb propaganda folders waarin staat ‘Kijk hier werken onze arbeiders aan de toekomst’. Niemand die hun vertelde dat ze in een stad gingen werken die door slavenarbeiders was gebouwd. Barbara haar vader was een van die mensen. De geschiedenis van de oorlog Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 28
28
Witte Fiat op de verbindingsrail van de Auschwitz spoorlijn (foto Hans Citroen)
Bomenrail (foto Hans Citroen)
bleef voor hen beperkt tot het museum en het twee kilometer verderop gelegen Birkenau. Zo is de herinnering netjes ingeperkt.’ Bezoekers denken met het passeren van de poort ‘Arbeit macht frei’ in het kamp te komen, maar in feite zijn ze er dan allang. Dat die informatie ontbreekt irriteert Citroen. ‘Als je het museum binnengaat dan kom je in het oorspronkelijke Aufnahmegebäude. Dat is de plek waar je je kleren moest uitdoen, waar je kaal geschoren werd en een nummer kreeg. Daar werd je van mens een ‘niet-mens’, werd je ontdaan van alle waardigheid. Dat is het gebouw waarvoor je met de auto parkeert, waar al die lege toeristenbussen staan. Aan het plein waar het hotel is, waar voorheen de fabriek voor concentratiekamppalen stond. Meer dan honderdduizend zijn er daarvan door slavenarbeiders uit Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Auschwitz geproduceerd. Op dat uitgestrekte terrein werd de bekisting getimmerd om het beton in te gieten. Maar weinig mensen die de parkeerplaats, het commerciële centrum met de snackbar of het hotel betreden weten dat.’ Veel van wat hij in de afgelopen vijftien jaar fotografeerde is verdwenen. Het Kartoffelnbaracken-gebouw vlakbij de oorspronkelijke Judenrampe ging in oktober 2004 voor een deel in vlammen op. Aan de overslagfunctie van het gebouw herinnert niets meer, de spoorrails zijn verwijderd en ook de dichtbij gelegen Judenrampe is op de schop gegaan. In plaats daarvan is een replica aangelegd die als memorial dienst doet. Voor veel Oswiecimers is aandacht voor het Auschwitz verleden buiten de museumgrenzen ‘te veel’ van het goede, maar Auschwitz is nu eenmaal groter dan een museum. •
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 29
29
Cultureel
Scholing en onderwijs van Roma en Sinti in Nederland Zoni Weisz
I
n het kader van de 26e MG-S-Rom vergadering (Committee of Experts on Roma and Travellers) van de Raad van Europa werd op 5 november 2008 de public hearing ‘Roma en Sinti in Nederland’ gehouden. Deze conferentie werd georganiseerd door Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Raad van Europa. Ieder jaar wordt een dergelijke public hearing in een ander Europees land gehouden en dit jaar was Nederland aan de beurt. De bedoeling is dat de situatie in dat land van diverse kanten belicht wordt en dat Sinti en Roma gehoord worden. Dat moet resulteren in aanbevelingen voor beleidsmakers, lokale en nationale overheden. Te hopen valt dan dat de aanbevelingen ook in beleid en daden worden omgezet. Samen met Josephine Verspaget, lid van de Raad van Europa met ‘Roma en Sinti’ in haar portefeuille, mocht ik deze bijeenkomst voorzitten. Het thema was ‘Scholing en Onderwijs.’ Heel belangrijk, omdat het opleidingsniveau door allerlei oorzaken, vooral door de taalachterstand, laag is. Vele ouderen zien het belang van scholing niet in. Eeuwenlang zijn allerlei vaardigheden direct van vader op zoon en van moeder op dochter doorgegeven. Vorming gebeurde altijd binnen de groep. De huidige tijd echter stelt andere eisen en vraagt om een andere benadering. In het algemeen gaat het niet zo goed met de deelname van Roma en Sinti aan de Nederlandse maatschappij. Al begint er verandering in te komen en is het op sommige plaatsen gelukt de impasse te doorbreken.
Onderwijs, sleutel en slot Na de opening door Sadik Harchaoui, voorzitter van Forum, en een inleiding van mijzelf kwamen verschillende organisaties aan het woord. Iedereen boog zich over het probleem. Helaas bleken maar weinigen, ondanks alle goede bedoelingen, in staat om bij de doelgroep het vertrouwen te winnen en de voorwaarden te scheppen voor een goede scholing en onderwijs aan Sinti en Roma
kinderen. Zo had een van de sprekers het in haar lezing nog over ‘zigeuners’. Je vraagt je dan af of die ‘deskundige’ werkelijk weet waar ze over praat, omdat Sinti en Roma geen zigeuners genoemd willen worden. Dat woord is te negatief en te zwaar beladen. Een van de stellingen van dit congres was: ‘Alle kinderen naar school, onderwijs is de sleutel op het slot van de toekomst.’ Schoolverzuim, zeker op de basisschool, is bij kinderen uit deze groep een probleem, hoewel onder Sinti leerlingen nu duidelijk een kentering is waar te nemen. Sinds klassenassistenten uit de eigen gemeenschap actief zijn, is het verzuim enorm afgenomen. Helaas wordt een vervolgopleiding echter nog te vaak niet afgemaakt. Volgens Hugo Swinnen van het Verwey Jonker Instituut moeten we onderwijs wel altijd in een bredere context zien. Om succesvol te zijn moet er naast het onderwijs daarom ook aandacht zijn voor huisvesting en werk. Een voorbeeld van een succesvolle benadering gaf de WSD-Groep uit Eindhoven. Zij begeleiden jonge muzikanten en jonge mensen die een bedrijf willen starten en ze zijn daarin succesvol. Al verschillende jonge mensen hebben nu een eigen bedrijf en jonge muzikanten zijn op weg naar erkenning. Uitgangspunten voor een succesvol project zijn volgens Henk van Beurden van de WSDGroep: respect, inspireren, motiveren, ondersteunen en doen wat je zegt. Tijdens de hearing kwamen er nogal wat reacties uit de zaal van verschillende Roma en Sinti groepen. Deze waren heel heftig soms, zoals: ‘Wie bepaalt wat goed voor ons is?’ ‘Waarom wordt gesproken over een speciale klas en krijgen de kinderen niet op het normale niveau onderwijs?’ ‘Vandaag wordt er wel gesproken over Roma problematiek, maar over oplossingen hoor ik weinig.’ ‘We moeten van alles, maar voor sommigen is na dertig jaar nog steeds geen Nederlandse nationaliteit mogelijk.’ ‘Als het om onderwijs gaat zouden de ouders erbij moeten worden betrokken.’ ‘In Brno (Tsjechië) heeft Nederland geld beschikbaar gesteld voor een centrum voor Roma en Sinti. Waarom lukt dat in Nederland niet?’
