A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:03 Pagina 1
65 jaar na de bevrijding
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:03 Pagina 2
2 Inhoud
Auschwitz Bulletin
Herdenkingsnummer 3
5 6 8 11 12 14 16 18 20
21
Herdenking 2010 Opinie Shoah en onderwijs in Nederland / Theo van Praag Lesgeven over de Holocaust - interview Ernst Verduin / Emilie Kuijt Wat zou jij doen? Een onderwijsproject en een toneelstuk / Kees Visschedijk Lessenproject ‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’ gaat landelijk / Emilie Kuijt Buren, een herinneringsproject / Theo van Praag Educatie in vrijwilligerswerk / Sun Jenzen en Karen Polak Altijd een verhaaltje klaar: Selma van de Perre-Velleman / Carry van Lakerveld De plaats van onderwijs bij Sinti en Roma / Zoni Weisz De begrippen Holocaust en Genocide in het Wetenschappelijk Onderwijs / Wichert ten Have Column De geschiedenisles / Simon Soesan
25 26 27
Herdenken Holocaust Memorial Day, steeds meer activiteiten / Maria van Haperen Schoolleiders bezoeken Auschwitz / Sandra Verbruggen en Frans van der Knaap Je reist niet alleen - Polenreis 2009 / Barbara Soesan Geen tijd om afscheid te nemen - Polenreis 2009 / Gina Siegel Afscheidsbrief / Zoni Weisz
28 30 32
Actueel Tegen het vergeten, herinnering aan de Shoah / Hans Ester Vrije mening, graag, maar geen discriminatie / Anet Bleich Bij het proces Demjanjuk / Rob Fransman
34 10
Cultureel Onderduiken (verhaal) / Ida Vos Groepsreis Auschwitz (gedicht) / Ruud Bloemendal
36 38
Cultureel / Boekbespreking We hebben de wereld gewaarschuwd / Bertje Leuw Recent verschenen / Marjon de Klijn
24 24 13 19
Berichten Reis-2010 naar concentratiekampen in Polen Reis naar Polen in beelden en teksten Kampoverlevenden van Auschwitz gezocht voor filmopnamen Auschwitz nu. Drie generaties verder
22 23
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
54ste jaargang, nr. 1, januari 2010. Verschijnt 4x per jaar
Educatie is het thema Om de vijf jaar heeft de Auschwitz Herdenking een speciaal karakter. 2010 is weer een lustrumjaar. Dan wordt 65 jaar bevrijding van Auschwitz herdacht. Naast de gebruikelijke onderdelen wordt dit gevierd met een bijzonder cultureel programma dat volgt op de lunchbijeenkomst in de RAI. Dit Auschwitz Bulletin opent met het uitgebreide programma van de dag. Educatie van de shoah is het thema van het Herdenkingsnummer 2010. De uiteenlopende bijdragen rond dit thema vindt men in de eerste rubriek Opinie. Theo van Praag is als speciale redacteur opgetreden en heeft de algemene inleiding verzorgd. Educatie is in principe tweeledig en heeft altijd betrekking op het geven èn het ontvangen van onderwijs. Van beide richtingen treft men boeiende voorbeelden aan. Zo zijn er interviews met oud-gevangenen die op scholen vertellen over hun ervaringen, steeds verbonden met hun boodschap: dit nooit weer. Daarnaast worden onderwijsprojecten gepresenteerd die de leerlingen activeren om over de gevaren van een ontsporende maatschappij, zoals dat in de oorlog het geval was, goed na te denken. Er is aandacht voor individuele activiteiten, zowel gericht op persoonlijke ontwikkeling, als op uitingen van de eigen maatschappelijke betrokkenheid. Het thema educatie werkt in de erop volgende rubrieken ook nog enigszins door. Zo is de Column deze keer gewijd aan shoahonderwijs in Israel. En de rubriek Herdenken bevat een bijdrage over activiteiten bij het onderwijs, die samenhangen met de Holocaust Memorial Day. Het laatste deels ook – en hier apart gepresenteerd – als een uitvloeisel van een speciaal daarop gericht bezoek van schoolleiders aan Auschwitz. In de rubriek Herdenken ook twee impressies van de Polenreis van dit jaar 2009. Met hun uiteenlopende karakter bieden zij een weerspiegeling van de gevarieerde samenstelling die de deelnemersgroep altijd heeft. De rubriek wordt afgesloten met een ontroerende afscheidsbrief die in zichzelf een heel andere, zeer persoonlijke herdenking betekent. De bijdrage over een conferentie die gehouden werd over Holocaust-onderzoek bij verschillende universiteiten en instellingen vormt de opening van de rubriek Actueel. Daarin ook een beschouwing over de al of niet strafbaarstelling van de holocaust ontkenning, naar aanleiding van de discussie die daarover de laatste tijd gevoerd wordt. Actueel kan ook de impressie genoemd worden van de eerste week ‘proces Demjanjuk’, die wij van een van de Nebenkläger uit Nederland ontvingen. Bijna traditiegetrouw is in de rubriek Cultuur een verhaal uit een jeugdboek van Ida Vos opgenomen. Het wordt gevolgd door de recensie van een indrukwekkend boek over de geschiedenis van het getto van Warschau, dat onlangs uitkwam. De presentatie van drie recent verschenen werken sluit deze rubriek en daarmee ook het Herdenkingsnummer zelf af. – H.S.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:03 Pagina 3
3
Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2010 Zondag 31 januari 2010
O
p zondag 31 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité de jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitzherdenking bij het Auschwitz Monument (Spiegelmonument van Jan Wolkers) in het Wertheim¬park in Amsterdam. Aansluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in de Park Lounge en een cultureel programma in de Forum zaal van de RAI. Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van burgemeester Job Cohen van Amsterdam, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 30 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein. U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in de RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15. Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de parkeergarage onder het wooncomplex Valkenburgerstraat-ingang Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende parkeerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage.
Lunchbijeenkomst De Forum Lounge van de RAI gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten. In de Forum Lounge staat weer een boekentafel. Een deel van de opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.
Foto Dirk P.H. Spits ©
Cultureel programma Het culturele programma wordt om 15.15 uur gepresenteerd in de Forumzaal van de RAI. Prof. Dr. A. de Swaan zal een rede houden, gevolgd door optredens van Ernst Daniël Smid, Liesbeth List, Margriet Eshuis, Maarten Peters, Carmel Quintet en Betje Weiss en haar combo. Het programma zal worden gepresenteerd door Diewertje Blok. Voor het cultureel programma dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.
Het programma samengevat: 10.00 uur:
11.00 uur: 11.30 uur: 12.15 uur: 12.30 uur: 13.00 uur: 14.45 uur: 15.00 uur: 15.15 uur: 17.15 uur:
verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan de Amstelzijde begin Stille Tocht naar het Wertheimpark Herdenking bij het Auschwitz Monument vertrek van bussen naar de RAI Forumlounge van de RAI open begin lunchbijeenkomst Forumzaal van de RAI open einde lunchbijeenkomst begin cultureel programma einde programma
Tot ziens op 31 januari! Nederlands Auschwitz Comité Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 4
Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité wordt mede mogelijk gemaakt door: A. BOEKEN - STOFFEN & FOURNITUREN WINKEL BERDY DR. SHOE - EEN ECHTE SCHOENMAKER DIAMOND POINT B.V. MARINUS VAN DIJK - DIEMEN LA ROTONDE DU MONDE – WEBDESIGN HET PAROOL DRUKKERIJ PETERS
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 5
5
Opinie
Shoah en onderwijs in Nederland Theo van Praag
Thema van het Herdenkingsnummer In ons onderwijs wordt vaak de vraag gesteld hoe men zoveel jaren na de Tweede Wereldoorlog nog aandacht kan besteden aan die oorlog. Zijn er lessen uit te trekken? Het bespreken van de moord op zoveel Joodse Nederlanders wordt nu soms overschaduwd door het Midden-Oostenconflict waar Joodse Israëliërs tegenover Palestijnen en Arabische landen staan. Heeft het een wat met het ander te maken? Kun je 1933-1945 in Nederland vergelijken met het Midden-Oostenconflict of zijn dit totaal los van elkaar staande ontwikkelingen? Voor allochtone leerlingen in de grote steden is het verschil geen vanzelfsprekende zaak en ook hun docenten weten er soms geen raad mee. Sinds 2005 staan de tien tijdvakken van de commissie De Rooy model voor het vak geschiedenis in het basis- en voortgezet onderwijs. Daarin zijn in het curriculum bij behandeling van de Tweede Wereldoorlog de Duitse bezetting, de Jodenvervolging en de Holocaust opgenomen. De leerlingen in het basisonderwijs leren inzien dat racisme en discriminatie toen leidden tot genocide, in het bijzonder op de Joden. In de basisvorming wordt ook aandacht gegeven aan het racistische en totalitaire karakter van het nationaal-socialisme. Daarnaast heeft de minister van onderwijs zes jaar geleden het pleidooi uit het veld voor een sterkere verankering van WOII in de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs overgenomen. In kerndoel 37 staat nu dat de leerling ’… leert in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen’.
Vijf voorbeelden Er zijn tal van mogelijkheden om lessen uit de Shoah te trekken en in breder verband te laten zien wat het betekent als een land in oorlog is. De redactie heeft daarom in dit Herdenkingsnummer dit thema gekozen en schetst een aantal voorbeelden die het onderwijs kan gebruiken. Het foto- en poëzieproject Buren in Amsterdam geeft in twaalf ‘stappen’ aan hoe een docent met zijn leerlingen op een willekeurige basisschool of in het voortgezet onderwijs in Nederland een vergelijkbaar project kan opzetten. Aan elke ‘stap’ is in de handleiding één hoofdstuk gewijd.
De oorlog dichtbij huis is een format dat door het Herinneringscentrum Kamp Westerbork vaker gebruikt is. Het bijzondere aan het Alphense project voor het voortgezet onderwijs in dit nummer is, dat verklaringen van niet-Joodse getuigen ook een belangrijke rol spelen. Men maakte daarbij gebruik van plaatselijke bronnen en archieven en van de archieven van het Herinneringscentrum zelf. Beginnend bij de opkomst van het nazisme, de anti-Joodse wetten en het antisemitisme in nazi Duitsland, gaat men naar de bezetting van Nederland, de maatregelen om de vrijheid van de Joodse bevolking steeds meer in te perken, de onteigeningsprocedures en tenslotte de fysieke ‘verwijdering’: de moord. Ernst Verduin, die als overlevende naar scholen gaat, legt in een interview zijn drijfveer uit: ‘Ik vind het van belang dat deze gebeurtenissen doorverteld worden, opdat niet vergeten wordt. Ik zie de situatie in Soedan en denk dan bij mezelf hoe essentieel het is dat men blijft leren van de geschiedenis. Uit de Holocaust moet lering getrokken worden, maar we zijn er nog lang niet helaas.’ In de afgelopen vijf jaar heeft Diversion in een project Tweede Wereldoorlog in Perspectief aandacht gegeven aan de oorlog toen en nu. In dit project geven peer-educators, studenten van Joodse en van Islamitische achtergrond een aantal lessen aan leerlingen over enerzijds de Tweede Wereldoorlog en anderzijds het Midden-Oostenconflict. Hoe moeilijk dat is blijkt wel uit de terughoudendheid van veel docenten om over dit soort ‘moeilijke’ onderwerpen in etnisch gevarieerde klassen te praten. Diversion heeft nu met veel succes de peer-educators in 100 VMBO-klassen in grote steden met deze onderwerpen laten werken. Tenslotte in het op onderwijs gerichte deel van dit herdenkingsnummer aandacht voor het Twin project dat is ontwikkeld voor jongeren in Nederland die behoren tot de Roma en Sinti-groep. Een probleem was dat deze jongeren niet lang op dezelfde plek bleven, en ook geen traditie kenden waarin studeren en scholing door regulier onderwijs een belangrijke sol spelen. Alle praktische kennis van Sinti werd op een natuurlijke manier doorgegeven door ouderen aan jongeren. Het grootste obstakel iets te leren was het terechte wantrouwen ten opzichte van de omringende samenleving. Een ‘Twin-intermediair’ bestaande uit één Sinti of Roma met één burger samen helpen Sinti en Roma in het gebruiken van bestaande voorzieningen en het oplossen van hiermee gepaard gaande problemen. Dit project is speciaal bedoeld voor Roma en Sinti-jongeren, maar van de positieve ervaringen zou men heel goed ook bij andere jongeren met een weinig Nederlandse achtergrond, bijvoorbeeld kinderen van nieuwe migranten, gebruik kunnen maken. Niet alleen is onderwijs over de Tweede Wereldoorlog verbonden met hedendaagse ontwikkelingen belangrijk om ‘de boel bij elkaar te houden’ maar het kan ook een voorwaarde zijn tot het bijdragen aan een humane samenleving waarin men verdraagzaam is ten opzichte van anderen.• Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 6
6 Opinie
Lesgeven over de Holocaust Interview met Ernst Verduin Emilie Kuijt
E
rnst Verduin (1927) geeft inmiddels al ongeveer vijftien jaar les op scholen en andere locaties in Nederland, België en Duitsland over zijn ervaringen tijdens de Holocaust. Verduin was in januari 1943 15 jaar oud toen hij met het hele gezin opgehaald en in Kamp Vught gevangen gezet werd. Via Westerbork werd hij in september 1943 op transport gesteld naar Auschwitz/ Birkenau waar hij, door over te lopen van de groep die geselecteerd was voor de gaskamer naar de groep die geselecteerd was voor een werkkamp, terechtkwam in Monowitz, ook bekend als Auschwitz III, waar zij als slavenarbeiders ‘mochten’ gaan werken. Tot januari 1945 bleef Verduin in Monowitz, waarna hij met een van de beruchte dodenmarsen mee moest. Het is hem gelukt in Gleiwitz, Auschwitz IV, op een kolentrein te klimmen die naar Buchenwald ging. Hier is hij op 11 april 1945 bevrijd door de Amerikanen.
Gastlessen ‘Begin jaren ’90 werd ik gevraagd om bij de Rotary in Tiel te vertellen over mijn ervaringen’, vertelt Verduin over het ontstaan van het lesgeven. ‘Kort daarna zag ik een oproep van Herinneringscentrum Kamp Westerbork voor gastdocenten, heb contact opgenomen en ben meteen aan de slag gegaan. Inmiddels geef ik ongeveer 50 gastlessen per jaar, meestal georganiseerd door Westerbork, maar ook het Centrum voor Holocaust en Genocide Studies in het kader van de Holocaust Memorial Day, of bij andere organisaties zoals Duitse oorlogsbegraafplaatsen en Rotary groepen die mij benaderen. Ik sprak altijd al makkelijk over mijn ervaringen in het kamp, dus lesgeven sluit daar goed op aan. Er is me wel eens gevraagd of ik vertellen als een bevrijding van mijn eigen gedachten zie, en wellicht is dat ook wel zo en verwerk ik deels door erover te vertellen’. Verduin legt zijn drijfveer verder uit: ‘Ik vind het van belang dat deze gebeurtenissen doorverteld worden, opdat het niet vergeten wordt. Ik zie de situatie in Soedan en denk dan bij mezelf hoe essentieel het is dat men blijft leren van de geschiedenis. Uit de Holocaust moet lering getrokken worden, maar we zijn er nog lang niet, helaas. Ik voel het zelfs een beetje als mijn plicht en ik moet dit werk van mezelf doen, zo lang ik het nog goed kan. Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Ernst Verduin (foto Emilie Kuijt)
Want hoe lang kan ik het nog? En hoeveel zijn er met mij, die het nog kunnen? Daarom doe ik het zoveel mogelijk. Juist ook nu blijft het belangrijk, mede om discriminatie in te perken. Ik doel op discriminatie in de ruimste zin, want juist nu worden bijvoorbeeld Moslims veel gediscrimineerd. Daarom breng ik, als ik op scholen lesgeef, mijn verhaal ook veel in verband met discriminatie en pesten, zoals dat nu bestaat. ‘Brillenjood’, zoals ze vroeger naar mij riepen, dat hoor je immers tegenwoordig nauwelijks meer, maar andere woorden des te meer’.
Persoonlijk verhaal De lessen die Ernst Verduin geeft zijn geen geschiedenis van de oorlog in ruime zin, maar juist een persoonlijk verhaal van zijn ervaringen. Verduin verklaart: ‘Ik vertel specifiek mijn (familie-) geschiedenis, aangepast in toon natuurlijk aan de plaats en de klas of groep waaraan ik lesgeef, maar altijd het persoonlijke verhaal. De toon van het verhaal is erg belangrijk.Ik probeer het ontspannen te doen, met niet al te veel gruwelijkheden. Mijn verhaal is op zich zelf al erg genoeg. Maar juist diegenen die het niet meer na kunnen vertellen, die hebben de gruwelijkheden ondergaan die aan de kinderen duidelijk gemaakt moeten worden.’ Verduin betrekt ook afbeeldingen in zijn lessen, om de verhalen iets concreter te maken: ‘Ik laat foto’s zien via een laptop en beamer; moderne techniek maakt het wat makkelijker! Één van deze foto’s is in Buchenwald vlak na de bevrijding, en daar staat een platte open wagen op vol met lijken. Kinderen schrikken daar vaak van, en vroeger dekte ik dat stukje van de foto dan ook af, maar tegenwoordig zijn ze toch iets meer gewend. Die foto toont wel de betrekkelijkheid; ik vond Buchenwald in vergelijking met wat ik verder had meegemaakt niet zo erg, maar ik zie hun reacties en weet dan: zo erg was het dus wel. Om deze reden eindig ik mijn lessen dan ook altijd positief, het moet niet somber zijn. Ik vertel hoe ik bij terugkomst het lyceum heb afgemaakt, economie heb gestudeerd en hoe ik nu heerlijk kan genieten met
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 7
7
mijn familie en vooral van mijn kleinkinderen. Ook dit positieve deel moet verteld worden’. Op de vraag hoe hij het ervaart om specifiek als overlevende voor de klas te staan verklaart Verduin: ‘Ik wil dat de kinderen er echt iets bij voelen, als ik vertel. Kinderen voelen ook de openheid die ik betracht, en reageren daarop. Als ik op scholen in mijn omgeving lesgeef, kom ik ze later in de buurt wel eens tegen, en dan vragen ze hoe het met me gaat. Die betrokkenheid vind ik mooi. Het is bovendien zo, dat interesse en respect juist vaak uit hoeken komen waar je het niet verwacht. Slechts één maal heb ik tijdens een gastles op een VMBO school een probleem gehad. Een jongetje riep toen midden in mijn verhaal ‘Joden vermoorden Palestijnen’. Ik heb tegen hem gezegd dat zo’n opmerking over een heel ander onderwerp gaat, waar ik nu niet over aan het spreken ben’. Hij stelt dan dat hij vooral teleurgesteld was, dat de docente in dat geval niet durfde in te grijpen: ‘Dat was echt een negatieve gebeurtenis, maar daar is een taak voor de school weggelegd volgens mij. Over het algemeen zijn mijn ervaringen met lesgeven positief. Ik merk het bijvoorbeeld aan de totale stilte die er in de klassen heerst. Van tevoren ben ik soms door een docent gewaarschuwd voor ’n paar druktemakers, maar daar merk ik niks van, juist die jongelui zijn muisstil. De sfeer tijdens een les is altijd goed, de leerlingen hangen aan mijn lippen en willen elk woord horen. Na afloop stellen ze vragen, en
soms moeten ze een werkstuk maken over de oorlog. Dat vind ik altijd een goede ontwikkeling, als leerlingen er zelf mee aan de slag moeten gaan’.
Opnames van het lesgeven Verduin ziet de toekomst van het lesgeven over de oorlog positief in: ‘Het is heel belangrijk dat er opnames van mensen worden gemaakt tijdens het lesgeven. Een beetje zoals het bekende ‘Spielberg-project’ waarbij overlevenden hun verhaal vertelden, maar dan specifiek opnames van mensen die voor de klas staan. Dit soort opnames kunnen later getoond worden en de verhalen voort laten bestaan! Misschien zouden juist ook vragen van leerlingen gefilmd moeten worden. Dan blijkt immers wat de leerlingen bezighoudt en scholen kunnen daaruit lering trekken. Tijdens een aantal van mijn lessen is er ook gefilmd, dat vind ik heel positief, want scholen krijgen op die manier een kans om via film de verhalen te vertellen als de vertellers het niet meer kunnen’. •
Ernst Verduin is gelukkig niet de enige die het belang inziet van lesgeven door overlevenden. Recentelijk is hij namelijk voor al zijn inspanningen gelauwerd tot Ridder in de Orde van OranjeNassau. Verrast met deze onderscheiding was hij zeker, en hij ervaart het als een stimulans: ‘Voorlopig hou ik er nog niet mee op!’
