Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 04

Page 1

A-Bulletin2010nr4vs02:1steProef 25-11-10 11:42 Pagina 1

Auschwitz Bulletin - Omslagen - Promail Plus wit 110gr - FullColor CMYK

A-Bulletin2010nr4vs02:1steProef 25-11-10 11:42 Pagina 24

%

&

0

<

6/85

%

%

&

0

<

%$/

%

&

0

<

6/85

&

%

&

0

<

& 0

%

&

0

%

&

0

<

0 <

%

&

0

<

6/85

<

%

&

0

<

& <

%

&

0

<

6/85

%

%

&

0

<

%$/

%

&

0

<

6/85

&


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 2

2 Inhoud

3 4 5 9 10 12 13 15 17 23

Auschwitz Bulletin - Omslagen - Promail Plus wit 110gr - Zwart

19 21 3 4 8 12 16

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 23

Auschwitz Bulletin

Herdenken Auschwitz Herdenking 2011 Afgelast / Maurice Ferares Nooit meer Auschwitz-lezing 2011 / David Hammelburg ‘de wereld bleef doof’ / Herbert Sarfatij Bankier van het Verzet / Henk Brouwer Beste Auschwitz comité, … / Herbert Sarfatij Column In herinnering aan Simon Caun: 68 jaar later / Simon Soesan Opinie De laatste groep die is blijven zwijgen spreekt / Max Arian Het Franse uitzettingsbeleid van Roma / Peter Jorna Cultureel Vergeten herinnering (gedicht) / Willibrord J. Verkerk Cultureel / Boekbespreking Twee boeken over de Roma-vervolging / Jaap Tanja Recent verschenen / Marjon de Klijn Berichten Bestellen kaarten bijeenkomst na Auschwitz Herdenking Andere locatie lunchbijeenkomst Reserveren toegangskaarten ‘Nooit meer Auschwitz Lezing’ Bezoek aan Auschwitz en dan? Bijeenkomst JMW over ‘Gemengd gehuwden’

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’ en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aanbevolen

23

54ste jaargang, nr. 4, december 2010. Verschijnt 4x per jaar

Herdenking en lezing In dit nummer opgavekaarten voor Auschwitz Herdenking 2011 Nooit meer Auschwitz-lezing 2011

gesproken over de periode en van alle perspectieven een boek gemaakt. Het boek staat stil bij wat er toen gebeurde en welke invloed dit had op de rest van hun leven. Omdat zowel de onderduikers als de onderduikverschaffers gevaar liepen, vormt overleven een belangrijk begrip in het boek, aangezien allen de drang hiertoe voelden. Als de oorlog voorbij is, heeft iedereen in de grote familie het overleefd. Ellen ten Berge, Een kind voor mijn deur. Onderduik in Amersfoort, Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (160 blz.) ISBN 9 789074 274487, € 14,95

Een belangrijk deel van dit nummer is gewijd aan de Herdenking en de Lezing waarmee wij ieder nieuw jaar, in dit geval 2011, openen. Eerst de Nooit meer Auschwitz-lezing op donderdag 27 januari, die gehouden zal worden door Daniel Libeskind, ‘De architect van het gedenken’. Drie dagen later, op zondag 30 januari, is er de Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking bij het monument in het Wertheimpark. De gebruikelijke lunchbijeenkomst daarna vindt deze keer plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam. Voor beide evenementen, lezing en lunchbijeenkomst, vindt u opgavekaarten in dit nummer. Het nummer opent in de rubriek Herdenken met het programma van de Herdenking, daarna volgt een groot interview met de spreker van de Lezing, Daniel Libeskind. In dezelfde rubriek twee artikelen over twee pas onthulde monumenten in Amsterdam. Het ene gewijd aan de bijzondere groep van vervolgde Joden in Nederland die doof waren, het andere aan Walraven van Hall die wel ‘De bankier van het verzet’ genoemd wordt. Dan volgt de impressie van een bijzondere ‘herdenking in brieven’ die schoolkinderen schreven aan het Auschwitz Comité. In zijn Column gaat Simon Soesan verder, nu in de vorm van een ‘dagboek’, met de zoektocht naar zijn in 1942 zo jong vermoorde oom. De rubriek Opinie telt deze keer twee artikelen. Eerst een interview met Loucky Content over de lang ‘vergeten’ gebleven groep van de gemengd gehuwden. Daarna een beschouwing over de uitzetting van Roma door Frankrijk, waarover in de afgelopen zomer grote opschudding ontstond. Roma zijn ook het onderwerp in de recensie van twee boeken waarmee de rubriek Cultureel begint. De rubriek wordt voortgezet en afgesloten met een ruim overzicht van boeksignaleringen in de gebruikelijke bijdrage ‘Recent verschenen’. – H.S.

Een verdwenen Joodse gemeenschap Zeventig procent van de Joden in Tiel, overleefde de Tweede Wereldoorlog. In vergelijking met het landelijk gemiddelde is dit een gunstig percentage aangezien dit 27 procent bedraagt. De oorzaak hiervan is één van de vragen van de auteur van het boek ‘Bittere tranen’. De auteur Tjeerd Vrij geeft een uitgebreid overzicht van de geschiedenissen van de Joodse families die tot de Israëlitische Gemeente behoorden. Alsmede van de Joodse inwoners van omringende dorpen zoals Lienden en Ochten. Een kleine gemeenschap, die bij het uitbreken van de oorlog bestond uit 59 personen in Tiel en 17 in de Betuwse dorpen, keurig verdeeld in elk van de verschillende dorpen één gezin. De auteur introduceert één voor één de gezinnen, zodat er geen anoniem beeld ontstaat. Vrij heeft archiefdocumenten en lokale kranten onderzocht en met getuigen gesproken. Hij zegt geschrokken te zijn van zijn eigen conclusie dat de Jodenvervolging zonder protest door het ambtelijk apparaat werd uitgevoerd. ‘Daar kwam’, aldus de auteur, ‘geen Duitser aan te pas.’ Volgens Tjeerd Vrij heeft de stad Tiel zelf tijdens de Tweede Wereldoorlog haar Joden vervolgd en hij belicht de rol van de Tielse pers, zoals onder andere de Tielsche Courant, Nieuwe Tielsche Courant en De Waalbode in de anti-Joodse propaganda, de handelwijze van politie en ambtenaren en het gedrag van de burgemeester in oorlogstijd, mr. Nicolaas Cambier van Nooten. Opvallend zijn de verzetsdaden van scholieren bij het ontslag van twee Joodse leraren. En die van de plaatselijke politiecommandant J.S. de Jong, die weigerde te assisteren bij de arrestatie van Joden. En de ruime mogelijkheden die werden geboden voor onderduik: 57 van de 84 Joodse inwoners konden onderduiken. Van de Joden in Tiel hebben 41 mensen de oorlog overleefd. Op het monument in Tiel worden 29 namen van vermoorde Joden genoemd. Uiteindelijk zijn 38 Joden gedeporteerd.

Vergeten herinnering Bij uitstek de winkelstraat vol Verkoop en wellust Had de herinnering van Schuld en boete onder Het platonisch plaveisel Toegedekt en weggewerkt

Op één plaats na waar Een Stolperstein Het blauwgrijze lachen van de Dampferische Thermalbäder Terugbracht tot Het heldenloos gehuil

Van Auschwitz. De Achternaam was Kübler. Ze had hier gewoond tot 1936. De Stolperstein om te Duiden de doden. 'Aber das war Krieg'.

Tjeerd Vrij, Bittere tranen. Jodenvervolging in Tiel en omgeving. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (252 blz.) ISBN 978 90 74 27 441, € 17,50

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

Badenweiler, september 2010 Willibrord J. Verkerk

Gedicht ontstaan naar aanleiding van het artikel over Stolpersteine in Woensel (Eindhoven) in het Auschwitz Bulletin van september 2009, p. 10-11.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 22

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 3

22

3

Herdenken

Andere minderheidsgroepen Tijdens een rondleiding in het concentratiekamp AuschwitzBirkenau werd ooit aan een medewerkster de vraag gesteld in welk gedeelte van het kamp de barakken van de Sinti en Roma waren. Die barakken waren er niet. Typerend is dat ook hier weer de Holocaust voornamelijk de Joodse slachtoffers gold. In dit boek stelt Chagoll de wreedheden ten opzichte van Sinti en Roma, die de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog begingen, aan de kaak. De auteur heeft een beroep gedaan op haar brede kennis van de ideologie van de nazi’s en de vernietigende kracht van het regime. De eerste vormen van maatschappelijke uitsluiting van Roma en Sinti begint al in de jaren dertig, de nazi’s vonden hen asociaal en crimineel. Zij mochten niet meer trouwen met ‘raszuiveren’ en kregen andere persoonsbewijzen. Als de eerste rassenwetten van Neurenberg worden aangenomen, wordt het mogelijk om dwangeuthanasie en gedwongen sterilisatie uit te voeren. Als de Sinti en Roma in 1942-43 naar Auschwitz worden gedeporteerd, worden ze daar als proefdieren door de arts Josef Mengele gebruikt. Een half miljoen Sint en Roma zijn tijdens WO-II vermoord door de nazi’s . Chagoll probeert met haar boek, de leemte te vullen dat naast Joden ook andere minderheidsgroepen werden vervolgd en uitgeroeid. Lydia Chagoll, ‘Zigeuners.’ Sinti en Roma onder het hakenkruis. Uitgeverij Epo, Berghem (B) 2008, (270 blz.) ISBN 978 90 64454943, € 20,00 [verspreiding voor Nederland via Centraal Boekhuis BV, Culemborg]

Rijk Joods leven Janny Bolle komt uit een gezin met vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. Haar vader, Levie Bolle, was de eerste importeur van Fyffesbananen uit West-Indië voor heel Europa. Hij was een liberaal en een heel sociaal bewogen mens. Waar hulp nodig was, gaf hij zonder er ruchtbaarheid aan te geven. De bananenloods bevond zich op het Waterlooplein en het was in deze loods waar het meisje Sara Beugeltas (7 jaar) vermoord werd gevonden. De familie is altijd met deze moord, die door een werknemer gepleegd was, geassocieerd gebleven. Janny’s ouders voerden

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

een koosjere huishouding en tijdens de Seider waren er wel vijftig mensen aanwezig. In de crisistijd werkt Janny op kantoor, maar zij vond die baan niets voor haar. Op voorspraak van haar vader, kan ze in het Nederlandsch Israëlitisch Ziekenhuis (NIZ) werken. Max Hamburger werkte als coassistent in dit NIZ. Ze waren al verloofd en mede omdat een van de geneesheer-directeuren vertelde dat getrouwd ziekenhuispersoneel minder snel gedeporteerd zou worden, trouwen Janny en Max in 1943. De meeste familieleden van Janny zijn dan al weg. Het zo goed als gehele gezin Bolle werd in 1943 opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. Janny kan samen met Max onderduiken, maar na een korte tijd moeten ook zij naar Westerbork, waar ze een tijdje in de ziekenbarak kunnen werken, maar in februari 1944 moeten ze verder op transport naar Auschwitz-Birkenau. Ze overleven, maar kunnen na de oorlog geen gelukkig leven opbouwen. Esther Göbel, Een hemel zonder vogels. Het aangrijpende levensverhaal van Janny Moffie-Bolle. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2010, (216 blz.) ISBN 9789460032356, € 18,95

Een grote familie De familie Ten Berge woont in Amersfoort. Ondanks de economische crisis van de jaren dertig, gaat het goed in het gezin. Dan is het oorlog. Er wordt enkele dagen gevochten en vreemde soldaten, die een andere taal spreken, blijven. De buren moeten verhuizen, omdat een officier van dat vreemde leger er gaat wonen met zijn vrouw en kind. Ze hebben niet te klagen, maar de kinderen in het gezin moeten voorzichtig zijn. Temeer omdat er twee oudere meisjes en een kleine jongen bij hen komen wonen, het zijn drie Joodse onderduikers. De vreemde buurvrouw komt nog wel eens buurten en voornamelijk onverwachts. Dit geeft nogal eens benauwde ogenblikken. Vooral als de moeder van de grote familie taartjes heeft gemaakt voor een verjaardag van een van de kinderen, en de vreemde mevrouw weer eens aan komt lopen. Vanuit verschillende perspectieven is het boek opgebouwd. De moeder had in de oorlog notities gemaakt van de komst van één van de onderduikers (de Joodse Gideon Litten). Ellen ten Berge, een van de dochters, heeft met (pleeg)broers en zussen

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011 Zondag 30 januari 2011

O

p 27 januari 2011 zal het zes en zestig jaar geleden zijn dat het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd. Ieder jaar wordt de herdenking van deze bevrijding in Nederland op de laatste zondag van de maand januari herdacht. Het Nederlands Auschwitz Comité organiseert op zondag 30 januari 2011 de Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking bij het Auschwitz Monument in het Wertheimpark te Amsterdam, gevolgd door een lunchbijeenkomst in Hotel Casa 400 Amsterdam.

Herdenking Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Amsterdamse Stadhuis geopend, ingang Amstel. Om 11.00 uur vertrekt vanaf het Stadhuis de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak door de burgemeester van Amsterdam, gevolgd door een muzikale bijdrage van Sinti en Roma, waarna het Jizkor en Kaddisj worden uitgesproken. Hierna is er gelegenheid voor organisaties en particulieren hun kransen en bloemen bij het monument te leggen. Voor diegenen die slecht ter been zijn, is in het Wertheimpark een aparte zittribune aanwezig.

Lunchbijeenkomst De lunchbijeenkomst na de herdenking vindt plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam, Eerste Ringdijkstraat 4,1097 BC Amsterdam. Deelnemers kunnen gebruik maken van gratis busvervoer van het Wertheimpark naar het hotel. Wij wijzen erop dat de locatie van de lunchbijeenkomst anders is dan in voorgaande jaren; zie ook de aparte mededeling op pagina 4. De zaal in Hotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur. Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, houdt in deze zaal zijn jaarrede. Evenals in voorgaande jaren zijn wij genoodzaakt u voor de lunch een bijdrage in de kosten te vragen. Deze bedraagt € 12,50 en voor een kosjere lunch € 15,-. De wijze van bestellen vindt u hiernaast.

Inspirerend De lunchbijeenkomst heeft altijd een informeel karakter. Standaard is een uitgebreide boekentafel aanwezig, waar men boeken over de Shoah, Auschwitz en herdenken in het algemeen kan aanschaffen. De lunchbijeenkomst biedt de gelegenheid om elkaar jaarlijks weer eens te ontmoeten. Het is zeker niet zo, dat het alleen overlevenden van de diverse kampen en hun nabestaanden zijn die elkaar daar treffen. De bijeenkomst is bestemd voor iedereen die het werk van het Nederlands Auschwitz Comité een warm hart toedraagt en de doelstellingen van het Comité ondersteunt. Ieder jaar opnieuw blijkt dat dit buitengewoon inspirerend kan zijn en dat er bijzondere contacten gelegd worden.

Programma samengevat 10.00 uur:

11.00 uur: 11.30 uur: 12.15 uur: 12.30 uur: 13.00 uur: 15.30 uur:

verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan de Amstelzijde begin Stille Tocht naar het Wertheimpark Herdenking bij het Auschwitz Monument vertrek bussen naar Hotel Casa 400 Amsterdam zaal in Hotel Casa 400 Amsterdam open begin lunchbijeenkomst einde lunchbijeenkomst

Bestellen Voor het reserveren van plaatsen voor de lunchbijeenkomst verzoeken wij u de in dit blad opgenomen kaart vóór 15 januari 2011 op te sturen naar: Nederlands Auschwitz Comité Postbus 74131 1070 BC Amsterdam Gezien de grote belangstelling ieder jaar voor de lunchbijeenkomst is het raadzaam snel te reageren. Wij verzoeken u het totaalbedrag gelijktijdig met het opsturen van de kaart, over te maken op rekening: 4875500 t.n.v. Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam (graag alleen deze rekening gebruiken), onder duidelijke vermelding van uw naam en het aantal lunches. Kaarten kunnen wij pas versturen na ontvangst van uw betaling.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 4

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 21

4 Herdenken

Andere locatie lunchbijeenkomst I

n het vorige Auschwitz Bulletin was de ‘verhuizing’ van de lunchbijeenkomst naar Hotel Casa 400 Amsterdam al aangekondigd. Ter toelichting herhalen wij hier nog eens het belangrijkste: ‘Tot en met de afgelopen Herdenking heeft de lunch traditioneel altijd in de RAI plaatsgevonden. Toch heeft het Auschwitz Comité besloten om met deze traditie te breken. Wellicht dat mensen die de afgelopen lunch hebben bijgewoond daar enig begrip voor kunnen opbrengen. Met trots en vertrouwen kunnen wij u dan ook melden dat na lang zoeken de nieuwe locatie voor de lunch Hotel Casa 400 Amsterdam – adres: Eerste Ringdijkstraat 4,1097 BC Amsterdam - zal zijn. Niet alleen de entourage van dit prachtige spiksplinternieuwe hotel sprak ons meteen aan, ook de ligging, de bereikbaarheid en de (veelal gratis) parkeermogelijkheden hebben ons doen besluiten voor deze nieuwe locatie te kiezen. Hotel Casa 400 Amsterdam ligt vlakbij het Amstelstation en is dus makkelijk bereikbaar. Op zondag is er veel gelegenheid tot vrij parkeren in de wijde omgeving en voor het geval dit toch allemaal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage. En het belangrijkste: wij kunnen hier genieten van een ouderwets goede lunch zoals wij dat in het verleden ook altijd gewend waren. Het spreekt voor zich dat de gratis bussen die voor vervoer tussen het Wertheimpark en de RAI werden ingezet, nu ook gratis naar Hotel Casa 400 Amsterdam zullen rijden.’

Cultureel

Afgelast

Recent verschenen

Maurice Ferares Marjon de Klijn Nadat de NOS-teletext gemeld had, dat de vlootshow in Vlissingen niet doorging, dat in Scheveningen het internationale vuurwerkfestival was afgelast, in Nijmegen de middeleeuwse optocht niet zou plaatsvinden, en men in Losser niet vreesde voor een nieuwe overstroming van de Dinkel, volgden nog zeven woorden: ‘In Westerbork ging een muziekfestival niet door’. Mijn eerste reactie: Gelukkig. Onzin natuurlijk. De huidige bewoners van het dorp hebben beslist nooit enig aandeel gehad in dat wat zich bijna driekwart eeuw geleden in de buurt van hun woonplaats heeft afgespeeld. Precies 68 jaar en een paar uur geleden, op 14 augustus 1942, zei Ria tegen me ’s morgens bij het ontbijt: ‘Je ouders zijn gisteravond weggehaald. Er staat al een auto van Puls bij jullie voor de deur. Je piano staat op straat’. Bij Ria was ik ondergedoken op nog geen honderd meter van mijn ouderlijk huis in Amsterdam, midden in de Transvaalbuurt. De man van Ria zat in het Huis van Bewaring op de Weteringschans, gepakt voor verzetsactiviteiten. Ze stond er alleen voor om haar twee kleine kinderen op te voeden. Mij verstopte ze twee weken op haar zolderkamertje. De Poolse dichter Jizchak Katzenelson schreef kort voor hij in Auschwitz werd vermoord: ’O nit varhejlt soll wern in vargessnhejt die ejbike die wund’. Nee we zullen die eeuwige wond nooit vergeten.

21

Boekbespreking

Poëziealbum Als kind, overleefde Hélène Egger, na talloze omzwervingen langs diverse onderduikadressen de Tweede Wereldoorlog. In een paar jaar tijd verliest ze alles wat haar lief is. Haar dochter Debby had als kind in het poëziealbum van haar moeder onbekende namen aangetroffen en na jarenlang zwijgen besluit haar moeder aan zowel haar familie als aan kinderen op scholen haar verhaal te vertellen. Zo komt Debby meer te weten over haar vermoorde familieleden. Zij heeft de geschiedenis van haar moeder opgeschreven in een gebonden versie en in het hetzelfde formaat uitgegeven als Hélènes poëziealbum. Het boek bevat naast de tekst van het verhaal, de afgedrukte replica’s uit familiefoto’s, verstuurde briefkaarten naar Westerbork uit de Hollandsche Schouwburg, korte, dagboekachtige fragmenten en gedichten. Debby Petter, Ik ben er nog, Het verhaal van mijn moeder Hélène Egger. Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam 2009, (112 blz.) ISBN 978 90 600 5788 5, € 15,00

Een geheim Paul Glaser is als ziekenhuisdirecteur samen met zijn vrouw op een conferentie in Krakau. Op de laatste dag is een bezoek ge pland aan het concentratiekamp Auschwitz. Paul wil hier eigenlijk niet naar toe. Het staat hem intuïtief tegen. Hij laat zich toch overhalen en als hij in een zaal komt, waar een aantal koffers liggen, schrikt hij. Op een van de koffers staat zijn achternaam. Paul

is bang voor de vragen van zijn collega’s en ontvlucht de zaal. Die vragen komen echter toch, maar hij ontwijkt ze en zegt dat de naam op de koffer hem weliswaar ook is opgevallen, maar dat hij niet weet van wie deze was. De volgende dag weet hij dat hij dat hij zijn zoektocht naar het familie-geheim zal onthullen. Alhoewel Paul niet beter weet dan dat zijn familie van katholieken huize is, blijkt hij toch een tante te hebben die Joods is. Tante Roosje is een geëmancipeerde vrouw, die als danslerares haar plek heeft veroverd. Ze trouwt vóór de oorlog met een man die, behalve dansleraar ook sympathiseert met de nazi’s. Door onder andere haar man wordt Roosje verraden en ze komt in zes concentratiekampen terecht. Niets blijft haar bespaard, maar ze overleeft. Paul Glaser, Tante Roosje, het oorlogsgeheim van mijn familie. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (295 blz.) ISBN 9 789047 2744, € 17,95

Kampen Ellis Hertzberger (1914-2008) werkte als arts in Westerbork, waar hij Jenny Gold (1925) ontmoette. Zij wordt zijn assistente. Na ongeveer anderhalf jaar volgt voor Ellis de ‘tocht door de kampen’. Theresiënstadt, Auschwitz-Birkenau, Sachsenhausen, Dachau en twee keer de dodenmars. Ook Jenny ontkwam noch aan de kampen, Theresiënstadt, Auschwitz, Stutthof en Praust, als aan de dodenmars. Ellis wordt in 1945 door de komst van de Amerikanen bevrijd, terwijl Jenny in 1945 door de Russen wordt bevrijd. Het is voor een lezer al bijna onmogelijk om zoveel kampen en leed te bevatten, laat staan het te moeten ondergaan. Toch vonden beiden de moed om het leven na de oorlog op te pakken. Ellis verblijft enkele jaren in Indonesië en wil zich daar eigenlijk vestigen, maar Jenny vindt het griezelig. In 1949 trouwen ze voor Joodse wet. Zowel Jenny als Ellis hebben lange tijd voorlichting op scholen gegeven. Ellis en Jenny Hertzberger, Door de Holocaust verbonden, Westerbork, Theresiënstadt en Auschwitz als basis voor een huwelijk. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2009, (180 blz.) ISBN 978 90 74274 37 1, € 12,50

Foto Dirk P.H. Spits ©

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 20

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 5

20

5

Herdenken

Nooit meer Auschwitzlezing 2011 Daniel Libeskind, architect van het gedenken David Hammelburg

nis. Maar meer dan in Zoli staat in Het verhaal van Else de zigeunervervolging tijdens de oorlog zelf centraal. Else Matulat, acht jaar oud, groeit op als pleegkind in een Duits arbeidersgezin aan de rand van Hamburg. Het is oorlog (1943), maar het gezin Matulat probeert zo normaal mogelijk te leven. Plotseling staan ze voor de deur: twee mannen in lange jassen. Ze komen Else halen. Else heeft geen idee wie die mannen zijn, ze heeft ze nog nooit gezien. Er wordt ‘geheim’ en ‘politie’ gefluisterd. Maar wat moeten ze met haar? Ze heeft toch niets uitgespookt? Haar moeder pakt nog snel haar leren laarzen, zodat Else’s voeten tenminste lekker warm blijven. En ze mag haar mooiste jurk aan. Else wordt door de Gestapo meegenomen omdat ze volgens de classificatie van de nazi’s een ‘zigeunerkind’ is. Het verhaal van Else beschrijft heel letterlijk en door de ogen van een kind welke verschrikkingen ze meemaakt na de arrestatie. Ze wordt ondervraagd, gaat op transport en belandt in Auschwitz-Birkenau. Daar neemt een oudere vrouw Else onder haar hoede. Als in augustus 1944 het Zigeunerlager in Birkenau wordt opgeheven gaat Else nog een keer op transport, nu naar Ravensbrück bij Berlijn. Totdat plotsklaps, als uit het niets, haar pleegvader weer voor de deur staat en haar op komt halen. Vader Matulat, een eenvoudige Hamburgse arbeider, had de hoop nooit opgegeven en heeft alles in het werk gesteld om Else weer terug te krijgen. Een ordner vol brieven getuigt van zijn wanhopige strijd; alle mogelijke instanties heeft hij bestookt en aan het eind van de oorlog weet hij Else weer in zijn armen te sluiten.