Aanbevelingen Aan het eind van de dag werden ten behoeve van het Comité van Roma en Reizigers Experts (de MG-S-Rom vergadering) diverse aanbevelingen geformuleerd. Een kleine selectie. Er moet een brede strategie komen voor Sinti en Roma tegen achterstelling en discriminatie. Een duidelijke rol is nodig van ministeries, van de Tweede Kamer en de lokale overheden, inclusief de gemeenteraden. Roma en Sinti hebben recht op door de overheid gefinancierde zelforganisaties. Roma en Sinti moeten als nationale minderheid worden erkend door de Nederlandse overheid. De staatloosheid moet worden aangepakt. Iedereen heeft recht op een nationaliteit. Continuïteit en empowerment zijn nodig. Dit zijn de sleutelwoorden voor het kunnen realiseren van succesvolle projecten. De ECRI – wat staat voor European Commission against Racism Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:28 Pagina 30
30
and Intolerance – heeft in haar derde rapport over Nederland (juni 2007) enkele behartenswaardige uitspraken en aanbevelingen gedaan. Zo geeft de ECRI aan de Nederlandse autoriteiten het advies om op rijksniveau verantwoordelijkheid te nemen voor vraagstukken van de positie van Roma, Sinti en reizigers/woonwagenbewoners. Hiertoe adviseert de ECRI de Nederlandse autoriteiten om op centraal – dat is rijks – niveau in nauwe samenwerking met Roma, Sinti en reizigers een brede strategie tegen achterstelling en discriminatie te ontwikkelen en middelen beschikbaar te stellen om deze ook uit te voeren.
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Afgevaardigden van de Raad van Europa (Expert Commissie Sinti en Roma) in gesprek met de gemeente en bewoners van het woonwagencentrum in Ypenburg bij Den Haag (foto Mladen Pikulic)
Dit laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Helaas moeten we constateren dat er van enig beleid op dit gebied nog niets te bespeuren is. Nederland moet nu eindelijk eens in praktijk brengen waar het zich via het Verdrag van de Raad van Europa aan gecommitteerd heeft. •
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 31
Cultureel
31
Boekbespreking
Het bewijs van de veerkracht van de mens Marjon de Klijn
I
n het vorige nummer van het Auschwitz Bulletin (december 2008, p. 4) en in het decembernummer van Aanspraak (Pensioen en Uitkeringsraad Magazine, p. 10) stond een interview van Ellen Lock met Thomas Buergenthal. Hierin werd ook gerefereerd aan zijn boek Een gelukskind. Het boek is zo genoemd omdat een waarzegster tegen de moeder van Thomas had gezegd dat zij een zoon had die een Glückskind was. Vanaf de voorplaat kijkt een licht verdwaasde jongen ons aan. Na een verblijf in een Pools getto heeft hij Auschwitz en de dodenmars daaruit naar concentratiekamp Sachenhausen overleefd. Met het Poolse leger keert hij terug, vindt zijn moeder en weet dat zijn vader dood is. In het voorwoord schrijft Buergenthal dat hij dit boek al heel wat jaren eerder had moeten schrijven, namelijk toen de gebeurtenissen nog vers in zijn geheugen lagen. Volgens hem stak zijn andere leven daar een stokje voor, maar misschien was het ook wel nodig om er een halve eeuw tussen te hebben, zodat hij zijn jeugdervaringen kon bezien met meer distantie. Het boek bevat twaalf hoofdstukken. Hoofdstuk één beschrijft de reis van Lubochna naar Polen. Er daalden broden op de treinreizigers neer en deze broden hebben hem en vele anderen het leven gered. In het eerste hoofdstuk probeert Thomas zich iets van zijn jeugd in Tsjecho-Slowakije te herinneren. In maart 1939 (bijna 5 jaar oud) komt hij terecht in Polen. Het tweede hoofdstuk speelt zich af in Katowice, waar de familieleden (van vaderszijde) leefden. In het derde hoofdstuk wonen vader, moeder en Thomas in het getto van Kielce en na een van de vele razzia’s wordt het gezin in 1944 naar Auschwitz getransporteerd. In hoofdstuk vier is het augustus 1944 en ziet Thomas op weg naar Birkenau honderden mensen gekleed in gestreepte gevangenispakken greppels graven, zware karren voortduwen of in het gelid diverse kanten op marcheren. ‘“Blijkbaar doden ze toch niet iedereen meteen bij aankomst”, moet de gedachte zijn geweest die door ieders hoofd speelde’ (blz. 57). Het vijfde hoofdstuk beschrijft het Auschwitz dodentransport. Als Thomas terugkijkt, krijgt hij het triomfantelijke gevoel dat hij nog steeds leeft. ‘Natuurlijk was de mars nog maar net begonnen en had ik geen idee wat ons te wachten stond. En dat bleek vreselijker dan alles wat ik ooit had kunnen bedenken’ (blz. 77).