Ernst Verduin bij een van zijn gastlessen (foto © ASAP photography)
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 8
8 Opinie
Wat zou jij doen? Stil op straat
Een onderwijsproject en een toneelstuk Kees Visschedijk
Herinnering ‘Toen kwam woensdag 30 september. Ik was 12 jaar. Ik kan me herinneren dat er om een uur of half tien ’s morgens een lid van de Feldgendarmerie onze straat kwam binnenlopen en aanbelde op nummer 31. Mevrouw Cassier en Rika moesten meekomen. Rika droeg twee koffers en haar moeder een handtas toen ze met de Duitser richting IJsbaanterrein gingen. Veel tijd om daar aandacht aan te besteden had ik niet want mijn moeder riep, dat ik zo snel mogelijk mevrouw en mijnheer Van Dien moest waarschuwen dat de Duitsers eraan kwamen.’ – Ros van Leeuwen herinnert zich de dag dat de Joodse Alphenaren werden weggevoerd. Op 30 september 2007 was het 65 jaar geleden dat de deportaties startten in Alphen aan den Rijn. Om stil te staan bij deze zwarte dag organiseerde de Stichting Herdenking Joodse Vervolgingsslachtoffers Alphen aan den Rijn een waardige bijeenkomst rond het Joods monument. De Stichting vond het belangrijk dat ook in het onderwijs aandacht zou worden besteed aan dit deel van de plaatselijke Joodse geschiedenis. Vanuit verhalen van getuigen van die laatste woensdag in september 1942 ontstond het toneelstuk Nadien, dat onderdeel uitmaakt van het project. Met als thema Wat zou jij doen? heeft de educatieve afdeling van Herinneringscentrum Kamp Westerbork een indrukwekkend project en een belangwekkend document voor Alphen aan den Rijn samengesteld. Daarbij maakte men gebruik van een door hen al eerder gebruikt format. Onder de titel De oorlog dichtbij huis had het Herinneringscentrum al eerder onderwijsprojecten geschreven voor Zutphen en Assen, waarin de lokale Joodse geschiedenis centraal stond. Men maakte daarbij gebruik van plaatselijke bronnen en archieven en van de archieven van het Herinneringscentrum zelf. Voor het project in Alphen aan den Rijn volgde men nu hetzelfde patroon. Beginnend bij de opkomst van het nazisme, de anti-Joodse wetten en het antisemitisme in nazi Duitsland, gaat men naar de bezetting van Nederland, de maatregelen om de vrijheid van de Joodse bevolking steeds meer in te perken en de onteigeningsprocedures. Uiteindelijk komt het project dan uit bij de plaatselijke geschiedenis. Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
‘Het gerucht ging al gauw dat er een razzia plaatsvond en dat iedereen moest binnenblijven. Maar het kan ook zo geweest zijn dat mijn moeder me verboden had om naar buiten te gaan. Het was in ieder geval erg stil op straat. Ik ben toen naar boven naar mijn kamer op de tweede verdieping gerend en heb alles van daaruit kunnen zien. De Joden werden thuis opgehaald en uitgeladen bij het IJsclubterrein. Daar waren twee toegangshekken. Eerst zag ik iedereen het lage, groene gebouw van de ijsclub binnengaan. Kort daarna kwam men weer naar buiten en werden mannen, vrouwen en kinderen voor het gebouw opgesteld.’ – Piet Kruit, die als jongen tegenover het IJsclubterrein woonde, zag wat er op woensdag 30 september 1942 gebeurde vanuit zijn zolderkamer. Toegespitst op de Alphense situatie wordt het lesmateriaal verdeeld in thema’s. In De Joodse gemeenschap van Alphen aan den Rijn wordt in grote lijnen de geschiedenis van Joods Alphen van voor 1940 geschetst. Vlucht naar Alphen aan den Rijn vertelt het verhaal van de Joodse vluchtelingen die tussen 1933 en 1941 vanuit Duitsland naar Nederland en naar Alphen aan den Rijn gevlucht zijn. De zondebok vraagt de leerlingen stil te staan bij hun eigen situatie om daarin het verschijnsel van ‘de zondebok’ te herkennen. De razzia van 30 september 1942 beschrijft de wegvoering op klaarlichte dag van de Joodse inwoners van Alphen aan den Rijn. In het project zijn verklaringen opgenomen van oude Alphenaren die toen getuige zijn geweest van deze grote razzia. In De andere kant opkijken krijgen de leerlingen een aantal situaties gepresenteerd waarin hun gevraagd wordt wat zij zouden doen, als zij toeschouwer zouden zijn in een situatie die om ingrijpen vraagt. De herinneringen van de ooggetuigen geven een beeld van wat bekend was bij de niet-Joodse inwoners van Alphen aan den Rijn van de Jodenvervolging. Verzet in Alphen aan den Rijn wijst er op dat, hoewel de meerderheid van de bevolking lijdzaam toekeek niet iedereen zich neerlegde bij wat de Duitsers aanrichtten. Docenten die het project uitvoeren kunnen een spreker uitnodigen voor een gastles. Dat kan een getuige zijn uit Alphen of iemand die de Jodenvervolging aan den lijve onderging. Westerborkportretten richt zich op archieven, documenten en op de enkele foto’s die er nog zijn, waar namen en gegevens van de Joodse Alphenaren die zijn weggevoerd voorkomen. Door de verklaringen van de Alphenaren die getuige waren van de razzia op 30 september worden hier talrijke persoonlijke details aan toegevoegd. In dit hoofdstuk gaan leerlingen op onderzoek uit en stellen een biografie samen van enkele van hun weggevoerde plaatsgenoten. Het laatste hoofdstuk Sporen van Joods leven voert de leerlingen langs de plekken die een rol gespeeld in de geschiedenis van Joods Alphen.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 9
9
Het begin van de lijst met Joodse Alphenaren
Zware tassen ‘Mevrouw Hijmans droeg die dag twee zware tassen. Maurits liep uitgelaten om haar heen te springen. Hij had een groene feestmuts op met zo een zilveren sliert in het midden. Het leek wel of hij met zijn moeder op weg was naar een kinderfeestje. Het beeld van die kleine Maurits en zijn moeder zal ik mijn leven lang niet meer vergeten.’ – Arie Vis zag hoe mevrouw Hijmans en haar zoontje op woensdag 30 september door een politieagent naar het IJsclubterrein werden gebracht. Aan het begin van de oorlog woonden er ongeveer 90 Joden in Alphen. Een derde van hen was in de dertiger jaren hierheen gevlucht om aan de vervolging door de nazi’s te ontkomen. Aanvankelijk bleef alles ogenschijnlijk rustig en de veelal administratieve maatregelen die de Duitsers namen leken in eerste instantie nog tamelijk onschuldig. Dat de Joden vanaf half juli 1940 niet langer in de luchtbeschermingsdienst mochten werken, leek niemand te deren. Ook de registratie van wie Joods was en wie niet, het administreren van Joodse bezittingen, vond iedereen een maatregel die je kon verwachten van de Duitse bezetters die in eigen land al veel eerder begonnen waren de Joden te treiteren met hun racistische politiek. Maar toen de Duitsers in ons land eenmaal wisten wie de Joden waren, waar ze woonden en wat ze bezaten, brak de vervolging meedogenloos los. Het ene verbod volgde op het andere en de meeste ambtenaren en burgemeesters voerden loyaal uit wat de Duitse bezetters bedacht hadden. Ook in Alphen aan den Rijn. De lokale overheid riep de Joden op zich te melden en zich te laten registreren. De plaatselijke politie zag erop toe dat er geen Joden kwamen op de plaatsen die voor hen verboden waren. Bij over-
treding van deze verordeningen echter werd de strafmaat bepaald door de Duitsers. En iedereen wist dat je voor de geringste overtreding naar Mauthausen gestuurd kon worden. En iedereen was zich er inmiddels heel goed van bewust dat een verblijf in dit Oostenrijkse concentratiekamp gelijkstond aan de doodstraf. In mei 1942 werd het dragen van de Jodenster verplicht; een maand later vielen in Amsterdam de eerste oproepen in de bus om zich te melden voor ‘eventuele deelname aan een, onder politietoezicht staande, werkverruiming in Duitschland voor personeelsonderzoek en geneeskundige keuring naar het doorgangskamp Westerbork, station Hooghalen’. Op 15 juli vertrok de eerste trein van Westerbork naar Auschwitz. In Alphen aan den Rijn kreeg een aantal Joden begin augustus de oproep om op 12 augustus naar het station te gaan om van daaruit door te reizen naar Westerbork. Op die dag zag het zwart van de mensen, want ook de Joden uit de omliggende plaatsen rond Alphen aan den Rijn moesten zich melden. Op 30 september kregen 43 Joodse inwoners een oproep om zich op het terrein van de ijsbaan te melden. Aan het eind van de middag werden ze onder begeleiding van Duitse politie naar het station gebracht. Ze reisden naar Amsterdam, maar gingen de volgende dag al door naar Westerbork. Het kamp daar was overvol, omdat in die maanden tientallen transporten uit alle Nederlandse provincies het kamp binnenkwamen. In Westerbork mochten ze slechts één nacht blijven. Om het kamp te ontlasten werden ze al op 2 oktober naar Auschwitz doorgestuurd. Hier werd bijna het hele transport meteen na aankomst op 5 oktober in de gaskamers vermoord. Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 10
10 O p i n i e Vervolg pag. 9
Door het hele project De oorlog dichtbij huis lopen als rode draden de verhalen van de Alphenaren die getuige waren van de deportatie. Nu zijn het mannen die in de zeventig zijn; toen waren het jongens van zes, zeven jaar. Ze zwierven op straat, omdat het Duitse leger hun scholen in beslag had genomen. Sommige getuigen hadden contact met Joodse families; anderen zagen wat er gebeurde en beseften pas jaren later welke ramp zich onder hun ogen had voltrokken. Het project De oorlog dichtbij huis is in februari 2009 gepresenteerd en na de zomervakantie aan geschiedenissecties van de vier scholen voor voortgezet onderwijs in Alphen aan den Rijn aangeboden. Het is geschreven voor leerlingen in het derde en vierde leerjaar.
Groepsreis Auschwitz
Nadien, een toneelstuk
Hoe heb je het gedaan, m'n lief? In die felle dorstige zomerhitte tijdens die even heftig bittere winterkou heb je weten te overleven door hard te werken? Je hoorde altijd wel bij de sterken.
‘Maakt u zich toch niet ongerust, mijnheer Rozenboom. De Duitsers hebben vorig jaar toch beloofd dat ze ons met rust zouden laten? Dit is Nederland, mijnheer Rozenboom. Het zal heus zo een vaart niet lopen. U weet toch hoe de Duitsers zijn? Het blijven bureaucraten. Ook in oorlogstijd. Ze willen alles vastleggen en registreren. Pünktlich und gründlich!’ - Scène uit Nadien waarin ambtenaar De Jong Nathan Rozenboom geruststelt als hij begin 1941 zichzelf en zijn gezin moet aanmelden, omdat ze Joods zijn. Op basis van de getuigenverklaringen en het historische materiaal dat in het project gebruikt is hebben de journaliste Nancy Ubert en de auteur van dit artikel een toneelstuk, geschreven, dat in mei 2010 in het Parktheater in Alphen in première zal gaan. Dit stuk, Nadien - een stuk van nu over toen voor straks, gaat over een Joods gezin in Alphen. De personages zijn gebaseerd op mensen die echt hebben bestaan. Alle verhalen en gebeurtenissen die bekend zijn komen in dit gezin samen. In elf scènes zien we hoe de Duitsers het net rond de Joden steeds strakker trekken en hoe zij uiteindelijk geen kant meer op kunnen. Nathan en Mira Rozenboom hebben twee kinderen, Levi en Lies. Nathan heeft met zijn vader Bram een manufacturenzaak in het centrum. In de openingsscène van Nadien houdt de burgemeester van Alphen eind 1940 een kersttoespraak voor zijn ambtenaren. In de laatste scène pakt het gezin de koffers in om zich naar het terrein van de ijsbaan te begeven. Ook in Nadien is de vraag ‘Wat zou jij doen?’ belangrijk. De spelers zullen tijdens het spel het publiek proberen uit te dagen om stelling te nemen in situaties waarin mensen, toen en nu, al of niet gedwongen, voor bijna onmogelijke keuzes komen te staan. Nadien wordt gespeeld door Productiehuis Alphen. •
Kees Visschedijk is docent Engels aan het Ashram College in Alphen aan den Rijn. Hij heeft ook als taak scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Rijnstreek te ondersteunen bij het aanbieden van cultuur, kunst en erfgoed. In dat verband is dit project tot stand gekomen. Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Hoe is het je vergaan, m'n lief? Nadat ons reisgezelschap ruw uiteen is getrokken jij niet langer zelf je koffer hoefde dragen je je eigen kleren achterliet daar zelfs betrof dit al je lichaamshaar. Hoe heb je het ondergaan, m'n lief? Een "kamer" delen met zo vele onbekenden je gemeenschappelijk wassen als groepsuitjes een bezoek aan 't toilet zelfs slapen deed je er in één groot bed.
Wat hebben ze je aangedaan, m'n lief? Nadat we die trein moesten verlaten en jij nog voor even haast tastbaar er toch niet langer meer was voor mij ons gezamenlijke leven ging voorgoed voorbij. Wat hebben ze met je gedaan, m'n lief die laatste dagen van je leven jij, zo onbeschermd weerloos tegelijkertijd sterk. Ik kan er alleen maar angstig van dromen had de dood niet wat eerder bij ons kunnen komen? Waarheen ben je verwaaid, m'n lief over het verdoemde land van dit kamp of belandden ook jouw resten in het water? Het was hoe dan ook inbegrepen bij de prijs van deze onomkeerbaar verzorgde groepsreis. Ruud Bloemendal
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 11
11
Opinie
Lessenproject ‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’ gaat landelijk Emilie Kuijt
I
n september 2006 verscheen in dit Bulletin een stuk over het lessenproject ‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’, ontwikkeld door Diversion, bureau voor maatschappelijke innovatie. Dit afgelopen schooljaar heeft Diversion zijn initiatieven voortgezet en is een landelijke pilot gestart, waaraan 100 VMBO klassen in acht verschillende gemeenten hebben deelgenomen. Een lessencyclus bestaat uit drie lessen over de Tweede Wereldoorlog, gevolgd door drie lessen over het Midden-Oostenconflict. Door middel van dit project werden gedurende het jaar bijna 2500 leerlingen bereikt, in lessen die worden verzorgd door twee peereducators: studenten van Joodse en islamitische afkomst. Na een start in 2004 met slechts 10 klassen in Amsterdam is dit een enorme sprong voorwaarts. Tijd voor een evaluatiegesprek.
Grootsteedse problematiek Linda Hendrix, Senior Projectleider bij Diversion, legt de behoefte aan de landelijke pilot uit, en bespreekt de effectiviteit van een grootschalige aanpak: ‘Het is een grootsteedse problematiek die veel jongeren en scholen bezighoudt, waardoor docenten aangaven behoefte te hebben aan dit project. Het effect zat dan ook vooral in de hoeveelheid klassen per school waarop wij lesgaven. Door ons concept kan een hele school tegelijkertijd aangepakt worden, aangezien de lessen in alle klassen gelijktijdig kunnen plaatsvinden, en de sfeer op een school wezenlijk kan veranderen. Het blijft uiteraard wel de bedoeling dat we dit project voortzetten, aangezien een school ieder jaar natuurlijk nieuwe scholieren erbij krijgt’. Hendrix vertelt dat er de afgelopen jaren ook hard gewerkt is om het project tot een succes te maken: ‘We zijn professioneler geworden, met name in onze voorbereiding van peer-educators, en hun training. Ook spelen actualiteiten een rol: naar aanleiding van de Libanon-oorlog is er een hoofdstuk in ons boek gewijzigd. Het concept peer-education is ook gegroeid en succesvol geble-
ken, waardoor het op meerdere projecten inzetbaar is. Het middel is dus goed gelukt om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken. Bij dit soort onderwerpen helpt het vaak als er studenten voor de klas staan: een peer-educator snapt beter hoe jongeren denken en wat ze willen. Les krijgen van iemand die je begrijpt heeft meer effect, en de boodschap wordt daardoor beter verwerkt’. Hendrix geeft aan dat ook peer-educators natuurlijk voor problemen kunnen komen te staan: ‘Wat lastig kan zijn, is dat de peer-educators niet altijd weten waar scholieren hun informatie vandaan halen, wat de bronnen zijn waar zij hun meningen op baseren. Met name in geval van actualiteiten in het MiddenOosten kan dit een rol spelen tijdens de lessen’.
Historisch besef Hendrix voegt toe: ‘We zijn blij dat zoveel scholen dit project wilden hebben, hoewel er in het begin soms angst bestond. Docenten waren bang voor de reacties van de scholieren, en vreesden dat er wellicht beveiliging nodig zou zijn. We hebben echter zelf geen inhoudelijke of structurele problemen gemerkt met deze landelijke pilot. Natuurlijk, incidenten vinden af en toe plaats, maar het viel achteraf mee. Toch blijft een project als ‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’ nodig: voor sommige docenten blijft het moeilijk om onderwerpen als de Tweede Wereldoorlog en het Midden-Oostenconflict bespreekbaar te maken. Ze gaan het daarom liever uit de weg’. Diversion heeft de resultaten van de landelijke pilot zelf ook onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat het project duidelijk bijdraagt aan het vergroten van de algemene kennis van scholieren en hun historisch besef bevordert. Ook blijken scholieren in staat genuanceerder over de onderwerpen te denken en hun meningen wat beter te onderbouwen. Peer-educators gaven aan dat het belangrijkste resultaat van het project in hun ogen het verminderen van vooroordelen ten opzichte van Joden en het MiddenOostenconflict is. Diversion hoopt dat deze resultaten inderdaad tot een voortzetting zal leiden van de landelijke pilot. •
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 12
12 O p i n i e
Buren, een herinneringsproject Theo van Praag
I
n alle dorpen en steden in Nederland wonen en woonden mensen. Door de eeuwen heen waren dat Nederlanders van alle gezindten. Tot 1940. Toen werd ineens onderscheid gemaakt tussen Joodse Nederlanders en anderen. Joden woonden op vele plaatsen in wisselende aantallen, soms enkelen of tientallen, soms honderden of zelfs duizenden zoals in de grote steden. Van de 135.000 Nederlandse Joden zijn er 107.000 gedeporteerd van wie er maar zo’n 5000 terugkeerden. Op internet is voor de vermoorde Nederlandse Joden een Digitaal Monument opgezet om de herinnering levend te houden aan alle mannen, vrouwen en kinderen die tijdens de Duitse bezetting als Joden zijn vervolgd en die de Shoah niet hebben overleefd. Het Digitale Monument is een soort digitale Joodse begraafplaats. Bijna alle namen op het Monument zijn van personen zonder een echt graf. De historicus Isaac Lipschits heeft dit monument opgezet, geïnspireerd door de zinsnede uit de Tora (Bijbel) ‘… opdat diens naam uit Israel niet uitgewist worde’ (Deuteronomium 25:6). Lipschits zei daarover in een kranteninterview (NRC Handelsblad, 28 januari 2000): ‘Als een gehuwde man zonder kinderen kwam te overlijden dan moest zijn weduwe met een zwager trouwen en kinderen krijgen, opdat de naam van die man niet uitgewist
H
werd. Zo staat het in Deuteronomium. Die naam, die niet verloren mag gaan, is belangrijk in het Joodse geloof. In de Tweede Wereldoorlog zijn hele familietakken gewist. Al die namen wil ik terugbrengen in de herinnering. Dat is mijn drijfveer. Daarom wil ik voor elke persoon afzonderlijk de levensomstandigheden uit het begin van de oorlog reconstrueren: naam, adres, leeftijd, beroep, maar ook de samenstelling van het gezin waar iemand toe behoorde, hoe dat gezin woonde, het aantal kamers en de meubilering, of er boeken in huis waren, schilderijen, muziekinstrumenten. Welke sieraden iemand bezat. Aan elke naam worden dus zoveel mogelijk gegevens gekoppeld die iets zeggen over de familiebanden, de welstand, de culturele belangstelling of liefhebberijen. We kunnen ons dan een beeld vormen hoe deze mensen hebben geleefd.’
Proefproject In aansluiting daarop is in een Amsterdamse buurt een foto- en poëzieproject BUREN opgezet voor basisscholen over de vervolging van de Joden in Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Een proefproject werd opgezet op de Dongeschool, een openbare basisschool in de Rivierenbuurt, gesticht in de jaren dertig van de vorige eeuw door de gemeente Amsterdam. In die buurt woonden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog 17.000 Joden. Meer dan 13.000 van hen zijn vermoord. Om de school woonden in 1941 op 62 adressen 187 Joden; 45 hebben de oorlog overleefd. Leerlingen van de bovenbouw hebben onder leiding van hun docenten Frieda IJsebaert en Ilja Culp – en fotografe Jenny Wesly en dichter Jos van Hest – de adressen gefotografeerd en gedichten geschreven. Er werd een expositie gemaakt met als naam Rondom het schoolplein. Ido Abram bedacht het educatief concept en coördineerde het proefproject. Van te voren was de buurt – de bewoners van de huizen om het schoolplein – door middel van een brief van het project op de hoogte gesteld. De leerlingen konden daarna ongestoord de adressen fotograferen. Ook kregen de buurtbewoners een uitnodiging voor de expositie.
et Digitaal Monument Joodse Gemeenschap Nederland is te raadplegen op http://www.joodsmonument.nl/article550153-nl.html. Over de Holocaust in Nederland bestaan talloze geschikte inleidingen, ook voor het basisonderwijs. Zie bijvoorbeeld de onderwijsapplicatie 2000 woorden en 200 beelden (Vervolging en deportatie van de Joden in Nederland 1940-1945) op de website van het Nederlands Auschwitz Comité: http://www.auschwitz.nl/nac/actueel/onderwijs-instrument. Het Algemeen traject foto- en poëzieproject BUREN geeft in twaalf stappen aan hoe een docent met zijn leerlingen op een willekeurige basisschool in Nederland een vergelijkbaar project kan opzetten. Aan elke stap is in de handleiding één hoofdstuk gewijd. 1. Docent kiest de omgeving van de school, 2. Docent voert in Digitaal Monument Joodse Gemeenschap Nederland de straten/ pleinen uit de omgeving in, 3. Docent verdeelt de adressen over de leerlingen, 4. Docent geeft een inleiding op de Holocaust en de rol van ‘buren’, 5. Leerlingen maken een uitdraai van de relevante informatie op het Digitaal Monument, 6. Leerlingen maken foto’s, 7. Leerlingen maken gedichten, 8. Leerlingen schrijven op kiezelsteentjes de namen van de omgebrachte Joden (het is een klassiek Joods gebruik om een steentje te leggen op een graf), 9. Elke leerling maakt zijn / haar eigen paneel, 10. Docenten en leerlingen maken een expositie van de panelen, 11. Openingsritueel van de expositie, 12. Leerlingen leiden ouders en andere bezoekers op de expositie rond.