Over deze Else Schmidt is eerder een biografie verschenen. Zij heeft pas vele jaren na de oorlog kunnen vertellen wat zij in de oorlog heeft meegemaakt: ‘Alles, wat ik daar heb gezien, ging mij jaren later nog steeds door mijn hoofd. Ik heb als klein achtjarig meisje zulke verschrikkelijke dingen gezien, die ik absoluut niet begreep en niet kon verwerken.’ Ook pas jaren na het eind van de oorlog is zij er achter gekomen dat haar echte (biologische) moeder, haar zus en haar tweelingbroers in Auschwitz zijn vermoord. Alleen haar jongste zusje overleefde de oorlog en belandde in Zwitserland. Zelf is Else Schmidt na het volgen van een kappersopleiding naar Groot-Brittannië geëmigreerd. Op het eind van haar leven is zij daar nog een keer ontvangen door koningin Elisabeth. Voor een kinderboek is Het verhaal van Else natuurlijk erg aan de zware kant. ‘Leeftijd vanaf 11 jaar’, staat er op de achterkant van de Nederlandse uitgave (de Duitse uitgever vindt zelfs dat kinderen van 9 jaar en ouder dit boek al kunnen lezen). Maar de toon van het boek en ook de knappe, onsentimentele tekeningen (van de hand van Lukas Ruegenberg, die de opkomst van Hitler en de oorlog als kind heeft meegemaakt) zorgen ervoor dat het toch een mooi jeugdboek is geworden.

Colum McCann, Zoli – Een verstoten zigeunermeisje. Uit het Engels vertaald door Frans van der Wiel. Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam 2007. Tweede druk 2010 in de serie Rainbow Pockets, nr 934, 324 blz,

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Architect Daniel Libeskind werd in Polen (Lód´z, 1946) geboren als zoon van Joodse Holocaust-overlevenden. In 1965 werd hij genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger. Hij studeerde architectuur in New York en geschiedenis en architectuur-theorie in Essex, Groot Brittannië. Hij gaf les en lezingen op veel universiteiten in Noorden Zuid Amerika, Europa, Japan en Australië. Tot de bekendste werken van Libeskind behoren het Joods Museum in Berlijn, het Felix Nussbaum Haus in Osnabrück, het Imperial War Museum in Manchester, het Deens Joods Museum in Kopenhagen en het Grand Canal Theatre in Dublin.

ISBN 9789041707611, € 6,95.

Ground Zero Michail Krausnick en Lukas Ruegenberg, Het verhaal van Else – een achtjarig meisje overleeft Auschwitz. Uit het Duits vertaald door

De auteur van dit kinderboek, Michail Krausnick, heeft Het verhaal van Else gebaseerd op het levensverhaal van Else Schmidt.

H

et Nederlands Auschwitz Comité organiseert in samenwerking met de Pensioen- en Uitkeringsraad/Sociale Verzekeringsbank en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies voor de achtste keer de Nooit meer Auschwitzlezing. De lezing vindt plaatst op donderdag 27 januari 2011 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft Daniel Libeskind uitgenodigd de lezing uit te spreken. De heer Libeskind zal bij deze gelegenheid de Annetje Fels-Kupferschmidt Onderscheiding uitgereikt krijgen. Annetje Fels-Kupferschmidt overleefde het vernietigingskamp Auschwitz en richtte tien jaar na de oorlog, samen met andere overlevenden van de kampen, het Nederlands Auschwitz Comité op, waarvan de doelstelling is ‘Nooit meer Auschwitz’. Hier volgt een interview met Daniel Libeskind ter introductie van zijn lezing.

Leni Hof-Hoogland. Uitgeverij Callenbach, Kampen 2008, 67 blz., ISBN: 9789026614873, € 14,95.

In 2003 won hij de opdracht om het masterplan te ontwerpen voor de herinrichting van Ground Zero, de voormalige locatie van het World Trade Center in New York. Daniel Libeskind staat bekend als de ‘architect van het gedenken’. Hij benadrukt met

Foto’s Studio Daniel Libeskind

zijn manier van ontwerpen de verhalen van een bepaalde plek. Zo heeft de plattegrond van het Joods Museum in Berlijn de vorm van een gebroken Davidster, verwijzend naar de destructie van de Joodse cultuur onder het nazi-regime. Zijn ontwerp voor Ground Zero, ‘Memory Foundations’, is tegelijkertijd een eerbetoon aan de slachtoffers van de aanslag op 11 september 2001 en aan het leven dat doorgaat.

De Holocaust ‘onvergeetbaar’ Wat betekende het voor u toen het Nederlands Auschwitz Comité besloot u een onderscheiding te geven? ‘Het betekent heel veel voor mij omdat het Auschwitz Comité in mijn ogen enorm belangrijk werk doet, niet alleen voor de wereld, maar ook voor mij persoonlijk; mijn familie is in Auschwitz en andere kampen weggevaagd. Ik ben zeer vereerd dat ik deel mag uitmaken van deze gebeurtenis en niet alleen kan spreken over de onomkeerbaarheid van het verleden, maar ook over wat we in de toekomst kunnen doen, wat we vandaag kunnen doen om ons bewust te worden van de dreiging waar wij mee te maken hebben, en waar de Joodse gemeenschap ook in deze tijd nog mee te maken heeft. Kortom, het betekent heel veel voor mij.’

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 6

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 19

6

Cultureel

In hoeverre is de Holocaust van invloed geweest op uw opvoeding en uw leven in het algemeen? ‘Volledig, denk ik. De Holocaust heeft iedereen op de een of andere manier geraakt. Het is een gebeurtenis die de wereld fundamenteel heeft veranderd en die een cesuur heeft teweeggebracht, een wezenlijk nieuwe manier van kijken naar de betekenis van geschiedenis. Naar mijn mening is de Holocaust veel meer dan alleen een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis; het is de belangrijkste gebeurtenis van allemaal, niet alleen voor mij persoonlijk maar ook objectief gezien.’ Voelt u zich meer Joods of sterker verbonden met het Jodendom vanwege de Holocaust? ‘Ik denk dat de Holocaust niet alle aspecten van het Jodendom raakt, maar elke Jood is wel fundamenteel veranderd door de Holocaust. Natuurlijk moeten we verder en naar de toekomst kijken, maar tegelijkertijd mogen we nooit vergeten wat de vernietiging van miljoenen Joden heeft betekend en wat ook nu nog de invloed is van deze ongekende genocide die de wereld in een volledig nieuwe richting heeft gestuurd.’ Hoe verhoudt ‘nooit vergeten’ zich tot de wereld van vandaag, met name in de nasleep van de genocide en etnische zuiveringen in Rwanda, Bosnië en Darfur? ‘Het besef dat de wereld ook nu nog te maken heeft met genocide, heeft absoluut een verband met de Holocaust, juist omdat de Holo caust ons er allemaal van heeft doordrongen dat we het nooit meer mogen laten gebeuren dat een volk wordt gedecimeerd als gevolg van racisme, vreemdelingenhaat en genocide. Ons bewustzijn van de Holocaust voedt onze strijd tegen alles wat slecht is.’

Architectuur vertelt een verhaal Maakt u in uw architectuurontwerpen bewust een statement tegen genocide? ‘Ontwerpen is meer dan simpelweg gebouwen maken; ontwerpen gaat over de taal van communicatie. Ontwerpen, architectuur en stadsplanning vertellen een verhaal en dat verhaal is meer dan wat het aan de oppervlakte lijkt; het kent ook een diepere, bredere en minder zichtbare dimensie. Elk gebouw maakt deel uit van de open en democratische maatschappij en is daarom niet alleen een weerspiegeling van het actuele en het zichtbare, maar ook van de vaak vergeten en verborgen gebeurtenissen die de maatschappij hebben gevormd.’ Hoe bent u gekomen tot uw ontwerpen voor de Joodse Musea in Berlijn en Denemarken, waarin zowel het verleden, het heden en de toekomst tot uiting moesten komen? ‘Het zijn twee zeer verschillende gebouwen. Beide gaan over tragedies, maar op een verschillende manier. Het Joods Museum in Denemarken vertelt een bemoedigend verhaal omdat het de Denen was gelukt hun Joodse landgenoten naar Zweden te brengen. Dat verhaal straalt iets onmiskenbaar positiefs uit, ondanks het feit dat het plaatsvond in een gruwelijke tijd. Het museum in Berlijn vertelt een ander verhaal; Berlijn

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

was immers het centrum van waaruit de Holocaust werd geregisseerd. Elke straat en elke vierkante centimeter van Berlijn is hiermee verbonden, en bij het ontwerpen van een Joods Museum in Berlijn hoort niet alleen het onder ogen zien van het verleden, maar ook een hoopvolle blik op de toekomst. De geschiedenis heeft de stad wezenlijk veranderd en dat is ook wat ik in mijn ontwerp van het Joods Museum tot uiting wilde laten komen: de tweeduizend jaar oude geschiedenis van de Duitse Joden en het feit dat de Joden niet de enige slachtoffers waren van de Holo caust. Zij vormden een geslaagde groep in een geweldige stad, en waren fantastische vechters, artiesten, dichters en zakenlui, belangrijk voor het succes van Duitsland, maar ook de groep waarvoor de vernietigingskampen het eindstation waren. Het museum wil een volledige nagedachtenis bieden, en de toekomst is afhankelijk van deze nagedachtenis. Herinnering is het centrale element en het museum is als een boek waarin veel verschillende aspecten worden beschreven: deportatie, reddeloosheid, toekomstmogelijkheden, de oprichting van de staat Israël. Al deze aspecten speelden een rol bij de bouw van het Joods Museum.’

Het verhaal achter een gebouw Hoe ontwerpt u hedendaagse gebouwen die een reflectie zijn van het verleden? Hoe onderzoekt u het verhaal achter een gebouw? Is het een kwestie van kennis van het verleden of voelt u iets wanneer u op een mogelijke bouwlocatie staat en de energie in u opneemt? ‘Eigenlijk alles wat u zegt, maar nog veel meer. Er is geen plek op aarde die geen geschiedenis heeft; zelfs een groen grasveld is meer dan gewoon een groen grasveld; er schuilt een geschiedenis onder, boven of naast. Je moet contact maken met de wezenlijke betekenis van de plek. De Romeinen noemden dit genius loci – de ziel, de specifieke, onvervangbare eigenheid van een plek waarin zowel de diepte in de tijd als de horizontale mogelijkheid van toekomstige ontwikkeling besloten liggen. Dit is waar het om draait bij de architectuur van een stad; het laat ons weten waar we zijn, wie we zijn en waar we naar toe gaan.’ Hoe gaat u te werk bij uw onderzoek – hoe probeert u door te dringen tot de wezenlijke essentie van een bouwlocatie? ‘Het is het licht in de ogen van mensen. Het is meer dan boeken lezen en de geschiedenis bestuderen; je moet andere manieren vinden, je oor tegen de grond houden als het ware, en verbinding maken met de oorsprong van de ziel van de plek. Dit klinkt misschien vaag, maar er bestaan zeker manieren om dit te doen. Ik heb bijvoorbeeld gekeken naar de verdwenen straatnamen in Berlijn toen ik worstelde met de vraag ‘wat is Berlijn?’. De stad bestaat niet alleen uit de zichtbare straatnamen, maar ook uit alles wat niet meer zichtbaar is maar desondanks onlosmakelijk deel uitmaakt en deel zal blijven uitmaken van de stad, zelfs nu het verdwenen is.’

19

Boekbespreking

Twee boeken over de Romavervolging Zoli & Het verhaal van Else

brengen. De belangrijkste overeenkomst tussen de twee boeken is dat beide gebaseerd zijn op (deels) waar gebeurde geschiedenissen en op echt bestaande personen. Zoli is de titel van een roman van de bekende en populaire Ierse auteur Colum McCann (1965) en vertelt het verhaal van Zoli Lackowa, in de roman een Tsjecho-Slowaakse Roma-vrouw. De hoofdpersoon wordt opgevoed door haar grootvader, nadat zij in de jaren dertig van de vorige eeuw als zesjarig kind getuige is geweest hoe een groot deel van haar familie vermoord is door een fascistische bende, de Hlinka’s. Later volgt de nazi-bezetting, maar Zoli en de nieuwe groep waarmee ze rondtrekt, weten daaraan te ontkomen. De komst van de Sovjet-legers wordt ook door de Roma ervaren als een bevrijding. Korte tijd worden ‘zigeuners’ als symbolische vijanden van het kapitalisme gepaaid door het nieuwe regime. ‘Burgers van zigeunerafkomst, sluit je bij ons aan’, luidt de oproep.

Jaap Tanja

O

ver de vervolging van Sinti en Roma is relatief weinig geschreven. Twee in vertaling verschenen boeken – een Engelstalige roman voor volwassenen en een Duits jeugdboek – vormen daarop een uitzondering.

Twee culturen De herinnering aan de Jodenvervolging die plaatsvond voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog is anders dan de herinnering aan de vervolging van de Roma. Eén van de grootste verschillen is dat over de eerste ná de oorlog ontzettend veel geschreven en gepubliceerd is, doch over de tweede zijn er maar spaarzaam boeken verschenen. Alle gepubliceerde boeken over de Shoah vullen een grote, zeg maar gerust enorme bibliotheek, met naar schatting enkele tienduizenden titels. Als het er al niet meer zijn: niemand is fysiek in staat om al die indringende herinneringen van overlevenden, persoonlijke dagboeken, historische monografieën en wetenschappelijke analyses allemaal te lezen. Goede en toegankelijke boeken over de Porajmos – in Romani het woord voor de vervolging van Sinti en Roma – zijn echter op de vingers van enkele handen te tellen. Voor dit opvallende verschil zijn uiteenlopende verklaringen te geven. Wat zeker meespeelt is dat de Joodse cultuur sterk een cultuur is van het schrift, van het publiceren, van het geschreven woord. Bij Roma is de tragedie die hun is overkomen anders verwerkt en veel meer alleen mondeling doorgegeven. En vaak zelfs dat nog niet – er is vooral erg veel gezwegen. Ook nu nog is het percentage analfabeten onder Roma in Europa erg hoog.

Zoli Zonder meer zeldzaam zijn boeken die goed licht werpen op de Roma-vervolging en geschreven zijn vanuit een persoonlijke invalshoek. Twee niet al te lang geleden verschenen boeken, beide van de hand van gadže (niet-Roma), willen daar verandering in

Zoli heeft intussen leren lezen en schrijven, vaardigheden die in de Roma-wereld worden gewantrouwd en zelfs als gevaarlijk worden gezien, speciaal voor vrouwen. Ze wordt zangeres en, tegen de ongeschreven Roma-wetten in, schrijft zij haar liederen op. Later in haar leven ontmoet ze een Engels-Ierse journalist, Stephan Swann, die haar minnaar wordt. Hij haalt haar over haar liederen op te nemen en haar gedichten te publiceren. Als zij van dat plan wil afzien, verraadt Swann haar min of meer en zet de publicatie toch door. Omdat zij een niet-Rom als minnaar heeft en haar liederen heeft ‘verkocht’ aan de wereld van de gadže, wordt Zoli verstoten door haar gemeenschap; zij vlucht uit Slo wakije, via Oostenrijk en Italië, naar Frankrijk. Aan het eind van haar leven blijkt Zoli gebukt te gaan onder haar Roma-verleden, dat ze noodgedwongen heeft afgesloten, maar dat nog steeds voortleeft in haar oude gedichten en de liederen die in haar hoofd maar blijven terugkomen en weerklinken. McCann, die in New York woont en daar tevens hedendaagse literatuur doceert, heeft het fictieve verhaal van Zoli ‘heel vrij gebaseerd’ op het leven van Papusza, een Poolse Roma-dichteres die leefde van 1910 tot 1987 en verbannen werd uit haar gemeenschap nadat haar gedichten werden gepubliceerd. De auteur heeft zich goed gedocumenteerd over de Roma-cultuur: niet alleen heeft hij veel gelezen over het leven en de gebruiken van Roma in Oost-Europa, maar ook heeft hij de nodige Romakampen en – woonwijken bezocht in Oost- en West-Slowkije. Hij beschrijft een heel reële spanning tussen een gesloten Romawereld, die vast wil houden aan eigen tradities en cultuur, en een veelal vijandige buitenwereld. McCann schrijft mooi proza – sierlijke, bijna poëtische volzinnen – en weet een melancholische sfeer op te roepen.

Het verhaal van Else Ook het in 2008 verschenen kinderboek Het verhaal van Else is gebaseerd op ware personen en een waar gebeurde geschiede-

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 18

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 7

18

7

eerdere soortgelijke gebeurtenissen in Italië (2007-2008) nog een gebrek aan stellingname verweten, nu leek eerder het tegendeel het geval. Dit is deels te verklaren uit de recente positionering van ‘het Europese Roma beleid’ onder de Commissaris voor Justitie, Fundamentele Rechten en Burgerschap. Bovendien riep het Europees Parlement – sterker geworden tegenover de Europese Commissarissen en zeer actief in de ‘Roma kwestie’ – Frankrijk met een resolutie (d.d. 9 september) op onmiddellijk met de collectieve uitzetting van Roma te stoppen. Het was voor het eerst dat de ‘Roma issue’ met ‘de economie’ concurreerde om aandacht tijdens een Top voor regeringsleiders (Brussel, 16 september), al gingen ook stemmen op dat deze ‘hierdoor was verstoord’. Net als andere Europese staatshoofden werd ook de Nederlandse premier aan het diner met de kwestie geconfronteerd.

Campements illicités De Nederlandse situatie is nauwelijks te vergelijken met die in Frankrijk, al roept de Franse term voor ‘illegale kampementen’ – campements illicités – associaties op met het begrip ‘vrijplaatsen’ dat in 2003 in Nederland in zwang kwam. De Woonwagenwet is in Nederland afgeschaft (1999) maar in Frankrijk bestaat sinds 1969 nog steeds een aparte wetgeving (Statuut). Sinds 2000 heeft Frankrijk via de Wet Bresson gemeenten verplicht om voorzieningen en standplaatsen aan te leggen, wat overigens nog maar in 40% gerealiseerd is. De aantallen verschillen beduidend. De woonwagenbevolking in Nederland is een fractie (10%) van deze groep in Frankrijk (400.000 gens de voyage), en hetzelfde geldt voor de Roma migranten (20.000 in Frankrijk). In Nederland is het ondenkbaar dat migranten zich vestigen op bestaande woonwagencentra (zoals in Italië en Frankrijk) of nieuwe kampen oprichten in de stedelijke periferie. Hoewel ook in Nederland sprake is van een tekort aan standplaatsen en achterstallig onderhoud (aan de kant van de overheid) en van schimmige activiteiten (aan de kant van bewoners), zijn er in Neder land geen enclaves die als ‘no go area’ zijn te bestempelen of die beelden oproepen van een Braziliaanse krottenwijk (favella). Wel is er in Frankrijk overigens meer dan in Nederland trekvrijheid, ruimte voor handel en vraag naar ambachtelijke artikelen, en vormt seizoensarbeid op het land nog steeds een belangrijke factor in de mobiliteit. ‘Hoe is het mogelijk dat er zich in sommige van die kampementen zoveel fraaie auto’s bevinden, terwijl er zo weinig van die

mensen aan het werk zijn?’ Het is een uitspraak die zo aan de Nederlandse borreltafel geuit zou kunnen zijn, maar ditmaal opgetekend werd in het Franse Parlement (2002). Sarkozy – toen minister van Binnenlandse Zaken – wordt nog vaak aan zijn uitspraak herinnerd als bewijs van de stelling, dat hij het niet op heeft met de gens de voyage en de Roma, en niet terugdeinst voor populisme. Opiniepeilingen in de zomer betekenden, meteen na zijn maatregelen, een oppeppertje voor Sarkozy’s door schandalen en bezuinigingen verminderde populariteit onder de Franse bevolking: 79% was voor ontruiming van de kampen en 70% voor het afpakken van de Franse nationaliteit van allochtone criminelen. De impliciete verwijzing die Commissaris Reding kort voor de EU Top in Brussel maakte naar het Europese verleden, blies Sarkozy op tot een laffe aanval op de Franse trots. Echter, niet vergeten is dat de toenmalige regering van Frankrijk in Vichy de naturalisaties van Joodse en andere burgers liet herzien, als ‘vergissingen uit het verleden’. Wat betreft de gitans is voor het herinneren aan de vervolging in deze periode nog steeds geen volwaardige plaats vergund, noch in de Franse geschiedschrijving noch bij herdenkingen.

Nederland Naoorlogs Rechtsherstel is in Nederland ‘voltooid’, en Sinti en Roma hebben hun plaats bij herdenkingen. Maar ook hier groeit de aandacht voor etnische registratie en ‘de-naturalisatie’, sinds de invloedrijke plaats van de PVV in het politieke bestel. Media maakten via de Franse actualiteit deze kwesties voor het eerst concreet voor de Roma in Nederland, waardoor ook de Sinti op de kampjes de schaduw van het verleden weer over zich heen voelden komen. Een aantal politici en bestuurders uit ‘onverdachte hoek’ nam publiekelijk de twijfel en vertwijfeling niet weg, integendeel, gaven er juist voeding aan. Onderzoeksjournalistiek toonde vervolgens aan dat etnische registratie al voorkomt in Nederlandse gemeenten. Adequaat was de reactie in de media van instanties die burgers bescherming bieden tegen willekeur van de overheid, namelijk het College Bescherming Persoonsgegevens, de Nationale Ombudsman en de Commissaris Mensenrechten van de Raad van Europa. Zij wezen direct op het onwettige karakter van deze etnische registratie. Peter Jorna is lid voor Nederland van de Committee of Experts on Roma and Travellers (Raad van Europa)

Na 11 september In Europa spreekt men over het leven ‘voor de oorlog’ en ‘na de oorlog’. In Amerika heeft men het over de wereld voor en na 11 september. Kan deze manier van beschouwen tot uiting komen in design en architectuur? ‘De wereld is in ieder geval veranderd, niet alleen in New York of Amerika, maar overal. We hebben allemaal te maken met de gevolgen van 11 september en de politieke en militaire reacties hierop. Maar ook in de architectuur is een reactie zichtbaar, omdat hiermee een cultureel antwoord kan worden gegeven op de aanslagen. De architectuur is veranderd; architecten kijken niet langer naar de meest pragmatische manier om een gebouw neer te zetten, maar naar de wijze waarop steden moeten omgaan met een dreiging die nu helaas deel uitmaakt van onze dagelijkse realiteit. En deze dreiging gaat niet zomaar weg omdat we dat graag willen; we zullen moeten omgaan met de krachten die aan de oppervlakte zijn gekomen na de aanslagen van 11 september. Gebouwen en steden staan oog in oog met een nieuwe realiteit. Wereldwijd is het ontwerp van hoge gebouwen compleet veranderd. De manier waarop we gebouwen binnengaan wegens nieuwe veiligheidsoverwegingen is anders, net als de manier waarop we ons door gebouwen bewegen en de vluchtroutes uit hoge gebouwen. Zelfs het technische aspect van de wereld na 11 september is nu vastgelegd in wetboeken.’ Denkt u dat er een overeenkomst bestaat tussen de verschrikkingen van 11 september en de Holocaust? Kan deze tot uiting komen in bouwkundige ontwerpen? ‘Nee, ik denk niet dat er een overeenkomst bestaat tussen de

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Holocaust, waarbij 6 miljoen Joden zijn vermoord, en de verwoestingen van 11 september. Maar er bestaan wel overeenkomsten in de zin dat mensen geleden hebben en een tragedie moeten verwerken. De omvang is niet vergelijkbaar, maar wel wat het betekent voor een volk om te vechten voor zijn bestaan, wat het betekent voor de toekomst, de overlevering, en de oriëntatie in ruimte en tijd. Tragiek is wat beide gebeurtenissen bindt, maar we kunnen de Holocaust niet vergelijken met de aanslagen in New York. Daarvoor zijn de verschillen te groot. Hoe dan ook, we moeten beide gebeurtenissen een weloverwogen plek geven in de geschiedenis en nadenken over hoe we verder moeten gaan, maar we moeten er tegelijkertijd voor zorgen dat we de onherstelbare gebeurtenissen in het verleden nooit vergeten, dat we ze proberen te begrijpen.’

