Auschwitz Bulletin, 2013, nr 02

Page 1

A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 1

Jaargang 57, nr. 2, mei 2013

Holocaust/ Auschwitzherdenking 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 2

2 Inhoud

3 4 5 6 8 33 9 13 14 16 18 22 24 12 26 28 29 30

11 11 11 12 31 31

Auschwitz Bulletin

Herdenken Herdenken is een kwestie van willen / Jacques Grishaver Nooit meer Auschwitz, een paar woorden / Eberhard van der Laan Herdenken en de impact van namen / Menno Lavino Herdenken is niet vanzelfsprekend / Jacques Grishaver Een Bonte Stoet / Roel Abraham Lezing en Herdenking 2013 in beelden Reis naar de ultieme verdorvenheid, deel 1 / Arnold de Meijer Column Kleinkinderen van de Holocaust / Max van Weezel Opinie Met een radiomaker naar Auschwitz / Deborah van der Starre Het verleden ‘leert de toekomst’ met Humanity in Action / Emilie Kuijt Portretfoto’s met en zonder ster / Steven Musch Joods verzet aan de Amstel / Joosje Lakmaker Cultureel Belangrijke ontmoeting op het Centraal Station / Loes Gompes Westerbork, 4 mei / Gedicht van D. Spencer Cultureel / Boekbespreking Recent verschenen / Marjon de Klijn Actueel Matthew Ies Spetter (1921 – 2012) / Max Arian Rebecca Ebeling-van Delft (1924 – 2013) / Max Arian Zes levenslijnen in digitale Roma en Sinti tentoonstelling / Jef Helmer Berichten Reis 2013 naar concentratiekampen in Polen Tentoonstelling Vught Op zoek Documentaire: Een gedreven Jacques Grishaver Holocaust documentaires van Willy Lindwer Project Schaduwkade in Amsterdam

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’ en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aanbevolen

57ste jaargang, nr. 2, mei 2013. Verschijnt 4x per jaar

Gericht op de jeugd Dit nummer begint met de toespraken die gehouden zijn bij de Holocaust/Auschwitzherdenking van eind januari. Regen als tranen, nog nooit was het zo nat. Maar ook diep doorleefd was de herdenking, met veel jeugd die uitvoerde en assisteerde. Zoals het optreden van de kransdragers voor de vele bloemstukken van de officiële gasten. De Polenreis vorig najaar bracht zoals gewoonlijk bij de deelnemers tal van overpeinzingen op gang. Opnieuw volgt er een. Het is nog maar deel 1; deel 2 van dit verhaal ligt al voor het volgende nummer klaar. In het verlengde kan men de reis zien die radioman Ruud de Wild in de meidagen naar Auschwitz maakte om het onderwerp speciaal voor jeugd meer inzichtelijk te maken. Daarover wordt hij in dit nummer geïnterviewd. Jongvolwassenen die later onderwijs zullen gaan geven moeten voor de bestrijding van discriminatie en vervolging goed geschoold zijn. In dat kader wordt het speciale project ‘Humanity in Action’ besproken. Jeugd en oorlog ‘in familieverband’ is de lijn in de column met de nadruk op de tweede en derde generatie. Terug naar de oorlog zelf. Een artikel is gewijd aan het krachtdadige, felle verzet dat eerst rechtstreeks van Joodse zijde kwam, een ander aan meer verborgen, ondergrondse verzetsactiviteiten uit de latere oorlogsjaren. Tot de oorlog zelf kan men ook rekenen een recentelijk teruggevonden collectie Amsterdamse portretfoto’s uit 1943. Deze was kennelijk in samenhang met de laatste grote deportatieen onderduikgolven van dat jaar ontstaan. Naar de identiteit van vele, nu nog anonieme, geportretteerden wordt gezocht ten behoeve van hun nabestaanden èn om de hervonden personen met naam en beeld aan het Digitaal Monument te kunnen toevoegen. Het heeft ons er toe gebracht een aantal van deze foto’s hier zonder toestemming – immers, van wie? – te publiceren. De actualiteit is vertegenwoordigd met een aantal presentaties van nieuwe items: een documentaire over voorzitter Jacques Grishaver, een nieuwe Sinti en Roma website, een project over de gedeporteerde bewoners aan een Amsterdamse gracht. En ook de nieuwe opmerkelijke boeken in ‘Recent verschenen’ vallen daar natuurlijk onder. En dan is er het overlijden, kort geleden, van twee helden uit de oorlogsjaren, die met ontroerende levensberichten worden herdacht. – H.S.

Toezending van het Auschwitz Bulletin (4 afleveringen per jaar) kan men aanvragen - via www.auschwitz.nl/bulletin/abonnement - per email info@auschwitz.nl - per post Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam - per telefoon 020 – 6003455 Portokosten per jaar: binnenland € 12,50 / in Europa € 17,50 / buiten Europa € 25


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 3

3

Herdenken

Holocaust/Auschwitzherdenking 2013 Toespraak van Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, bij de Holocaustherdenking/Auschwitzherdenking op zondag 27 januari 2013 bij het ‘spiegelmonument’ Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark te Amsterdam

Herdenken is een kwestie van willen Jacques Grishaver (foto © D.P.H.Spits)

Respect Het is een roerig jaar geweest in herdenkingsland waar inzichten en interpretaties soms lijnrecht tegenover elkaar stonden. Maar is herdenken nu echt een onderwerp waar zoveel controverses en commotie over zouden moeten ontstaan? Het antwoord op deze vraag dient volgens het Nederlands Auschwitz Comité een volmondig ‘NEE’ te zijn. Het doel van herdenken is in de kern het tonen van respect voor de slachtoffers en medeleven met de overlevenden en nabestaanden. Daarnaast heeft het als zeer belangrijke functie het aanspreken van de jeugd, de jongvolwassenen en de politiek, om te worden doordrongen van het feit dat nog steeds massamoorden plaatsvinden. Nog steeds worden we wereldwijd geconfronteerd met uitsluiting en stigmatisering van diverse bevolkingsgroepen. Het voortdurend wijzen op verschillen en het onmenselijk behandelen van zijn medemens, waar ook ter wereld, vanuit een misplaatst superioriteitsgevoel leidt nergens toe. We lijken wel machteloos en als mensheid niet in staat het tij ten goede te keren. We zouden ons er veel meer bewust van moeten zijn dat niemand verheven is boven de ander en ons vaker moeten concentreren op de overeenkomsten. Want dat heeft een positieve uitwerking en dat is wat ik alle jongeren van ongeacht welke afkomst wil meegeven. Vandaag herdenken wij de slachtoffers van de fabrieksmatige moord in de nazi concentratie- en vernietigingskampen op 102.000 Joden en 215 Sinti en Roma uit Nederland en voor de velen die zijn omgekomen door honger, uitputting of anderszins ten gevolge van de nazi terreur.