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 13
13
Herinnerings-kiezelsteentjes met de namen van omgebrachte Joden (stap 8 uit het project) (foto Jenny Wesly)
Leerlingen fotograferen een woning met een Joodse geschiedenis (stap 6 uit het project) (foto Jenny Wesly)
Op de website van het Digitaal Monument staan de handleiding en het draaiboek van het project (zie apart kader), waarmee docenten en ouders en vrijwilligers op diverse plaatsen dit initiatief kunnen navolgen. In geen stad van Nederland woonden zo veel Joden als in Amsterdam, maar ook buiten Amsterdam woonden (veel) Joden in dorpen en steden. Het project is uitgetest op een basisschool, het is echter ook geschikt voor het VMBO.
en een vriendelijk ontvangstcomité bood mij meteen eten en drinken aan. In een ruim lokaal stonden de expositiedecors overzichtelijk opgesteld. Aanvankelijk werd ik begeleid door Jim en Nick die mij de nodige tekst en uitleg gaven. Al snel werden zij afgelost door Nikki en Fetija en ik heb helaas de beide jongens niet meer gezien voor de fotosessie. Fetija had Dongestraat 15, het huis van Hanne Jalowitz en het gezin Tichauer, bezocht. Niki beschreef het huis, één etage hoger, van het gezin Nico Prins bestaande uit vader, moeder en dochter. Dit gezin is op 22 oktober 1944 in Auschwitz om het leven gebracht. Al met al een interessante ervaring om te zien hoe de kinderen toch stil hebben gestaan bij het immense leed dat vele buurtbewoners jaren geleden is overkomen. Het is goed dat de kinderen weten wat er is gebeurd in de Rivierenbuurt. Ons, naoorlogse kinderen, is nooit iets verteld over deze geschiedenis.’ •
Expositie Een oud-buurtbewoner schrijft op de website van de Rivierenbuurt: ‘Op 15 mei heb ik een bezoek gebracht aan de Dongeschool omdat ik natuurlijk geïnteresseerd ben in de geschiedenis van de Rivierenbuurt maar het meeste nog was ik benieuwd naar wat de kinderen er van gemaakt hadden en hun ervaringen daarbij. Ik stalde m’n motor in de Dintelstraat en liep het immense schoolplein van de Dongeschool over en kreeg gelijk weer het ‘lagere schoolgevoel’. De schooldeur was uitnodigend geopend
(zie www.zuidelijkewandelweg.nl/tijdtijn/dongeschool.htm).
Kampoverlevenden van Auschwitz gezocht voor filmopnamen
H
et aantal overlevenden, dat uit eigen herinnering over de kampen kan vertellen, neemt af. Er zijn nog maar weinig Nederlandse overlevenden van Auschwitz bekend. Daarom is het van bijzonder belang de herinneringen van overlevenden aan de plek van hun vervolging vast te leggen. In het verleden is dat op verschillende manieren gebeurd: in boeken, artikelen, films. Stichting Stepstone – een initiatief van televisiemakers Hella van der Wijst en Kolijn van Beurden – heeft nu het plan overlevenden op de historische locatie zelf te volgen en hun herinneringen vast te leggen in de vorm van een audiotour. Het Herinneringscentrum Kamp Westerbork is benaderd voor de inhoudelijke begeleiding en het Ministerie van VWS (OHW) voor de financiële ondersteuning. Een audiotour houdt in dat op de plek zelf persoonlijke herinneringen van gevangenen in beeld en geluid vastgelegd worden. Mensen die een bezoek willen brengen aan een voormalig concentratie- of vernietigingskamp kunnen deze audiotours via internet downloaden. De routes worden in de vorm van een
audio-/beeldtour beschikbaar gesteld via de website van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en kunnen worden overgezet op de geluidsdrager van de bezoeker. Inmiddels hebben opnames plaatsgevonden met overlevenden van de kampen Ravensbrück, Bergen-Belsen, Theresienstadt en Sobibor. Dankzij bemiddeling van het Nederlands Auschwitz Comité is inmiddels een overlevende bereid gevonden over de eigen ervaringen in Birkenau te vertellen. Men is nu nog op zoek naar een overlevende die in het Stammlager van Auschwitz gevangen heeft gezeten en in beginsel bereid is hierover in gesprek te gaan. Het is niet noodzakelijk dat de geïnterviewde in Nederland woont. Ook belangstellenden die in Israël, de Verenigde Staten of elders ter wereld wonen, worden verzocht contact te zoeken. Contactpersonen zijn Christel Tijenk of Erik Guns van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, bereikbaar via telefoonnummer +31(0)593-592600 of info@kampwesterbork.nl Jacques Grishaver, Nederlands Auschwitz Comité Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 14
14 O p i n i e
Educatie in vrijwilligerswerk ASF vrijwilligers in Nederland Sun Jenzen en Karen Polak
Aktion Sühnezeichen Friedensdienste (ASF) stuurde vijftig jaar geleden de eerste Duitse vrijwilligers naar Nederland. Inmiddels zijn ruim zevenhonderd jongeren hier als vrijwilliger aan de slag gegaan. Bij projecten in de daklozenzorg, de opvang van asielzoekers of drugsverslaafden, maar ook in oorlogs- en herinneringscentra. Zes Duitse vrijwilligers vertellen over de betekenis van zo’n jaar in Nederland en het belang van ontmoetingen. Bij de vraag wat hun het meest is bij gebleven van de ervaringen in Nederland spreken ze allemaal over de herinnering aan gesprekken met verzetsmensen.
Verzetsstrijders Almuth Heck was in 1997 vrijwilliger bij de Anne Frank Stichting in Amsterdam. Zij is nu lerares Engels, geschiedenis en maatschappijleer op een middelbare school in Berlijn. ‘Ik was negentien en het was vooral bijzonder hoe veel ik mocht proberen. Ik werkte bij de educatieve dienst. Mensen vonden het leuk dat ik er was en ik kreeg de ruimte. Zo kwam ik er achter wat ik kon en wat ik niet kon. Het is geweldig dat je in twee uur een groep leerlingen veel kunt vertellen over Anne Frank en de tijd waarin zij leefde, maar ook een goed gesprek met hen kan hebben. Ik heb vooral door het contact met verzetsstrijders een andere visie op het leven gekregen en daar praat ik ook vaak over. Dick Neijssel, Truus Menger en Mirjam Ohringer waren zo positief en motiverend. De ervaringen van dat jaar hebben me gebracht waar ik nu ben: enthousiast aan het werk met jongeren.’ Vanessa Kienzle was vier jaar geleden de eerste ASF vrijwilliger in Nationaal Monument Kamp Vught. Zij komt uit Winnenden, bij Stuttgart, waar zij sociale wetenschappen studeert. Ze is nu voor een jaar uitwisselingsstudent in Toronto, Canada. ‘Scholieren in Duitsland horen vaak dat de misdaden van de Nazi’s niet hun schuld zijn en dat ze er alleen verantwoordelijk Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
voor zijn dat het nooit meer gebeurt. Maar toch, er is ergens in hun achterhoofd de vraag: wat heeft mijn familie in die tijd gedaan? Geert van Rijckevorsel-van Kessel (1923-2008) was ook vrijwilliger in Vught en tijdens de Tweede Wereldoorlog een Nachtund-Nebel-gevangene die in talloze gevangenissen en een concentratiekamp, Hinzert bij Trier, had gezeten. Van hem heb ik geleerd, dat als je haat in je hart blijft dragen, er nooit vrede zal komen. Vorig jaar was ik in maart in Vught voor een studiedag en hoorde daar ter plekke dat in mijn eigen stad, Winnenden, net een bloedbad was aangericht op een school, 500 meter van mijn huis. Een oud-leerling had zeventien jongeren gedood. Ik stond bij het kindermonument in Vught en keek naar al die namen en de leeftijden, net zo oud als de kinderen op de school in Winnenden; een hele rare gewaarwording. In juli organiseerde ik, weer thuis, een gesprek met de jongeren van Asarja e.V., een oecumenische jongerengroep, om te praten over wat hen bezig hield; hun vragen en hun haat. Ik vertelde ze dat als je doorgaat met haat er nooit vrede komt en ik had de indruk, ook van gesprekken met hun ouders later, dat het ze wel aan het denken had gezet. Je kunt ook zeggen dat hoe ik nu met geschiedenis om ga door mijn vrijwilligersjaar in Vught anders is geworden.’
Antidiscriminatie Malte Otremba was het afgelopen jaar (2008-2009) vrijwilliger in Vught. Inmiddels studeert hij internationale betrekkingen in St. Gallen, Zwitserland. ‘De ervaringen in Vught hebben voor een deel mijn karakter gevormd. De interesse voor andere landen en culturen en een open en tolerante omgang met mensen is er door ontwikkeld. Ik heb een seminar mogen organiseren voor jongeren uit Rusland, Duitsland, Oekraïne, Polen en Wit-Rusland, die allemaal naar Vught kwamen. De deelnemers hadden presentaties over monumenten en de herinneringscultuur in hun eigen land voorbereid. Dit leidde tot interessante discussies over de verschillen tussen West-Europa en de voormalige communistische landen. Dit vond ik zo verrijkend dat ik nu vanuit de universiteit in St. Gallen een programma met de universiteit van Tel Aviv help organiseren. Door met een groep studenten één week in elk land door te brengen willen we meer kennis over en begrip voor elkaar te weeg brengen.’ Eugen Weiss werkt vanaf september 2009 bij Art. 1 in Rotterdam. Art. 1 is de nieuwe naam van wat vroeger Aric heette en daarna LBR. Het is de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie en verenigt de antidiscriminatiebureaus in zich. ‘Ik heb in mijn eerste jaren in Kazachstan genoeg geweren gezien en had alleen al daarom geen zin om in militaire dienst te gaan. Vanaf mijn tiende woon ik in Hamburg. Omdat ik vroeg van school ging om te werken werd ik opgeroepen voor militaire dienst. Ik ging op zoek naar vervangende dienstplicht en kwam zo in het buitenland.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 15
15
Vanessa Kienzle in Nationaal Monument Kamp Vught geeft uitleg bij de maquette van het kamp (foto: imagedejacques.nl <http://www.imagedejacques.nl/>)
Met ASF ben ik nu vijf dagen op de Margriet Winter Fair in de Jaarbeurs Utrecht geweest. We hebben 500 mensen gevraagd naar Artikel 1 van de grondwet; er waren er maar twee die wisten wat dat inhield. Ik sprak voornamelijk Engels met de jongere bezoekers. De taal leren is nog de grootste uitdaging. In het voorjaar, rond de Meidagen, zal ik het bezoek van de ASF-vrijwilligers aan scholen organiseren. Dan gaan we met leerlingen in gesprek over het thema verzet, maar ook over ASF, over vooroordelen en discriminatie. Zelf heb ik ervaren hoe het is om als ‘lastige Rus’ beschouwd te worden, ook door de overheid. Ik heb de typische Russische rrr in mijn uitspraak, dus daaraan merken mensen dat ik niet Duits ben van oorsprong, ook al zijn mijn voorouders Wolga-Duitsers.’
Verantwoording nemen Ook Tine Tilde is dit jaar in Nederland aangekomen. Zij woont en werkt met vluchtelingen in een leefgemeenschap in de Bijlmermeer. Geïnspireerd door de Amerikaanse christelijke beweging The Catholic Workers biedt het huis een onderkomen voor vluchtelingen, die soms wel en soms niet uitzicht hebben op een verblijfsvergunning. Solidariteit en samen delen staan voorop. ‘Ik heb gekozen voor ASF omdat de ideeën van deze organisatie overeenkomen met mijn eigen ideeën. Ik wil graag mensen helpen die in een moeilijk situatie zijn én ik wil er ook aan bijdragen dat er een beter beeld van Duitsers ontstaat. Dat Duitsers vaak als Nazi’s bestempeld worden is erg, want wij hadden natuurlijk geen invloed op wat onze overgrootouders hebben gedaan. De vluchtelingen met wie ik werk geven mij de kans om te laten zien dat Duitsers aardig kunnen zijn.’ Anke Plättner werkte in 1982 als ASF vrijwilligster bij Wise (World Information Service on Energy) in Amsterdam en ging na haar
vrijwilligersjaar journalistiek studeren in Utrecht. Ze is nu in Berlijn correspondente voor de WDR televisie. ‘Toen ik in Nederland was, was dat als Duitser nog lastig. Bij de herdenking van de Februaristaking wist ik niet zeker of ik als Duitse daar wel bij mocht zijn. Ik ben er toch een keer naar toe gegaan, maar het voelde vreemd. Nu zou ik er heel vanzelfsprekend aan deelnemen, want Nederland is veranderd. De betrekkingen met Duitsland zijn verbeterd en daardoor kan ook Sühnezeichen anders gaan werken. Het gaat nu erom om samen met andere landen iets te doen. Het gaat niet meer alleen van Duitsers uit. Je krijgt door de vrijwilligerstijd bij ASF een bepaald bewustzijn voor geschiedenis en politiek. Ik heb er verzetsstrijders ontmoet en mensen die in een concentratiekamp hebben gezeten. Dat is een heel intensieve ervaring die mensen nu bijna niet meer meemaken. Wanneer je je met nationaal-socialisme bezighoudt, ervaar je dat een vrije pers een van de belangrijkste voorwaarden voor democratie is. Dus in die zin heb ik door mijn tijd bij ASF het besef gekregen, dat ik door mijn beroep als journaliste een duidelijke rol in de maatschappij speel. Dat is wat je bij ASF leert: verantwoording nemen voor je eigen leven en voor de maatschappij.’ •
Sun Jenzen studeert geschiedenis. Zij was in 2003 ASF vrijwilligers bij de Anne Frank Stichting en werkt op kantoor bij ASF in Amsterdam. Karen Polak is voorzitter van de Stichting Vrienden ASF Nederland. Nederlandse jongeren die deel willen nemen aan een zomerkamp of interesse hebben in een vrijwilligersjaar in Duitsland, kunnen contact opnemen met Barbara Schöpping bij ASF (asf@xs4all.nl). Ter gelegenheid van het jubileum is een brochure verschenen over 50 jaar vrijwilligerswerk in Nederland. Belangstellenden krijgen deze kosteloos toegestuurd. Op te vragen via mailasf@xs4all.nl of telefoon 020 6842723. Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 16
16 O p i n i e
Altijd een verhaaltje klaar: Selma van de Perre-Velleman Carry van Lakerveld
‘We waren arm en rijk’ Selma Velleman werd in1922 geboren in Amsterdam in een liberaal Joods gezin. Zij was een nakomertje, haar twee broers, Louis en David, zijn 13 en 11 jaar ouder dan zij. In 1928 kreeg ze nog een zusje Clara. Haar vader, Barend, wilde aan het toneel, zeer tegen de zin van zijn gelovige grootvader, die hem had opgevoed en liever had gezien dat hij rabbijn was geworden. Barend Velleman zong, schreef soms zijn eigen teksten en was conferencier. Hij verfranste zijn naam tot Ben Velmon, dat klonk artistieker. Louis ging naar de Zeevaartschool en ging daarna varen bij de Hollandsche Stoomboot Maatschappij. Gedurende de oorlog was hij bij de HSM in dienst, uiteindelijk als eerste officier. In 1928 verhuisde het gezin van Zandvoort naar Amsterdam omdat Selma's vader hoopte daar werk te kunnen vinden. Hij ging lunaparken en tentoonstellingen inrichten, introduceerde de eerste poffertjeskraam in Amsterdam en ging propaganda maken voor de liberale partij. ‘We waren arm en rijk. Als er geld was, dan zei m'n vader tegen m'n moeder: Neem de meisjes mee, kleed ze volkomen aan en vergeet niet ondergoed te kopen. Maar we zijn ook wel heel, heel arm geweest.’ ‘Louis kwam op 10 mei thuis, heel vroeg, om een uur of vijf, en zei: Het is oorlog, 't is oorlog! Ik zei: Joh, laat me slapen. Maar mijn ouders stonden op en ik dus ook. Hij moest om zes uur terug zijn op zijn boot. Mijn jongere broer was ingekwartierd in Zeeland en is met zijn legerafdeling via België en Frankrijk naar Engeland overgestoken. We wisten verder niets van ze en het was dus een hele nerveuze tijd bij ons thuis’.
Oproep en onderduik In juni 1942 kreeg Selma haar oproep voor werk 'in het Oosten'. Ze werd vrijgesteld toen ze via een vroegere werkgever een baan in een bontfabriek kreeg, die onder meer wanten voor het Duitse Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Bij een excursie van Pabostudenten naar Ravensbrück vertelt Selma van de Perre-Velleman over haar kampervaringen
leger produceerde waardoor de Joodse werknemers (voorlopig) een vrijstelling kregen. Selma's vader had gehoord dat vrouwen en kinderen een vrijstelling kregen als hun mannen in een werkkamp gingen werken. Hij meldde zich en werd te werkgesteld in een kamp in Drenthe. Een dag later, in de nacht van 2 op 3 september 1942, niet toevallig op Rosh Hashana (Joods nieuwjaar), werden de werkkampen ontruimd en de mannen naar Westerbork gestuurd. De vrouwen en kinderen werden eveneens opgehaald. Zij werden allen in de maanden daarna naar Auschwitz gedeporteerd. Selma's vader is op 7 december 1942 in Auschwitz vermoord. ‘De volgende dag zei ik tegen m’n moeder: We moeten nu onderduiken want één van deze avonden komen ze ons ook halen’. Een begrafenisondernemer, die zij kenden, zorgde – voor veel geld – voor een onderduikadres in Eindhoven voor haar moeder en zusje. In 1943 werden ze verraden. Hij was gepakt en gaf in ruil voor de vrijheid de Duitse autoriteiten een lijst met alle namen en adressen van mensen die hij had laten onderduiken. Selma' s zusje Clara en haar moeder Femmetje Velleman-Spier werden op 2 juli 1943 in Sobibor vermoord.
Koerierster Selma dook onder op verschillende adressen in Amsterdam en kwam via haar vriendin Dientje Jesse, die in het verzet zat, tenslotte in Leiden terecht. Daar kwam ze in contact met een groep verzetsmensen rond een arts van het Leidse Ziekenhuis, Wim Storm en zijn vrouw An de Lange. Ze ging ook samenwerken met de groep van Joop Westerweel en zijn vrouw Wil en reisde door heel Nederland met illegale bladen. ‘Een keer moest ik naar het Zuiden, dan ging ik met An. Zij zette de koffer in het bagagenet. Ik ging een eindje verderop zitten en nam hem dan later mee. Ik kom bij Den Haag, Rotterdam, daar
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 17
17
tussenin ongeveer, en ik ga naar het toilet. Toen ik terugkwam, dacht ik dat ik in de verkeerde wagon was, verkeerde coupé, geen koffer. Het was zo'n oude, bruine koffer, zoals iedereen had, en ik kijken, maar geen koffer. Daar zat een dikke vrouw in die coupé en die zei: Zoek je iets. Dus zei ik maar nee, nee. We komen in Rotterdam, en die vrouw roept uit het raam naar de conducteur: Dat meisje hier is d'r koffer kwijt. Ik schrok me dood en er kwam een Duitser aan en die zei: Raus, raus! Dus ik d'r uit. Die Duitser vroeg wat er in die koffer zat. Dus ik zei ondergoed. Toen begon de trein te rijden en ik sprong er in en ik weg. In Dordrecht moesten we overstappen. Daar kwam de conducteur en die zei: Ik heb gehoord dat u uw koffer kwijt bent. Ja, zei ik. Wat zat erin? Ik zeg: Ondergoed. Nou ik heb een koffer hier. Oh fijn, zei ik, en ik dacht: Oh god, ik hoop niet dat het de mijne is. Hij maakte hem open en wat zat er in? Ondergoed’. ‘Op een keer stond ik op de bus te wachten naar Zeist, om naar m'n nichtje te gaan. Het begon te gieten. Ik zette m'n kapuchon op en daar kwam alleen nog een blond lokje onderuit. Ik had m'n haar geblondeerd om er nog minder Joods uit te zien. Ik ging in een portiek staan en toen de bus naar Zeist kwam, dook er een Duitse officier op die me met z'n paraplu naar de bus bracht. Een tijdje daarna kwam ik hem weer tegen en hij vroeg me of ik een kopje koffie met hem wilde drinken. Ik zei: Nee, nee, ik heb geen tijd. Morgen dan mischien? Ik kwam er niet onderuit, dus zei ik maar ja, morgen kan het wel. Ik vertelde het aan de man van Dientje. Maar die wilde dat ik bevriend met die Duitser werd om zijn papieren te kunnen stelen. Die zouden we misschien kunnen gebruiken. Dus ging ik naar zijn huis en hij zette grammofoonplaten op. We gingen dansen en we eindigden in bed. Niet dat er iets gebeurde – ik was nog een meisje en hij was eigenlijk heel lief. Toen hij even naar de badkamer moest, heb ik z'n papieren gepikt. Toen hij terugkwam had ik natuurlijk haast. Dus zei ik dat ik naar de universiteit moest en ik weg. Doodsbang was ik.’