Ground Zero Hoe hebt u de nieuwe Ground Zero ontworpen? Op wat voor manier is uw visie op de gebeurtenissen van 11 september van invloed geweest op uw ontwerp? ‘In mijn ontwerp heb ik ruimte gelaten voor wat ik ‘geheugenverankering’ noem. De locatie is niet zo groot, slechts 6,5 hectare in een van de dichtst bebouwde plekken ter wereld. De helft van de plek laat ik onbebouwd; ik vond dat ik niet kon bouwen op een plek waar duizenden mensen zijn omgekomen. Je moet voldoende ruimte creëren voor herinnering – je moet de herinneringen kunnen terughalen. Mensen moeten de gelegenheid hebben om samen te komen op een soort heilige plek midden in een vooruitstrevende en wereldlijke stad. Tegelijkertijd moet je het fundament leggen voor het optimisme en pluralisme en de democratische

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 8

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 17

8

17

Opinie

dynamiek van New York, dat immers de hoofdstad is van de vrijheid en van de dingen die we allemaal bewonderen en waar we van houden. En natuurlijk de balans tussen herinneren en toekomst, tussen het optimisme van verder gaan en het nooit vergeten wat er op deze plek is gebeurd. Het is de symboliek van het Vrijheidsbeeld, van het licht van de dag en van de nacht. Ik wil een wijk scheppen waarin niet alleen plaats is voor kantoorgebouwen, maar waarin 24 uur per dag en 7 dagen per week mensen samenzijn, een wijk die de aandacht verlegt van Wall Street naar de rivier de Hudson en die Chinatown, Battery Park en Tribeca met elkaar verbindt. Zo wordt deze locatie niet slechts gebruikt om een replica te bouwen, maar om de stad op een fundamentele manier te veranderen.’ In welke fase bevindt het project zich nu, na jaren van gerechtelijke procedures? ‘Er zit nu behoorlijk veel schot in. Er waren nogal wat problemen en het is een moeilijk en uitdagend project, gezien de vele betrokken partijen: de families van de slachtoffers, de gouverneurs van New York en New Jersey, de Havenautoriteiten, de investeerders, vroegere architecten, de treinen van PATH en de ondergrondse – het is een stad op zich. Maar we komen goed vooruit. Volgend jaar op 11 september openen we het nieuwe monument en ook het museum komt eraan. Over niet al te lange tijd wordt het hoogste punt bereikt van de nieuwe Vrijheidstoren. De bouw van Toren 4 is begonnen en de straten worden op elkaar aangesloten, dus wanneer de 23 meter diepe fundering eenmaal klaar is, zult u de bouw snel zien vorderen. De vaart zit erin en de mensen zullen snel veel te zien hebben.’

De rechte hoek en Nederlands Calvinisme U heeft begin jaren ’90 verschillende projecten en tentoonstellingen gehad in Nederland. Hoe kijkt u daarop terug? Voelt u een verbondenheid met Nederland? ‘Ik hou van Nederland en van alles wat Nederlands is, de Nederlandse schilderkunst, het landschap, de geschiedenis en de mensen. Ik heb veel artistieke constructies gemaakt in Nederland, in Almere, het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam, maar helaas geen gebouw omdat mijn werk niet is gebaseerd op de ‘rechte hoek’ die zo’n belangrijk onderdeel vormt van de Neder-

landse stijl. Ik heb veel artistieke projecten gedaan in Nederland, maar nooit een bouwkundig project.’ Zou u daar voor openstaan? ‘Natuurlijk. Nederland heeft een grote bouwkundige traditie.’ Wat is dan het verschil tussen Nederlands design en uw visie op design? ‘Misschien heeft het wel te maken met de Nederlandse architectuur uit de vroege jaren ’20, waarbij architectuur bijna werd gezien als een politieke ideologie die voorschreef hoe mensen moesten leven en wat ze moesten doen. Ik denk dat de architectuur in de 21e eeuw aan het veranderen is – we zien de openheid van de democratie, we geloven niet langer in die andere ideologieën waarbij mensen geen technologieën mogen gebruiken of niet aan de samenleving mogen deelnemen. We zien nu een fundamentele overgang van de modernistische traditie die in Nederland al vanaf het begin werd aangehangen naar een nieuwe ontluikende wereld van pluralisme, een wereld waarin verschillen worden gewaardeerd. Bij 365 invalshoeken zijn er altijd 364 andere.’ Wat bedoelt u met de ‘rechte hoek’? ‘Het is de hoek van 90 graden – haaks in iedere richting, loodrecht ten opzichte van de grond – het is het idee van een doos, en de wereld stapt langzaam uit deze doos vandaan, en vroeger of later zal ook Nederland uit de doos stappen. Rotterdam is heel vooruitstrevend; de stad kent enkele prachtige voorbeelden van architectuur, zelfs voor Nederlandse begrippen. Ik heb het meer over een onderliggende visie op hoe de architectuur in steden verandert door de tijd heen en hoe traditie wordt verbonden met het nieuwe.’ U refereert kennelijk aan het Nederlandse Calvinisme? ‘Waarschijnlijk. Kijk naar Theo van Doesberg en Mondriaan en alle theoretici van De Stijl; in de kleuren en hoeken zie je welhaast een religieuze beweging. Daarnaast bestaat er in Nederland een sterke traditie van discipline, terwijl men in andere landen meer openstaat voor nieuwe manieren en mogelijkheden. Nederland is nog sterk verankerd in de 20e eeuw en dat is natuurlijk ook deels de charme van het land.’ Dit interview is ook verschenen in Magazine Aanspraak, december 2010, p. 4-7.

Reserveren toegangskaarten ‘Nooit meer Auschwitz Lezing’ Voor de ‘Nooit meer Auschwitz Lezing’ door Daniël Libeskind op donderdag 27 januari 2011 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam is een beperkt aantal toegangskaarten beschikbaar. Indien u bij de lezing aanwezig wilt zijn, verzoeken wij u de in dit blad opgenomen kaart in te vullen en vóór 1 januari 2011 a.s. op te sturen. Toedeling van toegangskaarten geschiedt op volgorde van binnenkomst. De lezing zal in het Engels worden gehouden. De bijeenkomst begint om 14.00 uur en duurt tot 15.30 uur. Aansluitend is er tot 16.30 uur gelegenheid om na te praten.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Het Franse uitzettingsbeleid van Roma Niet van vandaag of gisteren Peter Jorna

D

e Roma kwamen afgelopen zomer veelvuldig in het nieuws. Aanleiding vormde het uitzettingsbeleid van Frankrijk, waarin Roma expliciet en collectief tot doelwit werden verklaard. Voor het eerst nam de Europese Commissie krachtig stelling. De Commissaris van Justitie, Viviane Reding, dreigde een procedure aan te spannen tegen de Franse regering vanwege de inbreuk op de Europese richtlijnen over non-discriminatie. Zo ver kwam het uiteindelijk niet. De mediakaravaan trok vervolgens verder maar de uitzettingen gaan door, nu onder de noemer van Roemenen en Bulgaren. Ook in Nederland was de Franse uitzetting van invloed. Hier spitste het publieke debat zich toe op ‘etnische registratie’. Een terugblik.

Circulaires Het Elysée had in een persbericht aangekondigd dat het Staatshoofd op 28 juli een vergadering zou houden over ‘de problemen die veroorzaakt werden door bepaald gedrag onder de trekkende bevolkingsgroep en de Roma’. Deze besprekingen leidden twee dagen later tot een circulaire waarin burgemeesters en politie opgedragen werden om het ‘illegale verblijf, onder vooral de Roma’ aan te pakken. Binnen een tijdsbestek van drie maanden dienden 300 kampementen ontmanteld te zijn. De circulaire kwam pas boven water toen de Europese Commissie het uitzettingsbeleid van Frankrijk onderzocht. De Franse regering ontkende tot dusver dat het beleid specifiek op Roma was gericht, en beriep zich daarbij op eerdere en latere circulaires waarin deze expliciete verwijzing niet voorkwam. Ook

bleek dat er in het eerste half jaar van 2010 al 9.000 Roma op het vliegtuig waren gezet naar Roemenië en Bulgarije: ‘vrijwillig’, met uitbetaling van 300 Euro per volwassene en 100 Euro per kind, en geëscorteerd door de politie. Registratie in een database moest terugkeer voorkomen.

Politiekogels President Sarkozy nam het initiatief kort na incidenten, in de omgeving van de steden Grenoble en Blois, waarbij twee doden vielen door kogels van de politie en de bewoners vervolgens hun woede uitten ondermeer door brandstichting. Daarbij riep de dood van een gitan bij de lokale gens de voyage (letterlijk ‘woonwagenmensen’) herinneringen op aan de dood van de vader van het slachtoffer, onder gelijke omstandigheden in 1985. Bij Sarkozy riepen de incidenten wellicht herinneringen op aan 2005, toen de dood van twee immigrantenjongeren in Parijs door politie kogels tot onlusten leidden die zich als een furie door de immigrantengemeenschappen in de bidonvilles over heel Frankrijk verspreiden. De angst voor buitenproportioneel politie optreden was groot en is er zeker niet minder op geworden.

Internationale rapporten De nationale en internationale kritiek op de Franse regering kwam niet uit de lucht vallen. Sinds Frankrijk in 2002 een verdrag met Roemenië heeft gesloten om Roma terug te nemen is de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven regelmatig en in scherpe bewoordingen veroordeeld. Zo constateerde de Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van Europa (ECRI) in haar derde landenrapportage over de periode 20032004 dat Roma families collectief, zonder alternatief en met vernietiging van al hun bezittingen, uit hun kampementen werden verwijderd. De Mensenrechten Commissaris van de Raad van Europa toonde zich in 2008 bij zijn bezoek aan Frankrijk bezorgd over het klimaat van angst onder de Roma en constateerde dat de structurele verwaarlozing van openbare basale voorzieningen in en rond de kampementen, of het geheel ontbreken daarvan, in strijd was met Franse wetgeving en met Europese afspraken. Een juridische procedure, aangespannen door de European Roma Rights Centre in het kader van het Europees Sociaal Handvest (Straatsburg), werd in 2008 ontvankelijk verklaard, ondermeer op gebied van huisvesting en gedwongen uitzetting. De Fundamental Rights Agency van de Europese Unie rapporteerde de zelfde bevindingen uit eigen onderzoek. In de maand augustus van dit jaar volgden nieuwe rapportages die eerder een verslechtering dan een verbetering constateerden, namelijk van de VN-Commissie voor de Uitbanning van alle vormen van Racisme (UNCERD) en opnieuw van de Raad van Europa (ECRI). De Europese Commissie van de EU kon daarbij niet achterblijven, mede gelet op haar (sinds 2005 meer uitgesproken) ambitie om de situatie van de Roma in Europa te verbeteren, ondermeer via miljoenensteun uit de Structuurfondsen en Roma Summits (2008, 2010). Was de Europese Commissie bij

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 16

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 9

16

9

Herdenken

schrikkingen van de kampen, kan ik dat begrijpen. Maar ik vind toch dat je niet moet accepteren dat het net is of ze niks hebben meegemaakt.’ Louis Tas, de nu 89-jarige Amsterdamse psychiater, zou waarschijnlijk zeggen dat het allemaal met schaamte te maken heeft. Maar waarom zou je je eigenlijk moeten schamen? ‘Het moet een verschrikkelijke ervaring zijn als je hele familie er niet meer is en jij bent er nog, zoiets als een overlevingsschuld. Soms zat ik met iemand erover te praten en ineens begon die te huilen. Eindelijk was er iemand die belangstelling had en die niet alleen maar tegen hem zei dat hij geluk had gehad. Ze hadden eerst hun hele familie zien weghalen en gingen gebukt onder enorme morele problemen omdat ze hen niet konden helpen, dan zouden ze zelf een strafgeval worden. Een man vertelde mij dat zijn vader en moeder de laatste nacht voor de deportatie bij hem en zijn niet-Joodse vrouw hadden doorgebracht.’ ‘De verhalen zijn soms zo bizar. Een vrouw vertelde mij dat zij met een Joodse man verloofd was en al in ondertrouw. Toen kwam de maatregel dat Joden niet meer met niet-Joden mochten trouwen. Maar de fotograaf en het bruiloftsmaal waren al besteld. De foto werd gemaakt en hing tot haar dood bij haar aan een verder geheel kale muur. Haar net-niet man werd gewaarschuwd dat hij zou worden opgepakt, hij is gevlucht, is gepakt en op transport gestuurd. Hij werd van rassenschande beschuldigd omdat hij met een niet-Joodse vrouw in ondertrouw was gegaan. Een voorbeeld van die vreselijke willekeur.’ ‘Anders dan in Duitsland moesten gemengd gehuwde Joden hier een ster op. Maar het irriteerde de Duitsers op den duur dat er in het Judenrein verklaarde Amsterdam toch nog Joden met een ster rondliepen. Daarom zijn er werkkampen verzonnen, zoals werken in het Amsterdamse Bos aan de Bosbaan. Ik sprak een man die daar blij mee was. Want het was voor hem verboden in een park te komen en nu zag hij toch nog wat groen.’ Toch zie je dat ze in een fuik terecht kwamen die steeds kleiner werd. Er waren geen vaststaande regels, daarom kon je ook niet weten wat je moest doen. Moest je je aanmelden of niet? Je laten steriliseren als dat werd geëist? Soms hoorde je er daarna niets

meer over. Als je het had laten doen moest je je officieel ieder half jaar melden bij de autoriteiten voor nieuwe stempels. ‘

Het taboe doorbreken En nu schrijf jij een boek over hen. ‘Ik schrijf het boek vooral voor hun kinderen, die, net als ikzelf, eigenlijk niet goed weten wat er met hun ouders is gebeurd. Het lijkt mij dat het ook goed is er met elkaar over te praten. Zodat je misschien dingen hoort waardoor je een familiegeheim iets beter kan begrijpen. Een vrouw vertelde mij, dat zij nog steeds problemen er mee heeft dat haar ouders haar hebben verwekt opdat haar moeder aan sterilisatie kon ontkomen.’ Waarom heeft zij het daar moeilijk mee? Zij heeft door geboren te worden haar ouders gered. ‘Het is heel paradoxaal. Zij vindt het toch een afschuwelijk idee. Zo zullen er meer angsten, schuldgevoelens en vreemde gedachtes leven, die door er onderling over te praten misschien kunnen worden verhelderd.’ Is het niet tijd dat het taboe op dit onderwerp wordt doorbroken? Zoals Helene Weyel ooit over de tweede generatie ging schrijven. En daarna de ondergedoken kinderen opdoken. ‘Het zou een onderwerp van onderzoek moeten worden. Ook al omdat er uit blijkt hoe onzeker de Duitsers in feite waren. Toch blijft het een moeilijk onderwerp. Je voelt je immers een buitenstaander in beide werelden. Als ik de weerstand die ik ondervind beter zou kunnen omschrijven zou het misschien gemakkelijker zijn. Want ik ben er van overtuigd dat ik als de bevrijding niet was gekomen hier niet had gezeten. Met wie hadden de kinderen uit die huwelijken uiteindelijk moeten trouwen? Alleen met kinderen van andere gemengd gehuwden, en ze zouden geen nazaten mogen hebben. De hele problematiek laat zien dat die rassentheorie nergens op was gebaseerd en nooit wetenschappelijk viel te onderbouwen. Dat is iets om nog altijd goed over na te denken.’ Dit artikel verscheen eerder in de Benjamin, het blad van Joods Maatschappelijk Werk 21, 2010, nr. 81, p. 26-27. Over het onderwerp organiseert JMW een speciale themabijeekomst op 20 januari 2011.

Bijeenkomst JMW over ‘Gemengd gehuwden’ op donderdagmiddag 20 januari 2011 in De Balie in Amsterdam Het lijdt geen twijfel dat de oorlogservaringen van de gemengd gehuwden en hun kinderen tot op de dag van vandaag geen afgesloten hoofdstuk zijn. Op 20 januari zal prof. dr. Johannes Houwink ten Cate, verbonden aan het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie), de positie van gemengd gehuwden in historisch perspectief schetsen. Loucky Content, zelf kind van gemengd gehuwde ouders zal dit thema vanuit een persoonlijke invalshoek behandelen en een beeld schetsen van de interviews die zij met gemengd gehuwden heeft gehouden. Daarna is er gelegenheid voor discussie en een groepsgesprek. JMW nodigt iedereen die zich herkent in of zich betrokken voelt bij dit onderwerp van harte uit op donderdagmiddag 20 januari in De Balie in Amsterdam. 13.30 uur tot 16.30 uur. Entree € 7.50, inclusief koffie/thee Informatie en aanmelden: Marianne Fuchs tel. 020-5776566 of mail naar info@joodseactiviteiten.nl

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

‘de wereld bleef doof’ Herbert Sarfatij

H

et was een ontroerend gezicht toen Anna Vos-van Dam met hulp van Hedy d’Ancona het blauwe doek wegtrok op zondag 17 oktober. Aan het Hortusplantsoen in Amsterdam onthulden zij een monument voor de in de Tweede Wereldoorlog vervolgde Joodse doven uit Nederland. Van hen is Anna van Dam de enige, die als een doof meisje, Auschwitz op wonderbaarlijke wijze overleefde. Met de onthulling van dit monument, zo zei ze bewogen, werd voor haar op hoge leeftijd de cirkel van de vervolging min of meer gesloten. Hedy d’Ancona leidde de onthulling in met een indringende toespraak over de betekenis van dit monument in de Plantagebuurt. De buurt, die zo intensief door de Joodse cultuur, door voormalig Joods leven en sinds de oorlog vooral ook door Joods verdriet gekleurd is. Maker van het monument is Truus Menger (87), verzetsstrijder en zeer bekend als de ontwerper van veel oorlogsmonumenten. Met ‘de wereld bleef doof’ gaf zij een passende naam aan dit monument dat, zegt ze die zondag, haar laatste zal zijn. De naam wordt op bijzondere wijze weergegeven in de twee gedeelten waaruit het monument bestaat. Er is een groot blok zwarte steen dat als sokkel dient. Daarop staat een beeldengroep in brons van een stoet mensen, ontegenzeggelijk Joden, die ‘op transport’ zijn. In het midden van de stoet heeft een doof jongetje zich omgekeerd. Hij kijkt op naar zijn vader om, door hem aan te kijken, te ‘horen’ wat er aan de hand is en hoe hij verder moet gaan. Het opschrift op het monument is in drie talen in de stenen sokkel gebeiteld. Naast de geschreven woorden in het Nederlands en Engels is er een weergave in gebarentaal. Die bestaat uit drie gebaren, die afzonderlijk gemaakt worden door twee mannen en een vrouw. In die figuren zijn portretten weergegeven, al staat dat er niet bij. Het zijn, van links naar rechts, de portretten van Eduard Leuw, van Elly Muller-Engelsman en van Flip Delmonte, oprichters van de Stichting DovenShoah. Zij hebben als doof Joods onderduikkind – ook al zo’n zeldzaamheid in deze groep – de oorlog weten te overleven. Het was door hun initiatief en door hun doorzettingsvermogen dat dit monument er gekomen is. De plaats van het monument is bijzonder: tegenover het schoolgebouw waar vóór, in en na de oorlog de Amsterdamse dovenschool gevestigd was. Hier kregen ook alle Joodse dove kinderen

De onthulling van het monument door Anna Vos-van Dam (l) en Hedy d’Ancona (r) (foto copyright: D.P.H.Spits ©)

onderwijs en allen zijn van hieruit samen met de Joodse leerkrachten op deze school in de oorlog weggevoerd. Geen van hen heeft het overleefd. Een plaquette, enkele jaren geleden op de muur van de school aangebracht, herinnert eraan. Een van de drie onderduikkinderen, zelf afkomstig uit een grote dove Joodse familie die bijna geheel vermoord is, vertelt in zijn toespraak over een oom die in 1942 12 jaar was. ‘Hij mocht toen niet op school blijven, omdat hij een Jood was. Hij kwam met zijn vishengel hier en vroeg aan zijn onderwijzer of die de hengel wilde bewaren. Mijn oom zei: “Als ik terugkom, wil ik hem terughebben. Als ik niet terugkom, mag u hem houden.” Hij is nooit meer teruggekomen.’ En hij zegt in gebarentaal: ‘Mijn familie is nooit begraven. Zij zijn gewoon weggedaan, op een hoop gegooid. Ik ben heel blij dat ik mijn familie en alle dove vermoorde Joden na 66 jaar nu hier kan herdenken. Het voelt een beetje alsof ik hun hier de begrafenis geef, die zij nooit kregen.’ Het is precies dat gevoel dat aan het einde van de plechtigheid wordt geconcretiseerd met het uitspreken van het Kaddish, het gebed voor de doden, door Rabbijn Raph Evers. En de Nederlandse vertaling ervan wordt door een doventolk in gebarentaal voor de talrijke dove aanwezigen duidelijk gemaakt. Leerlingen van de huidige dovenschool Signis assisteren bij het leggen van bloemen en kransen, waarmee de bijeenkomst afgesloten wordt. Deze school heeft het monument geadopteerd en zal er in het onderwijs aandacht aan blijven besteden. ‘Daarmee’, zegt Elly Muller, voorzitter van de Stichting DovenShoah, ‘is een van onze doelen bereikt. Dit vreselijke verhaal wordt nu doorverteld van generatie op generatie in onze eigen taal, de Neder landse Gebarentaal.’

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 10

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 15

10 H e r d e n k e n

Zeemanspot

Bankier van het Verzet Monument Walraven van Hall Henk Brouwer

O

p 3 september 2010 werd aan het Frederiksplein te Amsterdam tegenover De Nederlandsche Bank een monument onthuld voor Walraven van Hall, ook wel genoemd ‘de bankier van het Verzet’. Het monument is een omgevallen boom van brons, ontworpen door de Spaanse kunstenaar Fernando Sanchez Castillo. De boom symboliseert de gevallen held en ligt als een gevelde reus naast de fontein op het plein. ‘De boom is een plek om samen te komen’, zegt de maker. Er kan op worden gezeten en geklommen. Ter gelegenheid van de onthulling hield de heer H. Brouwer, directeur DNB, een toespraak waarin hij het ongelooflijke verhaal van het bankierswerk van Walraven van Hall vertelde. De tekst volgt hieronder. Tegelijk ging er een expositie over Walraven (Wally) van Hall open in het Verzetsmuseum. Meer gegevens hierover aan het eind van dit artikel.

Een held? Wanneer is iemand een held? Is het een kwestie van opofferingsgezindheid, van moed, van een allesoverheersend rechtvaardigheidsgevoel? Vaak is het niet een kwestie van denken, maar van doen. In feite weet niemand zeker of er een held in hem of haar schuilt. Of je in staat bent om in extreme omstandigheden in stilte – of juist in de openbaarheid – het juiste te doen. Voor Walraven van Hall waren die extreme omstandigheden helaas realiteit. Was zijn handelen in deze periode een bewuste keuze of iets wat je, zoals sommige oud-verzetsmensen zeggen, gewoonweg ‘deed’? Feit is dat Van Hall, evenals zijn broer en latere burgemeester van Amsterdam Gijs van Hall, een onmisbare en uitzonderlijke rol heeft gespeeld in het Verzet.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

15

Opinie

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Walraven van Hall een jonge man, met drie kleine kinderen. De jongste, een dochtertje, was in 1940 geboren. Ondanks de verplichtingen die een gezin met zich mee bracht, twijfelde Van Hall geen moment toen hij werd benaderd voor het steunfonds voor zeemansgezinnen genaamd De Zeemanspot, een initiatief van kapitein Abraham Filippo. Veel Nederlandse zeelieden die tijdens het begin van de oorlog op zee zaten, keerden niet terug naar het bezette Nederland. Zij voeren door onder geallieerde vlag. De Duitse bezetters verboden in april 1941 dat er nog langer week- en maandbrieven zouden worden uitbetaald aan hun Nederlandse gezinnen. Walraven van Hall had niet alleen een bancaire achtergrond, maar was ook stuurman geweest bij de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Hij had hierdoor een grote affiniteit met alle gezinnen aan wal die in moeilijkheid dreigden te raken. Dankzij zijn financiële kennis wist Van Hall, samen met zijn broer Gijs, De Zeemanspot van onmisbare extra inkomsten te voorzien. Zo werden op 31 maart 1943 alle biljetten van duizend gulden ongeldig verklaard. De broers Van Hall zagen hun kans schoon. Wie grote coupures uitgaf, wist alle ogen van de bezetter op zich gericht. De meeste duizendguldenbiljetten hield De Zeemanspot daarom ongebruikt in kas. Kleine coupures waren veel minder verdacht en makkelijk uit te geven. Het verbod bracht een unieke kans met zich mee: binnen zeer korte tijd wisselden de broers de biljetten van duizend gulden om. Ook kregen ze veel financiële instellingen zover dat ze hun eigen biljetten omruilden ten bate van De Zeemanspot. Binnen een maand was de kas van het fonds verdrievoudigd.

