Auschwitz Bulletin, 2012, nr 01

Page 1

A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 1

Jaargang 56, nr.1, januari 2012

Herdenkingsnummer Thema: Herinneren


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 2

2 Inhoud

3 4 5 7 9 10 13 14 16 17 12 19 18 20 22 23 24

28 30 34 35 36 38 40 42 15 32 41 43 43 43

Auschwitz Bulletin

Holocaust Herdenking / Auschwitz Herdenking 2012 Herinneren Herinneren !?!, het thema / Redactie De dynamiek van de herinnering / David Duindam Onderwijs in en over het kamp / Dienke Hondius Schoolleerlingen ‘nu’ en Joodse buren ‘toen’ / Ido Abram Herinnering aan Roza en Leon / Jaap Tanja Herdenken Indrukwekkende dagen in Polen / Uri Coronel Onvergetelijk, bizar en onbegrijpelijk… / Willem van Norel March of the Living, ode aan het leven / Daphna Berger Op weg naar een documentaire / Deborah van der Starre Column Generaties en herinnering / Natascha van Weezel Herdenken moet / Max van Weezel Cultureel U ook een ster meneer? / een verhaal van Ida Vos Süskind, een film over Joods verzet / Steven Musch Een verhaal van wanhoop en verzet in de film Süskind / Bertje Leuw Süskind lespakket Rudolf van den Berg over zijn film Süskind / Steven Musch en Max Arian Cultureel / Boekbespreking Recent verschenen / Marjon de Klijn XXX / Herbert Sarfatij Actueel Website van het Auschwitz Comité vernieuwd / Jaap Tanja Reizende expositie Auschwitz-Birkenau Herdenken van de volkenmoord op de Roma en Sinti / Karen Polak Nederland zorgt voor vluchtelingen / Zwaan Lakmaker Verhalenvertellers van de toekomst / Christel Tijenk Presentatie boek Auschwitz-Oświęcim / Hans Citroen Berichten Reis 2012 naar concentratiekampen in Polen Geven: Nu en Later / Aart Veldhuizen Holocaust Memorial Day 2012 Bezoek aan Auschwitz en dan? Herdenking Februaristaking Herdenking Joods Verzet

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’ en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aanbevolen

56ste jaargang, nr. 1, januari 2012. Verschijnt 4x per jaar

Herinneren !?! ‘In blijvende herinnering’, met die woorden openen wij ieder Auschwitz Bulletin, zie de regels boven het Colofon. Die herinnering beperkt zich tot de oprichters van het Auschwitz Comité. Het herinneren aan de hele geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de unieke plaats van de Shoah daarbinnen is natuurlijk veel breder. Aandacht voor die herinnering is in dit blad altijd belangrijk geweest. Het heeft de redactie er nu toe gebracht om Herinneren als het thema voor het Herdenkingsnummer 2012 van het Auschwitz Bulletin te kiezen. Wij hebben er drie leestekens bijgezet die een symbolische betekenis hebben. Het themagedeelte opent met de verklaring en is tevens het begin van de aparte rubriek Herinneren. Herinneren is ‘veelkoppig’, wat blijkt uit de verscheidenheid aan onderwerpen in de artikelen die volgen. Herinneren is van zichzelf ook ‘veranderlijk’. Zo zal herinneren altijd onderworpen zijn aan de veranderingen die in de tijd optreden. Voor een aantal artikelen is dat duidelijk het uitgangspunt. Maar herinneren biedt ook steeds weer de mogelijkheid om een brug te slaan van ‘nu’ naar ‘toen’. Voor ons zelf, met de gedachten aan wat wij zelf hebben beleefd en meegemaakt. Voor anderen, om met verhalen over, of verwijzingen naar wat er gebeurd is, zich een beeld van het verleden te maken. We denken dan in eerste instantie aan scholieren en studenten. Hoe zij door voorlichting en eigen onderzoek vanuit de huidige generatie zouden kunnen leren zich de Tweede Wereldoorlog en de Shoah te ‘herinneren’. Verschillende bijdragen geven daar voorbeelden van. Herinneren is rubriekoverschrijdend. Heel dichtbij blijft het natuurlijk in de rubriek Herdenken. Zoals gebruikelijk in het januarinummer met herinneringen aan de net voorbije reis van het NAC naar de kampen en ook een speciale Auschwitz jeugdreis. En er is de inhoud van onze Column deze keer met twee toepasselijke teksten, een voortkomend uit een oudere en een uit een jongere generatie. Naast de gebruikelijke bijdrage met recent verschenen boeken heeft in de rubriek Cultuur nu het uitkomen van de bijzondere film Süskind veel ruimte gekregen. Met, ook hier weer, eerst visies door auteurs uit twee generaties. Vervolgens de presentatie van een met de film verbonden lespakket voor scholen. En aansluitend een groot interview met de regisseur over de verwevenheid van het maken van deze film met zijn eigen geschiedenis. De onderwerpen in de rubriek Actueel variëren sterk. Van de instelling van een herdenkingsdag voor Roma en Sinti, de ontvangst van vluchtelingen uit den vreemde in Nederland, een reizende tentoonstelling over Auschwitz, en de vernieuwde website van het NAC, tot de activiteiten in Nederland gekoppeld aan Holocaust Memorial Day. Twee actualiteiten sluiten indirect toch weer aan bij ons thema: een nieuw boek over het verband tussen Auschwitz ‘toen’ en Oświęcim ‘nu’ en een ereprijs voor het beste verhaal van ‘nu’ over ‘toen’. – H.S. Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 3

3

Herdenken

Holocaust Herdenking / Auschwitz Herdenking 2012 Zondag 29 januari 2012

O

p zondag 29 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité de jaarlijkse Holocaust Herdenking / Auschwitz Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ in het Wertheimpark in Amsterdam. Aansluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam, Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam. Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met toespraken door Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam, Lior Raber voorzitter Stichting Denk en Herdenk, Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 28 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein. U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in Hotel Casa 400. Van Stadhuis naar Hotel Casa 400 kunt u ook reizen met de metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Amstelstation). Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de parkeergarage onder het wooncomplex Valkenburgerstraat-ingang Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom Hotel Casa 400 is er veel gelegenheid tot vrij parkeren en voor het geval dit allemaal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.

© Foto Dirk P.H. Spits

Lunchbijeenkomst Hotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten. In Hotel Casa 400 staat weer een boekentafel. Een deel van de opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.

Het programma samengevat: 10.00 uur:

11.00 uur: 11.30 uur: 12.15 uur: 12.30 uur: 13.00 uur:

15.30 uur:

verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan de Amstelzijde begin Stille Tocht naar het Wertheimpark Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ vertrek van bussen naar Hotel Casa 400 Amsterdam lunchzaal van Hotel Casa 400 open begin lunchbijeenkomst sprekers: De heer Lodewijk Asscher, wethouder in Amsterdam. Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité. muziek: Jewish Music Band Hans Schnabel. einde lunchbijeenkomst

Tot ziens op 29 januari! Nederlands Auschwitz Comité

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 4

4 Herinneren

Herinneren !?!, het thema Redactie van het Auschwitz Bulletin

H

et is een oud adagium: wie een beeld van de toekomst wil krijgen doet er goed aan eerst naar het verleden te kijken. Daaruit kunnen we immers leren welke fouten we in ieder geval moeten vermijden. Om niet in een toekomst terecht te komen die we eigenlijk niet willen. Wanneer het verleden nog niet al te ver weg is, kan herinnering vaak volstaan. Daarna moeten we al gauw de herinnering ‘een handje helpen’. Dat geldt ook wanneer we ons met het verleden van de Tweede Wereldoorlog bezighouden en met alles wat ermee samenhing. Zeker, nu het al een compleet mensenleven van meer dan vijfenzestig, zeventig jaar geleden is, dat zich dat allemaal afspeelde. Dat is de achtergrond waarom wij deze keer gekozen hebben voor Herinneren als thema van het Herdenkingsnummer 2012 van het Auschwitz Bulletin. Het gaat dan niet zozeer om de

eigen herinnering, als wel om de hulp die nu aan de huidige generatie, en met name de jeugd, geboden kan worden om tot de herinnering van dat verleden door te dringen. Daar heeft ook de merkwaardige toevoeging met de leestekens !?! mee te maken. Dat wil zoveel zeggen als: !we moeten herinneren!, maar ?hoe krijgen we de huidige generatie zover dat zij zich herinnert? en, wanneer dat dan gelukt is, !laat die herinnering dan een boodschap zijn voor de toekomst! Het herinneren van de Tweede Wereldoorlog en speciaal de Holocaust kan velerlei vormen aannemen, we weten het allemaal. Misschien is de meest bekende vorm Herdenken, al lange jaren, op vele plaatsen en op allerlei manieren uitgevoerd. Ook bij ons natuurlijk, met de jaarlijkse herdenking bij het Spiegelmonument Nooit Meer Auschwitz in het Wertheimpark. Herdenken is rechtstreeks. We proberen een directe band met ‘toen’ te leggen, om te gedenken, om te rouwen, om te waarschuwen. Maar herdenken blijkt in de tijd niet eenvormig te zijn, sterker nog: herdenken is in de loop van de tijd veranderd, zoals dat ook met onszelf, met ons denken en met ons gedrag gebeurt. Kijken we naar andere vormen van herinneren: in het onderwijs, bij het verzamelen van historische gegevens, bij de presentatie in musea, in de media, in literatuur en boeken, overal heeft zich een aan de tijd gebonden ontwikkeling voorgedaan. Voor dit nummer van het Auschwitz Bulletin hebben wij een aantal voorbeelden uit die verschillende gebieden gekozen om dit te laten zien. Wij hopen dat we erin geslaagd zijn met dit nummer iets van die ontwikkeling te tonen, zodat we inderdaad ‘een handje’ kunnen ‘helpen’.

Afb. 1. © Foto Dirk P.H. Spits

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 5

5

Herinneren

De dynamiek van de herinnering: vijf oorlogsmonumenten David Duindam

O

nder het toeziend oog van een groep dove scholieren onthulde Anna Vos, de enige dove overlevende van Auschwitz in Nederland, in 2010 een bijzonder gedenkteken aan het Hortusplantsoen in Amsterdam, tegenover het gebouw van de voormalige school voor doven. Dit monument (afb. 5) is een initiatief van de stichting DovenShoah en het eerste ter wereld dat de in de oorlog vermoorde dove Joden herdenkt. De dovenschool Signis heeft dit standbeeld geadopteerd en zal hier jaarlijks herdenkingen houden en haar leerlingen les geven over de geschiedenis van de Joodse doven in Nederland. Dit lijkt misschien een normale gang van zaken, maar een korte wandeling rond dit gedenkteken laat zien hoe de herinnering aan de oorlog op verschillende manieren is vormgegeven. In de eerste decennia lag de nadruk op het verzet, in de jaren zestig kwam er geleidelijk aan meer aandacht voor slachtoffergroepen en sinds de jaren negentig spelen individuele slachtoffers als getuigen in het onderwijs een centrale rol.

Dankbaarheid Direct na de oorlog was het dominante vertoog gericht op nationale eenheid en het verzet tegen de Duitse bezetter. Monumenten verwezen doorgaans naar de bevrijding, het verzet of de eenheid van het volk, terwijl specifieke slachtoffergroepen geen gedenktekens kregen in de publieke ruimte. Zo wilde de Joodse Gemeente Amsterdam in 1946 een monument voor de Joodse slachtoffers op het J.D. Meijerplein plaatsen. Dit werd jarenlang tegengehouden door de gemeente Amsterdam omdat dit een onderscheid zou maken tussen Joden en niet-Joden.

Afb. 5. © Foto Dirk P.H. Spits

Het eerste openbare Joodse gedenkteken was dan ook het Dankbaarheidsmonument uit 1950 dat de erkentelijkheid van de Joden aan de Amsterdamse bevolking moest uitdrukken (afb. 1). Het staat tegenwoordig aan de Weesperstraat, nog geen honderd meter van het DovenShoah monument verwijderd. Tijdens de onthulling werd verwezen naar de Februaristaking en de algemene houding van de Nederlandse bevolking: ‘Hieraan hebben de nog overgebleven 20.000 Joden hun behoud te danken’. Dat de gedecimeerde Joodse gemeenschap dankbaarheid moest tonen, terwijl ze zelf geen gedenkteken mocht stichten, is achteraf moeilijk te begrijpen. In het NIW van drie maart 1950 stond een satirisch Poerimartikel. Het is een fictief verslag van de onthulling van een bewaarschool die wordt aangeboden aan de heer Puls – de beruchte leeghaler van Joodse woningen tijdens de oorlog – in navolging van het dankbaarheidsmonument. Hier worden alle voorwerpen tentoongesteld die de Joden hebben teruggekregen na de oorlog, omdat ‘de Joodse bevolking wel veel heeft verloren, maar men nooit mag vergeten, hetgeen men heeft teruggekregen’.

Verzet en vervolging Als we de brug schuin oversteken komen we op het J.D. Meijerplein, waar sinds 1952 de Dokwerker staat (afb. 2). Dit beeld herinnert aan de Februaristaking van 1941, de eerste grootscheepse protestactie tegen de Duitse bezetter. Ook hier zien we de nadruk op het verzet in plaats van het slachtofferschap. In de

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 6

6

Afb. 2. © Foto Dirk P.H. Spits

jaren na de onthulling was eenheid echter ver te zoeken: de vraag of het om een communistische of algemene staking ging werd sterk gepolitiseerd toen de koude oorlog oplaaide. In de jaren zestig kantelde het geschiedbeeld van de oorlog en kreeg de Jodenvervolging geleidelijk aan meer erkenning. Als we van de Dokwerker richting Artis lopen, komen we langs de Hollandsche Schouwburg (afb. 3). Hier werd in 1962 het eerste

openbare monument geopend dat specifiek de Joodse slachtoffers herdenkt. Op de binnenplaats was aanvankelijk de volgende tekst te lezen: ‘Herdenkingsplaats van de in 1940-1945 gevallen Joodsche landgenoten.’ De toon suggereerde dat de Joden waren gesneuveld in plaats van vermoord. De tekst werd na hevige kritiek verwijderd. Dertig jaar later stond de Jodenvervolging centraal in de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. In 1993 verhuisde het Spiegelmonument (afb. 4) naar deze buurt en kwam in het Wertheimpark, om de hoek bij de Hollandsche Schouwburg. We lezen de woorden ‘Nooit meer Auschwitz’ en zien een gebarsten weerspiegeling van de hemel die een wereld symboliseert die nooit meer hetzelfde zal zijn. Hier is Auschwitz een icoon geworden dat de mensheid voor altijd heeft veranderd. Het is een besef dat tot dan toe slechts met moeite wortel had geschoten in de Nederlandse samenleving, getuige de controverses rond de monumenten die in deze buurt te vinden zijn. Nu het historisch belang van de Shoah breed werd erkend, kwam de nadruk te liggen op de volgende generatie. De rol van de overlevende werd die van getuige, zowel voor de klas als voor de camera. Het internationale videoproject van de Shoah Visual History Archive verzamelde de individuele verhalen van circa 51.000 overlevenden. Sinds kort is vijfduizend uur hiervan te bekijken in de Hollandsche Schouwburg.

Afb. 3. © Foto Mara Jong Kon Chin

Dynamiek blijft

Afb. 4. © Foto Dirk P.H. Spits

De Tweede Wereldoorlog zal nog vele jaren een moreel ijkpunt blijven voor onze samenleving, mede dankzij de educatieve inspanningen van verschillende organisaties. De volgende generatie dient zich aan: zij zal haar eigen vertoog schrijven en nieuwe herdenkingsplekken stichten. Door een intensieve samenwerking tussen jong en oud zal de herinnering aan de oorlog levend, dynamisch en betekenisvol blijven.

David Duindam is coördinator van de onderzoeksgroep Dynamiek van de herinnering en promovendus aan de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het Joods Historisch Museum.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 7

7

Herinneren

Onderwijs in en over het kamp oorlog

kelijk terug. Voor terugkerende politieke gevangenen en Joodse overlevenden was daarentegen weinig begrip. Over militairen en veteranen gaat het nog niet in de schoolboeken, maar zij organiseren zichzelf. In 1961 zijn zij prominent vertegenwoordigd bij de Nationale Herdenking op De Dam. Met dit succes van de veteranen en de meer nationalistische kant van het verzet op de Dam eindigt deze eerste periode van ‘nationale eenheid’. Die roept dan onder een deel van de jeugd toenemende ergernis op en dat is de aanleiding voor een alternatieve herinneringscultuur . In de tweede periode, van 1962 tot 1977, staat de jongerencultuur centraler en komt er meer aandacht voor de geschiedenis van de Jodenvervolging. In de tweede helft van de jaren zeventig krijgt deze trend duidelijk gestalte in de vorm van nieuwe monumenten, zoals het Auschwitz-monument van Jan Wolkers. Het herinneringslandschap wordt een tweestromenland. De ene stroom wat nationalistischer, de andere wat kritischer. Hierin speelt de geschiedenis van het militarisme en het antimilitarisme ook een rol.

Dienke Hondius

Nieuwe trends in kennisoverdracht

Trends in de geschiedenis van het onderwijs over de Tweede Wereld-

Lessen over de oorlog Iedereen die in Nederland op school heeft gezeten, is opgegroeid met lessen over de Tweede Wereldoorlog. De oorlogsgeneratie die de oorlog zelf heeft meegemaakt wil graag dat de jeugd betrokken blijft bij dit onderwerp. Een aantal van hen is ook zelf actief op scholen. Omdat de mogelijkheid van een gesprek met de oorlogsgeneratie langzamerhand verdwijnt, is dit een goed moment om na te gaan wat de oorlogsgeneratie zoal aan de jeugd heeft willen meegeven. Daarover ging het onderzoek voor mijn boek Oorlogslessen. Het zoomt in op wat ik noem de educatieve herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging. De nadruk ligt op het contact tussen de oorlogsgetuigen en de jeugd. De naoorlogse tijd verdeel ik in vijf perioden. De eerste periode begint eigenlijk al in de oorlog en loopt door tot 1961. Tijdens de oorlog gaat het onderwijs door. Het motto is: zoveel mogelijk gewoon lesgeven, zelfs in concentratiekampen of in de onderduik, en ook in de Japanse kampen. Deze oorlogslessen tijdens de oorlog hadden een belangrijke functie: de leerlingen bemoedigen. Dat is ook nu nog een belangrijke functie van jeugdvoorlichting; niet alleen voor het publiek, maar ook voor de verteller zelf. Aan het einde van de oorlog is er bijna geen onderwijs meer mogelijk. Scholieren gaan dan nog nauwelijks naar school.