Naar Ravensbrück In 1944 moest Selma, inmiddels voorzien van een goed persoonsbewijs op naam van Marga van der Kuyt, in Utrecht gaan wonen omdat het centraler lag. In juli ging ze op bezoek bij een van haar verzetsvrienden. In dat huis woonde een ander lid van de verzetsgroep en die kwam opeens binnen geflankeerd door de Grüne Polizei. In zijn kast vonden ze een pistool, dat was dus meteen mis. Selma werd in Utrecht in het Huis van Bewaring opgesloten en de volgende dag naar Amsterdam gebracht, naar de Gestapo in de Euterpestraat. Bij haar verhoor liet ze niets anders los dan dat ze een vriendin was die even langs kwam. Ze hield – glimlachend – stijf en strak vol dat ze met de verzetsgroep niets te maken had. Weliswaar werd haar (valse) persoonsbewijs in orde bevonden, maar vervolgens werd ze naar de gevangenis op de Amstelveenseweg gebracht. ‘Ik ben nog een aantal keren verhoord en op een gegeven moment werd me gevraagd waarom ik m'n haar had geblondeerd. Nou ja – ik had m'n verhaal al klaar – en ik zei: Wat kan een meisje doen in deze tijd, kleren kun je niet kopen, schoenen kun je niet kopen, wat kun je nou doen?
Alleen maar naar de kapper gaan. Maar bij het laatste verhoor bleek, dat ze mijn kamer hadden doorzocht en spullen hadden gevonden die ik gebruikte voor het vervalsen van persoonsbewijzen, een doosje voor de vingerafdrukken, die nam ik altijd. Ik zei dat ik die spullen bewaarde voor andere mensen’. Dat verhaal werd niet geslikt. Begin augustus 1944 werd Selma naar Kamp Vught gestuurd en op 8 september werd zij naar Ravensbrück gedeporteerd. ‘Daar kwamen we eerst in het grote kamp; dat was helemaal vol. Ik had ontzettende last van mijn darmen en op een gegeven moment kon ik niet meer van de wc opstaan om naar het appèl te gaan. Toen heeft een bewaker me van de wc afgetrokken en me met z'n riem bewusteloos geslagen. De volgende morgen lag ik in bed met twee Duitse vrouwen, aan het voeteneind, en die hebben me uit bed gesmeten en toen pas kwam ik bij bewustzijn’. Selma werd tewerkgesteld in de Siemens fabriek. Ze kreeg tyfus en kwam in de ziekenbarak, waar ze na een paar weken weer opknapte. Daarna kreeg ze werk als secretaresse van een oudgediende in de Siemensfabriek. Op 23 april 1945 werden de Nederlandse en de Belgische vrouwen bevrijd door het Rode Kruis met graaf Bernadotte. Graaf Bernadotte zou bussen sturen om hen naar Zweden te brengen. In Malmö werden namenlijsten van de groep opgesteld die naar Londen werden gestuurd, omdat Nederland nog bezet was. Selma gaf voor het eerst sinds lange tijd haar eigen naam op. Haar broer die in Londen bij de Medische Dienst werkte kreeg als eerste die lijsten in handen. Hij kwam in augustus naar Nederland en Selma keerde toen ook terug. Ze volgde haar broer naar Londen waar ze werd aangesteld als secretaresse bij de Medische Dienst. ‘In Nederland had ik niemand meer en dus bleef ik na de oorlog in Engeland waar mijn broers woonden. Zij regelden voor mij een baan op de Nederlandse ambassade. Het was een saaie baan en toen ik bij de BBC kon gaan werken deed ik dat meteen.’ Bij de BBC ontmoette Selma de Belgische journalist Hugo van der Perre met wie ze trouwde. Ze kwam wel naar Nederland, maar sprak jarenlang niet over haar oorlogservaringen. ‘Niemand vroeg er ook naar,‘ zegt ze droogjes. Er over vertellen begon pas in de jaren ’80, eerst in Engeland. In 1975 kreeg ze contact met Nederlandse Ravensbrückse vrouwen. Vanaf 2005 vertelt ze met regelmaat aan Nederlandse scholieren en Pabostudenten, ook in Ravensbrück zelf, over haar kampervaringen uit overtuiging dat het belangrijk is voor de toekomst als jeugdige generaties weten wat er is gebeurd en het horen uit de mond van een oud-gevangene. Op de dodenherdenking in Kamp Vught, 4 mei 2008, sprak Selma van de Perre-Velleman over haar ervaringen in de oorlog. Zij besloot haar overlevingsverhaal Herinneren is toekomst bieden met de woorden: ‘Een toekomst zonder haat en afgunst, te beginnen met tolerantie in de eigen omgeving.’ •
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 18
18 O p i n i e
De plaats van onderwijs bij Sinti en Roma Zoni Weisz
Zittend achter mijn bureau om dit artikel over educatie en onderwijs van Sinti en Roma te schrijven, realiseer ik me dat de cultuur hierin een grote, misschien wel de grootste rol speelt. Je geschiedenis draag je met je mee en dat bepaalt voor een groot deel het heden. Die geschiedenis kan soms ook als een rem werken op de ontwikkeling van onze jongeren. Er bestaat geen traditie van studeren binnen de Sinti en Roma gemeenschap en scholing maakte in het verleden geen deel uit van onze cultuur. In het Herdenkingsnummer van dit jaar (januari 2009, p. 29-30) heb ik al aandacht besteed aan de scholing van Sinti en Roma en ik realiseer me nu dat er weinig veranderd is. Dat kun je ook niet verwachten. Een achterstand van eeuwen werk je niet in een korte tijd weg. Dat kost tijd en moeite, maar vooral ook geduld en begrip. Het gaat langzaam, maar we zijn op de goede weg.
Jonge Sinti op weg naar school en een betere toekomst (foto SinRomActueel)
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Achterstand Eeuwenlang hebben Sinti en Roma als vreemdelingen binnen andere volken en culturen geleefd. Ze werden als pariaâ&#x20AC;&#x2122;s behandeld en vervolgd, kansloos. Men trok zich terug binnen de eigen groep. Met buitenstaanders wilde je niets te maken hebben, dat bracht alleen maar onheil. Overheden waren er altijd op uit om je naar de volgende gemeente te verjagen of over de grens te zetten. Het wantrouwen vooral naar overheden was en is nog steeds groot. Sinti en Roma hebben nog steeds een behoorlijke achterstand en het opleidingsniveau is over het algemeen laag. Onder de Roma in Oost Europa zijn nogal wat uitzonderingen. Daar zijn Roma die een goede opleiding hebben gehad en behoorlijke posities in de maatschappij bekleden, ook in overheidsdienst. Ik ken zelfs een Roma staatssecretaris. Waarschijnlijk speelt hier mee dat Roma voor het overgrote deel al heel lang sedentair leven, dus een vaste woonplaats hebben. Dit in tegenstelling tot Sinti die heel lang nomadisch geleefd hebben en in sommige delen van West-Europa nog nomadisch leven. Een vaste woonplaats maakt studeren een stuk eenvoudiger. De ambachten die bij het nomadisch bestaan hoorden, zoals stoelen matten, manden vlechten, gereedschap slijpen, handel, met name paardenhandel, en natuurlijk muziek, werden binnen de familie doorgegeven. Naar school gaan was er toen niet bij. Onder de oudere generatie is analfabetisme veel voorkomend. De huidige tijd stelt andere eisen. Helaas is de taalachterstand nog een groot probleem. Kinderen spreken thuis bijna uitsluitend Romanes en krijgen op deze manier niet de kans om het Nederlands spelenderwijs te leren. Een ander probleem was en is, dat er slecht gecontroleerd
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 19
19
wordt op schoolverzuim. Wat is dat toch? Als een kind uit een ‘burger’gezin één dag eerder op vakantie wil, geeft dat grote problemen, maar bij ‘zigeuner’kinderen neemt men het niet zo nauw. Beschouwt men die als een verloren groep? Onze kinderen moeten ontdekken dat naar school gaan leuk kan zijn. Ouders moeten er van doordrongen zijn dat in deze tijd onderwijs belangrijk is en dat ze hun kinderen moeten stimuleren. Diezelfde ouders zijn opgevoed met het idee dat naar school gaan niet belangrijk is. Langzaam maar zeker wordt deze barrière doorbroken.
Projecten Een goede nieuwe ontwikkeling is het door de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma in gang gezette Twin Project. Het is een praktische leerschool voor Sinti en Roma. In een aantal gemeenten zijn er inmiddels Twin-intermediairs. Zo’n Twin bestaat uit één Sinti of Roma met één burger – burger is de algemene aanduiding voor iemand buiten de Sinti en Roma gemeenschap – die samen leden uit de Sinti en Roma gemeenschap helpen met het op de juiste wijze gebruiken van bestaande voorzieningen en helpen bij het oplossen van de vaak ermee gepaard gaande problemen. Twin is een combinatie van de kennis, ervaring en de plaatselijke contacten van de burgertwin met de kennis die de Sinti of Romatwin bezit over de eigen gemeenschap. De Twins vervullen zo een brugfunctie tussen de Sinti en Roma gemeenschap, de maatschappij en de maatschappelijke instellingen. Ze kunnen helpen bij tal van problemen waar Sinti en Roma tegenaan lopen. De Twins fungeren hierbij als onafhankelijk intermediair. Deze projecten zijn vooral bedoeld om de maatschappelijke participatie van Sinti en Roma in hun woongemeente te bevorderen.
Er zijn zeer beloftevolle en praktische educatieve projecten gestart. Zo heeft Roma Mirando in Arnhem een school gesticht, waar jonge muzikanten worden opgeleid. Er wordt zowel in onze traditionele muziek als in de gipsy jazz onderwezen, en dat met veel succes. Sinds anderhalf jaar geeft het Educatief Centrum De Parasol in Veldhoven onderwijs aan een groep Roma jongeren in de leeftijd van 15 tot 24 jaar. Jacqueline de Jong verzorgt er de lessen Nederlands. Zij is tevreden over de voortgang van de studenten. ‘De één leert natuurlijk sneller dan de ander, maar ze doen allemaal hun best.’ We zijn op de goede weg, stap voor stap, met respect, inspiratie en motivatie. Onvermijdelijk komt ook het thema educatie over de Tweede Wereldoorlog aan bod. We zijn, net als de Joden, een door de nazivervolging geschonden gemeenschap. Meer dan 500.000 Sinti en Roma werden door de nazi’s vermoord. Op herdenken in het openbaar rust min of meer een taboe, zeker bij de meer orthodoxe Sinti. Herdenken doe je binnen je eigen familie of je eigen gemeenschap. Met buitenstaanders praat je niet over de verschrikkingen van de oorlog, dat doe je alleen met je eigen mensen en dat gebeurt veelvuldig. Foto’s van je omgekomen dierbaren laat je in het openbaar niet zien. Gelukkig verandert dit alles langzaam. Er zijn herdenkingen in Westerbork die steeds beter bezocht worden. Overlevenden, Sinti en Roma, vertellen er hun verhalen. Dat is goed, want de wereld moet weten wat ons is overkomen en helaas nog iedere dag overkomt. We hebben de plicht onze jeugd de vaardigheden en de kennis mee te geven om zich te ontwikkelen, zodat zij zich beter in de snel veranderende wereld staande kan houden. •
Auschwitz nu. Drie generaties verder Op 28 oktober 1944 werden David Eduard Belinfante (Den Haag 1875) en Judith Belinfante-Mendes da Costa (Amsterdam 1881) met het allerlaatste transport weggevoerd van Theresienstadt naar Auschwitz. Eduard overleed onderweg, zijn vrouw Judith werd bij aankomst in Auschwitz op 30 oktober 1944 vergast. In juni 2009 maakten hun kleindochter Judith Belinfante (1943) en achterkleinzoon Alexander David Jansen (1977) diezelfde reis. De reis was een eerbetoon aan hun voorouders, slachtoffers over wie niet gesproken kon worden, om hen een plek terug te geven in de familiegeschiedenis. De reis werd vastgelegd in woord en beeld met de titel Auschwitz nu. Drie generaties verder. Deze multimediale presentatie (Nederlands/Engels) van gedichten van Judith Belinfante en foto’s van Alexander David Jansen zal vanaf 26 januari a.s. enkele maanden (dagelijks doorlopend) te zien zijn in de entreehal van de Hollandsche Schouwburg. Hollandsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24, Amsterdam Dagelijks open van 11.00 tot 16.00 uur, www.hollandscheschouwburg.nl
Auschwitz I, halt! Waarschuwing voor geëlektrificieerd prikkeldraad (foto Alexander David Jansen)
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 20
20 O p i n i e
De begrippen Holocaust en Genocide in het Wetenschappelijk Onderwijs Wichert ten Have
H
et Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam heeft de taak de maatschappelijke aandacht voor de Holocaust en andere genociden te bevorderen. Het vervult deze taak door wetenschappelijk onderzoek te doen, maar ook door het bevorderen van educatie en het stimuleren van het maatschappelijk debat. Daarnaast verzorgt het centrum academisch onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam, en soms ook aan andere universiteiten en hogescholen. Over dat laatste hier iets meer. Wat voor onderwijs wordt gegeven en aan welke onderwerpen en vragen wordt aandacht besteed? In de Bachelor Geschiedenis wordt elk semester een keuzevak aangeboden, dat door studenten van alle opleidingen aan de universiteit kan worden gevolgd. Deze keuzevakken zijn bedoeld als algemene inleiding. Het gaat er om een overzicht te bieden van de geschiedenis van de Holocaust en van het karakter van andere vormen van massaal geweld, zoals in Armenië, Cambodja, Ruanda, voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie. Tegelijkertijd wordt nadrukkelijk een vergelijkend perspectief geboden. Het aanbod aan vakken verschilt per jaar, maar heeft altijd deze kenmerken. De collegereeks over Vervolging, massamoord en genocide in vergelijkend perspectief van dr. Ton Zwaan bespreekt zowel enkele gevallen van genocide, als ook overeenkomsten en verschillen aan de hand van theorieën over massaal geweld. Een ander onderwerp behandelt dr. Karel Berkhoff in het college Massamoord en Maatschappij. Hier komt de nasleep aan de orde: de diverse manieren waarop Europeanen genocide en andere vormen van doelgericht massaal geweld herdenken, ‘verwerken’ of verzwijgen. Voor een groot deel gaat het hier over de Holocaust en bijvoorbeeld over de monumenten die ter herdenking zijn opgericht. Prof. Dr. Johannes Houwink ten Cate geeft het college Hoe genocide begint: genociden tijdens de 20ste eeuw in vergelijkend perspectief. In het college van dr. Nanci Adler komt De terreur onder het Sovjet regime aan de orde. De cursus onderzoekt de verschillende golven van repressie van 1917 tot 1991, van de Revolutie tot de de-Stalinisatie. Deze inleiding, veelal bijgewoond door meer dan 50 studenten, biedt een goede voorbereiding op het Masterprogramma Holocaust- en Genocide Studies. Dit programma biedt aan studenten met vele verschillende vooropleidingen de mogelijkheid om zich op specialistisch niveau met deze onderwerpen bezig te houden. In de colleges doen de studenten bovendien ervaring op met het zelf verrichten van onderzoek. Iedere student volgt onderwijs naar de geschiedenis van beide onderwerpen. De colleges vinden plaats Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
in groepen van tegen de 20 studenten, zodat discussie en zelfstandig werken zijn gegarandeerd. Welke onderwerpen komen in de colleges aan de orde? Ook hier gaat het om voorbeelden, want het aanbod wisselt. In het college over De Holocaust (Berkhoff) worden vragen bestudeerd als: hoe en wanneer besloten de Nazi’s alle Europese joden te vermoorden? Wat dachten en deden de joden in de getto’s? Hoe vonden de pogroms in OostEuropa plaats? In het werkcollege De vervolging van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (Ten Have) vindt met de deelnemende studenten onderzoek plaats hoe de vervolging in zijn werk ging. Dit gebeurt op basis van archiefstukken. Een belangrijke vraag is daarbij wat de rol van de Nederlandse overheid was. Een door vele studenten actief gevolgd college is ook De Zwarte Bladzijde, achtergronden van genocide en andere vormen van collectief geweld (Houwink ten Cate). De nadruk ligt op de resultaten van het onderzoek van de laatste jaren. Aan dit college nemen interessante gastsprekers deel, zodat de studenten kennis maken met voorbeelden van verschillende benaderingen en ervaringen. Het college Transitional Justice (Adler) geeft een beeld van de wijze waarop na een periode van massaal geweld gepoogd wordt een nieuwe vorm van samenleving te bereiken, bijvoorbeeld door recht te doen. In het verband van dit college wordt een bezoek gebracht aan het Joegoslavië-Tribunaal in Den Haag. Het Masterprogramma mondt uit in de scriptie, waarvoor de student zelfstandig onderzoek verricht. Recente onderwerpen van scripties zijn onder andere De genocide in Cambodja, De Media in Servië en Kroatië 1987-1995, Slachtoffers van verkrachting in Bosnië, Massamoord in de Spaanse Burgeroorlog, Segregatie in het Onderwijs in Amsterdam in 1941, Het Politiebataljon Amsterdam in de Bezettingstijd, De Silbertanne Aktion. Na de Masterstudie volgt voor sommigen de promotie. Bij promotor prof. Johannes Houwink ten Cate promoveerden de laatste tijd onder meer Rosa Lehmann over Etno-nationalisme in Polen, Frank van Riet over De politie in Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog en Ugur U. Üngör over De genocide op de Armeniërs. De studenten in het programma Holocaust- en Genocide Studies paren in hun studie een brede wetenschappelijke belangstelling aan een duidelijke betrokkenheid bij de ingrijpende gebeurtenissen en bij het lot van de slachtoffers. Die betrokkenheid blijkt uit hun actieve belangstelling voor na-oorlogse gevallen van genocide en voor hedendaagse gevaren. Maar de Holocaust blijft een ijkpunt binnen de genocidestudies en vormt de basis van de waarschuwing voor de toekomst. •
Dr. W. ten Have is directeur van het Centrum voor Holocausten Genocidestudies in Amsterdam.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 21
21
Column
De geschiedenisles Simon Soesan (Haifa – Israel)
A
l meer dan twintig jaar leert ze haar leerlingen geschiedenis. Mijn levenspartner is erg trots op haar beroep. Ze begeleidt jaar na jaar een nieuwe generatie van leerlingen die van haar les hebben. Van onze Joodse geschiedenis tot aan de recente internationale gebeurtenissen. Niets slaat ze over. En elk jaar, vanaf december, begint ze met de voorbereidingen van haar lessen in de Holocaust. Ieder jaar opnieuw zoekt ze een passende film die ze aan haar leerlingen kan vertonen. Een film die we vaak samen kiezen. Sommige jaren is dat wat makkelijker, zoals dit jaar, want de film ‘Het jongetje in de gestreepte pyjama’, die we samen onlangs zagen, liet ons geschokt en woordeloos achter. Nog nooit heeft iemand de Sjo’a uit deze hoek aangepakt. Maar er komt meer kijken voor het lesgeven over de donkerste tijd die de mens heeft gekend. Zoals elk jaar zoeken we samen overlevenden die hun verhaal nog vertellen. Ze brengt hen naar haar klassen, waar zelfs de grootste nozems in volledige stilte luisteren en respectvol hun vragen stellen. Ze laat de kinderen hun families onderzoeken en helpt ze met vragen stellen. Zelfs nu, 70 jaar later, zijn er nog mensen die hun verhaal niet verteld hebben. De leerlingen moeten een werkstuk maken. Met behulp van het internet maken ze soms een gezamenlijk werkstuk. Er zijn discussiedagen. Er zijn ceremoniën. ‘Sommigen denken dat Israel de ware Feniks is: het Joodse volk uit de as herrezen’, schreef een leerlinge. Een ander schreef: ‘Ik wist niet dat mijn grootvader door de Nazi’s was opgepakt en ontsnapt is. Wij komen uit Marokko en ik dacht dat de Sjo’a iets Europees was.’ Kinderen ontdekken dat deze gruwelijke tijd dichter bij hen staat dan ze gedacht hadden. Ze ontdekken dat antisemitisme meer is dan hakenkruizen op Joodse graven schilderen, zoals nu in Europa gebeurt. En ze begrijpen, langzaam maar zeker, waarom de Staat Israel zo belangrijk is voor ons, Joden. ‘Elk land kan aangevallen of bezet worden, de geschiedenis gaat dan hoe dan ook, door. Israel kan geen oorlog verliezen, omdat onze vijanden ons niet willen bezetten, maar volkomen willen vernietigen. Daardoor hebben wij geen keus.’, schreef een 15jarige. De examenklassen gaan in hun voorlaatste jaar naar Polen, naar de kampen. Ook onze kinderen zijn geweest. Het programma is