Hoofdstuk zes beschrijft de bevrijding. In Sachsenhausen moet Thomas erkennen dat hij ernstig bevroren voeten heeft en in het hospitaal worden twee tenen geamputeerd. Langzaamaan leert hij weer lopen en op een dag kan hij de anderen vertellen dat hij gezien heeft dat de wachttorens onbemand zijn. Hoofdstuk zeven verhaalt over het Poolse leger en aan het eind van dit hoofdstuk gaat Thomas naar een Joods weeshuis in Otwock, nabij Warchau. Hij is dan ongeveer elf jaar oud. In hoofdstuk acht heeft Thomas nog nooit in zijn leven zo goed gegeten. Omdat hij te mager was, kreeg hij tijdens zijn verblijf in het weeshuis extra room. Ook leert hij sporten en aan het einde van dit hoofdstuk volgt de hereniging met zijn moeder en weet Thomas dat hij de oorlog overleefd heeft. Hoofdstuk negen, een nieuw begin. Thomas’ moeder heeft het vrouwenkamp Ravensbrück overleefd en is naar Kielce teruggekeerd om haar gezin te zoeken. Daar ervaart ze dat haar echtgenoot de oorlog niet overleefd heeft. In hoofdstuk tien verhaalt Thomas, die dan twaalf en half jaar is, over het leven in Göttingen, Duitsland. Hij mag eindelijk, in zijn moeders armen, weer een beetje kind zijn. In deze stad leert hij lezen en schrijven en als hij veertien is gaat hij hier naar de middelbare school. In hoofdstuk elf beschrijft Thomas hoe hij met een militair transportschip in 1951 naar New York voer. Hij wist toen nog niet dat hij zich daar permanent zou gaan vestigen. Zijn tante en oom woonden in Amerika en hadden hem en zijn moeder al vaak uitgenodigd. Zijn moeder wilde niet, maar Thomas voelde zich geen Duitser, dus waarom dan in Duitsland blijven? Hoofdstuk twaalf bevat bespiegelingen over overleven. Thomas vraagt zich af hoe en welke omstandigheden het mogelijk maakte dat hij de kampen overleefd heeft. Gedreven door zijn ervaringen in de kampen komt Buergenthal tot de conclusie dat hij zijn leven in dienst wil stellen van de mensheid en in de epiloog beschrijft Buergenthal in een korte schets zijn tweede leven. Een gelukskind is niet alleen een relaas van Holocaustmemoires. Het is een bewijs van de veerkracht van de mens. Een terugblik op het leven van een uitzonderlijke man die de gruwelijke gebeurtenissen van de oorlog heeft weten om te zetten in een bijzondere carrière in het internationale recht. • Thomas Buergenthal, Een gelukskind. Van Auschwitz tot het Hooggerechtshof. Uitgeverij Mynx, Amsterdam 2007 (222 blz.) ISBN 9 789022 548646, € 17,95 Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 32
32 C u l t u r e e l
Boekbespreking
Slachtoffers en de bevrijding in Europa, 1944-1945 Theo van Praag
T
alrijke wetenschappelijke studies van historici besteden aandacht aan het militaire geweld van de Tweede Wereldoorlog met miljoenen soldaten, tanks, vliegtuigen, geschut, pantserdivisies, en waar zoveel gehakt wordt vallen veel spaanders, lees slachtoffers onder militairen en ook burgers. Maar dat het er zoveel zijn en dat het zo ontstellend erg was als in de doorwrochte studie van William Hitchcock wordt uiteengezet, zal menig lezer die er toen niet bij was verbijsteren. In The Bitter Road to Freedom beschrijft Hitchcock de laatste periode van WO2 vanaf de voorbereidingen voor D-Day op 6 juni 1944 tot een half jaar na de oorlog in Europa, eind 1945. Hoe bitter die weg naar vrijheid was, leest men in die talrijke zeer persoonlijke gebeurtenissen. De bevrijding, hoewel welkom, confronteerde de overlevenden met hun staat van degradatie. De zwart-wit foto- en filmbeelden van de stervende, uitgemergelde man op de grond, prikkeldraad en barakken achter hem in Bergen-Belsen, nauwelijks als mens nog herkenbaar, vliegtuigen die hoog in de lucht bommen laten vallen op bezet Europa, de intocht van de Canadezen over de Berlage-brug in Amsterdam, de dansende en juichende mensen die de bevrijders in hun Jeeps verwelkomen, hoe vaak zijn die beelden niet herhaald en op het netvlies gezet. De media en de filmindustrie hebben dé oorlog op allerlei manieren uitgewerkt en verbeeld. Natuurlijk waren er steeds kritische kanttekeningen dat de werkelijkheid er heel anders uitzag dan Schindler’s List of The pianist, Der Untergang of De Aanslag of Zwartboek of Oorlogswinter ons voorschotelen.
Gevolgen van de militaire bevrijding Het boek telt vier delen. In deel 1, de bevrijding in het Westen – ‘Liberation in the West’ – wordt de proloog van D-day in een drieluik gegeven. Eerst de bevrijding in Normandië – ‘Too wonAuschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
derfully Beautiful: Liberation in Normandy’ – waar evenveel Franse burgers de dood vonden als geallieerde militairen. Dan de bloedige bevrijding van België – ‘Blood on the snow: the elusive liberation of Belgium’ – met een gedetailleerde beschrijving van wat burgers ondergingen tijdens het Ardennen Offensief, waar Duitse pantserdivisies al ‘bevrijd’ gebied weer heroverden en met dodelijk geweld de nog niet gevluchte bevolking vermoordden. Tot slot de Hongerwinter in Nederland – ‘Hunger: the Netherlands and the politics of food’ - en de onwil van de geallieerden om de overwinning op Duitsland te vertragen door eerst Nederland te bevrijden of van voedsel te voorzien na een van de grootste operationele missers in WO2, de slag om Arnhem, die mislukte. Deel 2 gaat over die andere kant van de strijd, namelijk het oostfront. De Rode Storm in het Oosten verplaatst de aandacht naar het Russische front – ‘Red storm in the East: survival and revenge’ – waarin het aantal slachtoffers tussen de 23 en 26 miljoen wordt geschat, zowel militairen als burgers, waaronder een miljoen Russische Joden. Het zijn getallen waar ieders verstand bij stil staat. In ‘een vreemd, vijandig land: Amerika’s Duitsland’ – ‘A strange, enemy country: America’s Germany’– wordt de strijd en alle verschrikkingen die mannen én vrouwen meemaakten in Duitsland zelf en de beslissingen met betrekking tot Duitsland (en de rest van Europa) na de bevrijding kort weergegeven. Hoe om te gaan met de miljoenen ontheemden en overlevenden in hun bitterste ellende na de bevrijding wordt in deel 3 en 4 geschetst. In ‘bewegende lichamen’ - ‘Moving Bodies’ - (deel 3) gaat het om de pas opgerichte United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA) die mensen en materieel uitstuurt naar de gebieden die onder de geallieerden vrij komen. En hoe men moet omgaan met Displaced Persons, de mensen die geen verblijfplaatsen hebben omdat hun huizen, dorpen, steden zijn verwoest, families zijn vermoord of van wie het land onder de invloed van Stalin en de communisten is gekomen. Met name veel Joden behoorden tot de groep die niet wenste terug te keren naar hun thuisland. Maar ook waren er de Polen die na het akkoord van Yalta plotseling ontdekten dat hun Poolse geboortestreek of woonplaats Russisch territorium was geworden. Het aantal krijgsgevangenen en de mensen die slavenarbeid hadden verricht in Duitsland plus de politieke gevangenen van de nazi’s wordt geschat op ongeveer 11 miljoen mensen die door de val van het Derde Rijk vrij kwamen. Hitchcock spreekt over een vloedgolf van nomaden: de Displaced Persons (DP) van Europa.