Vonk Veel organisaties die de talrijke concentratie- en vernietigingskampen vertegenwoordigen zijn vandaag, net zo als vrijwel alle voorgaande jaren, aanwezig en zullen straks op het Spiegel-

monument een krans leggen. Hun aanwezigheid geeft deze herdenking een extra dimensie. In Europees perspectief – hetgeen de aanwezigheid verklaart van 23 ambassadeurs of hoge vertegenwoordigers, die hun landen vanuit de hele wereld hier vertegenwoordigen – spreken we over zes miljoen Joden, een half miljoen Sinti en Roma, maar ook over vele honderdduizenden gehandicapten, Jehova Getuigen en homoseksuelen. En zoals een scholier van Surinaamse afkomst, die ik begeleidde tijdens een reis naar Auschwitz, ooit tegen mij zei terwijl hij over zijn wang streek: ‘Als ik het goed begrijp, zouden wij dus als de nazi’s niet waren tegengehouden de volgende slachtoffers zijn geweest.’ Hij had het begrepen. De vonk die tijdens die reis oversloeg op hem en zijn medescholieren is de basis om de jeugd voortdurend te blijven betrekken bij herdenken, te confronteren met het verleden en ze een sleutel te geven hoe daarmee in de toekomst om te gaan. Herdenken is niet alleen voor hen die het zich kunnen herinneren. Het is juist ook voor hen die het niet hebben meegemaakt. Voor de kinderen van hen die het meemaakten, voor hun kinderen en de volgende generaties. Vandaag bij deze Holocaust herdenking leggen overlevenden als eersten een krans. Een van hen heeft Auschwitz overleefd en inmiddels heeft zij al een achterachterkleinkind; haar familie is dus nu vijf generaties sterk. Een omstandigheid waar zij als overlevende van Auschwitz vast en zeker met trots naar kijkt. Herinneren is een kwestie van tijd. Herdenken is een kwestie van willen. Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 4

4 Herdenken

Holocaust/Auschwitzherdenking 2013 Toespraak van Burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam bij de Holocaustherdenking/Auschwitzherdenking op zondag 27 januari 2013 bij het ‘spiegelmonument’ Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark te Amsterdam

Nooit meer Auschwitz, een paar woorden Eberhard van der Laan (foto: © D.P.H.Spits)

N

ooit meer Auschwitz. Met die paar woorden geven wij uiting aan onze afschuw over het onheil dat zich in de concentratie- en vernietigingskampen heeft afgespeeld. Europa werd in de Tweede Wereldoorlog beheerst door de nazi-terreur, die uitgroeide tot symbool van onmetelijk kwaad. Nooit eerder waren ontmenselijking en moord tot staatsdoel verheven. Miljoenen joden en honderdduizenden Sinti en Roma en vele anderen werden omgebracht. Al meer dan veertig jaar praat ik erover. En lees ik erover. Om te proberen te begrijpen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Hoewel ik veel feiten, cijfers en omstandigheden heb geleerd, kan ik het nog steeds niet bevatten. Ik heb zelfs de hoop opgegeven om het echt te bevatten. Maar ik blijf erover praten en lezen, omdat ik, en heel velen met mij, ons verantwoordelijk voelen dat het nooit meer gebeurt. Wij zijn hier bijeen om stil te staan bij dat onbeschrijfelijke leed. Door te gedenken houden wij immers de herinnering levend aan de slachtoffers die van de nazi’s niet mochten bestaan. De herinnering aan deze misdaad dwingt ons ook tot een antwoord in het hier en nu. Want weten welke gruwelen hebben plaatsgevonden, verplicht ons ook om te voorkomen dat dit onheil zich ooit kan herhalen. We staan onophoudelijk voor de opdracht om betekenis te geven aan de Holocaust. We worstelen om woorden te vinden waarmee we betekenis kunnen geven aan de verschrikkingen die mensen hebben ondergaan. Soms zijn woorden niet eens nodig. Het boek In Memoriam over de 18.000 uit Nederland gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen maakte mij sprakeloos. De lijsten met namen, geboorte- en overlijdensdata,

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

per transport genoemd, geven de vele omgekomen jongens en meisjes een gezicht. Regel na regel, bladzijde na bladzijde. Als ik bezoeken breng aan oudere, joodse Amsterdammers praat vrijwel niemand lang over ervaringen in de oorlog. Wat zij wel doen is uitweiden over hun kinderen en kleinkinderen en achterkleinkinderen, met net iets meer passie dan andere Amsterdammers op leeftijd die niet werden vervolgd in de oorlog. Ik blijf een buitenstaander, maar ik denk dan strijdbaarheid te zien, als zij vertellen over het bestaan dat zij met hun familie weer hebben weten op te bouwen. ‘We zijn er nog, het is ze niet gelukt.’ Deze overlevenden pakten na de oorlog de draad van hun verwoeste leven op. In een omgeving die deze verwoesting lang niet of in ieder geval niet genoeg begreep. Zij stemmen daarom tot grote bewondering. Door te luisteren naar hun verhalen worden wij geholpen, als wij voor de opdracht staan om de betekenis van het onheil door te geven aan volgende generaties. Ik wil dat doen met de juiste waardigheid, maar ook met alle kracht. En dan heb je aan die paar woorden genoeg: Nooit meer Auschwitz.


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 5

5

Herdenken

Holocaust/Auschwitzherdenking 2013 Toespraak van Menno Lavino die als jongere sprak bij de Holocaustherdenking/Auschwitzherdenking op zondag 27 januari 2013 bij het ‘spiegelmonument’ Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark te Amsterdam

Herdenken en de impact van namen Menno Lavino (foto: © D.P.H.Spits)

Eer en verantwoordelijkheid Toen mij gevraagd werd hier op de Herdenking te spreken, ging een aantal vragen door mijn hoofd: Waarom ik? Waarom zou ik dat doen of willen doen? Het voelde direct als een eer, maar tegelijkertijd ook als een verantwoordelijkheid om het belang van het herdenken van de Holocaust te benadrukken. Mijn verhaal is dat ik ongeveer twintig jaar geleden, ik was toen 12 jaar, in Mauthausen ben geweest. Heel enthousiast belde ik bij thuiskomst mijn vader op en vertelde hem dat ik onze familienaam Lavino daar heb zien staan op een namenwand. Ik was blij te weten waar mijn familie is geweest. Op dat moment kwam er een boze blik van mijn moeder en een milde reactie van mijn vader, die ik toen niet begreep. Jaren later wel. Ik heb een Joodse achtergrond en ik weet dat dat, in combinatie met de Holocaust, altijd een moeilijk te bespreken onderwerp is geweest in mijn familie en eigenlijk nog steeds is. Toen een paar jaar geleden mijn moeder mij vroeg of ik mee wilde met de jaarlijkse Polenreis van het Nederlands Auschwitz Comité stond ik dan ook niet direct te springen. Maar het jaar daarop in 2010 ben ik toch gegaan. Waarom? Om ultiem te herdenken en te bezinnen. Met eigen ogen de omvang, de waanzin en de gruwelijkheid van deze georganiseerde massavernietiging zien. Het besef wordt alleen maar groter als je daar staat. Daar, dat is: Auschwitz, de gaskamers. Majdanek, gelegen aan de rand van een stad en naast een ‘gewone’ begraafplaats. En tenslotte Sobibor aan het eind van de wereld. Op de plekken waar je de dood voelt, ruikt en ervaart.

Twee elementen Na de reis zijn twee elementen bij mij diep ingezonken. Eén heel persoonlijke, dat ik namelijk weet waar mijn familie heeft gelopen,

welke bomen ze hebben gezien, welke lucht ze hebben geademd en waar ze zijn vermoord. Een tweede van meer algemene aard maar daarom niet minder belangrijk. De intensiteit van het grote herdenken en het besef dat dit nooit meer mag gebeuren, Want wat als het doel van de nazi’s: het uitmoorden van Joden, Sinti en Roma, homoseksuelen en gehandicapten, wel was gehaald? Ik denk dat de wereld er dan heel anders had uitgezien - kleurloos. Laten we er voor zorgen dat de Holocaust niet komt te staan in het rijtje van vergeten leed, zoals de Tachtigjarige Oorlog en de Eerste Wereldoorlog. Velen herdenken op 4 mei de gevallen slachtoffers van alle oorlogen. Maar wie van de jongeren weet (nog) wat het verhaal is achter de Holocaust? Vorig jaar heeft Radio 538 een mooie uitzending gemaakt vanuit en over Auschwitz om het verhaal van de Holocaust op een eigentijdse wijze op jongeren over te brengen. De Holocaust is niet alleen Anne Frank, is niet een gewone oorlog geweest. In de gedachte van de nazi filosofie ging het om het uitroeien van hele bevolkingsgroepen die in hun ogen minderwaardig waren. Het ‘er niet mogen zijn, het niet mogen zijn wie je bent’. Ik hoop door deze toespraak andere jongeren te inspireren het verhaal van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust op te pakken, ervan te leren en het over te brengen op volgende generaties. Vandaag, de laatste zondag van januari is het de 27ste januari, exact 68 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd. Vandaag 68 jaar geleden begon voor een kleine groep overlevenden van de Holocaust een nieuw leven. Nu, twintig jaar na mijn bezoek aan Mauthausen besef ik heel wel de impact van toen en ik hoop dat het geplande Namenmonument hier zijn doorgang vindt. Dat we de namen van de slachtoffers blijven lezen en blijven noemen, opdat we ze nooit zullen vergeten. En ook dat we ons blijven realiseren, dat wat gebeurd is, weer kan gebeuren.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 6