Bank van het Verzet Walraven van Hall wilde de financiële steun uitbreiden tot andere terreinen binnen de illegaliteit, zoals de hulp aan onderduikers en verzetskranten. Samen met zijn broer en met de marineofficier Iman van den Bosch – van wie de kleinzonen hier vandaag aanwezig zijn – richtte hij het Nationaal Steun Fonds (NSF) op: de bank van het Verzet. Het NSF en al haar duizenden moedige medewerkers heeft het Verzet op de been gehouden en zette tot en met 1945 ruim 85 miljoen gulden uit. De broers Van Hall en hun steunfonds stonden aan de wieg van de grootste bankfraude in ons land ooit. Gijs van Hall kwam op het idee om schatkistpromessen, een soort kortlopende staatsobligaties, te vervalsen. Het Verzet zou deze vervalsingen omruilen voor de echte promessen in de kluizen van de Nederlandsche Bank. De uitvoering van het plan kwam te liggen bij Walraven van Hall, die voor zijn actie groen licht kreeg van de Nederlandse overheid en van de in 1941 afgetreden Bankpresident Trip. Het vervalsen viel niet mee: er waren heel wat proefdrukken van de illegale drukpers nodig, voordat er acceptabele papieren klaar lagen. Het ingenieuze plan stond of viel nu met de hulp van binnenuit. Kassier-generaal C.W. Ritter durfde het aan deze hulp te bieden. Walraven van Hall persoonlijk bracht de valse papieren

De laatste groep die is blijven zwijgen spreekt Interview met Loucky Content over de gemengd gehuwden Max Arian

‘Niet zo veel meegemaakt’ Al enige jaren werkt journaliste Loucky Content aan haar boek over het lot van de gemengd gehuwde Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Velen van hen heeft zij geïnterviewd, maar het is een weerbarstig onderwerp, waar nog maar nauwelijks over is geschreven. Waarom? ‘Het ligt van twee kanten moeilijk,’ zegt Loucky Content peinzend. ‘Het is alsof er een dubbele weerstand is die ik voel als ik praat over wat gemengd gehuwde Joden tijdens de oorlog is overkomen. Van Joodse kant zegt men dan direct: “Die hebben toch niet zo veel meegemaakt.” En van niet-Joodse kant wordt er gezucht: “O, weer een nieuwe groep Joodse oorlogsslachtoffers; dat weten we allemaal toch allang.” Ook de gemengd-gehuwde Joden die ik heb gesproken zelf zeggen direct dat ze niet zo veel hebben meegemaakt. Dan vergelijken ze zich natuurlijk met hun familieleden die zijn vermoord. Maar intussen werden zij ook vervolgd en soms gedeporteerd, ze hebben in angst gezeten, ze dreigden te worden gesteriliseerd, en soms werden ze ook gesteriliseerd, ze konden de hele oorlog door als strafgeval worden opgepakt en alsnog worden gedeporteerd en ze zaten jarenlang in een martelende onzekerheid over de steeds veranderende maatregelen van de Duitse bezetter.’ Ook nog afgezien van de ellende die ze hebben meegemaakt en die mogelijk nog doorwerkt bij hun kinderen en misschien bij hun kleinkinderen, is het lot van de gemengd-gehuwde Joden onder de nazi’s bizar, interessant, belangrijk. Daarom is het des te vreemder dat er maar zo weinig over is gepubliceerd. Het gaat bij deze gemengd gehuwde Joden misschien om de

laatste groep die is blijven zwijgen. Behalve tegenover Loucky Content, die hen naar hun ervaringen vroeg en nu tot de conclusie komt dat die het bewijs zijn van de absurditeit van de Duitse rassentheorie: ‘De Duitsers kwamen er zelf niet uit. Ze konden al niet formuleren wie Joods was en wie niet. Bij de gemengd gehuwden raakten ze helemaal verstrikt in hun eigen kromme redeneringen. Vandaar de alsmaar zwenkende maatregelen, de onzekerheid, de willekeur. De Duitse ambtenaren in Nederland die zich met de Jodenvervolging bezig hielden waren blij dat ze niet naar het Oostfront hoefden. Ze rekten de situatie, ook toen de grote deportaties voorbij waren, zo lang mogelijk. En ze pestten de weinige overgebleven Joden, de gemengd-gehuwden, zoveel als ze maar konden.’

‘Mijn ouders vertelden me nooit iets’ Jij bent al heel lang met het onderwerp bezig? ‘Ik ben zelf in augustus 1943 geboren uit het huwelijk van een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Ik stel me wel eens voor dat ze over m’n wieg gebogen stonden en het er over hadden wat mijn vader moest doen om uit de handen van de Duitsers te blijven. Maar daar weet ik natuurlijk niets meer van. Na de oorlog werd er niet meer over gesproken. Mijn ouders vertelden me nooit iets, maar ik heb alles gehoord. Met mijn vader heb ik er vóór zijn dood in 1968 maar één keer over gepraat, op een terrasje in Rapallo toen ik – in zijn ogen – goed en wel met een Italiaan getrouwd was. Aan mijn moeder heb ik meer kunnen vragen en toen zij moest verhuizen naar een bejaardenhuis kwam er een schoenendoos tevoorschijn waarin alles zat wat op de oorlog betrekking had: documenten, valse en echte persoonsbewijzen, allerlei verklaringen, bijvoorbeeld een bewijs dat mijn vader moest worden gesteriliseerd. Het betaalbewijs voor de sterilisatie zat er ook bij. Maar mijn moeder heeft dat weten te voorkomen door tegen de Duitsers te zeggen dat hij daarvoor te ziek was. Aan het eind van de oorlog heb ik nog een broertje gekregen. Soms denk ik dat mijn ouders zelf ook maar nauwelijks begrepen wat er met ze gebeurde en wat het beste was om te doen of juist niet te doen. Daarom ben ik ook anderen gaan interviewen die hetzelfde hadden meegemaakt. In de hoop dat uit al die incomplete verhalen een completer beeld zal kunnen ontstaan.’

Vreselijke willekeur Het enige boek over dit onderwerp is de dissertatie van Coen Stuldreher De legale rest, die drie jaar geleden is verschenen. Hij heeft gezegd dat in Nederland de gemengd gehuwde Joden ‘overijverig’ zijn vervolgd. ‘Het is een informatief boek, maar voor leken heel moeilijk leesbaar. Het is gebaseerd op schriftelijke bronnen, op archiefstukken, de emotie ontbreekt en daar gaat het mij veel meer om. Wat is er met deze mensen gebeurd? Wat voor invloed heeft dat op ze gehad? En hoe werkte dat door na de oorlog, ook op hun kinderen? Waarom werd er zo lang over gezwegen? In de hiërarchie van het leed zitten de gemengd gehuwde Joden op de laagste trede. Als je denkt aan de ver-

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 14

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 11

14

11

kortaf en pakt mijn arm. In draf rennen we naar het einde van de rails. Mijn schoenen zitten onder de modder, modder vliegt op mijn kostuum, maar we rennen naar het einde van de rails. Daar is het monument, maar we keren naar rechts, waar puin te zien is. ‘Gaskamer 3 met crematorium.’, gaat mijn gids door. Hij wijst naar de andere kant van het monument, waar gaskamers 2 en 1 met hun crematoria liggen, of wat er van over was. De Duitsers, overtuigd over de juistheid van hun missie, bliezen alles op toen de geallieerden kwamen. Hij neemt me naar links en ik zie de trappen. Ze zijn afgeschermd met een ketting en er liggen bloemen op de treden. De ketting gaat voor me open. Ik mag naar beneden en met kloppende keel ga ik stap voor stap naar beneden. Aan beide kanten is er nu een muur met rode stenen. Het eind van deze gang bestaat niet meer, want alles is opgeblazen. Maar ik begrijp wat hier gebeurde. Trillend ga ik de trap weer op. Iets wat mijn oom en een 1.7 miljoen andere Joden niet hebben mogen doen. Ik heb geen woorden over en langzaam lopen we terug naar de uitgang, die een kilometer van ons af is. We stoppen bij een paar barakken. Buitengekomen wacht Dominique, die vooruit was gegaan, al op ons. Mijn aanblik doet hem zwijgen en we rijden terug naar Kamp Auschwitz. Daar aangekomen legt mijn gids uit, dat ik nog geen gaskamer heb kunnen zien omdat alles in Birkenau is opgeblazen. Maar de gaskamer in Auschwitz is intact. We lopen door het kamp en naderen een heuveltje waar een schoorsteen uitsteekt. Het heuveltje heeft groen gras, want dat vonden de Duitsers wel zo esthetisch. Een groep wordt tegengehouden. Een vriend had op mijn verzoek een rabbijn laten komen. Een liberale rabbijn, ook op mijn verzoek. We kijken elkaar gespannen aan en knikken. We lopen de ingang in en bevinden ons in de kleedkamer. Hier moest men zich uitkleden. Voor het douchen, werd ze gezegd. ‘Daar is de deur naar de gaskamer.’ zegt mijn gids en, zodra wij er doorheen lopen, slaat hij de deur dicht. Niet op slot, maar om mij het geluid te laten horen. Van de deur die dicht ging voor zo velen, de deur die het einde was. Trillend sta ik daar, waar zo velen, zo ontelbaar velen, vermoord zijn. Samen met de rabbijn zeg ik gebeden. Gebeden die mijn volk al 5771 jaar begeleiden, gebeden voor mijn oom, gebeden voor mijn afgeslachte volk. We lopen door naar de volgende ruimte. De crematoria. Waar de lichamen verbrand werden. En daarna mag ik naar buiten. Het is even droog, de lucht blijft grauw en is nog nooit zo vers geweest voor me. Ik besef me dat ik sta te snikken. Tranen lopen over mijn wangen. Voor een 16-jarig jochie uit Amsterdam, voor mijn volk, dat bijna compleet uitgeroeid werd. Er wordt niets gezegd. We lopen langzaam naar de kantoren van het museum, waar men koffie heeft gemaakt voor ons. Onderweg loopt er een Duitse groep naast me. Enkelen hebben een blikje bier in de handen. Een van de Duitsers vraagt zijn gids

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

waarom hij geen Joodse bezoekers ziet. ‘Misschien hebben we te weinig overgelaten.’, zegt een grappenmaker. De gids legt uit dat op zaterdag, vanwege de sabbat, er weinig Joden komen. ‘Dus is zaterdag Judenrein.’, zegt de grappenmaker. Ik kan me niet inhouden en loop op de groep af. ‘Zeker niet.’, zeg ik luid en loop door, voor het eerst van mijn leven blij en trots dat ik een keppeltje had opgedaan. De Duitsers kijken me geschokt na. Een begint te rennen en komt naar me toe. ‘Namens het Duitse volk bied ik mijn verontschuldigingen aan voor wat er uw volk is aangedaan.’, zegt de man. Ik kijk hem even aan. Hij schijnt het te menen. ‘Meneer,’ zeg ik, ‘uw volk heeft geen kopje koffie over mijn volk laten vallen. Excuses kunnen niet omvatten wat Uw volk ons heeft aangedaan.’ En ik loop door. Even later zijn we in de kantoren en met een warm kopje koffie praten we na. Ik kijk naar mijn gastheren en begrijp dat ze allemaal oprecht zijn. En toch kan ik niet lang blijven. Ik voel me alsof alles onrein is, alsof alles smerig is en wil weg. Ik weet genoeg. Birkenau, 22 Juli 1942, ongeveer 7 uur ‘s avonds: Mijn oom moet bang zijn geweest. En moe, uitgehongerd en uitgedroogd. Als, na twee dagen reizen in de stinkende en overvolle veewagen, de trein stilstaat, gaan de deuren open en wordt hij verblind door schijnwerpers. Hij hoort honden blaffen en het ‘Juden Raus, schnell!’, van de Duitsers. Hij moet gehuild hebben. Wat moet hij bang zijn geweest. Misschien is hij niet vlot genoeg geweest en is hij door Kapo´s geschopt en eruit gesleurd. Eenmaal buiten moest hij rennen met de groep. Een 300 meter. Tot aan de trappen. Misschien is hij daar gestruikeld, misschien heeft hij om zich heen gekeken of om hulp geroepen. Wie weet. Hij marcheerde tussen de twee muren tot aan de deuren, waarna ze zich, onder geschreeuw en gehuil, moesten uitkleden. Van zijn pas gekochte pak zal wel weinig over zijn geweest. En daarna naar de gaskamers, waar de deuren dicht werden geslagen en de kristallen Zyklon B gas naar beneden werden gegooid en iedereen in paniek raakte. Waarna er geschreeuwd werd door de honderden in die gaskamer. Waarna het stil werd. Waarna jongens van 16 jaar oud de lichamen optilden en verbrandden. Waarna de as in de rivier werd gegooid. Auschwitz – Birkenau, 11 september 2010: Mijn zoektocht naar mijn oom is geëindigd. Ik heb hem gevonden. In het onreine gras van Birkenau, in het onreine water van de rivier de Vistula, in de onreine lucht van Polen: ik heb mijn oom kunnen vinden, maar kwam te laat. Veel te laat. © Simon Soesan

Het Monument Walraven van Hall op het Frederiksplein met op de achtergrond de ramen van het gebouw van De Nederlandsche Bank (foto copyright: D.P.H.Spits ©).

naar de Nederlandsche Bank. Met gevaar voor eigen leven – het bestuur van de Nederlandsche Bank was immers in handen van de NSB – verruilde Ritter ze in de kluizen voor de echte promessen. Deze papieren werden verkocht aan een aantal banken en de opbrengst, in totaal 50 miljoen gulden, vloeide rechtstreeks in de kas van het Nationaal Steun Fonds. Vijftien keer hebben Van Hall en Ritter in de herfst en winter van 1944 de ruilactie uitgevoerd. Vijftien keren van ongekende moed en onverschrokkenheid. Het was de enige bankfraude waar wij als Nederlandsche Bank gelukkig mee waren. Was het NSF de bank van het Verzet, Walraven van Hall kan zonder overdrijven de bankier van het Verzet worden genoemd. Hij was het ook die als geen ander in staat was om de meningsverschillen tussen verzetsgroepen weg te nemen. Mede dankzij zijn rol als bemiddelaar kon een sterke, grote verzetsorganisatie ontstaan.

Een held Tijdens een vergadering van het NSF op 27 januari 1945 werd Van Hall gearresteerd door de Sicherheitsdienst. Op 12 februari 1945 werd hij bij de Jan Gijzenbrug in Haarlem gefusilleerd. Hij liet zijn vrouw en drie kinderen achter. Mede-initiatiefnemer van het NSF, Iman van den Bosch, was al in oktober 1944 gearresteerd en werd op 28 oktober 1944 in Westerbork gefusilleerd. Was Walraven van Hall een held, of iemand die gewoon deed

wat in zijn ogen van hem werd verlangd? Eenieder is soms een held in het diepst van zijn gedachten, maar Van Hall had de moed om daadwerkelijk tot actie over te gaan. Dat maakt hem, en al zijn collega-verzetsmensen, voor mij tot een echte held. Ik ben er dan ook trots op dat wij hier vandaag bij elkaar zijn om een monument – hier vlakbij de Nederlandsche Bank – voor Walraven van Hall te onthullen. Ter herinnering aan hem en aan allen, die met gevaar voor eigen leven hebben geprobeerd het juiste te doen.

H

et monument op het Frederiksplein kwam tot stand op initiatief van de stichting Monument Walraven van Hall en met steun van het Verzetsmuseum Amsterdam, de Gemeente Amsterdam en De Nederlandsche Bank. Gelijktijdig ging een expositie open in het Verzetsmuseum onder de titel ‘Wally van Hall. Bankier van het verzet’. Deze tentoonstelling is tot eind mei 2011 te zien. Ook is er een speciale website www.walravenvanhall.nl. Voor nadere gegevens: Verzetsmuseum Amsterdam, Plantage Kerklaan 61,1018 CX Amsterdam tel 020-620 25 35, fax 020-620 29 60 e-mail info@verzetsmuseum.org website www.verzetsmuseum.org

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 12

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 13

12 H e r d e n k e n

13

Column

Beste Auschwitz comité,… Schoolkinderen over herdenken, een brievenproject Herbert Sarfatij

Benjamin schrijft: ‘Ik schrijf deze brief omdat ik met jullie meeleef. Herdenken is denken aan iemand.’ en even verder: ‘Een monument is een beeld waar je bij herdenkt.’ Het zijn kenmerkende zinnen die uit brieven komen van leerlingen uit de bovenbouw van de St. Lidwinaschool in Amsterdam. Zij hebben ze aan het Nederlands Auschwitz Comite gestuurd als onderdeel van een project over herdenken. Jaarlijks gaan leerlingen van deze school naar het Auschwitz Monument in het Werheimpark voor een herdenking. In het Auschwitz Bulletin (januari 2009, p. 22) is daar over geschreven. Ter voorbereiding van de herdenking deze keer had leerkracht Annette met de kinderen ‘mooie dingen’ gemaakt om bij het monument te zetten. Vlinders, kransen, glas in lood worden genoemd. Sacha heeft twee vlinders gemaakt en schrijft: ‘Je mocht vlinders maken van een voorbeeld of je mocht je vlinder

zelf verzinnen. Toen ze klaar waren gingen we ze aan lange ijzeren staven doen. Daarna gingen we op weg naar het Auschwitz monument.’ Dat je daar zomaar op de glasplaten van het monument kunt gaan staan, verbaast deze briefschrijver nogal: ‘Dat vond ik raar. Ik bedoel het is een monument daar ga je toch niet op staan.’ Maar dat het altijd de bedoeling is geweest van de bedenker, ontwerper en maker Jan Wolkers, om op de ‘gebroken spiegels’ bloemen te leggen en dus ook te gaan staan, is misschien wel een verrassing om te weten. Het herdenken bij het Auschwitz monument wordt vanzelfsprekend gekoppeld aan de Tweede Wereldoorlog. Stijn noemt in zijn brief vier belangrijke punten, met een uitgesproken mening erbij: ‘Ik vind zelf dat de Duitsers geen Tweede Wereldoorlog moesten beginnen. En ik vind het zielig voor de Joden die zijn dood ge gaan. Ik vind de mensen die in het Verzet zaten heel dapper en ook de mensen die Joden in hun huis verstopten.’ Over dood en verdriet als de meest akelige effecten van de oorlog wordt heel veel geschreven. Roeland: ‘Tijdens de oorlog hebben veel mensen verdriet gekend. Sindsdien herdenken we de slachtoffers met respect. De pijn van het verdriet is verschrikkelijk.’ In het verlengde ligt de vervolging van mensen. In alle brieven gaat het daar ook over. Lysa: ‘Ik vind het stom dat er 5 (!) jaar oorlog is geweest. Over hoe iemand was of hoe iemand eruitzag. Alsof wij er iets aan kunnen doen.’ Vervolging op afkomst of geloof vinden de briefschrijvers onbegrijpelijk. Alex: ‘Racisme, dat vind ik gewoon raar. Bijvoorbeeld vanwege je huidskleur, daar kan niemand iets aan doen. En geloof is je eigen mening. Ik snap niet wat mensen daar tegen hebben.’ Dat het vooral Joden betrof die vervolgd werden, daar wordt met verbazing en afkeuring in elke brief over geschreven. Was het voor ieder weldenkend mens al een raadsel, voor deze kinderen is het dat zeker. Joshua: ‘Ik snap niet hoe dit kon gebeuren. Waar sloeg het allemaal op en waarom kregen Joden de schuld?’ Ook deze scholieren weten het antwoord niet. Wel leren ze door projecten als dit hoe belangrijk herdenken is. Om terug te kijken naar wat er gebeurd is, maar vooral ook om lessen daaruit te leren voor het maken en behouden van een betere toekomst.

Bezoek aan Auschwitz en dan? Al jarenlang organiseert het Nederlands Auschwitzcomité reizen naar Polen, waarbij verschillende concentratiekampen worden bezocht. Tijdens de reis is er volop gelegenheid om met elkaar kennis te maken en elkaar de familiegeschiedenis te vertellen. Korte tijd na de reis wordt er een reünie georganiseerd en men vindt het prettig om elkaar dan weer te zien en na te praten. In de praktijk blijkt echter dat de reis emotioneel nog lang blijft doorwerken. Dat geldt ook voor de mensen die op eigen gelegenheid een concentratiekamp bezocht hebben. Wat is de betekenis voor het leven nu, voor de relaties met familieleden en vrienden? Joods Maatschappelijk Werk organiseert op zondagmiddag 13 februari 2011 van 14.00 uur tot 16.00 uur een bijeenkomst in Amsterdam, waarbij we in gesprek gaan over de impact van deze reis. Wilt u uw ervaringen delen met anderen die deze reis ook gemaakt hebben, of overweegt u zelf zo’n reis te ondernemen, neem dan contact op met Marianne Fuchs. Telefoon: 020 - 577 6 566 / e-mail: m.fuchs@joodswelzijn.nl

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

In herinnering aan Simon Caun: 68 jaar later Simon Soesan (Haifa – Israel)

Luchthaven Krakov, 11 september 2010: Mijn chauffeur heet Dominique. Hij is net de twintig voorbij en zijn ouders, die mijn gastheren in Krakov zijn, hadden hem de familie-BMW gegeven om mij naar Auschwitz te brengen. Hij was door zijn ouders op de hoogte gesteld wat ik wilde doen en waarom. In zijn gebrekkig Engels vertelde hij me dat hij een week eerder voor het eerst naar de kampen was gaan kijken, als voorbereiding op mijn be zoek. Hij vroeg me of ik het goed vond als hij meeliep vandaag en ik knikte toestemmend. Oswiecim, 11 september 2010: Stomverbaasd stap ik uit de wagen. Hoewel ik word opgewacht, moet ik even alles in me opnemen. Het beruchte kamp Auschwitz ligt in het midden van deze stad en opeens begrijp ik dat niemand kan zeggen dat ze het niet hebben geweten. Gewoon: aan een kant van de straat pastorale Poolse huizen, aan de andere kant het kamp. Mijn contact van het Auschwitz museum wacht me op. Ik krijg een kop koffie en een korte uitleg over het kamp en kamp Auschwitz-2, beter bekend als Birkenau. Auschwitz zelf is een nijverheidskamp vergeleken met Birkenau: werkplaatsen en een fabriek. Er is een ‘kleine’ gaskamer, maar daarover later meer. Mijn doel was om de laatste momenten van mijn oom te begrijpen en ik wilde geen rondleiding in het museum waar het ergste van het ergste zich heeft afgespeeld. Haifa, april-september 2010: Het heeft me veel tijd gekost om ze te vinden en het was nog moeilijker om ze te overtuigen dat

ik hen niet berecht, dat ik me geen mening kan vormen over hun overleving, maar dat ik wil weten wat er zich op de selectieplaats in Birkenau heeft afgespeeld op 22 Juli 1942, de avond dat mijn oom op 16-jarige leeftijd werd vermoord. De twee mannen zijn ongeveer 85 jaar oud en ik heb beloofd hun namen niet te noemen. Een komt uit Polen, de ander is in Frankrijk geboren. Beiden waren op 16-jarige leeftijd in 1942 in Birkenau aangekomen. Gezond en sterk werden ze aan het werk gesteld. Sonderkommando´s waren ze, die de veewagens moesten leegmaken, de Joden naar de gaskamers moesten drijven, de lijken moesten verbranden en het as in de rivier moesten gooien. Ze waren niet trots op wat ze deden, maar het moest. Birkenau van de Duitsers was geen plaats om principes te hebben. Het was een plaats waar de overlevingskans te klein was om idealen te hebben. Van mijn vragen begrijpen ze dat het mij om een plastische uitleg gaat. Technisch bijna. En gedurende vijf maanden hoor ik met afgrijzen de verhalen uit de mond van twee jongens van 16, die het vuile werk in Birkenau moesten doen. Birkenau, 11 september 2010: We gaan de beroemde poort in, over de rails die de treinen toen naar binnen brachten. Het is een regenachtige dag, er is veel modder en het is koud. Mijn gids, die namens het museum met me meeloopt, geeft me uitleg. Nummers, systemen, links de barakken voor diegenen die eerst nog konden werken voor hun dood, rechts de barakken waar Dr. Mengele zijn experimenten mocht uitvoeren. Dr. Mengele, die later, uit Zuid Amerika, geld naar zijn broer stuurde om een fabriek op te zetten voor landbouwwagens. De Duitse regering gaf een vergunning. Om de fabriek in Dachau op te zetten, waar deze floreert. En haar producten in heel Europa verkoopt, onder de naam Mengele, Dachau. We staan stil bij een veewagen. Het is stil. Ondanks dat er diverse groepen rondlopen. ‘Hier kwam uw oom aan. Het moet ongeveer 7 uur ‘s avonds zijn geweest. Het was juli, maar slechts 15° die avond.’ Mijn gids kijkt me aan. Ik knik en hij gaat door. ‘Uw oom was twee dagen op weg. De veewagen was vol. Er was geen water, geen eten, geen toilet en er was slechts staanplaats, want die wagens waren propvol. Ze komen aan en de deuren worden opengemaakt. Er zijn schijnwerpers, blaffende honden en schreeuwende Duitsers die iedereen naar buiten manen. De meesten in de veewagen raken dan in shock. De zieken, bang en uitgeput, worden de veewagen uitgeslagen of geschopt, of met zwepen geslagen. We weten dat iedereen levend is aangekomen. U weet al wie er een nummer kreeg, wie geregistreerd werd, dus laten we het hebben over het groepje van uw oom. Die worden niet geregistreerd maar in draf naar de gaskamers gestuurd.’ Hij wijst naar het einde van de rails, een 500 meter verder, nabij een bos. Ik loop met hem mee. ‘Nee meneer,’ zegt mijn gids vastbesloten, ‘U loopt. Er werd gerend.’ Ik leg hem uit dat ik in kostuum ben omdat ik later een vergadering in Krakov heb. Hij haalt zijn schouders op. ‘Uw oom was toch ook in kostuum?’, zegt hij

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 12

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 13

12 H e r d e n k e n

13

Column

Beste Auschwitz comité,… Schoolkinderen over herdenken, een brievenproject Herbert Sarfatij

Benjamin schrijft: ‘Ik schrijf deze brief omdat ik met jullie meeleef. Herdenken is denken aan iemand.’ en even verder: ‘Een monument is een beeld waar je bij herdenkt.’ Het zijn kenmerkende zinnen die uit brieven komen van leerlingen uit de bovenbouw van de St. Lidwinaschool in Amsterdam. Zij hebben ze aan het Nederlands Auschwitz Comite gestuurd als onderdeel van een project over herdenken. Jaarlijks gaan leerlingen van deze school naar het Auschwitz Monument in het Werheimpark voor een herdenking. In het Auschwitz Bulletin (januari 2009, p. 22) is daar over geschreven. Ter voorbereiding van de herdenking deze keer had leerkracht Annette met de kinderen ‘mooie dingen’ gemaakt om bij het monument te zetten. Vlinders, kransen, glas in lood worden genoemd. Sacha heeft twee vlinders gemaakt en schrijft: ‘Je mocht vlinders maken van een voorbeeld of je mocht je vlinder

zelf verzinnen. Toen ze klaar waren gingen we ze aan lange ijzeren staven doen. Daarna gingen we op weg naar het Auschwitz monument.’ Dat je daar zomaar op de glasplaten van het monument kunt gaan staan, verbaast deze briefschrijver nogal: ‘Dat vond ik raar. Ik bedoel het is een monument daar ga je toch niet op staan.’ Maar dat het altijd de bedoeling is geweest van de bedenker, ontwerper en maker Jan Wolkers, om op de ‘gebroken spiegels’ bloemen te leggen en dus ook te gaan staan, is misschien wel een verrassing om te weten. Het herdenken bij het Auschwitz monument wordt vanzelfsprekend gekoppeld aan de Tweede Wereldoorlog. Stijn noemt in zijn brief vier belangrijke punten, met een uitgesproken mening erbij: ‘Ik vind zelf dat de Duitsers geen Tweede Wereldoorlog moesten beginnen. En ik vind het zielig voor de Joden die zijn dood ge gaan. Ik vind de mensen die in het Verzet zaten heel dapper en ook de mensen die Joden in hun huis verstopten.’ Over dood en verdriet als de meest akelige effecten van de oorlog wordt heel veel geschreven. Roeland: ‘Tijdens de oorlog hebben veel mensen verdriet gekend. Sindsdien herdenken we de slachtoffers met respect. De pijn van het verdriet is verschrikkelijk.’ In het verlengde ligt de vervolging van mensen. In alle brieven gaat het daar ook over. Lysa: ‘Ik vind het stom dat er 5 (!) jaar oorlog is geweest. Over hoe iemand was of hoe iemand eruitzag. Alsof wij er iets aan kunnen doen.’ Vervolging op afkomst of geloof vinden de briefschrijvers onbegrijpelijk. Alex: ‘Racisme, dat vind ik gewoon raar. Bijvoorbeeld vanwege je huidskleur, daar kan niemand iets aan doen. En geloof is je eigen mening. Ik snap niet wat mensen daar tegen hebben.’ Dat het vooral Joden betrof die vervolgd werden, daar wordt met verbazing en afkeuring in elke brief over geschreven. Was het voor ieder weldenkend mens al een raadsel, voor deze kinderen is het dat zeker. Joshua: ‘Ik snap niet hoe dit kon gebeuren. Waar sloeg het allemaal op en waarom kregen Joden de schuld?’ Ook deze scholieren weten het antwoord niet. Wel leren ze door projecten als dit hoe belangrijk herdenken is. Om terug te kijken naar wat er gebeurd is, maar vooral ook om lessen daaruit te leren voor het maken en behouden van een betere toekomst.