Trots, verzet en vervolging De eerste periode na de bevrijding is met name een zoektocht naar trots. Trots op het verzet – al was dat beperkt; trots op de koningin – al was die gevlucht; trots op prins Bernhard – al was het een Duitser. Die trots vind je in de schoolboeken ook nadruk-

Een belangrijk fenomeen in de educatieve herinneringscultuur zijn de tentoonstellingen. Tentoonstellingen gericht op de jeugd zijn er al in 1946, georganiseerd door oud-verzetslieden van Expogé, en door Amsterdamse kunstenaars. Hier leiden overlevenden en verzetsstrijders jongeren rond en ontstaat er een gesprek over de eigen oorlogservaringen. Dit fenomeen van de ooggetuigen die aan jongeren vertellen over hun ervaringen vindt een doorbraak in de periode 1977-1985. Dan gaat de oorlogsgeneratie met pensioen en vormt een nieuwe jonge generatie van erkend gewetensbezwaarden een brug tussen hen en de schooljeugd. Zij leggen contact tussen gastsprekers uit organisaties van verzet en vervolging en scholen. In de loop der jaren verschijnen er verschillende interessante regels en richtlijnen voor die ‘oorlogslessen’ aan de jeugd. Daarin zijn grote veranderingen zichtbaar. Een eerste trend is die van een aanvankelijke huiver voor alles wat met emotie te maken had, naar de huidige periode die ik typeer als over-emotioneel. Ik ben zelf geen tegenstander van emotionele elementen in de geschiedschrijving of in het onderwijs, maar constateer wel risico’s. Een tweede grote verandering is de individualisering. De oorlogsles gaat eerst over de gehele Tweede Wereldoorlog met zowel nationale, lokale als internationale aspecten; later wordt het veel specifieker, gericht op individuele verhalen en belevenissen. Zonder dat dit de opzet was, is de oorlogsles veel nationaler geworden. De Tweede Wereldoorlog is wel dichterbij gekomen, maar het internationale aspect van de Wereldoorlog is duidelijk op de achtergrond geraakt, en wordt nu te beperkt. Een derde trend tekent zich af zo halverwege de jaren negentig, wanneer Nederland verzeild raakt in nieuwe militaire conflicten, eerst in voormalig Joegoslavië, later in Irak en Afghanistan. Deze nieuwe oorlogstijd, de periode van vredesmissies en aanslagen,

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 8

8

Schoolklas in het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork, 1942 Foto: Collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork

duurt inmiddels al aanzienlijk langer dan de Tweede Wereldoorlog. Met horten en stoten krijgt die nieuwe oorlogstijd een plaats in de geschiedenismethodes, en het is hoog tijd om daar nader naar te kijken. Het ene conflict is het andere niet, en in de herdenking van de Tweede Wereldoorlog en het onderwijs dreigen er (te) veel dingen door elkaar te gaan lopen. Een vierde trend is de toegenomen zelfwerkzaamheid in het onderwijs. Het zelf zoeken van informatie op internet ten behoeve van werkstukken is snel vanzelfsprekend geworden, en dat schept kansen maar ook risico’s. De selectie van al dat materiaal is namelijk een kunst op zichzelf. Een vijfde trend, die meer aandacht verdient, komt tot uiting in computergames voor jongeren waar een parallelle wereld wordt gecreëerd. Veel games gaan over actuele oorlogen, maar er zijn ook bij over de Tweede Wereldoorlog. De nadruk ligt meestal op het voeren van gevechten. Het is tijd om uit te zoeken hoe deze games zich verhouden tot het opdoen van inhoudelijke historische kennis.

Trots en schaamte In de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog blijven schaamte en trots belangrijke vraagstukken. Het nationale Nederlandse zelfbeeld van klein maar dapper land is vanaf de jaren zestig steeds meer aangetast door alles wat bekend werd over de Jodenvervolging. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat de trots verdwijnt en de schaamte verschijnt. Besef van tekort geschoten zijn in hulp aan de vervolgden. Besef van een groot gebrek aan alertheid en solidariteit. In het onderwijs zien we dat dit besef in de jaren tachtig en negentig leidt tot meer aandacht voor fenomenen als onrecht en uitsluiting. Het nationale zelfbeeld wordt enigszins aangetast. Een nieuw dilemma in het onderwijs over de oorlog en de Jodenvervolging is onbedoeld ontstaan door de nadruk op het individuele verhaal. Empathie en identificatie zijn belangrijke begrippen in de educatieve wereld. Waar het inlevingsvermogen met oorlogsslachtoffers en overlevenden betreft, is dat inmiddels begrijpelijk en bekend. Moeilijker ligt dat met daders en omstanders. Welke plaats krijgen die in de geschiedenisles? Tot nu toe zijn NSB’ers en andere collaborateurs, de ‘foute sector’, uit de jeugdvoorlichting geweerd terwijl er wel veel over gepubliceerd

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

wordt. De vraag is welke gevolgen dat zal hebben voor het onderwijs. Hierover verwacht ik de komende jaren meer confrontaties onder historici en onder makers van educatieve materialen.

Ontmoetingen met oorlogsgetuigen Ik pleit voor het blijven inbouwen van ontmoetingen met oorlogsgetuigen in het onderwijs. In het contact tussen de oorlogsgeneratie en de jeugd vinden veel bijzondere ontmoetingen plaats, maar er gaat ook wel wat scheef en mis. Uit internationaal onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het veel beter werkt als een gastspreker met een groep jongeren in gesprek gaat, in plaats van een lange lezing te houden. Zo’n optreden is spontaner en wordt positiever gewaardeerd dan een monoloog. Een tweede advies is om niet meer dan één ooggetuige tegelijk in gesprek te laten gaan met een groep jongeren. De oudere oorlogsgetuige ervaart namelijk in de eigen kring vaak behalve vertrouwdheid en herkenning ook spanning, rivaliteit en wantrouwen. Daarom is mijn advies aan de organisatoren van dergelijke ontmoetingen: werk met individuele getuigen. Nu de ooggetuigen ouder worden komt het steeds vaker voor dat zij een vaste begeleider hebben die meegaat naar optredens op scholen. En soms vertellen zij het verhaal van de ooggetuige. Wat betekent dat voor de geloofwaardigheid en impact van de oorlogsles? Ook daar moet kritisch naar gekeken worden. Soms zijn de verwachtingen van een oorlogsles of van een bezoek aan een herinneringsplek te hoog gespannen. Een collega in Berlijn zei het zo: soms verwacht men dat een bezoek aan een voormalig kamp als een wasmachine werkt: jongeren gaan er als vuile neonazi’s in, en komen er schoon en lief uit. Zo werkt het helaas niet – maar een goed voorbereid bezoek kan zeer waardevol zijn.

Dienke Hondius is universitair docent geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is een iets gewijzigde versie van haar bijdrage ‘De jeugd bij de les houden’ in Cogiscope; Tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld 8-1, april 2011, p. 18-21. Het is gebaseerd op haar boek Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945 (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010).


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 9

9

Herinneren

Schoolleerlingen van ‘nu’ onderzoeken hun Joodse buren van ‘toen’ Een onderwijsproject Ido Abram

H

et onderwijsproject Buren stelt de vraag: ‘Wat gebeurde er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de omgeving van jouw school met de Joden?’ Op het hieronder afgedrukte titelblad staat een foto van een razzia in Amsterdam die komt uit de Collectie Verzetsmuseum Amsterdam. Daarop is een groep Joden te zien, bepakt en bezakt, in de Lekstraat in de Rivierenbuurt. Neem even de tijd de foto aandachtig te bekijken. Hij is in 1942 of 1943 door buren aan de overkant vanuit een raam genomen. Twee theekopjes staan op de vensterbank. Er tegenover hangen twee andere buren uit het raam. Zij praten met enkele Joden die op de stoep staan. Kennen zij elkaar? Het ophalen van deze Joden gebeurde op klaarlichte dag. De buren zagen het. Wat zagen en dachten zij? Ook die vragen spelen mee in het project Buren. Met gebruikmaking van het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland en door hen zelf gemaakte foto’s en poëzie zoeken aan het project deelnemende leerlingen naar antwoorden op die vragen. Het zoeken naar is belangrijker dan het vinden van antwoorden. Alleen al het aandacht schenken aan deze vragen maakt het project voor de leerlingen zinvol. Als voorbeeldschool is een basisschool genomen: de Dongeschool in de Rivierenbuurt in Amsterdam. Het hier geschetste project is qua opzet ook geschikt gebleken voor andere scholen voor basis- en voortgezet onderwijs waar vóór 1940 een Joodse gemeenschap in de nabijheid van de school woonde. Een korte geïllustreerde handleiding voor docenten laat zien hoe zo’n project in dertien stappen op te bouwen is. Een herdenkingsritueel en expositie vormen de afsluiting van het project. In het Auschwitz Bulletin van januari 2010, op p. 12-13, is dit project gepresenteerd. In het kader van het thema Herinneren, dat in dit nummer centraal staat, volgt nu een voorbeeld van de praktijk met enkele pagina’s van de vernieuwde en verkorte docentenhandleiding. De hele handleiding is gratis te downloaden van http://www.stichtingleren.nl/downloads/buren2011.pdf.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 10

10 H e r i n n e r e n

Herinnering aan Roza en Leon Jaap Tanja

G

evraagd door de eindredacteur van dit Bulletin om een artikel te schrijven over het aanbod van educatieve materialen over herinnering aan de Holocaust, zet ik mij aan het werk. Eerst eens kijken wat er zoal op internet te vinden is. Al snel beland ik bij www.joodsmonument.nl. Dat is een pagina met ontelbaar veel kleine stippen die je kunt aanklikken, waarna een naam of meerdere namen verschijnen van Joden in Nederland die in de Holocaust zijn omgekomen. Ik klik en lees de namen van een gezin uit de Amsterdamse Transvaalbuurt. Ik klik nog een keer en dan schrik ik. ‘Gezin Leon Aussen’ staat er bovenaan de pagina. Maar daaronder staat: ‘Nieuwe Uilenburgerstraat 80-huis, Amsterdam’. Dat is mijn huis, mijn adres! Direct zoek ik op internet verder op de naam Leon Aussen en binnen een minuut krijg ik een tweede schok. Want daar, in het gedigitaliseerde fotoarchief van het Joods Historisch Museum, zit ik zo op de webpagina met de familiefoto’s van Leon Aussen. Of beter gezegd: op de pagina met 17 foto’s van de familie van zijn jonge echtgenoot, Roza Aussen-Kleerekoper. Ik staar in de vrolijk glimlachende gezichten van Roza en van Leon, kijk gefascineerd naar de stuurse blik van Roza’s moeder Bertha, Roza’s vader Samson, keurig in driedelig pak en met een hoed op, haar ogenschijnlijk zelfverzekerde jongere broer Isaac en twee kinderen van Roza en Leon. Het vrolijk gebreide zondagse jurkje van de oudste met de blonde krullenbos, die op aanwijzingen van de fotograaf opa en oma vasthoudt. De rillingen lopen over mijn rug door deze onverwachte confrontatie met de vroegere bewoners van mijn huis.

Nieuwe Uilenburgerstraat Vervolgens zoek ik uitgebreider en binnen weinig tijd heb ik de bijna volledige stambomen van de families van Leon Aussen en Roza Aussen-Kleerekoper bij elkaar. Leon is geboren in 1914 in Antwerpen, vlak voor het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hij was magazijnbediende. Zijn vader Bernard, een Amsterdamse

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

diamantslijper, is om werk te vinden een keer van Amsterdam naar Antwerpen verhuisd. Waarschijnlijk is het gezin Aussen bij het begin van de Eerste Wereldoorlog zoals zovelen weggevlucht uit de zwaar gebombardeerde stad, terug naar Amsterdam. Roza (Amsterdam, 1915) is de dochter van Samson Kleerekoper en Bertha Vega uit de Jodenbreestraat. Samson was diamantslijper, maar het echtpaar runde ook een lunchroom (Lunchroom v/h I.M. Vega, verlof S. Kleerekoper) op nummer 21 van de Jodenbreestraat. Een van de foto’s laat zien dat de weinig lachende Bertha in haar lunchroom drie bediendes had. Roza en Leon zijn in 1937 getrouwd en woonden eerst bij de ouders van Roza in de Jodenbreestraat. Ze hebben drie kinderen gekregen: Catharina (1937), Alfred (1939) en Margaretha (1941). Ergens tussen 1939 en 1941 kon het jonge gezin een fraaie nieuwe woning op de begane grond betrekken in de Nieuwe Uilenburgerstraat, op nummer 80-huis. Natuurlijk, ik weet van de geschiedenis van Uilenburg en van de Joodse geschiedenis van mijn straat. Van de krotten die er begin vorige eeuw hebben gestaan, van de gefaseerde sanering van mijn straat in de jaren ’20 en ’30, van de drukbezochte zondagsmarkt. Het huizenblok waar ik in woon, loopt van de Nieuwe Uilenburgerstraat nummer 70, via de oneven nummers van de Nieuwe Batavierenstraat tot aan de Oude Schans 41 en omvat tachtig appartementen. Het huizenblok is volgens de gegevens van het kadaster in of rond 1938 opgeleverd en vormde een belangrijke fase in – en achteraf gezien het sluitstuk van – de sanering van Uilenburg door de Joodse woningbouwverenging Bouwfonds Handwerkers Vriendenkring. Die werd in 1942 verboden door de Duitse bezetter. Roza en Leon zijn hopelijk – ondanks alle bedreigingen van oorlog en bezetting – maar wat trots geweest op hun eigen huis met tuin. Hun derde kind, een dochter, is er geboren. Zouden ze het huis nog leuk hebben kunnen inrichten? Zouden ze nog bloemen, planten, struiken of groenten in de tuin hebben geplant?

Weggehaald, leeggehaald, onttakeld In de stambomen die je op internet kunt napluizen, lees ik dat Isaac, de jongere broer van Roza, begin september 1941 in Mauthausen is omgekomen. Heel goed mogelijk dat hij bij de eerste razzia in Amsterdam, februari 1941, is opgepakt en gedeporteerd. Die razzia vormde de directe aanleiding voor de Februaristaking. In al die stambomen op internet – en ook bij alle mensen die genoemd worden op joodsmonument.nl – zijn natuurlijk de plaatsnamen en de data van overlijden het meest huiveringwekkend om te lezen. Leon is in maart 1943 omgebracht of omgekomen in Seibersdorf, een van de kleinere kampen in Silezië. Roza is in 1942 met haar drie kleine kinderen bij een van de grote razzia’s in de Jodenbuurt opgepakt en afgevoerd. Samen met


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 11

11

Foto boven: Staand in het midden: Roza en Leon. Zittend: Bertha en Samson Kleerekoper. Rechts: Isaac. Op de voorgrond: twee kinderen van Roza en Leon. Links: onbekend. Foto rechts: ‘Lunchroom v/h I.M. Vega, verlof S. Kleerekoper’ op nummer 21 van de Jodenbreestraat Foto’s Collectie Joods Historisch Museum

haar kinderen, haar beide ouders uit de Jodenbree en haar beide schoonouders (die in de Transvaalbuurt woonden), is zij – waarschijnlijk via het gebruikelijke tussenstation Westerbork – begin september van dat jaar in een goederenwagon per trein ‘op transport gesteld’. In Auschwitz-Birkenau is de hele familie op 10 september 1942 bij aankomst direct naar een van de gaskamers gestuurd. Ik klik nog wat verder op joodsmonument.nl en lees de namen van de toenmalige bovenburen van Roza en Leon. Het gezin De Vries op 80 I-hoog (of III-hoog). Man, vrouw, drie kinderen: Auschwitz, Auschwitz, Sobibor, Mauthausen, Auschwitz. De familie Boas op 80 II-hoog. Man, vrouw, dochter: Auschwitz, Sobibor, Sobibor. De buren op 78-II, de familie Bril, een gezin met drie kinderen. Mauthausen, Sobibor, Sobibor, Sobibor. Alleen mevrouw Bril is in Amsterdam overleden, twee maanden voor haar drie kinderen in Sobibor werden vermoord. Het hele blok is leeggehaald, de mensen afgevoerd. Alle huizen zullen wel ‘gepulsd’ zijn, leeggeroofd en van alle huisraad ontdaan door de firma Puls. Ook kan ik me goed voorstellen dat de leegstaande huizen in de hongerwinter van ’44-’45 flink zijn ‘gestript’, ontdaan van alle brandbare onderdelen (kozijnen, houten vloeren, noem maar op). Om in leven te blijven en het warm te houden, deden de achtergebleven Amsterdammers natuurlijk al het mogelijke. Wie kan het ze kwalijk nemen? Na de oorlog werd het huizenblok opnieuw woonklaar gemaakt, kwam het in handen van een particuliere verhuurder en weer later in handen van (de christelijke) woningbouwvereniging Patrimonium (nu Rochdale). Enkele jaren geleden is het huizenblok gesplitst en worden vrijkomende etages verkocht. Er wonen nog steeds veel echte, authentieke Amsterdammers in het huizenblok, zoals mijn bovenbuurman ome Jan. Er zijn zelfs een paar bewoners in het blok die herinneringen hebben aan de Jodenbuurt en hier in deze straat vlak na de oorlog zijn komen wonen. Maar niemand met herinneringen aan Roza en Leon van nummer 80-huis.

Een naam en een gezicht teruggeven Zouden er überhaupt anno 2012 nog mensen zijn die zich Roza en Leon nog voor de geest kunnen halen? Ze zijn niet oud geworden, 27 en 29 jaar, en hebben hun leven grotendeels geleefd in de besloten gemeenschap van de Amsterdamse Jodenbuurt, stel ik me zo voor. De kaalslag in die gemeenschap is enorm geweest. Alleen één broer van Roza heeft de oorlog overleefd, maak ik op uit de stambomen op internet, maar deze broer is inmiddels, in 1997, overleden. Zijn nazaten, waarschijnlijk van na de oorlog, moet ik er achteraan? Moet ik proberen ze te achterhalen? Ik aarzel. Wie weet zijn er nog een paar mensen in leven die Roza en/of Leon gekend hebben van school, uit de buurt, van hun werk. Het zou me verbazen als ik één, wie weet twee mensen zou kunnen opsporen. Inmiddels ben ik natuurlijk een heel eind afgedwaald van het verzoek van de eindredacteur van dit Bulletin – om het aanbod van educatieve materialen over de Holocaust te inventariseren en op papier te zetten. Maar misschien ben ik er in zekere zin ook heel dicht bij gebleven. Deze niet helemaal toevallige, maar wel geheel onverwachte ontmoeting met de vroegere bewoners van mijn huis leert natuurlijk dat er eigenlijk maar twee eenvoudige uitgangspunten belangrijk zijn bij het levend houden van de herinnering aan de Sjoa. Eén: geef de slachtoffers hun naam terug. En twee: geef de namen hun gezicht terug. Dat is ook de kracht natuurlijk van het verhaal dat in het Anne Frank Huis wordt verteld en dat is de kracht van joodsmonument.nl en van het digitale historische fotoarchief van het Joods Historisch Museum. Daar kan geen enkel ander educatief materiaal tegenop. Roza en Leon, hun drie kleine kinderen, ze spoken door mijn huis en ze spoken door mijn hoofd. Op 10 september van dit nieuwe jaar, 2012, is het precies zeventig jaar geleden dat Roza, haar drie jonge kinderen, haar beide ouders en de beide ouders van Leon in Auschwitz zijn omgebracht. Op die dag zal ik zeker aan ze denken.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 12

12 C o l u m n

Generaties en herinnering Natascha van Weezel

H

et is inmiddels 2012 en meer dan dertig jaar geleden dat de discussie voor het eerst oplaaide over de kwestie of de tweede generatie zou bestaan. Onzin vond men dat toen. Hoezo zouden de kinderen van overlevenden last hebben van de Tweede Wereldoorlog? Ze hadden het zelf toch niet meegemaakt? Inmiddels twijfelt niemand er meer aan of de tweede generatie bestaat. Vele onderzoeken en boeken hebben aangetoond dat veel Joodse babyboomers wel degelijk hebben geleden onder de trauma’s van hun ouders. Schuldgevoelens, afhankelijkheid, depressies, perfectionisme, minderwaardigheidscomplexen. Ik ben 25 jaar en als ik vertel dat ik tot de derde generatie behoor word ik meestal uitgelachen. De oorlog is immers al zo lang geleden. Ik moet blij zijn met de tijd waarin ik leef en verder niet zeuren. Maar ja, hoe kan ik mijn overgevoeligheid voor het leven anders verklaren? Mijn oma, die helaas twee jaar geleden is overleden, heeft de oorlog misschien wel fysiek overleefd, maar nooit helemaal mentaal: altijd praatte ze over ‘toen’, en de moffen, en de aardige onderduikouders in Krommenie. Nog voor mijn tiende wist ik precies welk familielid waar en wanneer vermoord was. Op deze manier probeerde mijn oma mij dingen te leren over een voor haar alles bepalende periode in het leven. Alleen was ik toen nog veel te jong om het te begrijpen en werd ik bang. Bang voor alles. Anders dan andere kinderen durfde ik niet wild te spelen, omdat ik bang was om mezelf pijn te doen. Bij vriendinnetjes logeren deed ik niet, want wat als ik dan nooit meer thuis zou komen? Toen ik wat ouder werd begon het zich te vertalen naar meer

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

fundamentele levensvragen: Waarom besta ik wel en zoveel anderen niet? Waaraan heb ik het verdiend om te mogen leven? Eerlijk gezegd vond ik het maar niets om Joods te zijn, ik associeerde het voornamelijk met oorlog en ellende. Daar kwam verandering in toen ik op mijn zestiende mee ging naar Polen met het Auschwitz Comité. Een week lang heb ik gehuild. Toen ik terug kwam was ik trotser dan ooit op mijn familie, mijn afkomst, op wie ik zelf was. Wat ik verder vooral leerde tijdens die week, was de waarde van herdenken. Het is al jaren geleden, maar ik zie mezelf nog zo staan, omringd door mensen die de namen van omgebrachte familieleden voorlazen. De meeste van hen hadden zelf nooit de mogelijkheid gehad hen te leren kennen, maar het maakte de emoties er niet minder echt om. Ja, de oorlog is al jaren afgelopen, maar dat betekent niet dat je er niet meer om kan en mag rouwen. Ik ben er dus van overtuigd dat er zeker een derde generatie bestaat. Maar ik denk wel dat er een verschil tussen ons en onze ouders bestaat. Veel overlevenden vinden het belangrijk dat de verhalen over de Shoah doorverteld worden, opdat zoiets nooit meer kan gebeuren. Hun kinderen staan soms iets te dicht bij om over zoveel pijn te praten, maar de kleinkinderen hebben de perfecte afstand. Ik denk dus dat het onze taak is om de verhalen in leven te houden, het herdenken in leven te houden, zeker nu de eerste generatie langzaam aan het uitsterven is. Het onderwerp speelt inmiddels een belangrijke rol in mijn werk. Drie jaar geleden maakte ik een documentaire over mijn oma die nooit over het verlies van haar broer en zus heen kwam. Dit jaar studeer ik af aan de Nederlandse Film en Televisie Academie. Mijn eindexamen film gaat over een jongen die er op zijn twintigste pas achter komt dat hij Joods is en nog een oma heeft die in Israël woont. Hij gaat haar opzoeken met de vraag waarom zijn pas overleden moeder dit altijd voor hem verzwegen heeft. Langzaam maar zeker komt hij er achter dat het allemaal door de Holocaust komt en leert hij zichzelf en zijn familiegeschiedenis te omarmen. Het lukt mijn hoofdrolspeler in een half uur. Ik ben al mijn levenlang met dit acceptatieproces bezig, maar ik denk dat ik eindelijk een manier heb gevonden om er mee om te gaan: films maken, schrijven, praten met overlevenden, vragen stellen, herdenken en vooral nooit, maar dan ook nooit vergeten!