erg intens, want het moet de kroon op hun geschiedenislessen zijn, iets wat alles moet zeggen en afronden. Alle kinderen, ongeacht hun achtergrond, komen geschokt, verdrietig, maar vastberaden terug. ‘De krassen van de nagels op de van gas blauw uitgeslagen muur van wat ooit een gaskamer is geweest vertelden me alles.’, schreef onze dochter in haar werkstuk. Ik ben de zoon van twee overlevenden van deze volkerenmoord. Bij toeval, want een Christelijke familie in Limburg besloot mijn ouders te verbergen. Ik heb zelfs jaren geleden de kinderen van deze mensen persoonlijk bedankt. Voor het redden van mijn ouders, wat mij mijn leven gaf. Sinds enkele jaren vertel ik het verhaal van mijn ouders, die bij toeval gered zijn, aan leerlingen. Helaas kan ik slechts vertellen wat ik weet: ik heb het niet zelf meegemaakt, maar ik heb heel wat gehoord en gelezen. Daar de generatie van de Holocaust langzaam verdwijnt, moeten we hun verhaal blijven vertellen. Elk jaar moet ze met nieuwe ideeën komen, mijn vrouw. Ze leest boeken, brengt films naar huis die we samen bekijken en iedere keer weer staan we verbaasd over de duivelse gruwelijkheden, de precisie en koude berekeningen, die ons volk bijna vernietigden en de wereld een ramp bezorgden. Dit jaar gaat ze een vergelijking maken: over een leider die dubieus verkozen is, die meedeelt het Joodse volk te willen vernietigen en alles in het werk zet om dat voor te bereiden. Een leider die maling aan de wereld heeft, niets belooft en naar niemand luistert. Een leider die wapens bouwt om zijn plannen uit te voeren en een wereld die het kalm aan doet en overtuigd is dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Een leider die internationale overeenkomsten uitlacht en demagogische toespraken houdt, de oppositie vermoordt terwijl de wereld toekijkt, zijn hoofd schudt en zich afvraagt of het sneeuwen zal met de Kerst. Een leider die gedetailleerd uitlegt hoe hij het Joodse Volk zal uitroeien terwijl de wereld vraagt of ze hem nog iets kunnen verkopen. Ik schrijf u deze regels ergens in december 2009. Wij, het Joodse Volk, nemen de geschiedenis serieus en hebben er iets van geleerd. Ook de Groningse vrouw van een politie agent, die zei: ‘5 minuten na de oorlog probeert de Jood je weer wat te verkopen’, is een soort ‘geschiedenisles’. We staan er, zoals gewoonlijk, weer alleen voor. De Sjo’a was de laatste les die we op dit vreselijke onderwerp willen hebben. We hebben ons lesje geleerd en zullen niet meer vragen om begrip, laat staan hulp. Alleen deze maal moet u niet wachten op Joden die zwijgend de trein in gaan of biddend de gaskamers binnenlopen. De geschiedenis heeft ons een lesje geleerd dat duizenden jaren geleden al in onze Tora werd beschreven: ‘Als ik niet voor mezelf zorgt, wie zorgt dan voor mij?’. Al meer dan twintig jaar leert ze haar leerlingen geschiedenis. Dit jaar leert de actualiteit ons geschiedenis. • © Simon Soesan
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 22
22 H e r d e n k e n
Holocaust Memorial Day, steeds meer activiteiten Maria van Haperen
P
rangende krantenkoppen als ‘Tweede Wereldoorlog op zijn retour’, ‘minder aandacht voor de Holocaust’ en ‘docenten bang om les te geven over Jodenvervolging’ irriteren me altijd bovenmatig. Een ergernis die in belangrijke mate gevoed wordt door de tendentieuze toonzetting, want hoezo is er voor de Holocaust in het voortgezet onderwijs minder aandacht? In de onderwijsprogramma’s was nooit veel aandacht voor de Holocaust. Weliswaar vormen Tweede Wereldoorlog en Holocaust al jarenlang een rotsvast duo, maar de bestede onderwijstijd was en is nog altijd karig en wijkt niet af van de lestijd voor willekeurig welk ander historisch onderwerp ook. Eufemistisch gesteld is het een eigenaardige zaak. Immers, de Holocaust is niet als andere onderwerpen. Want de complexiteit met ingrijpende gevolgen voor de samenleving van het door mensenhand veroorzaakte leed aan mensen, families en (Joodse) gemeenschap verdient nu eenmaal meer aan onderwijsaandacht. Dat steeds meer docen-
Gespannen aandacht bij een gastles over de Holocaust (foto © ASAP photography)
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
ten rond de Holocaust Memorial Day nu speciale educatieve activiteiten organiseren en dat hun directies die initiatieven faciliteren is echter een positieve tendens. Op 1 november 2005 deed Kofi Anan van de VN een oproep om jaarlijks op de 27ste januari, internationaal vastgesteld als Holocaust Memorial Day (HMD), alle slachtoffers van de Holocaust en andere genociden te herdenken. Nadat sindsdien het Centrum voor Holocaust en Genocidestudies, wel enigszins met koud watervrees, een eerste educatief programma voor studenten en middelbare scholieren in Amsterdam draaide, neemt nu in onderwijsland het aantal initiatieven om ‘iets extra’s aan de Holocaust’ te doen toe. Momenteel vinden in bijna alle provincies educatieve HMD activiteiten plaats. Soms alleen nog in samenwerking met de verschillende herdenkings- en herinneringscentra, maar in toenemende mate organiseren docenten en scholen ook zelfstandig een eigen HMD. En sommige scholen slagen er zelfs in om hun HMD een regionale uitstraling te geven. Zo organiseert, bijvoorbeeld, in navolging van het Tilburgse Odulphuslyceum het Mollerlyceum in Bergen op Zoom op 29 januari 2010 voor honderden West-Brabantse scholieren van 15/16 jaar een HMD themadag. Onder het motto De erfenis van hoop ontmoeten leerlingen overlevenden en spreken zij in kleine groepen met elkaar over een problematiek die qua diepgang en emotie normaliter buiten het zicht van het onderwijsveld blijft. Abstracte, theoretische kennis over het begrip genocide krijgt op die manier een gezicht en een gevoel, in de hoop dat er bij leerlingen zich iets van nesjomme – ziel in het Joodse spraakgebruik – ontwikkelt. En natuurlijk om de verhalen, ook van de ontmoeting, door te vertellen, opdat er niet vergeten wordt. • Voor informatie over een groot aantal educatieve activiteiten rond de Holocaust Memorial Day, zowel in het voortgezet, hoger als wetenschappelijk onderwijs, ook: http://www.holocaust-memorial-day.nl
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 23
23
Herdenken
Schoolleiders bezoeken Auschwitz Sandra Verbruggen en Frans van der Knaap
A
ls er op het Odulphuslyceum in Tilburg over de Auschwitzherdenking voor leerlingen gesproken wordt, ontstaat direct een link met de bij de schoolleiders van OMO bestaande gespreksgroep Identiteit. OMO staat voor Ons Middelbaar Onderwijs, een scholengroep voor voortgezet onderwijs in Noord-Brabant. En zo kan het gebeuren dat dezelfde schoolleiders in januari 2009 in de zaal zitten als Leny Velleman, Auschwitz overlevende, de doodstille zaal scholieren toespreekt. Het plan ontstaat om zelf Auschwitz te bezoeken, zelf te ervaren hoe het is op die plek rond te lopen, te praten over wat dit met je doet en wat dit betekent voor je werk als schoolleider van een school voor voortgezet onderwijs.
Ontzetting Het is druk, maar tevens erg rustig en stil, als de groep in maart 2009, samen met begeleiders Jacques Grishaver (NAC) en Maria van Haperen (NIOD), bij het Stammlager Auschwitz aankomt. De uren, nadat de groep onder de boog met daarin het overbekende zinnetje Arbeit macht Frei is doorgelopen, worden nader-
hand gekenschetst als: ‘We kwamen aan en ik merkte niet dat de tijd verstreek’. Uren waarin men kijkt en luistert met verbijstering en stijgende emoties. Stil staan we een poos te kijken op de fusilladeplaats. We zien de verschillende kleine cellen waarin mensen, toch al van alle waardigheid ontdaan, in het benauwde donker gevangen zaten en zijn gestorven. Een van de dingen waar wij samen over spreken is, hoe het kon dat de SS’ers naast het kamp woonden, erop uit keken en hun goed doorvoede kinderen in de tuin lieten spelen. De trefzekere organisatie, de bijna kleinburgerlijke kaartjes met namen en overzichten, de precisie waarmee alles gedaan werd, is meer dan afschuwelijk en roept tal van vragen op. Hoeveel mensen waren hierbij betrokken? Wisten ze wat ze aan het doen waren? En zo ja, waarom deden ze het dan? En zo nee, waar dachten ze dan mee bezig te zijn? Hoe kan het dat zoveel mensen dan van niets wisten? Na de eerste dag denken we dat we weten wat ontzetting is.
Het onvoorstelbare De volgende dag in Auschwitz Birkenau weten we dat het nog erger kan. Hier hebben mensen geen enkele kans. Ook hier weer die weldoordachte handelwijze. Alles op maat en tijd en in een enorme massaliteit. De afgebakende stukken rondom steeds weer een klein aantal barakken, rij na rij. Mensen verliezen hier alles. Hoe kunnen mensen dat mensen aandoen? De rijen houten britsen en de zin Verhalte dich ruhig. Alles bij elkaar voelen wij het als een mokerslag. De gaskamer waarin het onvoorstelbare aan de koude wanden kleeft. Enkele bloemen liggen er, kaarsen. We proberen ons voor te stellen hoe het geroken moet hebben, welk geluid er moet zijn geweest toen al die mensen daar in gejaagd werden, de deuren gesloten en het Zyklon B erin gestrooid werd. De rails, de vernietigde gaskamers, de rijen barakken, de schoorstenen en het prikkeldraad. We staan lang stil bij de vijver met
Uitleg van een gids aan de schoolleiders in het Stammlager Auschwitz (foto Frans van der Knaap)
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 25
25
Herdenken
Je reist niet alleen Polenreis 2009 Barbara Soesan
‘M
oeilijk woorden voor te vinden’ sms’te ik vanuit Krakau naar Nederland. Nu ik dit stukje schrijf, een week terug in Nederland, is dat nog steeds het geval. Toch maar een poging wagen. Met een wee gevoel in mijn buik vertrok ik samen met 105 reisgenoten op maandag 2 november richting Polen. Een land waar ik niet eerder geweest was. Gewapend met mijn lijstje met namen, dikke truien en een schriftje om mijn ervaringen in op te schrijven was ik er klaar voor. Wat zou ik aantreffen? Wat zou het doen met mijn emoties? Ik wilde het zelf ervaren, het zien, het voelen. Al vanaf jonge leeftijd wilde ik naar die plekken van grote duisternis toe. En telkens kwam tijdens de reis dat weeë gevoel in mijn buik terug. Bij het landen in Polen, bij het zien van de verkeersborden Oswiecim, bij het rijden door de afgelegen bossen van Sobibor. En de tranen kwamen ook. Bij het lezen van de namen, bij het zien van al dat menselijke haar in Auschwitz, de kinderschoentjes en in de gaskamer.
ruimte hebben om mijn eigen emoties te voelen en niet bezig te hoeven zijn met die van een ander. Ik ben alleen op deze reis gegaan, maar heb me weinig alleen gevoeld. Het contact met de reisgenoten was bijzonder en uniek. Geen gesprekken over koetjes en kalfjes. De gesprekken gingen over de essentie. Familieverhalen, gevoelens, menselijkheid. Hoe het was en wat het met je heeft gedaan. Het leed, de verschrikkingen, de mensheid, en toch maar weer een poging doen om het te kunnen begrijpen. Ik heb niet gedacht het te kunnen begrijpen en begrijpen doe ik het steeds minder. En toch is het goed geweest dat ik het heb gezien. Ik heb de grootsheid van het kwaad gezien en de geraffineerde doordachtheid. Ik wilde graag naar het graf van mijn familie – want een graf is het toch een beetje – en heb Kaddisj mogen zeggen voor mijn grootouders en verdere familie en ze daarmee een laatste eer kunnen bewijzen. Dat was belangrijk voor me. Het voelt alsof er een klein stukje is geheeld. Een vriendin zei me ‘Maak maar een dansje voor mij op Auschwitz want we leven nog, de Joodse ziel leeft voort’. Ik heb het gedaan, toen niemand keek want toch een beetje beschaamd. Maar ze heeft gelijk. Het Joodse volk en de gehele mensheid is diep geschonden en beschadigd, maar niet kapotgemaakt. •
Vanaf het moment dat ik tegen mensen in mijn nabije omgeving vertelde dat ik naar Polen ging, gebeurde er wat. Familie en vrienden begonnen vragen te stellen en leefden mee. Ze waren nieuwsgierig naar mijn beweegredenen om mee te gaan, naar wat het met mij zou doen, hoe ik het zou ervaren. Ik had mijn vader gevraagd de namen op te schrijven van onze familieleden die zijn vermoord tijdens de Shoah. Twee weken voor het vertrek kwam hij naast me zitten en vertelde me bij de namen het verhaal. Hij noemde zijn ouders voor het eerst pappa en mamma. Dat raakte me diep. Geen vader of moeder maar pappa en mamma, zo kwamen zij – ook voor mij – dichterbij. Mijn familie heeft met mij meegereisd. Vooraf, tijdens en ook na de reis. Er zijn openingen gekomen. Openingen in ons contact. Het onbespreekbare is nu een beetje meer bespreekbaar geworden. Bij Beit Ha’Chidush, een Joodse gemeente waar ik lid van ben, leverde mijn reis ook veel reacties en mooie gesprekken op. ‘Wat dapper’, ‘Ik zou daar nooit naar toe willen’, ‘Wat moet je daar, wat denk je er te vinden?’. Het waren en zijn nog steeds bijzondere gesprekken waar je stil van wordt, waar respectvol naar elkaar geluisterd wordt en altijd weer duidelijk wordt hoe beschadigd Joodse families in Nederland zijn. En die achtergrond schept een band. Mijn vrienden van Beit ha’Chidush reisden ook mee. Iedereen met zijn eigen verhaal en zijn eigen familiegeschiedenis. Ik heb bewust gekozen om alleen mee te gaan op deze reis. Geen familie, geen partner, geen goede vrienden mee. Ik wilde de Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 26
26 H e r d e n k e n
Geen tijd om afscheid te nemen Polenreis 2009 Gina Siegel
O
ns gezin is door het gemengde huwelijk van mijn ouders de oorlog doorgekomen. Maar velen van mijn vaders familie zijn in Auschwitz en Sobibor omgekomen, ook die welke naar Nederland waren gevlucht vóór de Kristallnacht, toen mijn vader hierheen kwam. Mijn reden voor de reis was hen te gedenken.
Birkenau 2009. Midden links Bep Aleng (foto Dirk P.H. Spits ©)
Honderdvier personen stonden met soortgelijke en andere redenen op maandag 2 november om 8 uur ‘s morgens verzameld op Schiphol om naar Warschau te reizen. De meesten ervan kenden elkaar niet. Vijf dagen later waren ze terug op Schiphol aaneengesmeed door de indrukwekkende ervaringen die zij hadden gedeeld. Dit was voor het grootste deel te danken aan de meer dan voortreffelijke manier waarop Jacques Grishaver en zijn staf de reis hebben geleid. En dan bedoel ik nog niet eens de uitstekende organisatie, maar vooral de toonzetting en de voorname wijze waarop zij tragedie en ontspanning met elkaar wisten te verbinden. De reis was mooi gecomponeerd: de reisdag tussen Auschwitz en Majdanek / Sobibor met ‘s avonds de voettocht door Lublin maakte dat elk van de ‘kampdagen’ op zich stond en daardoor de volle uitwerking kon krijgen die nodig was. Dat de ambassadeur en zijn vrouw ons op de eerste avond ontvingen, dat zij ook deelnamen aan een deel van de tocht en aan het eind weer afscheid namen, gaf een extra-dimensie aan de reis.
Veel jongeren in de groep waren door de instellingen waar zij werken – zoals het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), Joods Maatschappelijk Werk (JMW), de Anne Frank Stichting en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork – in de gelegenheid gesteld om aan de reis deel te nemen. Zij waren niet alleen zeer geïnteresseerd maar zij keken ook vanuit de invalshoek van hun werk ernaar. Het is belangrijker dan ooit dat het bij jongeren doordringt dat onwetendheid, onverschilligheid en discriminatie van andersdenkenden of andersgelovenden tot de dezelfde catastrofes kunnen leiden, die hier nog goed voelbaar zijn. Het ontroerendste motief dat ik hoorde was van Bep Aleng, die vele kampen heeft overleefd, waaronder Auschwitz. Toen zij met haar moeder en broertje in Auschwitz aankwam, werd zij ruw van hen gescheiden. Er was geen tijd om afscheid te nemen. Nu, na al die jaren, was de tijd en de mogelijkheid er om terug te komen, met haar drie dochters. Om alsnog afscheid te nemen. Zij vieren lieten ons ook beide kanten van de emoties zien: de tranen en het verdriet bij het gedenken en het noemen van namen van de vermoorde familieleden en hun reactie later in de bus: het praten, lachen en uitgelaten zijn met elkaar, kortom, het vieren van het leven. Aanstekelijk en vreugdevol voor velen om hen heen.
In Auschwitz I zijn we het langst geweest: de herdenking in een donkere ruimte met elk een kaars in handen en met het namen zeggen was indrukwekkend evenals de tentoonstelling in het Nederlandse gebouw. De grote witte wand met de namen van alle uit Nederland weggevoerde Joden was een tweede confrontatie met de kracht van het namen zeggen. Ook in Sobibor gebeurde dat bij de ascirkel in de doodse stilte van een schuldige omgeving. De deelnemers hadden allen zo hun eigen beweegredenen. Bijzonder waren de dochters die met hun vader of moeder meegekomen waren om hun het gedenken lichter te maken. En de vaders uit de Achterhoek die hun grote zonen wilden laten zien wat hen eerder zo aangegrepen had bij het bezoeken van de vernietigingskampen. Geschiedenisleraar Nijhuis had Leny Boeken, die de kampen heeft overleefd, op een eerdere reis ontmoet en was erg onder de Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
indruk van wat zij had meegemaakt. Hij heeft haar levensgeschiedenis opgetekend en die is in boekvorm verschenen. Ook nu was er veel aandacht voor Leny’s persoonlijke herinneringen.
