Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

Page 1

© COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE.

© COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE.

RACISME RAAKT OOK MIJ

© COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE.

© COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 1

RACISME RAAKT OOK MIJ

NOOIT MEER AUSCHWITZ NOOIT MEER AUSCHWITZ

www.auschwitz.nl www.auschwitz.nl

RACISME RAAKT OOK MIJ RACISME RAAKT OOK MIJ

NOOIT MEER AUSCHWITZ

NOOIT MEER AUSCHWITZ

www.auschwitz.nl

www.auschwitz.nl


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 2

2 Inhoud

2 3 3 4 8 10 12 13 14 16 19 20

22 24 26 28 29 30 31 18 18 18

Auschwitz Bulletin

Inhoud Posteractie Daniel Libeskind houdt Nooit Meer Auschwitz Lezing Herdenken Kind in de oorlog, toen en nu - Met War Child in Uganda / Zoni Weisz Met ROC leerlingen naar Theresienstadt / Jarmo Leeuwerink Koninklijke Marechaussee herdenkt in Westerbork / Dick van Putten Dancing Auschwitz / Nelleke Noordervliet Afscheidsbrief, rectificatie Column In herinnering aan Simon Caun / Simon Soesan Cultureel Vervolgde componisten hun stem teruggeven / Carine Alders en Eleonore Pameijer Wat wij gedenken? Dát wij gedenken! / Liesbeth Hoeven De ondergang van Abraham Reiss, schilderijen / Hedy d’Ancona Cultureel / Boekbespreking Moeders in een familiegeschiedenis / Bertje Leuw Zicht op het verleden van Sinti en Roma / Marjon de Klijn en Max Arian Recent verschenen / Marjon de Klijn Actueel Een omarming van namen in Bronbeek / Elly Touwen-Bouwsma De Namenwand, een tastbare herinnering Piet Meerburg (1919 – 2010) / Max Arian Berichten De lunch na de Herdenking 2011 Tentoonstellingen in Vught Aanbod jaargangen Auschwitz Bulletin Een bezoek aan Auschwitz en dan … ?

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’ en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aanbevolen

54ste jaargang, nr. 3, september 2010. Verschijnt 4x per jaar

Herdenken op velerlei manier De Holocaust herdenken gebeurt op velerlei manier. We kennen een grote diversiteit aan vormen. Deze aflevering van het Auschwitz Bulletin geeft daar ook weer een staalkaart van te zien. Bovenaan staat – en blijft vermoedelijk ook wel altijd staan – het bezoek aan de oorden van verschrikking zelf, in dit geval Auschwitz en Theresienstadt. Het is de meest directe vorm. In de reacties op de bezoeken kunnen dan heel verrassende ‘varianten’ optreden. Dat blijkt ook hier weer uit twee artikelen. Op een beduidend grotere afstand bevinden zich de uitingen van erkenning, sommige misschien laat geuit, echter welgemeend. In dit geval met een boodschap dat er van officiële zijde destijds beter een andere positie ingenomen had kunnen worden. Ogenschijnlijk ligt veel verder weg – maar door de confrontatie opeens benauwend dichtbij – wat oorlog in het algemeen kinderen aan kan doen. Daarbij gaat het hier om een helpende hand die ‘kind-slachtoffers’ van toen ex-kindsoldaten van nu zouden kunnen bieden om hun leven van normale kinderen weer op te pakken. Op onderzoek uitgaan naar personen, het opsporen van individuen, ook dat heeft altijd een element van herdenken in zich gehad. Het doel daarbij is immers om uit de anonieme massa van slachtoffers een mens apart met zijn naam op te diepen. Om hem uit de vergetelheid te lichten. Op hem te kunnen blijven gedenken als herkenbare mens. Het loopt in dit nummer door alle rubrieken heen. In de Column gaat het om de zoektocht naar en de achtergronden van het ‘zo maar verdwenen zijn’ van een jongen van 16 jaar. De rubriek Cultureel start met het naar boven halen van in de oorlog omgebrachte en ten gevolge daarvan ‘vergeten’ componisten van zeer bijzondere muziek. Het gedenken van één, speciale mens komt vervolgens op heel speciale manier tot uiting in de vorm van een geschilderde biografie met een serie indringende, nu gemaakte schilderijen. In de rubriek Actueel wordt het persoonlijke gedenken gecondenseerd in wat misschien wel het meest individuele is dat ieder mens bezit: zijn naam. In twee bijdragen gaat het om een Namenwand en dat voor twee verschillende groepen van slachtoffers, de ene al gerealiseerd, de andere nog in oprichting. Maar in beide gevallen wanden waarop men een specifieke naam aan zal kunnen raken. Om over het verlies en het verleden heen een moment van ‘direct contact’ met de dierbare van die naam te kunnen leggen. En dan, ten slotte, de zeven boeken, die met een bespreking of korte signalering in dit nummer aan de orde komen. Ook daarvan kun je zeggen dat de staalkaart van het gedenken er verder mee ingevuld wordt. Zal volledigheid ooit te bereiken zijn? Waarschijnlijk is het niet, daarvoor blijft de variëteit te groot. – H.S. Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 3

3

Posteractie Bij de voorplaat van dit nummer

H

et zal velen niet zijn ontgaan dat het Nederlands Auschwitz Comité een Posteractie is begonnen. Door het hele land zijn anti-discriminatieposters verspreid. In eerste instantie zijn deze verstuurd naar relaties, alle bibliotheken, het parlement (alle leden van de Eerste en Tweede Kamer, alle leden van de Gemeenteraad van de Gemeente Amsterdam, alle gemeentes in Nederland en naar alle scholen. Diverse instellingen hebben de posters niet alleen opgehangen, maar ook op hun website geplaatst.

Het Comité gaat hiermee in op de maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen tijd die duidelijk maken dat afschuwelijke gebeurtenissen uit het verleden, en vooral de aanvallen op Joden, niet tot de geschiedenis behoren maar nog steeds actueel zijn. Een groot deel van de Joodse bevolking voelt zich onveilig. Omdat dat anno 2010 volstrekt onacceptabel is en daarmee grenzen worden overschreden, verdient bescherming van in het nauw gedreven bevolkingsgroepen de primaire aandacht van het Auschwitz Comité. Wij staan voor en werken aan het bevorderen van saamhorigheid in de maatschappij; een maatschappij waarin iedereen zich veilig kan voelen en zich veilig voelt. Met deze posters wil het Nederlands Auschwitz Comité zijn doelstelling nog eens duidelijk onderstrepen: Nooit meer Auschwitz! De posters zijn gratis te bestellen via het e-mailadres info@auschwitz.nl.

Daniel Libeskind, ‘architect van het gedenken’, houdt Nooit Meer Auschwitz Lezing H

et Nederlands Auschwitz Comité organiseert – in samenwerking met de Pensioen- en Uitkeringsraad / Sociale Verzekeringsbank en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies – voor de achtste keer de Nooit Meer Auschwitz Lezing. De lezing vindt plaats op donderdag 27 januari 2011 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft Daniel Libeskind, Amerikaans architect, uitgenodigd de lezing uit te spreken. De heer Libeskind zal bij deze gelegenheid de Annetje Fels Kupferschmidt Onderscheiding uitgereikt krijgen. Daniel Libeskind werd in Polen geboren (Łódz´, 1946) als zoon van Joodse Holocaust-overlevenden. In 1965 werd hij genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger. Hij studeerde architectuur in New York en geschiedenis en architectuurtheorie aan de Essex University in Groot Brittannië. Hij gaf les en lezingen op veel universiteiten in Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Japan en Australië. Tot de bekendste werken van Libeskind behoren het Joods Museum in Berlijn, het Felix Nussbaum Haus in Osnabrück, het Imperial War Museum in Manchester, het Deens Joods Museum in Kopenhagen en het Grand Canal Theatre in Dublin. In 2003

won hij de opdracht om het masterplan te ontwerpen voor de herinrichting van Ground Zero, de voormalige locatie van het World Trade Center in New York. Daniel Libeskind is een van de vaandeldragers van het ‘deconstructivisme‘, een architectonische stroming die verwant is aan de gelijknamige school in de filosofie. Als deconstructivistisch architect stelt Libeskind zich de vraag wat architectuur wezenlijk is en hoe die kan beantwoorden aan de realiteit van het moderne leven. Libeskind benadrukt door de vormentaal de verhalen van een bepaalde plek. Deze beeldtaal van de deconstructivisten is wars van alle traditie en bestaat uit een ‘explosie’ van lijnen, rechte vormen en hellende vlakken. Zo heeft de plattegrond van het Joods Museum in Berlijn de vorm van een gebroken davidster, verwijzend naar de destructie van de Joodse cultuur onder het nazi-regime. Zijn ontwerp voor Ground Zero, getiteld Memory Foundations, is tegelijkertijd een eerbetoon aan de slachtoffers van de aanslag van 11 september 2001, als aan het leven dat doorgaat. Sinds de opening van het Joods Museum in Berlijn staat Daniel Libeskind bekend als de ‘architect van het gedenken’.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 4

4 Herdenken

Lieve Judith,

Kind in de oorlog, toen en nu Met War Child in Uganda

Z

oals ik je beloofd heb, stuur ik je hierbij het verslag van mijn reis naar Uganda. Ik was daar voor War Child Holland. War Child Holland heeft Liesbeth List en mij gevraagd voor deze reis. Liesbeth is, net als ik, een oorlogskind. Zij zat tijdens de oorlog samen met haar moeder in een jappenkamp in Indonesië en ik, zoals je weet, verloor onze hele familie hier in Europa. De bedoeling van deze reis was dat we in gesprek zouden komen met voormalige kindsoldaten in Noord-Uganda en hun proberen te vertellen dat, hoe donker deze periode in hun leven ook is, er met hulp een weg is om er uit te komen. Als Liesbeth en ik dachten dat het nodig was, deelden we onze eigen ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog met ze. Dat is eenvoudig gezegd, maar toen ik de verschrikkingen hoorde die deze kinderen hebben doorgemaakt dacht ik soms wel eens, wat doe ik hier in godsnaam. Enfin, ik zal proberen mijn ervaringen voor je op te schrijven.

Zoni Weisz

De reis

65

jaar Vrede in Nederland was voor War Child aan-

leiding om twee oorlogskinderen van toen in contact te brengen met oorlogskinderen van nu. Om met elkaar te praten, om ieders ervaringen te horen, om ondanks alles moed te putten het leven toch voort te kunnen zetten. Zo gingen Zoni Weisz en Liesbeth List, beiden kind in de Tweede Wereldoorlog, naar Uganda naar kinderen uit de oorlogen die daar nog steeds aan de gang zijn. Zoni heeft zijn ervaringen van deze tocht weergegeven in de vorm van een brief aan zijn kleindochter.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

We vlogen rechtstreeks naar Entebbe in Uganda waar we één nacht bleven voor we naar Gulu in Noord-Uganda vlogen. Dat vliegen binnenlands was op zich al een avontuur. Opgepakt in een heel klein zespersoons vliegtuigje van ruim vijftig jaar oud dat zo zwaar beladen was dat het nauwelijks los kwam van de startbaan. Heel spannend. Mark Vogt, directeur van War Child, begeleidde ons op de hele reis. Na een vlucht van anderhalf uur over een prachtig landschap, werden we opgewacht door medewerkers van War Child en de cameraploeg van Nathalie Toisuta. Nathalie is de creatieve geest achter dit alles. Zij maakt van alles filmopnames en ver-


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 5

5

Natuurlijk keek ik wel op tegen de ontmoetingen met deze ex-kindsoldaten die zulke traumatische ervaringen hebben dat je je het niet kunt voorstellen.

(foto’s Robbert Bodegraven)

werkt die in een programma dat wordt uitgezonden op televisie. De bedoeling is om zoveel mogelijk ‘Friends’ te werven voor War Child, om zo deze kinderen te kunnen helpen. Nathalie en haar ploeg waren al een paar dagen vóór ons aangekomen en hadden reeds voorbereidingen getroffen en allerlei zaken geregeld. Net uit het vliegtuig gestapt werden we meteen op het vliegveld geïnterviewd. Nathalie kwam met vragen als: ‘Wat verwacht je van deze reis?’ en ‘Kijk je op tegen de confrontatie met je eigen verleden als oorlogskind?’ Natuurlijk keek ik wel op tegen de ontmoetingen met deze ex-kindsoldaten die zulke traumatische ervaringen hebben dat je je het niet kunt voorstellen. Ik wist niet wat ik moest verwachten. Wat zou het bij mezelf losmaken? Eigenlijk was ik wel een beetje bang of ik het wel zou kunnen, maar door al de nieuwe indrukken die op je afkomen heb je eigenlijk geen tijd om er te lang bij stil te staan. Eerst inchecken in het hotel. Van dat hotel moet je je niet teveel voorstellen. Regelmatig valt de stroom uit en dan heb je dus ook geen water. Je moet je dan wassen met een beetje water uit een jerrycan die op je kamer staat.

Een meisje Hierna gingen we direct naar de plaatselijke vestiging van War Child Holland. In de tuin was een groep jonge vrouwen aan het zingen en dansen. Ze waren als meisjes van 12-13-14 jaar ontvoerd. Ze moesten, na gruwelijke trainingen, als kindsoldaat die-

nen en werden daarnaast als seksslavinnen misbruikt. Het gevolg is, dat ze vaak één of twee kinderen aan deze gruwelijkheden overhielden. Deze meisjes zijn zwaar getraumatiseerd uit de oorlog gekomen. Onvoorstelbaar leed. Wat zeg je tegen zo’n meisje? Wat vraag je aan iemand die zulke gruwelijkheden heeft ondergaan? Toen ik een meisje aankeek en het immense verdriet in haar ogen zag, had ik het niet meer. Vaak hebben ze niemand meer. Geen vader, moeder, broertjes of zusjes. Allemaal vermoord door de rebellen. Soms moesten ze zelf hun familie doden onder druk van de rebellen. Wanneer ze dat niet konden, werden ze zelf vermoord door een ander lid van de groep. Op deze manier dwongen de rebellen onvoorwaardelijke gehoorzaamheid af. Ik vroeg haar of ze wist wat de Holocaust was en of ze van de vernietingskampen in nazi Duitsland had gehoord. Ja, dat wist ze. Ze wist ook dat ik mijn familie in Auschwitz had verloren en dat Liesbeth in een Japans kamp had gezeten. Haar ogen achtervolgen me nog steeds. Sommige van deze meisjes willen niets weten van de kinderen die ze aan de verkrachtingen door de rebellen hebben overgehouden. Enkelen wilden hun kinderen zelfs geen borstvoeding geven. Met behulp van speciale War Child programma’s en veel geduld en tijd wordt hier nu aan gewerkt. Alle begeleiding en training wordt gedaan door deskundig opgeleide lokale mensen, die de taal spreken en hen begrijpen. Alles met ondersteuning van de staf van War Child. 