6 Herdenken

Holocaust/Auschwitzherdenking 2013 Jaarrede van Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, tijdens de lunchbijeenkomst in Hotel CASA400 te Amsterdam, aansluitend op de Holocaustherdenking/Auschwitzherdenking van zondag 27 januari 2013

Herdenken is niet vanzelfsprekend Jacques Grishaver

Een roerig jaar Vaak wordt gezegd – enkele jaren geleden is het ook thema geweest voor de Nationale Bevrijdingsdag op 5 mei – dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Je moet er iets voor doen. Ik zou dit willen aanvullen: ook herdenken is niet vanzelfsprekend. Daar moet immers ook iets voor worden gedaan, namelijk steeds goed nadenken over vorm en inhoud. Afgelopen jaar was een roerig jaar in Herdenkingsland. Ik ga hier zeker niet aanhalen wat er allemaal heeft plaatsgevonden, dat is voldoende in de media naar voren gekomen. Maar ik wil er wel op wijzen dat meer en meer wordt voorbijgegaan aan de gevoeligheden die nog steeds leven bij de oorlogsgetroffenen. Er wordt zelfs verondersteld, zonder kwade bedoelingen overigens, dat die gevoeligheid binnen afzienbare tijd helemaal zal stoppen, zodra de eerste generatie er niet meer is. En daar wil ik twee opmerkingen over maken.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

Tot die eerste generatie behoren allen die geboren zijn voor 15 augustus 1945. En dat betekent, dat de jongsten nu pas 67 jaar zijn en dus nog volop in het leven staan. Het zij hun gegeven ‘tot 120 jaar’. Maar er bestaat ook nog zoiets als een tweede generatie. Veel meer dan velen zich kunnen indenken, werkt ook bij hen de catastrofe, die wij Tweede Wereldoorlog noemen, na. Hun ouders hebben de oorlog overleefd omdat zij tijdig werden bevrijd of waren ondergedoken, maar van wie de rest van hun families, in meer dan 90% van de gevallen, is vermoord. Ik krijg soms de indruk dat daar te licht over wordt gedacht en dat met de traumatische ervaringen en de gevoeligheden van deze tweede generatie niet zorgvuldig genoeg wordt omgegaan. Het Nederlands Auschwitz Comité was onthutst over de wijze waarop tijdens de laatste Dodenherdenking op diverse plaatsen in ons land werd omgegaan met de nagedachtenis van alle slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Met uitzondering van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, dat in het openbaar toegaf een inschattingsfout te hebben gemaakt, is geen enkele organisatie in de loop van 2012 hierop teruggekomen. Vanuit de traditie van ons Comité zullen wij waakzaam blijven en zullen wij steeds opnieuw ageren tegen initiatieven die de nagedachtenis van de slachtoffers vertroebelen.

Veerkracht De herdenking vanochtend was zoals altijd weer een respectvolle en waardige aangelegenheid en er is op gepaste wijze aandacht gegeven aan de slachtoffers van de Holocaust. Niet minder dan 23 ambassadeurs of hun vertegenwoordigers hebben een krans gelegd. Naast veel jongeren hebben organisaties die de concen-


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 7

7

tratie- en vernietigingskampen vertegenwoordigen, belangenorganisaties, politici en particulieren weer bloemen gelegd bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’. Wat voor ons toch wel weer heel speciaal was, was de kranslegging door de eerste generatie. Mevrouw Stoppelman en mevrouw Berger, beiden hier aanwezig. Over mevrouw Berger wil ik iets meer vertellen. Zij is overlevende van Auschwitz en staat nu aan het hoofd van vijf generaties. Tien familieleden van haar zijn in november 2012 met het Comité mee op reis geweest naar Polen; een zoon, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Toen zij hen op Schiphol uitgeleide deed was ook de jongste telg van de familie, een achter-achter-kleinkind, aanwezig. Dit geeft op ondubbelzinnige wijze weer wat een veerkracht de overlevenden hadden en velen van hen nog steeds hebben.

Twee reizen De reis in 2012 was ook dit jaar weer een bijzondere belevenis. Ieder jaar blijkt weer dat het lezen van boeken, het bekijken van foto´s of het zien van films, een onvolledige weergave van de werkelijkheid is. Onvolledig in de zin van het missen van de emotionele impact voor in de eerste plaats overlevenden en nabestaanden en de ervaring die medereizigers naar aanleiding daarvan met elkaar kunnen delen. Ook voor het begeleidingsteam, dat na zo vele jaren toch wel ervaring met dit soort confrontaties heeft, blijven het bewogen momenten. Het is zoals een van de begeleiders dikwijls zegt: ‘Je weet wat je te wachten staat, maar het went nooit’. Al eerder in het jaar was er met de Vaste Kamercommissie van VWS een reis naar Auschwitz-Birkenau gemaakt. Een en ander was het gevolg van de gesprekken die gedurende 2011 hadden plaatsgevonden met de commissieleden betreffende ons verzoek de Auschwitzherdenking, nu Holocaustherdenking, tot een officieel erkende herdenking te promoveren. De reis was voor ons intens, maar toch anders dan onze eigen reizen. Niet alleen door

het meer officiële karakter, maar ook omdat wij konden waarnemen dat Kamerleden zo duidelijk blijk gaven dat hun aanbeveling, op basis van de kennis die zij net als anderen hadden opgedaan uit boeken en van films, zo terecht was! Dat betekende voor ons, naast het feit van de erkenning zelf, een hart onder de riem dat onze inspanningen niet voor niets waren geweest. Tevens is het een stimulans om met volle kracht door te gaan met ons andere grote en zeker net zo belangrijke initiatief, het Namenmonument.

Namenmonument De ontwikkelingen rond het Namenmonument lijken, sinds burgemeester Eberhard van der Laan zich er persoonlijk mee bemoeit, enigszins in een stroomversnelling te komen. Maar, eerlijk gezegd, mag dat ook wel. Wij zijn al bijna zes jaar bezig en overal ontplooien zich nieuwe initiatieven, die, het kan niet anders, door ons initiatief wortel konden schieten. Opeens, wij juichen dit van harte toe, worden velen wakker geschud en neemt de aandacht voor de slachtoffers gelukkig toe. Amsterdam loopt helaas niet voorop in slagvaardigheid. Het gaat traag, veel te traag en links en rechts wordt zij gepasseerd door andere steden in Nederland. De stad die het meest geleden heeft onder de naziterreur schijnt, zonder dat er een maatschappelijke discussie heeft plaatsgevonden, geen beslissing te willen of te durven nemen. Het Namenmonument komt er wel, maar het zou zo fijn zijn dat de generatie die de oorlog bewust heeft meegemaakt daar ook nog getuige van zou kunnen zijn. Het is overigens niet zo dat de gemeente pas in 2007 is geattendeerd op het ontbreken van een Namenmonument voor hen die zijn vervolgd, gedeporteerd, vermoord of anderszins de oorlog in de kampen niet hebben overleefd. Al in 1965 heeft Ben Sijes, onderzoeker bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie – het huidige NIOD – een brief gestuurd naar de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Gijsbert van Hall. Hij deed daarin het dringende verzoek om de stad die door het verlies van het grootste deel van haar Joodse bevolking zo zwaar getroffen was in de Tweede Wereldoorlog een Monument te hunner nagedachtenis te schenken. Sijes was coulant door de burgervader vijf jaar voor de realisatie te geven. Ondertussen zijn we 48 jaar verder. Burgemeester Van der Laan is nu wel met meer daadkracht te werk gegaan. Over de noodzakelijkheid van een Namenmonument bestaat absoluut geen verschil van mening. Wij missen echter de gedrevenheid om nu snel met een besluit te komen, wat wellicht veroorzaakt wordt door de wens van een maatschappelijke discussie. Maar het moet toch duidelijk zijn dat na bijna zes jaar van praten en voornamelijk wachten wij eindelijk resultaat willen zien. Het is onze innige wens het nieuwe monument in 2015 – 70 jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog – te kunnen onthullen.