De sfeer bij het uitspreken van de Jizkor en de Kaddishgebeden door Menno, de rabbijn van ons gezelschap, het noemen van de namen van vermoorde familieleden door nabestaanden en het leggen van bloemen de eerste avond in het Israëlische paviljoen in Auschwitz I, de volgende dag door Leny en Bep bij het internationale gedenkteken voor de slachtoffers in Auschwitz IIBirkenau, en de gedenkplaats in Sobibor waar de hele groep een rode anjer kreeg om neer te leggen, waren intiem en helend. De mooie najaarsdagen maakten wat zich hier heeft afgespeeld nog meer onvoorstelbaar. Zelf heb ik nu eindelijk concreet contact gehad met mijn familieleden die niet konden terugkeren uit Auschwitz en Sobibor, door te zien waar zij in hun laatste momenten gelopen hebben. •
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 27
27
Herdenken
Afscheidsbrief Zoni Weisz
O
nder het genot van een goed glas wijn vertelde mijn goede vriend Johan me langs zijn neus weg dat zijn schoonzus na jaren de zolder had opgeruimd. Ze lag in scheiding en zaken moesten geregeld worden en bezittingen worden verdeeld. Niks bijzonders zou je zeggen. Op die zolder had ze allerlei belangwekkende zaken gevonden, onder andere een afscheidsbrief van hun oom die in 1942 was gefusilleerd in kamp Amersfoort. Een brief geschreven vanuit zijn cel, de dag voor hij door de nazi’s werd vermoord. Ik zat meteen recht op mijn stoel, dit was toch bijzonder en ik wilde er meer van weten. Het verhaal bleef wat vaag. Overlevenden die me het verhaal uit eerste hand hadden kunnen vertellen, zijn er helaas niet meer. Maar stukje bij beetje werd het me toch duidelijk. Koo’s vrouw was lid van het communistisch verzet in Haarlem. Ze werd door de nazi’s gezocht en bijna gepakt. Op het allerlaatste moment werd zij door haar man Koo in veiligheid gebracht. Voor zover bekend maakte Koo zelf geen deel uit van het verzet. In plaats van zijn vrouw werd Koo gearresteerd wegens verzet tegen de Duitsers en naar Kamp Amersfoort overgebracht, waar hij zwaar werd ondervraagd. We kennen nu de methoden die daarbij gebruikt werden. Ondanks die beproevingen sloeg hij niet door. Koo was één van die helden die voet bij stuk hielden en hun leven lieten om anderen te beschermen. Koo’s brief is hartverscheurend. ‘Waarom ze ons uitgepikt hebben is een raadsel.’, ‘Je moet maar pech hebben.’ en ‘Probeer me zo gauw mogelijk uit je gedachten te bannen.’ Onvoorstelbaar! Koo is één van de vele onschuldige slachtoffers die zonder vorm van proces zijn geliquideerd. Op 16 oktober 1942 werd Koo, zonder vonnis, samen met 15 andere gijzelaars gefusilleerd in
kamp Amersfoort. Hij is begraven in een massagraf op de Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Na de oorlog was er weinig tot geen contact meer tussen Koo’s vrouw en de familie. Zijn dochtertje is door haar grootouders opgevoed. Koo’s afscheidsbrief, hierbij integraal afgedrukt, heeft Koo, vermoedelijk uit veiligheidsoverwegingen, niet gericht aan zijn vrouw en kind. Op verzoek van de familie vermeld ik de achternaam van Koo niet. •
Heeft u onze Namenwand-actie al ondersteund? Duizenden gingen u reeds voor. www.namenwand.nl
Foto © Joost Guntenaar
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 28
28 A c t u e e l
Tegen het vergeten, herinnering aan de Shoah Hans Ester
O
p 13 en 14 october 2009 waren in de Internationale School voor de Wijsbegeerte in Amersfoort dertig deelnemers uit Canada, Israël en Nederland bijeen om te spreken over de vraag hoe de herinnering aan de Shoah levend kan worden gehouden in een maatschappij waarin wordt gepropageerd dat de Tweede Wereldoorlog ‘met pensioen gaat’. Meer en meer trachten de overheid en de officiële instanties de herdenking te beperken en terug te brengen tot een overzichtelijke ‘canon’. Zo werkt de geschiedenis niet. Vandaar deze conferentie. In haar openingswoord vroeg Etty Mulder, voorzitter van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945, zich af hoe wij ons tegen het dreigende geheugenverlies in onze cultuur kunnen verdedigen. Een voorwaarde voor dit behoud van geheugen is de erkenning dat het bij de Shoah om de meest kwetsbare kant van de Europese geschiedenis gaat. De Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 werd in 1946 opgericht op de grondslagen
van het gedachtegoed van Gerrit van der Veen en Willem Arondeus over de betekenis van kunst in een nieuwe, weerbare maatschappij. Na lange tijd prijzen te hebben uitgereikt houdt de Stichting zich thans bezig met Holocaust-onderzoek in samenwerking met universiteiten en instellingen.
Kampen en kunsten Tijdens de zeven voordrachten die op deze conferentie werden gehouden, kwamen twee omvattende thema’s naar voren. Robert Jan van Pelt legde de nadruk op de symbolische representatie van de Holocaust. Dat is het eerste thema: Welke positie neemt Auschwitz in de toekomst in wanneer het om het herdenken van de Holocaust gaat? Binnen de symbolische representatie is Auschwitz het middelpunt. De centrale rol van Auschwitz in het verhaal van de Holocaust leidt rechtstreeks tot de vraag, welke rol de andere kampen in dit verhaal spelen, het Kamp Amersfoort bijvoorbeeld. Staat Auschwitz een rechtvaardige herdenking van wat elders gebeurde in de weg? Of moeten wij Auschwitz herinterpreteren in de geest van de door Robert Jan van Pelt aangehaalde Imre Kertesz als een ‘gewone plek’ en dienen wij de verhalen van de andere kampen naar voren te halen in relatie tot Auschwitz als een ‘gewoon kamp’? Als co-referent van Robert Jan van Pelt signaleerde Ido Abram het gevaar van de ‘vervaging’ van het bewustzijn van de Holocaust. Als Auschwitz een ‘gewone plek’ is (bepleit door Van Pelt in navolging van Kertesz) waarom zou dan de Holocaust niet een ‘gewone catastrofe’ zijn? De bijdragen van Yehudit Inbar, Sergei Makarov, Batya Brutin, Paul Sars en Ria van den Brandt benaderden de vraag van de herdenking vanuit de rol van de kunsten, de literatuur en de beeldende kunsten. Dat is het tweede omvattende onderwerp van de conferentie. Wij lezen en zien nu hoe in dagboeken, gedichten en door middel van schilderijen en tekeningen het pleidooi voor het leven zichtbaar werd. Yehudit Inbar, directeur van de
Geuzenkapo’s Uit het Persbericht (12 oktober 2009) van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 bij de conferentie: In Kamp Amersfoort zijn in 1942 tien leden van de voormalige verzetsbeweging De Geuzen terechtgekomen, die aanvankelijk na de capitulatie in Buchenwald werden geïnterneerd. Na daar te zijn gehersenspoeld zijn zij naar Nederland teruggebracht om als hulp van de SS onder meer in Kamp Amersfoort orde op zaken te helpen stellen. Bekend is dat zij zich, ook ten aanzien van Joden, ernstig hebben misdragen. Hoewel deze feiten bekend zijn, zijn zij niet in het collectieve bewustzijn van de Tweede Wereldoorlog opgenomen. Vermoedelijk dreigen zij, vanwege de voor Nederlandse begrippen extreme betekenis ervan, al dan niet opzettelijk in vergetelheid te raken. De Geuzen zijn in Nederland met name bekend geworden en tot helden vereerd vanwege Jan Camperts bekende gedicht Het lied der achttien doden. Ook reikt de Stichting Geuzenverzet jaarlijks sinds 1987 te Vlaardingen de prestigieuze Geuzenpenning uit waarbij hoge moraliteit wordt nagestreefd.
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 29
29
museum-afdeling van Yad Vashem, liet zien, hoe empathie en tederheid in het werk van vooral vrouwen (Selma MeerbaumEisinger bijvoorbeeld) als tegenkrachten een overwinning op het geweld vormden. Sergei Makarov voegde daar de rol van de kunst voor de vele begaafde kunstenaars in Theresienstadt aan toe om te overleven en hun waardigheid (dignity) te behouden. Batya Brutin beklemtoonde de betekenis van het Joodse narratief, de verbinding van het heden met het verleden, als uitdrukking van de staat IsraĂŤl. De opoffering van de Holocaust is een eenheid aangegaan met de opofferingen binnen IsraĂŤl. Paul Sars toonde aan dat het werk van de beeldend kunstenares Helly Oestreicher (die aanwezig was tijdens de conferentie) een congeniale representatie is van de taal van de dichter Paul Celan. Evenals Celan vult Helly Oestreicher de hiaten die het gevolg zijn van de Holocaust, terwijl zij de leegte niet uit het oog verliest. Hoe gaan wij als beschouwers van de Holocaust met de wezenlijke ervaringen van mensen om? In de gesprekken die Ria van den Brandt met de overlevenden van Theresienstadt voerde, werd duidelijk dat de herinnering uiterst complex is, dat de vragensteller het vertrouwen van de verteller in de nabijheid van het gesprek moet rechtvaardigen. De voorwaarde voor vertrouwen is dat de vragensteller de plek van het verleden kent.
Waarde van de plek Het kennen van de plek van het verleden, zo argumenteerden de meeste aanwezigen, is van het uiterste belang voor de betrokkenheid bij het herdenken van de jongeren in onze samenleving. Zoals Batya Brutin het uitdrukte: noodzakelijk voor de verankering van het herdenken in het algemene bewustzijn zijn fundamentele kennis, een basis van menselijke waarden, gevoelsmatige betrokkenheid en het vermogen om de middelen van de kunst hiervoor in te zetten. Uit de discussie tussen vertegenwoordigers van het Herinneringscentrum voormalig Kamp Amersfoort, het Nederlands Instituut
voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), het Centrum voor Holocausten Genocide-studies van de Universiteit van Amsterdam, van de Vrije Universiteit Amsterdam kwam duidelijk naar voren, dat de betrokkenheid van de Nederlandse jeugd bij de Holocaust gebaseerd moet zijn op de ervaring, dat wil in het geval van het Kamp Amersfoort zeggen, op het bezoek aan het vroegere kampterrein. Vanuit Amersfoort vertrokken de treinen. Amersfoort was een der beginstations. Auschwitz was het eindstation. Tegelijkertijd was een pleidooi te horen voor meer openheid over de geschiedenis van Kamp Amersfoort. Er zijn in Amersfoort gruwelijke misdaden gepleegd door mensen die bij de inval van 1940 oorspronkelijk deel uitmaakten van het verzet en na deportatie naar Buchenwald als helpers van de SS werden teruggezonden naar Nederland. Deze mensen maakten deel uit van de Geuzen, bekend uit het gedicht Het lied der achttien doden van Jan Campert, ook van de huidige Stichting Geuzenverzet en de jaarlijkse uitreiking van de Geuzenpenning. Deze gegevens zijn al langer bij het NIOD bekend. Dergelijke feiten als de gepleegde misdaden in Kamp Amersfoort die het oorspronkelijke schema van goed en fout doorbreken, kunnen de komende generaties aan het denken zetten over de eigen positie. Alles in het kader van het herdenken valt en staat met de fysieke plaats van het gebeuren en daardoor met de fysieke plaats van de herdenking. Die fysieke plaats behoeft bescherming. In concrete zin, alsmede vanuit de betekenis dat de hiaten in onze kennis over wat er gebeurde invulling dienen te krijgen. De Joden van Amersfoort hebben tot op heden niet de juiste erkenning gekregen. In zekere zin is Amersfoort een forgotten camp gebleven. â&#x20AC;˘
Verslag van een conferentie die de Stichting Kunstenaarsverzet 19421945 hield in de schaduw van het voormalige Kamp Amersfoort onder de titel The memory of the Shoah in the intercultural world. De auteur is secretaris van deze stichting.
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 30
30 A c t u e e l
Vrije mening, graag, maar geen discriminatie Anet Bleich
De Holocaust ontkennen? Het afgelopen jaar zorgde VVD-fractievoorzitter Mark Rutte korte tijd voor flinke opschudding met zijn uitspraak over de ontkenning van de Holocaust. Rutte had in een interview betoogd dat hij vond dat er aan de vrijheid van meningsuiting geen grenzen behoren te zijn. Iedereen moet volgens de redenering van de liberale politicus alles ongestraft kunnen zeggen. Om te onderstrepen dat het hem menens was en dat in zijn ogen werkelijk geen enkel onderwerp taboe mag zijn, verklaarde Rutte dat zelfs de Holocaust naar zijn mening ongestraft mag worden ontkend. Rutte wilde hiermee natuurlijk niet zeggen dat hij zelf ook maar de geringste sympathie had voor Holocaustontkenners, maar in de hyperige rel die in diverse media ontstond naar aanleiding van zijn geruchtmakende uitspraak, werd die indruk soms wel gewekt en had het er af en toe zelfs de schijn van dat de onfortuinlijke Rutte zelf de Holocaust had willen ontkennen. Deze beschuldiging werd door de VVD-leider weer in alle toonaarden ontkend, maar toch zag het er naar uit dat de affaire de VVD Joodse kiezers zou gaan kosten. Bij enig nadenken moet Rutte echter worden nagegeven dat hij een op zichzelf belangrijk principieel discussiepunt heeft aangesneden. De vraag namelijk hoe de vrijheid van meningsuiting (een terecht gekoesterde, fundamentele democratische waarde) zich verhoudt tot zoiets monsterlijks als het ontkennen of goedpraten van de Holocaust of, in nog veel bredere zin, tot het zaaien van haat tegen of aansporen tot discriminatie van kwetsbare minderheden, zoals Joden, zigeuners, homo’s en tegenwoordig zeker ook moslims. Moeten we ervan uitgaan, zoals je de laatste jaren geregeld hoort betogen, dat alleen het aanzetten tot fysiek geweld tegen groepen of personen strafbaar hoort te zijn? Of is het geboden om toch striktere wettelijke grenzen te stellen aan de vrijheid van meningsuiting, hoe kostbaar die ook is?
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Nieuwe mythes Op de vraag of het ontkennen van de Holocaust strafbaar moet zijn, heb ik in eerste instantie de neiging om schouderophalend te reageren. Mensen die beweren dat er in de gaskamers van Auschwitz, Sobibor, Majdanek of Treblinka geen miljoenen Joden zijn vermoord, zijn immers niet goed wijs en verkondigen een leugen die door historici en overlevenden van de vernietigingskampen afdoende is weerlegd. Dus vervolgen en straffen? Je begint toch ook geen proces tegen iemand die zegt zeker te weten dat de aarde plat is en niet om de zon draait? Zo zou het idealiter moeten zijn: Holocaustontkenners als gekken aan wie ieder min of meer normaal mens naar zijn voorhoofd wijzend voorbij gaat. En gelukkig is dat ook tot op grote hoogte zo. Toch denk ik, bij nadere overweging, dat het ontkennen van de deels geslaagde poging tot moord op het hele Joodse volk niet ongestraft moet kunnen plaatsvinden. Dat heeft vooral te maken met de motieven van de ‘negationisten’, zoals deze figuren zichzelf aanduiden. Zij ontkennen Hitlers misdadige project namelijk niet omdat ze psychisch gestoord zouden zijn en de realiteit niet kunnen bevatten. Ze ontkennen de realiteit omdat hun haat tegen Joden zo enorm is, dat ze hen niet als slachtoffers van een gigantische misdaad willen erkennen. Door de Holocaust te ontkennen hopen ze de weg vrij te maken voor nieuwe antisemitische mythes (de Joden die achter de schermen aan de touwtjes trekken, weet u wel, die hebben heel sluw het verhaal van hun eigen vervolging in de wereld geholpen om zo des te ongestoorder hun verderfelijke heerschappij uit te kunnen oefenen). Je hoeft niet te denken dat dit een erg kansrijk project is (en ik geloof zeker niet dat het dat is), om het toch liever in de kiem te willen smoren. Die noodzaak wordt misschien nog klemmender, omdat met het voortschrijden van de tijd het aantal overlevenden die uit eigen ervaring van de gruwelijke werkelijkheid kunnen getuigen afneemt. Daardoor zou het in theorie voor de ontkenners eenvoudiger kunnen worden om voor hun verachtelijke leugens gehoor te vinden als op z’n minst een interessante, afwijkende historische interpretatie.
Wetgeving Dat moeten we niet laten gebeuren en dat zal ook niet gebeuren, zolang de bestaande wetgeving op dit terrein wordt toegepast. Anders dan bijvoorbeeld in Duitsland, België, Frankrijk, Oostenrijk en Israël, kent Nederland geen aparte wet tegen de Holocaustontkenning. Wel is er jurisprudentie. De Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in dit land, bevestigde in 1997 de veroordeling van de Belg Siegfried Verbeke, die ongevraagd pamfletten had verspreid waarin de Holocaust ontkend werd. Dit was volgens de Hoge Raad ‘beledigend voor mensen van Joodse afkomst en strafbaar op grond van het discriminatieverbod.’ Holocaustontkenners kunnen juridisch worden aangepakt op grond van de wetsartikelen 137c (verbod op discriminerende belediging), 137d (aanzetten tot haat) en 137e (verbod op het verspreiden van discriminerende uitlatingen). Bovendien heeft de Raad van
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 31
31
Europa een Additioneel protocol toegevoegd aan de Conventie ter bestrijding van cybercrime, waarin de ’ontkenning, grove vergoelijking, goedkeuring of rechtvaardiging van genocide of misdaden tegen de mensheid’ strafbaar wordt gesteld. Dat protocol is vooral gericht tegen de Holocaustontkenning op internet, waar de nodige neonazistische groepjes zich op dit terrein uitleven. Holocaustontkenners komen voor het overgrote deel uit de neonazihoek, al zijn ze ook buiten dit circuit te vinden, waarbij we moeten denken aan uiteenlopende figuren als de Iraanse president Ahmadinejad, de ondanks zijn Holocaustontkenning merkwaardig genoeg door het Vaticaan weer in genade aangenomen afvallige bisschop Williamson en geflipte historici als de Brit David Irving (in 2006 veroordeeld in Wenen) en de Fransman Robert Faurisson. Een bont, maar gelukkig niet erg talrijk gezelschap. Voor het strafbaar houden van ontkenning van de Holocaust zijn in Nederland dus de artikelen 137 c, d en e van belang. De moeilijkheid vandaag de dag is dat juist deze wetsbepalingen onder vuur liggen van diegenen die van mening zijn dat de vrijheid van meningsuiting een vrijwel absolute geldingskracht zou moeten hebben en alleen door concrete oproepen tot geweld beperkt mag worden. Zelf vind ik het nogal wonderlijk dat er een roep is om bestaande wetsartikelen die beschermen tegen discriminatie en haat zaaien ter discussie te stellen op een moment dat in het maatschappelijk debat steeds grovere taal wordt uitgeslagen, in het bijzonder tegen verschillende minderheden. Mij lijkt eerlijk gezegd dat er alle aanleiding is om een imam die de mening verkondigt dat homoseksuelen erger dan honden of varkens zijn juridisch te vervolgen. En datzelfde geldt voor politici die waarschuwen tegen ‘een tsunami van moslims’, ervoor pleiten de koran te verbieden of miljoenen islamieten uit Europa te verwijderen. Misschien zie ik het allemaal niet meer zo scherp, maar als zulke uitlatingen geen oproep tot discriminatie zijn, wat is dat dan eigenlijk nog wel? Ik vind het dan ook te betreuren dat kennelijk ook bij het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht de roep om de vrijheid van meningsuiting vrijwel automatisch voorrang te geven boven het discriminatieverbod enig gehoor lijkt te krijgen. De aanvankelijke onwil van het OM om Geert Wilders voor enige van de hiervoor genoemde uitspraken in staat van beschuldiging te stellen is hier een illustratie van. Ook de recente vrijspraak door de Hoge Raad van een man die een spandoek had opgehangen met de tekst: ‘Weg met het gezwel dat islam heet’ stemt mij niet erg gerust. De motivering van de hoge rechters dat de beklaagde zich hiermee alleen tegen een religie afzette en dat niet bewezen was dat zijn afkeer zich ook tot de aanhangers van die religie uitstrekte, is wel heel erg restrictief en maakt geen geloofwaardige indruk.
dat gestook tegen Wilders, die is toch juist vóór Israël en de Joden? Maar ik vlei me met de hoopvolle verwachting dat veel lezers van dit bulletin m’n redenering wel kunnen accepteren. De kernvraag die steeds weer afkomt op de overlevenden van de Shoah, op hun nabestaanden en nakomelingen en op iedereen die zich erbij betrokken voelt, luidt: zijn wij van mening dat Joden nooit meer het slachtoffer van zoiets als Auschwitz mogen worden? Of vinden we dat niemand ooit het slachtoffer van iets dergelijks mag worden? Mijn antwoord moge duidelijk zijn: ik vind het beide. Maar dat betekent dat we ons ook moeten afvragen welke minderheden in het Nederland van vandaag het risico lopen te worden gediscrimineerd of zelfs vogelvrij verklaard. Zeker, er is nog altijd antisemitisme, en dat moet met kracht bestreden worden – het CIDI doet op dit terrein goed werk. Homoseksualiteit wordt nog steeds niet door iedereen als normaal geaccepteerd en het is dus nodig voor de rechten van homo’s op te komen. Ook het domme racisme op basis van kleur is er nog en afkeer van vreemdelingen in het algemeen lijkt groeiend. Maar de groep die nu in het verdomhoekje zit, dat zijn, is mijn angstige vermoeden, toch vooral Turken, Marokkanen, moslims. En we zijn het aan onze waardigheid als mens en als Jood (voor zover van toepassing) verplicht voor hen op te komen, bijvoorbeeld door te pleiten voor handhaving van de anti-discriminatie artikelen in onze wetgeving. Dezelfde bepalingen overigens die ook ons bescherming bieden. •
Tegen discriminatie Misschien dat sommigen onder u nu denken: dit stuk zou toch gaan over ontkenning van de Holocaust? Wat zit ze dan ineens te zeuren over de islam? Of misschien zelfs: houd toch op met
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 32
32 A c t u e e l
Bij het proces Demjanjuk Rob Fransman
Wie en waarom Mijn oorspronkelijk Amsterdamse ouders woonden in Scheveningen toen zij onderdoken. In het midden van de jaren dertig kochten zij een mooi huis vlak bij het strand. Daar woonden zij met mijn 13 jaar oudere broer. Een maand nadat de Bezetting was begonnen werd ik geboren. Er is een verhaal te vertellen over hoe mijn ouders in Sobibor terecht kwamen en mijn broer en ik het hebben overleefd. Daarvoor ontbreekt hier de ruimte. Laat ik me beperken dat toen de oorlog voorbij was ik een vijfjarige wees was. Mijn leven is door de Sjoa zeer beïnvloed en nu, 65 jaar later, gaat er nog steeds geen dag voorbij dat de Sjoa niet even door mijn hoofd speelt. Geen directe treurnis. Meer het gevoel dat alles anders zou zijn geweest als die verdomde oorlog niet zo veel had vernield. Lezers van dit blad kennen dat gevoel ongetwijfeld ook. Ik ben gelukkig dat het Duitse recht mij in staat stelt nevenaanklager te zijn in het Demjanjukproces. Ik heb het recht, het is een plicht.