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 6

6

Het is geen uitzondering dat kinderen anderhalf tot twee uur naar school moeten lopen. In de brandende hitte, langs stoffige wegen.

Een nieuwe hut en naar school

Zelfgemaakt lied

De tweede dag ’s morgens bezochten we, na een lange rit door de bush van Noord-Uganda, een familie die sinds kort uit een vluchtelingenkamp naar hun oude woonplek is teruggekeerd. Nu de rebellen over de grens met Congo zijn verjaagd, stromen de kampen langzaam leeg en proberen de mensen naar hun geboortegrond terug te keren. War Child helpt ontheemden die soms jaren in een vluchtelingenkamp hebben gezeten een nieuw bestaan op te bouwen. Materiaal voor nieuwe hutten wordt beschikbaar gesteld, maar de mensen zelf bouwen hun huis. Dat geeft ze het gevoel dat dat dan ook werkelijk van hen zelf is. Grond wordt weer bewerkt en er worden weer gewassen geplant, zodat ze weer in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Langzaam komt voor sommigen het normale leven weer op gang. In de middag bezochten we een school. Het is geen uitzondering dat kinderen anderhalf tot twee uur naar school moeten lopen. In de brandende hitte, langs stoffige wegen. Ze doen dat graag omdat ze begrijpen dat onderwijs heel belangrijk is. Op scholen worden door lokale medewerkers van War Child verschillende programma’s gegeven. Door middel van spel en muziek ontspannen de kinderen en komen dan los. Vandaag was het thema ‘emotie’. Over emoties zoals liefde, blijheid, boosheid en verdriet wordt dan gesproken onder leiding van een lokale War Child medewerker. Vaak is zo’n hulpverlener zelf een ex-kindsoldaat die hen begrijpt en hun taal spreekt. Kinderen, die aan het begin van de sessie heel schuchter zijn en niets durven vertellen, komen dan los en vertellen verhalen over hun tijd als kindsoldaten of hun tijd in vluchtelingenkampen. Hartverscheurend.

Eén meisje, Carolyn, vertelde haar verhaal en zong een zelfgemaakt lied. In dit lied beschrijft ze hoe haar hele familie is vermoord door de rebellen. Ze vraagt zich af waarom haar familie er niet meer is, waarom ze haar niet meer kunnen helpen en ze vertelt hoe erg ze hen mist. Heel aangrijpend en confronterend. Zo prachtig gebracht. Zelfs zonder het te kunnen verstaan, wist ik precies waar het over ging. Ons hele team huilde en ik was gebroken. Haar geschiedenis was voor een deel ook mijn geschiedenis. Er is niet veel veranderd in vijfenzestig jaar, helaas. Ik wilde haar in mijn hart sluiten en troosten. We spraken met een jonge vrouw van 16 jaar, dus iets ouder dan jij nu bent. Ze vertelde me dat ze door de rebellen was ontvoerd en als kindsoldaat had gediend. Haar ouders waren vermoord. Na de oorlog kreeg zij de verantwoordelijkheid voor haar twee zusjes en een broertje. Zij kon dit niet aan en liep de bush in om zelfmoord te plegen. Gelukkig is dat niet gelukt en kwam ze terug bij haar zusjes en broertje. Ze ging naar school en wil nu arts worden. Helaas ontbreken de financiële middelen. Ze blijft vechten voor een betere toekomst. We waren allemaal diep onder de indruk van haar verhaal, maar vooral van haar kracht.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

De dag daarna gingen we op weg naar een cultureel centrum waar men de jeugd onderwijst in traditionele dansen en muziek. Overal langs de weg waren kinderen die naar ons zwaaiden. Toen we bij het centrum aankwamen, werden we opgewacht door honderden jongeren met muziek en lachende gezichten. Door de oorlog is veel van de cultuur verloren gegaan. War Child


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 7

7

We waren allemaal diep onder de indruk van haar verhaal, maar vooral van haar kracht.

probeert door middel van allerlei programma’s de jongeren hun cultuur weer te laten beleven en bewaren.

Twee verhalen Met twee van de jongens die aan deze programma’s deelnemen hebben we mogen praten. Hun verhalen zijn soms te gruwelijk om op te schrijven, maar de verhalen van Steven en Michael probeer ik je toch maar te vertellen. De meest verschrikkelijke dingen die deze jongens hebben meegemaakt schrijf ik je maar niet. Steven werd samen met zijn vader ontvoerd en moest om zijn trouw aan de rebellen te bewijzen zijn vader vermoorden. Dat kon hij niet. Toen werd zijn vader aan een boom vastgebonden en moest Steven toezien hoe zijn vader op wrede wijze werd vermoord. Onvoorstelbaar. Als door een wonder werd Steven zelf later gered. Michael vertelde me dat hij als kindsoldaat overvallen moest plegen op dorpen en dan de bewoners moest meenemen het bos in. Alle kindsoldaten kregen dan twee personen toegewezen die ze moesten doden. Het lukte Michael om één persoon alleen maar te verwonden en hem zo te laten ontsnappen. De rest van Michaels verhaal bespaar ik je, omdat het te erg is om je te schrijven. Hoe bedenken mensen zoiets, vraag ik me af. Hoe ziek van geest moet je zijn om kinderen te dwingen zulke beestachtige dingen te doen? Weigerden ze, dan werd er gedreigd hun familie te vermoorden.

gramma’s probeert War Child deze kinderen weer op het goede spoor te krijgen. Een langdurig proces dat veel geduld en toewijding vergt. Alweer de laatste dag in Noord-Uganda. ’s Morgens op bezoek geweest bij de RDC (Regional District Commander), een soort ‘Commissaris der Koningin’. Op het eerste gezicht deed hij me sterk denken aan Idi Amin, in de jaren zeventig de wrede dictator van dit land. Maar hij bleek een aardige man te zijn, die War Child een warm hart toedraagt. Zonder zijn steun kan een organisatie daar niet functioneren. In de avond waren Liesbeth en ik samen met de RDC in een radioprogramma van Mega FM. Dat radiostation heeft een bereik van meer dan één miljoen luisteraars, tot in Zuid-Soedan toe. We konden vrijuit praten over het werk van War Child en de programma’s voor de kindsoldaten en ontheemden. Je zult begrijpen dat er nog heel veel gedaan moet worden wil de situatie weer een beetje normaal worden en deze kinderen de kans krijgen op een goede toekomst. Laten we hopen dat er een toekomst voor hen is zonder oorlog en wreedheden. Lieve Judith, het was een heel emotionele week en het heeft me meer aangegrepen dan ik had verwacht. Ik ben blij en dankbaar dat ik deze reis heb mogen maken en dat ik naar de verhalen van deze kinderen heb mogen luisteren en mijn ervaringen met hen heb mogen delen. Misschien hebben we ze een beetje hoop op een betere toekomst kunnen geven.

Op de radio Door middel van sport, spel en muziek en diverse speciale pro-

Liefs, Opa

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 8

8 Herdenken

Met ROC leerlingen naar Theresienstadt … omdat ik dan aan te veel denk … Jarmo Leeuwerink

E

en klas van het ROC-v-A, afdeling Horeca, vol met toekomstige koks. Een klas met MBO leerlingen Niveau Twee die allemaal LLBC (Leer Loopbaan Burgerschap Competenties) lessen onderwezen krijgen. Het was mijn taak om als student maatschappijleer een les te geven over gebruiken en rituelen. 4 en 5 mei kwamen dichterbij en dit gaf mij de gelegenheid om als tweeëntwintig-jarige een inzicht te geven in mijn reis naar Auschwitz, die ik vorig jaar met mijn medestudenten maakte. Een reis die niet alleen op mij veel indruk heeft gemaakt maar ook op deze leerlingen, die hun aandacht volledig gevestigd hadden op niet alleen de gruwelijkheden, maar ook op het ongeloof op het gezicht van de buurman/vrouw. Eigenlijk heeft het de les onbedoeld beheerst en is het een markeerpunt geweest voor alle organisatie voor onze reis naar Terezín (Theresienstadt) in Tsjechië. Tom stond onaangekondigd op en zei: ‘Eigenlijk moeten wij hier ook naar toe!’ Ja, maar dan moet je het natuurlijk wel kunnen verantwoorden! Dit gebeurde! Het ROC stond volledig achter het idee om de leerlingen ook in aanraking te laten komen met een zwarte bladzijde uit de geschiedenis. En er zou ook een uitwisseling komen met de hotelschool in Podeˇbrady (dichtbij Praag). Er zou een reis naar Praag komen, een van de docenten stak de handen uit de mouwen en heeft met een geweldig resultaat de reis bewerkstelligd. De leerlingen hebben bij terugkomst allemaal een stuk geschreven over hun bevindingen. Deze zijn in dit artikel gebruikt om te laten zien wat leerlingen van 16 tot en met 19 jaar hebben beleefd. Uit hun ervaringen heb ik een selectie gemaakt en in chronologische volgorde gezet.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Dennis: ‘Het begon in de bus. Ik keek uit het raam en zag een grote davidster en allemaal grafstenen. We stapten uit de bus en liepen langs de begraafplaats, het waren heel veel grafstenen waarvan sommige niet eens een naam, maar een nummer hadden…’ Guilherme: ‘Een gigantisch fort lag voor ons, het zag er indrukwekkend uit. Totaal niet wat ik verwacht had. Een kamp met een hek eromheen, zo zag ik het voor me, maar de werkelijkheid was totaal anders.’ Emiel: ‘Je had wel een raar gevoel als je daar rondliep, je kreeg een beetje een klammig gevoel en je werd er ook heel rusteloos van’ Joris: ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien als Terezín. Dit was en is nog steeds een lugubere plek, een plaats die niet vergeten mag worden. Het was een werkkamp in de Tweede Wereldoorlog, maar zelfs nu nog een rare en bedrukkende plaats om in rond te lopen.’ Tom: ‘Het meest indrukwekkende aspect van het kamp was het feit, dat de Duitsers zodanig gehersenspoeld waren dat ze geloofden dat Joden ongedierte waren en verdelgd moesten worden.’ Tom: ‘Ik kreeg, toen we hoorden over het zwembad, dat door Joden gebouwd was voor de families van de bewakers, een zekere woede. Dit vond ik niet kunnen!’ Joris: ‘Toen ik daar stond, in die grote kamers met houten bedden. Toen dacht ik, hier hadden mijn oma haar vriendinnen kunnen liggen.’ Guilherme: ‘Dat men zijn medemens zo een kwelling en marteling kan laten ondergaan, het is een wonder. Het verbaasde me, dat het dan toch ineens zo dichtbij kwam en dat ik het zelf zo erg vond.’ Ricardo: ‘Wat mij raakte was dat er een kamer was ingericht met kranen en spiegels voordat het Rode Kruis langskwam. Het bleek allemaal nep te zijn.’ Dennis: ‘Er was ook een ziekenzaaltje voor acht personen in een kamp met uitgehongerde en zieke mensen. De gids zei dat als je er ziek werd dan was je dood. Je kon geen ziektes hebben en daarom waren er acht bedden.’ Joris: ‘Het was een mooie ervaring om zoiets mee te mogen maken. Ik wil eigenlijk ook naar Auschwitz maar ik denk dat ik dat niet aan kan. Niet omdat ik dan moet huilen maar omdat ik dan aan te veel denk.’ Het was een ervaring waarbij de toekomstige koks elk verschillende ervaringen hebben mogen delen. Ervaringen met als slotconclusie: DIT NOOIT MEER!

De deelnemende leerlingen waren Antony, Dennis, Dennis, Donny, Emiel, Evert, Guilherme, Jesse, Joris, Nick, Nicky, Rashid, Ricardo, Tim, Tom, Tom en de docenten Jeroen, Janna en Jarmo. De auteur was stagiair maatschappijleer bij het Regionaal Opleidingscentrum Amsterdam (ROC-v-A).


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 9

9

‘Het waren heel veel grafstenen waarvan sommige niet eens een naam, maar een nummer hadden…’

‘We hoorden over het zwembad, dat door Joden gebouwd was voor de families van de bewakers.’

‘Een gigantisch fort lag voor ons.’ (foto’s Jarmo Leeuwerink)

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 10

10 H e r d e n k e n

Verzetsgraf

Koninklijke Marechaussee herdenkt in Westerbork Dit nooit meer! – een Koninklijke opdracht Dick van Putten

O

p 28 april 2010 vond de officiële herdenking bij het Verzetsgraf kamp Westerbork plaats ter herinnering aan de 58 verzetsstrijders en 4 Joodse kampgevangenen die bij het crematorium van kamp Westerbork in 1943 en 1944 zijn gefusilleerd en/of aldaar zijn verast, alsook aan de verzetsmensen die via kamp Westerbork naar de nazi concentratieen vernietigingkampen zijn weggevoerd. Luitenant-generaal mr. Dick van Putten, Commandant van de Koninklijke Marechaussee, heeft tijdens deze bijeenkomst een toespraak gehouden, waarvan hieronder een samenvatting.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Op deze plaats, nu 65 jaar na de bevrijding van Westerbork, denken we terug aan zwarte bladzijden uit onze geschiedenis. Wij mogen vandaag gedenken en herdenken, en dat op deze bijzondere plaats, bij het verzetsgraf met op de plaquette de namen van tien slachtoffers. Deze tien verzetsstrijders werden op 20 september 1943 gefusilleerd op het Witterveld in Assen. De stoffelijke resten werden vlak achter het crematorium op dit kamp begraven. Op verzoek van de nabestaanden kwam hier het gedenkteken. Het is een eenvoudig gedenkteken, helemaal passend in de tijd van 1949. Met de namen op dit monument herdenken we de dapperen; zij, die hun leven gaven. Het kruis is niet alleen een symbool van het christelijke geloof, maar herinnert ook aan het grootste offer dat de gevallenen brachten voor de vrijheid. Een van die tien verzetsstrijders, van wie de naam op de plaquette staat, is marechaussee Geert Por. Geert Por was lid van een knokploeg in Zuidlaren en betrokken bij verschillende acties tegen de bezetter. Door zijn acties konden veel gruwelijkheden worden voorkomen. Geert Por is in augustus 1943 gearresteerd en op 20 september 1943 gefusilleerd. Hij werd maar 25 jaar. Naast deze verzetsstrijders zijn in 1944 bij de achtermuur van het crematorium – meestal in het geheim – nog eens 52 mannen geëxecuteerd. Het waren, behalve vier Joodse kampbewoners die geprobeerd hadden te ontvluchten, allen verzetsstrijders. Dit verzetsgraf staat daarmee symbool voor de gevangenen in kamp Westerbork en voor de verzetsstrijders, die hier zijn omgebracht.