Wel uit de kampen bevrijd, maar vrij? Deel 4 beschrijft in 3 hoofdstukken hoe concentratiekampen werden bevrijd en de overlevenden van de Holocaust door de Amerikanen en de Britten totaal verschillend werden opgevangen – ‘To live again as a people’. Soldaten, vaak heel jonge mannen, die de kampen bevrijdden waren uiteraard niet voorbereid op de onvoorstelbare ellende waarin de menselijke wezens die
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 33
33
bij elkaar met als argument dat men niet zoals de nazi’s wilde discrimineren. En emigratie naar Palestina, dat onder Brits mandaat stond, werd door de Britten als een aantasting gezien van het Britse Rijk en ook strijdig met de Britse oliebelangen en contacten met India. Bergen-Belsen werd door het Britse leger bevrijd en daar ontstond het grootste kamp met Joden onder Brits gezag. Ook de Britten ontkenden de werkelijkheid en reikwijdte van de Joodse catastrofe die had plaatsgevonden. De ellendige leefomstandigheden en gezondheidssituatie waarin alle kampbewoners en zeker de Joden verkeerden, ook maanden na de bevrijding, bleek een politieke bom. De statenloosheid van de Joden werd voor het leger een steeds lastiger probleem. Dat kampbewoners drie maanden na de bevrijding nog in hun gestreepte pakken ronddwaalden, als ze al konden lopen, in kampen waar het werkelijk aan alles ontbrak, maakte de situatie steeds erger. Het besef van een genocide op de Joodse bevolking van Europa drong steeds duidelijker door. Eisenhower ging als eerste om door toestemming te geven voor gescheiden kampen met alleen Joodse bewoners. Voor Joden was er geen ‘nieuw begin’
zij aantroffen verkeerden. Naast de overlevenden zijn er vooral de lijken die overal liggen, de ziektes waaraan iedereen lijdt, de uitgemergeldheid van hen die ooit normale mensen waren, het gebrek aan alles, voedsel, water, medicijnen, sanitair, onderdak, beschutting. Primo Levi beschrijft hoe de Russische soldaten die Auschwitz bevrijdden een gevoel van schaamte vertoonden. Ook de overlevenden voelden schaamte bij het zien van hun bevrijders, een ongemakkelijk gevoel, ontzetting. Deels door het gevoel alles verloren te hebben en deels door angst, de angst dat niemand ooit het verhaal dat men moest vertellen zou geloven. Elie Wiesel noemt de woede van kinderen van 12 jaar en ouder die al alles over leven en dood wisten. En dat de overlevenden niet meer konden huilen omdat zij geen tranen meer hadden: ‘Op de een of andere manier waren we dood, en we wisten het.’ Het was een schokkend en ongemakkelijk feit: de Joden die uit Hitler’s kampen in 1945 tevoorschijn kwamen waren niet werkelijk vrij. ‘Bevrijd maar niet vrij - dat is de paradox voor de Jood’, schreef Klausner, een Amerikaanse legerrabbijn. Velen moesten maanden in ruwe houten hutten en barakken verblijven, aten in gaarkeukens in geleende kleren, terwijl zij een onzekere toekomst afwachtten. In de zomer van 1945 kwamen ook nog grote aantallen Joden uit Polen en Zuidoost Europa naar Duitsland (!) om het welig tierende antisemitisme in hun eigen land te ontvluchten. De Joodse overlevende DP’s wilden als Joodse groep bij elkaar blijven en vervolgens emigreren naar Palestina. De Amerikanen en de Britten keerden zich tegen beide wensen, maar zowel in als buiten de kampen werd er grote druk op hen uitgeoefend dit te verwezenlijken. Men wilde geen Joodse DP’s
maar een bewust gevoel om het verleden in de toekomst te plaatsen. Toch was er ontkenning van hun situatie en in rapporten van UNRRA-medewerkers werden Joodse overlevenden niet begrepen, maar gezien als aangeboren psychopathische leugenaars. De verhalen over de massamoorden van de nazi’s en de situatie in Polen die men vertelde werden niet geloofd. Totdat de pogrom in Kielce, waar op 6 juli 1946 41 Joden werden vermoord, de twijfelaars de mond snoerde. Vermoedelijk meer dan 90.000 Poolse Joden trokken toen naar het Westen.
De gewone burger centraal Kritiek die men kan hebben op deze zonder twijfel fascinerende studie, die gebaseerd is op een ongelooflijk aantal documenten, archieven en wetenschappelijke studies, is het gebrek aan samenhang tussen de verschillende delen. Een aantal centrale vragen zou de helderheid ten goede zijn gekomen. Maar elk deel blinkt uit door grondigheid en details die aan verbeelding niets overlaten. Als er toch één centraal thema geformuleerd kan worden, is het de nauwkeurigheid en aandacht voor de gewone burgers die ongevraagd alle facetten van geweld over zich heen zagen komen met desastreuze gevolgen. Als iemands huis gebombardeerd wordt en iedereen wordt gedood, of als alle familieleden en buren en vrienden sterven als gevolg van de honger, dan zal de overlevende zich nooit bevrijd voelen, ongeacht wie de dader van deze verschrikkingen is geweest. •
William I. Hitchcock, The Bitter Road to Freedom. A New History of the Liberation of Europe. Free Press, New York 2008, 447 blz., ISBN 978-0-7432-7381-7, circa € 20,00 Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 34
34 C u l t u r e e l
Boekbespreking
Zwitserland en de Joden Bertje Leuw
‘Melnitz hield van dit land, waar ze al over honger klaagden als de chocola schaars was’
V
anaf 1871 volgen we het lot van de Joodse familie Meijer, vijf generaties lang, in en rond het kleine stadje Endingen in Zwitserland. Vijf boekdelen zijn het, steeds met een jaartal als titel. ‘1945’ heet het allerkortste, laatste deel. Zwitserland wordt daarin als volgt getypeerd: ‘Ze wisten het niet, hier in Zwitserland. Ze hoorden het nu pas en hadden het liever nooit gehoord.’ Daarover gaat de roman Het lot van de familie Meijer van de Zwitser Charles Lewinsky; over het dagelijks leven van een getolereerde minderheid. Over wat die minderheid hoort of niet hoort en, vooral, leert negeren om een normaal leven te kunnen leiden. In feite gaat het over de eeuwenlange oefening in op je hoede (Jehoede!) zijn van Joden in een niet-Joodse omgeving. De stijl is er een van ironie, cynisme en humor, zoals die als vanzelf in vooroorlogse Joodse gemeenschappen leek te ontstaan en die in Lewinsky’s romanfiguren tot eloquente kunst is ontwikkeld. Voor de Nederlandse uitgave maakte Elly Schippers er een schitterende vertaling van.
