Auschwitz Bulletin, 2000, nr 04

Page 1

44ste jaargang, nr. 4, oktober 2000. Verschijnt 5 x per jaar

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

Auschwitz Bulletin M a g er in Auschwitz geen disco komen? Het regent weer protesten in Oswiecim, de stad in Zuid-Polen w a a t de Duitse Nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog het straf-, werk- en vernietigingskamp Auschwitz hebben gevestigd. Er zijn protesten tegen een supermarkt op het tetrein van het voormalige kamp en zelfs tegen een disco een kilometet van de plaats van dat kamp vandaan. Het wordt helemaal vreemd wanneer die protesten uit Duitsland komen. Het is natuurlijk prachtig dat men in Duitsland tegenwoordig begaan is met wat er in de voormalige plaatsen van vernietiging gebeurt, maar het maakt een beetje een vreemde indruk als men van Duitse zijde, ook al is het met de beste bedoelingen, probeert te bepalen wat de Poolse autotiteiten wel en niet in hun eigen land kunnen en mogen doen. Wat daarbij ook voortdurend wordt vergeten, is dat zowel Duitsland als Nedetland dit soort plaatsen met afschuwelijke herinneringen tot de grond toe hebben afgebroken (kijk naar wat et van de kampen Westerbork of Amersfoort is overgebleven), terwijl men in Polen de Duitse concenttatiekampen tenminste heeft bewaard, vaak in hun oorspronkelijke staat, als waarschuwing voor de mensheid.

De Aktion Suhnezeichen/ Friedensdienste is beslist een fatsoenlijke en nuttige instelling die jonge Duitse vrijwilligers uitzendt naar landen die ooit doot Duitsland waren bezet, om daar vredesdiensten te verrichten. In Oswiecim is daarvoor veertien jaar geleden een mooie, eenvoudige en drukbezochte Internationale Jugendbegegnungsstatte opgezet, waat bijvootbeeld ook het Internationale Auschwitz Comité vaak te gast is geweest. Maar nu protesteert de Aktion Suhnezeichen er tegen dat in de onmiddellijke nabijheid van deze ontmoetingsplaats een discotheek is gevestigd en wijst et daarbij op dat zij al bijna vijf miljoen D-mark in Oswiecim heeft geïnvesteetd en dat zij wetk biedt aan twintig medewerkers. Dat kan toch allemaal nauwelijks een reden zijn om dat stadje met zijn gruwelijke naam een vrolijke disco te misgunnen? Er is een andete teden waarom het dtoevig is dat de disco nu net op deze plek is gevestigd. Die bevindt zich weliswaar niet op het terrein van het vootmalige concentratiekamp, maar wel in een complex dat ooit een nevenkamp van Auschwitz vormde, waar een leerlooierij, een leerfabriek, opslagplaatsen, meubelmakerijen en kleermakerijen waren gevestigd,

w a a t talloze dwangatbeidets uit Auschwitz hebben moeten wetken. Daarbij ging het vootal om het sorteren van de inhoud van de koffers van hen die in Auschwitz werden omgebracht en zelfs om grote hoeveelheden mensenhaat. Jacques Furth, ons oudste comitélid, heeft daar zelf, zoals hij vroeger eens in dit bulletin heeft beschreven, gewerkt en geleden. Daarom is het vetheugend dat de Poolse regering heeft verklaard, dat het gebouw waat de disco is gevestigd weliswaar in privé bezit, maar dat zij een beroep doet op de eigenaat de disco naat een andete plek te verplaatsen. Zij belooft alles te doen dat binnen de huidige rechtsorde mogelijk is opdat dit ook werkelijk geschiedt. Het zou nog mooier zijn als het gebouw een bestemming krijgt die het mogelijk maakt de - gruwelijke - geschiedenis ervan te laten zien. Zoals het te hopen is, dat de 'supetmarkt' die in het voormalige concentratiekamp komt een bescheiden, sobere voorziening wordt ten dienste van de bezoekers. Dan hoeven er niet weer onnodige en onwaardige rellen en pro resten plaats te vinden.


Nederlands Auschwitz Comité Ere-voorzitter: Annetje Fels-Kupferschmidt Ere-lid: drs. Eva Tas Ere-lid: Jacques Furth

In doodsdrift of in levensvreugde? Een suggestie v a n Judith H e r z b e r g

Voorzitter: Jacques Grishaver Secretariaat: Herbert Sarfatij Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88 website: www.auschwitz.nl E-mail: info@auschwitz.nl Penningmeester: Joop Waterman Wulp 30, 1111 WJ Diemen tel. 020-4166810 fax 020-4166812 Bankrekening: ABN/AMRO: 400.175.088 Postbank: 29.30.87 en 48.755.00 Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité is: * het realiseren van de zinspreuk "Nooit meer Auschwitz"; * het ageren tegen alle vormen van fascisme, racisme en anusemitisme; * het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog vervolgden en hun nabestaanden; * het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt, alles in de ruimste zin AUSCHWITZ BULLETIN: Eindredactie: Clairy Polak Redactie: Max Arian Theo Gerritse Theo van Praag Bertje Leuw Carry van Lakerveld Red. secretaris: Sandra Waterman E-mail: redactie@auschwitz.nl Redactieadres (tijdelijk): Postbus 74131 1070 BC Amsterdam Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk.

Abonnementenadministratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel./fax: 020-600 34 55 Druk: Drukkerij Peters Amsterdam bv

Dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg schreef ons het volgende: In de afgelopen weken heb ik van vier verschillende mensen, en los van elkaar, brieven gekregen met vrijwel dezelfde vraag: wat te doen met het te verwachten .... geld? Die puntjes slaan op mijn onwetendheid over hoe het te verwachten geld te noemen. Wiedergutmachung toch niet? Toen die indertijd voor het eerst ter sprake kwam moest ik ongeveer duizend gulden gaan halen op het postkantoor. De nacht er vóór droomde ik dat de man achter het loketje (die waren er toen nog) het open schoof en vroeg: "Hoe wilt u het hebben?" Ik dacht dat hij bedoelde in briefjes van zus of zo, maar hij maakte zelf de zin af: "In doodsdrift of in levensvreugde?" Terug naar de brieven die ik ontving. De strekking van alle vier was een zelfde. Een citaat uit één ervan vat die strekking goed samen: "Ik heb het echt niet nodig en ik vind het geen prettig geld". Bij alle vier afzenders blijkt behoefte te bestaan op een of andere manier bij te dragen aan een vredelievend doel in Israei. Ik heb ze vier maal aangeraden de organisatie SOVLANUT (TOLERANCE) te steunen. Er leeft, neem ik aan, bij veel meer mensen de behoefte iets nuttigs met het geld te doen. Door Sovlanut te steunen draagt men bij aan de verbetering van de verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Israei. Zowel tussen joden en Arabieren als tussen joden van verschillende origine. Sovlanut is een organisatie die zich ten doel heeft gesteld tolerant, democratisch en niet-gewelddadig gedrag in Israël te bevorderen en ik weet dat er niets 'aan de strijkstok blijft hangen'. Deze organisatie geeft bijvoorbeeld voorlichting aan jonge politieagenten, bij wie begrip voor andersdenkenden vaak te wensen overlaat. Door workshops met rollenspel komen deze jongens, die vaak eenzijdig en met veel vooroordelen zijn opgevoed, tot een concreet besef over het belang van mensenrechten en begrip voor wat anderen denken. Omdat Sovlanut ervan uitgaat dat opvoeding tot democratisch gedrag vroeg moet worden aangeleerd, worden er ook al op kleuterscholen ontmoetingen georganiseerd van kleine kinderen met verschillende achtergrond. Zo wordt op allerlei manieren gewerkt aan de bevordering van wederzijds begrip en het ontkrachten van op de loer liggende discriminatie en demo-nisatie van 'de ander'. Nadere informatie over SOVLANUT kan men verkrijgen door contact op te nemen met: Sovlanut, 11, Rivka Street, P.O.B. 10364, Jerusalem 91102, fax 00 972 2 6726194, tel 00 972 2 6726186.