Zondag Daar zitten we dan in ons hotel aan de Dachauerstrasse, mijn vrouw en ik. Nu al een beetje moe want vannacht hebben we weinig geslapen. Ik stond al om 2 uur op en bladerde voor het eerst sinds jaren in Presser’s Ondergang. Daarna zocht ik op het internet naar foto’s van de vernietigingskampen. De beelden van de daderbeesten haalde ik naar mijn eigen computer en ik vergrootte hun koppen. Lang keek ik naar die armoedige gezichten. Moordenaars zou je toch moeten herkennen? Maar wreedheid herken je niet aan een gezicht, de banaliteit van het kwaad noemde Hanna Arendt dat vijftig jaar geleden al. Ik zie een beetje op tegen de enorme media-aandacht. Gelukkig heeft de stichting Sobibor er voor gezorgd dat we goed voorbereid naar München kunnen afreizen. De openbare aanklager laat totdat het proces begint het achterste van zijn tong niet zien. De aanklacht zal pas op de eerste dag van het proces worden voorgelezen en is niet aan de pers bekend gemaakt. Wij, Nebenkläger, kennen de aanklacht natuurlijk wel. Logisch, wij klagen aan! Het zijn maar liefst 86 A4tjes. Vanmiddag had ik een lang interview met iemand van een persbureau. Daar kwam de onvermijdelijk vraag weer. Vond ik het
Auschwitz Bulletin 53, nr. 4, december 2009
niet onrechtvaardig dat kleine vis D. met zijn 89 jaar nog berecht wordt en andere oorlogsmisdadigers ongestoord en ongestraft oud hebben mogen worden? Die vraag hangt me de keel uit en het antwoord is kort. Neen, wanneer ik het proces onrechtvaardig zou vinden was ik nu niet in München.
Maandag Omdat er in de rechtszaal geen plaats is voor onze begeleiders moeten ze maar samen met de persmensen in de rij gaan staan. Let wel, in de ijskou om half zes in de morgen. Mijn lieve vrouw wilde dat ook gaan doen maar gelukkig kon ik haar overtuigen om zich niet in die waanzin te storten. Ongekende veiligheidsmaatregelen werden ons in het vooruitzicht gesteld. Geen telefoons in de rechtszaal, flesje water binnen niet toegestaan en een ongekend strenge fouillering. Om de pers te ontlopen werden wij per autobus, als een bezoekend voetbalteam in een vijandige stad, naar een nooit gebruikte achteringang gebracht. We stapten uit met onze Nebenkläger-einladung in de hand. Al die stress was onnodig. Er was geen enkele controle, telefoons mochten mee naar binnen, fototoestellen ook en als een van ons een geweer bij zich had gehad was dat ook geen probleem geweest. Binnen in een voor ons vrijgemaakte ruimte hadden we uitzicht op het tactvolle bordje waar DEMJANJUK SAMMELZONE op stond. De chaos was onbeschrijfelijk. En nergens voor nodig. Om een uur of 11 wandelde mijn vrouw rustig naar het gerechtsgebouw en kreeg zonder problemen toegang. ‘München blamiert sich!’, kopte een grote avondkrant. Daarmee was het aardig getypeerd. Het was een opluchting dat het proces doorging. Precies zoals we verwachtten werd D. scheefhangend in zijn rolstoel de rechtszaal binnengereden. Na de middagpauze kwam hij liggend. Mijn plaats in de zaal is pal achter D. op nog geen vier meter afstand. Toen hij zich daar onder zijn dekens dood hield had ik de neiging propjes papier naar dat bleke gezicht onder die pet te schieten. Misschien was hij van de schrik wel rechtop gaan zitten. Tot onze vreugde verklaarden zijn drie artsen dat D. gezond genoeg was om terecht te staan. Over de rechtsgang zelf wil ik niet schrijven, daar zijn specialisten voor. Wel wil ik even de gotspe van D’s advocaat vermelden. Die stelde zijn cliënt op één lijn met Thomas Blatt, de enige aanwezige overlevende getuige. Zowel D. als Blatt hadden immers slechts voor de SS gewerkt om hun leven te redden? De aanblik van het levende lijk op vier meter afstand deed me niets maar van het schofterige statement van Rechtsanwalt Busch werd ik fysiek onpasselijk. Professor Nestler, de leider van ons advocatenteam reageerde adequaat met slechts één zinnetje: ‘Demjanjuk moordde, de Joden werden vermoord.’
Dinsdag In de aanloop naar dit proces is onze status veranderd en zijn we naast Nebenkläger ook getuige geworden. Onze advocaten verzekerden ons dat de ondervraging door de rechter een techni-
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 24
24 Vervolg pag. 23
as van de overledenen. En terwijl we nog later bij de achtergebleven familiekiekjes staan, vragen we ons af: wat kan het huidige onderwijs, wat kunnen wij doen om te zorgen dat dit nooit meer gebeurt? We praten er over als we later bij elkaar zitten. Hoe kunnen we in de scholen, zonder ons voor alles alleen verantwoordelijk te
voelen, onze rol hierin nemen en op een goede manier deze verschrikkelijke tijd een plaats geven in de huidige tijd van beweging en vragen naar verdieping? • Dit stuk is door de auteurs namens alle schoolleiders die mee waren geschreven.
Reis naar Polen in beelden en teksten Recent is verschenen een prachtig boekje met foto’s en teksten over de reis van het Auschwitz Comite naar de kampen in Polen in 2008. Het boekje is samengesteld door Suzanne Rodrigues Pereira die de uitgave heeft verzorgd in samenwerking met het Nederlands Auschwitz Comité. Het fotoboekje is opgenomen in de reeks Holocaust Bibliotheek van Uitgeverij Verbum en kan bij het Auschwitz Comite gekocht worden. Suzanne Rodrigues Pereira, Reis naar Polen met het Nederlands Auschwitz Comité. Eigen uitgave, opgenomen in de Verbum Holocaust Bibliotheek van Uitgeverij Verbum, Laren 2009, 56 blz., ISBN 978 90 74274 38 8. Het boek is te koop bij het Auschwitz Comité voor € 9,50 (exclusief verzendkosten). Bestellen per post bij het Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam of op de website www.auschwitz.nl
Reis-2010 naar concentratiekampen in Polen De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organiseert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 1 november t/m zaterdag 6 november 2010. De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met bijbetaling van € 175,-. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchthavenbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen van musea. N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven.
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij: Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. De heer J. Grishaver Postbus 74131 1070 BC Amsterdam fax: 020-6003455 e-mail: info@auschwitz.nl Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis. Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 33
33
sche formaliteit was. ‘Een bagatel,’ werd ons verteld. ‘Even in de getuigenbank gaan zitten, naam en geboortedatum bevestigen en daarmee was onze taak voorlopig teneinde.’ Het liep anders. Heel anders zelfs. De zitting begon weer met een lang en provocerend betoog door Dr. Busch, D’s advocaat. Het is zijn strategie om zoveel mogelijk tijd van de zitting te stelen en hij haalt alles uit de kast. Dat is zijn goed recht. Maar Busch doet er alles aan om ons te provoceren, dat recht ontzeg ik hem. Er kwam een tweede gotspe. Gisteren vergeleek hij een overlevende met een dader, vandaag noemde hij de Sjoa de tweede Holocaust. In zijn visie is de moord van de Nazi’s op Russische krijgsgevangenen de eerste Holocaust. Natuurlijk zijn er in groten getale krijgsgevangenen vermoord. Maar om die moorden op krijgsgevangen soldaten – hoe vreselijk ook – gelijk te stellen aan de Sjoa is alweer een provocatie. Ik begrijp die aanpak niet want hij shockeert niet alleen ons maar ook de rechters. ‘Het is een typische Schockangriff-tactiek’, legde de mij toegewezen advocaat uit. Busch hoopt ons zo te provoceren dat wij nu iets zeggen waarvan hij later bij de verdediging gebruik kan maken. Zolang de rechter het accepteert zullen wij dat ook moeten doen. Prettig is anders. Nadat Herr Busch eindelijk klaar was, somde de rechter bijna emotieloos en met zachte stem de namen op van alle in Sobibor vermoordde familieleden van de Nebenkläger. Ik hoorde hem zeggen: Isaac Fransman – Geboren in Amsterdam 23 Juli 1898 – Overleden in Sobibor 9 April 1943, Rachel Fransman-van Lochem – Geboren in Amsterdam 7 juli 1900 – Overleden in Sobibor 9 april 1943 en dat brak me. Letterlijk. Toen ik hier naartoe kwam wist ik dat ik de stress aan zou kunnen en dat is ook zo. Maar de Sjoa is een begrip met grote getallen. Zes miljoen, drie miljoen slachtoffers in Auschwitz, tweehonderdduizend doden in Sobibor. De rijen getallen zijn eindeloos. Maar in al die jaren zijn nooit – in geen rechtszaal ter wereld – de namen van mijn vader en moeder genoemd. Ik heb heel vaak Kaddisj gezegd. Dat doe je als Joodse man bij nogal wat gelegenheden maar ik heb het nooit specifiek voor mijn ouders gezegd. Een psycholoog kan uitleggen waarom niet. De respectvolle toon waarop de rechter vanmiddag hun namen voorlas was alsof hij in mijn plaats een gebed voor hen uitsprak. Ausgerechnet een Duitse rechter in de stad München. Het voorlezen van de namen was niet het einde van de dag. Dajenoe, het ware ons genoeg geweest. De getuigen waren aan de beurt. Eén voor één. Vijf van ons vertelden hun verhaal. Wie zij waren, hoe oud ze waren aan het einde van de oorlog, wie hen had verteld dat hun ouders niet terug zouden komen, wie hen had opgevangen, of er nog meer familieleden in Sobibor waren omgekomen, of er überhaupt nog familie over was. Ach…
De rechter stelde zijn vragen op een heel beleefde en zachte toon en was buitengewoon vriendelijk. Ook gaf hij de mensen ruim de tijd wanneer de emoties wat te veel werden. En dat werden ze, de emoties. U zult het verhaal van de uit de trein geworpen brief ongetwijfeld in de krant hebben gelezen. Een kwartier voor het geplande einde van de zitting bepaalde D’s arts dat het genoeg was voor vandaag. Morgen ben ik getuige. En ik breek verdomme niet.
Woensdag De koorts van Demjanjuk kwam niet onverwachts. We vermoedden al dat de onverwachte actie van de rechter om ons allen uitgebreid te laten getuigen, de verdediging overviel. Daar moest een reactie op komen en die kwam dan ook. Demjanjuk werd ziek. Heel ziek, hij had maar liefst 37,5 graden koorts. Met 37 graden was de zitting doorgegaan, met 37,5 niet. Het is helaas nu eenmaal zo dat de zwijgende klomp vlees op de brancard het tempo van het proces bepaalt. Het is cynisch, het is vervelend en er is niets aan te doen. Maar onze advocaten denken dat Demjanjuk de zaak niet eindeloos zal kunnen blijven vertragen. De arts die D. tijdens de zitting scherp in de gaten houdt heeft verschillende malen verklaard dat D. relatief gezond is. In de gevangenis is D. wel zeer goed aanspreekbaar en vertelt de dokter uitgebreid over zijn kwaaltjes. Wat ons razend maakt is de tactiek van zijn advocaat die hem op die brancard de levende dode laat spelen. De geestige manier waarop Professor Nestler ons toesprak bracht ons snel over de teleurstelling heen. Wij mogen ons dan storen aan het trage tempo en de onderbrekingen maar we zijn veel verder dan de vakmensen hadden kunnen dromen. De aanklacht is voorgelezen en geaccepteerd en de eerste getuigen zijn gehoord. Dat is een veel beter resultaat dan dat Nestler zelfs na drie volle dagen had verwacht. Bovendien handelt de rechter zeer verstandig door niet te eisen dat Demjanjuk zijn petje afzet en in een stoel zit. Het zou alleen maar tot meer protesten van de verdediging leiden en dus tot meer vertraging. Bovendien begrijpt de Duitse pers heel goed dat Demjanjuks bespottelijke ligplaats en al dit gezucht en gesteun puur effectbejag zijn. Wij hadden ons geen betere verdediging voor Demjanjuk kunnen wensen dan Busch en zijn collega Maul (what’s in a name). Hun provocerende gestuntel valt ook de Duitse pers op en dat werkt in ons voordeel. In de Duitse kranten die ik vluchtig las kwam ik niet één negatieve mening over de zin van het proces en onze rol daarin tegen. Integendeel! Een serieuze krant als de Süddeutsche Zeitung schreef in een hoofdartikel dat de leeftijd van D. absoluut geen belemmering mocht zijn, dat moord niet verjaart en dat dit proces een uitgelezen kans was om de bizar lankmoedige rechtspleging uit het verleden een beetje goed te maken. ‘Deutschland braucht diesen Prozess!’, las ik een krantenkop.
Auschwitz Bulletin 53, nr. 4, december 2009
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 34
34
Cultureel Vervolg pag. 33
Niet alleen Nestler’s peptalk hielp ons over de teleurstelling heen. De lieve bejegening van het rechtbankpersoneel was hartverwarmend. Iedereen – van hoog tot laag – deed meer dan zijn best om het ons naar de zin te maken. Niets was teveel gevraagd. In slechts twee dagen zijn de ons begeleidende politiedames Frau Evi Hahn en Frau Gisela Schulz onze vriendinnen geworden. Wie had dat kunnen denken. Tenslotte nog een persoonlijke opmerking over de zin van dit proces. Of D. wel of niet veroordeeld wordt is voor mij niet werkelijk belangrijk. Uit Duitsland komt hij nooit meer weg, het is alleen van symbolisch belang of hij de rest van zijn dagen slijt in een ziekenkamer met of in ziekenkamer zonder tralies. Belangrijk is dat Sobibor als moordfabriek op de kaart is gezet. Dat werd hoog tijd. Woensdag sprak ik een politieagent die alle procesdagen gewapend in de zaal zit. Ik vroeg hem zijn mening over dat hele gebeuren. ‘Ik heb in die twee dagen meer over WOII geleerd dan in mijn hele schooltijd.’, antwoordde hij. Ik bedacht dat zijn antwoord de toegevoegde waarde van dit proces heel goed aangaf. •
Rob Fransman is een van de Nebenkläger bij het proces te München (D) tegen de van oorlogsmisdaden verdachte John Demjanjuk.
9[ QEOIPEEV ZSSV %QWXIVHEQ IR SQWXVIOIR 9[ QEOIPEEV ZSSV %Q QWXIVHEQ IR SQWXVVIIOIIR ,SKI[IK '& %Q ,SKI[IK '& %QWXIVHEQ 8 QWXIVHEQ 8 ** MRJS$TETTMI RP [[[ TETTMI RP MRJS$TETTMI RP [[[ TETTMI RP
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Onderduiken Ida Vos
‘Dit is mevrouw Helsloot,’ zegt moeder. ‘Zij komt jullie halen. Jullie gaan onderduiken.’ ‘Onderduiken?’ Ze weet niet wat moeder bedoelt. ‘Ik ga niet mee,’ zegt ze. ‘Schatje, je moet.’ ‘Waarom hebben pappa en jij dat niet tegen ons gezegd? En wat is onderduiken?’ ‘Onderduiken is: je verstoppen voor de moffen. Het wordt te gevaarlijk om hier thuis te zitten wachten tot ze ons komen halen. Ga mee. Esther en jij slapen één nacht bij mevrouw Helsloot. Morgen brengt ze jullie naar een dorp hier in de buurt. Daar zijn pappa en ik dan ook. Kom schat, pak je step en ga mee.’ Moeder zegt het op zo’n speciale manier dat ze wel moet luisteren. ‘Denk aan je step,’ zegt mevrouw Helsloot. ‘Die is voor Anke. Jullie kunnen hem voorlopig toch niet gebruiken.’ ‘Wie is Anke?’ ‘Dat is mijn dochtertje. Je ziet haar wel als we thuis zijn.’ ‘Waar gaan we naartoe?’ vraagt Esther. ‘Dat kan ik niet vertellen,’ zegt mevrouw Helsloot. ‘Stel je voor dat de moffen ons nu zouden arresteren en ze zouden jullie vragen waar je heengaat. Het is echt beter dat je dat nog niet weet.’ Ze begrijpt niets van alles wat mevrouw Helsloot zegt. Het is ook allemaal zo plotseling. ‘Ga nu maar.’ Moeder geeft haar een kus. ‘Ik zal pappa straks de groeten van jullie doen. Morgen zien we elkaar weer.’ Ze geeft moeder een kus en daar gaan ze. Esther en zij op de step, mevrouw Helsloot loopt naast hen. Aan het huis op de hoek hangt een Duitse vlag. Onder de vlag zitten twee kinderen te eten. Het zijn Lotte en Elly. Zij vieren de verjaardag van Hitler. ‘Onze Hitler is morgen jarig,’ heeft Lotte gisteren gezegd. ‘Wij gaan lekker gebakjes eten en jullie krijgen niks.’ ‘Doorsteppen! Niet omkijken!’ roept mevrouw Helsloot. Na tien minuten lopen ze in een straat waar ze nog nooit zijn geweest. ‘Sta even stil. Er gaat nu iets belangrijks gebeuren,’ zegt mevrouw Helsloot. Ze grijpt in haar jaszak. Ze haalt er een schaar uit waarmee ze op Esther en haar afkomt. Ze voelt hoe aan haar ster wordt getrokken. Ze voelt hoe mevrouw Helsloot draadjes doorknipt. ‘Niet doen!’ roept ze. ‘We mogen niet zonder ster buiten lopen. Dan worden we opgepakt.’ Ze wil mevrouw Helsloot tegenhouden, maar die houdt haar hand vast.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 35
35
‘Rachel, vanaf nu moet je doen wat ik zeg, als je tenminste niet opgepakt wilt worden. Je màg nu zelfs niet meer met een ster lopen.’ Mevrouw Heisloot knipt verder. Nog één rukje en ze heeft de gele lap in haar hand. Ze staan bij een put. Daar verdwijnt de ster in. Nu is Esther aan de beurt. Esther vindt het niet erg. Ze laat mevrouw Helsloot rustig haar gang gaan. ‘Kom kinderen, we gaan verder.’ Ze stappen weer op de step. Esther staat voorop, zij achter. ‘Verdorie!’ roept mevrouw Heisloot en ze doet een hand voor haar mond. ‘Moet je nou eens kijken, Rachel!’ Ze wijst naar haar jas, waar net nog de ster was. ‘Je kan precies zien, waar die rotster heeft gezeten. De rest van je jas is lichter blauw dan het plekje waar de ster zat. Esther, zorg dat je hoofd voor de borst van Rachel blijft.’ Doodsbang is ze. Ze voelt dat ze zweethanden heeft en haar hart bonst in haar hals. Ze wil terug naar huis, naar pappa en mamma. Ze wil helemaal niet onderduiken. Stel je voor dat er moffen zouden komen en zij zouden die blauwe plek zien. ‘Heinz,’ zal de ene mof tegen de andere zeggen. ‘Dit kind heeft haar ster afgedaan en dat mag niet. We zullen haar arresteren.’ Als ze een kwartier hebben gelopen zegt mevrouw Helsloot: ‘We zijn er. Gauw naar binnen.’ Ze komen in een huis, waar drie meisjes en een meneer aan tafel zitten. ‘Dit zijn mijn man en mijn kinderen.’ ‘Dag meneer.’ Ze geven de man van mevrouw Helsloot een hand. ‘Doe je jas maar uit,’ zegt de meneer. ‘Mijn God, Tine, hoe heb je zo met dat kind durven lopen? Ze heeft een ster op, een blauwe.’ ‘Dat weet ik wel,’ zegt mevrouw Helsloot tegen haar man. ‘Het is gelukkig goed gegaan. Vanavond zal ik proberen die blauwe ster te bleken. Ik krijg die afdruk er wel uit.’ ‘Ik hoop het,’ zegt meneer Helsloot. ‘Willen jullie een boterham? Heerlijk, een stevige bruine met spek.’ Spek? Ze wordt al naar als ze het woord spek hoort. Weet die meneer dan niet dat joodse kinderen geen spek mogen eten? ‘Pardon,’ zegt meneer Helsloot. ‘Ik had er niet aan gedacht. Jullie eten geen varkensvlees.’ Mevrouw Helsloot brengt hen ’s avonds naar bed. ‘Ga maar lekker slapen,’ zegt ze. ‘Morgen breng ik jullie naar je ouders. We gaan met de tram naar Delft en de rest zullen jullie wel zien.’ ‘We mogen niet in de tram, al lang niet meer,’ wil ze zeggen, maar ze zucht en houdt haar mond. Ze is zo vreselijk moe van alles. ‘Nu ga ik proberen of ik je jasje kan bleken. Dan heb je morgen,
als we gaan, geen ster meer op – geen gele en geen blauwe. Welterusten.’ Ze krijgen alle twee een kus van mevrouw Helsloot. Dat is lief, denkt ze. Ze kruipen dicht tegen elkaar aan. Toch wel leuk zo samen in één bed. Thuis slapen ze apart. ‘Waar zijn we nu?’ fluistert Esther. ‘Wacht maar,’ fluistert ze terug. ‘Ik zal even kijken.’ Ze gaat heel zachtjes uit het bed. Ze doet het gordijn open. Aan de overkant is een bordje waarop een straatnaam staat: ‘All... ar... Ik kan het niet goed lezen.’ ‘Wacht maar, ik zal het licht aandoen,’ zegt Esther en ze trekt aan een touwtje dat boven het bed hangt. ‘Niet doen! Dat mogen jullie nooit meer doen. Als je bent ondergedoken mag je nooit het licht aandoen als de gordijnen open zijn. De gordijnen mogen zelfs helemaal niet open, want niemand mag jullie zien!’ In de kamer staat mevrouw Helsloot. ‘Jullie moeten er maar aan wennen. Het zal moeilijk zijn. Niet meer zo dom doen hè?’ ‘Nee, mevrouw,’ zeggen ze tegelijk. ‘Het gaat moeilijk met je jas, maar het zal wel lukken.’ ‘En als het niet lukt?’ ‘Dan moet je toch die jas aan. Je houdt dan maar een boek voor de plaats waar je ster zat.’ Ze kan niet slapen. Naast haar ademt Esther heel rustig. Die slaapt wel. Ze denkt aan morgen. Misschien moet ze naar buiten zonder ster en toch met een ster. Wat is alles moeilijk vandaag. Heel zacht gaat de deur open. Voor het bed staat mevrouw Helsloot. ‘Het is gelukt,’ fluistert ze. ‘Niemand ziet meer dat je een ster op je jas hebt gehad. Ga maar lekker slapen. Welterusten.’ ‘Welterusten mevrouw,’ zucht ze. ‘En doet u de groeten aan meneer.’ •
Het verhaal Onderduiken van Ida Vos is een hoofdstuk uit haar boek Wie niet weg is wordt gezien. Het kwam uit in 1981 en is vele malen herdrukt. Er bestaat ook een Engelse, een Duitse en een Hebreeuwse vertaling van. Nu is het boek alleen nog antiquarisch te verkrijgen.