‘Vier er sjabbes mee’. Het lot van de familie Meijer voerde mijn herinneringen terug naar een ander boek, dat op mij hetzelfde hartverwarmende effect had: Vorst van de ballingschap van M. Wertheim. Een historische roman die niet ‘historisch’ is in de strikte zin van het woord maar die, net als in Het lot, een voorbije wereld oproept van een Joodse gemeenschap – dit keer in Rotterdam, eerste helft van de 19e eeuw – met z’n specifieke leefstijl, taal en grappen. Veel Jiddische uitdrukkingen die ik ken komen daaruit. Ik heb ze door Lewinsky’s boek aardig kunnen aanvullen. ‘Vier er sjabbes mee!’, is er een van. In gewoon Nederlands zoiets als: ’t zál wel! Lewinsky schrijft zo filmisch, dat ik de scènes voor me zie, de meesmuilende, schampere toon kan horen waarop dat gezegd wordt. In beide boeken figureert een personage dat als het ware het geheugen en het geweten is van de Joodse gemeenschap. In Vorst van de ballingschap is dat Jonas de bijbelventer die langs de deuren gaat om Gods woord te verkopen. Een bijbel verkoopt hij zelden – wat moet een mens met nóg een bijbel als hij er eenmaal een heeft – maar hij strooit met bijbelteksten. Met echte of Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
zelfgemaakte vlammende bijbelteksten biedt hij, al naar gelang het beoogde effect, troost of huiver aan degene die hij op het oog heeft. In Het lot is dat Oom Melnitz. Die is weliswaar dood, maar hij keert altijd weer terug om met z’n neus vooraan te staan als er iets te beleven valt, om daar, als journalist van zijn tijd – zijn analyses hebben eeuwigheidswaarde – snijdend commentaar op te geven. Hij mag dat doen, want hij is diep verbonden met de mensen die hij op de voet volgt en met zijn land, Zwitserland: ‘Melnitz hield van dit land, waar ze al over honger klaagden als de chocola schaars was’. Op het persoonlijke vlak komen alle verborgen, schaamtevolle gedachten en gevoelens van de familieleden door Melnitz’ mond naar buiten. Een literaire truc, maar wel een effectieve. Een voorbeeld: Als François Meijer – het is begin twintigste eeuw – niet alleen Endingen maar ook het geloof van zijn voorouders verlaat omdat je gemakkelijker je brood kunt verdienen als gedoopte christen, laat hij voor zijn warenhuis in Zürich een prachtig logo ontwerpen. De j is uit zijn naam verdwenen opdat zo, binnen een mooie, ronde kring, de letters van de naam M-EI-E-R horizontaal en verticaal, met de I als gemeenschappelijke letter, in een kruis gerangschikt kunnen worden. Ook prettiger voor de klandizie, vindt hij, zo’n gewone Duitse naam. Hij is net het ontwerp aan het bestuderen en is er hoogst tevreden over, als Melniz langskomt: ‘“Een mens wordt vergeetachtig als hij zich laat dopen”, komt oom Melnitz ongevraagd melden. “De j ben je al vergeten. De j van Jood”. Melnitz bestudeert het ontwerp. “Je hebt je nieuwe naam origineel geschreven. Zo mooi symbolisch. Je naam als kruis, wat toepasselijk. En zo’n mooie kring eromheen. Is dat de kring waarin je je tegenwoordig beweegt?”. “Je bent dood!” schreeuwde François, zonder zeker te weten of hij inderdaad had geschreeuwd.’
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 35
Goise dokter Subtiel en geestig worden de verschillen tussen Joden en nietJoden in Endingen aangestipt. Zoals wanneer in 1871 de ‘goise dokter’ aan veehandelaar Salomon Meijer – oervader in het boek – uitlegt dat zijn vrouw nóg een zware bevalling niet zou overleven. Ze mag blij zijn, stelt hij, dat ze het er deze keer levend heeft afgebracht: ‘“Dank úw God”, had hij gezegd, alsof – zegt Salomon Meijer – “er meerdere goden waren, die hun bevoegdheden even duidelijk onder elkaar hadden verdeeld als de gemeentearts en de veearts”’. Bijna ieder hoofdstuk opent met een zin waardoor je je verheugt op wat gaat komen. Bij voorbeeld: ‘Zalman Kamionker was aan zijn kledingbedrijf gekomen als de Maagd aan haar kind of, zoals hijzelf zei, als stamvader Abraham aan zijn zoon Izaäk, op een leeftijd dus dat zo’n verandering in het leven niet meer te verwachten was.’ Uit Lewinsky’s brein stromen de vergelijkingen en metaforen als een glinsterende beek door ruw landschap. Soms iets te veel, maar zijn beschrijvingen van het menselijk tekort zijn zo schitterend, dat ik me gewonnen geef. De honger om dóór te lezen wint het, alle 657 bladzijden lang. Door alle hoofdstukken heen voel je, soms meer, soms minder, maar altijd aanwezig, de dreiging van uitstoting. Voel je het verschil tussen de voorzichtige vriendschappen van Joodse met nietJoodse vrienden, tegenover de contacten binnen de eigen ‘grenzen’, waar ruzies zonder gevaar hoog kunnen oplopen. Tegen de tijd dat we in het boek de jaren dertig van de vorige eeuw naderen, sijpelt de politieke spanning toch ook de Zwitsers-Joodse gemeenschap binnen. Ontkennen daarvan wordt bemoeilijkt door het gedrag van niet-Joden die, geïnspireerd door hun buurland, vaker onhebbelijk gaan doen tegen hun Joodse landgenoten. Weer een paar jaar later is daar ook nog een van de zonen Meijer, Ruben, die in Halberstadt in Duitsland als leraar werkt, daar trouwde met een Duitse vrouw en vier jonge kinderen heeft. Als zijn familie hem belt omdat hij moet komen voor de begrafenis van zijn grootmoeder, zegt de juffrouw van de Zwitserse telefooncentrale dat het nummer ‘tijdelijk uitgeschakeld’ is. Die term had de juffrouw nog nooit gehoord. Het was in elk geval ‘niet internationaal gebruikelijk’, had ze gezegd. Er ontstaat een begin van paniek bij de familie Meijer. Iemand oppert somber dat er in Duitsland op dat moment veel gebruikelijk was dat ze in andere landen niet kenden. ‘Mis’, zegt het geheugen en het geweten van de familie Meijer, oom Melnitz, die altijd en overal opduikt om zijn commentaar te geven: ‘“Mis, ze kennen het overal. Het is ook overal gebruikelijk. Omdat ze het overal al gedaan hebben. Het raakt alleen af en toe uit de mode, voor een eeuw of twee. Maar dan schiet het hun weer te binnen en hebben ze er ook weer plezier in, ja.” Ze hoefden niet naar hem te luisteren, want hij was dood. Dood en al vele malen begraven.’ •
pegasus
boekhandel
Singel 367 1012 WL Amsterdam www.pegasusboek.nl
Specialisten in Slavistiek & Oost-Europa
proza en poëzie
proza en poëzie in vertaling
taal- en letterkunde
secundaire literatuur
woordenboeken leerboeken geannoteerde/ tweetalige uitgaven kinderboeken
oosteuropa-kunde kunst reisgidsen tijdschriften video & cd
tel (020) 623 11 38 fax (020) 620 34 78 e-mail pegasus@pegasusboek.nl