Bezoek aan Auschwitz en dan? Al jarenlang organiseert het Nederlands Auschwitzcomité reizen naar Polen, waarbij verschillende concentratiekampen worden bezocht. Tijdens de reis is er volop gelegenheid om met elkaar kennis te maken en elkaar de familiegeschiedenis te vertellen. Korte tijd na de reis wordt er een reünie georganiseerd en men vindt het prettig om elkaar dan weer te zien en na te praten. In de praktijk blijkt echter dat de reis emotioneel nog lang blijft doorwerken. Dat geldt ook voor de mensen die op eigen gelegenheid een concentratiekamp bezocht hebben. Wat is de betekenis voor het leven nu, voor de relaties met familieleden en vrienden? Joods Maatschappelijk Werk organiseert op zondagmiddag 13 februari 2011 van 14.00 uur tot 16.00 uur een bijeenkomst in Amsterdam, waarbij we in gesprek gaan over de impact van deze reis. Wilt u uw ervaringen delen met anderen die deze reis ook gemaakt hebben, of overweegt u zelf zo’n reis te ondernemen, neem dan contact op met Marianne Fuchs. Telefoon: 020 - 577 6 566 / e-mail: m.fuchs@joodswelzijn.nl

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

In herinnering aan Simon Caun: 68 jaar later Simon Soesan (Haifa – Israel)

Luchthaven Krakov, 11 september 2010: Mijn chauffeur heet Dominique. Hij is net de twintig voorbij en zijn ouders, die mijn gastheren in Krakov zijn, hadden hem de familie-BMW gegeven om mij naar Auschwitz te brengen. Hij was door zijn ouders op de hoogte gesteld wat ik wilde doen en waarom. In zijn gebrekkig Engels vertelde hij me dat hij een week eerder voor het eerst naar de kampen was gaan kijken, als voorbereiding op mijn be zoek. Hij vroeg me of ik het goed vond als hij meeliep vandaag en ik knikte toestemmend. Oswiecim, 11 september 2010: Stomverbaasd stap ik uit de wagen. Hoewel ik word opgewacht, moet ik even alles in me opnemen. Het beruchte kamp Auschwitz ligt in het midden van deze stad en opeens begrijp ik dat niemand kan zeggen dat ze het niet hebben geweten. Gewoon: aan een kant van de straat pastorale Poolse huizen, aan de andere kant het kamp. Mijn contact van het Auschwitz museum wacht me op. Ik krijg een kop koffie en een korte uitleg over het kamp en kamp Auschwitz-2, beter bekend als Birkenau. Auschwitz zelf is een nijverheidskamp vergeleken met Birkenau: werkplaatsen en een fabriek. Er is een ‘kleine’ gaskamer, maar daarover later meer. Mijn doel was om de laatste momenten van mijn oom te begrijpen en ik wilde geen rondleiding in het museum waar het ergste van het ergste zich heeft afgespeeld. Haifa, april-september 2010: Het heeft me veel tijd gekost om ze te vinden en het was nog moeilijker om ze te overtuigen dat

ik hen niet berecht, dat ik me geen mening kan vormen over hun overleving, maar dat ik wil weten wat er zich op de selectieplaats in Birkenau heeft afgespeeld op 22 Juli 1942, de avond dat mijn oom op 16-jarige leeftijd werd vermoord. De twee mannen zijn ongeveer 85 jaar oud en ik heb beloofd hun namen niet te noemen. Een komt uit Polen, de ander is in Frankrijk geboren. Beiden waren op 16-jarige leeftijd in 1942 in Birkenau aangekomen. Gezond en sterk werden ze aan het werk gesteld. Sonderkommando´s waren ze, die de veewagens moesten leegmaken, de Joden naar de gaskamers moesten drijven, de lijken moesten verbranden en het as in de rivier moesten gooien. Ze waren niet trots op wat ze deden, maar het moest. Birkenau van de Duitsers was geen plaats om principes te hebben. Het was een plaats waar de overlevingskans te klein was om idealen te hebben. Van mijn vragen begrijpen ze dat het mij om een plastische uitleg gaat. Technisch bijna. En gedurende vijf maanden hoor ik met afgrijzen de verhalen uit de mond van twee jongens van 16, die het vuile werk in Birkenau moesten doen. Birkenau, 11 september 2010: We gaan de beroemde poort in, over de rails die de treinen toen naar binnen brachten. Het is een regenachtige dag, er is veel modder en het is koud. Mijn gids, die namens het museum met me meeloopt, geeft me uitleg. Nummers, systemen, links de barakken voor diegenen die eerst nog konden werken voor hun dood, rechts de barakken waar Dr. Mengele zijn experimenten mocht uitvoeren. Dr. Mengele, die later, uit Zuid Amerika, geld naar zijn broer stuurde om een fabriek op te zetten voor landbouwwagens. De Duitse regering gaf een vergunning. Om de fabriek in Dachau op te zetten, waar deze floreert. En haar producten in heel Europa verkoopt, onder de naam Mengele, Dachau. We staan stil bij een veewagen. Het is stil. Ondanks dat er diverse groepen rondlopen. ‘Hier kwam uw oom aan. Het moet ongeveer 7 uur ‘s avonds zijn geweest. Het was juli, maar slechts 15° die avond.’ Mijn gids kijkt me aan. Ik knik en hij gaat door. ‘Uw oom was twee dagen op weg. De veewagen was vol. Er was geen water, geen eten, geen toilet en er was slechts staanplaats, want die wagens waren propvol. Ze komen aan en de deuren worden opengemaakt. Er zijn schijnwerpers, blaffende honden en schreeuwende Duitsers die iedereen naar buiten manen. De meesten in de veewagen raken dan in shock. De zieken, bang en uitgeput, worden de veewagen uitgeslagen of geschopt, of met zwepen geslagen. We weten dat iedereen levend is aangekomen. U weet al wie er een nummer kreeg, wie geregistreerd werd, dus laten we het hebben over het groepje van uw oom. Die worden niet geregistreerd maar in draf naar de gaskamers gestuurd.’ Hij wijst naar het einde van de rails, een 500 meter verder, nabij een bos. Ik loop met hem mee. ‘Nee meneer,’ zegt mijn gids vastbesloten, ‘U loopt. Er werd gerend.’ Ik leg hem uit dat ik in kostuum ben omdat ik later een vergadering in Krakov heb. Hij haalt zijn schouders op. ‘Uw oom was toch ook in kostuum?’, zegt hij

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 14

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 11

14

11

kortaf en pakt mijn arm. In draf rennen we naar het einde van de rails. Mijn schoenen zitten onder de modder, modder vliegt op mijn kostuum, maar we rennen naar het einde van de rails. Daar is het monument, maar we keren naar rechts, waar puin te zien is. ‘Gaskamer 3 met crematorium.’, gaat mijn gids door. Hij wijst naar de andere kant van het monument, waar gaskamers 2 en 1 met hun crematoria liggen, of wat er van over was. De Duitsers, overtuigd over de juistheid van hun missie, bliezen alles op toen de geallieerden kwamen. Hij neemt me naar links en ik zie de trappen. Ze zijn afgeschermd met een ketting en er liggen bloemen op de treden. De ketting gaat voor me open. Ik mag naar beneden en met kloppende keel ga ik stap voor stap naar beneden. Aan beide kanten is er nu een muur met rode stenen. Het eind van deze gang bestaat niet meer, want alles is opgeblazen. Maar ik begrijp wat hier gebeurde. Trillend ga ik de trap weer op. Iets wat mijn oom en een 1.7 miljoen andere Joden niet hebben mogen doen. Ik heb geen woorden over en langzaam lopen we terug naar de uitgang, die een kilometer van ons af is. We stoppen bij een paar barakken. Buitengekomen wacht Dominique, die vooruit was gegaan, al op ons. Mijn aanblik doet hem zwijgen en we rijden terug naar Kamp Auschwitz. Daar aangekomen legt mijn gids uit, dat ik nog geen gaskamer heb kunnen zien omdat alles in Birkenau is opgeblazen. Maar de gaskamer in Auschwitz is intact. We lopen door het kamp en naderen een heuveltje waar een schoorsteen uitsteekt. Het heuveltje heeft groen gras, want dat vonden de Duitsers wel zo esthetisch. Een groep wordt tegengehouden. Een vriend had op mijn verzoek een rabbijn laten komen. Een liberale rabbijn, ook op mijn verzoek. We kijken elkaar gespannen aan en knikken. We lopen de ingang in en bevinden ons in de kleedkamer. Hier moest men zich uitkleden. Voor het douchen, werd ze gezegd. ‘Daar is de deur naar de gaskamer.’ zegt mijn gids en, zodra wij er doorheen lopen, slaat hij de deur dicht. Niet op slot, maar om mij het geluid te laten horen. Van de deur die dicht ging voor zo velen, de deur die het einde was. Trillend sta ik daar, waar zo velen, zo ontelbaar velen, vermoord zijn. Samen met de rabbijn zeg ik gebeden. Gebeden die mijn volk al 5771 jaar begeleiden, gebeden voor mijn oom, gebeden voor mijn afgeslachte volk. We lopen door naar de volgende ruimte. De crematoria. Waar de lichamen verbrand werden. En daarna mag ik naar buiten. Het is even droog, de lucht blijft grauw en is nog nooit zo vers geweest voor me. Ik besef me dat ik sta te snikken. Tranen lopen over mijn wangen. Voor een 16-jarig jochie uit Amsterdam, voor mijn volk, dat bijna compleet uitgeroeid werd. Er wordt niets gezegd. We lopen langzaam naar de kantoren van het museum, waar men koffie heeft gemaakt voor ons. Onderweg loopt er een Duitse groep naast me. Enkelen hebben een blikje bier in de handen. Een van de Duitsers vraagt zijn gids

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

waarom hij geen Joodse bezoekers ziet. ‘Misschien hebben we te weinig overgelaten.’, zegt een grappenmaker. De gids legt uit dat op zaterdag, vanwege de sabbat, er weinig Joden komen. ‘Dus is zaterdag Judenrein.’, zegt de grappenmaker. Ik kan me niet inhouden en loop op de groep af. ‘Zeker niet.’, zeg ik luid en loop door, voor het eerst van mijn leven blij en trots dat ik een keppeltje had opgedaan. De Duitsers kijken me geschokt na. Een begint te rennen en komt naar me toe. ‘Namens het Duitse volk bied ik mijn verontschuldigingen aan voor wat er uw volk is aangedaan.’, zegt de man. Ik kijk hem even aan. Hij schijnt het te menen. ‘Meneer,’ zeg ik, ‘uw volk heeft geen kopje koffie over mijn volk laten vallen. Excuses kunnen niet omvatten wat Uw volk ons heeft aangedaan.’ En ik loop door. Even later zijn we in de kantoren en met een warm kopje koffie praten we na. Ik kijk naar mijn gastheren en begrijp dat ze allemaal oprecht zijn. En toch kan ik niet lang blijven. Ik voel me alsof alles onrein is, alsof alles smerig is en wil weg. Ik weet genoeg. Birkenau, 22 Juli 1942, ongeveer 7 uur ‘s avonds: Mijn oom moet bang zijn geweest. En moe, uitgehongerd en uitgedroogd. Als, na twee dagen reizen in de stinkende en overvolle veewagen, de trein stilstaat, gaan de deuren open en wordt hij verblind door schijnwerpers. Hij hoort honden blaffen en het ‘Juden Raus, schnell!’, van de Duitsers. Hij moet gehuild hebben. Wat moet hij bang zijn geweest. Misschien is hij niet vlot genoeg geweest en is hij door Kapo´s geschopt en eruit gesleurd. Eenmaal buiten moest hij rennen met de groep. Een 300 meter. Tot aan de trappen. Misschien is hij daar gestruikeld, misschien heeft hij om zich heen gekeken of om hulp geroepen. Wie weet. Hij marcheerde tussen de twee muren tot aan de deuren, waarna ze zich, onder geschreeuw en gehuil, moesten uitkleden. Van zijn pas gekochte pak zal wel weinig over zijn geweest. En daarna naar de gaskamers, waar de deuren dicht werden geslagen en de kristallen Zyklon B gas naar beneden werden gegooid en iedereen in paniek raakte. Waarna er geschreeuwd werd door de honderden in die gaskamer. Waarna het stil werd. Waarna jongens van 16 jaar oud de lichamen optilden en verbrandden. Waarna de as in de rivier werd gegooid. Auschwitz – Birkenau, 11 september 2010: Mijn zoektocht naar mijn oom is geëindigd. Ik heb hem gevonden. In het onreine gras van Birkenau, in het onreine water van de rivier de Vistula, in de onreine lucht van Polen: ik heb mijn oom kunnen vinden, maar kwam te laat. Veel te laat. © Simon Soesan

Het Monument Walraven van Hall op het Frederiksplein met op de achtergrond de ramen van het gebouw van De Nederlandsche Bank (foto copyright: D.P.H.Spits ©).

naar de Nederlandsche Bank. Met gevaar voor eigen leven – het bestuur van de Nederlandsche Bank was immers in handen van de NSB – verruilde Ritter ze in de kluizen voor de echte promessen. Deze papieren werden verkocht aan een aantal banken en de opbrengst, in totaal 50 miljoen gulden, vloeide rechtstreeks in de kas van het Nationaal Steun Fonds. Vijftien keer hebben Van Hall en Ritter in de herfst en winter van 1944 de ruilactie uitgevoerd. Vijftien keren van ongekende moed en onverschrokkenheid. Het was de enige bankfraude waar wij als Nederlandsche Bank gelukkig mee waren. Was het NSF de bank van het Verzet, Walraven van Hall kan zonder overdrijven de bankier van het Verzet worden genoemd. Hij was het ook die als geen ander in staat was om de meningsverschillen tussen verzetsgroepen weg te nemen. Mede dankzij zijn rol als bemiddelaar kon een sterke, grote verzetsorganisatie ontstaan.

Een held Tijdens een vergadering van het NSF op 27 januari 1945 werd Van Hall gearresteerd door de Sicherheitsdienst. Op 12 februari 1945 werd hij bij de Jan Gijzenbrug in Haarlem gefusilleerd. Hij liet zijn vrouw en drie kinderen achter. Mede-initiatiefnemer van het NSF, Iman van den Bosch, was al in oktober 1944 gearresteerd en werd op 28 oktober 1944 in Westerbork gefusilleerd. Was Walraven van Hall een held, of iemand die gewoon deed

wat in zijn ogen van hem werd verlangd? Eenieder is soms een held in het diepst van zijn gedachten, maar Van Hall had de moed om daadwerkelijk tot actie over te gaan. Dat maakt hem, en al zijn collega-verzetsmensen, voor mij tot een echte held. Ik ben er dan ook trots op dat wij hier vandaag bij elkaar zijn om een monument – hier vlakbij de Nederlandsche Bank – voor Walraven van Hall te onthullen. Ter herinnering aan hem en aan allen, die met gevaar voor eigen leven hebben geprobeerd het juiste te doen.

H

et monument op het Frederiksplein kwam tot stand op initiatief van de stichting Monument Walraven van Hall en met steun van het Verzetsmuseum Amsterdam, de Gemeente Amsterdam en De Nederlandsche Bank. Gelijktijdig ging een expositie open in het Verzetsmuseum onder de titel ‘Wally van Hall. Bankier van het verzet’. Deze tentoonstelling is tot eind mei 2011 te zien. Ook is er een speciale website www.walravenvanhall.nl. Voor nadere gegevens: Verzetsmuseum Amsterdam, Plantage Kerklaan 61,1018 CX Amsterdam tel 020-620 25 35, fax 020-620 29 60 e-mail info@verzetsmuseum.org website www.verzetsmuseum.org

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 10

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 15

10 H e r d e n k e n

Zeemanspot

Bankier van het Verzet Monument Walraven van Hall Henk Brouwer

O

p 3 september 2010 werd aan het Frederiksplein te Amsterdam tegenover De Nederlandsche Bank een monument onthuld voor Walraven van Hall, ook wel genoemd ‘de bankier van het Verzet’. Het monument is een omgevallen boom van brons, ontworpen door de Spaanse kunstenaar Fernando Sanchez Castillo. De boom symboliseert de gevallen held en ligt als een gevelde reus naast de fontein op het plein. ‘De boom is een plek om samen te komen’, zegt de maker. Er kan op worden gezeten en geklommen. Ter gelegenheid van de onthulling hield de heer H. Brouwer, directeur DNB, een toespraak waarin hij het ongelooflijke verhaal van het bankierswerk van Walraven van Hall vertelde. De tekst volgt hieronder. Tegelijk ging er een expositie over Walraven (Wally) van Hall open in het Verzetsmuseum. Meer gegevens hierover aan het eind van dit artikel.

Een held? Wanneer is iemand een held? Is het een kwestie van opofferingsgezindheid, van moed, van een allesoverheersend rechtvaardigheidsgevoel? Vaak is het niet een kwestie van denken, maar van doen. In feite weet niemand zeker of er een held in hem of haar schuilt. Of je in staat bent om in extreme omstandigheden in stilte – of juist in de openbaarheid – het juiste te doen. Voor Walraven van Hall waren die extreme omstandigheden helaas realiteit. Was zijn handelen in deze periode een bewuste keuze of iets wat je, zoals sommige oud-verzetsmensen zeggen, gewoonweg ‘deed’? Feit is dat Van Hall, evenals zijn broer en latere burgemeester van Amsterdam Gijs van Hall, een onmisbare en uitzonderlijke rol heeft gespeeld in het Verzet.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

15

Opinie

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Walraven van Hall een jonge man, met drie kleine kinderen. De jongste, een dochtertje, was in 1940 geboren. Ondanks de verplichtingen die een gezin met zich mee bracht, twijfelde Van Hall geen moment toen hij werd benaderd voor het steunfonds voor zeemansgezinnen genaamd De Zeemanspot, een initiatief van kapitein Abraham Filippo. Veel Nederlandse zeelieden die tijdens het begin van de oorlog op zee zaten, keerden niet terug naar het bezette Nederland. Zij voeren door onder geallieerde vlag. De Duitse bezetters verboden in april 1941 dat er nog langer week- en maandbrieven zouden worden uitbetaald aan hun Nederlandse gezinnen. Walraven van Hall had niet alleen een bancaire achtergrond, maar was ook stuurman geweest bij de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Hij had hierdoor een grote affiniteit met alle gezinnen aan wal die in moeilijkheid dreigden te raken. Dankzij zijn financiële kennis wist Van Hall, samen met zijn broer Gijs, De Zeemanspot van onmisbare extra inkomsten te voorzien. Zo werden op 31 maart 1943 alle biljetten van duizend gulden ongeldig verklaard. De broers Van Hall zagen hun kans schoon. Wie grote coupures uitgaf, wist alle ogen van de bezetter op zich gericht. De meeste duizendguldenbiljetten hield De Zeemanspot daarom ongebruikt in kas. Kleine coupures waren veel minder verdacht en makkelijk uit te geven. Het verbod bracht een unieke kans met zich mee: binnen zeer korte tijd wisselden de broers de biljetten van duizend gulden om. Ook kregen ze veel financiële instellingen zover dat ze hun eigen biljetten omruilden ten bate van De Zeemanspot. Binnen een maand was de kas van het fonds verdrievoudigd.

Bank van het Verzet Walraven van Hall wilde de financiële steun uitbreiden tot andere terreinen binnen de illegaliteit, zoals de hulp aan onderduikers en verzetskranten. Samen met zijn broer en met de marineofficier Iman van den Bosch – van wie de kleinzonen hier vandaag aanwezig zijn – richtte hij het Nationaal Steun Fonds (NSF) op: de bank van het Verzet. Het NSF en al haar duizenden moedige medewerkers heeft het Verzet op de been gehouden en zette tot en met 1945 ruim 85 miljoen gulden uit. De broers Van Hall en hun steunfonds stonden aan de wieg van de grootste bankfraude in ons land ooit. Gijs van Hall kwam op het idee om schatkistpromessen, een soort kortlopende staatsobligaties, te vervalsen. Het Verzet zou deze vervalsingen omruilen voor de echte promessen in de kluizen van de Nederlandsche Bank. De uitvoering van het plan kwam te liggen bij Walraven van Hall, die voor zijn actie groen licht kreeg van de Nederlandse overheid en van de in 1941 afgetreden Bankpresident Trip. Het vervalsen viel niet mee: er waren heel wat proefdrukken van de illegale drukpers nodig, voordat er acceptabele papieren klaar lagen. Het ingenieuze plan stond of viel nu met de hulp van binnenuit. Kassier-generaal C.W. Ritter durfde het aan deze hulp te bieden. Walraven van Hall persoonlijk bracht de valse papieren

De laatste groep die is blijven zwijgen spreekt Interview met Loucky Content over de gemengd gehuwden Max Arian

‘Niet zo veel meegemaakt’ Al enige jaren werkt journaliste Loucky Content aan haar boek over het lot van de gemengd gehuwde Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Velen van hen heeft zij geïnterviewd, maar het is een weerbarstig onderwerp, waar nog maar nauwelijks over is geschreven. Waarom? ‘Het ligt van twee kanten moeilijk,’ zegt Loucky Content peinzend. ‘Het is alsof er een dubbele weerstand is die ik voel als ik praat over wat gemengd gehuwde Joden tijdens de oorlog is overkomen. Van Joodse kant zegt men dan direct: “Die hebben toch niet zo veel meegemaakt.” En van niet-Joodse kant wordt er gezucht: “O, weer een nieuwe groep Joodse oorlogsslachtoffers; dat weten we allemaal toch allang.” Ook de gemengd-gehuwde Joden die ik heb gesproken zelf zeggen direct dat ze niet zo veel hebben meegemaakt. Dan vergelijken ze zich natuurlijk met hun familieleden die zijn vermoord. Maar intussen werden zij ook vervolgd en soms gedeporteerd, ze hebben in angst gezeten, ze dreigden te worden gesteriliseerd, en soms werden ze ook gesteriliseerd, ze konden de hele oorlog door als strafgeval worden opgepakt en alsnog worden gedeporteerd en ze zaten jarenlang in een martelende onzekerheid over de steeds veranderende maatregelen van de Duitse bezetter.’ Ook nog afgezien van de ellende die ze hebben meegemaakt en die mogelijk nog doorwerkt bij hun kinderen en misschien bij hun kleinkinderen, is het lot van de gemengd-gehuwde Joden onder de nazi’s bizar, interessant, belangrijk. Daarom is het des te vreemder dat er maar zo weinig over is gepubliceerd. Het gaat bij deze gemengd gehuwde Joden misschien om de

laatste groep die is blijven zwijgen. Behalve tegenover Loucky Content, die hen naar hun ervaringen vroeg en nu tot de conclusie komt dat die het bewijs zijn van de absurditeit van de Duitse rassentheorie: ‘De Duitsers kwamen er zelf niet uit. Ze konden al niet formuleren wie Joods was en wie niet. Bij de gemengd gehuwden raakten ze helemaal verstrikt in hun eigen kromme redeneringen. Vandaar de alsmaar zwenkende maatregelen, de onzekerheid, de willekeur. De Duitse ambtenaren in Nederland die zich met de Jodenvervolging bezig hielden waren blij dat ze niet naar het Oostfront hoefden. Ze rekten de situatie, ook toen de grote deportaties voorbij waren, zo lang mogelijk. En ze pestten de weinige overgebleven Joden, de gemengd-gehuwden, zoveel als ze maar konden.’