Hoe zit het met de joodse tegoeden? Eerste uitbetalingen voor het einde v a n het jaar! Bij de twee vorige nummers van het Auschwitz Bulletin was een brief gevoegd waarin de lezers van dit bulletin op de hoogte werden gehouden van de precieze stand van zaken bij de onderhandelingen die plaats vonden over de joodse tegoeden. Hoewel het Nederlandse parlement op het moment dat dit nummer wordt samengesteld nog definitief moet beslissen of het voorstel van het CJO wordt aanvaard, ziet het er naar uit dat in de komende maanden advertenties zullen verschijnen, aanmelding kan plaats vinden en er zelfs al voor het einde van het jaar de eerste uitbetalingen kunnen plaats vinden. Hieronder vatten wij de belangrijkste punten nog eens samen: 1. Joodse tegoeden betreft geld dat door de overheid, de verzekeraars, de banken en de effectenhandel wordt terugbetaald aan joodse overlevenden of aan hun kinderen als zij inmiddels zijn overleden. 2. 50 miljoen gulden van het beschikbare bedrag gaat naar humanitaire joodse en nietjoodse doelen in het buitenland 3. Er blijft dan nog een bedrag van 639 miljoen gulden over dat wordt verdeeld onder individuele joodse overlevenden. Rechthebbenden zijn mensen die aan een aantal criteria voldoen: zij moeten een joodse achtergrond hebben, dat wil zeggen ten minste ĂŠĂŠn joodse ouder; zij moeten in Nederland hebben gewoond tussen 1940 en 1945; zij moeten vervolgd zijn en nog in leven zijn geweest op 8 mei 1945.

4. Van het bedrag van 639 miljoen wordt minimaal 10 tot maximaal 20% bestemd voor joodse doelen en projecten in Nederland. 5. Hoeveel rechthebbenden er zijn, bepaalt de grootte van het bedrag dat iedereen krijgt. Dat aantal rechthebbenden is berekend door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). 6. Als rechthebbenden na 8 mei 1945 zijn overleden en kinderen hebben, dan komen deze (gezamenlijk) in aanmerking voor het bedrag waar hun ouder(s) recht op hebben. 7. Ook weduwen, weduwnaars en partners kunnen tot de rechthebbenden worden gerekend. 8. Bij uitbetaling krijgt niemand meer dan 1 portie. Als 2 joodse ouders zijn overleden, ontvangt bijvoorbeeld hun enige nakomeling maximaal 1 portie. 9. Een manager van her bureau Croon & de Boer is ingehuurd om het hele proces te begeleiden. 10. Het bureau KPMG heeft de opdracht ontvangen voor het uitvoeren van de operationele taken inzake de teruggave van de gelden aan de joodse gemeenschap. Dit bureau staat dus los van de PUR of andere uitkeringsinstanties. 11. Er worden in en na november 2000 advertenties geplaatst in dag- en weekbladen in binnenen buitenland waarin rechthebbenden worden opgeroepen een aanvraagformulier aan te vragen. Wie het formulier niet zelfstandig kan invullen, kan hulp krijgen van vrijwilligers via JMW oi andere instanties.

12. Na insturen van het aanvraagformulier en controle van de gegevens wordt snel tot uitbetaling overgegaan. Het streven is binnen zes weken dit te realiseren. De ouderen gaan voor jongeren (= 2e generatie). 1 3 . Er komen stichtingen die waken over de correcte uitvoering van de hele operatie. l 4 . E e n hardheidsclausule is van toepassing, dat wil zeggen: mensen die zich tekort gedaan voelen, kunnen tegen eenmaal genomen beslissingen zoals afwijzingen in beroep gaan. 15. Rechthebbenden hebben 1 jaar de tijd om hun aanvraag in te dienen, daarna worden de gelden die niet zijn uitbetaald in een 2e ronde verdeeld en daarna in de 10 tot 20% pot gestort voor de joodse doelen en projecten. 16. Wij vragen u daarom te wachten met telefoneren of schrijven totdat de advertenties zijn verschenen voor het aanvragen van een aanvraagformulier. Ook in het blad van het Nederlands Auschwitz ComitĂŠ zullen die aanvraag-advertenties verschijnen. Theo van Praag


Je ouders delen N i e u w boek v a n Bloeme Evers-Emden Je ouders delen heet het nieuwe boek in de reeks die Bloeme EversEmden de afgelopen jaren heeft geschreven over onderduikkinderen, hun ouders en de pleegfamilies waar zij tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleven. In dit boek zijn het de eigen kinderen van het pleeggezin die centraal staan. Bloeme Evers stelt zich de vraag wat de gevoelens en ervaringen zijn geweest van die eigen kinderen toen er opeens een joods onderduikertje bij hen kwam wonen. En hoe het na de oorlog verder ging. Bloeme Evers interviewde voor haar onderzoek een groot aantal 'pleegzusjes en -broertjes', in alle gevallen was het contact met de ondetduikkindeten na de ootlog gecontinueetd. Het viel haat op, dat de herinneringen van degenen die zij sprak in het algemeen etg positief waren, daarom vroeg zij zich af of er wellicht sptake was van "een t o z e , vetvagende sluiet" o v e t de emoties van zo lang geleden. Zij besloot nog een vetgelijkend ondetzoek te verrichten door jongeren en volwassenen te interviewen die meer recente ervaringen hadden met in hun gezin opgenomen kindeten. D a a t gaat het tweede deel van het boek ovet. Er is nog een thema dat in dit boek onderzocht wotdt: de vraag naar het vetmogen van de geïnterviewden om "hun gevoelens te voelen" en om "langdurig lief te hebben'", een thema dat Bloeme Evers-Emden na aan het hatt ligt. Persoonlijke herinneringen Het mooie van het boek zit in de intetviews met de pleegbioets en zussen van oorlogspleegkinderen.

Hun ervaringen voegen een dimensie toe aan onze kennis van het wel en wee van de ondetgedoken kinderen en de pleeggezinnen die hen hebben gered. Een van de geïnterviewden vertelt bijvootbeeld het vethaal hoe de achttien maanden oude Eli bij hen kwam wonen: "Hij heeft nooit vetstopt gezeten, wel was hij heel bang v o o t Duitse soldaten; als hij buiten speelde (dat kón bij ons) en hij zag een unifotm, dan kwam hij naar huis rennen en rolde zich in een gordijn. Vreemd, hij was toch veel te klein geweest om zich wat te heiinneien?". Indrukwekkend vind ik ook dat geen van de onderduikkinderen zich ooit schijnt te hebben vetgist met hun nieuwe naam en dat geen van hen ooit vetmeldde dat hij joods was. Dit gold ovetigens ook, zo blijkt uit het boek, voor veel van de pleegbroers en zussen, die dan wel officieel niet wisten dat het om een joods kind ging m a a t zo jong als ze w a t e n aanvoelden dat et geen nieuwsgierige vtagen gesteld moesten wotden - aan hun oudets bij vootbeeld - en zeker niet beantwootd, w a n n e e t deze vragen van buiten kwamen. Waatschijnlijk heeft die noodzakelijke zwijgzaamheid tegenover de buitenweteld bijgedragen aan de snelle integratie van het pleegkind, zeket als het ging om een stadskind in een plattelandsgezin. Hartelijkheid In een enkel geval was er sprake van lauwheid, onverschilligheid en opluchting als het onderduikkind het gezin na de ootlog verliet. Maar meestal was er een broer/zus gevoel ontstaan dat standhield. Een interessante ervaring van een aantal van hen is dat, vooral in de naoorlogse