Yad Vashem Onlangs heb ik een bezoek gebracht aan het Holocaust museum Yad Vashem in Jeruzalem. Een gids heeft ons daar rondgeleid en ons op indringende wijze verteld over het aangedane leed van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, waaronder 6 miljoen Joden. De gids maakte ons ook duidelijk dat de Joden het gevoel hadden dat wij in Nederland passief toekeken, hoe zij werden afgevoerd naar concentratiekampen, de dood tegemoet. Natuurlijk is er grote waardering voor verzetsstrijders. Zij worden in Yad Vashem geëerd met de aanduiding ‘rechtvaardigen’. Het was een ongelofelijk indrukwekkend en aangrijpend bezoek. In Yad Vashem hebben zij, die vermoord zijn, op een bijzondere wijze een plaats en een naam gekregen. Om te gedenken en om nooit te vergeten. Ik heb een krans mogen leggen, waarbij ik in de ruimte van de kranslegging in grote letters op de grond de naam Kamp Westerbork zag. Bij de ingang van Yad Vashem staan teksten uit de Bijbel, die ook hier en vandaag van toepassing zijn. Vertaald luiden deze woorden (1 Joel 2-3): ‘Is iets als dit ooit geschied in jullie dagen of in de dagen van jullie voorouders? Vertel het aan je kinderen, en laten je kinderen het aan hun kinderen vertellen en hun kinderen


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 11

11

‘… Vertel het aan je kinderen, en laten je kinderen het aan hun kinderen vertellen en hun kinderen aan het volgende geslacht.’ (foto’s Herinneringscentrum Kamp Westerbork)

aan het volgende geslacht.’ Deze woorden uit Joel gelden ook vandaag. Ook hier, juist hier in Kamp Westerbork. Wij blijven onze kinderen en onze kleinkinderen vertellen over wat hier is gebeurd, wat u en hun is overkomen.

Vier maal verkeerd Dat ik hier mag staan als Commandant van de Koninklijke Marechaussee vind ik heel bijzonder. Marechaussees waren namelijk tot 1944, met leden van de Duitse SS, belast met de bewaking van dit kamp en de begeleiding van de gevangenen, ook naar de trein. Ik besef dat deze marechaussees onder een fout regime, op een verkeerde plaats, in een verkeerde tijd, volstrekt verkeerde taken uitvoerden. Deze inzet ten dienste van de bezetter had nooit mogen gebeuren. Ik betreur dit zeer. De Duitsers hadden echter in de oorlog de Marechaussee het predicaat ‘Koninklijk’ ontnomen. De Marechaussee, anders samengesteld dan voor en na de oorlog, stond toen onder Duits gezag, en deed helaas geen ‘koninklijk’ werk. Overigens probeerden vele marechaussees binnen de beperkte ruimte, die zij van de Duitse bezetters kregen of namen, gevangenen goed te bejegenen en te helpen. Er zijn gelukkig ook marechaussees geweest, die trouw zijn gebleven aan de eigen bevolking en aan de menselijke waardigheid. Zij hebben actief verzet gepleegd. Eén van hen was marechaussee en ‘geheim agent’ Willem van der Veer; hij vervulde een heldenrol bij de bevrijding van Kamp Westerbork in april 1945.

en waardering. We staan nu hier om de slachtoffers te herdenken, nabestaanden te eren, en de herinnering over te dragen. Want met herdenken en herinneren blijft de geschiedenis levend. En dat is nodig. Nodig voor een toekomst met vrede, vrijheid en veiligheid. De medewerkers van de Koninklijke Marechaussee mogen hieraan nu een actieve bijdrage leveren, in ons eigen land, maar ook ver weg, onder meer op de Balkan, in Afrika, op de Antillen en in Afghanistan. Ik wil hier daarom ook stilstaan bij de twee mariniers die recent gesneuveld zijn: Jeroen Houweling en Marc Harders. Zij zijn op zaterdag 17 april bij een aanslag om het leven gekomen in de Afghaanse provincie Uruzgan. Zij hebben het grootste offer gebracht. Marc Harders kwam uit de plaats Westerbork. De familie van Marc en de inwoners van Westerbork rouwen vandaag ook. Wij proberen te bevatten hoe veel leed en pijn de overlevenden en nabestaanden van de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. Voor ons betekent deze herdenking tevens een Koninklijke opdracht: dit nooit meer! Onze Wapenspreuk ‘zonder vrees en zonder blaam’ willen we elke dag opnieuw waarmaken.

Wapenspreuk De Koninklijke Marechaussee van nu trekt lessen uit het verleden. Wij lijden mee met overlevenden en treuren mee met de nabestaanden. Zij verdienen onze aandacht, medeleven, respect

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 12

12 H e r d e n k e n

Dancing Auschwitz Nelleke Noordervliet

O

p YouTube staat een filmpje gemaakt door Jane Korman. Daarop zien we haar vader Adolek Kohn met zijn kleinkinderen dansen voor de poorten van Auschwitz, bij het voormalige getto van Lodz en op andere gedenkplaatsen van de holocaust. Ze bewegen op de muziek van Gloria Gaynors discodreun ‘I will survive’. Opa Kohn is 89, heeft Auschwitz overleefd en is naar Australië geëmigreerd. De familie maakt een reis naar zijn jeugd. Op aanvullende oude familiefilmpjes zien we de familie Kohn steeds vrolijk dansen. Er gaat iets ongelooflijk vertederends uit van de onbeholpen manier waarop ze hun vreugde en levenslust uiten. Het zijn ontroerende filmpjes. Kohn heeft het gehaald. Hij heeft de plannen van de nazi’s om alle Joden uit te roeien gedwarsboomd door een sterk en gezond en aardig nageslacht op de wereld te zetten, mensen die om elkaar geven. Natuurlijk volgde protest. ‘Smakeloos’ werd het filmpje genoemd door andere kampslachtoffers. Een conservator van een holocaustmuseum stipuleert dat het filmpje alleen met goede uitleg bekeken kan worden. Het is hun goed recht dat te zeggen uit naam van alle doden en in herinnering aan het onbeschrijflijke leed. Mag je dansen op het graf van 6 miljoen Joden en mag je dat op YouTube zetten? Het is de vraag of de dans van Kohn en zijn kleinkinderen de spot drijft met het leed en harteloos is. Ik denk het niet. Jane Korman voegde – geschrokken door de reacties – nog wat meer filmpjes toe met verduidelijking van haar intenties. Hadden ze rekening moeten houden met de gedragscodes die gelden rond de lieux de mémoire? Al het handelen en spreken over de holocaust wordt langs een lat van betamelijkheid gelegd. Velen vinden het passend om op gedragen toon, ernstig, plechtig, met verstikte stem te refereren aan wat is gebeurd. De reflectie op het verleden wordt gebonden aan de onwrikbare regels van fatsoen. De grammatica van het herdenken staat geen nieuwvormingen toe. Dat is benauwend en doet

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

geen recht aan de waaier van menselijke emoties, die juist door de nazi’s werden vertrapt. Naarmate de tijd vordert veranderen toon en kleur van de herinneringsmuziek. Na de rouw om dood en verlies volgt een nieuw begin, een nieuw leven, een nieuw lied waarin het verleden zeker een contrapunt vormt, maar anders. Bij de 89-jarige Adolek Kohn overheerst aan het eind van zijn leven de vreugde om de morele overwinning op de nazi’s. Zie mijn kinderen, zie mijn kleinkinderen, mijn nageslacht zal talrijk zijn. Die vreugde is op geen enkele manier een miskenning van het leed. De Israëlische filosoof Avishai Margalit onderzoekt in The Ethics of Memory de manier waarop we moeten herinneren en herdenken. Hij zegt onder andere dat de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van een gedeelde herinnering bij iedereen in een gemeenschap ligt. ‘Maar het is niet ieders verantwoordelijkheid alles te blijven herinneren. Een minimale inspanning is genoeg. Het gaat om het overdragen van de ware emotie, de gevoeligheid, niet het nostalgische sentiment.’ Daarin verandert natuurlijk iets per generatie en in de tijd. Hoe verhoudt de ware emotie zich tot nostalgisch sentiment? De belangstelling voor het verleden wordt vaak gekleurd door nostalgie: men klampt zich aan het verleden vast uit angst ervan gescheiden te raken. Het verleden wordt onbeweeglijk gemaakt en in beton gegoten. De ‘ware emotie’ beschouwt het verleden met inlevingsvermogen. De verbondenheid met het verleden reikt naar het heden en naar de toekomst. Het verleden wordt niet vacuüm verpakt. Het heden wordt niet weggefilterd. Het heden en de toekomst zijn wezenlijk onderdeel van het herdenken. Daarin is ruimte. Naast de beklemming van de oude films en foto’s en van de aangrijpende verhalen moet er ruimte zijn voor het proces dat volgde: de manier waarop overlevenden de draad hebben opgepakt, het persoonlijke leed verwerkt en de toekomst zijn aangegaan. Er moet ruimte zijn voor de kleinkinderen, die het verhaal van de grootvader op hun eigen manier beluisteren en verwerken, die zich inleven in zijn lot en die dankbaar zijn voor wat hij heeft betekend.

Deze column van Nelleke Noordervliet verscheen eerder in Dagblad Trouw van zaterdag 21 augustus 2010, in het katern Podium op pagina 21.


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 13

13

Herdenken

Afscheidsbrief rectificatie In het eerste nummer van deze jaargang is bij het artikel Afscheidsbrief de handgeschreven ‘brief van Koo’ in facsimile afgebeeld (Auschwitz Bulletin 2010-1, p. 27). Wegens matige leesbaarheid van de daar weergegeven reproductie, wordt de brief hier nog eens, nu duidelijker, afgedrukt.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 14

14 C o l u m n

In herinnering aan Simon Caun: yehe zichro baroech / moge zijn herinnering gezegend zijn Simon Caun, een van de zes miljoen Simon Soesan (Haifa - Israel)

J

arenlang was het een treurig en kort verhaal in onze familie, het verhaal over Simon Caun, het broertje van mijn moeder. Geboren op 20 maart 1926 en verdwenen in 1942. Ik ben geboren op 20 maart 1956 en het zal u niet verbazen waarom mijn naam Simon is.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

N

et 16 jaar oud, kreeg Simon Caun een oproep zich te melden voor een werkkamp. Er was weinig bekend wat er zich eigenlijk afspeelde in het o, zo culture Duitsland, maar niemand was er blij mee. De avond ervoor ging hij nog snel een pasfoto maken, keurig in zijn pak, want hij dacht dat hij de volgende dag ergens zou gaan werken. Op goed vertrouwen en met angst in het hart ging hij op 20 juli 1942 naar Westerbork. Daarna was er niets meer van hem vernomen, behalve een laconieke ansichtkaart van de o, zo menselijke Duitsers, die de familie na een paar maanden vertelde dat Simon Caun goed was aangekomen in het werkkamp. Gedurende de jaren erna kwamen er flarden van berichten: Sobibor, Birkenau, Auschwitz. Maar nooit is er iets feitelijks vernomen, nooit is er uitsluitsel geweest. Ik ken mijn moeder een beetje. Behalve een van de liefste, is ze ook een van de slimste vrouwen die ik ken. En hoewel ik al bijna veertig jaar niet in Nederland woon, hebben we genoeg contact om te weten dat ze haar broertje niet is vergeten. In feite is voor haar de tijd stil blijven staan op 20 juli 1942, toen haar broertje angstig afscheid van haar nam. Enkele jaren geleden kwam mijn eerste bundel Pita met Hagelslag uit. Om iets te doen voor Simon Caun is het boek aan hem opgedragen. Zodat zijn naam echt geregistreerd is en niemand, zeker niet de o, zo accurate Duitsers, zal kunnen ontkennen dat hij bestond, dat hij op deze aarde heeft rondgelopen, dromen had, plannen had. Dat alles weggeveegd door het o, zo menselijke Duitse Volk. Ik had hier niet genoeg aan. Enkele maanden geleden besloot ik een project te beginnen. Via contacten was ik in staat om erg diep te gaan graven in het verleden van de o, zo nauwkeurige Duitsers, die, met behulp van gretige vrijwilligers in het o, zo pastorale Polen, het Joodse Volk poogden uit te roeien. Mijn uitgangspunt was de administratie. Nederland, het land met het hoogste percentage van omgebrachte Joden – door de ‘gewillige medewerking’ van het apparaat – heeft een fantastische bureaucratie, maar de o, zo precieze Duitsers overtreffen dat uiteraard. Op mijn zoektocht kwam ik veel obstakels tegen. Het feit dat de Duitsers niet kunnen ontkennen dat ze zoveel Joden hebben uitgemoord, betekent niet dat ze klaar staan om te helpen. Vele archieven gingen in het begin niet open, vele mails werden niet beantwoord en ik zal u de bijzondere reacties over de telefoon besparen. Wel kan ik u zeggen dat ik nu, na de zoektocht meer dan ooit overtuigd ben dat de Polen, Letten,