‘Mijn ouders vertelden me nooit iets’ Jij bent al heel lang met het onderwerp bezig? ‘Ik ben zelf in augustus 1943 geboren uit het huwelijk van een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Ik stel me wel eens voor dat ze over m’n wieg gebogen stonden en het er over hadden wat mijn vader moest doen om uit de handen van de Duitsers te blijven. Maar daar weet ik natuurlijk niets meer van. Na de oorlog werd er niet meer over gesproken. Mijn ouders vertelden me nooit iets, maar ik heb alles gehoord. Met mijn vader heb ik er vóór zijn dood in 1968 maar één keer over gepraat, op een terrasje in Rapallo toen ik – in zijn ogen – goed en wel met een Italiaan getrouwd was. Aan mijn moeder heb ik meer kunnen vragen en toen zij moest verhuizen naar een bejaardenhuis kwam er een schoenendoos tevoorschijn waarin alles zat wat op de oorlog betrekking had: documenten, valse en echte persoonsbewijzen, allerlei verklaringen, bijvoorbeeld een bewijs dat mijn vader moest worden gesteriliseerd. Het betaalbewijs voor de sterilisatie zat er ook bij. Maar mijn moeder heeft dat weten te voorkomen door tegen de Duitsers te zeggen dat hij daarvoor te ziek was. Aan het eind van de oorlog heb ik nog een broertje gekregen. Soms denk ik dat mijn ouders zelf ook maar nauwelijks begrepen wat er met ze gebeurde en wat het beste was om te doen of juist niet te doen. Daarom ben ik ook anderen gaan interviewen die hetzelfde hadden meegemaakt. In de hoop dat uit al die incomplete verhalen een completer beeld zal kunnen ontstaan.’

Vreselijke willekeur Het enige boek over dit onderwerp is de dissertatie van Coen Stuldreher De legale rest, die drie jaar geleden is verschenen. Hij heeft gezegd dat in Nederland de gemengd gehuwde Joden ‘overijverig’ zijn vervolgd. ‘Het is een informatief boek, maar voor leken heel moeilijk leesbaar. Het is gebaseerd op schriftelijke bronnen, op archiefstukken, de emotie ontbreekt en daar gaat het mij veel meer om. Wat is er met deze mensen gebeurd? Wat voor invloed heeft dat op ze gehad? En hoe werkte dat door na de oorlog, ook op hun kinderen? Waarom werd er zo lang over gezwegen? In de hiërarchie van het leed zitten de gemengd gehuwde Joden op de laagste trede. Als je denkt aan de ver-

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 16

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 9

16

9

Herdenken

schrikkingen van de kampen, kan ik dat begrijpen. Maar ik vind toch dat je niet moet accepteren dat het net is of ze niks hebben meegemaakt.’ Louis Tas, de nu 89-jarige Amsterdamse psychiater, zou waarschijnlijk zeggen dat het allemaal met schaamte te maken heeft. Maar waarom zou je je eigenlijk moeten schamen? ‘Het moet een verschrikkelijke ervaring zijn als je hele familie er niet meer is en jij bent er nog, zoiets als een overlevingsschuld. Soms zat ik met iemand erover te praten en ineens begon die te huilen. Eindelijk was er iemand die belangstelling had en die niet alleen maar tegen hem zei dat hij geluk had gehad. Ze hadden eerst hun hele familie zien weghalen en gingen gebukt onder enorme morele problemen omdat ze hen niet konden helpen, dan zouden ze zelf een strafgeval worden. Een man vertelde mij dat zijn vader en moeder de laatste nacht voor de deportatie bij hem en zijn niet-Joodse vrouw hadden doorgebracht.’ ‘De verhalen zijn soms zo bizar. Een vrouw vertelde mij dat zij met een Joodse man verloofd was en al in ondertrouw. Toen kwam de maatregel dat Joden niet meer met niet-Joden mochten trouwen. Maar de fotograaf en het bruiloftsmaal waren al besteld. De foto werd gemaakt en hing tot haar dood bij haar aan een verder geheel kale muur. Haar net-niet man werd gewaarschuwd dat hij zou worden opgepakt, hij is gevlucht, is gepakt en op transport gestuurd. Hij werd van rassenschande beschuldigd omdat hij met een niet-Joodse vrouw in ondertrouw was gegaan. Een voorbeeld van die vreselijke willekeur.’ ‘Anders dan in Duitsland moesten gemengd gehuwde Joden hier een ster op. Maar het irriteerde de Duitsers op den duur dat er in het Judenrein verklaarde Amsterdam toch nog Joden met een ster rondliepen. Daarom zijn er werkkampen verzonnen, zoals werken in het Amsterdamse Bos aan de Bosbaan. Ik sprak een man die daar blij mee was. Want het was voor hem verboden in een park te komen en nu zag hij toch nog wat groen.’ Toch zie je dat ze in een fuik terecht kwamen die steeds kleiner werd. Er waren geen vaststaande regels, daarom kon je ook niet weten wat je moest doen. Moest je je aanmelden of niet? Je laten steriliseren als dat werd geëist? Soms hoorde je er daarna niets

meer over. Als je het had laten doen moest je je officieel ieder half jaar melden bij de autoriteiten voor nieuwe stempels. ‘

Het taboe doorbreken En nu schrijf jij een boek over hen. ‘Ik schrijf het boek vooral voor hun kinderen, die, net als ikzelf, eigenlijk niet goed weten wat er met hun ouders is gebeurd. Het lijkt mij dat het ook goed is er met elkaar over te praten. Zodat je misschien dingen hoort waardoor je een familiegeheim iets beter kan begrijpen. Een vrouw vertelde mij, dat zij nog steeds problemen er mee heeft dat haar ouders haar hebben verwekt opdat haar moeder aan sterilisatie kon ontkomen.’ Waarom heeft zij het daar moeilijk mee? Zij heeft door geboren te worden haar ouders gered. ‘Het is heel paradoxaal. Zij vindt het toch een afschuwelijk idee. Zo zullen er meer angsten, schuldgevoelens en vreemde gedachtes leven, die door er onderling over te praten misschien kunnen worden verhelderd.’ Is het niet tijd dat het taboe op dit onderwerp wordt doorbroken? Zoals Helene Weyel ooit over de tweede generatie ging schrijven. En daarna de ondergedoken kinderen opdoken. ‘Het zou een onderwerp van onderzoek moeten worden. Ook al omdat er uit blijkt hoe onzeker de Duitsers in feite waren. Toch blijft het een moeilijk onderwerp. Je voelt je immers een buitenstaander in beide werelden. Als ik de weerstand die ik ondervind beter zou kunnen omschrijven zou het misschien gemakkelijker zijn. Want ik ben er van overtuigd dat ik als de bevrijding niet was gekomen hier niet had gezeten. Met wie hadden de kinderen uit die huwelijken uiteindelijk moeten trouwen? Alleen met kinderen van andere gemengd gehuwden, en ze zouden geen nazaten mogen hebben. De hele problematiek laat zien dat die rassentheorie nergens op was gebaseerd en nooit wetenschappelijk viel te onderbouwen. Dat is iets om nog altijd goed over na te denken.’ Dit artikel verscheen eerder in de Benjamin, het blad van Joods Maatschappelijk Werk 21, 2010, nr. 81, p. 26-27. Over het onderwerp organiseert JMW een speciale themabijeekomst op 20 januari 2011.

Bijeenkomst JMW over ‘Gemengd gehuwden’ op donderdagmiddag 20 januari 2011 in De Balie in Amsterdam Het lijdt geen twijfel dat de oorlogservaringen van de gemengd gehuwden en hun kinderen tot op de dag van vandaag geen afgesloten hoofdstuk zijn. Op 20 januari zal prof. dr. Johannes Houwink ten Cate, verbonden aan het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie), de positie van gemengd gehuwden in historisch perspectief schetsen. Loucky Content, zelf kind van gemengd gehuwde ouders zal dit thema vanuit een persoonlijke invalshoek behandelen en een beeld schetsen van de interviews die zij met gemengd gehuwden heeft gehouden. Daarna is er gelegenheid voor discussie en een groepsgesprek. JMW nodigt iedereen die zich herkent in of zich betrokken voelt bij dit onderwerp van harte uit op donderdagmiddag 20 januari in De Balie in Amsterdam. 13.30 uur tot 16.30 uur. Entree € 7.50, inclusief koffie/thee Informatie en aanmelden: Marianne Fuchs tel. 020-5776566 of mail naar info@joodseactiviteiten.nl

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

‘de wereld bleef doof’ Herbert Sarfatij

H

et was een ontroerend gezicht toen Anna Vos-van Dam met hulp van Hedy d’Ancona het blauwe doek wegtrok op zondag 17 oktober. Aan het Hortusplantsoen in Amsterdam onthulden zij een monument voor de in de Tweede Wereldoorlog vervolgde Joodse doven uit Nederland. Van hen is Anna van Dam de enige, die als een doof meisje, Auschwitz op wonderbaarlijke wijze overleefde. Met de onthulling van dit monument, zo zei ze bewogen, werd voor haar op hoge leeftijd de cirkel van de vervolging min of meer gesloten. Hedy d’Ancona leidde de onthulling in met een indringende toespraak over de betekenis van dit monument in de Plantagebuurt. De buurt, die zo intensief door de Joodse cultuur, door voormalig Joods leven en sinds de oorlog vooral ook door Joods verdriet gekleurd is. Maker van het monument is Truus Menger (87), verzetsstrijder en zeer bekend als de ontwerper van veel oorlogsmonumenten. Met ‘de wereld bleef doof’ gaf zij een passende naam aan dit monument dat, zegt ze die zondag, haar laatste zal zijn. De naam wordt op bijzondere wijze weergegeven in de twee gedeelten waaruit het monument bestaat. Er is een groot blok zwarte steen dat als sokkel dient. Daarop staat een beeldengroep in brons van een stoet mensen, ontegenzeggelijk Joden, die ‘op transport’ zijn. In het midden van de stoet heeft een doof jongetje zich omgekeerd. Hij kijkt op naar zijn vader om, door hem aan te kijken, te ‘horen’ wat er aan de hand is en hoe hij verder moet gaan. Het opschrift op het monument is in drie talen in de stenen sokkel gebeiteld. Naast de geschreven woorden in het Nederlands en Engels is er een weergave in gebarentaal. Die bestaat uit drie gebaren, die afzonderlijk gemaakt worden door twee mannen en een vrouw. In die figuren zijn portretten weergegeven, al staat dat er niet bij. Het zijn, van links naar rechts, de portretten van Eduard Leuw, van Elly Muller-Engelsman en van Flip Delmonte, oprichters van de Stichting DovenShoah. Zij hebben als doof Joods onderduikkind – ook al zo’n zeldzaamheid in deze groep – de oorlog weten te overleven. Het was door hun initiatief en door hun doorzettingsvermogen dat dit monument er gekomen is. De plaats van het monument is bijzonder: tegenover het schoolgebouw waar vóór, in en na de oorlog de Amsterdamse dovenschool gevestigd was. Hier kregen ook alle Joodse dove kinderen

De onthulling van het monument door Anna Vos-van Dam (l) en Hedy d’Ancona (r) (foto copyright: D.P.H.Spits ©)

onderwijs en allen zijn van hieruit samen met de Joodse leerkrachten op deze school in de oorlog weggevoerd. Geen van hen heeft het overleefd. Een plaquette, enkele jaren geleden op de muur van de school aangebracht, herinnert eraan. Een van de drie onderduikkinderen, zelf afkomstig uit een grote dove Joodse familie die bijna geheel vermoord is, vertelt in zijn toespraak over een oom die in 1942 12 jaar was. ‘Hij mocht toen niet op school blijven, omdat hij een Jood was. Hij kwam met zijn vishengel hier en vroeg aan zijn onderwijzer of die de hengel wilde bewaren. Mijn oom zei: “Als ik terugkom, wil ik hem terughebben. Als ik niet terugkom, mag u hem houden.” Hij is nooit meer teruggekomen.’ En hij zegt in gebarentaal: ‘Mijn familie is nooit begraven. Zij zijn gewoon weggedaan, op een hoop gegooid. Ik ben heel blij dat ik mijn familie en alle dove vermoorde Joden na 66 jaar nu hier kan herdenken. Het voelt een beetje alsof ik hun hier de begrafenis geef, die zij nooit kregen.’ Het is precies dat gevoel dat aan het einde van de plechtigheid wordt geconcretiseerd met het uitspreken van het Kaddish, het gebed voor de doden, door Rabbijn Raph Evers. En de Nederlandse vertaling ervan wordt door een doventolk in gebarentaal voor de talrijke dove aanwezigen duidelijk gemaakt. Leerlingen van de huidige dovenschool Signis assisteren bij het leggen van bloemen en kransen, waarmee de bijeenkomst afgesloten wordt. Deze school heeft het monument geadopteerd en zal er in het onderwijs aandacht aan blijven besteden. ‘Daarmee’, zegt Elly Muller, voorzitter van de Stichting DovenShoah, ‘is een van onze doelen bereikt. Dit vreselijke verhaal wordt nu doorverteld van generatie op generatie in onze eigen taal, de Neder landse Gebarentaal.’

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 8

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 17

8

17

Opinie

dynamiek van New York, dat immers de hoofdstad is van de vrijheid en van de dingen die we allemaal bewonderen en waar we van houden. En natuurlijk de balans tussen herinneren en toekomst, tussen het optimisme van verder gaan en het nooit vergeten wat er op deze plek is gebeurd. Het is de symboliek van het Vrijheidsbeeld, van het licht van de dag en van de nacht. Ik wil een wijk scheppen waarin niet alleen plaats is voor kantoorgebouwen, maar waarin 24 uur per dag en 7 dagen per week mensen samenzijn, een wijk die de aandacht verlegt van Wall Street naar de rivier de Hudson en die Chinatown, Battery Park en Tribeca met elkaar verbindt. Zo wordt deze locatie niet slechts gebruikt om een replica te bouwen, maar om de stad op een fundamentele manier te veranderen.’ In welke fase bevindt het project zich nu, na jaren van gerechtelijke procedures? ‘Er zit nu behoorlijk veel schot in. Er waren nogal wat problemen en het is een moeilijk en uitdagend project, gezien de vele betrokken partijen: de families van de slachtoffers, de gouverneurs van New York en New Jersey, de Havenautoriteiten, de investeerders, vroegere architecten, de treinen van PATH en de ondergrondse – het is een stad op zich. Maar we komen goed vooruit. Volgend jaar op 11 september openen we het nieuwe monument en ook het museum komt eraan. Over niet al te lange tijd wordt het hoogste punt bereikt van de nieuwe Vrijheidstoren. De bouw van Toren 4 is begonnen en de straten worden op elkaar aangesloten, dus wanneer de 23 meter diepe fundering eenmaal klaar is, zult u de bouw snel zien vorderen. De vaart zit erin en de mensen zullen snel veel te zien hebben.’

De rechte hoek en Nederlands Calvinisme U heeft begin jaren ’90 verschillende projecten en tentoonstellingen gehad in Nederland. Hoe kijkt u daarop terug? Voelt u een verbondenheid met Nederland? ‘Ik hou van Nederland en van alles wat Nederlands is, de Nederlandse schilderkunst, het landschap, de geschiedenis en de mensen. Ik heb veel artistieke constructies gemaakt in Nederland, in Almere, het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam, maar helaas geen gebouw omdat mijn werk niet is gebaseerd op de ‘rechte hoek’ die zo’n belangrijk onderdeel vormt van de Neder-

landse stijl. Ik heb veel artistieke projecten gedaan in Nederland, maar nooit een bouwkundig project.’ Zou u daar voor openstaan? ‘Natuurlijk. Nederland heeft een grote bouwkundige traditie.’ Wat is dan het verschil tussen Nederlands design en uw visie op design? ‘Misschien heeft het wel te maken met de Nederlandse architectuur uit de vroege jaren ’20, waarbij architectuur bijna werd gezien als een politieke ideologie die voorschreef hoe mensen moesten leven en wat ze moesten doen. Ik denk dat de architectuur in de 21e eeuw aan het veranderen is – we zien de openheid van de democratie, we geloven niet langer in die andere ideologieën waarbij mensen geen technologieën mogen gebruiken of niet aan de samenleving mogen deelnemen. We zien nu een fundamentele overgang van de modernistische traditie die in Nederland al vanaf het begin werd aangehangen naar een nieuwe ontluikende wereld van pluralisme, een wereld waarin verschillen worden gewaardeerd. Bij 365 invalshoeken zijn er altijd 364 andere.’ Wat bedoelt u met de ‘rechte hoek’? ‘Het is de hoek van 90 graden – haaks in iedere richting, loodrecht ten opzichte van de grond – het is het idee van een doos, en de wereld stapt langzaam uit deze doos vandaan, en vroeger of later zal ook Nederland uit de doos stappen. Rotterdam is heel vooruitstrevend; de stad kent enkele prachtige voorbeelden van architectuur, zelfs voor Nederlandse begrippen. Ik heb het meer over een onderliggende visie op hoe de architectuur in steden verandert door de tijd heen en hoe traditie wordt verbonden met het nieuwe.’ U refereert kennelijk aan het Nederlandse Calvinisme? ‘Waarschijnlijk. Kijk naar Theo van Doesberg en Mondriaan en alle theoretici van De Stijl; in de kleuren en hoeken zie je welhaast een religieuze beweging. Daarnaast bestaat er in Nederland een sterke traditie van discipline, terwijl men in andere landen meer openstaat voor nieuwe manieren en mogelijkheden. Nederland is nog sterk verankerd in de 20e eeuw en dat is natuurlijk ook deels de charme van het land.’ Dit interview is ook verschenen in Magazine Aanspraak, december 2010, p. 4-7.

Reserveren toegangskaarten ‘Nooit meer Auschwitz Lezing’ Voor de ‘Nooit meer Auschwitz Lezing’ door Daniël Libeskind op donderdag 27 januari 2011 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam is een beperkt aantal toegangskaarten beschikbaar. Indien u bij de lezing aanwezig wilt zijn, verzoeken wij u de in dit blad opgenomen kaart in te vullen en vóór 1 januari 2011 a.s. op te sturen. Toedeling van toegangskaarten geschiedt op volgorde van binnenkomst. De lezing zal in het Engels worden gehouden. De bijeenkomst begint om 14.00 uur en duurt tot 15.30 uur. Aansluitend is er tot 16.30 uur gelegenheid om na te praten.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Het Franse uitzettingsbeleid van Roma Niet van vandaag of gisteren Peter Jorna

D

e Roma kwamen afgelopen zomer veelvuldig in het nieuws. Aanleiding vormde het uitzettingsbeleid van Frankrijk, waarin Roma expliciet en collectief tot doelwit werden verklaard. Voor het eerst nam de Europese Commissie krachtig stelling. De Commissaris van Justitie, Viviane Reding, dreigde een procedure aan te spannen tegen de Franse regering vanwege de inbreuk op de Europese richtlijnen over non-discriminatie. Zo ver kwam het uiteindelijk niet. De mediakaravaan trok vervolgens verder maar de uitzettingen gaan door, nu onder de noemer van Roemenen en Bulgaren. Ook in Nederland was de Franse uitzetting van invloed. Hier spitste het publieke debat zich toe op ‘etnische registratie’. Een terugblik.

Circulaires Het Elysée had in een persbericht aangekondigd dat het Staatshoofd op 28 juli een vergadering zou houden over ‘de problemen die veroorzaakt werden door bepaald gedrag onder de trekkende bevolkingsgroep en de Roma’. Deze besprekingen leidden twee dagen later tot een circulaire waarin burgemeesters en politie opgedragen werden om het ‘illegale verblijf, onder vooral de Roma’ aan te pakken. Binnen een tijdsbestek van drie maanden dienden 300 kampementen ontmanteld te zijn. De circulaire kwam pas boven water toen de Europese Commissie het uitzettingsbeleid van Frankrijk onderzocht. De Franse regering ontkende tot dusver dat het beleid specifiek op Roma was gericht, en beriep zich daarbij op eerdere en latere circulaires waarin deze expliciete verwijzing niet voorkwam. Ook

bleek dat er in het eerste half jaar van 2010 al 9.000 Roma op het vliegtuig waren gezet naar Roemenië en Bulgarije: ‘vrijwillig’, met uitbetaling van 300 Euro per volwassene en 100 Euro per kind, en geëscorteerd door de politie. Registratie in een database moest terugkeer voorkomen.

Politiekogels President Sarkozy nam het initiatief kort na incidenten, in de omgeving van de steden Grenoble en Blois, waarbij twee doden vielen door kogels van de politie en de bewoners vervolgens hun woede uitten ondermeer door brandstichting. Daarbij riep de dood van een gitan bij de lokale gens de voyage (letterlijk ‘woonwagenmensen’) herinneringen op aan de dood van de vader van het slachtoffer, onder gelijke omstandigheden in 1985. Bij Sarkozy riepen de incidenten wellicht herinneringen op aan 2005, toen de dood van twee immigrantenjongeren in Parijs door politie kogels tot onlusten leidden die zich als een furie door de immigrantengemeenschappen in de bidonvilles over heel Frankrijk verspreiden. De angst voor buitenproportioneel politie optreden was groot en is er zeker niet minder op geworden.

Internationale rapporten De nationale en internationale kritiek op de Franse regering kwam niet uit de lucht vallen. Sinds Frankrijk in 2002 een verdrag met Roemenië heeft gesloten om Roma terug te nemen is de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven regelmatig en in scherpe bewoordingen veroordeeld. Zo constateerde de Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van Europa (ECRI) in haar derde landenrapportage over de periode 20032004 dat Roma families collectief, zonder alternatief en met vernietiging van al hun bezittingen, uit hun kampementen werden verwijderd. De Mensenrechten Commissaris van de Raad van Europa toonde zich in 2008 bij zijn bezoek aan Frankrijk bezorgd over het klimaat van angst onder de Roma en constateerde dat de structurele verwaarlozing van openbare basale voorzieningen in en rond de kampementen, of het geheel ontbreken daarvan, in strijd was met Franse wetgeving en met Europese afspraken. Een juridische procedure, aangespannen door de European Roma Rights Centre in het kader van het Europees Sociaal Handvest (Straatsburg), werd in 2008 ontvankelijk verklaard, ondermeer op gebied van huisvesting en gedwongen uitzetting. De Fundamental Rights Agency van de Europese Unie rapporteerde de zelfde bevindingen uit eigen onderzoek. In de maand augustus van dit jaar volgden nieuwe rapportages die eerder een verslechtering dan een verbetering constateerden, namelijk van de VN-Commissie voor de Uitbanning van alle vormen van Racisme (UNCERD) en opnieuw van de Raad van Europa (ECRI). De Europese Commissie van de EU kon daarbij niet achterblijven, mede gelet op haar (sinds 2005 meer uitgesproken) ambitie om de situatie van de Roma in Europa te verbeteren, ondermeer via miljoenensteun uit de Structuurfondsen en Roma Summits (2008, 2010). Was de Europese Commissie bij

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 18

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 7

18

7

eerdere soortgelijke gebeurtenissen in Italië (2007-2008) nog een gebrek aan stellingname verweten, nu leek eerder het tegendeel het geval. Dit is deels te verklaren uit de recente positionering van ‘het Europese Roma beleid’ onder de Commissaris voor Justitie, Fundamentele Rechten en Burgerschap. Bovendien riep het Europees Parlement – sterker geworden tegenover de Europese Commissarissen en zeer actief in de ‘Roma kwestie’ – Frankrijk met een resolutie (d.d. 9 september) op onmiddellijk met de collectieve uitzetting van Roma te stoppen. Het was voor het eerst dat de ‘Roma issue’ met ‘de economie’ concurreerde om aandacht tijdens een Top voor regeringsleiders (Brussel, 16 september), al gingen ook stemmen op dat deze ‘hierdoor was verstoord’. Net als andere Europese staatshoofden werd ook de Nederlandse premier aan het diner met de kwestie geconfronteerd.