In het Wertheimpark tijdens de herdenking van 2013 (foto’s © D.P.H.Spits) Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 8

8

Een Bonte Stoet Roel Abraham

H

De Holocaust Memorial Week Burgemeester Van der Laan is overigens zeer betrokken bij het onderwerp Herdenken. Hij heeft samen met Burgemeester Jan van Zanen, zijn collega in Amstelveen, in het afgelopen jaar het initiatief genomen om op brede basis met een groot aantal organisaties te brainstormen over de ‘Toekomst van herdenken’. U zult begrijpen dat het Auschwitz Comité dit initiatief enorm toejuicht. Er is, zoals wij uit diverse bronnen hebben vernomen, vooral bij jongeren en jong volwassenen – de zogenoemde derde generatie – toenemende belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog in het algemeen en de Holocaust in het bijzonder. Dat dit niet zomaar een opmerking is, bewijst de toename van de belangstelling om activiteiten te organiseren ten behoeve van de Holocaust Memorial Week en het voortdurend groeien van het aantal deelnemers daaraan. Dit jaar gaat het om ongeveer 20.000 scholieren en studenten. Het programma startte op 17 januari op de Radboud Universiteit in Nijmegen en is vandaag met de Holocaust Herdenking afgesloten. Dan is het moment waarop alles, waaraan in de afgelopen tien dagen aandacht is besteed, op een natuurlijke manier samenvloeit. Het programma dit jaar was indrukwekkend. Enkele voorbeelden. Musea zorgden voor specifieke, op het thema toegespitste tentoonstellingen. Door het gehele land hielden autoriteiten op het gebied van de Holocaust spreekbeurten. In de Balie in Amsterdam en de Verkadefabriek in Den Bosch vond de marathon vertoning van de film Shoah van Claude Lanzmann plaats. Opnieuw werd de wandeling langs het Westerborkpad van de Hollandsche Schouwburg naar Westerbork georganiseerd. En uiteraard was er de Nooit Meer Auschwitz Lezing, de tiende al weer, afgelopen donderdag in het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Beate Klarsfeld, de vrouwelijke evenknie van Simon Wiesenthal, vertelde met verve over haar werk en over haar drijfveer oorlogsmisdadigers achter slot en grendel te krijgen. Ondanks haar inmiddels gevorderde leeftijd blijkt zij nog steeds zeer strijdbaar. De belangstelling voor de Lezing blijft enorm en er zijn ieder jaar weer meer aanvragen dan we kunnen honoreren. De samenwerking tussen NIOD, Sociale Verzekeringsbank en het Auschwitz Comité verloopt vlekkeloos. Voor alle betrokkenen is het dan ook ieder jaar een grote uitdaging dit inmiddels traditionele evenement te organiseren. •

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

et was een Bonte Stoet op weg naar het Wertheimpark. Niet zo zeer bont qua kleur, iedereen was bleek qua teint en grauw gekleed, maar bont vanwege de vele verschillende paraplu’s. Ze waren voorzien van teksten als School met den Bijbel, Kornmehls Dieetadviezen, vrolijke paraplu’s, saaie paraplu’s. Allemaal als elk jaar op weg om weer hetzelfde verhaal te horen. Het verhaal van de 102.000 Nederlandse Joden, mooi rond getal, en de 215 Nederlandse Sinti en Roma, mooi compleet getal. Het weer was heel toepasselijk gruwelijk. Waterkoud met pijpestelen. Mijn oudste had de mitswe een krans te dragen, zijn handen voelden aan als ijswater. Net zo nat en net zo koud. Ben benieuwd hoe ik die volgend jaar weer meekrijg. Tuurlijk hóren deze weersomstandigheden bij een Auschwitzherdenking. Vrolijker weer zou ongepast zijn. Zoals Jacques Grishaver het verwoordde, het regende tranen. Het was een treurige bijeenkomst. Verkleumde oudjes, verkleumde kindjes. Uiteraard was het ook als altijd een reünie. Hee hoe is het met jou, lang gelee, maar wie bent u in godsnaam. Dat soort gesprekken. De burgemeester van Amsterdam, net zo nat als wij, speechte zoals hij dat kan. Uit het hart, krachtige woorden, mooie beelden. Zoals elke Burgemeester dat al tientallen jaren doet. Hij verhaalde van de Joodse bejaarden die hij bezoekt, dat die nét wat langer over hun kleinen achterkleinkinderen vertellen dan anderen. Dat ze nooit lang over het duister in hun verleden vertellen, maar juist vooruit kijken, trots dat ze in hun nageslacht de toekomst zien. De getallen werden genoemd, de zes miljoen Joden, de 500.000 Roma en Sinti, het onbegrip hoe dit heeft kunnen gebeuren. Maar ook de Rechtvaardigen die met gevaar voor eigen leven anderen hielpen. Ik stond naast een gereformeerde meneer. Hoe ik dat weet? Geen idee, we wisselden een paar beleefdheden. Hij had een Veluws accent. Ik prevelde jizkor mee met rabbijn Ten Brink, hij niet. We stonden dicht op elkaar gepakt in de vriesblubber. De regen van mijn paraplu lekte in zijn nek, de regen van die van hem liep over mijn wangen. Je weet wel, als je vlak onder zo’n punt van de plu staat. Het was fijn dat het een Bonte Stoet was. Een gemêleerd gezelschap zoals de chiquere mensen zeggen. We waren samen en we stonden samen stil. In de blubber. En we dachten aan hen die zinloos stierven door toedoen van hen die een hartgrondige haat koesterden jegens de veelkleurigheid, jegens de gemêleerdheid, jegens een Bonte Stoet.

Tekst van de column die naar aanleiding van de Holocaustherdenking/ Auschwitzherdenking 2013 verscheen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad 147-18 van 1 februari 2013 op p. 23.


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 9

9

Herdenken

Reis naar de ultieme verdorvenheid Polenreis 2012, deel 1 Arnold de Meijer

Naar aanleiding van de Polenreis 2012 heeft deelnemer Arnold de Meijer een uitgebreid verslag geschreven. Dit is het eerste deel. Het tweede deel zal in het volgende nummer van het Auschwitz Bulletin verschijnen.

De schaduw van de oorlog Mijn vader, Frans Camiel de Meijer, die inmiddels al dertig jaar dood is, heeft gedurende de oorlog ruim twee jaar in een werkkamp gezeten in de buurt van Lübeck. Een redelijk korte periode, maar wel vormend voor de rest van zijn leven. Elke oorlogsfilm of documentaire moest hij zien en telkens weer werd hij schreeuwend wakker. ‘s Nachts zat ik bij hem in de keuken. We spraken dan niet of nauwelijks met elkaar. Hielden elkaars hand vast. Zonder woorden. Dat was genoeg. Dit heeft ook een wissel getrokken op mijn leven. Net alsof de schaduw van de oorlog als een deken over ons hele gezin hing. Na jarenlange twijfel of ik wel of niet moest gaan, had ik vorig jaar eindelijk besloten om met het Nederlands Auschwitz Comité naar Auschwitz te gaan. Wat begon als een ontdekkingsreis naar het karakter en de drijfveren van mijn vader, werd een reis naar de verdorvenheid van het menselijk brein, dat in staat bleek op industriële en sadistische wijze, planmatig, bijna een voltallig volk te vermoorden. Op het vliegveld begint het al. Bij onze vertrekhal worden de eerste gesprekken aangeknoopt met de medereizigers. Wat zijn je drijfveren, waarom heb jij besloten om deze reis te maken… Daar wordt heel open en eerlijk op gereageerd. ‘Mijn ouders zijn in Auschwitz vermoord’, ‘Mijn vader zat in het verzet’, of ‘Ik ben heel erg geïnteresseerd in de Tweede Wereldoorlog’. Iedereen heeft zijn eigen motieven. Gedurende de week hoor ik er steeds meer.