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 15

15

Oekraïners en de o, zo, beleefde Duitsers allemaal samen slechts één ding hebben geleerd van deze goed geplande volkerenmoord, die wij in Israel Sho’a noemen: volgende keer zorgen ze ervoor om niet gepakt te worden. Maar terug naar mijn zoektocht. Ik wilde weten wat er met mijn oom gebeurd is, en weigerde met ‘nee’ als antwoord genoegen te nemen. Enkele dagen terug ging de telefoon bij mij over. Meneer Kowalski uit Polen. Onderdirecteur van het Auschwitz Museum. Hij vertelde me dat mijn halsstarrigheid iets had opgeleverd en of hij het me eerst kon sturen, waarna hij per telefoon uitleg zou geven. Uiteraard liepen de emoties hoog bij me op en even later kwam er een mail binnen: ‘Ons onderzoek laat weten dat Simon Caun, geboren op 20 maart 1926, op transport is gezet uit kamp Westerbork naar Auschwitz op 21 juli. Wij weten dat dit transport bestond uit 931 Joodse mannen, vrouwen en kinderen en arriveerde in Kamp Auschwitz op 22 juli 1942 in de avond. Na de selectie werden 479 mannen toegelaten tot het kamp en zij ontvingen nummers 50403-50881. Ook 297 vrouwen werden in het kamp toegelaten en werden geregistreerd met nummers 9880-10176. Het is belangrijk om te noteren dat gedeporteerden, die direct naar hun dood werden gezonden, bij aankomst geen nummers hebben gekregen en niet geregistreerd werden. Uw oom kreeg geen nummer en werd niet geregistreerd.’ Ik herlas de mededeling met een brok in mijn keel: hier was hij dan! De telefoon ging en meneer Kowalski gaf toelichting op zijn mail. ‘U moet ervan uitgaan dat hij misschien ziek of huilend is aangekomen. Misschien was hij uitgedroogd en hongerig van de lange reis. Hij was alleen, begrijp ik van de lijst.’ Mijn hart stond stil. Lijst? Er was een lijst? En meneer Kowalski uit Polen stuurde me een pagina op. Keurig getypt door een beambte in Westerbork. Een namenlijst. Met geboortedatums. En een opmerking dat getrouwde vrouwen ook hun meisjesnaam erbij hadden. De lijst gaat over het transport uit Westerbork op 21 juli 1942. In het midden van deze lijst staat hij, Simon Caun. Opeens is er een teken van hem. Zijn laatste levensteken. Een keurige beambte van de NS of de Nederlandse politie zette zelfs nog met potlood een ✔ teken naast zijn naam, om aan te tonen dat hij ook die Jood naar zijn dood gestuurd had. Waarna de beambte rustig naar huis kon gaan, naar Moeder de Vrouw, om lekker wat te eten. Misschien zei zijn vrouw wel enkele jaren geleden in een NCRV documentaire dat ‘de Jood je vijf minuten na de oorlog weer wat verkoopt’, wie weet. Maar hier stond mijn oom, net 16 jaar oud, op de lijst. Alsof ik hem even aan kon raken. Waarna hij verdween in de veewagen, na twee lange dagen aankwam in Auschwitz, bang, hongerig en dorstig, om naar de gaskamer te worden gemarcheerd. We hebben een datum om hem te herinneren. Wie wil, kan vanaf nu een gebed voor hem zeggen, een kaarsje aansteken, want hij is op 22 juli 1942 door het o, zo nette Duitse volk, met behulp van het o, zo hardwerkende Poolse volk, vermoord. De laconieke rode ansichtkaart, ontvangen door de ouders van Simon Caun enkele maanden later, is nog een bewijs hoe efficiënt de Duitsers zijn.

Mijn hart stond stil. Lijst? Er was een lijst? Ik heb de lijst en de informatie aan mijn ouders gestuurd. En aan mijn broers en zusters. En hun kinderen. Ik heb ze gevraagd dit verhaal aan hun kinderen te vertellen en zich ervan te verzekeren dat hun kleinkinderen het te weten komen en dezelfde missie krijgen: doorvertellen. Ergens in de grond om Auschwitz ligt as van mijn oom. Uitgeleverd door het Nederlandse volk, waar mijn familie bijna 400 jaar deel van uit maakt. Vermoord door Duitsers en Polen. De lezer kan denken dat de zoektocht voor mij nu over is. Het tegendeel is waar. Ik ga nu proberen uit te vinden wie deze goede Nederlanders waren: de een die de lijst zo keurig typte, de ander die netjes een ✔ naast de naam van Simon Caun zette op 21 juli 1942 en hem op de trein naar zijn dood zette. Heus, ik vind ze. Ze hebben gewoon zelf alles goed gedocumenteerd. Ze waren namelijk trots op hun werk. ©Simon Soesan

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 16

16 C u l t u r e e l

Vervolgde componisten hun stem teruggeven Carine Alders en Eleonore Pameijer

O

ns collectieve muzikale geheugen is een gatenkaas. Noemt u eens een Nederlandse componist rond 1900 … de meeste mensen zullen zwijgen. Voor deze blinde vlek in onze muziekgeschiedenis is een aantal redenen aan te voeren. Cynici zullen zeggen dat er wellicht niet veel gecomponeerd is dat de moeite waard is om te herinneren. Anderen wijzen naar het feit dat het muzikale leven in Nederland sterk achterbleef bij bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland. In de zestiger jaren verklaarde de nieuwe generatie componisten alle muziek van voor de oorlog met terugwerkende kracht tot ‘ouderwets’ en daarmee meteen kwalitatief onder de maat. Maar er is een veel schrijnender oorzaak van ons vergeten: een groot deel van de generatie uit het begin van de twintigste eeuw is door de Duitse bezetter – soms letterlijk en voorgoed – het zwijgen opgelegd.

Leo Smit Stichting Leo Smit (1900-1943) was een uitzonderlijk getalenteerd componist. Hij bouwde aan een internationale carrière totdat de nazi’s zijn muziek verboden, Leo en zijn vrouw Lientje oppakten en in Sobibor om het leven brachten. Smit had problemen voorzien - hoewel hij de omvang tot op het laatste moment niet kon geloven – en had op tijd zijn composities in veiligheid laten brengen door een leerling. Na de oorlog bracht deze Frits Zuiderweg de kostbare schat terug naar Nora Coppenhagen-Smit, de zus van Leo die de oorlog wel overleefde. Nora trachtte vergeefs musici te interesseren voor de muziek van haar vermoorde broer. Na de oorlog keek men liever niet achterom en bovendien, de muziek was van voor de oorlog, dus ongetwijfeld ouderwets, zo dacht men toen. Totdat fluitiste Eleonore Pameijer in 1994 met pianist Frans van Ruth Smits Fluitsonate speelde. Pameijer was

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

zo getroffen door deze prachtige muziek, dat ze er meer over wilde weten. Het tweede deel van deze sonate bleek het laatste te zijn dat Leo Smit componeerde voordat hij afgevoerd werd naar Westerbork. Pameijer richtte samen met Van Ruth de Leo Smit Stichting op en begon haar zoektocht naar vergeten muziek van vervolgde componisten. In 2008 ontving de Leo Smit Stichting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het kader van het programma Erfgoed van de Oorlog een subsidie om een inventarisatie te maken van het werk van Nederlandse componisten die in de oorlog vervolgd werden. Het werd een imposante lijst van meer dan twintig componisten, ieder met een eigen verhaal, maar allen met hetzelfde verdrietige lot: hun muziek werd verboden en later vergeten. Samen schreven ze honderden composities van opvallend goede kwaliteit die zelden of nooit tot klinken zouden komen.

Partituren op zolder Dick Kattenburg (1919-1944) was een veelbelovend jong talent, nog maar net afgestudeerd bij Willem Pijper in Den Haag, toen hij in 1941 moest onderduiken. Het weerhield hem er niet van zijn vrolijke muziek te blijven componeren, met invloeden van het Franse impressionisme en de jazz. Via koeriers onderhield hij

Leo Smit (l.) tijdens de repetitie van zijn Harpconcertina in het Concertgebouw met harpiste Rosa Spier en dirigent Eduard van Beinum


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 17

17

Een groot deel van de generatie uit het begin van de twintigste eeuw is door de Duitse bezetter het zwijgen opgelegd. Dick Kattenburg

zelfs contact met Leo Smit, wie hij regelmatig om raad vroeg bij compositorische vraagstukken. Hoewel hij niet uit een praktiserend Joods gezin kwam, kreeg hij in deze periode interesse voor Hebreeuwse melodieën. Boven zijn Palestijnse liederen zette hij de titel Mexicaanse liederen om de overlevingskans van het manuscript te vergroten. Ook tekende hij met verschillende schuilnamen of knipte hij zijn eigen naam van het papier. Op 5 mei 1944, waarschijnlijk tijdens een razzia in een bioscoop, werd Kattenburg opgepakt. Tussen 22 mei en 30 september van dat jaar is hij in Auschwitz vermoord, nog geen 25 jaar oud. Ruim 55 jaar later ontving Eleonore Pameijer op haar verjaardag een pakje van Ima van Esso, een jeugdliefde van Dick Kattenburg. Het cadeau was een fluitsonate, die Kattenburg in 1937 voor haar gecomponeerd had. Pameijer nam het mooie, romantische stuk op in haar repertoire. Joyce Bergman-van Hessen, een dochter van Daisy Kattenburg (Dicks zuster), ontdekte een aankondiging van het werk op internet en dacht meteen aan de doos met papieren die sinds het overlijden van haar moeder op zolder stond. In de doos bleek een stapel manuscripten te liggen, met potlood geschreven, ieder hoekje van het papier benut. Onderzoek door dirigent Ed Spanjaard en Eleonore Pameijer bracht aan het licht dat er ruim twintig voltooide composities gevonden waren. De cd met Kattenburgs kamermuziek die eind 2009 uitkwam was een rechtstreeks gevolg van het werk van Eleonore Pameijer en de Leo Smit Stichting. Door de subsidie van het ministerie konden zijn werken onderzocht en geïnventariseerd worden. In september worden de manuscripten officieel overgedragen aan het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag.

Doos met oude papieren Het verhaal van Samuel Schuijer (1873-1942) maakt een al even diepe indruk. Een aantal jaren geleden vond een groepje Haagse

Samuel Schuijer

kinderen, spelend op straat, een doos met oude papieren, wachtend op de vuilniswagen. Het bleken muziekmanuscripten te zijn: liederen en liedjes, maar ook een werk voor orkest, een pianouittreksel van een muziekdrama en koorpartijen uit een opera. De kinderen namen hun schat mee naar huis, waar de papieren een paar jaar op zolder bleven liggen. Uiteindelijk bracht de moeder van de reddertjes de manuscripten naar het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag, waar directeur Frits Zwart Samuel Schuijer en zijn muziek op het nippertje voor het lot der vergetelheid wist te behoeden. Hij verrichtte het eerste speurwerk en zette de Leo Smit Stichting op het spoor van deze vergeten componist. In het eerste decennium van de twintigste eeuw componeerde de jonge Schuijer al een respectabel aantal liederen, voornamelijk ‘in den volkstoon’. Regelmatig werd zijn werk bekroond door het Vlaamse Willemsfonds. Maar ook muziekdrama’s en opera’s van zijn hand werden in die periode met succes uitgevoerd. Met zijn zoon Louis (die inmiddels een succesvol cellist was), violist Eddy Waisvisz en altist S.L. Wertheim vormde hij het ResidentieStrijkkwartet. Op het repertoire stonden kwartetten van Schubert en Haydn, maar ook Smetana en Debussy. In december 1925 verscheen in Het Vaderland de eerste advertentie voor Sam Schuijers Muziekschool. Sam Schuijer moet een prominente rol gespeeld hebben in het Haagse muziekleven voor de Tweede Wereldoorlog. Of hij ook als componist een rol van betekenis gespeeld heeft is minder duidelijk. In de vroege twintigste eeuw was de belangstelling voor Nederlandse muziek in de concertzalen sowieso gering. Schuijer beklaagde zich hierover in de krant. Hij kon het Residentie-orkest niet vermurwen zijn bekroonde Preludium uit te voeren en moest voor de première uitwijken naar Stuttgart, waar hij op 12 januari 1930 het werk zelf dirigeerde met het Philharmonisch Orchester in een geheel Nederlands programma. Ook het Lamoureux-orkest te Parijs nam Preludium 

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 18

18

op het repertoire en voerde het eind 1930 uit. Tot 1939 verschijnen er regelmatig berichten in Het Vaderland over nieuwe composities van Schuijer en uitvoeringen van zijn werk. Daarna wordt het stil. Het laatste officiële document is de overlijdensakte uit 1951, waaruit blijkt dat hij op 11 december 1942 in Auschwitz omgebracht is. Op 19 januari 2009 klonk voor het eerst sinds lange tijd een Vioolsonate van Schuijer, uitgevoerd door Ursula Schoch (viool) en Marcel Worms (piano) in het Honderdste Uilenburger Concert, waarover een artikel in het Auschwitz Bulletin 2008-4, p. 10-11, heeft gestaan. Het romantische werk oogstte veel lof bij het publiek en werd een maand later uitgezonden op Radio4.

Terug op het podium En zo zijn er nog vele vergelijkbare verhalen te vertellen. Bijvoorbeeld over Franz Weisz (1893-1944) die uit Boedapest naar Nederland kwam, trouwde en genaturaliseerd werd tot Nederlander. Tot zijn deportatie in 1943 woonde hij in Amsterdam. Hij componeerde – naar onlangs is gebleken – een groot aantal virtuoze pianowerken in een stijl die doet denken aan Chopin. Of het verhaal van Daniël Belinfante (1893-1945), eigenaar van de Muziekschool Watergraafsmeer waar naast klassiek muziekonderwijs ook de ‘Eerste Hollandsche Jazzklasse’ gegeven werd. Belinfante schreef moderne muziek met een duidelijk hoorbare Franse invloed. Nog tijdens zijn onderduik was Belinfante actief in het verzet. Via de Hollandse Schouwburg, de Strafbarak van kamp Westerbork en Auschwitz kwam hij uiteindelijk in Fürstengrube terecht, waar hij overleed toen de nazi’s bij het naderen van de Russen het hospitaal in brand staken. Eén van de drie strijkkwartetten van Belinfante, dat voor het laatst te horen was geweest op 20 maart 1933 in een radio-uitzending van de VARA, klonk weer op 15 maart 2010 in de Uilenburger Concerten, uitgevoerd door het Utrecht String Quartet. Op 25 juni van dit jaar was het opnieuw op de radio te beluisteren in het programma Avondconcert van de NPS.