Charles Lewinsky, Het lot van de familie Meijer. Uitgeverij Signatuur, Utrecht 2007, 669 blz., ISBN 978 90 5672 260 9, € 25,00. Oorspronkelijke titel: Melnitz; vertaling: Elly Schippers. Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 36
36 C u l t u r e e l
Boekbespreking
Een veelbewogen leven Het verhaal van Leny BoekenVelleman
oorlog, een aanbod om naar Manchester in Engeland te vluchten; bepakt en bezakt aangekomen in de haven ontmoeten ze een neefje die zijn vader, oom Ies, kwijt is. Vader Velleman besluit te gaan zoeken. Maar oom Ies heeft zich in de haven verdronken en inmiddels is de boot naar Manchester vertrokken. Vluchten naar Engeland was nu niet meer mogelijk. In de loop van 1941 kregen de Joden het steeds moeilijker. Ook in het gezin Velleman sloeg het noodlot toe. Vader werd ontslagen bij Hollandia Kattenburg en ook Leny verloor haar baan. In de zomer van 1941 werd zij ernstig ziek en belandde in het Centraal Israëlietisch Ziekenhuis, de CIZ. Terwijl ze daar werd verpleegd, werd er onverwacht een grootscheepse razzia gehouden. Leny werd echter met rust gelaten, waarschijnlijk door de connecties van René. Eenmaal thuisgekomen uit het ziekenhuis kreeg ze van haar vader een zilveren kapstel; het kapstel is altijd een van haar dierbaarste bezittingen gebleven.
Onderduik – verraad – Auschwitz Naomi Koster
L
eny Boeken, geboren Velleman, heeft haar levensverhaal verteld aan Ben Nijhuis, docent Geschiedenis en Mens en Maatschappij. In zijn voorwoord schrijft de auteur: ‘ik wilde háár verhaal opschrijven, háár leven’. Een verhaal ‘dat op scholen een zinvolle aanvulling kan zijn op de leerstof over het thema Tweede Wereldoorlog, antisemitisme en discriminatie. Maar het is vooral ook een verhaal over een bijzondere, fantastische vrouw, heel gevat en humoristisch. Een vrouw die nog altijd, ondanks haar hoge leeftijd, middenin het leven staat, ongebroken.’ In een vlotte stijl – je hoort ‘Tante Leny’ praten – heeft Nijhuis dat levensverhaal weten op te schrijven.
Een zilveren kapstel Leny Velleman zag het levenslicht op 22 november 1922 in het Nieuw Israëlietisch Ziekenhuis (NIZ) aan de Nieuwe Keizersgracht in Amsterdam. Vier jaar later werd haar broertje Andries geboren; ze vond het heerlijk niet meer enig kind te zijn en trok heel veel met haar broertje op. Leny groeide op in een familie van tabakshandelaren. Haar vader, Jacob Velleman, vormde daarop een uitzondering: hij werkte in de textiel bij Hollandia Kattenburg, een regenkledingfabriek. In het gezin voerde gezelligheid de boventoon. Iedereen was er altijd welkom. Het huishouden was kosjer maar met de Joodse leefregels werd soepel omgesprongen. Op haar vijftiende, in 1937, was Leny klaar met de Nijverheidsschool en ging zij werken bij Modemagazijn Gebroeders Gerzon, eerst als loopmeisje en later als verkoopster. In juni 1941 verlooft zij zich met René, een man die een enorme schaduw over de rest van haar leven zal werpen. Het gezin Velleman krijgt in mei 1940, direct na aanvang van de Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
In juni 1942 besluit vader Velleman dat het gezin moet onderduiken; hij had deze onderduik samen met René voorbereid. De theemutsenfabriek aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam, waar René directeur was, werd het eerste onderduikadres. Het verblijf hier duurde slechts een weekend, nu naar de Prinsengracht. Leny’s verloofde René bleef niet op dit adres, een huis dat na een tijdje eigendom bleek te zijn van een prostituee. Al snel moest er weer verhuisd worden. Maar nu kon het gezin niet meer bij elkaar blijven: Leny’s ouders en broer Andries vonden onderdak in Amsterdam West, op een adres dat weer door René was geregeld. Het afscheid van haar broer en ouders bleek later een definitief afscheid te zijn geweest. Door de vele connecties van verloofde René heeft Leny nog op een groot aantal andere adressen kunnen onderduiken, totdat ze uiteindelijk in november 1942 in Zeist onderdak vond. Daar realiseerde ze zich, dat onderduiken erger was dan in een gevangenis zitten: je zat gevangen met grote angst ontdekt te worden; die angst kent iemand in de gevangenis niet. Ze voelde zich een bang, opgejaagd dier en miste haar familie en haar vele vriendinnen. Verloofde René kwam elke week even op bezoek; hij probeerde Leny over te halen mee terug te gaan naar Amsterdam. Leny werd achterdochtig en ging niet met hem mee: wat een goede beslissing! René bleek een NSB-er te zijn, die inmiddels haar ouders en haar broer op hun laatste onderduikadres in Haarlem al had verraden; op 31 augustus 1943 gingen zij vanuit Westerbork op transport naar Auschwitz. Op 18 augustus 1944 wordt Leny zelf verraden. Via de SD in de Euterpestraat in Amsterdam komt ze terecht in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Van daar gaat ze met de tram naar het Centraal Station waar de trein naar Westerbork klaarstaat, een gewone trein die een lijndienst onderhield naar Assen en Groningen. Westerbork klonk niet zo erg en gaf hoop: zou ze daar haar ouders en haar broertje terugzien? Leny belandde in Westerbork in strafbarak 67, aan het einde van de zogenaamde
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 37
37
‘Boulevard des Misères’. Ze was als strafgevangene in haar afwijkende kleding een soort bezienswaardigheid in het kamp. Haar leven in de strafbarak week sterk af van dat van de overige gevangenen. Ze was gevangen binnen de gevangenis zonder contact met medegevangenen en met de niet aflatende dreiging van deportatie. Strafgevangenen werden op transport gesteld, zodra er een plaats vrij was in de trein naar het Oosten. Op 3 september 1944 maakt Leny deel uit van het laatste transport vanuit Westerbork naar Auschwitz. Nummer A 25239 – Leny kan het alleen maar in het Duits zeggen – werd in Auschwitz tewerk gesteld bij het leeghalen van de zigeunerbarakken na het vergassen en het ‘opruimen’ van gestorven ‘muzelmannen’. Ze leerde zich zo onopvallend mogelijk te gedragen. Ze bleef vertrouwen in de toekomst houden en was vastbesloten haar oorlogservaringen later aan haar moeder te vertellen. Dát hield haar op de been. Door een wonder wordt haar leven gespaard: na lang wachten voor de gaskamer blijkt, dat de verbrandingsovens de capaciteit niet aankunnen. Leny wordt teruggestuurd naar haar barak. Een paar dagen later gaat zij opnieuw op transport, deze keer naar Tsjecho-Slowakije.