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 13

13

Herdenken

Indrukwekkende dagen in Polen Uri Coronel

Emotionele trip

Deelnemers van de reis naar de kampen in Polen in 2011 gaan de poort

Reeds enkele jaren waren mijn vrouw Yvonne en ik van plan om mee te gaan met de jaarlijkse Polenreis van het Auschwitz Comité. Maar steeds kwam er iets tussen, of wellicht lieten wij er iets tussen komen. Uiteindelijk was het dit jaar dan zover. Het is een beetje raar om te zeggen dat je je verheugt op een dergelijke emotionele trip, maar wij keken er wel degelijk naar uit. Als wij een paar dagen weggaan, beslissen wij daartoe meestal kort tevoren en de voorbereiding van zo een tripje start in het algemeen een paar dagen voor we vertrekken. Dat lag nu wel compleet anders. In de eerste plaats omdat wij een missie te vervullen hadden. Wij hebben godzijdank een grote familie, maar nog nooit had één van ons het op kunnen brengen de plek te bezoeken waar onze grootouders, ooms en tantes en verdere familieleden zijn vermoord en aldaar kaddish te zeggen. Ik had daar in toenemende mate behoefte aan. Om dat te kunnen doen was ik een paar weken tevoren al begonnen om met behulp van de websites van het Digitaal Joods Monument en Yad Vashem, gegevens over mijn familieleden te verzamelen. Om alles te kunnen vinden wat ik zocht.

van Auschwitz 1, het Stammlager, binnen (foto Walter van Rossum)

Vlekkeloze organisatie Wat wij erg fijn vonden is dat er drie weken voor de reis een bijeenkomst voor de ruim 80 deelnemers was georganiseerd, zodat je vast een indruk kon krijgen met wie je op reis zou gaan, hoe het programma eruit zou zien en waar je rekening mee zou moeten houden. Toen stond dus op 31 oktober een zeer gemêleerd gezelschap op Schiphol. Een beetje gespannen misschien, onwennig en misschien ook wat nerveus. In totaal een kleine twintig Joden, allen natuurlijk met een lijst van omgekomen familieleden. Een behoorlijke groep mensen van Protestants Christelijke kant, vaak orthodox en afkomstig van de Veluwe, trouwe vrienden van het Joodse volk en de Staat Israel. Een aantal historici, vertegenwoordigers van organisaties die met de gevolgen van de Tweede

Wereldoorlog te maken hebben, zoals het NIOD, de Anne Frank Stichting, het Kamp Westerbork, JMW, enkele ministeries, de Sociale Verzekeringsbank, enzovoort. Daarnaast was er een groot aantal geïnteresseerden, jong en oud. Alles stond onder leiding van voorzitter Jacques Grishaver en de andere bestuursleden van het Auschwitz Comité, de arts Hans Hirschfeld en rabbijn Menno ten Brink. Een perfect team dat voor een werkelijk vlekkeloze organisatie heeft gezorgd. Helemaal geweldig vonden wij het dat een gezelschap met zoveel verschillende achtergronden zo een hechte groep vormde.

Bijdrage aan een betere wereld En nu kijk ik terug. Heeft het aan mijn verwachtingen beantwoord? Meer dan dat. Wat ben ik blij dat we dit hebben gedaan! Niet zozeer omdat wij nu de barakken en gaskamers van Auschwitz, Birkenau en Majdanek hebben gezien. Ook niet omdat wij midden in de bossen op de grens met Oekraïne, in Sobibor, die grote berg as met de verbrande resten van zoveel Joden hebben bezocht. Maar veel meer, omdat wij uit het diepste van ons hart dankbaar zijn om op al die plekken te hebben mogen gedenken. Wij met Jizkor en Kaddish, anderen op hun eigen manier. Waarbij ik een extra compliment wil geven aan Menno ten Brink, die voor alle delegatieleden de juiste toon wist te vinden. Zonder hem en de fenomenale kennis van Jacques Grishaver was het nooit zo waardevol geweest. En wat nemen we er nou van mee? Wat mij betreft vooral één ding: als je groepen Israëlische schoolkinderen ziet die de kampen bezoeken en de intensiteit waar zij dat mee beleven, dan zou je willen dat een bezoek aan Polen ook onderdeel wordt van onze leerprogramma's. Dat zou enorm helpen om respect te bevorderen, om discriminatie wegens ras of geloof te voorkomen. Dat zou pas een ware bijdrage zijn aan een betere wereld!

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 14

14 H e r d e n k e n

Onvergetelijk, bizar en onbegrijpelijk… Willem van Norel

… de reis die ik altijd al heb willen maken … In september 2011 kreeg ik een aanbod van mijn school, het Nuborgh College Lambert Franckens te Elburg - waar ik sinds 1982 werkzaam ben als docent geschiedenis in de bovenbouw van HAVO en VWO - om een studiereis naar Israel te ondernemen. Je bent even verrast, maar de reis zou grotendeels rondom de jaarwisseling zijn. Juist rondom deze (gezellige) dagen kan dat in een gezin problemen opleveren. Ik moest er even over nadenken. Bijna gelijktijdig rolde het Bulletin van het Nederlands Auschwitz Comité bij ons op de deurmat. Daarin werd de jaarlijkse Polenreis aangekondigd. Er bleken nog enkele plekken beschikbaar te zijn. Dit was de reis die ik altijd al heb willen maken. Ik heb de schooldirectie op de hoogte gesteld van mijn gedachten. Ze gingen vrijwel onmiddellijk akkoord. Ik mocht mij aanmelden voor de Polenreis en de school zou de reis betalen. Een genereus aanbod waar ik even stil van was.

Een mailtje naar Jacques Grishaver was al voldoende om de bevestiging te krijgen dat ik mee kon. Er bleek voor nog twee Elburgers plaats te zijn: Philip Docter en Jetse Kuipers. Met ons drieën zijn we als vrijwilligers actief bij Museum Sjoel Elburg, een prachtig museum over het Joodse leven in de Mediene.

Indrukwekkende stilte De reis heeft mijn verwachtingen meer dan overtroffen. Het programma was uitgebalanceerd en zeer goed doordacht. De ontvangst op de Nederlandse ambassade in Warschau door ambassadeur Kurpershoek was zeer stijlvol. De bezoeken aan het Stammlager Auschwitz I en Auschwitz II-Birkenau maakten veel emoties los. Op een zeer confronterende manier werden we bepaald bij een bijna onwerkelijk deel van onze geschiedenis. Vitrines vol kinderschoentjes, menselijk haar, brillen, protheses en koffers schokten mijn gedachten. Hoe kon dit ooit gebeurd zijn? Tranen zijn op deze plekken niet genoeg om het onbeschrijfelijke leed te kunnen bevatten. Bezoeken aan de prachtige oude binnenstad van Krakau en de Joodse wijk Kazimierz maakten grote indruk. Musea en synagogen in Krakau, Lublin en Wlodawa gaven ons indrukken van het vooroorlogse leven van de Joodse bevolking in Polen. Het bezoek aan Sobibor maakte diepe indruk. Hoewel op deze kille, verlaten plek aan de grens met Oekraïne weinig meer herinnert aan het vreselijke vernietigingskamp uit 1943, was het juist de stilte (je hoorde zelfs geen vogels fluiten!) die het geheel zo indrukwekkend maakte. Onpeilbaar verdriet was hier heel direct voelbaar. De opgedane indrukken zijn nauwelijks in woorden en beelden (foto’s) uit te drukken. Tot op heden gaat er geen dag voorbij, waarin ik niet met mijn gedachten (even) in Polen ben. Asheuvels,

De auteur zegt bij de afbeelding: ‘De vrouw op de foto is Esther de Lange-Cracau (1858-1943). Zij werd op 4 juni 1943 samen met haar dochter Mietje in Sobibor vergast. Esther werd op 85-jarige leeftijd vermoord. Haar naam werd onder andere voorgelezen tijdens de herdenking in Sobibor.’

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 15

15

gaskamers, executieplaatsen, barakken, prikkeldraad en uitkijktorens geven tot op de huidige dag de kilte weer van een systematisch moordregime. Ongelofelijk, onbegrijpelijk en bizar waren woorden die voortdurend door mijn hoofd speelden. Op de meest gevoelige plekken hielden we herdenkingen onder leiding van rabbijn Menno ten Brink. Kaddisch werd gezegd, naast gedichten en gebeden. Namen werden gelezen van familieleden en dierbaren. Ook de namen van de omgebrachte Elburger Joden mochten opgelezen worden. Verdriet werd op deze manier gedeeld.

Op school uitdragen Het voelt voor mij bijna als een opdracht om de opgedane indrukken in woord en beeld op school uit te dragen. De leerlingen moeten weten wat er in de jaren 1940-1945 is gebeurd. Het kennis nemen van deze gruwelijke periode uit onze geschiedenis is en blijft noodzakelijk! De organisatie van deze reis verdient een grote pluim. Jacques Grishaver, Ronald van den Berg, Bob Hilderink, rabbijn Menno ten Brink, dokter Hans Hirschfeld met hun team hebben ons een ongelofelijke week bezorgd. Ze hebben een grote kennis van zaken en veel ervaring op dit terrein. Ik kan iedereen aanraden om deze reis ooit te maken. En doe het dan via het Nederlands Auschwitz Comité! Een beter reisgezelschap kun je niet treffen. We kwamen op maandagmorgen als eenlingen op Schiphol en gingen zes dagen later als vrienden uit elkaar. Ik kijk nu al uit naar onze reünie op 15 januari in Amsterdam. – Elburg, 30 november 2011

Polenreis 2012 De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organiseert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 5 november t/m zaterdag 10 november 2012. De reissom bedraagt € 925,- per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met bijbetaling van € 175,-. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchthavenbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen van musea. N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven. Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij: Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. De heer J. Grishaver Postbus 74131 1070 BC Amsterdam fax: 020-6003455 e-mail: info@auschwitz.nl Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis. Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.

Een deel van de groep passeert de hoofdingang van kamp Majdanek (foto Walter van Rossum)

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 16

16 H e r d e n k e n

March of the Living, ode aan het leven Daphna Berger

Schiphol, 29 april 2011, half zes ’s ochtends Met gemengde gevoelens sta ik te wachten op mijn medereisgenoten, met wie ik de komende vijf dagen een, zo blijkt later, zeer intensieve en emotionele reis zal maken. Een reis naar Polen, het land van mijn grootouders. Een reis naar mijn roots. En tegelijkertijd een reis die voor mij absoluut niet vanzelfsprekend was. De confrontatie aangaan met de gebeurtenissen die meer dan een halve eeuw geleden daar plaats hebben gevonden. Steden bezoeken die mijn oma als jong meisje bezocht, maar ook naar de plekken waar het leven dat mijn grootouders kenden op een gruwelijke wijze werd vernietigd. Bewust heb ik deze reis lange tijd voor mij uitgeschoven. Immers, wat wil ik hier zoeken? Wat hoop ik te vinden? Het antwoord daarop weet ik in ieder geval nog niet wanneer ik twee uur later het vliegtuig instap.

In Polen schijnt de zon Ik heb het gevoel dat dat op deze reis niet zou mogen. Het is echter een goed ingrediënt, dat mij even laat vergeten wat ik hier kom zoeken en het geeft de ruimte om te focussen op een ander belangrijk aspect van de reis: mijn reisgenoten. Zo onbekend als iedereen voor elkaar is in de vroegte op Schiphol, zo worden een paar uur later, wanneer we over de Joodse begraafplaats in Warschau wandelen, de eerste vriendschappen gesloten. Door verhalen van onze Israëlische gids komt het Getto van Warschau langzaam tot leven. Mila 18, het hoofdkwartier van de Jewish Combat Organization, verandert van een iconische bunker, waar ik al meerdere malen over heb gelezen, in een echte plek. Mordechai Anielewicz wordt een man van vlees en bloed, krijgt een gezicht. De Umschlagplatz is daarbij onze eerste emotionele confrontatie met een van de belangrijke en verschrikkelijke plekken van de Jodenvervolging.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Deelnemers aan de March of the Living 2011 in AuschwitzBirkenau (foto Rosalie Korper)

Duizenden jongeren Een dergelijke tweede plek is het concentratie- en vernietigingskamp Majdanek. Voor mij heeft deze verschrikkelijke plek een extra emotionele lading, omdat in dit kamp de familie van mijn oma is omgekomen. Terwijl onze gids kaddish zegt, en ik de namen van mijn familieleden hardop voorlees, realiseer ik mij dat het hoofdstuk Shoah dichterbij dan ooit is. Het bezoek aan Auschwitz een dag later versterkt dit gevoel, maar maakt ook ruimte voor andere gevoelens. Het zien van duizenden jongeren die meelopen met de March, wapperende Israëlische vlaggen, handgeschreven berichten in vele vreemde talen – van Ne jamais! tot persoonlijke berichten gericht aan omgekomen familieleden – wakkert bij mij een ongelofelijk sterk gevoel van trots aan. Daar staan wij dan! Een massale ode aan het leven. En daar, temidden van de ruïnes van Auschwitz, omringd door Joodse jongeren van overal ter wereld, voel ik mij Joodser dan ooit; een gevoel dat ik voor geen goud had willen missen.

March of the Living 2012 zal zijn van 15 tot 20 april 2012. Zie www.motl.nl voor verdere informatie en om je aan te melden.


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 17

17

Herdenken

Op weg naar een documentaire Deborah van der Starre

November 2010 Samen met twee collega's reis ik met het Nederlands Auschwitz Comité mee naar Polen. Mijn missie is tweeledig: voor de Joodse Omroep maak ik een reportage waarvan de reis een onderdeel vormt en daarnaast wil ik een documentaire over deze jaarlijks terugkerende reis maken. Wat ik kan verwachten weet ik niet, maar mijn doelstelling is helder. Ik wil de reis vastleggen. Vastleggen hoe groot de behoefte nog steeds is om met eigen ogen te zien waar familie is omgekomen. En ik weet ook welke rol ik daarin wil spelen, de rol van buitenstaander, van journalist. De eerste dag al kom ik bijzondere mensen tegen. Mensen die allemaal hun eigen reden hebben om deze reis te maken. En ondanks dat we vreemden voor elkaar zijn en nog niet weten wat de reis ons zal brengen, worden wij als cameraploeg door bijna iedereen met open armen ontvangen. Het brengt me van m'n stuk; de oprechtheid van de deelnemers die hun verhaal zo openhartig met me delen. En hoewel de verhalen verschillen, herken ik er een hoop in terug. Het niet erover kunnen praten, het zoeken naar antwoorden, het afscheid willen nemen van familie die je nooit gekend hebt... Ruim 1700 kilometer zitten we met elkaar in de bus en wordt in zes dagen de tocht afgelegd over asfalt dat nog niet met EU steun is aangelegd.

Geen geluid Ik ben de eerste van mijn familie die deze reis maakt en ook in onze familie wordt nauwelijks gepraat over de vermoorde familieleden… Van mijn oma weet ik weinig, ze stierf ver voor mijn geboorte. Wat ik wel weet is dat haar vader, acht broers en zusters en talloze neefjes en nichtjes vermoord zijn in de kampen. Mijn objectiviteit, mijn rol als waarnemer, ben ik de eerste dag al verloren. Maar de klap krijg ik bij de herdenking in het Israëlische paviljoen in Auschwitz. Wanneer ik mijn eigen lijst met namen tevoorschijn haal, komt er geen geluid meer uit mijn mond. Wat geweldig is het dat er vanuit de groep altijd wel iemand naar voren komt en zegt: ‘Kom maar, ik lees de namen wel voor je.’ Pas dan dringt goed tot me door dat ik deze bijzondere reis niet als journalist kan maken. Daarvoor ben ik veel te veel betrokken. De reis leidt ons via Auschwitz, Birkenau en Majdanek naar Sobibor. Ik hou me staande door veel dingen niet binnen te laten en ben blij als we na een week weer thuis zijn. Maar thuis is het anders. Ik heb iets ervaren dat ik moeilijk een plaats kan geven. Ik ben wel terug uit Polen maar krijg de reis naar Polen niet goed uit mijn systeem.

December 2011 Weer vertrek ik naar Polen, en weer reist de cameraploeg met me mee… Het heeft bijna een jaar geduurd voordat ik de beslissing durfde te nemen om terug te gaan en dit keer binnen te laten komen wat me vorig jaar niet gelukt is. Ik hoop dat ik antwoorden vind op de vragen die ik mezelf vorig jaar gesteld heb. En ik hoop dat het me dit keer wel lukt om de namen van mijn vermoorde familieleden te kunnen zeggen... Al deze ervaringen zullen te zien zijn in de documentaire Retourtje Polen. Op het moment dat ik dit schrijf moeten we nog vertrekken en als u dit leest zijn we weer terug. De documentaire Retourtje Polen wordt op zondag 22 april 2012 om 14.00 uur uitgezonden door de Joodse Omroep op Nederland 2. – Voor meer info: retourtjepolen@starretv.nl

Namen noemen bij de asheuvel in Sobibor (foto Jacques Grishaver)

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 18

18 C u l t u u r

Een verhaal van Ida Vos mag ook in dit Herdenkingsnummer niet ontbreken. Het komt weer uit de bundel Wie niet weg is wordt gezien, haar eerste jeugdboek uit 1981 met verhalen over haar eigen geschiedenis (deze keer uit de 7de druk (2006) van Uitgeverij Leopold, p. 23-24). Het wordt voorafgegaan – zoals ook op andere plaatsen in deze bundel – door een oorspronkelijke officiële mededeling afkomstig uit de krant:

‘De Jodenster De aandacht wordt er op gevestigd, dat de Jodenster volgens de desbetreffende bekendmaking op het kleedingstuk moet worden genaaid. Een bevestiging met spelden of dergelijken is niet voldoende en kan tot straffen leiden.’