Campements illicités De Nederlandse situatie is nauwelijks te vergelijken met die in Frankrijk, al roept de Franse term voor ‘illegale kampementen’ – campements illicités – associaties op met het begrip ‘vrijplaatsen’ dat in 2003 in Nederland in zwang kwam. De Woonwagenwet is in Nederland afgeschaft (1999) maar in Frankrijk bestaat sinds 1969 nog steeds een aparte wetgeving (Statuut). Sinds 2000 heeft Frankrijk via de Wet Bresson gemeenten verplicht om voorzieningen en standplaatsen aan te leggen, wat overigens nog maar in 40% gerealiseerd is. De aantallen verschillen beduidend. De woonwagenbevolking in Nederland is een fractie (10%) van deze groep in Frankrijk (400.000 gens de voyage), en hetzelfde geldt voor de Roma migranten (20.000 in Frankrijk). In Nederland is het ondenkbaar dat migranten zich vestigen op bestaande woonwagencentra (zoals in Italië en Frankrijk) of nieuwe kampen oprichten in de stedelijke periferie. Hoewel ook in Nederland sprake is van een tekort aan standplaatsen en achterstallig onderhoud (aan de kant van de overheid) en van schimmige activiteiten (aan de kant van bewoners), zijn er in Neder land geen enclaves die als ‘no go area’ zijn te bestempelen of die beelden oproepen van een Braziliaanse krottenwijk (favella). Wel is er in Frankrijk overigens meer dan in Nederland trekvrijheid, ruimte voor handel en vraag naar ambachtelijke artikelen, en vormt seizoensarbeid op het land nog steeds een belangrijke factor in de mobiliteit. ‘Hoe is het mogelijk dat er zich in sommige van die kampementen zoveel fraaie auto’s bevinden, terwijl er zo weinig van die

mensen aan het werk zijn?’ Het is een uitspraak die zo aan de Nederlandse borreltafel geuit zou kunnen zijn, maar ditmaal opgetekend werd in het Franse Parlement (2002). Sarkozy – toen minister van Binnenlandse Zaken – wordt nog vaak aan zijn uitspraak herinnerd als bewijs van de stelling, dat hij het niet op heeft met de gens de voyage en de Roma, en niet terugdeinst voor populisme. Opiniepeilingen in de zomer betekenden, meteen na zijn maatregelen, een oppeppertje voor Sarkozy’s door schandalen en bezuinigingen verminderde populariteit onder de Franse bevolking: 79% was voor ontruiming van de kampen en 70% voor het afpakken van de Franse nationaliteit van allochtone criminelen. De impliciete verwijzing die Commissaris Reding kort voor de EU Top in Brussel maakte naar het Europese verleden, blies Sarkozy op tot een laffe aanval op de Franse trots. Echter, niet vergeten is dat de toenmalige regering van Frankrijk in Vichy de naturalisaties van Joodse en andere burgers liet herzien, als ‘vergissingen uit het verleden’. Wat betreft de gitans is voor het herinneren aan de vervolging in deze periode nog steeds geen volwaardige plaats vergund, noch in de Franse geschiedschrijving noch bij herdenkingen.

Nederland Naoorlogs Rechtsherstel is in Nederland ‘voltooid’, en Sinti en Roma hebben hun plaats bij herdenkingen. Maar ook hier groeit de aandacht voor etnische registratie en ‘de-naturalisatie’, sinds de invloedrijke plaats van de PVV in het politieke bestel. Media maakten via de Franse actualiteit deze kwesties voor het eerst concreet voor de Roma in Nederland, waardoor ook de Sinti op de kampjes de schaduw van het verleden weer over zich heen voelden komen. Een aantal politici en bestuurders uit ‘onverdachte hoek’ nam publiekelijk de twijfel en vertwijfeling niet weg, integendeel, gaven er juist voeding aan. Onderzoeksjournalistiek toonde vervolgens aan dat etnische registratie al voorkomt in Nederlandse gemeenten. Adequaat was de reactie in de media van instanties die burgers bescherming bieden tegen willekeur van de overheid, namelijk het College Bescherming Persoonsgegevens, de Nationale Ombudsman en de Commissaris Mensenrechten van de Raad van Europa. Zij wezen direct op het onwettige karakter van deze etnische registratie. Peter Jorna is lid voor Nederland van de Committee of Experts on Roma and Travellers (Raad van Europa)

Na 11 september In Europa spreekt men over het leven ‘voor de oorlog’ en ‘na de oorlog’. In Amerika heeft men het over de wereld voor en na 11 september. Kan deze manier van beschouwen tot uiting komen in design en architectuur? ‘De wereld is in ieder geval veranderd, niet alleen in New York of Amerika, maar overal. We hebben allemaal te maken met de gevolgen van 11 september en de politieke en militaire reacties hierop. Maar ook in de architectuur is een reactie zichtbaar, omdat hiermee een cultureel antwoord kan worden gegeven op de aanslagen. De architectuur is veranderd; architecten kijken niet langer naar de meest pragmatische manier om een gebouw neer te zetten, maar naar de wijze waarop steden moeten omgaan met een dreiging die nu helaas deel uitmaakt van onze dagelijkse realiteit. En deze dreiging gaat niet zomaar weg omdat we dat graag willen; we zullen moeten omgaan met de krachten die aan de oppervlakte zijn gekomen na de aanslagen van 11 september. Gebouwen en steden staan oog in oog met een nieuwe realiteit. Wereldwijd is het ontwerp van hoge gebouwen compleet veranderd. De manier waarop we gebouwen binnengaan wegens nieuwe veiligheidsoverwegingen is anders, net als de manier waarop we ons door gebouwen bewegen en de vluchtroutes uit hoge gebouwen. Zelfs het technische aspect van de wereld na 11 september is nu vastgelegd in wetboeken.’ Denkt u dat er een overeenkomst bestaat tussen de verschrikkingen van 11 september en de Holocaust? Kan deze tot uiting komen in bouwkundige ontwerpen? ‘Nee, ik denk niet dat er een overeenkomst bestaat tussen de

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Holocaust, waarbij 6 miljoen Joden zijn vermoord, en de verwoestingen van 11 september. Maar er bestaan wel overeenkomsten in de zin dat mensen geleden hebben en een tragedie moeten verwerken. De omvang is niet vergelijkbaar, maar wel wat het betekent voor een volk om te vechten voor zijn bestaan, wat het betekent voor de toekomst, de overlevering, en de oriëntatie in ruimte en tijd. Tragiek is wat beide gebeurtenissen bindt, maar we kunnen de Holocaust niet vergelijken met de aanslagen in New York. Daarvoor zijn de verschillen te groot. Hoe dan ook, we moeten beide gebeurtenissen een weloverwogen plek geven in de geschiedenis en nadenken over hoe we verder moeten gaan, maar we moeten er tegelijkertijd voor zorgen dat we de onherstelbare gebeurtenissen in het verleden nooit vergeten, dat we ze proberen te begrijpen.’

Ground Zero Hoe hebt u de nieuwe Ground Zero ontworpen? Op wat voor manier is uw visie op de gebeurtenissen van 11 september van invloed geweest op uw ontwerp? ‘In mijn ontwerp heb ik ruimte gelaten voor wat ik ‘geheugenverankering’ noem. De locatie is niet zo groot, slechts 6,5 hectare in een van de dichtst bebouwde plekken ter wereld. De helft van de plek laat ik onbebouwd; ik vond dat ik niet kon bouwen op een plek waar duizenden mensen zijn omgekomen. Je moet voldoende ruimte creëren voor herinnering – je moet de herinneringen kunnen terughalen. Mensen moeten de gelegenheid hebben om samen te komen op een soort heilige plek midden in een vooruitstrevende en wereldlijke stad. Tegelijkertijd moet je het fundament leggen voor het optimisme en pluralisme en de democratische

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 6

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 19

6

Cultureel

In hoeverre is de Holocaust van invloed geweest op uw opvoeding en uw leven in het algemeen? ‘Volledig, denk ik. De Holocaust heeft iedereen op de een of andere manier geraakt. Het is een gebeurtenis die de wereld fundamenteel heeft veranderd en die een cesuur heeft teweeggebracht, een wezenlijk nieuwe manier van kijken naar de betekenis van geschiedenis. Naar mijn mening is de Holocaust veel meer dan alleen een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis; het is de belangrijkste gebeurtenis van allemaal, niet alleen voor mij persoonlijk maar ook objectief gezien.’ Voelt u zich meer Joods of sterker verbonden met het Jodendom vanwege de Holocaust? ‘Ik denk dat de Holocaust niet alle aspecten van het Jodendom raakt, maar elke Jood is wel fundamenteel veranderd door de Holocaust. Natuurlijk moeten we verder en naar de toekomst kijken, maar tegelijkertijd mogen we nooit vergeten wat de vernietiging van miljoenen Joden heeft betekend en wat ook nu nog de invloed is van deze ongekende genocide die de wereld in een volledig nieuwe richting heeft gestuurd.’ Hoe verhoudt ‘nooit vergeten’ zich tot de wereld van vandaag, met name in de nasleep van de genocide en etnische zuiveringen in Rwanda, Bosnië en Darfur? ‘Het besef dat de wereld ook nu nog te maken heeft met genocide, heeft absoluut een verband met de Holocaust, juist omdat de Holo caust ons er allemaal van heeft doordrongen dat we het nooit meer mogen laten gebeuren dat een volk wordt gedecimeerd als gevolg van racisme, vreemdelingenhaat en genocide. Ons bewustzijn van de Holocaust voedt onze strijd tegen alles wat slecht is.’

Architectuur vertelt een verhaal Maakt u in uw architectuurontwerpen bewust een statement tegen genocide? ‘Ontwerpen is meer dan simpelweg gebouwen maken; ontwerpen gaat over de taal van communicatie. Ontwerpen, architectuur en stadsplanning vertellen een verhaal en dat verhaal is meer dan wat het aan de oppervlakte lijkt; het kent ook een diepere, bredere en minder zichtbare dimensie. Elk gebouw maakt deel uit van de open en democratische maatschappij en is daarom niet alleen een weerspiegeling van het actuele en het zichtbare, maar ook van de vaak vergeten en verborgen gebeurtenissen die de maatschappij hebben gevormd.’ Hoe bent u gekomen tot uw ontwerpen voor de Joodse Musea in Berlijn en Denemarken, waarin zowel het verleden, het heden en de toekomst tot uiting moesten komen? ‘Het zijn twee zeer verschillende gebouwen. Beide gaan over tragedies, maar op een verschillende manier. Het Joods Museum in Denemarken vertelt een bemoedigend verhaal omdat het de Denen was gelukt hun Joodse landgenoten naar Zweden te brengen. Dat verhaal straalt iets onmiskenbaar positiefs uit, ondanks het feit dat het plaatsvond in een gruwelijke tijd. Het museum in Berlijn vertelt een ander verhaal; Berlijn

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

was immers het centrum van waaruit de Holocaust werd geregisseerd. Elke straat en elke vierkante centimeter van Berlijn is hiermee verbonden, en bij het ontwerpen van een Joods Museum in Berlijn hoort niet alleen het onder ogen zien van het verleden, maar ook een hoopvolle blik op de toekomst. De geschiedenis heeft de stad wezenlijk veranderd en dat is ook wat ik in mijn ontwerp van het Joods Museum tot uiting wilde laten komen: de tweeduizend jaar oude geschiedenis van de Duitse Joden en het feit dat de Joden niet de enige slachtoffers waren van de Holo caust. Zij vormden een geslaagde groep in een geweldige stad, en waren fantastische vechters, artiesten, dichters en zakenlui, belangrijk voor het succes van Duitsland, maar ook de groep waarvoor de vernietigingskampen het eindstation waren. Het museum wil een volledige nagedachtenis bieden, en de toekomst is afhankelijk van deze nagedachtenis. Herinnering is het centrale element en het museum is als een boek waarin veel verschillende aspecten worden beschreven: deportatie, reddeloosheid, toekomstmogelijkheden, de oprichting van de staat Israël. Al deze aspecten speelden een rol bij de bouw van het Joods Museum.’

Het verhaal achter een gebouw Hoe ontwerpt u hedendaagse gebouwen die een reflectie zijn van het verleden? Hoe onderzoekt u het verhaal achter een gebouw? Is het een kwestie van kennis van het verleden of voelt u iets wanneer u op een mogelijke bouwlocatie staat en de energie in u opneemt? ‘Eigenlijk alles wat u zegt, maar nog veel meer. Er is geen plek op aarde die geen geschiedenis heeft; zelfs een groen grasveld is meer dan gewoon een groen grasveld; er schuilt een geschiedenis onder, boven of naast. Je moet contact maken met de wezenlijke betekenis van de plek. De Romeinen noemden dit genius loci – de ziel, de specifieke, onvervangbare eigenheid van een plek waarin zowel de diepte in de tijd als de horizontale mogelijkheid van toekomstige ontwikkeling besloten liggen. Dit is waar het om draait bij de architectuur van een stad; het laat ons weten waar we zijn, wie we zijn en waar we naar toe gaan.’ Hoe gaat u te werk bij uw onderzoek – hoe probeert u door te dringen tot de wezenlijke essentie van een bouwlocatie? ‘Het is het licht in de ogen van mensen. Het is meer dan boeken lezen en de geschiedenis bestuderen; je moet andere manieren vinden, je oor tegen de grond houden als het ware, en verbinding maken met de oorsprong van de ziel van de plek. Dit klinkt misschien vaag, maar er bestaan zeker manieren om dit te doen. Ik heb bijvoorbeeld gekeken naar de verdwenen straatnamen in Berlijn toen ik worstelde met de vraag ‘wat is Berlijn?’. De stad bestaat niet alleen uit de zichtbare straatnamen, maar ook uit alles wat niet meer zichtbaar is maar desondanks onlosmakelijk deel uitmaakt en deel zal blijven uitmaken van de stad, zelfs nu het verdwenen is.’

19

Boekbespreking

Twee boeken over de Romavervolging Zoli & Het verhaal van Else

brengen. De belangrijkste overeenkomst tussen de twee boeken is dat beide gebaseerd zijn op (deels) waar gebeurde geschiedenissen en op echt bestaande personen. Zoli is de titel van een roman van de bekende en populaire Ierse auteur Colum McCann (1965) en vertelt het verhaal van Zoli Lackowa, in de roman een Tsjecho-Slowaakse Roma-vrouw. De hoofdpersoon wordt opgevoed door haar grootvader, nadat zij in de jaren dertig van de vorige eeuw als zesjarig kind getuige is geweest hoe een groot deel van haar familie vermoord is door een fascistische bende, de Hlinka’s. Later volgt de nazi-bezetting, maar Zoli en de nieuwe groep waarmee ze rondtrekt, weten daaraan te ontkomen. De komst van de Sovjet-legers wordt ook door de Roma ervaren als een bevrijding. Korte tijd worden ‘zigeuners’ als symbolische vijanden van het kapitalisme gepaaid door het nieuwe regime. ‘Burgers van zigeunerafkomst, sluit je bij ons aan’, luidt de oproep.

Jaap Tanja

O

ver de vervolging van Sinti en Roma is relatief weinig geschreven. Twee in vertaling verschenen boeken – een Engelstalige roman voor volwassenen en een Duits jeugdboek – vormen daarop een uitzondering.

Twee culturen De herinnering aan de Jodenvervolging die plaatsvond voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog is anders dan de herinnering aan de vervolging van de Roma. Eén van de grootste verschillen is dat over de eerste ná de oorlog ontzettend veel geschreven en gepubliceerd is, doch over de tweede zijn er maar spaarzaam boeken verschenen. Alle gepubliceerde boeken over de Shoah vullen een grote, zeg maar gerust enorme bibliotheek, met naar schatting enkele tienduizenden titels. Als het er al niet meer zijn: niemand is fysiek in staat om al die indringende herinneringen van overlevenden, persoonlijke dagboeken, historische monografieën en wetenschappelijke analyses allemaal te lezen. Goede en toegankelijke boeken over de Porajmos – in Romani het woord voor de vervolging van Sinti en Roma – zijn echter op de vingers van enkele handen te tellen. Voor dit opvallende verschil zijn uiteenlopende verklaringen te geven. Wat zeker meespeelt is dat de Joodse cultuur sterk een cultuur is van het schrift, van het publiceren, van het geschreven woord. Bij Roma is de tragedie die hun is overkomen anders verwerkt en veel meer alleen mondeling doorgegeven. En vaak zelfs dat nog niet – er is vooral erg veel gezwegen. Ook nu nog is het percentage analfabeten onder Roma in Europa erg hoog.

Zoli Zonder meer zeldzaam zijn boeken die goed licht werpen op de Roma-vervolging en geschreven zijn vanuit een persoonlijke invalshoek. Twee niet al te lang geleden verschenen boeken, beide van de hand van gadže (niet-Roma), willen daar verandering in

Zoli heeft intussen leren lezen en schrijven, vaardigheden die in de Roma-wereld worden gewantrouwd en zelfs als gevaarlijk worden gezien, speciaal voor vrouwen. Ze wordt zangeres en, tegen de ongeschreven Roma-wetten in, schrijft zij haar liederen op. Later in haar leven ontmoet ze een Engels-Ierse journalist, Stephan Swann, die haar minnaar wordt. Hij haalt haar over haar liederen op te nemen en haar gedichten te publiceren. Als zij van dat plan wil afzien, verraadt Swann haar min of meer en zet de publicatie toch door. Omdat zij een niet-Rom als minnaar heeft en haar liederen heeft ‘verkocht’ aan de wereld van de gadže, wordt Zoli verstoten door haar gemeenschap; zij vlucht uit Slo wakije, via Oostenrijk en Italië, naar Frankrijk. Aan het eind van haar leven blijkt Zoli gebukt te gaan onder haar Roma-verleden, dat ze noodgedwongen heeft afgesloten, maar dat nog steeds voortleeft in haar oude gedichten en de liederen die in haar hoofd maar blijven terugkomen en weerklinken. McCann, die in New York woont en daar tevens hedendaagse literatuur doceert, heeft het fictieve verhaal van Zoli ‘heel vrij gebaseerd’ op het leven van Papusza, een Poolse Roma-dichteres die leefde van 1910 tot 1987 en verbannen werd uit haar gemeenschap nadat haar gedichten werden gepubliceerd. De auteur heeft zich goed gedocumenteerd over de Roma-cultuur: niet alleen heeft hij veel gelezen over het leven en de gebruiken van Roma in Oost-Europa, maar ook heeft hij de nodige Romakampen en – woonwijken bezocht in Oost- en West-Slowkije. Hij beschrijft een heel reële spanning tussen een gesloten Romawereld, die vast wil houden aan eigen tradities en cultuur, en een veelal vijandige buitenwereld. McCann schrijft mooi proza – sierlijke, bijna poëtische volzinnen – en weet een melancholische sfeer op te roepen.

Het verhaal van Else Ook het in 2008 verschenen kinderboek Het verhaal van Else is gebaseerd op ware personen en een waar gebeurde geschiede-

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 20

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 5

20

5

Herdenken

Nooit meer Auschwitzlezing 2011 Daniel Libeskind, architect van het gedenken David Hammelburg

nis. Maar meer dan in Zoli staat in Het verhaal van Else de zigeunervervolging tijdens de oorlog zelf centraal. Else Matulat, acht jaar oud, groeit op als pleegkind in een Duits arbeidersgezin aan de rand van Hamburg. Het is oorlog (1943), maar het gezin Matulat probeert zo normaal mogelijk te leven. Plotseling staan ze voor de deur: twee mannen in lange jassen. Ze komen Else halen. Else heeft geen idee wie die mannen zijn, ze heeft ze nog nooit gezien. Er wordt ‘geheim’ en ‘politie’ gefluisterd. Maar wat moeten ze met haar? Ze heeft toch niets uitgespookt? Haar moeder pakt nog snel haar leren laarzen, zodat Else’s voeten tenminste lekker warm blijven. En ze mag haar mooiste jurk aan. Else wordt door de Gestapo meegenomen omdat ze volgens de classificatie van de nazi’s een ‘zigeunerkind’ is. Het verhaal van Else beschrijft heel letterlijk en door de ogen van een kind welke verschrikkingen ze meemaakt na de arrestatie. Ze wordt ondervraagd, gaat op transport en belandt in Auschwitz-Birkenau. Daar neemt een oudere vrouw Else onder haar hoede. Als in augustus 1944 het Zigeunerlager in Birkenau wordt opgeheven gaat Else nog een keer op transport, nu naar Ravensbrück bij Berlijn. Totdat plotsklaps, als uit het niets, haar pleegvader weer voor de deur staat en haar op komt halen. Vader Matulat, een eenvoudige Hamburgse arbeider, had de hoop nooit opgegeven en heeft alles in het werk gesteld om Else weer terug te krijgen. Een ordner vol brieven getuigt van zijn wanhopige strijd; alle mogelijke instanties heeft hij bestookt en aan het eind van de oorlog weet hij Else weer in zijn armen te sluiten.

Over deze Else Schmidt is eerder een biografie verschenen. Zij heeft pas vele jaren na de oorlog kunnen vertellen wat zij in de oorlog heeft meegemaakt: ‘Alles, wat ik daar heb gezien, ging mij jaren later nog steeds door mijn hoofd. Ik heb als klein achtjarig meisje zulke verschrikkelijke dingen gezien, die ik absoluut niet begreep en niet kon verwerken.’ Ook pas jaren na het eind van de oorlog is zij er achter gekomen dat haar echte (biologische) moeder, haar zus en haar tweelingbroers in Auschwitz zijn vermoord. Alleen haar jongste zusje overleefde de oorlog en belandde in Zwitserland. Zelf is Else Schmidt na het volgen van een kappersopleiding naar Groot-Brittannië geëmigreerd. Op het eind van haar leven is zij daar nog een keer ontvangen door koningin Elisabeth. Voor een kinderboek is Het verhaal van Else natuurlijk erg aan de zware kant. ‘Leeftijd vanaf 11 jaar’, staat er op de achterkant van de Nederlandse uitgave (de Duitse uitgever vindt zelfs dat kinderen van 9 jaar en ouder dit boek al kunnen lezen). Maar de toon van het boek en ook de knappe, onsentimentele tekeningen (van de hand van Lukas Ruegenberg, die de opkomst van Hitler en de oorlog als kind heeft meegemaakt) zorgen ervoor dat het toch een mooi jeugdboek is geworden.

Colum McCann, Zoli – Een verstoten zigeunermeisje. Uit het Engels vertaald door Frans van der Wiel. Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam 2007. Tweede druk 2010 in de serie Rainbow Pockets, nr 934, 324 blz,

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Architect Daniel Libeskind werd in Polen (Lód´z, 1946) geboren als zoon van Joodse Holocaust-overlevenden. In 1965 werd hij genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger. Hij studeerde architectuur in New York en geschiedenis en architectuur-theorie in Essex, Groot Brittannië. Hij gaf les en lezingen op veel universiteiten in Noorden Zuid Amerika, Europa, Japan en Australië. Tot de bekendste werken van Libeskind behoren het Joods Museum in Berlijn, het Felix Nussbaum Haus in Osnabrück, het Imperial War Museum in Manchester, het Deens Joods Museum in Kopenhagen en het Grand Canal Theatre in Dublin.

ISBN 9789041707611, € 6,95.

Ground Zero Michail Krausnick en Lukas Ruegenberg, Het verhaal van Else – een achtjarig meisje overleeft Auschwitz. Uit het Duits vertaald door

De auteur van dit kinderboek, Michail Krausnick, heeft Het verhaal van Else gebaseerd op het levensverhaal van Else Schmidt.

H

et Nederlands Auschwitz Comité organiseert in samenwerking met de Pensioen- en Uitkeringsraad/Sociale Verzekeringsbank en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies voor de achtste keer de Nooit meer Auschwitzlezing. De lezing vindt plaatst op donderdag 27 januari 2011 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft Daniel Libeskind uitgenodigd de lezing uit te spreken. De heer Libeskind zal bij deze gelegenheid de Annetje Fels-Kupferschmidt Onderscheiding uitgereikt krijgen. Annetje Fels-Kupferschmidt overleefde het vernietigingskamp Auschwitz en richtte tien jaar na de oorlog, samen met andere overlevenden van de kampen, het Nederlands Auschwitz Comité op, waarvan de doelstelling is ‘Nooit meer Auschwitz’. Hier volgt een interview met Daniel Libeskind ter introductie van zijn lezing.