tijd, de onderduikkinderen meer aan hen gehecht leken te zijn dan andetsom. Et wordt verteld ovet de haltelij kheid waarmee zij betrokken wetden bij evenementen in de latere gezinnen van het onderduikkind. H o e een baby van h u n onderduikkind naar een van de pleegouders werd vernoemd Hoe zij altijd hartelijk welkom waren o m vakanties door te btengen bij naar Israël geëmigreerde onderduikbroers o f zustets. Hoe geëmotioneetd hun onderduikkind was als hij betrokken werd bij hoogtepunten in de gezinnen van pleegouders o f hun kinderen en hoe ook hun inmiddels oude ouders diep geroerd konden worden door een onverwacht bezoek van hun ondetduikkind: "Toen mijn vadet 90 wetd kwam hij, v o o t hen onverwacht, als verrassing. Mijn beide ouders braken in snikken uit, en ze waten geen huilets". "Toen Moeder overleed heb ikzelf op het lint bij de bloemen laten zetten: Jan, Eli, Rita. Zo hoorde dat. Mijn oudeis kochten een boot en noemden die Eli. Ik vond dat passend". Recente vergelijkingen Zo mooi waren de betrekkingen tussen onderduikkind en pleegfamilie natuuilijk niet altijd. Maar het is goed dat ook dit verhaal verteld wordt. In de vergelijking met de 'eigen kindeten' van de m e e t lecente pleeggezinnen blijken et oveteenkomsten in ervaringen en herinneringen te zijn. Het idealisme en de inzet van de ouders wotden zeet geloofd. Alle kinderen zijn solidair met hun ouders. Er wordt weinig geklaagd over hoe het is o m je eigen speciale positie in het gezin op te moeten geven vanwege de komst van het pleegkind.


Maar wanneer het gaat om de kwaliteit van de relatie met het pleegkind, zijn de verschillen groot. Hechting o v e t en weer, gevoelens van warmte voor het pleegkind worden in deze recente ervaringen veel minder genoemd en er is in mindere mate sprake van voortzetting van het contact. In deze inter- ; ; j views wordt veel vaket gewag gemaakt van *• \ . ,.-: boosheid om het onmo; gelijke gedrag van de pleegkinderen, om de sfeer die door hen verziekt werd en om de aandacht die ze opeisten. Ik vraag me af of een vergelijking eigenlijk wel mogelijk is. De geheimhouding tegenover de buitenwereld in de oorlogsperiode zal vast ook een samenbindend effect in het gezin gehad hebben, waardoor het anders ging dan bij de recente pleeggezinnen. Ook de snelle aanpas-

pen een joods kind te redden uit de klauwen van de vijand, zij waren de kinderen van ouders die een heldendaad verrichtten. Emotionele gevolgen Tenslotte 'de gevoelsvragen', de vra-

dr. B W t n o l-'u'rvhniii'iï

j : j j

"

hun ouders en ontdaan van hun identiteit hadden ervaren. De schade die dit heeft aangericht aan hun emotionele vermogens is een uiterst belangrijk thema, alleen al omdat daardoor het misverstand uit de wereld geholpen wordt dat de onderduikertjes nog jong waren en i dus niet zoveel weet van jl.r*. , | de oorlogservaringen < ~*. \ | hebben. , . ï Natuurlijk hoef je geen *" ' , joods onderduikkind te =i zijn om gevoelsproI blemen te ervaren. Het * I is bekend dat een scheiI ding tussen jonge kinI deren en hun ouders de .6».

=t

"tT"

S S

? \

Je ouders delen

!

sing van de oorlogs| pleegkinderen aan hun ; onderduikgezin door ! "overlevingslief gedrag" I - zoals Bloeme Evers dat I met een prachtige term j noemt - en het feit dat j gezins- of persoonlijkheidsproblemen niet de achtergrond vormden zoals bij de andere groep pleegkinderen, betekenen een groot verschil. Er komt uiteindelijk geen duidelijk antwoord op de vraag of er over de herinnering van de pleegbroers en zussen van de onderduikkinderen een 'roze sluier' hangt. Misschien is er een andere reden waarom zij zo positief zijn. Zij hadden deel aan een heel bijzondere geschiedenis, zij hebben meegehol-

kinderwereld doet wankelen, hun gevoel van veiligheid aantast met de kans op emotionele beschadiging. In het kader van dit boek wordt het belang van deze gevoelsvragen niet duidelijk. Dat neemt niet weg dat in dit boek opnieuw een heleboel is opgetekend en vastgelegd over de persoonlijke ervaringen van betrokkenen bij het onderduikdrama, de "kleine geschiedenis", zoals Bloeme EversEmden dat noemt. Bertje Leuw

gen naar het vermogen van de geïnterviewden om "hun gevoel te kunnen voelen, om boos en gelukkig te kunnen zijn en intens en langdurig te kunnen liefhebben". In eerdere boeken die Evers-Emden over ondergedoken kinderen schreef kwam dit thema uitvoerig aan de orde. Het ging over de late gevolgen van de existentiële onveiligheid die onderduikkinderen, gescheiden van

Dr. Bloeme Evers-Emden, Je ouders delen; Eigen kinderen en pleegkinderen, in de oorlog en nu. Uitgeverij Kok Kampen. ISBN 90 435 0130 1 Bij Kok verschenen eerder van Bloeme Evers-Emden: Geleende kinderen (1994), Ondergedoken geweest (1995, geschreven samen met Bert-Jan Flim), Geschonden bestaan (1996)


Een schreeuw zonder stem In het Verzetsmuseum Amsterdam zijn tot en met 7 januari 2001 schilderijen, tekeningen en enkele beeldhouwwerken te zien van de Franse schilder Jean-Jacques Morvan. Deze was direct na de tweede wereldoorlog betrokken bij de opvang van de overlevenden uit de concentratiekampen. Zijn indrukken van toen lieten hem nooit meer los. De woede over wat mensen in de kampen is aangedaan werd een belangrijk thema in zijn werk. Het is voor het eerst dat er werk van Morvan in Nederland te zien is. Een schreeuw zonder stem; onderdrukking en deportatie in het werk van Jean-Jacques Morvan heet de tentoonstelling, die geopend is dinsdag-vrijdag 10.00 - 17.00 uur; zaterdag, zondag en feestdagen 12.00 - 17.00 uur. Tot en met 7 januari 2001. Stichting Verzetsmuseum Amsterdam, Gebouw Plancius, Plantage Kerklaan 61, 1018 CX Amsterdam, tel 020 6202535, e-mail: info@verzetsmuseum.org

De n a a m Melkman Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, in 1939, was ik veertien jaar oud. Nu ben ik 76 jaar en ik heb een leven gehad als de Baron van MĂźnchhausen. Maar er is iets dat ik onmogelijk kan begrijpen. Ik schreef naar de mensen die betrokken waren bij de herdenking in Bergen (N.H.) om ze te vragen om mij te helpen het mogelijk te maken dat de namen van mijn ouders alsnog worden aangebracht op de herdenkingssteen op de Algemene Begraafplaats daar. Zij hebben mij echter nooit geantwoord en dat greep mij diep in mijn hart. Ik wilde mijn ouders eren omdat zij het mogelijk hebben gemaakt, dat ik vandaag de dag in leven ben en de naam Melkman weer bestaat en niet is weggevaagd door antisemitisme, fascisme en bovenal onverschilligheid. M. Melkman Mermaid Waters, Queensland, Australia