U ook een ster meneer? Ida Vos

andaag moet ze voor de eerste keer naar school met een gele ster op haar jas, een grote gele ster. In het midden staat het woord JOOD zodat iedereen kan zien dat ze joods is. Het moet van de moffen en ze vindt het vreselijk. Gisteravond heeft moeder niets anders gedaan dan sterretjes opnaaien. ‘Ik zie sterretjes,’ heeft moeder gezegd en ze moesten er nog om lachen ook…. ‘Ik breng jullie naar de tram,’ zegt papa. ‘Kom maar, schiet op, anders komen jullie te laat op school.’ Ze doen hun jas aan. Wat is die ster groot. Die van Esther is nog groter dan die van haar. ‘Dat lijkt zo,’ legt vader uit. ‘Esther heeft zo’n klein lijf. Daarom is het net of haar ster groter is.’ Als ze bij de tramhalte komen, zien ze veel andere mensen met sterren, grote en kleine mensen. ‘Allemaal joden,’ zegt een oude meneer. ‘Gisteren wist ik nog niet dat het joden zijn, al had ik het wel gedacht.’ ‘Je moet je schooltas gewoon onder je arm houden en niet tegen je ster.’ Ze krijgt een kleur. Vader heeft gezien dat ze haar ster probeerde te verbergen. ‘Het is moeilijk, maar als je de ster

V

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

nu niet verstopt, ben je er het snelst doorheen. Als de oorlog is afgelopen, gaan we een groot vuur maken en dan gooien we alle sterren van de hele wereld erin.’ ’Dat zal lekker stinken,’ zegt ze. ‘Hij stinkt nu ook,’ zegt Leo. ‘Ik rook het toen ik mijn jas aandeed.’ ‘Kinderen daar komt de tram,’ roept vader. Nu gaat het gebeuren. Nu moet ze voor het eerst in de tram met die afschuwelijke ster. ‘Kom maar binnen!’ roept de trambestuurder. ‘Nu wordt het echt voorjaar in mijn tram. Allemaal kinderen met een gele narcis op hun jas. Ik wou dat ik er een mocht dragen.’ Als ze allemaal binnen zijn, beginnen een heleboel mensen te klappen, net zoals aan het einde van een toneelstuk. Ze begrijpt er niks van. Een meneer stompt in haar zij: ‘Buigen, dat is voor jullie, voor jullie sterren.’ Ze durft niet te bewegen. Wat is dat? Klappen de mensen voor die grote gele ster? Ze kijken elkaar aan. ‘Ze klappen voor ons!’ roept Leo en hij begint te buigen. ‘Dank u wel, mensen. Dank u wel!’ Een paar mensen klappen niet mee. Ze kijken voor zich uit. Leo loopt naar één van die mensen toe: ‘Mevrouw, wilt u ook een ster? Morgen zal ik er een voor u meebrengen. U ook een ster, meneer?’ ‘Donder op, jodenjong,’ zegt de man. En tegen de vrouw die naast hem zit zegt hij: ‘Ze zijn niet klein te krijgen. De grote joden niet en de kleine joden ook niet.’


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 19

19

Column

Herdenken moet Max van Weezel

Volgens mijn vrouw Anet en mijn dochter Natascha heb ik een ziekelijke belangstelling voor oorlogsmonumenten. De kwaal wreekt zich vooral tijdens zomervakanties. In de loop van het jaar kom ik nooit in het Anne Frankhuis, bij de Naald op de Dam of het Kindermonument in de Rivierenbuurt. Ze vormen het decorum van de stad waarin je leeft, ze zijn zo vertrouwd dat je nauwelijks stilstaat bij hun aanwezigheid. Maar als ik eenmaal in het buitenland ben, verander ik in een ander mens. Mijn gezinsgenoten begrijpen niet waarom ik in Miami Beach niet naar het strand of het Lummus Park wil maar meteen naar het Holocaust Memorial aan de Meridian Avenue. In Berlijn naar het Jüdisches Museum, het Holocaust-Mahnmal, de Topgraphie des Terrors en de tentoonstelling over de opkomst van Hitler in het Deutsches Historisches Museum aan Unter den Linden. En dan allemaal nog het liefst op één dag tegelijk. Warschau in Polen is ook zo’n stad waaraan ik als ramptoerist graag een bezoek breng: de Umschlagplatz waarvandaan de treinen naar het vernietigingskamp Treblinka vertrokken, het monument dat herinnert aan de dappere opstand die in 1943 plaatsvond in het getto. Een andere favoriete vakantiebestemming van me is Israël. Urenlang kan ik zwerven langs de plekken die hoogte- en dieptepunten in de geschiedenis van het Joodse volk tot uitdrukking brengen: het Diasporamuseum, het plein waar premier Rabin door een rechtse fanatiekeling werd vermoord, de ontroerende monumentjes aan de boulevard die de slachtoffers van de bomaanslagen op de disco Dolphinarium en jazzclub Mike’s Place aan de vergetelheid proberen te ontrukken (‘Hun enige misdaad was dat ze dol op muziek waren’). Ik kan daar niet genoeg van krijgen. Wat zou het toch zijn dat ik mijn vakanties daaraan besteed? Mag ik van mezelf niet gewoon van mijn vrije tijd genieten? Ik ga u niet lastig vallen met ingewikkelde verhalen over hoe het was om in de jaren vijftig als lid van de tweede generatie op te groeien. In de wetenschap dat je eerste voornaam naar je vermoorde oom van vaderszijde verwees en de tweede naam naar

je vermoorde oom van moederszijde. Met een moeder die op elke verjaardag over feestjes van voor de oorlog vertelde (‘Dan speelde mijn zusje Roosje piano, dat kon ze zo goed. Ik vraag me nog steeds af waarom ik het heb overleefd en Roosje niet’). Met een vader die juist demonstratief over de oorlog zweeg en met slaande deuren de kamer verliet als het er toch over ging. Met tantes die allemaal een nummer op hun arm droegen. Maar het moet haast wel dat ik daar een tik aan over heb gehouden. Aan dodenherdenkingen werd in mijn jeugd achteraf verrassend weinig gedaan. Op 4 mei gingen mijn moeder en ik naar het monument in het park om twee minuten stilte te houden. Dat was het zo’n beetje. De Auschwitz-herdenking werd misschien al gehouden maar die was in Amsterdam en wij woonden in Voorschoten. Van Jom Hasjoa en de Kristallnacht had ik nog niet gehoord. Wel herinner ik me als de dag van gisteren dat Israël in 1967 in gevaar kwam. Mijn vader nam het initiatief tot een inzamelingsactie voor de bevolking van het door de Egyptische tiran Nasser bedreigde land. Er werd een avond in het cultureel centrum van Voorschoten gehouden. De hele middenstand van het dorp stond achter Israël. Pas later – toen ik politicologie ging studeren aan de Universiteit van Amsterdam – kwam ik in de wereld van de demonstraties en herdenkingen terecht: op 25 februari met een krans namens de ASVA naar de Dokwerker, op 4 mei naar de bijeenkomst van J’Accuse in Krasnapolsky. Je deed het tussen de acties tegen de collegegeldverhoging en de studentenstop door. Nu zijn er bijna te veel herdenkingen om bij te houden: Auschwitz, de Februaristaking, de Hollandsche Schouwburg, de Kristallnacht (die tegenwoordig zelfs twee keer herdacht kan worden). Dit voorjaar sprak mijn dochter Natascha bij Jom Hasjoa. Over haar relatie met mijn nu overleden moeder. Over de derde generatie die de fakkel wil overnemen. Wat was dat een bewogen moment! Een jaar geleden – op International Holocaust Memorial Day – hoorde ik acteur Bram van der Vlugt op de radio. ‘Herdenken moet’, zei hij, ‘al is het maar om te voorkomen dat het nog een keer gebeurt.’ Hij heeft gelijk. Herdenken moet. En niet alleen tijdens de vakantie.

Max van Weezel is politiek commentator van Vrij Nederland en presentator bij Radio 1

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 20

20 C u l t u r e e l

Süskind, een film over Joods verzet ‘Hadden we dat verdomde bevolkingsregister nou maar platgebrand’

Voor het Joodse verzet is namelijk nog altijd te weinig aandacht geweest. De verzetsgroepen die bijvoorbeeld Joodse kinderen lieten onderduiken hadden hun werk niet kunnen doen zonder de samenwerking met Joodse verzetsmensen, zoals de zusters in de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg in Amsterdam, de medewerkers van de Joodse Raad in de schouwburg en daarnaast natuurlijk de ouders van deze kinderen, die bereid moesten zijn hun kinderen af te staan. Hun verhalen zijn echter vaak onbekend, omdat men dikwijls niet meer wilde praten over de traumatische ervaringen en moeilijke keuzes van het verleden.

Keuzes Steven Musch

J

ongeren weten helaas vaak nog veel te weinig over de geschiedenis van het verzet in Nederland ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Ze hebben misschien wel eens gehoord dat er tijdens de Duitse bezetting verscheidene verzetskranten werden rondgebracht en dat er hier en daar (gewapend) verzet was. Dat er op veel meer fronten verzet tegen de nazi’s plaats vond, bijvoorbeeld de georganiseerde hulp aan Joodse onderduikers, is bij minder mensen bekend. Daarom is het belangrijk dat in het Nederlandstalige oorlogsdrama Süskind het tot dusver onderbelichte aspect van het Joodse verzet tegen de deportaties in beeld wordt gebracht.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

De nieuwe speelfilm Süskind van Rudolf van den Berg laat zien hoe ingewikkeld die keuzes moeten zijn geweest. ‘Red ik mijn eigen hachje, door met de Duitsers mee te werken of verzet ik mij tegen de bezetter, waardoor ik mijn eigen leven en dat van mijn gezin in gevaar breng.’ Een vraag die menig gezin zichzelf waarschijnlijk heeft gesteld in de oorlog en waarbij angst en allerlei andere problemen zich zonder twijfel hebben voorgedaan. Diezelfde vraag doet zich in de film al vroeg voor. Als de razzia’s in Nederland toenemen en de Joodse Nederlanders langzaam maar zeker van al hun rechten worden beroofd, komt Walter Süskind (Jeroen Spitzenberger) voor een keuze te staan. Hij kan berusten in zijn rol als slachtoffer of hij kan een baan aannemen bij de Joodse Raad, als directeur van de Hollandse Schouwburg. Zijn taak is dan om ervoor te zorgen dat de depor-


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 21

21

tatie van de Joden zo vlot mogelijk verloopt. Om zichzelf en zijn gezin voor deportatie te behoeden, neemt hij deze verfoeilijke baan aan. Echter, hij kiest ervoor om zijn rol binnen de Joodse Raad te benutten om honderden mensenlevens te redden. Mede door gebruik te maken van zijn Duitse achtergrond weet Süskind het vertrouwen van de SS’er Aus der Fünten (Karl Marcovics) te winnen. Het lukt hem op deze manier om strenge controles bij de schouwburg en de crèche daartegenover, te verhinderen. Hierdoor kunnen honderden mensen – voornamelijk kinderen – bij onderduikadressen in Limburg en Friesland worden ondergebracht. Piet Meerburg (Tygo Gernandt), de leider van het Amsterdamse studentenverzet, speelt hierbij een sleutelrol.

Waar gebeurd verhaal Naast een aantal keuzes die veel moed vergen, laat de film op pijnlijke wijze de onverschilligheid zien waarmee Nederland een deel van zijn bevolking laat afvoeren. Feit is dat het ten tijde van de bezetting voor de nazi’s vrij gemakkelijk was om Nederlandse Joden te isoleren en uiteindelijk te deporteren. Dat had voor een groot deel te maken met de goed geordende bevolkingsregisters in Nederland. Een zin, die dit duidelijk weergeeft, is van de assistent van Süskind, Felix Halverstadt (Nasrdin Dchar): ‘Hadden we dat verdomde bevolkingsregister nou maar platgebrand’. Regisseur Rudolf van den Berg slaagt er goed in om zo veel mogelijk aan het waar gebeurde verhaal vast te houden. Een aantal kleinere en grotere veranderingen doet geen schade aan het ver-

haal. Piet Meerburg is in de film bijvoorbeeld een samenvoeging van meerdere verzetsstrijders die in werkelijkheid contact hadden met Süskind. Daarnaast staat Fanny Phillips (Katja Herbers) voor alle zusters in de crèche tegenover de schouwburg. Verder blijft de oorspronkelijke geschiedenis zo goed als ongeschonden.

Topprestatie De acteurs zetten stuk voor stuk een topprestatie neer in Süskind. Ze weten een voor een perfect de juiste emoties over te brengen. Jeroen Spitzenbergen, ook wel bekend van De Dominee en Alles is liefde, lijkt zelfs sprekend op Walter Süskind. Olga Zuiderhoek speelt Henriëtte Pimentel heel strak en streng en de beeldschone Katja Herbers is ook gesneden voor haar rol als zuster in de crèche. Het is ook erg leuk om de Nederlands-Marokkaanse Nasrdin Dchar de rol van een Joodse verzetsman te zien vertolken. Hij doet dit geweldig. ‘Süskind’ is een aangrijpende film om naar te kijken en is enigszins vergelijkbaar met de indrukwekkende Hollywoodproductie Schindler’s List. Hoewel de film heel schokkend kan zijn – met name omdat het om Joodse kinderen gaat, die voortdurend in levensgevaar verkeren – is het zeker een belangrijke film om te zien. De film geeft een tot dusver vrij onderbelichte geschiedenis van het Joodse verzet weer en bewijst daarmee dat niet iedereen zich zomaar gewonnen heeft gegeven aan de Duitse bezetters. Afbeeldingen in dit en de volgende drie artikelen zijn stills uit de film

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 22

22 C u l t u r e e l

Een verhaal van wanhoop en verzet in de film Süskind Bertje Leuw

Geen geschiedenisles Het moest geen geschiedenisles worden, de film over Walter Süskind, maar een verhaal. Een meeslepend verhaal over de verbijsterende gebeurtenissen in de Hollandsche Schouwburg in de jaren 1942, 1943. Een verhaal dat de uitvoering van het absurde en moorddadige plan om Nederland Judenrein te maken zichtbaar en voelbaar zou maken. Dat was de opzet, zegt filmmaker Rudolf van den Berg in een schriftelijke toelichting bij zijn film. Wat mij betreft is hij daar met vlag en wimpel in geslaagd. Al bij de eerste filmbeelden, als de begintitels over het doek glijden, is het raak. Het is 1942. Hoofdpersoon Süskind loopt de Hollandsche Schouwburg binnen. ‘Alleen voor Joodsch Publiek’ staat er boven de deur. In de hal ziet hij zichzelf in veelvoud weerkaatst in de spiegels. Tientallen Walter Süskinds ziet hij, met even zovele Jodensterren op hun colbertje. Hij slaat de handen voor zijn ogen. De film moet dan nog beginnen. Natuurlijk ben ik, Amsterdamse en zelf als Joods kind in de onderduik geboren, opgegroeid met verhalen over de jacht op Joden in Amsterdam en daarbuiten. Het was dagelijkse na-oorlogse kost. Ook in onze familie waren mensen uit hun huis gesleurd, opeengepakt met honderden anderen in de te nauwe Hollandsche Schouwburg. Ik kende de verhalen over hun angst voor wat erna zou komen. Ik hoorde over de paniek van moeders die hun kinderen moesten afgeven aan de zogenaamde crèche aan de overkant. Maar verhalen horen is iets anders dan beelden zien. Neem alleen al de filmische vondst van die verveelvoudigde ster, het brandmerk dat de nazi’s hadden bedacht om Joden zichtbaar te onderscheiden van het overige publiek. Tegelijk met de hoofdpersoon in de film slaat de schrik je om het hart. Tegelijk met hem zie je, voel je, hoe dat brandmerk niet meer te verdoezelen valt. Negeren is onmogelijk geworden. Zoals gezegd: dat is nog maar het begin van de film.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Joodse Raad De soepele introductie van het kwaad in Nederland, je ziet het in de film gebeuren. Door de mannen van de Joodse Raad bijvoorbeeld, bij wie de prominente positie van hun gezicht is af te lezen. De ernstige blikken die even oplichten als ze elkaar vertellen dat het gelukt is enkele tientallen Joden vooralsnog van de deportatielijst af te halen. Hun tevredenheid, omdat ze dat voor elkaar kregen zonder de verhouding met hun opdrachtgevers te schaden. Ze lijken niet te merken dat ze in de val zijn gelopen, juist door als gewetensvolle ambtenaren te handelen. Dat ze gevangen zitten in de fictie dat heren onder elkaar, ook al hebben ze tegengestelde belangen, zaken met elkaar kunnen doen. Door de filmbeelden wordt meer dan ooit voelbaar hoe onzegbaar treurig die afgedwongen betrokkenheid van Joden bij hun eigen ondergang is. Een sluwe ambtelijke aanpak gereduceerd tot schijnbaar gewoon wettig overheidsbeleid, zo noemt Van den Berg dit soort machinaties van de bezetter.

Joods verzet Als in de film het verzet binnen de Hollandsche Schouwburg onder leiding van Süskind eenmaal op gang is gekomen, zie je hoe dat destijds moet zijn gegaan. Kinderen die haastig in koffers en rugzakken gepropt werden, of in een bakkerskar verstopt. Geslaagde en mislukte reddingen. De verschrikking voor de redders om te moeten kiezen, vóór het ene kind, tégen het andere. Nu ik zie wat ik allang wist, ligt voor mij de nadruk niet meer vooral op die onvoorstelbaar inventieve en moedige reddingsoperatie maar ook op de kinderen zelf. Op de verbijstering die ze gevoeld moeten hebben in die donkere koffer of nauwe rugzak. Of de angst als ze, ‘snel, snel’, mee moesten aan de hand van een onbekende verzorgster, oneindig ver verwijderd van hun moeder. De film is geslaagd in zijn opzet, vanaf de eerste beelden tot aan het hartverscheurende einde. Het is 1945, op een station in Amsterdam. We maken de hereniging mee van het meisje en haar broertje, zes en vier schat ik ze, die je vanaf het begin van de film volgt als ze, nadat hun ouders zijn opgepakt, in de stad rondzwerven, zich verstoppend om uit handen van de Duitsers te blijven. Ze hebben alleen nog elkaar.


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 23

23

Cultureel

‘Süskind lespakket’ – bovenbouw PO & onderbouw VO Maak nu kennis met het ‘Süskind lespakket’: een vernieuwend, interactief en visueel lesprogramma voor groep 8 van het primaire onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Dit lespakket is tot stand gekomen naar aanleiding van de speelfilm Süskind, die vanaf 19 januari 2012 in de Nederlandse bioscopen zal draaien. Uit onderzoek is gebleken dat jongeren informatie beter verwerken en onthouden wanneer ze aan de hand van beelden iets verteld krijgen. Vanwege de thematiek die wordt behandeld in

Süskind biedt Stichting Fu Works Educatie u gelijktijdig met de bioscooprelease een lespakket aan om de thema’s Jodenvervolging, verzet, verraad, onderduik en vrijheid op een visuele en aantrekkelijke wijze onder de aandacht te brengen bij de nieuwe generatie. Dit lespakket wordt ontwikkeld door producenten Fu Works, Cadenza Films en Uitgeverij Sasburg, in samenwerking met de Hollandsche Schouwburg, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WOII-Heden, War Child, en distributeur Independent Films. Het lespakket bestaat uit een DVD met beelden uit de speelfilm en herinneringen van ooggetuigen met een bijbehorende handleiding met uitleg, kijkvragen, antwoorden, achtergrondinformatie en tijdsbalk. Naast een lespakket worden diverse excursiemogelijkheden aangeboden, zoals een bezoekje met uw klas aan het museum van de Hollandsche Schouwburg of aan Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De kinderen uit de Hollandsche Schouwburg zijn gered en konden in vrijheid opgroeien. Wereldwijd leven echter nog steeds miljoenen kinderen in oorlog. Kinderen die niet thuishoren in die oorlog. De thematiek uit de film is daarmee niet alleen belangrijk om niet te vergeten, maar ook nog altijd relevant. De koppeling naar de actualiteit speelt een rol in het materiaal zodat het ook herkenbaar wordt voor de leerlingen. Bestel nu het lespakket en schrijf u in door een mail te sturen naar educatie@fuworks.nl (o.v.v. naam | school | klas | vak | niveau | adres | mail | tel). Meer informatie op www.suskind.nl/educatie De inschrijving, bestelling en verzending van het pakket is geheel gratis.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 24

24 C u l t u r e e l

Rudolf van den Berg over zijn film Süskind. Een interview met de regisseur ‘Ik kan mijn verbijstering over de Shoah een plaats geven in deze film.’ Steven Musch en Max Arian

R

udolf van den Berg (1949) is een belangrijke en vaak gelauwerde filmer van documentaires en grote speelfilms. De Joodse identiteit is voor hem altijd een belangrijk thema geweest. Sommige van zijn films gaan over de nasleep van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een film over de Shoah durfde hij echter tot voor kort niet te maken. In zijn aangrijpende en schokkende nieuwe speelfilm Süskind gaat hij dit waagstuk nu aan. Het Auschwitz Bulletin mocht hem daar als eerste over interviewen.