baas blijven zorgde ervoor dat je je bewust bleef van jezelf als mens. Ze wordt slachtoffer van een medisch experiment en kampt met enorme gezondheidsproblemen. Ze wordt geopereerd door de officier die bij aankomst in Auschwitz haar groep de eerste keer had geselecteerd! Terwijl ze nog ziek in bed ligt bevrijden de Russen begin mei 1945 het kamp. Doodziek en verzwakt en na lange omzwervingen komt Leny uiteindelijk terecht in Bayreuth, waar ze in het ziekenhuis wordt behandeld. Van daar gaat ze al gauw weer op weg naar Amsterdam: ze wil haar moeder terug zien. Via Maastricht en Amersfoort komt ze uiteindelijk in Amsterdam aan. Leden van Joods Maatschappelijk Werk wachten haar op en vertellen haar dat niemand van haar familie is teruggekomen. Er is geen opvang en ze zwerft geruime tijd door de stad, slaapt in het station of op straat. Toen pas bleek dat René, haar verloofde, alles van haar afgepakt had: haar vrijheid, haar familie, haar bezittingen, haar vertrouwen. Voor ‘zeven en een halve gulden per Jood’ had hij haar en haar hele familie verraden en haar bezittingen afgenomen. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf. Begin 1946 ontmoet Leny op een dansavond in de IJsbreker Sven Boeken, ook een oud-Auschwitzer. Hij wordt de man van haar leven. Ze krijgen in 1949 een zoon, André. Na een heel goed huwelijk overlijdt Sven in 1987. Over de oorlog praten kon Sven echter niet. Hij begon een stoffengroothandel in de Nieuwe Hoogstraat in Amsterdam. Toen hij zestig werd heeft hij de zaak overgedragen aan zijn zoon André. Tot op de dag van vandaag werkt Leny 3 dagen in de week in de zaak.
Elk jaar opnieuw ‘naar Auschwitz’ In 1996 is Leny voor de eerste keer met het Nederlands Auschwitz Comité meegegaan naar Auschwitz. André ging met haar mee. Dáár begon ze te vertellen over haar oorlogsverleden; het deed haar zo goed, dat ze sindsdien ieder jaar een belangrijke rol speelt in de steeds wisselende groepen die de reis ondernemen. Ze deelt haar ervaringen met de groep en laat een diepe indruk op de deelnemers van de reis na. Haar motto: ‘Ik zie het als een taak om door mijn verhaal de mensen te waarschuwen, wakker te schudden. Als dat lukt, al is het maar een klein beetje, dan heb ik niet voor niets geleefd’. Haar ontberingen tijdens de onderduik, in Westerbork, in Auschwitz, in Kratzau en na de bevrijding tijdens haar tocht naar Amsterdam en ook nog in Amsterdam zelf zijn door Ben Nijhuis met veel gevoel opgetekend. •
Terug in Amsterdam
Leny Boeken-Velleman, Breekbaar, maar niet gebroken. Het verhaal
De treinreis van Auschwitz naar het Tsjecho-Slowaakse Kratzau was een barre tocht. In het kamp werkte Leny in het ‘aardappelcommando’ (zo kon ze af en toe een stukje rauwe aardappel bemachtigen) en daarna in een munitiefabriek. Ze realiseerde zich dat het van levensbelang was, dat ze wist welke dag het was, wie ze zelf was, waar ze mee bezig was. Je gedachten de
van een Auschwitz-overlevende. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren 2008, 172 blz., ISBN 978 90 74274 22 7, € 12,50 (inclusief verzendkosten) Dit boek is exclusief bij het Auschwitz Comité te koop. Bestellen per post bij het Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam of op de website www.auschwitz.nl Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 38
38 C u l t u r e e l
Boekbespreking
Recent verschenen Marjon de Klijn
Vrijwillig teruggekeerd? Hannelore Cahn is in 1938 uit Duitsland gevlucht. In de toen nog als theater fungerende Hollandsche Schouwburg ontmoet zij in 1942 de acteur Rob de Vries. Hannelore kan goed dansen en wil graag aan het toneel. In de zomer van 1943 wordt zij opgepakt bij een razzia en naar Westerbork gebracht. Hier kan ze bij de Duitstalige revue aan de slag als danseres en daardoor wordt haar transport naar Auschwitz uitgesteld. Rob de Vries, die betrokken was bij het verzet, haalde Hannelore terug naar Amsterdam, waar zij kon onderduiken bij de ouders van een vriendin. In Westerbork heeft de Oostenrijker Hans Eisinger een hoge post bij de ordedienst. Hans is echter ook verliefd op Hannelore. Hans spoort Hannelore op in Amsterdam. Hannelore gaat met Hans terug naar Westerbork, maar de vraag is of zij vrijwillig terugkeert of dat hij haar heeft gechanteerd. Ze zat ondergedoken en wilde haar onderduikfamilie niet in gevaar brengen, ze werd gek van het opgesloten zijn en in zekere zin was de komst van Hans ook een bevrijding. Ze hoefde nu niet langer te vluchten en Hans zou niet gestraft worden voor Hannelores vlucht. Hannelore trouwt met Hans, waardoor ze niet op transport hoeft. Steffie van den Oord studeerde cultuurgeschiedenis en literatuurwetenschap in Nijmegen. Ze werkte voor VPRO-radio en schreef Eeuwelingen en Liefde in oorlogstijd. Door Louis de Wijze (die ook deel uitmaakte van de cabaretgroep) werd Steffie attent gemaakt op het verhaal van Hannelore. Haar laatste boek Westerbork Girl is de reconstructie van een avontuurlijke liefde die begint in 1942. In 2007 is door de VPRO/Holland Doc een documentaire uitgezonden over Hannelore en haar twee mannen. In deze documentaire, eveneens door Van den Oord geschreven, wisselen interviews met ooggetuigen en beeldmateriaal elkaar af, terwijl het boek dieper ingaat op de drijfveren van de drie hoofdpersonen. •