Tentoonstellingen in Vught

O

nder de titel Zichtbare herinneringen...een confrontatie met terreur zijn tot en met 9 januari 2011 in Vught twee tentoonstellingen te zien over de nog weinig bekende relatie tussen de omwonenden en het concentratiekamp op de Vughtse Heide. De inwoners van Vught, ’s-Hertogenbosch en andere omliggende gemeenten werden in januari 1943 van de ene op de andere dag geconfronteerd met vervolging en terreur aan de voordeur. Gedurende anderhalf jaar werden duizenden politieke gevangenen en Joden naar het kamp in de buurt van de fraaie omgeving van recreatieplas De IJzeren Man gevoerd en vandaar weer gedeporteerd naar andere kampen. Het Vughts Historisch Museum en Nationaal Monument Kamp Vught staan aan de basis van twee exposities op twee locaties. Deze gaan, samen met buitenpresentaties en een bijzondere ‘luisterroute’, in op dit thema. In deze exposities is er aandacht voor de verhalen van individuele omwonenden – de vrachtrijder, de stationschef, de Wit-Gele Kruiszuster – en ook voor de voorwerpen die herinneren aan hun dilemma en de keuze die ze vervolgens maakten. De exposities zijn gratis toegankelijk. Nationaal Monument Kamp Vught, Lunettenlaan 600, 5263 NT Vught, t. 073 656 67 64, www.nmkv.nl Vughts Historisch Museum, Taalstraat 88a, 5261 BH Vught, t. 073 6568603, www.vughtshistorischmuseum.nl

Aanbod oude jaargangen Auschwitz Bulletin

A

angeboden wordt een serie jaargangen van het Auschwitz Bulletin vanaf 1986. Zij zijn gratis af te halen bij de lezer die ze beschikbaar stelt. Voor een nadere afspraak tel. 0345-517610.

Een bezoek aan Auschwitz en dan … ? De Leo Smit Stichting blijft zich inzetten om de hervonden werken van vervolgde componisten op het podium te laten klinken. Komend seizoen vinden de Uilenburger Concerten plaats in het Bethaniënklooster te Amsterdam. Voor meer informatie over het onderzoek en over de concertserie van het komend seizoen kunt u contact opnemen met de Leo Smit Stichting (www.leosmit.nl, secretariaat@leosmit.nl). Eleonore Pameijer is fluitiste, onderzoeker en artistiek coördinator van de Leo Smit Stichting. Carine Alders is musicologe, onderzoeker en zakelijk coördinator van de Leo Smit Stichting.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

S

inds langere tijd vinden er regelmatig, al of niet in georganiseerd verband, reizen naar Auschwitz en andere concentratiekampen plaats. Deze reizen hebben emotioneel veel impact en de opgedane ervaringen kunnen nog lang doorwerken. Ook kunnen ze invloed hebben op relaties met familie en vrienden. Wilt u uw ervaringen delen met anderen die deze reis ook gemaakt hebben, neemt u dan contact op met JMW, Marianne Fuchs, tel. 020-5776577 of mail naar m.fuchs@joodswelzijn.nl


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 19

19

Cultureel

Wat wij gedenken? Dát wij gedenken! Liesbeth Hoeven

Vijfenzestig jaar geleden – waren zij het die in het kamp getuigden van het ‘naakte leven’, van wat het betekende letterlijk en figuurlijk uitgekleed te zijn. Vijfenzestig jaar later – zijn wij het die deze herinnering belichamen, meedragen, uitdragen, drágen.

‘Voorgoed kan op deze plaats de hemel niet meer ongeschonden weerspiegeld worden’. Een breed scala aan getuigenisvormen zette op dit symposium aan tot het doordenken van deze (on)mogelijkheid om het onverbeeldbare te verbeelden. De paradox van de verdichting – na vijfenzestig jaar present stellen wat afwezig is – werd op deze dag katalysator voor het bevragen van de grondslagen en de toekomst van de huidige (herinnerings)cultuur.

Beeldcultuur We leven in een populaire beeldcultuur. Dit betekent dat de vormgeving aan het verleden niet alleen door de ontstane kloof tussen de generatie van de directe getuigen en de generationele overlevering die hierop volgt, maar eveneens door de inzet van (massa)media per definitie bemiddeld is. Een voor de hand liggende mogelijkheid om de herinnering aan de Holocaust levend te houden – naarmate ooggetuigenissen met het verstrijken van de tijd op de achtergrond geraken en de herinneringen zelf in bemiddelde vorm worden overgedragen – is die van de fictie. De vraag naar de historische waarheid en de daaraan gerelateerde vraag naar de authenticiteit van beeldvorming wordt dan ook dikwijls uitgespeeld binnen het domein van de beeldende kunst. Zo ook op dit symposium dat licht deed schijnen op het gegeven dat niet alleen populaire communicatiemiddelen als jeugdliteratuur, stripverhaal, poëzie, theater, film, publieke ruimte, muziek en digitale cultuur, maar ook hun scheppers én publiek in het herinneringsproces een cruciale rol spelen als mediatoren. Beeld en beeldspraak in de kunsten hebben een verdichtende werking op het getuigen zelf als culturele act. Dat heeft tot gevolg dat de getuigenis als historische en esthetische vorm van representatie onder kritiek gesteld wordt. Of zoals Erik Borgman in zijn openingslezing getiteld Wat gedenken wij als wij gedenken verwoordde: ‘gedenken betekent de onmogelijkheid gedenken om te gedenken en de onmogelijkheid om niet te gedenken’.

Gedachteniscultuur

Symposium

De gedachteniscultuur is niet iets wat wij hebben, maar wat wij zijn. Bovenstaande bespiegeling doet ons stil staan bij de communicatie met het verleden die we tot uitdrukking brengen en waar we zelf een uitdrukking van zijn. Zo gebeurde ook op vrijdag 16 april van dit jaar, toen ruim zeventig deelnemers - wetenschappers en mensen uit de educatieve en de kunst- en cultuursector - bijeenkwamen in Villa de Vierjaargetijden voor een door de Universiteit van Tilburg georganiseerd symposium over Holocaust getuigeniskunst. Vanuit twee disciplinaire invalshoeken: theologie en religiewetenschappen enerzijds en taal- en cultuurstudies anderzijds, werd door een negental sprekers de kracht van beeld en beeldspraak in de hedendaagse herinneringscultuur ‘na Auschwitz’ geëxploreerd. De deelprogramma’s Sporen van herinnering en Ruimten voor herinnering waren geënt op het idee van Jan Wolkers dat tot expressie gebracht is in zijn monument Nooit meer Auschwitz:

Het symposium had als titel Een gebroken hemel. Holocaust getuigenis, beeld en beeldspraak - in herinnering. Als thema kwamen afzonderlijk aan de orde: Jeugdliteratuur, Stripverhaal, Poëzie, Theater, Film, Publieke ruimte, Muziek en Digitale cultuur. Aan het eind van het programma was er een rechtstreeks getuigenis door Holocaust overlevende Fred Schwarz. Als muzikale omlijsting van het programma werd zogenaamd ‘entartete’ muziek van Nico Richter, Rosy Wertheim en Bela Bartók voor viool en piano ten gehore gebracht. De bijdragen van de dag zullen gebundeld worden in een symposiumpublicatie onder redactie van de auteur van dit artikel en Erik Borgman. Het symposium werd door eerstgenoemde georganiseerd. Zij is als promovenda cultuurtheologie aan de Universiteit van Tilburg verbonden en verricht er onderzoek naar het cultiveren van herinneringen in de post-memory populaire beeldcultuur ‘na Auschwitz’.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 20

20 C u l t u r e e l

De ondergang van Abraham Reiss Een schilderijententoonstelling Hedy d’Ancona

I

n het voorjaar van 2010 voltooide Jeroen Krabbé een serie monumentale schilderijen over leven en dood van zijn grootvader Abraham Reiss (Amsterdam 1873 – Sobibor 1943). Verdriet en moord – thema’s die al belangrijk waren in zijn werk als regisseur en acteur – heeft Krabbé nu ook in zijn schilderkunst toegelaten. De schilderijen worden tentoongesteld in Museum De Fundatie in Zwolle. Abraham Reiss was een Joodse Amsterdammer, succesvol in de diamantindustrie in de eerste decennia van de twintigste eeuw. De beurskrach van 1929 beroofde hem weliswaar van zijn vermogen, maar hij vocht zich daar weer bovenuit. Het nieuwe geluk dat gloorde werd echter wreed verstoord door de Tweede Wereldoorlog. In De ondergang van Abraham Reiss heeft Jeroen Krabbé in negen schilderijen van groot formaat (150 cm x 220 cm) de stadia uit het leven van zijn grootvader geschilderd: van onbezorgd geluk, het naderen van de crisis, de deportatie naar Westerbork, tot en met het afgrijselijke en onafwendbare einde in Sobibor. De tentoonstelling werd op 4 september 2010 geopend met een toespraak van Hedy d’Ancona, voormalig Minister van Cultuur.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Directe en indirecte getuigen Abraham Reiss, vermoord in Sobibor op 9 juli 1943. Als één van de 6 miljoen die werden vermoord of vergast, verhongerden, aan ziektes ten gronde gingen of krepeerden tijdens transporten. Het blijft onbegrijpelijk dat een dergelijke vernietigingsmachinerie zó lang en zó ongestoord kon blijven functioneren. De aantallen die dit lot trof zijn evenmin te bevatten. Het zijn de berichten van overlevenden, de historische documenten, de boeken en films, die de gruwelen enigszins invoelbaar maakten en enkelingen een gezicht gaven. Alleen op die manier verdwijnt het verhullende van het massale. Gerard Durlacher of Jules Schelvis, Jona Oberski of Abel Herzberg – om er maar een paar te noemen – hebben ons de perversiteit van een politiek systeem laten voelen door ons deelgenoot te maken van persoonlijke ervaringen. Zij werden opgevolgd door de indirecte getuigen, een generatie die niet alleen de ellende niet aan den lijve had ondervonden maar, sterker nog, werden geconfronteerd met het stilzwijgen van overlevenden. Overlevenden die hun verdriet en hun bijna permanente schuldgevoel met zich meedroegen en daardoor – ongewild – het overdroegen op degenen die ze omringden.

‘Een grote bruine koffer’ Margreet Reiss, de moeder van Jeroen en Tim Krabbé, verborg in zichzelf dat verdriet en dat schuldgevoel. En dat laatste in ernstige mate omdat zij – door haar gemengde huwelijk – ontkwam, maar verder moest zonder haar zusje Els en haar vader Abraham. Ze verborg haar lijden daarover ook letterlijk. In een bruine koffer onder haar bed. In de publicatie die bij de tentoonstelling vandaag uitkomt, tekent Joosje Lakmaker uit de mond van Jeroen op: ‘Een grote bruine koffer die ik als jongetje soms open maakte. Ik herinner me een kartonnen bordje: Voor Joden Verboden, dat ze [Greet] kennelijk in 1945 zo ergens vandaan had gerukt. Meerdere Jodensterren zaten erin, kranten en geld uit Westerbork. Ik vond een linnen armband met Verwaltung 16 en een rond stempel Lager Westerbork. En de stapel brieven van Els aan mijn moeder. Alles keurig gerubriceerd.’ Op Greets bureau stonden de portretten van haar verdwenen familie. Ook die van haar vader – de laatste die van hem genomen is in ’43 vlak voor de laatste razzia in Amsterdam – waarbij nog 5500 anderen naar Westerbork gedeporteerd werden. Zou zijn dochter dit allemaal bewaard hebben, opdat het gebruikt zou


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 21

21

Schilderij no. 4 door Jeroen Krabbé, getiteld Westerbork – 20 juni 1943

kunnen worden voor een reconstructie? Zou ze het aan Jeroen hebben nagelaten, opdat hij dat als een opdracht zou zien? Wàt we weten is, dat dat uiteindelijk is gebeurd. Dat er een moment in Jeroens leven kwam, waarin hij uit die nagelaten bouwstenen het leven van zijn grootvader verbeeldde in negen imposante schilderijen. Een aangrijpend en verschrikkelijk beeldverhaal omdat we weten hoe het afliep.

Een ode aan mijn grootvader, eigenlijk

Totale ontheemding

niet hoe het te verbeelden, maar dat het

Het is niet meer mogelijk om Abraham, zoals op de eerste schilderijen, te zien als mooie succesvolle jongeman en geslaagd gezinshoofd, die zich door zijn intelligentie en doorzettingsvermogen ontworstelde aan de armoede van de Amsterdamse Jodenbuurt. Zich omhoog werkte van eenvoudig diamantklover tot gefortuneerd zakenman. Die zijn gezin, zijn vrouw en dochters kon trakteren op luxueuze vakanties aan het strand van Oostende. Maar die zorgeloosheid is bitterzoet als je weet wat er komen gaat. De getuigen zijn de op de schilderijen altijd aanwezige berkenbomen met op hun stam de ogen die de rampspoed al lijken te zien aankomen. Zoals de beurskrach van ’29 die korte metten maakte met de voorspoed. Maar de teloorgang van het luxe leven is niets vergeleken bij de nog grotere dreiging die in de loop van de jaren ’30 op Abraham en zijn gezin afkomt. Hij, de volstrekt geassimileerde, ongevoelig voor de traditie en de voorschriften van het Jodendom, hoe kan hij daarop worden aangesproken? Het derde tafereel is juist daarom zo huiveringwekkend. Het gezinnetje in april ’42 voor de laatste keer samen rond de tafel in de Jekerstraat. Beseffen ze dat de lus steeds nauwer wordt aangetrokken? Dat Joodse Nederlanders - door de steeds ernstiger 

aan al die familieleden die ik nooit gekend heb, dat stond mij voor ogen. Jarenlang zat het in mijn hoofd, jarenlang wist ik

op een dag moest gebeuren, dat was duidelijk. Ik had een schat aan informatie, aan foto’s, brieven, etc. geërfd van mijn moeder. De beelden die al lezend en kijkend naar boven kwamen heb ik omgezet in deze negen schilderijen. Het is een erfenis die ik wil doorgeven. Jeroen Krabbé

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 22

22

Cultureel

beperkingen, ontslagen, verboden en voorschriften - onvermijdelijk tot Joden worden gemaakt, gedefinieerd? De moeder van het gezin sterft op de dag dat de gele ster verplicht wordt. Els wordt in ’42 – na verraad – naar Westerbork gedeporteerd. Abraham blijft alleen achter. Tot 20 juni 1943, bij de laatste razzia in Amsterdam, de laatste 5500 die op de trein worden gezet. Els schreef aan Greet hoe ze hun vader daar in Westerbork vond. Te midden van duizenden, maar zo vreselijk alleen. Stof en zand overal. Dit schilderij brengt de totale ontheemding van de oude man op zo’n indringende manier over, dat je er niet te lang naar kunt kijken. ‘Het erge is gebeurd’, schrijft Els enkele weken later, ‘Arm pappetje dat hij al zo gauw…’ 6 juli 1943 werd Abraham Reiss gedeporteerd. De omstandigheden waaronder dat gebeurde werden door Jules Schelvis beschreven en zijn niet na te vertellen. Na drie dagen en nachten stoppen de treinen om half elf in de ochtend in Sobibor en worden de mensen eruit geknuppeld. Na drie dagen duisternis moet Abraham de hel hebben ervaren: het felle licht, de blaffende honden, het geschreeuw van bewakers, het gekerm van zieken en de Duitse schlagers uit de luidsprekers om dat alles te overstemmen. Op het één na laatste schilderij: de apotheose. Abraham in zijn laatste moment – naakt, in totale vernedering.