Dilemma 5 november Joodse begraafplaats in Warschau – Na een vlekkeloze vlucht en busreis naar het hotel, het inchecken en de lunch,

(foto’s Arnold de Meijer)

gaan we naar de Joodse begraafplaats van Warschau. De muur er omheen is een deel van de eerste gettomuur. In het voorbijgaan raak ik een paar stenen aan. Wie zou dat voor mij gedaan hebben? Hoe leefden mensen achter deze muren? De serene rust van de begraafplaats is aangrijpend. Koude wind, beetje schemerig en herfstbladeren dragen bij aan het beeld. We gaan langs enkele speciale graven. Bij dat van Adam Czerniaków krijg ik het benauwd. Ik probeer me voor te stellen hoe hij, zoals ik gelezen heb, als voorzitter van de Joodse Raad van het getto de opdracht kreeg om lijsten samen te stellen voor het transport naar het oosten. Denk, dat ik het dilemma voel waar hij in zit. Als hij dat zou doen, zou zijn gezin worden gespaard. Meewerken en zelf gespaard worden, of…. Hoe kan hij ooit kiezen wie van zijn mensen op de lijst moeten en wie niet? Hij kiest er voor om zelfmoord te plegen. Bladeren dwarrelen, de wind ruist. Langzaam wint de duisternis terrein. Een late zonnestraal zet de getuigen van de herfst in goudkleurig licht. Geluiden van een dichtbij gelegen bouwput verstoren de rust. Achter de muur wordt een gigantisch flatgebouw opgetrokken. Hijskranen draaien, als we naar het graf lopen van Janusz Korczak, leider van het weeshuis in het getto van Warschau. Toen de weeskinderen op transport moesten, koos hij er voor om met hen mee te gaan. Bij het weggaan loop ik nog even langs het originele hek van de Joodse begraafplaats, geschonken door de familie Karwasser als symbool ter nagedachtenis aan de zes miljoen vermoorde Joden. Ik raak het even aan. Waarom weet ik niet, maar ik voel dat ik het moet doen.

Verhalen Vervolgens gaan we op bezoek bij de Nederlandse ambassadeur in Polen. In de Auschwitzreis is dit een traditie. Ambassadeur Marcel Kurpershoek bedankt in zijn toespraak het Nederlands Auschwitz Comité voor het ge- en herdenken van hen die zo bruut vermoord zijn. Hij citeert daarbij uit het boek van Leny BoekenVelleman, die ondanks al haar ellende niet verbitterd werd, maar nog steeds geloofde in het goede in de mens. ‘Niemand kan en mag de baas spelen over een ander en daar zal ik mij, zolang als ik leef, met hand en tand tegen verzetten,’ aldus tante Leen, zoals iedereen haar liefkozend noemt. Dan naar het hotel.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 10

10

De verhalen komen steeds vaker over tafel. Een kleine vrouw van begin 70, lang grijs haar, goed verzorgd en een gezicht dat zachtheid uitstraalt. Zij vertelt dat zij als meisje van twee door haar moeder aan de buren werd gegeven, vlak voordat haar moeder tijdens een razzia opgepakt werd. ‘Ik snapte het niet. Hield mijn moeder niet van mij? Waarom heeft zij mij weggegeven?’ Later ontving de vrouw het kaartje dat haar moeder uit de vertrekkende trein uit Westerbork gooide, met daarop als eerste zin: ‘Ik ben weg!’ Zelf schrijft zij verjaardagskaarten in het vooruit en bemerkte nu dat zij vlak voor haar vertrek naar Auschwitz dezelfde beginzin op haar kaartje schreef: ‘Ik ben weg!’ Moeder werd eerst naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Een neef slaagde er in om contact met haar te krijgen en vroeg of zij nog iets nodig had. ‘Een kammetje,’ zei ze. Hij wist haar dat te bezorgen. ‘En zij heeft het niet nodig gehad. Haar haren werden immers afgeschoren.’ Voor haar vertrek naar Auschwitz nu had de vrouw onbewust ook nog een kammetje gekocht. Aangrijpend. Bewust heeft zij voor deze reis gekozen om terug te raken bij datgene wat zij alle jaren als een gemis heeft ervaren: haar Joodse afkomst. Woorden schieten dan te kort. Het enige wat ik kan doen is er zijn, luisteren, een arm om haar heenslaan en een schouder aanbieden om op uit te huilen. Maar het voelt als te weinig. Ik slaap die nacht onrustig. Als ik mijn zoektocht afzet tegen dat van anderen, wat doe ik hier dan eigenlijk? Een vader, die hard was voor zichzelf en dus ook voor ons, stelt niet veel voor ten opzichte van het leed van anderen. Er zijn mensen bij die meer dan 80 familieleden hebben verloren. Ik voel me een indringer. Iemand die als toeschouwer kijkt naar wat er om hem heen gebeurt, maar er ook terdege deel van uitmaakt.

… uitleggen waarom? 6 november Auschwitz – In grauw en miezerig weer rijden we de volgende dag naar Auschwitz. Een busrit van circa vijf uur door eentonig Pools landschap. Het Stammlager Auschwitz is grotendeels een museum. Onze gids Christina vertelt dat haar vader in de oorlog bakker was. Toen hij op een dag gevangenen van brood voorzag, zag een bewaker dat en werd hij ook opgesloten. Hij woog 75 kilo toen hij naar binnen ging en daar was een derde van over toen hij weer buiten kwam. Hij was totaal veranderd. Hij liet Christina beloven dat zij de nagedachtenis aan het kamp in ere zou houden. Zij leidt inmiddels 37 jaar mensen rond. We lopen over plaveisel dat door gevangenen is aangelegd onder erbarmelijke omstandigheden. Het is koud. Ondanks warme kleren snijdt de koude wind overal doorheen. Ik probeer me voor te stellen hoe het is om daar ondervoed en slechts gehuld in een gestreepte pyjama, op niet passende houten kleppers, rond te lopen en 12 uur per dag te moeten werken. We lopen onder de bekende poort met Arbeit macht frei door. Velen gingen ons voor. Slecht weinigen keerden terug. Ik heb tenminste de zekerheid dat ik weer terug kom. Wie hebben hier gelopen? In wiens voetsporen loop ik? Op verzoek van onze reisleider Jacques Grishaver dragen we allemaal hoofdbedekking. Als we over de appèlplaats

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

lopen, stel ik me voor hoe alle gevangenen hier stonden en dat de kapo’s riepen: ‘Mützen ab!’. Het gaat mijn voorstellingsvermogen te boven. Hoe mensen gedwongen werden om te zien hoe anderen, gepakt op een vluchtpoging, voor de ogen van al hun medegevangenen opgehangen werden. Huiveringwekkende bergen scheerkwasten, elke kwast symboliseert een man. Duizenden paren schoenen, elk paar een mens. Stapels koffers, voorzien van naam van de eigenaar. Een gigantische berg vrouwenhaar, afgeschoren voor het maken van stof. Vijftig cent per kilo, grondstof voor fabrieken … die er uniformen van maakten. Het drukt mij de keel dicht. Ik loop nog een klein stukje door en zie een vitrine met een hoeveelheid kunstmatige ledematen, in die tijd een schaars goed. Maar er staan en liggen er erg veel. Hoeveel mensen moeten hier niet geweest zijn. Ik moet naar buiten. We bezoeken vervolgens de hongercel van pater franciscaan Maximiliaan Kolbe. Na een ontsnappingspoging uit Kolbe’s barak werden tien mannen veroordeeld tot de hongerdood. Kolbe bood zich aan als plaatsvervanger voor een vader van twee kinderen. Op 31 juli 1941 werd het tiental opgesloten. Op 14 augustus waren vier van hen, onder wie Kolbe, nog in leven. Zij werden geëxecuteerd met een fenolinjectie. De man in wiens plaats Kolbe stierf heeft het kamp overleefd en nog 50 jaar geleefd. Hoe kunnen mensen elkaar zo iets aandoen. Ga je dan gewoon naar je werk? Kom je dan thuis en als je vrouw vraagt hoe het was, zeg je dan: ‘Ik heb weer 5000 mensen omgebracht. Het was een normale dag.’ Veeg je na het eten je mond af en ga je vervolgens met je kinderen spelen? Ik kan het niet bevatten. Hoe kan dit? Waarom? Kan iemand mij uitleggen waarom? Ik rook buiten een sigaret. Ik weet dat het niet mag, maar ik heb hem nodig. Ik steun tegen een muurtje. Wie heeft hier eerder gestaan? Ik moet ruimte hebben. Ik ga midden op een weg staan en adem diep. Ruimte. Ik moet de wind voelen en huil. Nadat ik de sigaret gedoofd heb, stop ik de peuk in mijn broekzak. Het is ongepast hem hier op de grond te gooien. Een verhaal van mijn