Steffie van den Oord, Westerbork Girl. Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen 2008, (316 blz.) ISBN 9789025 426972, € 17,95
Op zoek naar een verklaring Johanna Reiss werd in 1932 in Winterswijk geboren als Annie de Leeuw. In 1942 dook zij samen met haar zusje onder in Twente. Over deze onderduik, die drie jaar duurde, schreef ze het boek De Schuilplaats. Na de bevrijding keerde ze terug naar Winterswijk en volgde de kweekschool. In het boek Geen slecht jaar schreef zij over de moeilijke naoorlogse tijd. In 1988 verschijnt van haar hand Die fatale nacht. Johanna Reiss bezocht jarenlang scholen om haar verhaal te vertellen. In de jaren vijftig vertrekt zij naar de Verenigde Staten waar zij haar latere echtgenoot Jim Reiss ontmoet. Achter haar eerder geschreven aangrijpende relaas van De Schuilplaats, gaat een haast nog tragischer verhaal schuil. In haar verslag schetst Reiss zichzelf als een kinderlijke vrouw en haar echtgenoot als een hyperintelligente man die opgroeide in een ontwricht gezin. Jim was voortdurend doende met het redden van mensen en probeerde bedrijven voor de ondergang te behoeden. Met beide had hij geen succes. In 1969 gaan Johanna, Jim en hun twee dochters naar Nederland voor een vakantie. Jim, die dan 37 jaar oud is, gaat na een week terug naar Amerika en pleegt zelfmoord. In haar laatste boek gaat Johanna Reiss op zoek naar een verklaring voor de zelfmoord van haar echtgenoot. •
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
Johanna Reiss, Een verborgen leven. Uitgeverij Querido, Amsterdam-Antwerpen, 2008, (224 blz.) ISBN 9789021434353, € 19,95
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 39
39
Strijden voor de onafhankelijkheid van Algerije Maurice Ferares, schreef twee romans over het lot van mensen tijdens het naziregime Het Avondconcert en Het Latrine Commando. Daarnaast verscheen van zijn hand Violist in het Verzet. In zijn laatste boek vertelt hij het geromantiseerde verhaal van de heroïsche vrijheidsstrijd van het Algerijnse Nationale Bevrijdingsfront. In dit boek vervult de Joodse zakenman Solomon Levy een dubbelrol in de laatste fase van de Franse koloniale overheersing. Solomon is een vooraanstaand lid van het verzet, maar daarnaast, door het leveren van het parachutistenregiment, ook verweven met de Franse legionairs en para’s. Dit laatste om informatie in te winnen over de vele mysterieuze verdwijningen. Als tenslotte door het verzet officieel besloten wordt de ergste schurk om te brengen, wordt Solomon gearresteerd. De Algerijnen worden bij hun verzet gesteund door een internationaal comité dat allerlei hulpdiensten verricht. Ferares’ laatste boek duidt de oprechtheid en de tomeloze inzet van de solidariteitsbeweging en hun enorme persoonlijke offers. • Luis Ferares,Moussebilinis, Vrijwillligers voor de dood. Uitgeverij Abigador, Arnhem 2007, (214 blz.) ISBN 9789079319015, € 18,50
Het is belangrijker GELUK te hebben dan GELIJK te krijgen Jetty Vaz Dias Mok is in 1939 geboren. Als ze 65 is gaat ze haar levensverhaal schrijven. Ze wil proberen haar emoties te beschrijven, maar weet dat het haar zwaar zal vallen. Mede door de stimulans van diverse mensen in haar omgeving en omdat ze wil dat haar kinderen en kleinkinderen haar nog beter gaan begrijpen, besluit ze haar verhaal te gaan vertellen. In het voorjaar van 1942 gaat Jetty op reis naar Maren. Daar kan ze onderduiken. Ze duidt dit als haar eerste leven. Haar tweede leven gaat over haar onderduiktijd. Als Jetty Croonen is ze ondergebracht in de pastorie. Ze leeft met vijf oudere mensen die allemaal probeerden haar te beschermen en voorzorgen namen om Jetty te laten overleven. In haar gevoel duurde de onderduik heel lang. Ze leerde niet veel te praten want je wist nooit of er boze mensen op bezoek kwamen. Ook leerde ze van Koos tuinieren, wat nog steeds haar interesse heeft. Eind 1945 is ze weer in Amsterdam en dan begint haar derde leven. Ze moest wel wennen, voor haar was de pastorie een veilig thuis geweest. In Amsterdam moest alles weer opgebouwd worden en het was een beetje angstig om de vijf beschermers niet meer om haar heen te hebben. Er waren te veel veranderingen om alles direct te kunnen begrijpen en aanvaarden. Ze merkt dat kinderen van overlevenden het moeilijk hebben. Aan het eind van haar verhaal is Jetty blij dat ze de liefde van de mensen uit Maren heeft gehad en dat ze haar boek aan haar eigen moeder kan laten lezen. Met datgene wat Heeroom over de mens zei: ‘Leef met elkaar, van binnen zien we er hetzelfde uit. De één zijn karakter een beetje anders dan de ander. Dat wil niet zeggen, de één goed, de ander slecht’. ‘Wanneer je denkt beter te zijn dan de ander, is je denkwijze verkeerd’, besluit ze haar geschiedenis. •
Jetty Vaz Dias Mok, Mijn drie levens. Uitgegeven in eigen beheer, 2006, (141 blz.), € 6,50 (+ € 2,50 verzendkosten); na half maart te bestellen rechtstreeks bij Jetty Vaz Dias, telefoon 020-6625663 of 06-54986460
Auschwitz Bulletin 53, nr. 1, januari 2009
A-Bulletin09nr1:2deProef 4-1-09 15:29 Pagina 40