Na de razzia: Jean-Jacques Morvan, 1974


"Partizanen huilen niet Uit de archieven v a n de Shoah Foundation PastForward is het interessante blad van de door Spielberg opgerichte Shoah Foundation, die tienduizenden getuigenissen heeft vastgelegd op video van overlevenden van de moord op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om precies te zijn waren dat op 1 juli 2000 50.940 getuigenissen, waarvan 1051 uit Nederland. De editie van deze newsletter van herfst 2000 opent met een schokkend verhaal, gebaseerd op de getuigenis van Richard Rozen, nu een 65-jarige bridgekampioen in Melbourne, Australië, waar hij in 1951 als een hongerige tiener arriveerde.

laten voelen in de palm van zijn hand. Richard denkt dat hij daar z'n goede geheugen aan te danken heeft, wat hem bij het bridgen goed te pas komt. In 1943 was hun geld op en moesten ze hun schuilplaats verlaten. In het bos werden ze opgepakt door een Duitse wachtpost en naar het getto van Loebmol gebracht, waar tientallen mensen in één huis moesten wonen en waar nauwelijks eten was. Zijn vader deed zijn best zijn zoon de aanblik te besparen van de naakte lichamen die in de winter naar buiten waren gegooid, want kleding was te kostbaar om te verspillen aan de doden.

Richard werd als Richard Rozenzweig in 1935 geboren in Radom, Polen. Hij was de zoon van een joodse chirurg en speelde als kind al graag soldaatje. Toen de Duitsers in 1939 Polen bezetten moest de familie vluchten naar de Russische zone van Polen, waar Dr. Rozenzweig als arts werkte in een Russisch militair ziekenhuis. Maar toen de Duitsers ook daar binnenvielen, moest de familie weer vluchten, nu naar een klein dorpje waar ze bij een boer - betaald onderdak vonden in een piepklein zoldertje waar het altijd aardedonker was. Dertien maanden brachten ze daar door. Al die tijd droegen ze dezelfde kleren, ze hadden één emmer voor water, één als toilet. De zolder was zo klein dat zijn ouders niet rechtop konden staan, maar de kleine Richard zag het als een groot avontuur. Voor het eerst van zijn leven had zijn vader tijd om hem verhalen te vertellen, en hij leerde zijn zoontje lezen en schrijven door hem de letters te

En toen, zoals Rozen, het nu koeltjes uitdrukt, "was het onze beurt om uitgeroeid te worden". In een veewagen op weg naar Treblinka ontstond er een oponthoud, omdat er te veel gevangenen waren die vergast en gecremeerd moesten worden. Ze hadden het geluk dat ze toen door de partizanen uit een bijkamp van Treblinka werden gesmokkeld, omdat die dokters nodig hadden in het Oekraïense woud. Een aantal flessen wodka hielp om de Duitse wachten en een Duitse officier om te kopen. Zijn vader ging naar de partizanen, Richard werd met zijn moeder naar een dorpje gebracht. Hij kreeg meisjeskleren aan, zodat niemand op het idee zou komen te kijken of hij besneden was en hij moest doen of hij achterlijk was, zodat hij niet naar school hoefde. De kinderen uit het dorp pestten hem voortdurend, maar Richard leerde daar hoe hij naar ze moest spugen: "Ik was duidelijk al bezig een overlever te worden", zegt hij daar nu over.

Jongetje met de veer Toen het ook in dat dorp te gevaarlijk voor hem werd, ging de negenjarige Richard in z'n eentje - nu weer gekleed als jongetje - naar de partizanen in het bos, waar hij een soort van mascotte voor ze werd. Hij had een speciale taak als 'jongetje met de veer'. Hij was er bij als de partizanen de Duitsers in een hinderlaag lieten lopen, ze met bajonetten doorstaken en hun keel afsneden. Dan moest hij zijn veer onder hun neuzen ronddraaien. Als de veer na 100 tellen niet had bewogen ging hij naar de volgende, als de veer wel bewoog moesten de partizanen er nog eens aan te pas komen: "Ik voelde me een deel van een moordmachine, maar beter zij dan wij". In de winter van 1944 vond hij eens een klein, afgehakt mensenbeen en hij besloot dat naar z'n vader in het ziekenhuis te brengen. Hij dacht dat z'n vader daar wel blij mee zou zijn. Maar zijn vader, onder het bloed van een operatie, reageerde anders dan hij had verwacht. Hij klopte z'n zoon zachtjes op z'n hoofd en begon te huilen. Iemand die huilde, dat had Richard al lange tijd niet gezien. "Partizanen huilen niet. We doden of we sterven". Toen zijn vader weer aan het werk moest, vergat hij het been mee te nemen. Het was de laatste keer dat Richard hem heeft gezien. Hoe hij is gestorven is onbekend. Eten O p z'n verjaardag in april kreeg Richard van iemand een donkerbruin boerenbrood, het mooiste cadeau dat hij ooit heeft gehad, hij


schraapte er voorzichtig stukjes af en deed er mee tot augustus. Verder at hij voornamelijk rauwe ratten en andere kleine dieren, die niet gebakken werden, omdat vuur maken te gevaarlijk was. In de winter at hij boomschors ("Nee, boomschors heb ik nooit lekker gevonden", zegt hij met een zuur lachje). Vaak zat hij te kauwen op z'n eigen lompen. Toen de Russen kwamen vond hij z'n moeder terug in het dorp. In Radom waren ze niet langer welkom. Hij mocht z'n vriendinnetje van vóór de oorlog Herlenka niet eens zien, want haar moeder had haar gezegd "dat alle joden dood zijn". Hun ellende was nog niet over. Na een sanatorium en een vluchtelingenkamp kwamen ze in parijs terecht, bij familieleden. Maar die begrepen niets van z'n onbehouwen gedrag. Ze vonden het raar toen hij tijdens het eten een groot stuk vlees onder z'n bloes stopte om het te bewaren. Hij werd door zijn tante naar een weeshuis gebracht, waar hij vier en een half jaar zat tot hij als jongen van zestien met z'n moeder naar Australië

Richard Rozen met (van links naar rechts): zijn moeder en vader, tante Dora en vrienden van de familie, in 1938. emigreerde. Z'n moeder is nu midden negentig, maar heeft nooit over haar oorlogservaringen willen vertellen.

voor degenen die ontkennen dat het is gebeurd". Hij trouwde twee maal en kreeg drie kinderen, hij had succes in zaken en ook in z'n Richard is andets, al in 1947 verhobbies, schaken en bridge. Soms telde hij in het weeshuis wat hem denkt hij dat hij nog altijd toneel was overkomen, als hij daar een speelt, "net als toen ik nog een stuk chocola voor kreeg. "Maar nu klein meisje was". Hij ziet ook de vertel ik m'n verhaal zodar het vastvoordelen in van zijn verschrikkeligt voor het nageslacht. En ook lijke ervaringen: "Ze hebben me m'n jeugd afgenomen, maar ze gaven me er iets voor terug; ik ben WÊÊÊÊÈÊÊÊ/ÊmÈÊËgoed in problemen oplossen. Je moet slagen, dat is een zaak van leven en dood". Nadere informatie over het blad PastForward bij: Survivors of the Shoah, Department 7N, Post Office Box 3168, Los Angeles CA 900783168, U.S.A.

Richard Rozen met zijn moeder.