Een vitrine vol met kunstbenen


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 11

11

Polenreis 2013

Namen van familieleden worden gevonden op de namenwand

vader schiet mij te binnen. Hij moest, omdat hij een lucifer op de grond gegooid had, 48 uur lang met een kruiwagen met alleen de lucifer erin, zonder eten en drinken, door het kamp lopen. Ik denk dat ik me nu een voorstelling kan maken hoe zwaar dat geweest moet zijn. Vermagerd, vermoeid en angstig, over het belabberde wegdek met hobbels en bobbels de kruiwagen duwend, wetend dat bij elke hapering je een schop onder je kont krijgt.

Namen We bezoeken de permanente tentoonstelling in het Nederlands Paviljoen. Zeer indrukwekkend is de namenwand van alle 110.000 uit Nederland gedeporteerde Joden. Mensen die familieleden verloren hebben, kunnen hier hun namen noemen. In het kamp werden de namen afgeschaft. Gevangenen werden een nummer. Onderdeel van de ontmenselijking. Een Joods spreekwoord zegt: ‘Je bent pas echt dood, als er niemand meer is die je naam uitspreekt.’ En die lol gunnen we de Duitsers niet. Wij blijven de namen uitspreken. Alsof de slachtoffers van het naziregime zeggen: ‘Dood ben ik pas, als jij me bent vergeten.’ Alsof we hen, met het noemen van hun namen, hun menswaardigheid teruggeven. Volwassen mannen van imponerende gestalte breken bij het lezen van de namen. Huilen zonder schaamte. Een vrouw die haar moeder kwalijk nam dat zij haar weggeven had, bedankt haar moeder: ‘Ik leef dankzij jou.’ Mensen die elkaar nauwelijks kennen, slaan een arm om elkaar heen. Knijpen even bemoedigend in de schouder. ‘Goed dat je het kon.’ Ter ere van de doden worden de Yizkor- en Kaddishgebeden gezegd. Ik ben niet Joods maar het grijpt me wel aan. Er schijnt heel ver in de familie wel ergens Joods bloed te zitten; ik ben me er niet van bewust. Maar tijdens het uitspreken voel ik wel binding met: ‘Hij, die vrede maakt in zijn hoge sferen, zal ook vrede maken voor ons.’ We omhelzen elkaar. Een gebaar van warmte en oprechte, diepe binding en we wensen elkaar nog vele, goede jaren. •

De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organiseert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 4 november t/m zaterdag 9 november 2013. De reissom bedraagt € 925,– per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met bijbetaling van € 175,–. De prijs is inclusief vliegreis AmsterdamWarschau v.v., luchthavenbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen van musea. N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven. Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij: Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. De heer J. Grishaver Postbus 74131 1070 BC Amsterdam fax: 020-6003455 / e-mail: info@auschwitz.nl Meer informatie kunt u vinden op onze website www.auschwitz. nl/nac/activiteiten – Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met Jacques Grishaver, 06 54 606 290.

Tentoonstelling Vught In Nationaal Monument Kamp Vught is de expositie ‘Wally van Hall: bankier van het verzet’ te zien. Walraven (Wally) van Hall gaf tijdens de Tweede Wereldoorlog leiding aan een ondergrondse bank: het Nationaal Steunfonds (NSF). De expositie is ontwikkeld door het Verzetsmuseum Amsterdam en is voor het eerst elders te zien, aangevuld met verhalen over gevangenen van Kamp Vught die voor het Nationaal Steunfonds werkten. De expositie duurt tot 27 juli 2013; de entree is vrij. Nationaal Monument Kamp Vught, Lunettenlaan 600, 5263 NT Vught, tel. 073 656 67 64, www.nmkampvught.nl; ook www.walravenvanhall.nl

Op zoek Theo Zwaaf zou graag in contact komen met mensen die verhalen kennen van of informatie hebben over zijn familieleden die in Auschwitz waren. Het betreft Clara Zwaaf-Zwaaf, haar man Hartog Zwaaf, een van hun kinderen Louis (Levi) Zwaaf, een van hun schoondochters Rachel (Chelly) Zwaaf-Aldewereld en een van hun kleinkinderen Hartog Zwaaf. Informatie graag naar Theo Zwaaf, Sleedoornlaan 2, 2631 JC Nootdorp, e-mail tntzwaaf@casema.nl

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 12

12

Een gedreven Jacques Grishaver

(foto Herinneringscentrum Kamp Westerbork)

Westerbork, 4 mei Het klokje luidt nog; weldra valt het stil – en wij gedenken daar onder die hoge bomen de duizenden die nooit zijn teruggekomen – die niemand ooit voorgoed vergeten wil.

Ons hart vervuld van groot en diep ontzag voor ’t felle leed dat hier toen werd geleden, de ongelijke strijd die hier de mensen streden – die niemand ooit voorgoed vergeten mág!

De menigte staat met elkaar te zwijgen. Geen stem wordt meer gehoord op dit moment en zo meteen, bij ’t stille monument, zal men met bloemen voor de doden nijgen.

Dan gaan wij huiswaarts in de avondzon, de zachte lentegeuren en de vogelkreten. O! had men toentertijd toch maar geweten wat men op dat moment niet weten kón!

Het klokje luidt niet meer; het is nu stil. ’t Vandaag gedenken is voorbij – maar toch blijven in aller harten al diegenen nog die niemand ooit voorgoed vergeten wil.

Gedicht van D. Spencer, 27 september 1997

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

‘Jacques heeft een fantastisch initiatief genomen met de Namenwand,’ zegt Joël Cahen, directeur van het Joods Historisch Museum, in de documentaire Gedreven, bevlogen, bezeten, die Deborah van der Starre voor de Joodse Omroep maakte. In 2010 maakte documentairemaker Deborah van der Starre kennis met Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité. Grishaver vecht op dat moment al meer dan vijf jaar voor een Namenwand, het monument ter nagedachtenis aan allen die vanuit Nederland in de concentratiekampen omgekomen zijn. Wanneer de gemeente Amsterdam in 2010 dreigt dit grootse project te torpederen, zoekt Grishaver contact met Van der Starre. Hij kan deze afwijzing niet accepteren. Het resulteert in een reportage waarin Grishaver voor het eerst zijn verhaal doet. Van der Starre blijft hem volgen. Ze gaat mee op een aantal reizen naar Polen die het Comité jaarlijks organiseert, is getuige van het moment dat Grishaver het nieuws te horen krijgt dat de herdenking een officiële status krijgt en volgt hem terwijl hij net is getroffen door een hartinfarct. De 71-jarige Grishaver kruipt door het oog van de naald, maar staat een maand na zijn operatie alweer op de barricades. Die namenwand in Amsterdam, die moet er komen! Van der Starre praat met vriend en vijand over Grishaver en dat levert een ontroerend portret op van ‘een Mokumse jongen’ die voor niets en niemand bang is. De documentaire Gedreven, bevlogen, bezeten; Jacques Grishaver en zijn Auschwitz Comité is op 21 april 2013 vertoond bij de Joodse Omroep, maar terug te zien via: www.uitzendinggemist.nl Een DVD van de documentaire is gratis in beperkte mate beschikbaar (op=op) en bij het Auschwitz Comité te verkrijgen via info@auschwitz.nl. De DVD Een Retourtje Polen van dezelfde filmmaakster kunt u gelijktijdig bestellen tegen de speciale prijs van € 5.