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 36
36 C u l t u r e e l
Boekbespreking
We hebben de wereld gewaarschuwd Bertje Leuw
O
p 18 september 1946 wordt op aandringen van de zeer weinige Joodse overlevenden van het getto van Warschau door Poolse onderzoekers tussen het puin van het ineengestorte, voormalige getto gegraven. Gezocht wordt het in kisten en melkbussen verpakte geheime archief, met daarin de geschiedenis van het getto, gesystematiseerd en tot in de kleinste details verzameld. Vrijwel iedereen die er aan had meegewerkt was dood, vermoord. Ook de gepassioneerde Joodse historicus en visionair Emanuel Ringelblum, de bedenker van het project. Een deel van het archief werd teruggevonden. De Amerikaanse historicus Samuel Kassow (Stuttgart 1946) heeft nu op basis van dit unieke archief een monumentaal boek geschreven, waarin de geschiedenis van het getto, van het archief en van de bedenker tot leven komt.
Een bruikbaar verleden Er moest een nieuwe Joodse geschiedenis worden geschreven, vond de jonge Poolse Jood Emanuel Ringelblum, geschiedenisstudent kort na 1920. De idealistische, door het marxisme geïnspireerde historicus wilde, voor het begrip van wat Jodendom was, af van de nadruk op rabbijnse geschriften en op Joden met aanzien. Niet alleen de buitenwereld, maar vooral de Joden zelf moesten anders tegen hun eigen geschiedenis gaan aankijken. Onder leiding van historici en in samenwerking met de gewone bevolking zou de rijke sociale geschiedenis van de Joden beschreven moeten worden, de materiële cultuur, de economische structuur en de volksgebruiken. Ringelblum wilde hiermee een seculiere, nationale identiteit legitimeren, én de geïdealiseerde notie van één Joods volk verenigd door religie en lijden, afzwakken. Hij wilde, zoals hij dat noemde, ‘een bruikbaar verleden’ scheppen. Onder de treffende titel Wie schrijft onze geschiedenis ontvouwt zich in dit boek de onwaarschijnlijke intellectuele en fysieke kracht waarmee Ringelblum, die aan het begin van zijn wetenschappelijke carrière werd opgesloten in het getto van Warschau, zijn zelf-opgelegde opdracht richt op het vastleggen van het Joodse leven in die enorme gevangenis. Hij was er zich ongetwijAuschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
feld van bewust dat de geschiedenis die hij nu juist wilde nuanceren – die van de eeuwig lijdende Jood – hem daar inhaalde.
Het Oneg Sjabbat-archief Op 2 augustus 1942 schrijft David Graber: ‘Dat wat we niet tegen de wereld konden schreeuwen, hebben we onder de grond gestopt. Wij zouden de vaders, onderwijzers en opvoeders van de toekomst zijn … Maar nee, wij zullen dat zeker niet beleven … Moge de schat in goede handen vallen … moge hij de wereld waarschuwen en attenderen op wat er is gebeurd … in de twintigste eeuw … Nu kunnen wij in vrede sterven. Wij hebben onze taak volbracht. Moge de geschiedenis voor ons getuigen.’ Negentien jaar is Graber als hij dit ‘testament’ schrijft, met de wijsheid van een oude man aan het einde van zijn leven. Hij voegt het op de valreep toe aan het eerste deel van het Oneg Sjabbat-archief dat, zorgvuldig verpakt in kisten en melkbussen, de volgende dag begraven zal worden - voor de historici van de toekomst. Het idee van een ondergronds archief, meteen al aan het begin van de oorlog, met als doel om het Joodse leven onder de Duitse bezetting te bestuderen, is van Emanuel Ringelblum. Hij noemt het Oneg Sjabbat, vreugde van de sjabbat; omdat hij elke zaterdag met zijn medewerkers bijeen kwam. In het getto van Warschau, waar de Joden met honderdduizenden waren opgesloten, was Ringelblum niet alleen de historicus. Hij ontpopte zich ook als groot organisator en visionair. Hij werkte samen met anderen aan een infrastructuur om de chaos in het overbevolkte, hongerende, verziekte en door corruptie geteisterde getto in te dammen. En hij zette mensen aan tot schrijven. Alles in het getto moest worden vastgelegd, volgens een zeer doordacht systeem met protocollen en vragenlijsten: hoe werkte de zelfhulp, de gaarkeukens, de culturele organisaties, het onderwijs; hoe was de verhouding tussen Polen en Joden, tussen Polen en Duitsers, Joden en Russen; hoe werkten de smokkelroutes tussen het getto en het Arische Warschau; hoe gedroeg (en misdroeg) de Joodse politie zich, etcetera. De vele leden van Oneg Sjabbat gingen de straat op als interviewers en observatoren, schreven en verzamelden ooggetuigenverslagen, verhalen, essays, gedichten en allerlei vormen van folklore. Het feit dat men met het documenteren van het verschrikkelijke dagelijks leven uiterst belangrijk werk deed, wat Ringelblum voortdurend benadrukte, hielp om dat leven nog enigszins te verdragen.
Nauwgezet en wanhopig Tot begin ’42 geloofde men bij Oneg Sjabbat niet dat de sadistische pesterijen, de moorden en het uithongeren van Joden, onderdeel waren van een plan hen totaal uit te roeien. Dat veranderde toen eind januari een gruwelijk ooggetuigenverslag binnenkwam van een uit het vernietigingskamp Chelmno gevluchte vrome Jood, die gedetailleerd vertelde hoe Joden in vrachtwagens werden vergast. Toen er ook berichten kwamen van nieuwe Duitse vernietigingskampen in Sobibor en Treblinka, begreep Ringelblum dat in het getto misschien wel het laatste hoofdstuk
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 37
37
de ondankbare taak hebben een onwillige wereld te bewijzen dat wij Abel zijn, de vermoorde broeder.’ De optimist Ringelblum daarentegen twijfelde er, volgens Kassow, geen moment aan dat de wereld zou geloven wat er was gebeurd – áls ze maar met het juiste bewijsmateriaal werd geconfronteerd. ‘Hij was vast van plan een zo grondig, objectief en breed opgezet archief op te bouwen dat ‘toekomstige generaties’ wel gedwongen waren de waarheid onder ogen te zien.’
We hebben de wereld gewaarschuwd
van de Europese Joodse geschiedenis werd geschreven. Oneg Sjabbat besloot tot ‘nieuwe prioriteiten en verantwoordelijkheden’: de massamoord moest gedocumenteerd worden en die documentatie moest zowel bij de Joodse en Poolse ondergrondse pers terechtkomen als naar het buitenland gaan. Oneg Sjabbat begint met de uitgave van een nieuwsbulletin en een persbureau, waar alles in vermeld wordt wat men weet over het Duitse vernietigingsprogramma. En het (gewapend) verzet wordt gestimuleerd en gesteund. In een academisch artikel analyseert Ringelblum met anderen het nazibeleid sinds 1939 tot en met ‘de tweede fase’: de uitroeiing. Het is een van de eerste keren, schrijft Kassow, dat Joodse leiders een poging deden de Endlösung te beschrijven en te verklaren terwijl die in volle gang was. De centrale plaats die het antisemitisme, zowel praktisch als theoretisch, in het nazisysteem innam werd benadrukt. De moord op de Joden, stelden de auteurs, was geen gevolg van spontaan antisemitisme, maar het resultaat van een politieke ideologie – en van bureaucratisch opportunisme. Met zijn onderzoek brengt Kassow de stemmen, de gedachten van de Joodse wetenschappers tot leven; hoe zij toenemend wanhopig maar nauwgezet, zoals ze dat geleerd hebben, hun visie verwoorden. Soms brengt het verschil in visie zoals tussen Emanuel Ringelblum en Isaac Schiper, je als lezer dichter bij de gruwelijke werkelijkheid. Schiper zegt in de zomer van 1943 in het concentratiekamp Majdanek tegen een medegevangene: ‘Als wij de geschiedenis schrijven van deze periode van bloed en tranen – en naar mijn stellige overtuiging zullen we dat doen – wie zal ons dan geloven? Niemand zal ons willen geloven, omdat onze ramp de ramp van de hele beschaafde wereld is … Wij zullen
Als de BBC in 1942 uit rapporten van Oneg Sjabbat citeert over de genocide die gaande is, juicht Ringelblum in zijn dagboek: ‘We hebben zijn [= Hitlers] duivelse plan de Poolse Joden uit te roeien ontmaskerd, iets wat hij in het geheim had willen doen. We hebben zijn plannen in de war gestuurd en zijn kaarten aan het licht gebracht. En als Engeland woord houdt en zijn dreigementen doorzet … zullen we misschien toch nog worden gered.’ Maar dan beginnen de massadeportaties vanuit het getto naar het vernietigingskamp Treblinka, 6000 personen per dag, eenenvijftig dagen lang. ‘Hervestiging’, werd dat genoemd. Het getto wordt opgedeeld in minikampjes; Joden die zich daarbuiten begeven worden neergeschoten. De infrastructuur is weg en er zijn bijna geen kinderen meer over. Oneg Sjabbat probeert ook nog dit proces van vernietiging van het getto systematisch en methodologisch te beschrijven, ‘zodat toekomstige historici er iets aan zouden hebben’: welke rol had de Joodse politie, welke de Oekraïners, wat deed de Joodse Raad, hoe reageerde de massa op misleidende informatie, etcetera. Geleidelijk aan verdwijnen de medewerkers van Oneg Sjabbat, door dood en deportatie. Begin februari 1943 wordt het tweede deel van het archief begraven. Het lukt Ringelblum om met vrouw en kind onder te duiken, maar het gezin wordt verraden en gedood. Een dag of tien eerder, schrijft Kassow, had Ringelblum samen met zijn vriend Berman zijn laatste project afgerond: een brief aan Londen, waarin uitvoerig uit de doeken werd gedaan hoe het getto had gefunctioneerd; wat er aan culturele en sociale activiteiten georganiseerd werd ondanks de terreur en de honger, en ze doen melding van het Oneg Sjabbat-archief: ‘We hebben de wereld gewaarschuwd met gedetailleerde informatie over de grootste misdaad uit de geschiedenis, en we zetten onze archiefwerkzaamheden voort.’ Kassow heeft met de ontsluiting van het Oneg Sjabbat-archief en de publicatie van zijn boek Emanuel Ringelblum de eer bewezen die hem toekomt, als bevlogen historicus en inspirator van honderden, misschien wel duizenden mensen om hun geschiedenis te boekstaven. •
Samuel D. Kassow, Wie schrijft onze geschiedenis. Het dramatische verhaal van het verborgen archief van het getto van Warschau. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2009, 632 blz., ISBN 978 94 600 3010 9, €35,00 Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 38
38 C u l t u r e e l
Boekbespreking
Recent verschenen Marjon de Klijn
Na de Kristallnacht Martine Letterie studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Utrecht. Aanvankelijk was zij docent Nederlands, later gaf zij les in jeugdliteratuur aan de Pabo. In 1996 schreef zij haar eerste boek: Het schorriemorrie van de Pruk voor kinderen van 10 jaar en ouder. Daarna volgden nog vele andere boeken en ze heeft nu meer dan 20 jeugdboeken op haar naam staan. Het verhaal speelt zich af tussen november 1938 en mei 1940. Jacob is een jongen van 12 jaar, zijn ouders hebben een stoffenzaak. Als Jacob op 9 november 1938 naar buiten loopt, staat hij woedend en radeloos tussen de scherven van hun mooie winkel. Dan ziet hij dat de gehele straat bezaaid is met glas. In de Kristallnacht zijn in heel Duitsland duizenden ruiten ingegooid van Joodse winkeliers. Na deze nacht verandert alles voor de Joden in Duitsland. Sommigen houden nog vast aan hun Duitse staatsburgerschap, maar al snel beseffen ze dat ze niet als dusdanig worden gezien. Ze zijn alleen nog maar Joden. Dit betekent dat ze vanaf dat moment nog maar heel weinig toekomst in Duitsland hebben. Daarnaast wordt hun leven door de vele ge- en verboden alleen maar moeilijker. Het gezin (vader, moeder, zoon en dochter) besluit te vluchten, met Nederland als eindbestemming. Aan de grens blijkt dat zij economische vluchtelingen zijn en niet toegelaten worden. Kinderen, maken meer kans dan een heel gezin en Jacob besluit samen met David (een jongen die hij op het station heeft leren kennen) illegaal de grens over te gaan. Na enige omzwervingen komen de twee in kamp Westerbork terecht. De vader van Mieke krijgt een baan als boekhouder in het kamp en ook een woning. Tot dan toe woonde het gezin in Den Haag. Jacob en David moeten helpen met verhuizen en het in orde maken van de tuin. Mieke is nogal onwetend over de dreigende oorlog. Doordat ze vragen stelt aan haar vader en aan Jacob wordt ze meer bewust van de wereld om haar heen. De ouders en het zusje van Jacob hebben alles in het werk gesteld om Duitsland te ontvluchten. Zo trachtten zij naar Palestina te reizen, maar het schip werd niet toegelaten. Uiteindelijk bereiken zij na veel ronddolen ook het kamp Westerbork. •
Martine Letterie, Scherven in de nacht. Uitgeverij Leopold bv, Amsterdam 2009, (132 blz.) ISBN 90 258 4511 8, € 13,95
Niet alleen Joden Lydia Rood studeerde journalistiek in Utrecht en Spaans in Amsterdam. Ze werkte een tijdje bij de Volkskrant en haar eerste boek, Een geheim pad naar gisteren, verscheen in 1982. In 1991 besloot ze voltijds schrijfster te worden. Samen met haar broer schreef Lydia, onder de naam Rood en Rood. In 1990 won ze de Vlag & Wimpel voor haar boek Maanzaad en in 1994 een Zilveren Griffel voor Een mond vol dons. Niet altijd wordt stilgestaan bij het feit dat behalve Joden ook andere volkeren in WO-II werden vervolgd. Sinti en Roma werden ook nagejaagd. Ook zij werden door de nazi’s opgepakt, naar kampen gedeporteerd en uiteindelijk vermoord. Op 16 mei 1944 werden op last van de Duitse bezetters in het gehele land Sinti en Roma uit hun wagens en huizen gehaald. De razzia werd uitgevoerd door Nederlandse politiemensen. Het ‘zigeunertransport’ van 19 mei betekende het einde voor bijna alle 245 Sinti en Roma die in veewagens werden geladen. De trein reed regelrecht naar Auschwitz en de meeste Sinti en Roma werden vergast in vernietigingskamp Birkenau. Slechts 32 Nederlandse Sinti en Roma overleefden de kampen. In dit boek vertelt Lydia Rood, hoe slechts één lid van een Sintigezin Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Lydia Rood, Opgejaagd, Uitgeverij Leopold bv, Amsterdam 2009, (170 blz.) ISBN 9 789025 855116, € 14,95
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 39
39
de Tweede Wereldoorlog overleefde. Het boek maakt deel uit van het project Vergeten Oorlog. Maira woont samen met haar familie (vader, moeder, drie broers en twee zusjes) in woonwagens. Het gezin behoort tot de Sinti, een rondtrekkende gemeenschap, die de kost verdient met onder meer muziek maken en repareren van instrumenten. De maatregelen van de nazi’s maakt het leven voor de Sinti en Roma steeds moeilijker. Het gezin moet onderduiken in een huis. Dit gaat een korte tijd goed, totdat op een dag de Nederlandse politie op de deur bonst. Het gezin moet meekomen. Eén van de broers en de vader proberen weg te komen, maar de broer wordt gepakt en doodgeschoten. Het gezin moet eerst naar Westerbork. Daar wordt de moeder gevraagd de namen van de gezinsleden op te geven. Behalve Maira noemt ze iedereen op, hetgeen het meisje erg verbaast. Ze wil haar moeder dwingen haar naam ook te noemen, maar dat gebeurt niet. Na drie dagen in Westerbork, vertrekt de trein naar Auschwitz met alle gezinsleden, behalve Maira. Zij kan met behulp van een (waarschijnlijk Joodse) bewaker ontsnappen. Dan begint voor Maira een lange barre zoektocht naar haar vader. Ze komt uiteindelijk terecht bij haar grootmoeder. Maar van haar gezinsleden is niemand teruggekomen. •
Een woedende vrouw Het heeft een tijd geduurd voordat het oorlogsdagboek van Klaartje de ZwarteWalvisch uitgegeven werd. Klaartje had een flink aantal beschreven bladen aan haar zwager gegeven toen zij gedeporteerd werd naar Sobibor. Haar zwager had de notities weer aan zijn dochter gegeven. Deze dochter, Miep Koenig-de Zwarte, wist niet dat het de notities van haar tante waren. Om anderen niet in gevaar te brengen had Klaartje vermeden om namen te noemen in haar aantekeningen. Miep Koenig schonk de notities aan het Joods Historisch Museum. Hier hebben de notities jaren gelegen, zonder dat bekend was, van wie ze nou eigenlijk waren. De spannende speurtocht naar de schrijfster van de aantekeningen, staat door Ad van Liempt (eindredacteur van de serie De Oorlog) beschreven in het voorwoord van het dagboek. Dagboeken van mensen die de concentratiekampen van binnenuit beschrijven, zijn bijzonder schaars. Volgens Van Liempt is het zeer uitzonderlijk dat zo’n geschrift nu nog is gevonden. ‘Ik hoop vurig dat alles wat ik hierin heb beschreven nog eens de buitenwereld zal bereiken.’ Deze wens van Klaartje, die op de achterflap van het dagboek geschreven staat, is nu, 66 jaar na dato, in vervulling gegaan. Eenieder kan nu kennis nemen van de aanklacht, de getuigenis en de woedende beschuldigingen die door Klaartje worden geuit. In 1943 dringen twee Jodenjagers het huis van Klaartje en Joseph de Zwarte binnen. Tijdens de oorlog hadden Klaartje en haar man besloten niet te gaan onderduiken. Het is 22 maart en een doordeweekse dag en op deze dag worden Klaartje en Joseph gearresteerd en meegesleurd naar de Hollandsche Schouwburg. Op deze dag besluit Klaartje een dagboek bij te houden. Op een gedetailleerde manier beschrijft ze haar verblijf in de Schouwburg en in kamp Vught. Haar aantekeningen eindigen op 4 juli 1943. Twee weken later is zij in Sobibor vermoord. ‘Dan nog maar liever naar Vught’ zegt zij in het dagboek (blz. 37), ‘waar het volgens de Joodse Raad zo goed moest zijn. Sommigen dachten beslist dat ze naar een eldorado gingen, maar die overtuiging had ik absoluut niet. Steeds werden er weer transporten binnengebracht en ik vroeg me af wat er toch met al die mensen gebeuren zou. Van jonge mensen kon nog verklaren dat ze konden werken, maar wat ik binnen zag komen was afschrikwekkend. Oude kreupele, lamme en blinde mensen om en nabij de leeftijd van negentig jaar. De één nog hulpbehoevender dan de ander. Waren dit tewerkgestelden? Zo heette het toch immers? Het smerige en misdadige lag er dik bovenop en de stemming had haar laagste punt bereikt.’ •
Klaartje de Zwarte-Walvisch, Alles ging aan flarden Het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte-Walvisch, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2009, (207 blz.) ISBN 9 789057 122743, € 17,95
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 40