Gewone en ongewone m a n n e n in nazi Duitsland M e e r onverschilligheid d a n antisemitisme tegenover de joodse slachtoffers Naziterreur. Gestapo, joden en gewone Duitsers heet het belangrijke boek, dat Eric Johnson heeft geschreven over de daders van de massamoord op de joden - een onderwerp dat tot tien jaar geleden nauwelijks systematisch werd bestudeerd. Eric Johnson, historicus aan de Central Michigan University, schreef een gedetailleerde en zeer goed geannoteerde studie van de werkzaamheden van de Gestapo in drie Duitse gemeenten. Het gaat om de grote stad Keulen (destijds 750.000 inwoners), de kleinere stad Krefeld (170.000 inwoners) en het dorp Bergheim (ruim 18.000 inwoners): alle drie niet ver van de Nederlandse grens. Dit boek is in essentie een studie naar de werking van macht. Het gaat ovet de rol van individuen als Gestapo-medewerkers en gewone burgers bij het succesvol doorvoeren van de jodenvervolging. In verband daarmee kiest Johnson systematisch - en, ik moet zeggen na enkele tientallen bladzijden wel wat vermoeiend - voor de term 'Naziterreur' wanneer hij het over macht heeft. Zijn drijfveer is verontwaatdiging en vetbijstering, en deze houdt hij tot de laatste bladzijde van het boek vast. De stukken waarin hij erin slaagt wat afstand te nemen van die toon zijn mijns inziens de meest leesbate. Gelukkig vormen die wel een groot deel van dit boek. Johnson gebruikte als belangrijkste bton een verzameling van 1000 dossiers van de Gestapo en de bijzondere rechtbanken. Daarnaast heeft hij enkele honderden huidige inwoners van Keulen geïnterviewd

over hun herinneringen aan de Naziperiode, en ook wereldwijd enkele tientallen joodse overlevenden uit de drie steden achterhaald. Antwoord Welke macht hadden de lokale leiders van de Gestapo, welke bevelen kregen ze en in hoeverre konden ze hun eigen beleid bepalen? Johnson laat zien dat de eigen beleidsruimte aanzienlijk was, het meeste nog voor degenen die in kleinere gemeenren werkten. Zij bleven ook aanzienlijk langer op dezelfde posten wetken dan Gestapo-leiders in grotete steden, die snellet wetden overgeplaatst. Ovet het karaktet, het 'type' m a n n e n dat deze functies bekleedde, schrijft Johnson bijzondet boeiend. Hij gaat hietmee in op de discussie, gevoerd naar aanleiding van eerdere studies van Daniël Gold^SOOKolnerJuden

warden

hagen ('Hitler's gewillige beulen', 1996) en Christopher Browning ('Gewone mannen, 1992). Waren de daders in Nazi-Duitsland nu doodgewone mannen, en zou dus in vergelijkbare omstandigheden iedereen in staat zijn te doen wat zij toen gedaan hebben, zoals Browning stelt? Of was er, zoals Goldhagen meent, sprake van iets specifieks Duits aan de daders, namelijk een specifieke vorm van op eliminatie gericht antisemitisme? Johnsons boek is in menig opzicht een antwootd op Goldhagen en Browning geworden, en naar mijn mening een belangrijke nuancering ervan. Het is echter geen nuancering die geruststellend werkt - integendeel. De Gestapo-leiders werden na de bevrijding van Duitsland vervolgd en veroordeeld: meestal tot slechts

deporfiert

Wieder ein Gestapo-ProzeB in Köln ftohe Gestspe-têwnfe vor dem Séwurgeriéf - Séwere Freieihfcermifcjgf im Amt mit f oéssf#f}«

Berechting van de leiders van de Keulse Gestapo in juli 1954. (Kölnische Rundschau)


korte straffen van enkele jaren. Bij denaziftcatie-processen was hun standaardverdediging dat ze privé altijd 'anti-Nazistisch' geweest waren, en dat zij gewone politiemannen waren die gedwongen waren zich bij de Gestapo en bij de NSDAP aan te sluiten: allemaal waren ze eigenlijk tegenstanders van het regime geweest, 'innere Gegner'. Sommige van deze processen duurden wel tien jaar, waarin deze mannen zichzelf vrij probeerden te pleiten - vaak met succes. Ze maakten gebruik van ontlastende verklaringen van stadsgenoten, waaronder voormalige burgemeesters, gemeenteraadsleden, katholieke of protestantse geestelijken, en van voormalige gevangenen. Pas in de laatste bladzijden van zijn boek beschrijft Johnson dat er ook nogal eens ontlastende verklaringen van joden waren, en dat deze in het bijzonder hielpen om tot het besluit te komen dat van verdere strafvervolging werd afgezien. Dat gold ook voor de vervolging van die Gestapoleiders die verantwoordelijk waren geweest voor de deportatie van de gehele joodse gemeenschap in hun stad: de verklaring van één jood die het overleefd had, legde dan bijzonder veel gewicht in de schaal. Hoog opgeleid Er was gemiddeld slechts één Gestapo-man op elke tien- tot vijftienduizend burgers. Wat waren dit voor mannen? Johnson onderscheidt de lokale leiders van afdelingen, en de subchefs die verantwoordelijk waren voor de deportatie van joden. De lokale leiders waren allen hoog opgeleid, meestal afgestudeerd in de rechten. Jonge mannen tussen de 20 en 40 jaar, afkomstig uit de middenklasse. "Het waren dappere, ambitieuze mannen zonder mededogen", die zich al jong bij de nationaal-socialistische bewe-

ging hadden aangesloten en als lid van SA, SS en NSDAP snel waren opgeklommen. H u n beslissingsbevoegdheid was aanzienlijk: ze bepaalden de lijn van het onderzoek, konden beschuldigden net zo lang of kort vasthouden als ze nodig achtten, en konden bepalen dat gevangenen voor langere perioden in een kamp werden gehouden, zelfs als de plaatselijke kampleiding iets anders wilde. Johnson: 'Dit waren duidelijk geen "gewone" mannen. Het waren ook geen eenvoudige "Schreibtischtater" die papieren heen en weer schoven. Het waren enthousiaste nazi's die een actieve rol speelden bij vervolging en moord. De tweede groep mannen, de chefs van de afdelingen Joodse Zaken van de Gestapo, was nogal anders. Johnson beschrijft Richard Schulenburg van de Krefeldse Gestapo, en Karl Löffler van de Keulse Gestapo, beiden zulke chefs. Hij vergelijkt ze met Eichmann, die bij zijn beslissingen over de deportatie van vele honderdduizenden joden steeds enkele niveaus verwijderd was van die joodse slachtoffers zelf. Dat was in Krefeld en Keulen heel anders. Deze mannen hadden dagelijks c o n t a c t m e t de mensen die zij uiteindelijk de dood in stuurden. Alle organisatorische zaken, bevelen en besluiten bereikten via hen de joodse gemeenschap, door gesprekken op hun kantoor of via de telefoon. Deze gang van zaken doet direct denken aan die in Amsterdam. De grootste golf van de deportaties vanuit Keulen en Krefeld vond plaats tussen oktober 1941 en juli 1942. In die tijd, zegt Johnson, spraken de chefs van de afdeling Joodse Zaken van de Gestapo met elk joods gezinshoofd kort voordat hij en zijn gezin werden 'geëvacueerd', om er zeker van te zijn dat ze geen eigendommen achterhielden.