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 13

13

Column

Kleinkinderen van de Holocaust Max van Weezel

In 1985 werkte ik mee aan Helene Weijels project In twee werelden. De tien jaar later veel te jong overleden publiciste voerde gesprekken met kinderen van Joodse overlevenden. Voor een boek dat bij Van Gennep verscheen en een televisiedocumentaire die nog in het oude Joods Historisch Museum in het Waaggebouw op de Nieuwmarkt is vertoond. In twee werelden was een spraakmakend project. In Amerika waren al boekenkasten volgeschreven over de ‘second generation’. In Nederland rustte nog een taboe op het onderwerp. Je werd voor gek versleten als je niet-Joodse vrienden vertelde dat je niet kon slapen van de razzia’s en concentratiekampen die je – geboren na 1945 – zelf niet had meegemaakt. Daar moest je niet te veel over praten. Dat kon je je ouders – die wel in het kamp of de onderduik hadden gezeten – niet aandoen. Helene Weijel bewees dat er wel degelijk zo iets als de ‘kinderen van het KZ-syndroom’ bestond. Zelf vertelde ik haar honderduit over de tantes die in mijn jeugd allemaal een nummer op hun arm droegen, de verjaardagsfeestjes waar pijnlijk werd gezwegen over de familieleden die er niet meer waren, de neven en nichten die zich hadden laten dopen, hun te Joods klinkende achternaam hadden veranderd of naar Australië waren uitgeweken omdat niemand hen daar kende. Over mijn verknipte houding tegenover Israël, het land dat de overlevenden van de Holocaust koesterde maar zelf oorlog na oorlog tegen de Palestijnen voerde. Over mijn voornaam die verwees naar mijn oom Max die in Sobibor was omgekomen. Over mijn neiging dag en nacht te werken: ‘Als ik een dag vrij heb en niets doe, word ik depressief. Het lijkt dan of ik er niet ben.’ Over mijn aangeboren wantrouwen tegen de medemens: ‘Ik heb de neiging om te denken dat mensen die aardig doen gevaarlijk zijn, want ze kunnen je verraden. Dat je maar beter te maken kunt hebben met mensen die niet aardig voor je zijn en waar je verder niets mee te maken hebt. Dan ben je minder kwetsbaar.’ Een pijnlijk zelfportret, vond ik het. Maar het was ook een opluchting om de andere kant van Max van Weezel aan iemand te

kunnen openbaren. De façade van in de journalistiek geslaagde jongen die ik om me heen had opgebouwd, bleek flinterdun. Het project In twee werelden werd ons niet door iedereen in dank afgenomen. Wat hebben jullie van de tweede generatie nou helemaal meegemaakt?, bleek de reactie van velen in de Joodse gemeenschap. Met het boek en de documentaire gingen we op toernee door het land. Vanuit de zaal meldde zich altijd wel iemand die vond dat we niet moesten klagen en zeuren. Iemand die ondergedoken had gezeten. Of het kamp aan den lijve had ervaren. Soms kregen de aanwezige leden van de eerste generatie het met elkaar aan de stok. Wat was er nou erger geweest, Bergen-Belsen of Auschwitz? Blok 10 of blok 11? Op zo’n moment dacht je: doen we er wel goed aan om over de psychische wissewasjes van de tweede generatie te beginnen? Maar het antwoord luidde uiteindelijk toch: ja. Ik moest aan die toernee door het land denken omdat N., mijn dochter, nu met een project over de derde na-oorlogse generatie bezig is. Ze wil een film maken – naar aanleiding van de gesprekken die ze met mijn inmiddels overleden moeder heeft gevoerd. Over haar onderduiktijd in de Zaanstreek. Over mijn moeders broertje en zusje die zijn gedeporteerd. Over de invloed die dat op haar leven heeft gehad. Voor de film heeft N. leeftijdgenoten geïnterviewd die soortgelijke indringende gesprekken met hun grootouders hebben gevoerd. En zich afvragen: wat betekent dit voor mij? Vorige maand is ze in de Verenigde Staten geweest om contact te leggen met de 3G (Third Generation)-groepen die daar in groten getale bestaan. Ze gaat nog naar Israël. Misschien komt er behalve een film ook een boek. Ironisch genoeg wordt mijn dochter met dezelfde vragen geconfronteerd als de medewerkers aan het project van Helene Weijel in 1985: bestaat zo iets als de derde generatie wel? Hoe kan het nou dat de oorlog nog steeds doorwerkt? Dat er behalve kinderen van de Holocaust ook kleinkinderen van de Holocaust zijn? Ze krijgt vragen als: stellen jullie je niet enigszins aan? Wat hebben jullie nou helemaal meegemaakt? Het komt me bekend voor. Mijn dochter is ervan overtuigd geraakt dat de derde generatie bestaat. Dat die generatie, de laatste die nog met de overlevenden van de Tweede Wereldoorlog heeft kunnen spreken, de plicht heeft te waarschuwen tegen onrecht en discriminatie. Wat ben ik trots op haar! . Max van Weezel is politiek commentator van Vrij Nederland en presentator bij Radio 1

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 14

14 O p i n i e

‘Iedereen zou de ballen moeten tonen om er eens heen te gaan’

Met een radiomaker naar Auschwitz Interview met Ruud de Wild Deborah van der Starre

‘Wat is er nou eigenlijk precies gebeurd met Anne Frank?’ Die vraag stelde de toen 8-jarige Toy aan haar vader, Ruud de Wild. Tot zijn grote schrik merkte de bekende radio DJ en kunstenaar dat hij het exacte antwoord op die vraag schuldig moest blijven. Hij nam een bijzonder besluit. Ruud, vorig jaar mei (2012) maakte je een bijzondere radiodocumentaire, hoe kwam die tot stand? Eigenlijk door een simpele vraag van mijn dochter Toy, die toen net 8 was. Ze wilde meer weten over wat zich in de Tweede Wereldoorlog had afgespeeld, vroeg me hoe Anne Frank eigenlijk was overleden. En ik merkte dat ik daar geen goed antwoord op had. Hoe leg je de moord op zes miljoen Joden uit aan een kind? Ik wist het niet. Het zat me niet lekker en ik besloot op onderzoek uit te gaan. Gelijktijdig dacht ik na over wat ik met dat onderzoek zou kunnen doen. Ik dacht bij mezelf: ‘Je maakt radio maar je laat eigenlijk niets na. Het is allemaal vluchtig, zonder pretenties’. De radioprogramma’s die ik maak leven bij de waan van de dag. Ik had nog nooit iets in die richting gedaan en besloot om een radiodocumentaire te maken die antwoord zou geven op de vragen van Toy. En toen? Waar ben je begonnen? Ik wist gelukkig wel wat ik wilde. Het moest geen oubollig verhaal worden, maar ik had nooit gedacht dat er zoveel informatie te halen was. Ik ben op onderzoek uitgegaan, heb wel met vijftig mensen gesproken die me iets over het onderwerp konden vertellen. En ik ben gaan lezen. Mijn God, wat is er een hoop gepubliceerd over de Holocaust. Zoveel feiten die ik niet kende. Ik had het gevoel dat ik in een bodemloze put was gevallen. Ik kreeg zoveel nieuws op me af, het leek wel een vrije val.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