Leni Hof-Hoogland. Uitgeverij Callenbach, Kampen 2008, 67 blz., ISBN: 9789026614873, € 14,95.

In 2003 won hij de opdracht om het masterplan te ontwerpen voor de herinrichting van Ground Zero, de voormalige locatie van het World Trade Center in New York. Daniel Libeskind staat bekend als de ‘architect van het gedenken’. Hij benadrukt met

Foto’s Studio Daniel Libeskind

zijn manier van ontwerpen de verhalen van een bepaalde plek. Zo heeft de plattegrond van het Joods Museum in Berlijn de vorm van een gebroken Davidster, verwijzend naar de destructie van de Joodse cultuur onder het nazi-regime. Zijn ontwerp voor Ground Zero, ‘Memory Foundations’, is tegelijkertijd een eerbetoon aan de slachtoffers van de aanslag op 11 september 2001 en aan het leven dat doorgaat.

De Holocaust ‘onvergeetbaar’ Wat betekende het voor u toen het Nederlands Auschwitz Comité besloot u een onderscheiding te geven? ‘Het betekent heel veel voor mij omdat het Auschwitz Comité in mijn ogen enorm belangrijk werk doet, niet alleen voor de wereld, maar ook voor mij persoonlijk; mijn familie is in Auschwitz en andere kampen weggevaagd. Ik ben zeer vereerd dat ik deel mag uitmaken van deze gebeurtenis en niet alleen kan spreken over de onomkeerbaarheid van het verleden, maar ook over wat we in de toekomst kunnen doen, wat we vandaag kunnen doen om ons bewust te worden van de dreiging waar wij mee te maken hebben, en waar de Joodse gemeenschap ook in deze tijd nog mee te maken heeft. Kortom, het betekent heel veel voor mij.’

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 4

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 21

4 Herdenken

Andere locatie lunchbijeenkomst I

n het vorige Auschwitz Bulletin was de ‘verhuizing’ van de lunchbijeenkomst naar Hotel Casa 400 Amsterdam al aangekondigd. Ter toelichting herhalen wij hier nog eens het belangrijkste: ‘Tot en met de afgelopen Herdenking heeft de lunch traditioneel altijd in de RAI plaatsgevonden. Toch heeft het Auschwitz Comité besloten om met deze traditie te breken. Wellicht dat mensen die de afgelopen lunch hebben bijgewoond daar enig begrip voor kunnen opbrengen. Met trots en vertrouwen kunnen wij u dan ook melden dat na lang zoeken de nieuwe locatie voor de lunch Hotel Casa 400 Amsterdam – adres: Eerste Ringdijkstraat 4,1097 BC Amsterdam - zal zijn. Niet alleen de entourage van dit prachtige spiksplinternieuwe hotel sprak ons meteen aan, ook de ligging, de bereikbaarheid en de (veelal gratis) parkeermogelijkheden hebben ons doen besluiten voor deze nieuwe locatie te kiezen. Hotel Casa 400 Amsterdam ligt vlakbij het Amstelstation en is dus makkelijk bereikbaar. Op zondag is er veel gelegenheid tot vrij parkeren in de wijde omgeving en voor het geval dit toch allemaal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage. En het belangrijkste: wij kunnen hier genieten van een ouderwets goede lunch zoals wij dat in het verleden ook altijd gewend waren. Het spreekt voor zich dat de gratis bussen die voor vervoer tussen het Wertheimpark en de RAI werden ingezet, nu ook gratis naar Hotel Casa 400 Amsterdam zullen rijden.’

Cultureel

Afgelast

Recent verschenen

Maurice Ferares Marjon de Klijn Nadat de NOS-teletext gemeld had, dat de vlootshow in Vlissingen niet doorging, dat in Scheveningen het internationale vuurwerkfestival was afgelast, in Nijmegen de middeleeuwse optocht niet zou plaatsvinden, en men in Losser niet vreesde voor een nieuwe overstroming van de Dinkel, volgden nog zeven woorden: ‘In Westerbork ging een muziekfestival niet door’. Mijn eerste reactie: Gelukkig. Onzin natuurlijk. De huidige bewoners van het dorp hebben beslist nooit enig aandeel gehad in dat wat zich bijna driekwart eeuw geleden in de buurt van hun woonplaats heeft afgespeeld. Precies 68 jaar en een paar uur geleden, op 14 augustus 1942, zei Ria tegen me ’s morgens bij het ontbijt: ‘Je ouders zijn gisteravond weggehaald. Er staat al een auto van Puls bij jullie voor de deur. Je piano staat op straat’. Bij Ria was ik ondergedoken op nog geen honderd meter van mijn ouderlijk huis in Amsterdam, midden in de Transvaalbuurt. De man van Ria zat in het Huis van Bewaring op de Weteringschans, gepakt voor verzetsactiviteiten. Ze stond er alleen voor om haar twee kleine kinderen op te voeden. Mij verstopte ze twee weken op haar zolderkamertje. De Poolse dichter Jizchak Katzenelson schreef kort voor hij in Auschwitz werd vermoord: ’O nit varhejlt soll wern in vargessnhejt die ejbike die wund’. Nee we zullen die eeuwige wond nooit vergeten.

21

Boekbespreking

Poëziealbum Als kind, overleefde Hélène Egger, na talloze omzwervingen langs diverse onderduikadressen de Tweede Wereldoorlog. In een paar jaar tijd verliest ze alles wat haar lief is. Haar dochter Debby had als kind in het poëziealbum van haar moeder onbekende namen aangetroffen en na jarenlang zwijgen besluit haar moeder aan zowel haar familie als aan kinderen op scholen haar verhaal te vertellen. Zo komt Debby meer te weten over haar vermoorde familieleden. Zij heeft de geschiedenis van haar moeder opgeschreven in een gebonden versie en in het hetzelfde formaat uitgegeven als Hélènes poëziealbum. Het boek bevat naast de tekst van het verhaal, de afgedrukte replica’s uit familiefoto’s, verstuurde briefkaarten naar Westerbork uit de Hollandsche Schouwburg, korte, dagboekachtige fragmenten en gedichten. Debby Petter, Ik ben er nog, Het verhaal van mijn moeder Hélène Egger. Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam 2009, (112 blz.) ISBN 978 90 600 5788 5, € 15,00

Een geheim Paul Glaser is als ziekenhuisdirecteur samen met zijn vrouw op een conferentie in Krakau. Op de laatste dag is een bezoek ge pland aan het concentratiekamp Auschwitz. Paul wil hier eigenlijk niet naar toe. Het staat hem intuïtief tegen. Hij laat zich toch overhalen en als hij in een zaal komt, waar een aantal koffers liggen, schrikt hij. Op een van de koffers staat zijn achternaam. Paul

is bang voor de vragen van zijn collega’s en ontvlucht de zaal. Die vragen komen echter toch, maar hij ontwijkt ze en zegt dat de naam op de koffer hem weliswaar ook is opgevallen, maar dat hij niet weet van wie deze was. De volgende dag weet hij dat hij dat hij zijn zoektocht naar het familie-geheim zal onthullen. Alhoewel Paul niet beter weet dan dat zijn familie van katholieken huize is, blijkt hij toch een tante te hebben die Joods is. Tante Roosje is een geëmancipeerde vrouw, die als danslerares haar plek heeft veroverd. Ze trouwt vóór de oorlog met een man die, behalve dansleraar ook sympathiseert met de nazi’s. Door onder andere haar man wordt Roosje verraden en ze komt in zes concentratiekampen terecht. Niets blijft haar bespaard, maar ze overleeft. Paul Glaser, Tante Roosje, het oorlogsgeheim van mijn familie. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (295 blz.) ISBN 9 789047 2744, € 17,95

Kampen Ellis Hertzberger (1914-2008) werkte als arts in Westerbork, waar hij Jenny Gold (1925) ontmoette. Zij wordt zijn assistente. Na ongeveer anderhalf jaar volgt voor Ellis de ‘tocht door de kampen’. Theresiënstadt, Auschwitz-Birkenau, Sachsenhausen, Dachau en twee keer de dodenmars. Ook Jenny ontkwam noch aan de kampen, Theresiënstadt, Auschwitz, Stutthof en Praust, als aan de dodenmars. Ellis wordt in 1945 door de komst van de Amerikanen bevrijd, terwijl Jenny in 1945 door de Russen wordt bevrijd. Het is voor een lezer al bijna onmogelijk om zoveel kampen en leed te bevatten, laat staan het te moeten ondergaan. Toch vonden beiden de moed om het leven na de oorlog op te pakken. Ellis verblijft enkele jaren in Indonesië en wil zich daar eigenlijk vestigen, maar Jenny vindt het griezelig. In 1949 trouwen ze voor Joodse wet. Zowel Jenny als Ellis hebben lange tijd voorlichting op scholen gegeven. Ellis en Jenny Hertzberger, Door de Holocaust verbonden, Westerbork, Theresiënstadt en Auschwitz als basis voor een huwelijk. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2009, (180 blz.) ISBN 978 90 74274 37 1, € 12,50

Foto Dirk P.H. Spits ©

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 22

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 3

22

3

Herdenken

Andere minderheidsgroepen Tijdens een rondleiding in het concentratiekamp AuschwitzBirkenau werd ooit aan een medewerkster de vraag gesteld in welk gedeelte van het kamp de barakken van de Sinti en Roma waren. Die barakken waren er niet. Typerend is dat ook hier weer de Holocaust voornamelijk de Joodse slachtoffers gold. In dit boek stelt Chagoll de wreedheden ten opzichte van Sinti en Roma, die de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog begingen, aan de kaak. De auteur heeft een beroep gedaan op haar brede kennis van de ideologie van de nazi’s en de vernietigende kracht van het regime. De eerste vormen van maatschappelijke uitsluiting van Roma en Sinti begint al in de jaren dertig, de nazi’s vonden hen asociaal en crimineel. Zij mochten niet meer trouwen met ‘raszuiveren’ en kregen andere persoonsbewijzen. Als de eerste rassenwetten van Neurenberg worden aangenomen, wordt het mogelijk om dwangeuthanasie en gedwongen sterilisatie uit te voeren. Als de Sinti en Roma in 1942-43 naar Auschwitz worden gedeporteerd, worden ze daar als proefdieren door de arts Josef Mengele gebruikt. Een half miljoen Sint en Roma zijn tijdens WO-II vermoord door de nazi’s . Chagoll probeert met haar boek, de leemte te vullen dat naast Joden ook andere minderheidsgroepen werden vervolgd en uitgeroeid. Lydia Chagoll, ‘Zigeuners.’ Sinti en Roma onder het hakenkruis. Uitgeverij Epo, Berghem (B) 2008, (270 blz.) ISBN 978 90 64454943, € 20,00 [verspreiding voor Nederland via Centraal Boekhuis BV, Culemborg]

Rijk Joods leven Janny Bolle komt uit een gezin met vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. Haar vader, Levie Bolle, was de eerste importeur van Fyffesbananen uit West-Indië voor heel Europa. Hij was een liberaal en een heel sociaal bewogen mens. Waar hulp nodig was, gaf hij zonder er ruchtbaarheid aan te geven. De bananenloods bevond zich op het Waterlooplein en het was in deze loods waar het meisje Sara Beugeltas (7 jaar) vermoord werd gevonden. De familie is altijd met deze moord, die door een werknemer gepleegd was, geassocieerd gebleven. Janny’s ouders voerden

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010

een koosjere huishouding en tijdens de Seider waren er wel vijftig mensen aanwezig. In de crisistijd werkt Janny op kantoor, maar zij vond die baan niets voor haar. Op voorspraak van haar vader, kan ze in het Nederlandsch Israëlitisch Ziekenhuis (NIZ) werken. Max Hamburger werkte als coassistent in dit NIZ. Ze waren al verloofd en mede omdat een van de geneesheer-directeuren vertelde dat getrouwd ziekenhuispersoneel minder snel gedeporteerd zou worden, trouwen Janny en Max in 1943. De meeste familieleden van Janny zijn dan al weg. Het zo goed als gehele gezin Bolle werd in 1943 opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. Janny kan samen met Max onderduiken, maar na een korte tijd moeten ook zij naar Westerbork, waar ze een tijdje in de ziekenbarak kunnen werken, maar in februari 1944 moeten ze verder op transport naar Auschwitz-Birkenau. Ze overleven, maar kunnen na de oorlog geen gelukkig leven opbouwen. Esther Göbel, Een hemel zonder vogels. Het aangrijpende levensverhaal van Janny Moffie-Bolle. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2010, (216 blz.) ISBN 9789460032356, € 18,95

Een grote familie De familie Ten Berge woont in Amersfoort. Ondanks de economische crisis van de jaren dertig, gaat het goed in het gezin. Dan is het oorlog. Er wordt enkele dagen gevochten en vreemde soldaten, die een andere taal spreken, blijven. De buren moeten verhuizen, omdat een officier van dat vreemde leger er gaat wonen met zijn vrouw en kind. Ze hebben niet te klagen, maar de kinderen in het gezin moeten voorzichtig zijn. Temeer omdat er twee oudere meisjes en een kleine jongen bij hen komen wonen, het zijn drie Joodse onderduikers. De vreemde buurvrouw komt nog wel eens buurten en voornamelijk onverwachts. Dit geeft nogal eens benauwde ogenblikken. Vooral als de moeder van de grote familie taartjes heeft gemaakt voor een verjaardag van een van de kinderen, en de vreemde mevrouw weer eens aan komt lopen. Vanuit verschillende perspectieven is het boek opgebouwd. De moeder had in de oorlog notities gemaakt van de komst van één van de onderduikers (de Joodse Gideon Litten). Ellen ten Berge, een van de dochters, heeft met (pleeg)broers en zussen

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011 Zondag 30 januari 2011

O

p 27 januari 2011 zal het zes en zestig jaar geleden zijn dat het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd. Ieder jaar wordt de herdenking van deze bevrijding in Nederland op de laatste zondag van de maand januari herdacht. Het Nederlands Auschwitz Comité organiseert op zondag 30 januari 2011 de Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking bij het Auschwitz Monument in het Wertheimpark te Amsterdam, gevolgd door een lunchbijeenkomst in Hotel Casa 400 Amsterdam.

Herdenking Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Amsterdamse Stadhuis geopend, ingang Amstel. Om 11.00 uur vertrekt vanaf het Stadhuis de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak door de burgemeester van Amsterdam, gevolgd door een muzikale bijdrage van Sinti en Roma, waarna het Jizkor en Kaddisj worden uitgesproken. Hierna is er gelegenheid voor organisaties en particulieren hun kransen en bloemen bij het monument te leggen. Voor diegenen die slecht ter been zijn, is in het Wertheimpark een aparte zittribune aanwezig.

Lunchbijeenkomst De lunchbijeenkomst na de herdenking vindt plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam, Eerste Ringdijkstraat 4,1097 BC Amsterdam. Deelnemers kunnen gebruik maken van gratis busvervoer van het Wertheimpark naar het hotel. Wij wijzen erop dat de locatie van de lunchbijeenkomst anders is dan in voorgaande jaren; zie ook de aparte mededeling op pagina 4. De zaal in Hotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur. Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, houdt in deze zaal zijn jaarrede. Evenals in voorgaande jaren zijn wij genoodzaakt u voor de lunch een bijdrage in de kosten te vragen. Deze bedraagt € 12,50 en voor een kosjere lunch € 15,-. De wijze van bestellen vindt u hiernaast.

Inspirerend De lunchbijeenkomst heeft altijd een informeel karakter. Standaard is een uitgebreide boekentafel aanwezig, waar men boeken over de Shoah, Auschwitz en herdenken in het algemeen kan aanschaffen. De lunchbijeenkomst biedt de gelegenheid om elkaar jaarlijks weer eens te ontmoeten. Het is zeker niet zo, dat het alleen overlevenden van de diverse kampen en hun nabestaanden zijn die elkaar daar treffen. De bijeenkomst is bestemd voor iedereen die het werk van het Nederlands Auschwitz Comité een warm hart toedraagt en de doelstellingen van het Comité ondersteunt. Ieder jaar opnieuw blijkt dat dit buitengewoon inspirerend kan zijn en dat er bijzondere contacten gelegd worden.

Programma samengevat 10.00 uur:

11.00 uur: 11.30 uur: 12.15 uur: 12.30 uur: 13.00 uur: 15.30 uur:

verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan de Amstelzijde begin Stille Tocht naar het Wertheimpark Herdenking bij het Auschwitz Monument vertrek bussen naar Hotel Casa 400 Amsterdam zaal in Hotel Casa 400 Amsterdam open begin lunchbijeenkomst einde lunchbijeenkomst

Bestellen Voor het reserveren van plaatsen voor de lunchbijeenkomst verzoeken wij u de in dit blad opgenomen kaart vóór 15 januari 2011 op te sturen naar: Nederlands Auschwitz Comité Postbus 74131 1070 BC Amsterdam Gezien de grote belangstelling ieder jaar voor de lunchbijeenkomst is het raadzaam snel te reageren. Wij verzoeken u het totaalbedrag gelijktijdig met het opsturen van de kaart, over te maken op rekening: 4875500 t.n.v. Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam (graag alleen deze rekening gebruiken), onder duidelijke vermelding van uw naam en het aantal lunches. Kaarten kunnen wij pas versturen na ontvangst van uw betaling.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 2

2 Inhoud

3 4 5 9 10 12 13 15 17 23

Auschwitz Bulletin - Omslagen - Promail Plus wit 110gr - Zwart

19 21 3 4 8 12 16

A-Bulletin2010nr4vs02:def 25-11-10 12:52 Pagina 23

Auschwitz Bulletin

Herdenken Auschwitz Herdenking 2011 Afgelast / Maurice Ferares Nooit meer Auschwitz-lezing 2011 / David Hammelburg ‘de wereld bleef doof’ / Herbert Sarfatij Bankier van het Verzet / Henk Brouwer Beste Auschwitz comité, … / Herbert Sarfatij Column In herinnering aan Simon Caun: 68 jaar later / Simon Soesan Opinie De laatste groep die is blijven zwijgen spreekt / Max Arian Het Franse uitzettingsbeleid van Roma / Peter Jorna Cultureel Vergeten herinnering (gedicht) / Willibrord J. Verkerk Cultureel / Boekbespreking Twee boeken over de Roma-vervolging / Jaap Tanja Recent verschenen / Marjon de Klijn Berichten Bestellen kaarten bijeenkomst na Auschwitz Herdenking Andere locatie lunchbijeenkomst Reserveren toegangskaarten ‘Nooit meer Auschwitz Lezing’ Bezoek aan Auschwitz en dan? Bijeenkomst JMW over ‘Gemengd gehuwden’

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’ en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aanbevolen

23

54ste jaargang, nr. 4, december 2010. Verschijnt 4x per jaar

Herdenking en lezing In dit nummer opgavekaarten voor Auschwitz Herdenking 2011 Nooit meer Auschwitz-lezing 2011

gesproken over de periode en van alle perspectieven een boek gemaakt. Het boek staat stil bij wat er toen gebeurde en welke invloed dit had op de rest van hun leven. Omdat zowel de onderduikers als de onderduikverschaffers gevaar liepen, vormt overleven een belangrijk begrip in het boek, aangezien allen de drang hiertoe voelden. Als de oorlog voorbij is, heeft iedereen in de grote familie het overleefd. Ellen ten Berge, Een kind voor mijn deur. Onderduik in Amersfoort, Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (160 blz.) ISBN 9 789074 274487, € 14,95

Een belangrijk deel van dit nummer is gewijd aan de Herdenking en de Lezing waarmee wij ieder nieuw jaar, in dit geval 2011, openen. Eerst de Nooit meer Auschwitz-lezing op donderdag 27 januari, die gehouden zal worden door Daniel Libeskind, ‘De architect van het gedenken’. Drie dagen later, op zondag 30 januari, is er de Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking bij het monument in het Wertheimpark. De gebruikelijke lunchbijeenkomst daarna vindt deze keer plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam. Voor beide evenementen, lezing en lunchbijeenkomst, vindt u opgavekaarten in dit nummer. Het nummer opent in de rubriek Herdenken met het programma van de Herdenking, daarna volgt een groot interview met de spreker van de Lezing, Daniel Libeskind. In dezelfde rubriek twee artikelen over twee pas onthulde monumenten in Amsterdam. Het ene gewijd aan de bijzondere groep van vervolgde Joden in Nederland die doof waren, het andere aan Walraven van Hall die wel ‘De bankier van het verzet’ genoemd wordt. Dan volgt de impressie van een bijzondere ‘herdenking in brieven’ die schoolkinderen schreven aan het Auschwitz Comité. In zijn Column gaat Simon Soesan verder, nu in de vorm van een ‘dagboek’, met de zoektocht naar zijn in 1942 zo jong vermoorde oom. De rubriek Opinie telt deze keer twee artikelen. Eerst een interview met Loucky Content over de lang ‘vergeten’ gebleven groep van de gemengd gehuwden. Daarna een beschouwing over de uitzetting van Roma door Frankrijk, waarover in de afgelopen zomer grote opschudding ontstond. Roma zijn ook het onderwerp in de recensie van twee boeken waarmee de rubriek Cultureel begint. De rubriek wordt voortgezet en afgesloten met een ruim overzicht van boeksignaleringen in de gebruikelijke bijdrage ‘Recent verschenen’. – H.S.

Een verdwenen Joodse gemeenschap Zeventig procent van de Joden in Tiel, overleefde de Tweede Wereldoorlog. In vergelijking met het landelijk gemiddelde is dit een gunstig percentage aangezien dit 27 procent bedraagt. De oorzaak hiervan is één van de vragen van de auteur van het boek ‘Bittere tranen’. De auteur Tjeerd Vrij geeft een uitgebreid overzicht van de geschiedenissen van de Joodse families die tot de Israëlitische Gemeente behoorden. Alsmede van de Joodse inwoners van omringende dorpen zoals Lienden en Ochten. Een kleine gemeenschap, die bij het uitbreken van de oorlog bestond uit 59 personen in Tiel en 17 in de Betuwse dorpen, keurig verdeeld in elk van de verschillende dorpen één gezin. De auteur introduceert één voor één de gezinnen, zodat er geen anoniem beeld ontstaat. Vrij heeft archiefdocumenten en lokale kranten onderzocht en met getuigen gesproken. Hij zegt geschrokken te zijn van zijn eigen conclusie dat de Jodenvervolging zonder protest door het ambtelijk apparaat werd uitgevoerd. ‘Daar kwam’, aldus de auteur, ‘geen Duitser aan te pas.’ Volgens Tjeerd Vrij heeft de stad Tiel zelf tijdens de Tweede Wereldoorlog haar Joden vervolgd en hij belicht de rol van de Tielse pers, zoals onder andere de Tielsche Courant, Nieuwe Tielsche Courant en De Waalbode in de anti-Joodse propaganda, de handelwijze van politie en ambtenaren en het gedrag van de burgemeester in oorlogstijd, mr. Nicolaas Cambier van Nooten. Opvallend zijn de verzetsdaden van scholieren bij het ontslag van twee Joodse leraren. En die van de plaatselijke politiecommandant J.S. de Jong, die weigerde te assisteren bij de arrestatie van Joden. En de ruime mogelijkheden die werden geboden voor onderduik: 57 van de 84 Joodse inwoners konden onderduiken. Van de Joden in Tiel hebben 41 mensen de oorlog overleefd. Op het monument in Tiel worden 29 namen van vermoorde Joden genoemd. Uiteindelijk zijn 38 Joden gedeporteerd.

Vergeten herinnering Bij uitstek de winkelstraat vol Verkoop en wellust Had de herinnering van Schuld en boete onder Het platonisch plaveisel Toegedekt en weggewerkt

Op één plaats na waar Een Stolperstein Het blauwgrijze lachen van de Dampferische Thermalbäder Terugbracht tot Het heldenloos gehuil

Van Auschwitz. De Achternaam was Kübler. Ze had hier gewoond tot 1936. De Stolperstein om te Duiden de doden. 'Aber das war Krieg'.

Tjeerd Vrij, Bittere tranen. Jodenvervolging in Tiel en omgeving. Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010, (252 blz.) ISBN 978 90 74 27 441, € 17,50

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

Badenweiler, september 2010 Willibrord J. Verkerk

Gedicht ontstaan naar aanleiding van het artikel over Stolpersteine in Woensel (Eindhoven) in het Auschwitz Bulletin van september 2009, p. 10-11.

Auschwitz Bulletin 54, nr. 4, december 2010


A-Bulletin2010nr4vs02:1steProef 25-11-10 11:42 Pagina 1

Auschwitz Bulletin - Omslagen - Promail Plus wit 110gr - FullColor CMYK

A-Bulletin2010nr4vs02:1steProef 25-11-10 11:42 Pagina 24

%

&

0

<

6/85

%

%

&

0

<

%$/

%

&

0

<

6/85

&

%

&

0

<

& 0

%

&

0

%

&

0

<

0 <

%

&

0

<

6/85

<

%

&

0

<

& <

%

&

0

<

6/85

%

%

&

0

<

%$/

%

&

0

<

6/85

&


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.