Dubbelspel ‘Blijkbaar moet ik, vanuit een soort onverklaarbaar gevoel, films en documentaires maken over de nasleep van de Shoah. Het knaagt aan me, de thematiek van de Shoah, en met name de onbegrijpelijkheid daarvan. Dat wil zeggen, dat ik mijn hele leven over dit thema heb gelezen, gepraat en films heb gezien. Op alle niveaus speelt mijn Joodse identiteit en de nasleep van de Shoah een rol in mijn leven, dus moet ik daar iets mee. Maar ik dacht dat de Shoah iets is waar je toch niet adequaat over kan vertellen.’

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Rudolf van den Berg (foto Steven Musch)

‘Er was heel wat nodig voordat ik ‘ja’ kon zeggen tegen het project over Walter Süskind. Het idee kwam ongeveer tien jaar geleden op mijn pad. Ik zat destijds op een punt in mijn carrière dat ik bijna niets van de grond kreeg, na een aantal redelijk geslaagde films te hebben gemaakt. Vandaar dat ik wist dat ik een groot project als dit niet meteen zou kunnen realiseren. Het was toen meer een kwestie van realistische inschatting.’ Het oorlogsdrama Süskind speelt zich af ten tijde van de Duitse bezetting van Nederland. De Joodse gemeenschap wordt via de Hollandse Schouwburg in Amsterdam systematisch gedeporteerd naar ‘werkkampen’. Het is de taak van Walter Süskind, als directeur van de schouwburg in opdracht van de Joodse Raad, om ervoor te zorgen dat dit zo vlot mogelijk verloopt. Süskind speelt echter een gevaarlijk dubbelspel met de SS’er Aus der Fünten, waardoor hij het mogelijk maakt om honderden mensen – met name kinderen – te redden. Van den Berg: ‘Ik kan mijn verbijstering over de Shoah een plaats geven in deze film. De film gaat over het Joodse verzet in Nederland, maar ik denk dat je als je zo’n grote film als deze maakt, ook moet proberen helder te zijn over het mechaniek van de Jodenvernietiging. Het raffinement en de duivelse aanpak van de nazi’s. Het gaat in ieder geval niet alleen maar over het redden


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 25

25

van kinderen. Het gaat ook over al die mensen, die niet gered konden worden.’

Keuzes ‘Behalve dat het een aangrijpend verhaal is en dat Walter Süskind een monument verdient, moest Süskind niet de zoveelste Shoahfilm worden. Met Süskind heb ik al mijn gevoelens en eigenzinnige inzichten een vorm kunnen geven, maar dat is natuurlijk wel een proces van de afgelopen tien jaar geweest.’ Van den Berg: ‘Het verhaal van Süskind had het grote voordeel dat je met weinig woorden het drama voelbaar kan maken. Dat is als filmmaker vooral belangrijk wanneer je met financiers, producenten en distributeurs gaat praten. Als je naar de persoon Walter Süskind kijkt, dan zie je dat hij geen doorsnee held was. Het is niet voor niets dat veel mensen hem indertijd als een verrader zagen, in plaats van als een Joodse verzetsheld.’ ‘Karakterologisch gezien is Walter Süskind een erg interessant persoon. Hij is gedurende zijn leven voor allerlei duivelse dilemma’s komen te staan. Dilemma’s waar eigenlijk bijna niet uit te komen is, want wat je ook doet, het is altijd fout. Op bescheidener schaal, weliswaar, zijn dit naar mijn idee dilemma’s, waar ieder mens tegen aan loopt. De vraag is alleen, hoe ga je daar mee om? Een paar jaar geleden ben ik een citaat tegengekomen, dat sterk verweven is met de thematiek in de film: ‘Ook al maak je bepaalde keuzes onvrij en word je gedwongen tot het maken van een keuze die je eigenlijk niet wilt maken. Je bent altijd verantwoordelijk voor de gevolgen van die keuzes’.’ Walter Süskind (Jeroen Spitzenberger) zegt op een gegeven moment in de film tegen verzetsman Piet (Tygo Gernand): ‘Ja, hoeveel kinderen heb ik nou helemaal weten te reden’. Piet:

‘Nou dan stop je er toch mee, dan komt er geen kind meer uit.’ Süskind: ‘Maar in het donker zie ik al die gezichten voor mij, van de mensen die ik in die auto’s heb moeten laden.’ Dit is het dilemma in de film. Süskind kan alleen kinderen redden als hij doorgaat met het werken voor de Duitsers.

Dilemma’s Van den Berg: ‘Bij het maken van Süskind ben ik zelf ook voor een aantal dilemma’s komen te staan. Ik wilde bijvoorbeeld dat de film zo min mogelijk afweek van de waar gebeurde geschiedenis. Tegelijkertijd wilde ik een groot publiek bereiken. Bepaalde dramaturgische ingrepen waren daarom noodzakelijk. Om de film begrijpelijk te maken moet je sommige dingen simplificeren. De Joodse Raad besliste bijvoorbeeld in werkelijkheid niet over wie er op de transportlijsten kwamen. In de film is dit wel het geval, omdat het anders veel te ingewikkeld wordt. Niet dat ik daarmee de Joodse Raad heel erg zwart wil maken, ik probeer aan te geven hoe groot de macht van de Joodse Raad was.’ Walter Süskind wordt, in een bepaalde scène, door Aus der Fünten meegenomen naar een feest in een bordeel, waar Joodse meisjes voor de SS werken. Süskind zondert zich tijdens het feest af met een Joodse prostituee, die hem vertelt wat er werkelijk gebeurt met de Joden die op transport gaan. Van den Berg: ‘Dit SS-bordeel met Joodse meisjes heeft echt bestaan. Ik heb dat nog laten controleren. Ik mag dan wel altijd op zoek zijn naar het drama, maar zoiets zou ik echt niet hebben durven verzinnen.’ In Süskind wordt Felix Halverstadt, de belangrijke Joodse medewerker van Süskind, die zich vooral verdienstelijk maakt door met het kaartsysteem te manipuleren en documenten te vervalsen,

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 26

26

gespeeld door de Marokkaanse acteur Narsdin Dchar. Mendel Blumgarten, een zingende Poolse Jood, wordt gespeeld door de Palestijnse acteur Ramsey Nasr. Het lijkt een bijzondere keuze van Rudolf van den Berg om voor deze rollen van Joden een Marokkaanse en een Palestijnse acteur te nemen. Van den Berg: ‘Ik heb Narsdin Dchar en Ramsey Nasr niet bewust gecast om een statement te maken. Het zijn allebei gewoon geweldige acteurs, die erg geschikt zijn voor de rollen die zij spelen. Maar mocht het door iemand als een statement worden gezien, dan is het wel een statement waar ik achter sta.’

Een film moet onderhoudend zijn ‘Ik probeer mijn films vooral toegankelijk te maken. In de eerste plaats ben ik uiteindelijk filmer en daarna pas een Jood. Hoe moeilijk het thema ook is, een film moet wel onderhoudend zijn. Dat wil niet zeggen dat ik een film maak om het publiek te behagen. Ik wil het grote publiek bereiken, maar zonder op mijn hurken te gaan zitten. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met een nieuwe film over de Joodse filosoof Spinoza. Zelf vind ik Spinoza erg belangrijk en interessant, maar hoe maak ik dat aan mijn buurvrouw duidelijk? Dit was natuurlijk hetzelfde toen ik aan de film Süskind begon. Ik moest een aanspreekbaar, gemakkelijk overdraagbaar drama zoeken, om de film toegankelijk te maken. Daarom heb ik de dilemma’s van de karakters in de film uitvergroot. Niet alleen de dilemma’s van Süskind, maar ook die van de Jodenvervolger Aus der Fünten. Op die manier probeer ik meerdere lagen in het verhaal te creëren. Het gevaar bij een film als deze is dat je heel lang blijft hangen in de good guy Süskind tegenover de bad guy Aus der Fünten. Dan heb je wel een spannend plot, maar dan is er niet veel diepgang in de film.’ Aus der Fünten is als het ware de ‘witte vlek’ in de geschiedenis. Het enige wat Van den Berg van hem kon achterhalen, was dat hij borrels dronk en sigaren rookte met Süskind. Maar waarom hij dat deed, wist hij niet. Daarom moest hij daar zelf invulling aan geven in de film. De historicus Presser schreef ooit, dat Aus

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

der Fünten ‘er een hekel aan had als er op straat werd gemept’. Die opmerking gebruikt Van den Berg als uitgangspunt voor het personage van Aus der Fünten. Van den Berg: ‘Ik heb geprobeerd om een tegenstelling te creëren tussen Aus der Fünten en Willy Lages (de SS’er met het litteken op zijn gezicht, SD chef van Amsterdam). Lages is in de film een aristocratische intellectueel, die Aus der Fünten constant onder druk zet en hem zelfs naar het Oostfront dreigt te sturen (net als zijn broer). Aus der Fünten is een soort eenzame boerenjongen, die aan de drank is geraakt en wordt uitgekotst door Lages. Hij voelt constant de druk om aan zijn aantallen te komen. Zo heb ik geprobeerd duidelijk te maken waarom hij gevoelig is voor de charmes van Süskind. Als zij samen in de schouwburg naar muziek van de Joodse componist Mahler staan te luisteren zegt Aus der Fünten, dat zijn moeder werkster was bij een Joodse familie waar ook Mahler werd gespeeld. Dat vind ik zelf een prachtig zinnetje, want daar zit een hele wereld achter. Hij raakt gedurende de film erg gehecht aan Walter Süskind en voelt zich daarom ook echt verraden in zijn vriendschap, als hij erachter komt dat Süskind een dubbelspel speelt.’ ‘Je moet heel veel dingen uitleggen aan de kijker. De kunst is dan dat te doen zonder dat hij of zij het gevoel heeft, iets uitgelegd te krijgen. Voor Nederlandse begrippen ben ik al snel te moeilijk als filmmaker. Ik vind dat er al genoeg platvloerse films worden gemaakt. Ik heb ook wel eens dat soort films gemaakt om mijn brood te verdienen, maar daar heb ik weinig plezier aan beleefd.’ ‘Mijn eigen dilemma was daarom niet: kies ik voor de kunst of wil ik het grote publiek bereiken? Ik wil namelijk hoe dan ook het grote publiek bereiken, maar wel met iets waar ik zelf geheel achter sta, zeker met dit belangrijke verhaal. Dit is eigenlijk de film waar ik mijn hele leven naar toe heb gewerkt. Het is geen morele opdracht, maar als ik mij bij vlagen realiseer wat er 70 jaar geleden is gebeurd, denk ik toch: dit moet je uitschreeuwen, dit mag niet ongeweten blijven.’


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 27

27

Joodse identiteit Zelf heeft de filmregisseur de oorlog niet meegemaakt. De ouders Van den Berg, allebei ondergedoken, hebben elkaar na de oorlog ontmoet en daaruit is in 1949 zoon Rudolf in Rotterdam geboren: ‘Onbewust heb ik met Süskind misschien wel willen uitzoeken wat mijn ouders nou eigenlijk hebben meegemaakt. Ik ben mijn hele leven geconfronteerd met de oorlog. Niet dat mijn ouders mij constant hebben platgebombardeerd met enge verhalen. Mijn moeder kon juist heel smakelijk vertellen over de grappige verhalen in de onderduik. Zij deed er helemaal niet dramatisch over en eigenlijk doet zij dat nog steeds niet. Toch wasemde de oorlog in onze familie altijd door alles heen. Bij mij heeft zich dat heel erg gehecht aan de schaamte en de argwaan die gekoppeld zijn aan het Joods zijn. Ik heb altijd aan mijn ouders gevoeld, dat zij vonden dat je de wereld niet kan vertrouwen. Zij werden daar geen aardiger mensen van, maar begrijpelijk was het wel.’ ‘In mijn jongere jaren ben ik daar heel veel mee bezig geweest. Ik heb er een aantal documentaires over gemaakt en ik heb er vaak met mensen over geruzied. Op een geven moment had ik het gevoel dat ik het wel achter me had gelaten. Ik leerde een soort begrip opbrengen voor die argwaan van mijn ouders en die korzeligheid over de wereld. Toch werden mijn ruzies met mijn vader er niet minder door.’ ‘Mijn moeder had altijd zo iets van: ‘gooi er maar met je pet naar; al dat gedoe over Joods zijn’. Maar mijn vader was, hoewel niet religieus, wel fanatiek Joods. Toen ik de controversiële documentaire over mijn Joodse identiteit De plaats van de vreemdeling maakte, heb ik anderhalf jaar geen contact met hem gehad. Hij noemde het gewoon ‘Joodse zelfhaat'. Daarmee was het afgedaan. We hebben het er nooit over gehad, maar ik werd wel in zijn favoriete kwaliteitskrant de hemel in geprezen, door filmcritica Ellen Waller. Met De plaats van de vreemdeling probeerde ik te zeggen: Ik ben niet religieus opgevoed. Ik ben zeer kritisch op het zionisme en ik heb weinig loyaliteit tegenover Israel. Wat blijft er dan over? Eigenlijk hangt mijn hele Joods zijn erg in de lucht. Wat betekent mijn Joods zijn nou eigenlijk? Wat er overblijft, dat zijn gevoelens. Misschien is het toch ook wel zo, dat hetgeen wat Joden gemeen hebben, de Shoah is. Die geschiedenis is natuurlijk iets, wat ongevraagd om ons heen hangt. Aan de andere kant vind ik dat je ontzettend moet uitkijken, dat je daar niet mee gaat koketteren, in de zin van: ‘Wij kunnen het niet helpen als we niet aardig zijn, want wij zijn ook slachtoffer.’ ‘Dan komen we eigenlijk weer bij de film uit… Ik ben natuurlijk heel blij dat de film gelukt lijkt te zijn, maar aan de andere kant denk ik ook: die film had er helemaal niet horen te zijn. Het gaat over iets dat allemaal niet had mogen gebeuren. Het onderwerp is zo onverdraaglijk. Stel nou dat deze film het hoogtepunt in mijn carrière gaat blijken te zijn. Daar heb ik behoorlijk veel moeite mee.’ •

9[ QEOIPEEV ZSSV %QWXIVHEQ IR SQWXVIOIR 9[ QEOIPEEV ZSSV %Q QWXIVHEQ IR SQWXVVIIOIIR ,SKI[IK '& %Q ,SKI[IK '& %QWXIVHEQ 8 QWXIVHEQ 8 ** MRJS$TETTMI RP [[[ TETTMI RP MRJS$TETTMI RP [[[ TETTMI RP

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 28

28 C u l t u r e e l

Boekbespreking

Recent verschenen Marjon de Klijn

Nog niet voorbij

Dubbelspel.

Anna, in deze jeugdroman, zat tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken bij een trompetleraar op zolder. Haar ouders brachten hun onderduik door in een bos onder de grond. Na de bevrijding is niet alles voorbij. Er is nog te veel dat herinnert aan die tijd in de oorlog. Anna heeft nogal wat moeite om weer vertrouwen te krijgen in de mensen na al die jaren van opsluiting, ook valt het haar zwaar om niet meer bang te zijn. Na de oorlog is Anna weer herenigd met haar ouders. Anna kan zelf nauwelijks praten over haar onderduiktijd en door haar ouders wordt ook nagenoeg niet gesproken over datgene wat zich afspeelde in de oorlog. Dan komt ze in contact met mevrouw Neumann. In het begin vindt Anna mevrouw Neumann een beetje eng, maar dat verandert als ze met haar wel kan praten over wat er in de oorlog gebeurd is. Als Anna’s ouders erachter komen dat ze veel bij mevrouw Neumann vertoeft, verbieden zij dit contact. Na een ruzie met haar ouders loopt Anna weg. Haar ouders ontdekken dat ze bij mevrouw Neumann is en als zij haar relaas horen, mag Anna wel bij mevrouw Neumann komen. Aan het eind vindt Anna zelfs het dochtertje van mevrouw Neumann terug. Ida Vos, Anna is er nog, Uitgeverij Leopold, Amsterdam 2011 (135 blz) ISBN 978 90 258 5793 6, € 14,95.

Walter Süskind werd geboren in Duitsland uit Nederlandse ouders, waardoor hij naast het Duits, de Nederlandse taal al snel goed beheerste. In 1942, woont hij in met zijn vrouw en dochtertje in het door de nazi’s bezette Amsterdam. Na zijn werkloosheid bij de Hoogovens, wordt Walter aangesteld als hoofd van de Hollandsche Schouwburg. In opdracht van de Joodse Raad regelt hij dat zijn Joodse medeburgers vanuit de Schouwburg op transport worden gesteld naar Westerbork. In die functie was hij in staat met de persoonsgegevens van vooral kinderen te manipuleren. Als Walter ter ore komt welk lot de Joden in werkelijkheid te wachten staat, besluit hij een levensgevaarlijk dubbelspel te spelen. Hij sluit vriendschap met de hoge SS-officier Aus der Fünten en zoekt tegelijkertijd aansluiting bij de illegaliteit. Zijn relatie met de Duitsers kwam hem in zijn verzetswerk van pas. Gebruikmakend van zijn positie in de Schouwburg probeert hij een groot aantal kinderen van een wisse dood te redden. De directrice van de crèche op de Plantage Middenlaan, Henriette Pimentel, zette samen met Süskind en de Amsterdamse Felix Halverstad een systeem op om Joodse kinderen uit de Schouwburg via de crèche te laten onderduiken. Terwijl de razzia's toenemen en het net zich verder sluit rond de Joodse gemeenschap, riskeert Walter alles wat hem lief is. Hetgeen zowel hem, als zijn vrouw en dochter het leven zal kosten. Alex van Galen, Süskind, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam 2012, (256 blz.) ISBN 978 90 295 79216, € 19,95

Herinneringen Dit is geen geschiedenisboek. Het zijn persoonlijke herinneringen van mensen aan een veelbewogen tijd, waarop een vergrootglas lag: door één verkeerde keuze (van jou, maar ook van je ouders) kon je voorgoed worden weggezet als slecht mens. Eén stap naar links of rechts kon gevolgen hebben voor de rest van je leven. Of het betekende eenvoudigweg de dood. Zoals Anneke Mulder-Nauta schrijft: ‘Alle kinderen, die deze verhalen lezen, wens ik toe: jullie zijn van na de oorlog, laat dit zo blijven!’ (Aldus de inleiding op blz. 10 van het boek door J. Eichholtz).

