43ste jaargang, nr. 4 , oktober 1999. Verschijnt 5 x per ja
Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam
Auschwitz Bulletin De nobele strijd tegen slachtofferitis Lang geleden was ik op bezoek bij een Amerikaanse wetenschapper. Hij was in Wenen geboren en vlak voor het begin van de Tweede Wereldoorlog als vluchteling toegelaten in de Verenigde Staten, een status die op zich al opmerkelijk was genoeg was. De man vertelde mij dat hij reeds vóór zijn vlucht uit Oostenrijk al zijn bezittingen was kwijtgeraakt. Er was eigenlijk niets dat hem restte uit zijn Weense leven. Tot zijn grote ontsteltenis had hij niet lang voor onze ontmoeting in een catalogus een schilderij gezien van de Weense schilder Egon Schiele. Met Schiele was hij bevriend geweest en deze had hem het schilderij gegeven, zomaar, zoals vrienden dat doen, lang voordat Schiele de faam had die hij heden ten dage heeft. Het schilderij was met de rest verdwenen en de man had zelfs niet meer een fotootje van zijn huis in Wenen waar het schilderij van Schiele op zou kunnen staan om zo aan te tonen dat het ooit zijn schilderij was geweest. De Oostenrijkse overheid had hooghartig gereageerd op zijn verzoek tot teruggave en het was duidelijk dat de man niet meer aan zijn schilderij zou kunnen komen. Daarbij had hij het te druk om zich met de zaakSchiele bezig te houden. Onlangs las ik een klein berichtje in de krant waaruit bleek dat een Amerikaanse rechter geoordeeld heeft dac een schilderij van Egon Schiele dat voor een tentoonstelling in New York in bruikleen was gegeven niet terug mocht naar Oostenrijk. De rechter vond dat er genoeg twijfels waren over de vraag wie de echte eigenaar van dit
kunstwerk was en gelastte een onderzoek. "Mooi zo", dacht ik, meer dan zeventien jaar nadat ik bij de man op bezoek was geweest. Natuurlijk weet ik niet zeker of het over hetzelfde schilderij gaat en de man is allang overleden, dus zelfs dit kleine succesje is hem ontnomen. Maar toch.... "Mooi zo". Er gaat geen dag meer voorbij of ergens lees je wel iets in de krant over 'joodse tegoeden', over geroofde kunstvoorwerpen die worden opgeëist, over claims voor gedwongen arbeid of over Zwitserse bankrekeningen. De schijn wordt soms gewekt dat de joden die in de sjoa verdwenen tot een of andere superrijke kaste hebben behoord. Maar wie zich echt wenst te verdiepen in de ondergang van de Europese joden weet dat het hier voornamelijk om een doodarme bevolkingsgroep ging. Het aantal geroofde kunstvoorwerpen, al de geconfisqueerde huizen, de hoogte van de banktegoeden en wat er zoal nog meer wordt geclaimd zegt iets over de omvang van de massamoord. Zeker niets over de rijkdom van de Europese joden. Meer dan een halve eeuw heeft het moeten duren voordat de roep om teruggave van wat gestolen is gehoord werd. Het heeft jaren en jaren moeten duren voordat er enigszins fatsoenlijke uitkeringen kwamen voor de overlevenden, die bovenal ook zien hoezeer de jaren van vervolging hun sporen nalieten in de volgende generatie.
Als er dan eindelijk een algemene erkenning is en eindelijk simpele maatschappelijke principes over mijn en dijn doordringen, wordt het beeld geschapen van een hebberige, vol zelfmedelijden in zijn eigen verdriet gedompelde groep oorlogslachtoffers en hun nageslacht. Er moet sprake zijn van een hardnekkig cliché, als lan Buruma spreekt over de "Olympische Spelen van het leed",/.A.A. van Doorn over "slachtofferitis" en de historicus Houwink ten Cate zich verwondert over een "uitbarsting van joodse woede" nadat het archief van de LippmannRosenthalBank onbeheerd op de zolder van een Amsterdams grachtenpand was aangetroffen. De beschrijving van de geschiedenis is niet statisch. De tijd verandert het beeld, verdiept het en vervlakt het gevoel. Over Napoleon kunnen wij nu zonder emoties schrijven, zelfs de eersre Wereldoorlog vervaagt en abstraheert. Zo is dat nu eenmaal. Niemand rilt meer bij de gedachte aan Djengiz Khan of Iwan de Verschrikkelijke. Maar alle hierboven genoemde critici zullen er aan moeten wennen dat de overlevenden, zolang ze nog in ons midden zijn, zullen getuigen van het onrecht dat hun is overkomen. Ze eisen terug, ze willen gehoord worden en ze willen, als dat ook maar voor een heel klein beetje kan, compensatie. Zoiets heet geen slachtofferitis, maar emancipatie. Hans Fels