Ze waren aanwezig op de verzamelplaatsen en de treinstations, en soms gingen ze zelfs de joden thuis ophalen, en begeleidden hen naar de treinen. Een nabestaande van een joodse vrouw uit Krefeld vertelde hem hoe deze Schulenburg haar eigen moeder 'in september 1944 voorop zijn fietsstuur van het dorp Anrath naar het verzamelpunt in Krefeld had gebracht, vanwaar zij en haar moeder werden gedeporteerd naar het concentratiekamp Theresienstadt'. Het belangrijke verschil tussen de lokale Gestapoleiders en deze mannen die de afdelingen Joodse Zaken leidden was dat die laatsten veel meer geworteld waren in hun stad, en ook ouder, rustiger: "Ze waren een bijzonder soort man - ouder, kalm en naar buiten toe vriendelijk, maar ze waren ook loyale nazi's en hartstochtelijke antisemieten.". Die kalmte en rust waren van groot belang voor het succes van de deportaties: de Gestapo had "betrouwbare, geduldige politiemannen nodig, met sterke banden met de lokale gemeenschap. Ze moesten zowel de Duitsers als de joden ervan overtuigen dat dit onder de omstandigheden het beste was, dat men zich zorgvuldig aan de w e t hield terwijl men de joden hun rechten, hun eigendom en uiteindelijk hun leven ontnam. De Gestapo verkoos de joden als het maar even mogelijk was kalm te vervolgen". Afzijdig meevoelen Zonder steun van de lokale bevolking kwamen de nazi's evenwel niet ver. De 'gewone Duitsers' zijn daarom de derde groep die Johnson uirgebreid onderzocht. Hij interviewde een grote groep zelf, en ondervroeg ook een groep joodse overlevenden over hun herinneringen aan de reacties van niet-joden. Zijn conclusie hierover is, in tegenstel-


ling tot Goldhagen, dat er in de omgang tussen joden en niet-joden géén sprake was van veel of hevig antisemitisme, maar ook niet van veel hulp aan joden, terwijl er wél veel niet-joodse Duitsers 'meevoelden' met hun joodse buren, klasgenoten en collega's. Dat meevoelen leidde echter zelden of nooit tot concrete en effectieve hulp aan joden toen dat nodig was. Opmerkelijk zijn de resultaten van de enquête onder 300 willekeurige inwoners van Keulen, geboren voor 1929. Daarvan gaf 55 % toe dat ze in het nationaal-socialisme hadden geloofd; de hoger opgeleiden onder hen iets vaker dan de lager opgeleiden, en de mannen veel vaker dan de vrouwen. Even opmerkelijk was de bevinding dat bijna allen rapporteerden dat zij destijds iets illegaals hadden gedaan, dus ook degenen die wel in de nazi's hadden geloofd. Meestal ging het om het luisteren naar illegale radio-uitzendingen, met name van de BBC; bijna iedereen had dat gedaan. Dergelijke activiteiten hadden destijds niet tot grote angst voor arrestatie onder de geïnterviewden geleid. Het ging niet om verzetsdaden die het

regime in gevaar brachten. Johnson concludeert dat de Duitse bevolking in verregaande mate zichzelf onder controle hield. Zijn gegevens roepen de vraag op, of dat in het bezette Nederland heel anders geweest is. Tussen 1 en 2 % van de Duitsers heeft zich volgens Johnson schuldig gemaakt aan het aangeven of verklikken van joden. Wie waren deze verraders? Meestal jongeren en jonge mannen uit de middenklasse: viermaal zoveel mannen als vrouwen waren verraders. Ruim een derde van de verraders waren lid van de NSDAP, de SA of de Hitlerjugend. Meestal kenden de verraders en de beschuldigde joden elkaar persoonlijk, en het vaakst kenden zij elkaar als buren. Tijdens de massamoord op de joden heerste in Duitsland, en niet alleen daar, massale stilte. Miljoenen gewone Duitsers waren zich bewust van het feit dat joden massaal werden vermoord. Vrijwel niemand protesteerde. Dat kwam volgens Johnson niet voort uit extreem antisemitisme, maar meer "uit een gebrek aan morele zorg over het lot van hen die beschouwd werden als

buitenstaanders en uit een traditie van slaafse onderwerping aan autoriteit die de nazi's cultiveerden, maar niet in het leven hadden geroepen". De Duitse niet-joden wisten dat ze geen doelwit van de terreur waren: ze moesten alleen voorzichtig zijn. Bij lezing van dit boek komt de vergelijking met Nederland steeds vanzelf op. De overeenkomsten met hoe het in Nederland toeging lijken mij nu groter dan de verschillen. Dit boek roept dwingende en ongemakkelijke vragen op over de Nederlandse herinnering aan de jodenvervolging en het Nederlandse zelfbeeld in vergelijking met het Duitse. De tijd dat Nederland zich wat deze vragen betreft kon verschuilen achter de rug van de Duitse bezetting en overheersing is voorbij. Als inspiratiebron voor verder onderzoek is Johnsons boek dan ook zeker een aanrader. Een nieuw handboek over de geschiedenis van het nazisme is het niet. Het biedt veel concrete nieuwe gegevens op beperkt gebied, en is daarmee vergelijkbaar met de uitstekende studie van Guus Meershoek naar de Amsterdamse politie. Dienke Hondius (dit artikel verscheen eerder in het NIW) Eric Johnson, Naziterreur. Gestapo, joden en gewone Duitsers. De Bezige Bij, Amsterdam 2000, fl. 59,50. Oorspronkelijk: Nazi Terror. The Gestapo, Jews and Ordinary Germans. Basic Books, New York 2000, fl. 80,60. Vertaald door: Amy Bais, Jan Bos, Otto van de Haar, Mare van der Meer, Jansje Post, Miel Sarneel en Henk van der Veen.


Onderscheiding voor Mcmja Pach Strijdster voor behoud Westerbork In Getekend Nieuws, het blad van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 9e jaargang, nummer 2, was te lezen dat Manja Pach, onvermoeibaar strijdster voor het behoud van kamp Westerbork als herinnering aan de jodenvervolging en deportatie tijdens de Tweede Wereldoorlog een verdiende koninklijke onderscheiding heeft gekregen, waarvoor wij haar van harte feliciteren. Graag nemen wij het artikeltje uit Getekend Nieuws hieronder over: De burgemeester zat e r in 1971 met zijn voorspelling over de belangstelling niet v e t naast. Het aantal aanwezigen op de eerste 4 mei-herdenking bij het nieuwe monument

was op de vingers van twee handen te tellen. O n d e r hen een jonge vrouw die tot haat vetbijsteting moest constateten dat de afbraak van wat een kamp Westerbork was geweest op die 4e mei 1971 in volle gang dootging. Dat en het ontbreken van iedere vorm van bewegwijzering en informatie tiep haar ontzetting op. Het deed haar besluiten nog de volgende dag daarover aan de bel te ttekken. Het was echtet weinig steun die Manja Pach ondervond. Eerder was er sprake van onverschilligheid en zelfs tegenwerking. Onvermoeibaar bleef zij strijden en, met hulp van slechts weinigen, wist zij centimeter voot centimeter vooruit te komen. Pas aan het begin van de jaten

tachtig werd de steun breder en was er werkelijk van enige vooruitgang sprake. Resultaat was dat in 1983 het Herinneringscentrum Kamp Westetbork kon worden geopend. Haar taak was toen nog niet volbracht: tot 1992 was zij voorzittet van de stichtingsraad van het herinneringscentrum. Dat 'Westerbork' daadwerkelijk een nationale plek van herinnering en educatie is geworden is in hoge mate te danken aan de inzet en toewijding van Manja Pach. Hiervoor en voor haar inspanningen voor het Etty Hillesum Centrum in Deventer is zij dit jaar zeer terecht koninklijk onderscheiden en benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau.