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 29

29

10 mei 2010 was het zeventig jaar geleden dat in Nederland de Tweede Wereldoorlog begon. De meeste mensen die hun herinneringen toen en nu nog kunnen navertellen, hebben één ding gemeen: ze waren kind in die tijd. Journalist Juliëtte Eichholtz heeft deze kinderen van toen opgeroepen hun verhaal op te schrijven. Dit leverde ruim zeshonderd brieven, e-mails en interviews op met persoonlijke herinneringen, variërend van kattebelletjes tot hele boekwerken. In Kind in de Tweede Wereldoorlog zijn deze herinneringen thematisch en chronologisch geordend, vanaf de oorlogsdreiging eind 1939 tot en met de bevrijding in 1945. Eichholtz maakte een keuze uit deze verhalen, die ze tevens voorzag van markante achtergrondinformatie. Het boek bevat verhalen over grote gebeurtenissen zoals de mobilisatie, het bombardement van Rotterdam en de Hongerwinter, maar ook kleinere thema's en anekdotes komen aan bod. Juliëtte Eichholtz, Kind in de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam 2010, (318 blz) ISBN 9789028 423350, € 17,50

Naam vergeten? In dit boek construeert Leo Feijten de waargebeurde geschiedenis van een Joods vluchtelingetje. Martha, een vrouw van Joodse afkomst, vertelt over haar jeugd in de oorlogsjaren. Op een foto ziet ze steeds hetzelfde jongetje opduiken. Wie was hij ook alweer? Het was niet haar broertje, ze weet ook niet meer hoe hij heette. Ze gelooft: Hans. Horst is een jongen van Joodse afkomst. Tijdens het naziregime groeit hij op in Duitsland. Zijn ouders hopen dat ze hem een betere jeugd bezorgen door hem naar een vriendelijk Joods pleeggezin te sturen, ver buiten het bereik van de nazi’s. Het verloopt allemaal anders. Tijdens de Duitse bezetting beleeft Horst – inmiddels noemen ze hem Hans – een déjà vu van zijn prille jeugd. Maar het wordt allemaal nog veel erger. Op een dag ontvangt zijn pleeggezin de oproep om ‘naar het oosten’ te gaan. Horst, zijn pleegzusjes Roosje en Martha en zijn pleegouders moeten vertrekken. Uiteindelijk overleeft Martha als enige de Tweede Wereldoorlog. Feijten was Martha’s therapeut. Martha kon niet bevatten dat

Horst en Roosje niet eens volwassen mochten worden en zij als enige van het gezin de Tweede Wereldoorlog overleefde. Feijten sprak haar vaak en deed samen met haar onderzoek naar haar verleden. Leo Feijten, Ik geloof dat hij Hans heette, Het waargebeurde verhaal van een Joods vluchtelingetje tijdens de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Lemmens, Valkenburg aan de Geul 2011, (181 blz) ISBN 9789077 490662, € 17,95

Invalidentransport ‘Officieel zou mijn vader in Dachau gestorven zijn’, vertelt Luise Jacobs. ‘Maar er klopte iets niet in dat verhaal. Uit een document van het Internationale Rode Kruis bleek, dat hij vanuit Dachau op invalidentransport was gegaan en een paar dagen later in Dachau was gestorven.’ De nazi’s beschouwden geestelijk gehandicapten en ongeneeslijk zieken als ‘nutteloze opvreters’ en daarom begonnen ze in 1939 met operatie Aktion T4, waarbij T4 staat voor Tiergartenstrasse 4. Op dit adres in Berlijn was de administratie gevestigd, die zorg droeg voor het massaal vergassen van geestelijk gehandicapten, nadat eerder gebleken was dat euthanaseren door middel van dodelijke injecties te veel tijd in beslag nam. Schloss Hartheim in Oostenrijk was tijdens de oorlog één van de zes inrichtingen waar deze massamoorden plaats vonden, al spraken de nazi’s zelf liever van Gnadentot. Aan de nabestaanden werd vervolgens het bericht gestuurd dat hun dierbare was overleden als gevolg van ziekte. Na een protesterende preek van Bisschop Von Galen in Duitsland in 1941 hield het uitroeien van geestelijk gehandicapten op, het vergassen op zichzelf echter niet. Er was een nieuw doelwit gevonden: de zieke en verzwakte Joden uit kampen als Dachau en Mauthausen. Zij werden op zogenaamde invalidentransporten gesteld naar Schloss Hartheim. Luise Jacobs, De gaskamer van Schloss Hartheim; Op zondag gesloten, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2011, (264 blz.) ISBN 978 94 6153 071 4, € 19,95

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs05:DEF 7-1-12 10:51 Pagina 30

30 C u l t u r e e l

Boekbespreking

Een boek over jacht en jagers Herbert Sarfatij

D

e ondertitel van het boek Jodenjacht luidt De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog en onthutsend is dit boek zeker. Uit honderden dossiers van strafzaken die na de oorlog gevoerd zijn tegen voormalige politiemensen en hun helpers, komt een inktzwart beeld van het menselijk gedrag naar boven. Het gaat om hen, die zich speciaal met het opsporen en arresteren van Joden hebben beziggehouden. ‘Het menselijk tekort’ noemt Ad van Liempt dit al in de tweede zin van zijn inleiding. Van Liempt was de initiatiefnemer tot dit project en samensteller van de bundel bijdragen waaruit het boek bestaat. Samen met archivaris en onderzoeker Jan H. Kompagnie van het Nationaal Archief heeft hij een groep historische onderzoekers aangestuurd, die uit de talrijke dossiers van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) getracht heeft een beeld te schetsen van het optreden van deze Jodenjagers.

Jager en prooi Jagers. Zo kunnen deze dienaren en helpers van de toenmalige overheid wel genoemd worden. In ieder geval is hun gedrag zo te typeren. Gezien de herhalende beschrijving van individuele personen zou je dit boek misschien eerder nog een boek van jagers dan van de jacht kunnen noemen. Toch is er met de onderverdeling in de hoofdstukken Organisatie, Verraad, Geweld, Geld en Drijfveren, gepoogd het achterliggende proces van de jacht in zijn totaliteit bloot te leggen. Jacht is in het menselijke verkeer een verschijnsel waarbij volledige rechtsongelijkheid heerst. Tegenover de oppermacht van de jager staat de rechteloosheid van de prooi. Alle machtsmiddelen staan de jager ter beschikking en de prooi kan, nee, mag zich op geen enkele manier aan het slachtofferschap onttrekken of zich er tegen verzetten. Doet hij dit wel, dan volgen boete en straf. De prooi moet zich zonder tegenstand overgeven wanneer dat van hem verlangd wordt. En de jager kan dat afdwingen omdat hij vindt dat hij in zijn recht staat. In Nederland was tussen 1942 en 1945 op gezag van de Duitse bezetter en op bevel van de SD de Nederlandse politiedienst als jager aangesteld. En de prooi was de maatschappelijk buitengesloten, bijeengedreven, beroofde

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

en bedreigde, door de ‘ster’ gemakkelijk herkenbaar gemaakte Joodse bevolkingsgroep. Hoe was de jacht opgezet? Naar goed nazigebruik was het meest vileine ondergebracht in een structuur met verhullende, nietszeggende namen. De speciale politieafdelingen die zich met de opsporing van Joden bezighielden hadden namen als Centrale Controle (Utrecht), Documentatiedienst (Den Haag), Groep X (Rotterdam). Iets gerichter was misschien de naam Politieke Politie (Tilburg, Dordrecht). De enige die naar Joden verwees was het Bureau voor Joodsche Zaken in Amsterdam. Wat de bemanning van de afdelingen betreft – het was alleen een mannenzaak – was er geen verschil, alle waren samengesteld uit fanatieke Jodenjagers. Deels waren zij afkomstig uit de bestaande politiedienst, deels werden zij speciaal aangeworven. Een aantal werd, hoewel zonder enige politie-ervaring, van buiten door dit werk aangetrokken en wist zich in de afdelingen te nestelen. De kracht waarmee de afdelingen opereerden hing vaak samen met het fanatisme dat bij de korpsleiding bestond. Hier speelde de bezetter een directe rol door de aanstelling van nazigetrouwen aan de top, of de vervanging van minder actieve lieden door fel opererende chefs en commissarissen. Bijzonder belangrijk bij het werk van deze politieafdelingen was de hulp van niet politiële groepen en individuen. De beruchtste groep was wel de Colonne Henneicke – vooral bekend door het boek Kopgeld van Van Liempt uit 2001 – die zeer actief was in Amsterdam en omgeving. Verder was er een leger van individuele informanten, verklikkers en verraders die met de politie samenwerkten. Ook dat was geheel in overeenstemming met de opsporingspolitiek die vanuit het Reichssicherheitshauptambt in Berlijn was vormgegeven. Daar hoorde nog een van daaruit geëntameerd wapen bij dat een bijzonder dodelijke uitwerking had: een premiestelsel voor het aanbrengen en arresteren van Joden, het al genoemde kopgeld.


A-Bulletin2012nr1vs05:DEF 7-1-12 10:51 Pagina 31

31

Verraad, geweld, geld Als dit de hoofdlijnen zijn waarlangs de jacht opgezet was, hoe ging die dan feitelijk in zijn werk? Dat is de hoofdlijn in dit boek. Om het zichtbaar te maken gaan we veelal direct op stap met de jagers. Het is een zwarte tocht met een brede schildering van ‘het menselijk tekort’, en daarin is de groep schrijvers van de zeven hoofdstukken naar mijn mening goed geslaagd. Verraad was een belangrijke bron waaruit de vervolgende jagers konden putten. In de afzonderlijke geschiedenissen komen alle motieven voor die men zich maar denken kan: uit angst, door hebzucht, door haat, als gevolg van bedreiging. Daar is bijvoorbeeld de verraadster met contacten binnen het verzet en onderduikkringen die maîtresse van de vervolgende politieman wordt. Daar is de dief en inbreker, die overal geld uit haalt, zowel uit de illegaliteit en onderduik als uit het verraden daarvan. Daar is de zwendelaar die met fantastische praatjes slachtoffers er in laat lopen, enzovoort, enzovoort. Er ontstaat zo een groep van Vmannen en V-vrouwen (V van vertrouwen) die de politie voortdurend met informatie voedt. Financiële beloning was vaak de voornaamste kracht die deze stroom gaande hield. Om informanten te krijgen werd door de politiediensten ook regelmatig intimidatie op gearresteerden toegepast. Er werd ‘gehandeld’, bijvoorbeeld met de vrijlating van de gearresteerde zelf of van familieleden. En er werd gedreigd met mishandeling en vaak ook rechtstreeks mishandeld. Een politiedienst als die van Den Haag met een ruime uitstraling over de regio rondom stond hierom bekend, maar er waren er vele meer door het gehele land. Ging de politie over tot arrestatie, dan traden geweld en mishandeling al gauw op de voorgrond. Hier was de Duitse invloed merkbaar, sinds daar de zogenaamde verschärfte Vernehmung (verzwaard verhoor) was ingevoerd. De situatie in Amsterdam en Groningen was berucht door de nauwe samenwerking van de politie met de SD aldaar. Maar ook nu geldt weer, dat het ook elders veel voorkwam. De schrijvers spreken van een ‘geweldsbesmetting’ bij de politiediensten, vooral in 1944, toen het geweld van middel methode werd bij de opsporing van onderduikers en verzetsmensen. Het geweld kon de vorm aannemen van puur sadisme of zelfs tot doodslag leiden. Het kwam allemaal voor. Geld speelde bij het hele proces, het is al gezegd, een voorname rol. Eerst de premies, die vanaf voorjaar 1943 na de grote deportatiegolven van het jaar daarvoor op Duits initiatief werden ingesteld. Zij waren alleen bestemd voor de Nederlandse jagers en leidden tot een enorme toename aan opsporingen en arrestaties door het hele land. Heel wat jagers wisten daaruit een behoorlijk inkomen te halen. Naarmate de opsporing vanaf 1944 steeds moeilijker werd door het verminderende aantal onderduikers, gingen de premies daarnaast toch zodanig omhoog dat dit hoe dan ook een lucratieve ‘handel’ bleef. De hoofdmoot van het geldelijk gewin voor de leden van de speciale politiediensten lag echter vanaf het begin bij de roof van Joods bezit. Hierbij gingen al vanaf 1942, toen de deportaties op

gang kwamen, alle remmen los. Het boek geeft er vele schokkende voorbeelden van. Afpersingen, bedriegerijen, inbeslagname bij personen, leeghalen van woningen, het houdt niet op. Het was zelfs mogelijk ‘te ver’ te gaan. Zo is er een voorbeeld uit Utrecht waar de SD ingreep, de leider van de politiedienst wegens roofzucht ontsloeg en wat hij ‘verworven’ had in beslag nam. Hier trad het geordende gezag op tegen een ‘criminele organisatie’, zoals daar, maar ook elders, door deze structuur binnen de politie was ontstaan.

Drijfveren In het voorlaatste hoofdstuk wordt nagegaan wat de drijfveren van de jagers bij de politie geweest zijn of geweest kunnen zijn. Opvallend is dat slechts heel weinigen geweigerd hebben aan het ideologische doel – het ‘Jodenvrij maken’ – mee te werken. Het boek zegt daarover: ‘Uit de onderzochte dossiers van ongeveer 230 agenten die actief joden opspoorden en arresteerden, blijkt dat zij vrijwel zonder uitzondering instemden met de antijoodse maatregelen van de bezetter. Waarschijnlijk waren de nazi-ideologie, en het antisemitisme als integraal onderdeel daarvan, zo diep bij deze mensen ingesleten – velen waren lid van de NSB en/of andere nationaalsocialistische organisaties, of op zijn minst pro-Duits – dat iedere compassie met de joden ontbrak.’ (p. 192-193) En nog een andere opvallende conclusie bij het zoeken naar kenmerken van deze groep: ‘Ook ‘gewone’ mensen kunnen zich in een uitzonderlijke situatie ontwikkelen tot gevaarlijke misdadigers. Zij hoeven niet per se een kwaadaardige persoonlijkheid te hebben, maar missen vaak wel moed, standvastigheid en een scherp oordeelsvermogen waar een misdadig systeem dankbaar gebruik van kan maken.’ (p. 194) En dan nog de berechting. Ik houd het kort. De daders: uitvluchten, klagen, steunbetuigingen ter ontlasting, vergeetachtigheid, niet weten. De straffen: 33 doodvonnissen / 11 uitgevoerd, zware gevangenisstraffen, zes gratiegolven, in de jaren ’50 de meesten weer vrij. En spijt? Een enkeling. Tot slot enkele woorden over wat de samenstellers als het voornaamste doel van dit project hebben beschouwd. Dat was in de eerste plaats om via de dossiers een ingang te verschaffen naar de slachtoffers, naar de gearresteerden, de verraden, de gepakten, de beroofden, de mishandelden. Het ging om hun namen die in deze dossiers voorkomen – meer dan 9000. Die zijn daar nu uitgelicht en toegankelijk gemaakt. Maar niet in dit boek. Hoe men meer informatie kan krijgen wanneer men daar speciaal op door wil gaan, wordt in de inleiding van het boek verduidelijkt.

Ad van Liempt en Jan H. Kompagnie (redactie), Jodenjacht. De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2011, 352 blz., ISBN 978 94 600 3368 1, € 19,95

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 32

32

Periodieke gift

Geven: Nu en Later Hoe kunt u het Nederlands Auschwitz Comité steunen Aart Veldhuizen

F

inancieringsbronnen van het werk van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité worden onder andere gevormd door ontvangen schenkingen en nalatenschappen. In dit artikel wordt uiteengezet op welke manieren u mee kunt helpen de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité voort te zetten.

Schenken De meest eenvoudige vorm van schenken is de ‘schenking ineens’. U schenkt door middel van een overboeking van het te schenken bedrag per bank, of – tegen ontvangst van een kwitantie – in contanten. Een dergelijke schenking is voor u aftrekbaar voor de inkomstenbelasting als persoonsgebonden aftrek. U kunt de schenking aftrekken voor zover deze meer bedraagt dan 1% van uw verzamelinkomen (het inkomen uit de boxen 1, 2 en 3), vóór aftrek van de persoonsgebonden aftrekposten. Ten hoogste is een schenking van 10%, van het aldus berekende verzamelinkomen, aftrekbaar. Schenkingen zijn aftrekbaar in box 1 (inkomsten uit werk en woning); in bijzondere situaties in box 3 (inkomsten uit sparen of beleggen) of in box 2 (inkomsten uit aanmerkelijk belang). Het totaal van de schenkingen, die u in één kalenderjaar doet, kunt u bij elkaar optellen en in aftrek brengen in het jaar waarin de giften zijn gedaan (mits samen meer dan € 60). Voorbeeld: Stel uw verzamelinkomen is € 35.000 en u doet een gift van € 750. Door belastingaftrek kost de gift u eigenlijk maar € 582. Hoe dat werkt? Alles wat u meer geeft dan 1% van uw verzamelinkomen (dus € 350) komt in aanmerking voor aftrek. In dit voorbeeld dus € 400. Over dit bedrag kunt u de belasting terugvragen. In het voorbeeld is dat een tarief van 42%. Het voordeel is dan 42% van € 400 ofwel € 168. Dit bedrag betaalt de belasting als het ware mee aan uw gift.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Een andere vorm van schenken is die van de schenking van een periodieke uitkering (lijfrente). Het grote voordeel van het schenken van een periodieke uitkering is, dat deze niet aan een minimum- of maximumbedrag is gebonden om voor fiscale aftrek in aanmerking te komen. Een dergelijke schenking moet in een notariële akte worden vastgelegd. U verplicht zich daarbij om ten minste vijf jaar achtereen per jaar een vast bedrag te zullen betalen. De verplichting tot betalen stopt wanneer u als schenker in die periode van vijf jaar komt te overlijden. Elk jaar waarin u een betaling doet uit hoofde van de bij notariële akte geschonken periodieke uitkering, is het betaalde bedrag in zijn geheel aftrekbaar. Een voorbeeld waaruit blijkt dat het schenken van een periodieke uitkering zowel voor de schenkende instantie als voor de ontvanger voordelig kan zijn: Stel uw verzamelinkomen is € 35.000; u valt daarmee voor de inkomstenbelasting onder de 42%-schijf. U schenkt ieder jaar € 300 zonder dat dit in een notariële akte is vastgelegd. In dat geval hebt u geen fiscale aftrek, omdat het bedrag van de schenking minder is dan 1% van het verzamelinkomen. Wanneer u in deze situatie over zou gaan tot schenking van een periodieke uitkering van € 500, zou u dat na verrekening van het belastingvoordeel € 290 kosten. U ziet dat u per saldo minder kwijt bent, terwijl de ontvangende partij € 200 per jaar meer ontvangt! Prettige bijkomstigheid bij beide vormen van schenken is, dat de stichting geen belasting hoeft te betalen over de ontvangen gift. De rangschikking tot ‘Algemeen Nut Beogende Instelling’ (ANBI) staat daar garant voor.