Een mens uit de massa Door de ondergang van zijn grootvader op zo’n intense manier weer te geven, met letterlijk schurende schilderijen, creëerde Jeroen een weergaloos ontroerend statement. De manier waarop hij dat deed, ontleende hij niet alleen aan het vermogen om het schilderend te uiten, hij gebruikte daarbij zijn talenten als acteur, als regisseur. Hij doorleefde Abrahams lijdensweg ook op die manieren. Het moeten zware maanden zijn geweest. Maar behalve zijn visie op wat een politieke waan kan beduiden, realiseerde hij nog iets. Hij redde een mens uit de massa. Abraham Reiss bestaat weer. En door mij in dat proces een paar weken te verdiepen, gebeurde dat ook voor David Salomon d’Ancona en Anna Frank, mijn grootouders, vermoord in Sobibor op 5 maart 1943.

De tentoonstelling is in Museum de Fundatie, Paleis a/d Blijmarkt, Blijmarkt 20, 8011 NE Zwolle. Expositieperiode van 5 september t/m

Boekbespreking

Moeders in een familiegeschiedenis Bertje Leuw

‘Papa, is mama Joods?’ Als schrijfster Judith Uyterlinde 13 jaar is doet ze een onthutsende vondst. Ze is op zolder om het fotoalbum van haar kleine kindertijd op te halen. Hoog boven haar hoofd trekt ze het van de plank. Er komt een ander album mee, dat voor haar voeten op de grond valt. Ze kent het niet, bladert er wat in en besluit dat het een saai boek is. Nauwelijks foto’s, veel documenten en stambomen. Maar dan valt haar oog op de naam van haar moeder. Judith kijkt nog eens goed. Naast haar moeders naam, Reini Elkerbout, geboren in 1938, staan die van Ben, 1940, en Marjan, 1944: haar oom en tante. De naam van Joke, de jongste zus van haar moeder, ontbreekt. Ze ziet haar grootvader, Jo Elkerbout, boven zijn drie kinderen staan, met een x verbonden aan een naam die ze nog nooit heeft gehoord: Bep Bloemendal. Op de volgende bladzij vindt ze opnieuw de naam van haar opa, nu met een x verbonden aan iemand die ze wel kent: haar oma Branca. Onder deze twee namen staat tante Joke, geboren in 1947. De naam Bep Bloemendal keert elders in het album terug, in de stamboom van een grote familie Bloemendal: twee ouders en zeven broers en zussen; sommige van hen met echtgenoten en jonge kinderen. Judith Uyterlinde: ‘De sterfdata van al deze familieleden lagen angstvallig dicht bij elkaar. Ook tussen de plaatsen van overlijden bestond een wrede symmetrie. Ik kende de namen van die vernietigingskampen tot dan toe alleen van horen zeggen.’ ’s Avonds, als haar vader haar volgens gewoonte naar bed brengt, vraagt ze het: ‘Papa, is mama Joods?’ Haar vader legt het uit. Ja, mama is inderdaad Joods, en zij dus ook. Hoe kom je zo ineens op die vraag, vraagt hij. Zomaar, antwoordt zijn dochter. Ze weet het nu, maar dat betekent nog niet dat zij er met haar moeder over kan praten. ‘Het Grote Zwijgen’, zoals aanwezig bij zoveel na-oorlogse Joodse gezinnen, kon nog lang niet opgeheven worden.

5 december 2010. Open di t/m zo, 11-17 uur. Informatie: www.museumdefundatie.nl of tel.: 0572-388188. Bij Waanders Uitgevers verscheen het gelijknamige boek met daarin een door Joosje Lakmaker geschreven interview met Jeroen Krabbé. (ISBN 9789040077425)

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Vreemde moeders Als in 1997 Reini Elkerbout een levensbedreigende operatie moet ondergaan, geeft ze haar dochter Judith een doosje met brieven uit de oorlog afkomstig van Bep Bloemendal, Reini’s vermoorde


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 23

23

Bep, 1942

moeder, de Joodse grootmoeder van haar kinderen. Reini overleeft de operatie en Judith besluit dat het de hoogste tijd is zich in haar familiegeschiedenis te verdiepen. Niet alleen haar moeder, ook haar grootvader en zijn zus, Judiths oudtante, die haar voor haar twaalfde verjaardag het dagboek van Anne Frank gaf – natuurlijk zonder iets te zeggen over het speciale van dit cadeau – zijn bronnen die geraadpleegd moeten worden voor het te laat is. 1997 is ook het jaar dat Judith en haar man Frank intensief bezig zijn met de adoptie van hun kind uit Guatemala. In het klasje toekomstige adoptieouders moeten zij zich, als voorbereiding op hun speciale ouderschap, leren inleven in de existentiële schok van een vijfjarig kind dat uit zijn omgeving wordt losgerukt en nieuwe ouders krijgt. Judith moet zich – ogen dicht – voorstellen dat ze een klein meisje is. Dat er mensen op haar afkomen die er vreemd uitzien en vreemd ruiken; die contact met haar maken op een ongewone manier. Ze begrijpt ze niet en zij begrijpen haar niet. Niemand beschermt haar tegen die nieuwe mensen; ze moet mee. Na dit gedachte-experiment is Judith totaal ontdaan. In haar familieonderzoek komt ze er achter dat haar moeder en ook haar grootvader vijf jaar waren toen zij hun moeder kwijtraakten. Dat ze soms lange tijd bij familie woonden, voordat ze naar hun gezin mochten terugkeren. Dat in beide gevallen een zusje voor jaren bij grootouders werd gestald. Ze leert dat haar grootvader gedwongen werd een voor hem vreemde vrouw mama te noemen en dat hij hetzelfde had gedaan bij zíjn kinderen. Ze merkt hoe de oorspronkelijke moeders in de familie Elkerbout niet herinnerd mochten worden. Dat het verdriet te groot was om het te durven voelen. Hier raken twee processen in het leven van de schrijfster elkaar: kennismaken met en inleven in haar toekomstige kind, en kennismaken met haar onbekende oma, waardoor zij zich voor het eerst kan inleven in de geschiedenis van haar moeder. Ze is er zich zeer van bewust dat ook haar toekomstige kind een nieuwe moeder zal hebben, en dat ze met haar besluit om een kind te adopteren eigenlijk prachtig past in haar familie.

Reini met Judith, juni 1962

Recht op familiegeschiedenis Judith Uyterlinde brengt in haar boek de verborgen geschiedenis van haar familie stap voor stap tot leven. De dode moeders, de in de Tweede Wereldoorlog vermoorde familie, ze beschrijft ze als karakters en hergeeft ze hun plaats in de familiegeschiedenis. Liefdevol maar vasthoudend ondervraagt ze haar moeder, haar tantes, haar grootvader. Het worden prachtige portretten, zowel van de dode familieleden als van de vertellers. Op dezelfde manier, stap voor stap, neemt Uyterlinde je mee op haar weg bij het vestigen van een emotionele band met haar aanstaande kind dat zo ver van haar verwijderd is. Het adoptieproces verloopt angstig grillig. Het eerste kind dat ter adoptie wordt aangeboden gaat niet door omdat de moeder spijt krijgt; het volgende wordt ernstig ziek. Ze probeert haar aanstaande kind te leren kennen door eindeloos te turen naar de foto’s en filmpjes die ze van haar krijgt en door de sporadische gesprekken over haar met de directrice van het kinderhuis. Het lijkt op de kennismaking met haar oma. Ook die band moest gevestigd worden door foto’s van haar te bekijken en door zo veel mogelijk over haar te horen. Met dezelfde vasthoudendheid waarmee Judith Uyterlinde zich in haar familiegeschiedenis vastbijt, verzamelt ze de piepkleine brokjes familie- en kinderhuisgeschiedenis van haar Guatemalteekse dochter over de periode vóór haar aankomst in hun Hollandse gezin. Ze kent inmiddels het belang daarvan. De minutieus beschreven, parallelle processen maken de twee verhalen die verteld moeten worden buitengewoon spannend. Dat haar eigen dramatische familiegeschiedenis haar, totaal onverwacht, helpt bij het aangaan van die moeizame en emotionerende adoptieprocedure, is extra ontroerend.

Judith Uyterlinde, De vrouw die zegt dat ze mijn moeder is. Een familiegeschiedenis. Uitgeverij Ambo, Amsterdam 2010, 239 blz., ISBN 9789026322969, € 19,95

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 24

24 C u l t u r e e l

Boekbespreking

Zicht op het verleden van Sinti en Roma Treffend herdenkingsboek vervolging

p 31 december 2009 beëindigde de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) haar werkzaamheden voor de Sinti en Roma in Nederland, die na de Tweede Wereldoorlog grotendeels buiten het rechtsherstel waren gebleven. De werkzaamheden worden voorgezet door het Nederlands Instituut Sinti en Roma in Den Bosch. Deze mijlpaal was voor het bestuur van de SRSR een goede aanleiding om de achtergronden in boekvorm vast te leggen. Dat indrukwekkende boek, Zicht op het verleden, geschreven door Carry van Lakerveld en passend sober vormgegeven, is er nu. Tegelijk kwam een Nederlandse editie uit van het indrukwekkende fotoboek van Romani Rose over de nationaalsocialistische volkerenmoord op Sinti en Roma in Europa. Hieruit hebben we de illustraties op deze pagina’s geput.

tog of graaf. Ze zeiden dat ze pelgrims waren, afkomstig uit ‘Klein-Egypte’ Uit verschillende stukken blijkt dat de ’Heydenen of Egyptenaren’, goed en gastvrij werden ontvangen. Op grond van hun pelgrimstatus, kregen zij een geleidebrief. Met deze brief kon men rekenen op bescherming van wereldlijke of kerkelijke overheden. Maar reeds in de 16e eeuw begon de verdraagzaamheid ten opzichte van de rondtrekkende groepen te verminderen. Het werd hun verboden om zich in verschillende gewesten, zoals in Holland, Friesland en Overijssel, op te houden. In 1726 worden de Heydenen vogelvrij verklaard en een ieder krijgt de vrijheid hen van het leven te beroven. Na 1730 is er nauwelijks nog een ’Heyden of Egyptenaar’ in Nederland. Toch is er in de 19e eeuw weer sprake van groepen Hongaarse ketellappers, zij maakten deel uit van de Roma en hun gemeenschappelijke taal is Romanes. Zeer tegen de zin van de gewesten, die van mening waren, dat de ketellappers een gevaar vormden voor de openbare orde en veiligheid, werd hun verblijf door de burgemeesters toegestaan, omdat zij volgens de Vreemdelingenwet legaal waren.

Vóór 1940

In de oorlog

Het boek van Carry van Lakerveld begint met een beknopt overzicht van de geschiedenis vóór 1940. De oorlog komt vooral aan de orde met treffende persoonlijke documenten, citaten en interviews. Er is ook een mooi gedicht van Zoni Weisz, dat we hiernaast afdrukken. En een nawoord van Raoul Nijst over het werk van de SRSR van 2000 tot 2009. Er is een speciale CD bijgevoegd met ontroerende geïmproviseerde muziek van Tata Mirando jr, piano, en Nello Mirando, viool. De discriminatie van de Sinti en Roma is helaas nog altijd een feit, zie de ‘oorlog’ die de Franse president Sarkozy nu tegen de Roma is begonnen. In Nederland heeft dit een lange voorgeschiedenis. In Nederland worden deze groepen voor het eerst vermeld in 1420. Opvallend van uiterlijk en kleding, voerden zij titels als her-

In 1940 is er een correspondentie met de Sicherheitsdienst, waarin een verordening komt dat alle woonwagenbewoners uit de kuststreek moeten vertrekken. Een aantal Nederlandse topambtenaren greep de Duitse bezetting aan om het ‘woonwagenprobleem’ en de (als zodanig genoemde) ‘asociale’ bewoners eens grondig aan te pakken. De Sinti en Roma moesten in de eerste plaats worden geregistreerd, alle initiatieven hiertoe kwamen overigens van Nederlandse zijde. In 1943 moesten Sinti en Roma hun paard en wagen verkopen en kwamen ook zij, na de Joden, aan de beurt om te worden gedeporteerd en vermoord. Sommigen wisten door te vluchten en onder te duiken aan deportatie te ontsnappen. Joseph Petalo, toen een jongetje van acht jaar vertelt daar over in het boek: ‘Nou en toen kwam de

1940-1945 Marjon de Klijn en Max Arian

O

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 25

25

Johannes en Jacoba Weisz werden op de vroege ochtend van 16 mei 1944 in hun huis in Zutphen opgepakt. Samen met hun drie kinderen werden ze naar Kamp Westerbork overgebracht en vervolgens naar Auschwitz gedeporteerd. In de nacht van 2 op 3 augustus vonden ze allen behalve de vader, die later in het concentratiekamp Mittelbau-Dora omkwam, de verstikkingsdood in de gaskamer. Alleen hun vierde kind Johan (Zoni), die op de dag van de aanhouding toevallig bij een tante op bezoek was, ontkwam aan deportatie en wist zich tot de bevrijding schuil te houden. (Afbeeldingen afkomstig uit het boek van Romani Rose).

winter. Oh, oh, oh juffrouw, we zeggen de eerlijke waarheid hé, dan kwamen de vliegtuigen, die kwamen over en dan zag je allemaal Duitsers in de bossen met Duitse tanks en dan hartje ’s winters, koud! Dan zaten wij in de sloot tot aan je middel, ijskoud, met de kinderen, want we waren bang. M’n vader en moeder hadden ons op de arm. En dan zo zachtjes aan zijn we uitgehongerd, wat denk je … een harde winter. Als ze ons te pakken hadden gehad, hadden we direct naar de concentratiekampen gegaan. We zijn dus gelukkig ondergedoken.’ Een ander wist zichzelf en anderen met flair te redden. Hannes Weiss hoorde dat er een razzia aan de gang was toen zijn tante en oom naar de bioscoop waren. Hij trok een lange jas aan, speldde een NSB-speldje op en ging naar de bioscoop. Met veel bluf kreeg hij daar zijn tante en oom mee. Hij zelf kon onderduiken en overleefde de oorlog. Wat na de oorlog restte was de onzekerheid over het lot van familie en vrienden. Sommigen wachtten jaren op de terugkeer van familieleden, ouders, man, vrouw of kinderen totdat het niet meer waarschijnlijk was dat ze nog zouden terugkomen. Het verdriet bleef. Het werd onderdeel van het leven, schrijft Carry van Lakerveld: ‘Troost en steun was er alleen binnen de eigen ge meenschap en in de muziek die verdriet en vreugde intenser en gevoeliger kan vertolken dan woorden ooit kunnen beschrijven.’