BON Wilt u zich gratis abonneren op dit blad of heeft u familie,

ontvangen zij vijf maal per jaar het blad van het Neder-

vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van

lands Auschwitz Comité. Aan het abonnement zijn geen

de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité?

kosten verbonden. Wel ontvangen alle abonnees één

Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar:

maal per jaar een acceptgirokaart voor een vrijwillige

Het Nederlandse Auschwitz Comité,

donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van

Knoopkruid 5 4 , 1112 PV Diemen,

het Nederlands Auschwitz Comité.

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats.

Land: Opsturen naar: Het Nederlands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen (als u dit blad niet wilt beschadigen kunt u de bon ook fotocopiëren of overschrijven)


Vakantieverhalen Geïnspireerd door een recent televisieprogramma tekende Jacques Furth, erelid van het Nederlands Auschwitz Comité, een aantal vrolijke en minder vrolijke vakantieherinneringen op. Helga Ruebsamen zei in het VPROp t o g t a m m a Zomergasten tegen Adriaan van Dis, dat e t nare Duits e t s zijn. Dat is indetdaad waar. Toen wij na de oorlog in Zandvoort kwamen, bleken e t nog vele Duitsets te wonen. Hun namen waren met grote letters op deuren en ramen aangegeven: Zimmerfrei en Frühstück. Als zij grote kuilen groeven op het strand, waren deze bestemd v o o t de ganse familie en wilden ze die de hele week bezet houden. Maar dan hadden ze daat een wachtpost bij moeten zetten. Iets soortgelijks maakten wij mee in een groot hotel aan zee in Spanje. Een groot zwembad was er, waar de badknecht om een uur o f zes in de ochtend het watei teinigde. Dan kwamen Duitse gasten in nachtgewaad naar beneden, legden een grote badhanddoek op de rondom staande zonnebanken en gaven de knecht een fooi om die plaats als bezet te bewaken. Misschien waren wij Hollanders en andere bevolkingsgroepen te lui om zo vroeg uit bed te komen. Tetug naar Zandvoort. Op een middag stapten we daat een banketbakkerszaak binnen. Op het gebied van chocolade en gebak waten ze van alles voorzien. Het was er ontzettend dtuk. Een vriendelijke helpstet kwam achtet mij staan en vroeg: "Wass wünschen Sie?". Nijdig dtaaide ik me om en snauwde terug: "Kun je je moerstaal niet spreken?". Ik greep mijn vrouw Eva vast

en samen vetdwenen wij uit de zaak. We liepen naar het "Vreetpleintje", zoals wij het destijds noemden. Bij de Belg daat hebben wij ons aan z'n originele Vlaamse frieten bezat. Eenwording Het was in het midden van de jaren vijftig, toen Eva en ik met vakantie gingen kamperen. Onze zoon Dave hadden wij achtergelaten in de verttouwde omgeving bij zijn pleegouders in Limburg. Zelf kwamen wij terecht aan de Azuren kust van Diano Marina. Op het strookje steenachtig stfand zetten wij de tent op. Dat was midden tussen de nachtverblijven van jonge Fransen, Italianen, Belgen en Duitsers. Die waren aan het zwemmen of ze lagen dtuk te vrijen. Een zedenpreker zou daar geen goed woord voor over hebben gehad. Wij hadden begrip voor die eenwording, al hadden we het nog prettiget gevonden als ze tijd hadden gehad om ons een beetje te helpen. 's Nachts dansten zij in de dichtbij gelegen cantina en zongen de schlagers mee. Als we niet zo moe w a t e n geweest hadden we best mee willen doen, maar we zijn de tent in gegaan om nog wat te kunnen slapen. De volgende morgen braken we de tent weer af en hebben hem mer alle hebben en houden een eind verder weg weer neergezet. D a a t n a hebben we ontbeten en we gingen de omgeving wat afsttuinen en zwemmen, 's Avonds zaten we van het uitzicht op zee te genieten. Naast ons zaten enige paten Duitsers voor een hoge wigwamtent kennelijk ook te genieten, want boven hun woon hing een stel lege wijnflessen aan een lange staak bij elke windzucht muzikaal te tingelen. Die Duitsers kwamen naar ons toe en nodigden ons uit om wat bij hen te komen dfinken.

Er zijn dus ook aatdige Duitsers. Wij verontschuldigden ons, wij zouden net gaan slapen en we praatten nog heel even met elkaat. Zij waren van onze leeftijd. Een van hen, een v t o u w , keek blijkbaat n a a t onze armnummers, want zij zei: "Wir haben davon nicht gewusst".


Gesloten Een mooie zomeravond in Amsterdam. We waren naar het theater geweest. Het was al laat toen ik onze hond uitliet. Op de hoek van de Marnixstraat en Leidseplein stond ik rustig te wachten tot Jimmy uitgewaterd zou zijn, toen achter mij vandaan een flinke man van tussen de twintig en de vijfentwintig jaar zich voor mij opstelde en als was het een bevel naar mij snauwde: "Das Reichmuseum!". "Ist geschlossen!" repliceerde ik gevat op gelijke bevelende toon. Verbouwereerd bleef hij staan. En terwijl ik met de hond aan de riem wegwandelde zal hij zich tot iemand anders hebben gewend om de weg te vragen. Heel lang geleden, mijn dia's van die tijd zullen wel verbleekt zijn, hebben wij bij Portofino in Italië gekampeerd. Een keer speelde ik daar 's middags een balspel mee met jonge Italianen en een Duits meisje van een jaar of zestien. Na het spel namen de Italianen afscheid van ons en gingen naar elders. Het meisje ging terug naar haar vader. Ze woonden naast ons in een volkswagenbusje, dat omgebouwd was tot caravan. Wij waren daar met hen als enigen achtergebleven. De vader, een kleine, eenvoudige man, vroeg ons of wij niet wat bij elkaar konden blijven. Dat

zou ook voor zijn dochter gezelliger zijn. Ik bleef hem aankijken, waardoor hij begreep dat wij van hen wel wat meer wilden weren. Hij vertelde ons toen, dat zij in Bremen woonden en dat hij daar bij de post had gewerkt. In de oorlog was hij in de verplichte militaire dienst geweest bij het volksleger. Evenals de grote meerderheid in de havensteden was hij in hart en ziel democratisch-socialist gebleven. Wij hebben nog samen een dag een gezellig boottochtje naar La Spezia gemaakt. Dezelfde taal? In mei van dit jaren waren Ninette en ik met vakantie en maakten een bustoer door Andalusië. Er is niet genoeg plaats om alle bezienswaardigheden te bespreken, dus ik pik er maar één interessante stad uit. De naam weet ik niet meer, maar ik zou haar herkennen aan de mooie toren die er staat en de vele ooievaars op de daken van de huizen rondom. Maar daar hoefden we ons geen zorgen om te maken, aangezien het hele gezelschap uit ouderen bestond, die Nederlands en Frans spraken. Ook honden liepen er vrij rond. Toen we wegliepen zag ik een bewijsstuk daarvan. Ik draaide me om en riep naar de volgelingen: "Attention, ce dróle la!". Ze hebben het allemaal verstaan en er om gelachen.