Nalaten Als u een deel van uw bezittingen (of uw gehele nalatenschap) wilt nalaten aan één of meer anderen dan uw wettelijke erfgenamen (de familie) kan dat door middel van een testament. De notaris is de openbaar ambtenaar die is aangewezen om u daarbij behulpzaam te zijn. Daarbij is het belangrijk te weten dat een reeds opgemaakt testament op een later tijdstip altijd weer gewijzigd kan worden. Verder moet u weten dat het maken van een testament, tijdens uw leven geen enkele verplichting tot gevolg heeft. U blijft dus volledig vrij met uw vermogen te doen en te laten wat u wilt. Pas na uw overlijden wordt het testament geopend en wordt de wilsbeschikking – als dat mogelijk is – uitgevoerd. Het feit dat u een testament heeft gemaakt wordt geregistreerd in het openbare Centraal Testamenten Register te ‘s-Gravenhage. Een dergelijk belangrijk document kan daardoor nooit over het hoofd worden gezien door de personen die zich bezighouden met de afwikkeling van uw nalatenschap. Nederlands Auschwitz Comité als erfgenaam Het Nederlands Auschwitz Comité is een rechtspersoon (stichting) en kan volwaardig tot erfgenaam worden benoemd. Als u de stichting tot


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 33

33

(mede)erfgenaam benoemt, heeft de stichting (samen met uw overige erfgenamen) recht op de gehele nalatenschap. Met andere woorden: de stichting erft (een deel van) de baten én van de eventuele schulden van uw nalatenschap. Erfgenamen hebben het recht een nalatenschap te weigeren. In de praktijk zal de stichting om risico’s te vermijden de nalatenschap beneficiair aanvaarden tot dat duidelijk is dat deze positief is, er dus meer baten zijn dan schulden. Nederlands Auschwitz Comité als legataris Als u de stichting niet tot erfgenaam benoemt, maar wel in uw testament bepaalt dat de stichting recht heeft op een bepaald goed of geldbedrag uit uw nalatenschap (dit specifieke deel in uw testament wordt een legaat genoemd), dan is de stichting – zoals we dit noemen – een legataris. Met een legaat bepaalt u dus via uw testament dat u een bepaald bedrag in geld, een goed, zoals een huis of een stuk grond, een effectenportefeuille of een waardevol schilderij wenst na te laten aan een door u zelf uitgekozen (benoemde) persoon of instelling. Een legaat wordt vooral gebruikt door personen die iets willen nalaten aan personen die niet hun directe erfgenamen zijn. De legataris is niet aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap. Erfbelasting Als iemand iets van u erft doordat hij erfgenaam of legataris is, is hij over deze verkrijging successierecht verschuldigd. Echter niet het Nederlands Auschwitz Comité. De stichting is door de Belastingdienst immers erkend als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) en daarmee per 1 januari 2006 volledig vrijgesteld van erfbelasting (vroeger successierecht genoemd). Daarmee is het deel van uw nalatenschap dat de stichting ontvangt voor 100% inzetbaar voor de doelstelling van het Nederlands Auschwitz Comité. Vergeet uw kinderen niet Wanneer u (klein)kinderen heeft en ook iets wilt nalaten aan de stichting, houdt u er dan rekening mee dat de wet regels geeft ter bescherming van bepaalde erfgenamen, de zogenaamde legitimarissen. Kinderen en soms kleinkinderen behoren tot deze groep erfgenamen. De bescherming bestaat eruit dat deze erfgenamen een onomstotelijk recht

hebben op een bepaald deel van de erfenis. Het is logisch dat de rechten van deze erfgenamen niet beperkt kunnen worden door vóór het overlijden alles weg te geven aan anderen. Daarom kunnen bepaalde schenkingen die u (kort) voor uw dood doet, meetellen voor het vaststellen van de omvang van uw nalatenschap. Legitimarissen kunnen, als zij niet zelf uit de nalatenschap hun deel kunnen krijgen, in bepaalde gevallen, de begiftigden, dit zijn de personen en instellingen die hun delen uit de nalatenschap wel hebben gekregen, aanspreken op hun legitieme deel van de erfenis.

Fonds op Naam Bij steeds meer goede doelen kunt u via uw testament een Fonds op Naam oprichten. Ook het Nederlands Auschwitz Comité staat daarvoor open. Dit doet u door een schenking bij leven of na uw dood via een testamentaire beschikking. Een Fonds op Naam is een schenking of making aan een goed doel, het ‘hoofdfonds’, met een gerichte opdracht. U bepaalt zelf de naam (bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw dierbare) en de aan het ‘hoofdfonds’ gerelateerde doelstelling van uw Fonds. Ook kunt u zelf de omvang vaststellen van de bedragen die uw Fonds verstrekt. Het doel van uw Fonds moet wel binnen dat van de stichting liggen. De stichting zorgt ervoor dat het geld wordt besteed aan het specifieke doel en draagt zorg voor de administratieve afhandeling. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat het maken van keuzes ten aanzien van schenken en nalaten echt maatwerk is. Uw persoonlijke omstandigheden, zowel ten aanzien van familie als vermogen, bepalen de mogelijkheden. Als u overweegt een periodieke gift te doen of testament op wilt maken, is een advies van een notaris de eerste stap die u kunt zetten. U kunt ook contact opnemen met de penningmeester van het Nederlands Auschwitz Comité, die u graag bijstaat bij het maken van een beslissing.

Mr. Aart Veldhuizen is (oud)notaris te Amersfoort Dit artikel stond eerder ook in Auschwitz Bulletin 2011-4 op p. 12-13.

Foto © Dirk P.H. Spits

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 34

34 A c t u e e l

Website van het Auschwitz Comité vernieuwd Jaap Tanja

E

en goede website mag je niet laten versloffen. Zelfs een overwegend historische site als die van het Auschwitz Comité – www.auschwitz.nl – vraagt het nodige onderhoud en een regelmatige verversing. De afgelopen maanden is de site vernieuwd en uitgebreid. De homepage van de site heeft een nieuwe lay-out gekregen, waardoor er meer ruimte is ontstaan voor actuele berichten. Vanaf de homepage kun je nog steeds drie kanten op: naar uitgebreide informatie over het Comité, inclusief actuele berichten, naar een virtuele rondgang door het Nederlands Paviljoen in Auschwitz en naar uitgebreide informatie in woord en beeld over

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

de Holocaust in Europees perspectief. Maar onder de button English zit nu niet langer één webpagina met Engelstalige informatie over het Comité verstopt, maar kunt u de hele inhoud van de website in het Engels vinden. Een belangrijke uitbreiding! In het deel over de Holocaust in Europa zijn veel teksten en foto’s te vinden over de planmatige Jodenvervolging vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog in Europees perspectief. Dit deel van de site is aanzienlijk uitgebreid met onder meer extra achtergrondinformatie over Auschwitz, over Sobibor en over andere kampen in Oost-Europa. De landkaarten in het onderdeel kampen zijn vervangen door een interactieve Google Maps-kaart, waardoor het hele systeem van concentratie- en vernietigingskampen tijdens de oorlog duidelijker en meer inzichtelijk is geworden. Verder is het gastenboek verbeterd en is de boekenpagina nu een stuk gebruiksvriendelijker. Er wordt nog gezocht naar een gebruiksvriendelijk (en niet al te duur) betaalsysteem waarmee boeken en dvd’s kunnen worden betaald en donaties aan het Comité kunnen worden overgemaakt. Het archief van het Auschwitz Bulletin is aangevuld met de laatste nummers en de zoekfunctie binnen dit archief is binnenkort weer toegankelijk. De site www.auschwitz.nl wordt druk bezocht. Maandelijks telt de site gemiddeld zo’n 15.000 bezoekers. De maanden januari en mei van het afgelopen jaar waren druk met ruim 20.000 bezoekers, die 35.000 pagina’s bekeken. Iedere maand zijn er ruim 400 bezoekers die meer dan een half uur op www.auschwitz.nl doorbrengen. Dat zijn cijfers waarmee het Comité zeer tevreden is. Maar door de Engelse vertaling van de site en door de aangebrachte vernieuwingen zal dit aantal hopelijk nog verder stijgen.


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 35

35

Actueel

Reizende expositie AuschwitzBirkenau Beelden van de exposities Bergen-Belsen (bv) en Auschwitz (ben)

O

p 27 januari 2012 wordt op Holocaust Memorial Day, tijdens de Nooit Meer Auschwitz Lezing in Amsterdam, een reizende expositie over Auschwitz-Birkenau geopend. Dertien banieren vertellen het verhaal van het kamp dat symbool staat voor de massamoord op de Joden en de Roma en Sinti. De tentoonstelling heeft Nederland als vertrekpunt. Kampenserie De tentoonstelling maakt onderdeel uit van een serie kampenexposities van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. In 2008 kwam de tentoonstelling over vernietigingskamp Sobibor gereed. In 2011 volgde die over het concentratiekamp Bergen-Belsen. Toegankelijkheid De reizende exposities zijn compact, makkelijk vervoerbaar en toegankelijk voor een breed publiek. De teksten, de moderne vormgeving en de afwisseling van historisch en actueel beeldmateriaal moeten vooral de belangrijkste doelgroep – leerlingen uit het voortgezet onderwijs – aanspreken. Inhoud De expositie bestaat uit verschillende lagen. De eerste laag van banieren is thematisch opgebouwd. Start zijn de plaatsen in Nederland van waaruit de treinen richting AuschwitzBirkenau vertrokken: de kampen Westerbork en Vught en de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Vervolgens komen onder andere thema’s als de transporten, de kampen Auschwitz-Birkenau, de aankomst en selecties aan bod. Ook wordt ingegaan op de actuele situatie: de overblijfselen, de sporen en het museum. De tweede laag bestaat uit koffers met persoonlijke verhalen, documenten en foto’s van vermoorde personen en overlevenden. Van de laatste groep zijn beeldfragmenten uit interviews op kleine beeldschermen te zien. De laatste laag zal worden gevormd door een maquette van Birkenau. Het kamp waar uiteindelijk de meeste Nederlandse Joden, Roma en Sinti zijn vermoord. In een bijbehorende legenda zullen de verschillende onderdelen van het kamp en de functies van verschillende barakken worden verklaard.

Educatieve verwerking In een docentenhandleiding wordt uitgelegd hoe de expositie in het onderwijs is te gebruiken. Verwerkingsopdrachten voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs bieden de mogelijkheid om vanuit verschillende invalshoeken met de geschiedenis van de verzamelplekken en Auschwitz-Birkenau in aanraking te komen. De Anne Frank Stichting ontwikkelt dit materiaal in samenwerking met docenten en scholen. Verspreiding De mobiele expositie Auschwitz-Birkenau is een samenwerkingsproject tussen het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, de Anne Frank Stichting, het Nederlands Auschwitz Comité en het Staats Museum Auschwitz-Birkenau. Het maakt onderdeel uit van het uitwisselingsprogramma Holocaust Education in European Perspective dat van 2010-2013 Poolse en Nederlandse docenten samenbrengt. De tentoonstelling zal in de loop van 2012 ter beschikking komen en tegen een kleine vergoeding op scholen en andere locaties geplaatst kunnen worden. Scholen kunnen de expositie gebruiken ter voorbereiding van een bezoek aan Auschwitz of na terugkomst, zodat leerlingen aan de hand van de tentoonstelling aan medeleerlingen en ouders hun ervaringen en indrukken kunnen delen.

Informatie over de tentoonstelling: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Oosthalen 8, 9414 TG Hooghalen, tel.: 0593-592600, e-mail: info@kampwesterbork.nl

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 36

36 A c t u e e l

Herdenken van de volkenmoord op de Roma en Sinti ‘Waar blijft het monument in Berlijn? Ik wil er bij zijn.’ Karen Polak

H

ermann Höllenreiner was negen jaar oud toen hij samen met zijn hele familie in de voorstad Giesing uit huis gehaald werd en naar het politiebureau van München gebracht werd. Daar zaten ze in kleine cellen tot ze vijf dagen later, op 13 maart 1943, op transport naar Auschwitz gezet werden, slachtoffers van de rassenwaan van de nazi’s. Op 2 augustus afgelopen jaar sprak Höllenreiners vrouw in zijn naam bij de herdenking van de Roma- en Sinti-genocide in Auschwitz. Höllenreiner zelf stond er naast, te zwak om zelf zijn toespraak uit te spreken. ‘Ik had een gelukkige jeugd. Mijn vader was ondernemer. Het leven van ons hele gezin veranderde in die begindagen van maart 1943. Voor een jongen was de misère in het kamp een enorme schok. Dood, marteling, honger, koude vormden samen een menselijk lijden dat onvoorstelbaar was. Ik kreeg nummer 3526 op mijn arm getatoeëerd. Later was ik slachtoffer van de medische experimenten van Mengele, waardoor ik nu zo ziek ben.’

2 Augustus – Twintig jaar herdenkingen Höllenreiner bedankt Roman Kwiatkovski van de Poolse Vereniging van Roma en Romani Rose van de Duitse Centrale Raad voor Sinti en Roma voor het organiseren van deze herdenking, nu voor de twintigste keer. Op 2 augustus 1944 werden de laatste 3000 gevangenen van het zogenaamde Zigeunerlager in Auschwitz-Birkenau allemaal vermoord in de gaskamers. In de zeventien maanden dat het zogenaamde familiekamp van de Roma in Birkenau bestaan heeft hebben er vermoedelijk 23.000

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Hermann Höllenreiner in 1946

mannen, vrouwen en kinderen gevangen gezeten, waarvan er 20.000 stierven in het kamp of in de gaskamers vermoord werden. Höllenreiner: ‘In mei 1944 werd ik samen met mijn vader geselecteerd om te werken. We werden als dwangarbeiders in Ravensbrück en later in Sachsenhausen tewerkgesteld. Ik zou het zonder mijn vader niet overleefd hebben, maar eind 1944 raakten we elkaar kwijt. Ik werd gedwongen om met een dodenmars naar een meer zuidelijk gelegen kamp te gaan. Later kwamen we Russische soldaten tegen. Ik wilde met andere kinderen mee naar huis gaan, maar was te ziek en zwak. Franse gevangenen vonden me langs de kant van de weg en namen me mee naar Frankrijk. Daar woonde ik tot eind 1946. Ik dank mijn leven aan deze Franse vrienden. Met behulp van internationale organisaties wisten mijn ouders mij te vinden. Toen ik thuiskwam hoorde ik dat meer dan dertig familieleden niet terug zouden komen.’

Nationale Herdenking Op 2 augustus wordt her en der in Europa de moord op de Roma herdacht. In juli 2011 stelde het Poolse parlement vast, dat 2 augustus voortaan de Nationale dag ter herdenking van de genocide op de Roma zou zijn. Het wilde hiermee tijdens het Poolse voorzitterschap van de Europese Unie ook een signaal afgeven aan andere landen. Op de vooravond van de herdenking organiseerde het Roma focal point van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) / Office for Democratic Organisations and Human Rights (ODIHR) een conferentie in Krakau onder de titel Memory, Identity and Present Day Racism waar jongeren van de Roma Youth Network Ternype aan deelnamen. Andrzej Mirga, senior adviser on Roma and Sinti Issues bij de OVSE/ODIHR en initiatiefnemer voor de Nationale Herdenking van de Roma Genocide, herinnerde aan het leven van Alfreda Markowska, een Roma vrouw, in 1926 geboren in een woonwagen in de buurt van de (toen) Poolse stad Stanisławów. Ze redde tijdens de oorlog het leven van tientallen Joodse en Roma kinderen. In 2006 kreeg ze hiervoor van de Poolse president een


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 37

37

hoge onderscheiding. Het is een van de vele verhalen die meer bekendheid verdienen. Karel de Beer, in 2011 voorzitter van de Task Force on International Cooperation for Holocaust Education, Remembrance and Research (ITF), benadrukte in zijn toespraak een gevoel van urgentie die de aanwezigen deelden: ‘Het is dringend noodzakelijk dat overheden en burgers reageren op de vooroordelen, discriminatie en geweld die Roma ondergaan en die een aantasting vormen van onze democratische samenleving.’

Internationale samenwerking Inmiddels zijn dertig landen lid van de ITF. Afgelopen december werden tijdens het Nederlandse voorzitterschap in Den Haag ook Ierland, Servië en Slovenië lid. In 2007 is er een werkgroep ingesteld om de landen die lid zijn van de ITF meer aandacht te laten besteden aan de moord op de Roma, in de lessen over de Holocaust op scholen, maar ook tijdens herdenkingen en op alle plaatsen waar de volkenmoord plaatsvond. Dit jaar zal een aantal projecten met steun van de ITF te zien zijn. Door een internationaal team onder leiding van Gerhard Baumgartner uit Oostenrijk is lesmateriaal ontwikkeld voor gebruik op scholen onder de titel The fate of the Roma and Sinti during the Holocaust. De Raad van Europa bracht eerder Fact Sheets on Roma History uit (www.romagenocide.org). Deze door historici en Roma-vertegenwoordigers gemaakte brochures zijn voor volwassenen bedoeld. Het schoolproject biedt in verschillende talen documenten, foto’s en persoonlijke verhalen van Roma en Sinti met korte, informatieve teksten die docenten kunnen downloaden om in de klas mee te werken.

Projecten Digitale tentoonstelling Het Nationaal Comité 4 en 5 mei maakt voor de website www.tweedewereldoorlog.nl een digitale tentoonstelling: De vergeten genocide op de Roma en Sinti, die vanaf april online zal zijn. Door middel van het levensverhaal van zes kinderen uit onder andere Nederland, Oostenrijk, Duitsland en Tsjechië komt de bezoeker aan deze tentoonstelling meer te weten over het leven van Roma vóór, tijdens en na de jaren van nazi-vervolging. Ook hier is een internationale samenwerking tot stand gekomen met onder andere het Dokumentations- und Kulturzentrum Deutscher Sinti und Roma in Heidelberg en het Museum for Romani Culture in Brno, Tsjechië. Requiem voor Auschwitz De digitale tentoonstelling maakt deel uit van een internationaal project, waarin op 3 mei in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de première plaatsvindt van het Requiem voor Auschwitz, gecomponeerd door Roger Moreno Rathgeb. Het wordt uitgevoerd door het Sinti en Roma Filharmonisch Orkest uit Frankfurt met het Studenten Koor Amsterdam. Het hele jaar door zijn er uitvoeringen gepland in vijf Europese steden (zie onder). Een internationale conferentie wordt op 6 mei in Amsterdam georganiseerd met als titel: The Roma between past and future:

Hermann Höllenreiner en zijn vrouw bij de herdenking op 2 augustus 2011 in Auschwitz-Birkenau (foto’s © Dokumentations- und Kulturzentrum Deutscher Sinti und Roma)

reflections upon genocide, recognition and the resurgence of extremism and anti-Gypsyism. Sprekers en deelnemers uit alle landen waar het Auschwitz Requiem wordt uitgevoerd zullen ingaan op de betekenis van het verleden voor de huidige situatie in Europa. De documentaire The forgotten genocide. Europe’s Gypsies in World War II ging al in november in Parijs in première. Deze film opent met de vraag die Zoni Weisz stelde, toen hij op 27 januari 2011 de Duitse Bondsdag toesprak: ‘Waarom is er zo weinig aandacht voor deze vergeten Holocaust?’ De projecten die hierboven genoemd zijn moeten bijdragen tot meer kennis en inzicht in het verleden én tot meer bewustzijn over en meer actie tegen de discriminatie en het geweld waarvan Roma vandaag de dag in Europa te lijden hebben. Hermann Höllenreiner vroeg op 2 augustus in Auschwitz aandacht voor het monument in Berlijn voor de volkenmoord op Roma en Sinti. Dat monument is er niet: er wordt al achttien jaar over gepraat. Höllenreiner wil er toch wel bij zijn als het monument onthuld wordt. Er moet haast gemaakt worden. U, lezers van het Auschwitz Bulletin wordt uitgenodigd in kleine of grote kring bovengenoemde documentaire te laten zien. De overlevenden van de genocide, die hierin hun verhaal doen, vertellen over de donkerste jaren van hun leven, maar laten ons ook iets zien van hun blakende levenslust en creativiteit.

Karen Polak werkt bij de Anne Frank Stichting. Zij is lid van de Nederlandse delegatie naar de ITF en voorzitter van de werkgroep over de Roma-genocide van de ITF. De uitvoering van het Requiem voor Auschwitz op 3 mei wordt uitgezonden door de NOS op 4 mei. Andere uitvoeringen staan gepland voor 4 mei in Tilburg, 1 augustus in Krakau, 10 oktober in Boekarest, 24 oktober in Frankfurt, 4 november in Praag en 6 november in Boedapest.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 38

38 A c t u e e l

Nederland zorgt voor vluchtelingen, een ASF themamiddag Zwaan Lakmaker

D

e Hollandsche Schouwburg zat woensdag 16 november 2011 vol mensen voor de themamiddag van Aktion Sühnezeichen Friedensdienste (ASF): Ergens welkom? Vluchtelingen in Nederland. Deze beladen plek is nu een herdenkingsmonument voor de Holocaust en ASF-vrijwilligers werken er al twintig jaar.