Carry van Lakerveld en Raoul Nijst, met foto’s van Rogier Fokke, Zicht op verleden, Vervolging en deportatie van de Sinti en Roma in Nederland, Uitgave Stichting Afwikkeling RSR, Den Bosch, 2010, 47 blz.

Het perron Einsteigen, schnell, schnell, de trein op het perron Westerbork, waar hun laatste reis begon. M’n zusjes blauwe jas voor het rooster van die beestenwagen dat beeld, nog steeds niet te verdragen. Ik zie m’n moeder, haar mooie haar, ooit glansde het in de zon O, die trein op het perron. Van d’r haar beroofd, onteerd door de nazi hand voor altijd op mijn netvlies gebrand. Daar is mijn vader, radeloos, hij roept, we zien elkaar waarom, waarom, na vijftig jaar weet ik nog het antwoord niet. Wanhoop, vertwijfeling, intens verdriet. Langzaam zet de trein zich in beweging, Wanhoop, angst, verdriet gaat door me heen. Bewakers schreeuwen, laarzen stampen, ik ben alleen. Op dat perron verloor ik alles wat me dierbaar was, alles, ook mijn zusjes blauwe jas. Ik heb gebeden, geschreeuwd, ik wil bij jullie zijn, samen, samen sterven, voelen dezelfde pijn.

+ cd, ISBN 978-90- 815526, € 15,95 (het boek is te koop bij het Nationaal Monument Kamp Westerbork en bij het Nederlands Instituut Sinti en Roma (NISR), Schilderstraat 17, 5211 NB ’s-Hertogenbosch, info@nisr.nl)

Na vijftig jaar, mijn kinderen zijn nu groot, is de pijn niet minder, overwinnen zij hun dood?

Romani Rose, De Nationaalsocialistische volkenmoord op Sinti en Roma, Uitgeverij Verbum (Laren, NH) / Stichting Afwikkeling RSR, Den Bosch,

Zoni Weisz, 1995

2010, 320 blz., ISBN 978-90- 74274-47-0, € 29,50

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 26

26 C u l t u r e e l

Boekbespreking

Recent verschenen Marjon de Klijn

Kamp Vught De vier vrienden, Simon, Peter, Lex en Roos vertoeven veel in elkaars gezelschap. Zo ook op de dag dat zij een hut aan het bouwen zijn en Lex vertelt dat volgens zijn vader de oorlog spoedig zal uitbreken. Roos en haar broer Simon de Vries hebben alleen een Joodse vader, maar er wordt toch een inval bij de familie gedaan. Lex’ ouders zijn lid van de NSB en Simon verdenkt Lex’ vader ervan dat hij degene was, die hen aangegeven heeft. Lex, die heimelijk verliefd is op zijn Joodse klasgenootje Roos, weet dat dit niet waar is. Hij kon echter zijn vader niet tegenhouden van deelname aan de inval. Wel komt hij tegen zijn ouders in opstand, maar helaas kan hij Roos niet helpen. Terwijl Roos’ broer kan onderduiken en daardoor de oorlog heeft kunnen overleven, moet Roos naar Kamp Vught. Vandaar uit houdt zij een dagboek bij en verstuurt zij brieven naar Lex . In haar laatste brief staat dat het kamp te vol is en dat de kinderen weggevoerd zullen worden. Theo Engelen, Oorlog in de klas. Uitgeverij Leopold bv, Amsterdam 2009, (170 blz.) ISBN 978 90 25 8 5540, € 14,95

Film Kort na zijn pensionering, in 1995, opent Paul Hellmann een koffer. In deze koffer bevinden zich brieven, documenten, albums en losse foto’s van zijn vaders familie. Hij doorbreekt het zwijgen dat in 2005 leidt tot een bezoek aan Auschwitz, waar zijn groot-

moeder is vermoord en aan Sobibor, waar zijn vader werd omgebracht. Paul Hellman (1935), heeft zelf tijdens de oorlog ondergedoken gezeten bij Mevrouw (de dochter van Anthony Kröller en Helene Kröller-Müller). Zijn onderduiktijd verbindt hij met zijn daarna ontluikende liefde voor films. Vooral de grote sterren van Hollywood, zoals onder meer Doris Day en Lauren Bacall oefenen een grote aantrekkingskracht uit op Paul. Na de oorlog woonde Hellmann, samen met zijn moeder, bij Marten en Phiny Toonder. Volgens Paul is de ondergang van zijn vader en zijn grootmoeder pas in volle omvang tot hem doorgedrongen in de jaren zeventig. Als hij daarna een bezoek brengt aan Westerbork, krijgen de oorlogsjaren toch meer betekenis. Voor Mevrouw vraagt Hellmann in 1985 een Yad Vashem onderscheiding aan en sindsdien leek het alsof ‘de oorlog’ een grotere rol in zijn leven speelde. In 1992 gaat hij naar het congres Het Ondergedoken Kind. Paul Hellmann, Mijn grote verwachtingen. Herinneringen. Uitgeverij Augustus, Amsterdam 2009, (280 blz.) ISBN 9789045703190, € 22,50

Naïviteit en twijfels Geen instantie heeft na de oorlog zo onder vuur gelegen vanwege haar functioneren tijdens de Duitse bezetting als de Joodse Raad. Na lang aarzelen dicteerde de voorzitter David Cohen in 1956 zijn herinneringen. Dit boek geeft inzicht in de betekenis van De Joodse Raad en van Cohens intenties en twijfels. Ook in de pijnlijke worsteling van de Joden in Nederland, de uiteindelijke deportatie, Cohens eigen vertrek naar Westerbork en daarna Theresiënstadt. Was er sprake van collaboratie of zoals hij het zelf noemde ‘om erger te voorkomen’? Volgens Erik Somers, had het vernietigingsproces niet verhinderd kunnen worden, met of zonder Joodse Raad. Je kunt vooral kritiek hebben op de mate van medewerking door de Raad. Vergeleken met andere landen was er, dankzij de Raad, een geoliede deportatiemachine. Cohen verkeerde ook in een groot isolement. Hij werd noch door de Nederlandse overheid, noch door het verzet gesteund. Zijn naam werd een symbool voor de tekortkomingen van de Joodse Raad, lafheid, collaboratie met de Duitse bezetter en zelfs indirecte medewerking aan de selecties voor de gaskamers. De Raad ging zo ver de onderduik te ontraden. Van tegenwerking van de bezetter was geen sprake. Cohen was tot aan zijn dood overtuigd van het feit dat hij juist had gehandeld. Vanwege zijn gemis aan moed om risico’s te nemen, beet hij zich vast in rekken en redden. Cohen bleef tot aan het bittere einde tegemoet komen aan degenen die de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen moest leiden, zoals Willy Lages en Aus der Fünten. Wat wist Cohen eigenlijk? Hechtte hij werkelijk waarde aan de fabel van werken in het Oosten, terwijl bejaarden en kinderen in veewagens werden weggevoerd? Erik Somers, Voorzitter van de Joodse Raad, De herinneringen van David Cohen (1941-1943). Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen 2010, (224 blz.) ISBN 978 90 5730 536 8, € 24,95

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 27

27

Geluk

Berichten

‘Ik heb altijd zo’n geluk gehad! Ik had een engeltje op mijn schouder, dat kan niet anders.’ Selma Wijnberg zegt het om de tien minuten. Haar man Chaim Engel, die ze in Sobibor heeft ontmoet, is in 2003 overleden en sindsdien woont ze alleen in Connecticut (USA). Selma is een van de weinigen die samen met Chaim, Sobibor overleefde. Selma Weinberg werd in 1922 geboren en haar ouders hadden een kosher hotel in Zwolle. In 1942 moet ze onderduiken in Utrecht. Ze gaat bij een familie op bezoek en wordt daar gepakt. In 1943 komt ze na Kamp Vught en Westerbork in Sobibor terecht. Na drie dagen en nachten in de trein werden ze door Joodse mensen uit de trein geholpen. Negen meisjes moesten aan de kant gaan staan, de rest ging naar de gaskamers. Selma moest helpen met het sorteren van kleding. Er werd constant werk gezocht en elke minuut leefde je in angst. De Joden werden Arbeitsjuden of Arbeitshäftlinge genoemd en konden om de geringste redenen worden neergeschoten. Selma krijgt tyfus en had eigenlijk omgebracht moeten worden, omdat men niets met zieke Joden aankon. Ze kon zich met behulp van vriendinnen en Chaim onzichtbaar maken. Dan is er een geheim plan om in opstand te komen. Hierbij was Chaim Engel betrokken. De meesten hebben die opstand niet overleefd, maar Chaim en Selma hebben geluk. Ze kunnen wegkomen en een schuilplaats vinden. Tijdens hun verblijf in de schuilplaats houdt Selma een dagboek bij. Dan wordt ze zwanger, helaas heeft dat kindje niet lang geleefd, het sterft op de boot naar Nederland. In Nederland waren Chaim en Selma niet welkom, ze waren zelfs ongewenste vreemdelingen. Maar Polen nam ze niet op, dus moet Nederland ze houden. Ze houden het niet uit in Nederland en in 1955 emigreren ze naar Israel. Chaim voelt zich daar ook niet thuis en in 1957 vertrekken ze naar Amerika. Toch prijst Selma zich gelukkig, er gaat boven haar niets boven het leven.

Bennie Vlaskamp is als filatelist altijd op zoek naar brieven en postzegels. In 1994 vond hij, op een vlooienmarkt in Warschau, twee brieven uit concentratiekamp Dachau. Thema’s die Bennie al lang bezighouden zijn de oorlog en de Jodenvervolging. Vandaar dat de twee brieven voor hem de aanleiding vormden om op markten, beurzen en veilingen gericht te gaan zoeken naar filatelistisch materiaal dat betrekking heeft op de oorlog en de Jodenvervolging en naar poststukken die uit nazi-kampen en Joodse getto’s verstuurd zijn. Ruim tien jaar na de eerste vondst had Bennie zoveel materiaal verzameld, dat hij er een tentoonstelling van wilde maken. Vanuit de Stichting Sobibor kreeg hij steun voor zijn idee en samen met een medewerker van de stichting, Arie van Dalen, is hij research gaan doen om de poststukken van achtergrondinformatie te voorzien. Dit boek belicht aan de hand van authentieke brieven, kaarten en postzegels zoveel mogelijk, zij het op beknopte wijze, de nazipropaganda, de gebeurtenissen in Joodse getto’s en de geschiedenis van een aantal van de vele concentratie- en vernietigingskampen. Zo was het aan de Joden aanvankelijk in het geheel niet toegestaan post te ontvangen of te versturen. De deportaties vonden plaats onder het mom dat men naar werkkampen ging. Vaak spraken de achterblijvers hun bezorgdheid uit omdat ze geen post ontvingen. Dan ontstaat de nazi-misleiding met behulp van post. De Joden werden gedwongen te schrijven dat ze zich in werkkampen bevonden en dat het hun goed ging. De post werd in een bulk verzameld en naar Berlijn gestuurd. De Joodse Raad zorgde voor verdere postbezorging. Bennie Vlaskamp, met medewerking van Mirjam Huffener en Arie van Dalen, Post uit vergetelheid, brieven en kaarten uit getto’s en nazi-kampen. Compaan Uitgevers, Maassluis 2010, (144 blz.) ISBN 978490 374082, € 19,90

Ad van Liempt, Selma, de vrouw die Sobibor overleefde. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (160 blz., inclusief DVD) ISBN 9 789047 274425, € 16,95

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 28

28 A c t u e e l

Een omarming van namen in Bronbeek Elly Touwen-Bouwsma

O

p woensdag 25 augustus 2010 organiseerde de Stichting Japanse Vrouwenkampen haar jaarlijkse herdenkingsreünie. Het was dit jaar 65 jaar geleden dat Japan capituleerde. De herdenkingsreünie is niet alleen bedoeld voor vrouwen en kinderen die geleden hebben onder de Japanse bezetting van Nederlandsch-Indië, maar ook voor hun nabestaanden, vrienden en kennissen. Na de ontvangst in de grote tent in de tuin van Bronbeek vond om 12.00 uur de herdenkingsplechtigheid plaats bij het Vrouwenmonument. In dit lustrumjaar vond tijdens de plechtigheid de onthulling van de Namenwand plaats. Op deze Namenwand worden de namen van de overleden vrouwen, kinderen en mannen vermeld die tussen 1 januari 1942 en 31 december 1945 door de gevolgen van de internering in Japanse burgerkampen in het bezette Nederlandsch-Indië zijn overleden. Judith Marijke Dalmeyer, voorzitter van de Stichting Japanse Vrouwenkampen, is de grote initiatiefneemster achter de Namenwand. In 2006 heeft ze een werkgroep gevormd om de Namenwand te realiseren. Dat viel niet mee. Het ministerie van VWS voelde er niets voor de Namenwand te financieren. Daarom besloot ze om bij de familieleden van overledenen en andere betrokkenen geld in te zamelen. Zo werd het mogelijk om de

Namenwand te realiseren, geheel op eigen kracht. De Namenwand is nog niet af. Er staan nu 3800 namen op, maar er zullen er nog meer worden bijgeschreven. De muur zal als een warme deken om het monument verrijzen, aldus Judith Marijke Dalmeijer in haar getuigenverhaal: ‘Erkenning en herkenning zijn heel belangrijk’. Generaal b.d. G.L.J. Huyser sprak op 25 augustus de overdenking uit. Een meer betrokken persoon had de organisator van deze dag niet kunnen vragen. Huyser, die naar een jongenskamp moest in 1944, heeft zijn moeder niet meer levend terug gezien. ‘Eindelijk!’, zo begon Huyser zijn toespraak. ‘Eindelijk zijn de namen van degenen die we herdenken bij ons. Naast ons. Vlak bij ons. Hun namen zullen worden gelezen en genoemd door hun dierbaren. En zolang dat gebeurt, zijn ze niet dood, maar nog steeds onder ons. Een gevoel van blijdschap en trots overvalt me. Trots omdat u, wij het zijn geweest, die voor deze muur hebben gezorgd. Vijfenzestig jaar na de Japanse capitulatie is – bijvoorbeeld – de moeder van mijn vrouw en mijn moeder tussen ons, vlak bij ons. Vijfenzestig jaar, voor sommigen meer dan vijfenzestig jaar geleden stierven zij door tropische ziekten, gebrek aan mededogen en door te weinig en verkeerd, eenzijdig voedsel’. De Namenwand was nog niet af op 25 augustus en omarmde het monument daarom nog niet. De provisorische Namenwand stond terzijde van het Vrouwenmonument, maar wel duidelijk zichtbaar. Alle panelen waren afgedekt met sarongs met daaroverheen een lint. De panelen werden stuk voor stuk onthuld door nabestaanden. Huyser en Mgr. R.Ph. Bär onthulden de eerste namen. Het was ontroerend te zien hoe na het defilé de mensen op zoek gingen naar die ene naam of naar die twee of drie namen die nu aan de vergetelheid waren ontrukt. Ze waren nu zo tastbaar aanwezig. Je kon hun naam lezen en voelen. Alsof ze thuisgekomen waren, hier in het park in Bronbeek. Het was alsof iets van de machteloosheid die de mensen altijd hadden gevoeld van hen afviel. ‘Zij zijn onze stille kracht, voor oneindig veel generaties lang’, zo eindigde Huyser zijn toespraak. ‘Steek een kaarsje aan. Leg een bloemetje neer. Noem haar naam. Zij zijn er, tussen ons, vlak bij ons’.