O p een dag werden we ondergebracht in een prachtig groot hotel, het was aan de rand van de stad gelegen en leek op een mooi gerenoveerd kasteel. Gelijk met onze groep was ook een gezelschap Duitsers in het hotel gearriveerd. Toen wij onze kamer wilden zien konden wij met ons tweeën nog net in de lift, die heet was en opgepropt met veel Duitse mensen. Een van hen, een vrouw met blote, rolladedikke armen - zij leek mij een boerin of een Oberbeierse dienster -, riep: "Het lijkt hier wel in een veewagen!". Sterk gearticuleerd riep ik: "Ich habe in eine Viehwagen gefahren, nach Auschwitz!" De volgende ochtend zaten wij te ontbijten in de grote eetzaal van het hotel. Van de andere kant van de zaal stapte een Duitse vrouw weg van haar tafelgezelschap en kwam bij ons staan. Zij sprak mij aan en zei hoe zij de woorden van de vrouw uit hun gezelschap betreurde. Zij kreeg bij haar verontschuldigingen tranen in de ogen. Ik dankte haar hartelijk en ontroerd. Toen zij naar haar tafel terug was gekeerd stond daar een goedgeklede man op, ik dacht haar echtgenoot. Die kwam ook naar mij toe. Ook hij kwam met een verontschuldiging, en diep onder de indruk zei hij: "Mijn vader is ook in Dachau gestorven". Jacques Furth


Gespreksgroep Naoorlogse Generatie Dit najaar start in de regio Amsterdam een gespreksgroep naoorlogse generatie. Deelnemers hebben verschillende achtergronden als je kijkt naar de oorlogservaringen van de ouders (Indisch, joods, verzet, burgerslachtoffers). Wel is iedereen na mei 1945 geboren. De groep wordt begeleid door lotgenoten die als vrijwilligers ondersteund worden door het I C O D O (Informatie- en Coรถrdinatie- Orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen). Men komt in totaal twaalf keer bij elkaar met een interval van twee weken. Wie interesse heeft kan contact opnemen met Jeff Overste, tel. 020 4560331. ook kan men informatie inwinnen bij het I C O D O in Utrecht, tel. 030 2343436.

STICHTING

Verzoening Hij zit er nog steeds, de man uit het verleden van voorbij en niet voorbij, nooit voorbij, op een bank aan het doodlopend spoor. Hij draagt een grijze overall en bruine werkschoenen. Hij ziet de grauwe, angstige gezichten en hoorr de huilende, schreeuwende kinderen. Een kluwen van honger, wanhoop, angst... duwend, trekkend, op commando gehoorzamend aan de wetten van de dreunende laarzen en ijzeren bevelen. Links, rechts, rechts, links, rechts, links, links, rechts. Hij rookt een - twee - drie - vier sigaretten, als in een cadans. Zweet druppelt van zijn voorhoofd. Het is een warme zomerdag. Hij zwijgt en knikt. Zij kijkt naar de man, de stilte is blijvend aanwezig; een hinderpaal die de loop van de geschiedenis niet kan verleggen. Zij draagt een spijkerbroek, blouse en bruine bootees. Zij ziet het groene gras, de witte margrieten en madelieven, die door de zon in een ander daglicht worden gesteld. Het wordt zo langzamerhand heet daarop de bank. Het ijzer van de rails doet het vlees smelten. De vrouw weent en ziet, hoort, voelt de angst van voorbij, niet voorbij, ooit voorbij? Gea Bosscher Zwolle

ICODO

Informatie- en Coรถrdinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen,maar ook voor vragen over zelfhulpgroepen, therapeutische hulp of maatschappelijk werk, en voor literatuur over de Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen kunt u terecht bij de Stichting Icodo. Oorlogsgetroffenen, hun partners en kinderen (ook de naoorlogse generatie zijn welkom bij STICHTING I C O D O Maliebaan 83, 3581 CG Utrecht tel. 030-2 34 34 36 (9-13 uur; bibliotheek 9-17 uur) Bezoek is - na telefonische afspraak - iedere dag mogelijk.

Sponsors Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door de opbrengsten uit de BankG iroLoterij. Uw deelname aan deze loterij wordt daarom van harte aanbevolen. Met dank aan Vuurwerk Internet BV voor het sponsoren van onze website. wrww.auschwitz.nl


Geschiedenis v a n Auschwitz Bij KG Saur Verlag in M ü n c h e n is een vierdelige uitgave verschenen die de massamoord in het concentratieen vernietingskamp Auschwitz in het petspectief behandelt van een btede politieke en sociale geschiedenis en in d e c o n t e x t v a n d e D u i t s e veroveringspolitiek in het bezette Polen. Deze uitgave, getiteld Darstellungen und Quellen zur Geschichte von Auschwitz is samengesteld in s a m e n w e t k i n g m e t het Institut fiir Zeitgeschichte. D e viet delen behandelen achteteenvolgens: X.Standortund Kommandanturbefehle des Konzentrationslagers Auschwitz 1940-1945. Redactie: N o t b e t t Ftei, T h o m a s G r o t u m , Jan Pateer, Sybille Steinbachet en Bernd C. Wagner. In deze uitgave worden de interne bevelen van de k a m p leiding g e d o c u m e n t e e t d , die zich verspreid in velschillende archieven bevinden, zij geven een beeld van de dagelijkse praktijk van de SS. Prijs: D M 198. 2. 'Musterstadt' Auschwitz; Germanisierungspolitik und

Judenmord in Ostoberschlesien. D o o r Sybille S t e i n b a c h e t . I n d i t deel wordt de geschiedenis van de stad Auschwitz in de Tweede Wereldoorlog beschreven in het kadet van de Duitse getmaniset ingsen vernietigingspolitiek. D e stad werd tot model van de verduitsing van het Oosten. D M 7 8 . 3. IG Auschwitz; Zwangarbeit und Vernichtung von Haftlingen des Lagers Monowitz 1941-1945. dooi Beind C. Wagnet. Dit deel behandelt de medewetking van de Duitse bedrijven aan de nationaal-socialistische v e r n i e t i g i n g s p o l i t i e k , m e t name van IG Farben. D M 7 8 . 4. Ausbeutung, Vernichtung, OJfentlichkeit; Neue Studiën zur nationalsozialistischen Lagerpolitik. R e d a c t i e : N o t b e t t F t e i , Sybille Steinbachet en Betnd C. Wagnet. D o o r het o p e n s t e l l e n van O o s t e u t o p e s e a r c h i e v e n zijn n i e u w e vraagstellingen naar voren gekomen zowel ten aanzien van de relaties tussen de gevangenen, de voorwaarden voor de systematische

vernietigingspolitiek als het bekend worden van de misdaden in Duitsland zelf. D M 138. Eerder verschenen bij K.G.Saur in d r i e d e l e n d e Sterbebücher von Auschwitz ( 1 9 9 5 , D M 4 9 8 ) , een verzameling documenten van de SS, die lopen van 2 7 juli 1941 tot 31 december 1 9 4 3 . In 1 9 9 2 v e r s c h e e n in drie talen Memorial Book; The Gypsies at Auschwitz-Birkenau. D M 3 9 8 . D e kern van dit boek wordt gevormd d o o r h e t Hauptbuch van het Zigeunerlager, aangevuld m e t een namenregister statistische gegevens, berichten van ovetlevenden, foto's en reproducties van originele documenten. N a d e r e infotmatie en bestellingen bij K . G . S a u t Verlag, P o s t f a c h 701620, D-81316 München. Tel 0 0 4 9 89 7 6 9 0 2 2 3 2 , Fax 0 0 4 9 89 7 6 9 0 2 1 5 0 / 2 5 0 . e-mail: info@saut.de website: http://www.saur.de

Boekenl ijst Deze boeken kunnen tel efonisch of schriftelijk besteld worden bij de penningmeester. D e prijzen zi|n exclusief de verzendkosten -Auschwitz - Voices

Bittonou

from the ground

BY BREAD

LALONE.

fl. 32,50

-Kl.Auschwitz seen by the SS

fl. 16,50

-By bread alone A survivor

fl. 17,50

-40 jaar Nederlands Auschwitz Comité

fl. 29,50

-Auschwitz Brochure

fl.

3,50

-Auschwitz informatiegids

fl.

3,50

-Ver weg en toch dichtbij

fl. 15,00


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.