Gevlucht uit Duitsland, 1938 Hoe moeilijk was het voor vluchtelingen van vroeger om zich weer thuis te kunnen voelen en hoe is dat voor vluchtelingen nu? De in 1938 naar Nederland gevluchte Ruth Wallage-Binheim vertelde hoe zij haar eerste tijd in Nederland beleefde. Als Joods meisje van dertien was ze samen met haar broer en zus met een kindertransport uit Duitsland naar Nederland gehaald. Ze moesten weg uit Duitsland. In de oorlog werkte ze in Amsterdam bij de Joodse crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. De Nederlandse Joodse gemeenschap ving haar goed op. Wallage-Binheim werd in 1943 opgepakt. Via Westerbork kwam ze met haar zus Hannah in Auschwitz terecht. Ze hoopte nog, vergeefs, haar ouders daar terug te kunnen vinden. Auschwitz werd bevrijd door de Russen, maar daar was de oorlog niet mee voorbij. Het was een hele toer om terug naar Nederland te gaan. Ruth en Hannah liepen met zijn tweeën door Europa, tot ze opgevangen werden door Franse ex-krijgsgevangenen. Om beschermd te worden tegen seksueel misbruik door de Russen trokken de zussen legeruniformen van Franse soldaten aan. Terug in Nederland was de ontvangst niet erg warm. ‘Er heerste een haat tegen alles wat Duits was. Ik werd vaak als moffin

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Ruth Binheim-Wallage komt als gastspreker op scholen (foto © Herinneringscentrum Kamp Westerbork) gezien’. De haat tegen Duitsers heeft Wallage-Binheim maar naast zich neergelegd. Haar ouders hadden de oorlog niet overleefd; er was niets wat haar nog aan Duitsland bond. Ze bleef in Nederland. Hier is ze getrouwd en heeft ze een nieuw leven opgebouwd: ‘Ik heb Auschwitz overleefd en ik leef nu nog’. Wallage-Binheim haalde de woorden van Bill Minco uit zijn boek Koude Voeten aan: ‘Waarom wil ik nog leven? Waarom kan ik nog leven? Waarom moet ik nog leven? Ik kan nog leven omdat er mensen zijn die van mij houden. Ik wil nog leven omdat ik van mensen houd. Ik moet leven omdat ik overleefd heb.’

Hoeveel knopen? Daarna vertelde vreemdelingenadvocaat Frank van Haren hoe het tegenwoordig is om als asielzoeker in Nederland toegelaten te worden. Na de oorlog kreeg het uitgangspunt Dit Nooit Meer uiting in allerlei internationale verdragen, waaronder het verdrag van Genève. ‘Maar vanaf eind jaren negentig kwam er een kentering in het politieke denken. Het idee werd: ‘We zitten vast aan internationale verdragen. Liever een vluchteling weigeren dan dat er één charlatan door het net kruipt’, aldus Van Haren. Om zogenaamd bedriegers eruit te pikken wordt asielzoekers gevraagd naar bewijzen van hun vluchtverhaal. Van Haren verwijst naar het verhaal van Ruth Wallage-Binheim. Tegenwoordig zou de overheid bewijs willen van allerlei zaken – in de vorm van voorwerpen of van zeer gedetailleerde verslagen: ‘Mevrouw, heeft u bewijs ervan dat u als man verkleed was om u te beschermen tegen de Russen? Zijn daar foto’s van? Nee? Vertelt u dan eens wat meer. Hoeveel knopen had het Franse uniform waarmee u zich beschermde tegen de Russen?’. Hij beklaagt zich bitter over de kwaliteit van de besluitvorming. De complexe achtergrond van een asielzoeker wordt in de asielaanvraag maar al te vaak versimpeld. Het verhaal van de asielzoeker wordt hierdoor vaak als ongeloofwaardig afgedaan, omdat het niet in het hokje van een bepaalde regio of afkomst past. ‘Een nee van de IND is nauwelijks uit het dossier te halen.’


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 39

39

Paul Mbikayi, Ambassadeur van de Verdraagzaamheid 2011 (foto Jeppe van Pruisen)

Wel / geen Engels De laatste spreker van de dag, vluchteling Paul Mbikayi, sluit zich aan bij Van Haren: ‘In Congo had ik gestudeerd, en ook Engels geleerd. Toen ik in Nederland was aangekomen, bood ik dus aan om te tolken voor asielzoekers die geen Engels spraken. De IND was er echter van overtuigd dat Congolezen geen Engels kennen. Ik kon dus helemaal niet uit Congo komen, mijn verhaal zou gelogen zijn’. Mbikayi vertelt over zijn beginjaren in Nederland: ‘Ik kwam Nederland binnen op Koninginnedag – een heel positief begin. Iedereen was aan het dansen. Men was blij. Oranje! Maar daarna viel het tegen. Ik heb in de beginjaren op elf plekken gewoond, met veel andere mensen in één woning.’ Wat hem echter het meest deprimeerde: ‘In Apeldoorn woonde ik met mensen uit verschillende andere landen. De verwarming stond altijd tropisch warm. Waarom zetten we ‘m zo hoog, vroeg ik me af. Zijn we ons niet bewust van de rekening? Ik ging naar een ambtenaar, om te vragen of we niet meer te weten konden komen over het energieverbruik, zodat we er bewuster mee om konden gaan. Maar ik kreeg te horen dat het niet uitmaakte: ‘Meneer, wij zorgen gewoon voor u’.’ Aan het eind van de middag vertelde de Duitse ASF-vrijwilligster Carolin Walter over haar verblijf in een asielzoekerscentrum: ‘Ik woonde er een jaar, dus ik leefde erg mee met de bewoners. Ik bezoek nu ook veel vluchtelingen die in de Schipholgevangenis zitten. Sommigen zitten er al acht, negen of tien maanden, maar snappen niet waarom: ‘Ik ben toch niet crimineel?’ zeggen ze.’

wanneer zij, na een tijdlang wonen in een asielcentrum, een woning krijgen. Maar die opgetogenheid en vrolijkheid verdwijnt snel, wanneer het ‘echte leven’ begint.’ In tegenstelling tot het leven in een centrum moet al het regelwerk nu zelf gedaan worden. Hun verwachtingspatroon moet worden bijgesteld. Tzafrir geeft aan hoe lastig het kan zijn voor Vluchtelingenwerk om vluchtelingen in deze periode echt te ondersteunen. Maar Mbikayi benadrukt hoe goed Vluchtelingenwerk hem geholpen heeft. Hij voegt er aan toe hoe belangrijk het is om positief in het leven te staan: ‘Weinig mensen zijn echt verdraagzaam, maar ze zijn er. Al is het maar drie procent van de samenleving. Ik kies bewust voor deze drie procent, die mij de hand reikt. Het is een keuze: ik weiger pertinent om te generaliseren vanuit het negatieve. De afgelopen jaren is de Nederlandse samenleving echter wel verhard. Daarbij geldt ook dat, nu ik Nederlands ken, ik het ook versta. Maar, ik kan nu ook van repliek dienen.’ Barbara Schöpping besluit de middag door zich af te vragen hoe we de onverdraagzaamheid in de samenleving kunnen doen kenteren. Mensen komen hier niet voor niks asiel aanvragen. Hoe laten we vluchtelingen zich welkom voelen in dit land? De verhalen die verteld zijn op deze ASF-themamiddag leveren hier geen direct antwoord op, maar zijn zo indrukwekkend dat het publiek er nog lang over doorpraat.

Een verblijfsstatus en daarna Dat vluchtelingen het ook ná toewijzing van een verblijfsstatus moeilijk kunnen hebben, vertelt Mirjam Tzafrir, medewerker van Vluchtelingenwerk in IJsselstein en Lopik: ‘Wij zijn belangenbehartigers voor vluchtelingen, zowel vóór, tijdens als na de asielprocedure. Hierbij gaat het vaak om praktische zaken, zoals huisvesting. Vrolijk en opgetogen zijn vluchtelingen met een status

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 40

40 A c t u e e l

Verhalenvertellers van de toekomst Wat zou ik doen. Verzet dat niet verdwijnt, een wedstrijd voor studenten Christel Tijenk

Verhalen blijven ‘Wij zijn de oren voor de vorige generatie, laten wij de stem zijn voor de volgende’, aldus Tessa Fransen, oud-deelnemer educatieve reis naar Ravensbrück. Al geruime tijd richt het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zich in zijn educatieve programma’s op de verhalenvertellers van de toekomst: studenten aan lerarenopleidingen en Pabo’s. Zij zullen de verhalen uit de Tweede Wereldoorlog straks in de klas vertellen. Zo werd in 2011 voor de zesde keer een reis voor Pabo-studenten georganiseerd naar

het voormalige concentratiekamp Ravensbrück. Gedurende een week volgden studenten workshops, spraken met ooggetuigen, werkten aan opdrachten en gingen met elkaar in discussie over het lesgeven over de Tweede Wereldoorlog. Jaar op jaar wordt zo het aantal ‘verhalenvertellers van de toekomst’ in het basisonderwijs en de plaatselijke omgeving vergroot en versterkt. Zo wordt het verleden daadwerkelijk in de toekomst verankerd, met als doel: de fakkel over te nemen. Onvermijdelijk zal het aantal ooggetuigen van de periode 19401945 de komende jaren kleiner worden. De verhalen blijven echter. Bezetting, vervolging en verzet stelden tijdens de Tweede Wereldoorlog iedereen voor keuzes. Er waren mensen die niet aan de kant bleven staan. Zij zetten hun eigen vrijheid op het spel, soms met grote gevolgen. In de oorlog hebben veel verzetsstrijders een keuze gemaakt voor een actief verzet tegen onderdrukking, vervolging en onrecht, en zich ingezet voor de vrijheid.

Wedstrijd en prijs Bij het laatste congres van de Vereniging Ex-Politieke Gevangenen uit de Bezettingstijd (Expogé) werd door de staatssecretaris van VWS een bijzonder afscheidscadeau aangeboden: een educatief project om het gedachtegoed en de geest van Expogé te vertalen voor jongere generaties. Het Herinneringscentrum Kamp Westerbork werd gevraagd invulling te geven aan dit project. In samenwerking met tekstschrijver en muzikant Maarten Peters werd Wat zou ik doen. Verzet dat niet verdwijnt ontwikkeld: een cd met nieuwe liedjes van bekende artiesten, die het gedachtegoed van het verzet actueel en toegankelijk maken, en een dvd met drie portretten van oud-verzetsmensen. Het Herinneringscen-

Op 4 april 2011 werd Wat zou ik doen gepresenteerd in de Schouwburg van Amstelveen met onder andere een optreden van De Kast (foto © Herinneringscentrum Kamp Westerbork)

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 41

41

Holocaust Memorial Day 2012

Beeld symboliserend verzet en toekomst door Truus MengerOversteegen

trum Kamp Westerbork biedt Pabo’s workshops aan om datgene wat op de cd en dvd te horen en te zien is, om te zetten in inspiratiebronnen voor verhalen in de klas. Het sluitstuk van het project is een wedstrijd onder de titel Expogé-prijs -Verzet dat niet verdwijnt. De vraag ‘Wat zou ik doen’ is ook vandaag de dag actueel, en vormt dan ook de inspiratiebron voor deze wedstrijd, waarin studenten wordt gevraagd een lesidee te formuleren waarin de verbinding wordt gelegd tussen heden en verleden. In de les moet de leerlingen kennis over verzet en vervolging worden bijgebracht, maar bovenal zal de inzending beoordeeld worden op de creativiteit en persoonlijke betrokkenheid die er uit spreekt. De prijs wordt uitgereikt aan de student of beginnende leerkracht die de vraag ‘Wat zou ik doen’ op de meest inspirerende en originele wijze in het onderwijs heeft doorgegeven. Aan de wedstrijd is een geldbedrag van € 250 en een kunstwerk, gemaakt door oud-verzetsvrouw Truus Menger-Oversteegen, verbonden. Haar beeld symboliseert verzet en toekomst. De prijs zal jaarlijks worden uitgereikt.

Sinds 2007 vinden in het kader van de Holocaust Memorial Day in de week rond de HMD-datum, 27 januari, in Nederland tal van educatieve manifestaties plaats. Zij zijn gericht op middelbare scholieren en studenten en worden door een groot aantal instellingen georganiseerd. Het doel is om jongeren tussen de 15 en 25 jaar te leren over de Holocaust en andere genociden. Men wil zo waakzaamheid bijbrengen voor rassenhaat, voor uitingen van discriminatie en antisemitisme. Het is een waarschuwing aan de jeugd voor de enorme gevolgen daarvan. Alle informatie is te vinden op de website www.holocaust-memorial-day.nl Naast het programma voor 2012 vindt men daar een overzicht van alle deelnemende instellingen met de hier afgebeelde logo’s. De logo’s in de website fungeren tevens als links om rechtstreeks naar deze organisaties te gaan.

Het wedstrijdreglement van Wat zou ik doen is te vinden op de website www.kampwesterbork.nl/onderwijs/pabos. Inzendingen voor de Expogé-prijs 2012 kunnen tot 29 februari 2012 worden toegestuurd naar: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Antwoordnummer 200, 9410 VC Hooghalen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling educatie van het Herinneringscentrum.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 42

42 A c t u e e l

Presentatie boek AuschwitzOświęcim O

p 1 december 2011 nam Sonja Barend in het NIOD het eerste exemplaar van het boek Auschwitz-Oświęcim in ontvangst. Waarom Sonja Barend? Barbara Starzyńska, coauteur van het boek, geboren in Oświęcim – de Poolse naam voor het plaatsje Auschwitz – en in 1980 naar Nederland geëmigreerd, moest van haar lerares Nederlands luisteren naar Sonja Barend, want zìj sprak het Nederlands zoals het dient te worden gesproken. Barbara: ‘Bij haar televisie afscheid vertelde zij dat ze haar vader nooit heeft gekend. Haar vader is in Auschwitz omgekomen. Die is dus vergast, dacht ik toen automatisch. Nu, in 2009, weet ik dat die vader van Sonja Barend overal in Oświęcim dood heeft kunnen gaan. Bij de bouw van de fabrieken, bij de bouw van de woonwijk, bij de aanleg van de nieuwe infrastructuur, in de landbouw of bij de bouw van ons vakantiedorp. Iedere vierkante meter van Oświęcim is besmet.’ Auschwitz-Oświęcim is het verhaal van Hans Citroen die met zijn vrouw Barbara Starzyńska regelmatig in Oświęcim verblijft. Barbara’s ouderlijk huis ligt op loopafstand van het concentratiekamp Auschwitz, waar de Joodse opa van Hans gevangen heeft gezeten. Een deel van het kamp is nu Museum AuschwitzBirkenau, een pelgrimsoord/toeristenattractie met jaarlijks zo’n 1,3 miljoen bezoekers. Auschwitz-Oświęcim beschrijft de ontwikkeling van een diep geworteld meningsverschil tussen Hans en Barbara over de betekenis van concentratiekamp Auschwitz. Kamp Auschwitz als herinneringsplek voor de moord op de Europese Joden – het Westerse denkbeeld – botst met de Poolse voorstelling van zaken. Barbara heeft op school geleerd Kamp Auschwitz te zien als monument van de overwinning van het communisme op het fascisme. Dit fundamentele verschil in visie is aanleiding voor een gezamenlijk onderzoek naar het stadje Auschwitz/Oświęcim in oorlogstijd en in de decennia daarna.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012

Zowel Barbara als Hans moeten in dit boek gaandeweg hun zienswijze bijstellen. In en om Oświęcim ontdekken zij onder Duits bewind verrezen bouwwerken. Ze spreken met mensen die de gebeurtenissen van toen van nabij hebben meegemaakt en in archieven stuiten zij op onthullende, nooit eerder gepubliceerde foto’s en plattegronden. Oświęcim/Auschwitz blijkt tijdens de oorlog het centrum te zijn geweest van een omvangrijk en ambitieus Duits kolonisatieplan uit 1941 met plannen voor een nieuwe stad, een treinstation, drie concentratiekampen, acht dwangarbeiderskampen en een enorm industriegebied. Een groot deel daarvan is met dwangarbeid van kampgevangenen gerealiseerd. De kampen waren niet alleen een doel maar ook een middel. Na de bevrijding op 27 januari 1945 telt de stad nog maar 4.000 inwoners. De 8.000 Joodse inwoners van vóór 1939 zijn vermoord. Om de fabrieken te laten draaien zijn er 35.000 inwoners nodig. Er volgt een omvangrijke migratie. De helft van het concentratiekamp Auschwitz wordt als woonwijk in gebruik genomen. Het fabriekscomplex van IG Farben wordt voortgezet onder de naam Zakłady Chemiczne Oświęcim. In de jaren vijftig, zestig en zeventig is in Oświęcim de grootste chemieproducent van Oost-Europa gevestigd en de geschiedenis wordt ‘aangepast’. Poolse media afficheren het concern niet als een Duitse erfenis maar als een verworvenheid van de Volksrepubliek Polen. Het boek kent een Nederlandstalige, een Engelstalige en een Duitstalige editie; het is te bestellen op www.hanscitroen.nl


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 43

43

Berichten

Bezoek aan Auschwitz en dan?

Herdenking Februaristaking zaterdag 25 februari 2012 in Amsterdam De jaarlijkse herdenking van de Februaristaking bij de Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam vindt deze keer plaats op zaterdag 25 februari 2012. De herdenking begint om 16.45 uur met een korte toespraak van Sijbolt Noorda, voorzitter van het Amsterdams 4 & 5 mei comité en voorzitter van de Vereniging van Universiteiten. Het defilé langs de Dokwerker start om 17.00 uur wanneer de klokken van de Zuiderkerk en de Mozes en Aäronkerk luiden.

A

l jarenlang organiseert het Nederlands Auschwitz Comité reizen naar Polen, waarbij verschillende concentratiekampen worden bezocht. Tijdens de reis is er volop gelegenheid om met elkaar kennis te maken en elkaar de familiegeschiedenis te vertellen. Korte tijd na de reis wordt er een reünie georganiseerd en men vindt het prettig om elkaar dan weer te zien en na te praten. In de praktijk blijkt echter dat de reis emotioneel nog lang blijft doorwerken. Dat geldt ook voor de mensen die op eigen gelegenheid een concentratiekamp bezocht hebben. Wat is de betekenis voor het leven nu, voor de relaties met familieleden en vrienden? Joods Maatschappelijk Werk organiseert 2 bijeenkomsten in Amsterdam, waarbij we in gesprek gaan over de impact van deze reis. De bijeenkomsten vinden plaats op zondag 26 februari en donderdag 1 maart 2012 van 14.00 tot 16.00 uur. Wilt u uw ervaringen delen met anderen die deze reis ook gemaakt hebben, of overweegt u zelf zo’n reis te ondernemen, neem dan contact op met Marianne Fuchs; telefoon: 020 - 5776 566; e-mail: m.fuchs@joodswelzijn.nl

(fotocollage Marianne van den Bergh)

Herdenking Joods Verzet donderdag 23 februari 2012 in Amsterdam Omdat de herdenking van de Februaristaking dit jaar op sjabat valt, vindt de ermee verbonden herdenking van het Joods Verzet deze keer apart plaats en wel op donderdag 23 februari 2012. Aanvang 15.00 uur bij het monument hoek Zwanenburgwal/Amstel.

Auschwitz Bulletin 56, nr. 1, januari 2012


A-Bulletin2012nr1vs04:3deProef 5-1-12 9:19 Pagina 44

Verbum Holocaust Bibliotheek

Assistent van Mengele is een van de bekendste Holocaustklassiekers. Dit ooggetuigenverslag werd direct na de Tweede Wereldoorlog geschreven, zonder opsmuk of terughoudendheid. Voor het eerst las de wereld een authentieke getuigenis van de verschrikkingen van de Holocaust. Miklós Nyiszli - Assistent van Mengele patholoog-anatoom in Auschwitz- Birkenau ISBN 9789074274548 Prijs: € 19,50

Te verwachten in 2012

Ben Nijhuis De Nederlandse Holocaust

Ralf Georg Reuth Hitlers Jodenhaat

Evelien van Leeuwen De fatale weg

een blijvende herinnering

cliche en werkelijkheid

verzamelde geschriften

ISBN 9789074274630 Prijs: € 16,95

ISBN 9789074274586 prijs € 19,95

ISBN 9789074274593 prijs € 12,95

Het Höcker Album Auschwitz door de lens van de SS ISBN 9789074274609 prijs € 24,50

Kijk op de website voor actuele informatie. De boeken kunnen aangeschaft worden bij elke boekhandel, het Nederlands Auschwitz Comité (www.auschwitz.nl) of rechtstreeks (www.verbum.nl), beide zonder portokosten.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.