‘Steek een kaarsje aan. Leg een bloemetje neer. Noem haar naam. Zij zijn er, tussen ons, vlak bij ons’.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 29

29

Actueel

De Namenwand, een tastbare herinnering H

et initiatief van het Nederlands Auschwitz Comité tot het realiseren van een Namenwand in Nederland neemt steeds concretere vormen aan. Op de namenwand zullen de namen komen van alle 110.000 slachtoffers, die vanuit Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog in nazi concentratiekampen zijn vermoord en zonder graf zijn gebleven. De slachtoffers kwamen in de kampen terecht vanuit verschillende achtergrond: rechtstreeks door de massale vervolging van Joden en van Sinti en Roma, uit het verzet en vanwege een politieke overtuiging. Nog steeds komen er dagelijks nieuwe steunbetuigingen bij ons binnen. Die overweldigende hoeveelheid heeft onze overtuiging versterkt dat er grote behoefte bestaat aan een tastbaar monument. Wij zijn heel blij met het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap waar men een naam individueel kan opzoeken. Maar daarnaast merken wij steeds meer, dat de mogelijkheid dat

men op een namenwand, zoals wij die beogen, een naam ook kan aanraken, kan ‘voelen’, net dat extra stukje emotie geeft. Een naam uit het virtueel monument wordt zo ook tastbaar gemaakt, wat een diep gevoel geeft. Want iedere naam op de namenwand is een mens geweest. Een mens met familie, met vrienden en met een geschiedenis. Een mens die men als het ware weer even ‘aan kan raken’. Omdat de namenwand in de openbare ruimte zal komen, zal voor iedereen de mogelijkheid bestaan om op elk gewenst moment, 24 uur per dag en 7 dagen in de week, ter plekke een of meerdere mensen te herdenken. Of dat nu bestaat uit alleen het lezen van de naam, het neerleggen van een bloemetje, het aansteken van een kaarsje, het zeggen van een gebed of het gewoonweg aanwezig zijn, iedereen kan daar gedenken en herdenken op zijn of haar eigen manier. Zonder belemmeringen zoals beperkte openingstijden bij een museale opstelling. De namenwand zal een openbaar monument moeten zijn dat voor iedereen op elk moment van de dag of de nacht toegankelijk is. Op 25 augustus 2010 is op landgoed Bronbeek in Arnhem door de Stichting Japanse Vrouwenkampen een namenwand onthuld met namen van vrouwen, kinderen en mannen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost Azië in Japanse kampen zijn omgekomen. De impressie van deze onthulling, die u hiernaast aantreft, sterkt ons nog meer in ons streven om ook ons doel, een namenwand met de namen van alle 110.000 slachtoffers van het nazi regime die nooit een graf hebben gekregen, te verwezenlijken.

Namenwand in het Nederlands Paviljoen in Auschwitz (Foto Joost Guntenaar)

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 30

30

Piet Meerburg (1919 – 2010) Max Arian

H

ij was negentig jaar, een van de laatste grote verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog. Maar ook bedenker van studentenbioscoop Kriterion, initiatiefnemer van het Filmmuseum, redder van bioscoop De Uitkijk en het Nieuwe de la Martheater. Hij was het die de eerste musicals naar Nederland bracht en Seth Gaaikema vroeg My Fair Lady te vertalen. En tot het allerlaatst was hij jongensachtig charmant, kritisch en positief tegelijk.

Bijzondere vriendschap Het is zo’n mooi gezicht ze, ergens in 2008, nog één keer samen te zien. Piet Meerburg is dan 89 jaar, Virrie Oudkerk-Cohen 92 jaar. Meer dan 65 jaar zijn ze al bevriend. Ze kennen elkaar uit het verzet, van het redden van de Joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Virrie was er directrice van geworden nadat Henriette Pimentel op transport moest. De crèche was een centrum geworden waarvandaan kinderen konden onderduiken. Ikzelf ben als driejarig jongetje daarheen gebracht om vandaar naar Limburg te gaan. Piet Meerburg vormde met Wouter van Zeytveld de leiding van een van die groepen, de Amsterdamse studentengroep. Jonge meisjes, studentes meestal, brachten de kinderen naar Friesland en Noord-Limburg. De vriendschap tussen Virrie Cohen en Piet Meerburg was heel erg gelaagd. Virrie heeft niet alleen de honderden kinderen

gezien die konden worden gered, ook de duizenden die op transport moesten en die voor het overgrote deel in de kampen zijn vermoord. Zij had met ze mee gewild toen de Jodenvervolging in Nederland bijna was voltooid en de crèche werd geliquideerd. Piet Meerburg was het die haar er van overtuigde dat zij moest onderduiken om later te helpen de kindertjes terug te vinden en die er voor zorgde dat zij naar Limburg kon komen. Maar er was nog iets tussen hen. Virrie was ook de dochter van professor David Cohen, een van de voorzitters van de omstreden Joodse Raad. Er is bij mijn weten niemand die zich zo kritisch over Cohen heeft uitgelaten als Piet Meerburg. Volgens hem had Cohen zelfs gedreigd zijn groep bij de Duitsers aan te geven, als ze een bepaald kind niet naar de ouders terug zouden brengen. Virrie had misschien ook haar twijfels over de rol van haar vader tijdens de oorlog, toch heeft zij hem na de oorlog in het openbaar altijd verdedigd. Het deed aan de vriendschap niets af. Piet Meerburg zei, dat ze stilzwijgend hadden afgesproken dat ze het over sommige dingen niet zouden hebben.

Joodse kinderen Voor Piet Meerburg was het redden van de Joodse kinderen bijna iets vanzelfsprekends. Toen hij nog in het begin van de oorlog rechten studeerde in Amsterdam, zat hij met een Joodse vriend te praten op een studentensociëteit. Die vriend werd aan de telefoon geroepen, hij moest dringend thuis komen. Hij heeft hem nooit meer teruggezien. Waarschijnlijk is hij bij een van de eerste razzia’s opgepakt. Daarom aarzelde Piet geen ogenblik toen Jur Haak, van de Utrechtse studentengroep die Joodse kinderen redde, hem vroeg een Amsterdamse groep op te zetten. Vooral via dominees en pastoors werden in Friesland en Limburg betrouwbare adressen gevonden. Piet Meerburg is verrassend positief over de rol van de katholieke kerk in Nederland en het

Piet Meerburg en Virrie Oudkerk-Cohen in 2008

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 31

31

openbare protest in de kerken tegen de Jodenvervolging. Net zoals de andere kinderredders besefte hij dat hij zich verre moest houden van gewapend verzet. Dat zou de kinderen alleen maar in gevaar kunnen brengen. Hij is zelf de dans maar net ontsprongen – door een gebroken schoenveter. Heeft hij altijd Esmée van Eeghen, de verloofde van zijn vriend Henk Kluver, verdedigd, die verliefd was geworden op een Duitse officier. Hij was blij toen ze konden bewijzen dat zij nooit verzetsmensen heeft verraden. Zelf voelde hij zich heel erg verraden door de gereformeerde verzetsdame Gesina van der Molen, die nog tijdens de oorlog een wetsontwerp fabriceerde dat de Joodse ouders van oorlogspleegkinderen de ouderlijke macht ontnam.

Bioscoop en theater Piet Meerburg was niet iemand om te blijven steken in de Tweede Wereldoorlog. Hij wilde er tientallen jaren niet over praten. Met alle energie stortte hij zich steeds op nieuwe plannen. Hij wilde weer gaan studeren, maar beurzen waren er niet. Hij hield van films en wilde daar iets mee doen, dus bedacht hij een bioscoop waar studenten konden werken: Kriterion. Het is nog altijd een groot succes en Piet was apetrots dat er onlangs nieuwe vestigingen werden geopend, een zelfs helemaal in Sarajevo. Tot enige jaren geleden ging hij samen met zijn zoon de nieuwe films bekijken voor de programmering van met name filmtheater de Uitkijk in Amsterdam, waar hij voor de oorlog zijn eerste films had gezien. Vanuit de film kwam hij ook in het theater terecht. Hij hield samen met Paul Kijzer het Nieuwe De La Martheater overeind en werd daar steun en toeverlaat van Wim Sonneveld en Wim Kan. Samen met Willy Hofman uit Rotterdam haalde hij de eerste Amerikaanse musicals naar Nederland en hij was er trots op de ontdekker van cabaretier Seth Gaaikema als vertaler te zijn. Tegen de zin van Wim Sonneveld vroeg hij Seth de liedjes van My Fair Lady te vertalen, wat deze briljant heeft gedaan. Had Piet Meerburg altijd gelijk? Nee, dat ook niet. Hij kreeg bonje met Annie M.G. Schmidt toen hij medeproducent was van haar eerste musical: Heerlijk duurt het langst. Dat liedje, Op een mooie pinksterdag, en daarin die ene zin, ‘Pappa is een lul.’ Moest dat nou? Wilde zij daar niet alleen maar mee bewijzen dat zij niet ouderwets was? Achteraf lag zijn enorm grote talent in het samenwerken met mensen om creatieve oplossingen te verzinnen voor wat anderen als onoplosbare problemen zagen. Charmant en inspirerend als hij was, was hij maar voor één ding bang, voor eenzaamheid en de angstdromen die hem dan soms overvielen. Gelukkig was het om zijn sterfbed een drukte van belang. Zijn kinderen waren er, zijn kleinkinderen, zijn vrienden, kennissen, verzorgers en vooral zijn lieve vriendin Regina. Dit in memoriam verscheen eerder in het weekblad De Groene Amsterdammer van 14 april 2010.

De lunch na de Herdenking 2011 Verandering van locatie doet lunchen …

Z

oals velen van u zullen weten, wordt er ieder jaar na de Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking op de laatste zondag van januari door het Nederlands Auschwitz Comité een lunch georganiseerd. Een lunch die meer inhoudt dan het gezamenlijk nuttigen van wat etenswaren. De lunch staat voor het samenkomen van iedereen die het Auschwitz Comité een warm hart toedraagt. Voorheen was het vooral een reünie van overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Later kwamen daarbij hun kinderen en kleinkinderen, deelnemers aan onze Polenreizen en vele anderen die de doelstellingen en het werk van het Auschwitz Comité omarmen. De lunch is een begrip geworden en wordt door velen, met uiteenlopende achtergronden, bezocht. Wat hen allen bindt is ons Comité. Tot en met de afgelopen Herdenking in januari 2010 heeft de lunch traditioneel altijd in de RAI plaatsgevonden. Toch heeft het Auschwitz Comité besloten om met deze traditie te breken. Wellicht dat mensen die de afgelopen lunch hebben bijgewoond daar enig begrip voor kunnen opbrengen. Met trots en vertrouwen kunnen wij u dan ook melden dat na lang zoeken de nieuwe locatie voor de lunch ‘Hotel Casa400 Amsterdam’ zal zijn. Niet alleen de entourage van dit prachtige spiksplinternieuwe hotel sprak ons meteen aan, ook de ligging, de bereikbaarheid en de (veelal gratis) parkeermogelijkheden hebben ons doen besluiten voor deze nieuwe locatie te kiezen. ‘Hotel Casa400 Amsterdam’ ligt vlakbij het Amstelstation en is dus makkelijk bereikbaar. Op zondag is er veel gelegenheid tot vrij parkeren in de wijde omgeving en voor het geval dit toch allemaal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage. En het belangrijkste: wij kunnen hier genieten van een ouderwets goede lunch zoals wij dat in het verleden ook altijd gewend waren. Het spreekt voor zich dat de gratis bussen, die voor vervoer tussen het Wertheimpark en de RAI werden ingezet, nu gratis naar ‘Hotel Casa400 Amsterdam’ zullen rijden. Kortom: de traditionele lunch van het Nederlands Auschwitz Comité heeft een nieuw jasje gekregen. Wij zetten onze traditie voort op een nieuwe locatie, ’Hotel CASA 400 Amsterdam’, waarvan wij weten dat zij aan onze kwaliteitseisen kan voldoen en waarvan wij ook weten dat onze trouwe lunchgangers, maar ook de nieuwe, niet teleurgesteld zullen worden. Wij doen dit onder het motto: verandering van locatie doet lunchen! Wij hopen dan ook dat wij u allen weer bij onze lunch op zondag 30 januari 2011 zullen mogen verwelkomen. Nederlands Auschwitz Comité

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010


A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 32


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.