Hoe reageerde men op je vraag om hulp? Verschillend, maar bijna allemaal met enige argwaan. Je hoorde ze denken: ‘Gaat die rare snuiter nou opeens op de serieuze toer?’ Ronnie Naftaniel van het CIDI dacht zelfs dat het een grap was toen ik hem belde. Verschillende keren heb ik op het punt gestaan om er toch maar niet mee door te gaan. Totdat ik uit eten was en met John Manheim (oud voorzitter CIDI; DvdS) aan de praat raakte. Ik vertelde hem van mijn plannen en van de tegenwerking die ik ondervond. De scepsis die ik om me heen voelde. Hij overtuigde me om het wel te doen. ‘Je bent gek als je het nu laat liggen. Je krijgt nu die kans om het als niet-Jood aan te pakken, om jouw eigen verhaal te vertellen.’ Die woorden trokken me over de streep. Maar nog steeds was ik bang om te rouwen op een begrafenis van vreemden. Als je begrijpt wat ik bedoel. Wat vond men bij radio 538 van je idee? ‘Een maal in mijn leven wil ik vertrouwen van jullie en budget,’ dat heb ik tegen de mensen van 538 geroepen. Ze hebben er ja op gezegd en toen konden we ook productioneel aan de slag. Inmiddels had ik een goed beeld van wat ik wilde. Ik wilde onder andere met een overlevende naar Auschwitz zodat ik heel dicht bij het onderwerp kon komen. Via Jacques Grishaver kwam ik in contact met Bob Cohen. Hij heeft bijna een jaar in Auschwitz gevangen gezeten. Als geen ander heeft ie de verschrikkingen meegemaakt. Ik heb hem gevraagd om met ons mee te gaan en mij alles te vertellen en te laten zien. Dat wilde hij wel. En toen? Toen kwam de vraag, hoe ga je daar met acht mensen en kilo’s apparatuur naar toe. Vliegen viel al snel af vanwege de enorme hoeveelheid apparatuur. Met de trein afreizen vond ik ‘not done’ dus besloten we met auto’s te gaan. Maar alle auto’s van 538 die mee moesten vanwege die apparatuur zitten volgeplakt met reclame. Dat vond ik echt niet kunnen. Dagenlang zijn we bezig geweest om al die reclame weer af te plakken en onzichtbaar te maken. En toen zijn we vertrokken. Hoe lang zijn jullie onderweg geweest ? Het was een bizarre trip. Ik was nog nooit in Polen geweest en had een vriend van me meegevraagd die in de reiswereld werkt. Hij ging ook mee om Bob te ondersteunen. We zijn twee dagen aan het rijden geweest. Bob had voor onderweg heel veel DVD’s meegenomen die over de Holocaust gaan en die hebben we een voor een bekeken en besproken. Toen we aankwamen was ik heel zenuwachtig. Ik wist echt niet wat ik kon verwachten. Had ook geen idee hoe ik het zou ervaren.


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 15

15

Ruud de Wild (l) met Bob Cohen (r) in Auschwitz-Birkenau (foto Ruud van Gessel)

Dus maar meteen aan de slag? Nog voordat we het kampterrein opgingen, ben ik alleen door de omgeving gelopen. Gewoon, om eerst eens te kijken hoe die buurt in elkaar steekt. En dan zie je al die stenen huizen, ouder dan 70 jaar. Daar schrok ik van. De Polen die daar woonden hebben alles geweten. Er kan een trein aankomen, volgestouwd met mensen die je niet ziet, en misschien een tweede ook nog wel. Maar uiteindelijk moet het je opvallen dat er mensen door een poort naar binnen gaan die er niet meer uitkomen. Echt bespottelijk vind ik dat. Polen heeft toch een hoop laten liggen. Die eerste dag vergeet ik nooit. Het was een mooie dag, zonnig, koud. Vroeg in de ochtend. Samen met Bob stond ik in gaskamer 1 in Auschwitz. En Bob begon te vertellen. Over de grond waarop we liepen, die tot meters onder de grond verzadigd was met bloed. Het was zo heftig. Ik dacht bij mezelf: ‘Oké, dus zo’n dag gaat het worden.’ Bob merkte dat en probeerde de situatie gelijk te ontzenuwen. ‘Het leven gaat door Ruud,’ zei hij, ‘je kan maar beter een goeie grap per dag maken dan treurend door het leven gaan.’ Een commerciële radiomaker die een radiodocumentaire maakt over zo’n gevoelig onderwerp, was je niet bang dat je jezelf gigantisch in de vingers sneed? We hebben niet vanuit het kamp zelf uitgezonden maar hebben daar buiten een studio gebouwd. En alles met vertraging van uren en soms wel dagen uitgezonden. Vooral omdat ik het goed wilde doen. Ik had al zoveel kritiek over me heen gekregen dat ik het me niet kon permitteren om fouten te maken. Echt hoor, vooral de kritiek uit de linkse hoek was niet mals.

Kon je toen je eenmaal terug was de vragen van Toy beantwoorden? Het was nog steeds pittig, wat vertel je wel en wat niet. Je moet filteren. Samen hebben we naar delen van de uitzending geluisterd. En er veel over gepraat. Ik probeer ook een link naar het heden te trekken. We praten over de moord op Pim Fortuin. Het gaat nu, in 2013, niet alleen over deportatie maar het is breder. We bezoeken nu ook vaker een museum. Volgende week gaan we bijvoorbeeld naar het Joods Historisch Museum. En op 4 mei staan we uitgebreider stil bij wat zich in de oorlog allemaal heeft afgespeeld. Wat me tijdens deze hele periode trouwens wel is opgevallen is, dat er geen goed kinderboek is dat uitlegt wat er gebeurd is. Niet in het Nederlands maar ook niet in een andere taal. Dat vind ik echt een gemis. Heeft het je gebracht waar je op hoopte? Het heeft me veel meer gebracht. Ik wou dat iedereen de ballen had om er naar toe te gaan. Om met eigen ogen de verschrikkingen te zien. Wat dat betreft zouden we wel wat meer van de Amerikaanse mentaliteit mogen hebben. Wij Nederlanders stoppen alles het liefste weg. Ga je ooit nog een keer terug? Hotels, restaurants en friettenten horen daar niet. Dus als ik terug ga neem ik een bulldozer mee om die kermis plat te gooien die ze erom heen hebben gebouwd. Zodat alleen de rauwe werkelijkheid overblijft. Voor meer informatie over deze uitzending: http://www. ruuddewild.nl/nieuws/waarom-een-uitzending-over-auschwitz-2/

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:22 Pagina 16

16 O p i n i e

Het verleden ‘leert de toekomst’ met Humanity in Action Emilie Kuijt (foto’s Christel Groot)

Wat betekent de Shoah voor studenten van tegenwoordig? Er bestaan talloze initiatieven, in evenveel landen, waarbij scholieren en studenten verhalen te horen krijgen over de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Maar hoe kan de kennis uit het verleden gekoppeld worden aan activiteiten om vervolging en discriminatie in de toekomst te voorkomen? De organisatie Humanity in Action (HIA) brengt jaarlijks tientallen Europese en Amerikaanse studenten bij elkaar in verschillende Europese landen om samen te leren en te discussiëren over discriminatie en uitsluiting van bevolkingsgroepen, met als doel: educatie voor de toekomst. Aan de basis van dit intensieve zomerprogramma voor studenten, georganiseerd door de kleine, van oorsprong Amerikaanse educatieve organisatie, staan de Jodenvervolging en de Shoah.

Frieda Menco vertelt haar verhaal aan de studenten, die zij jaarlijks in haar eigen huis ontvangt

Zomerprogramma Van verleden naar heden Over het werk van de organisatie spreken wij met Nienke Venema, directeur van Humanity in Action Nederland. Zij legt uit waarom de organisatie de gebeurtenissen uit de Shoah als uitgangspunt neemt, voor een programma met jongeren die vaak geen directe aanknopingspunten daar mee hebben: ‘In een wereld waarin mensen steeds minder koppelingen maken vanuit het verleden naar het heden, willen wij als organisatie dat juist wel doen. Auschwitz is het diepste punt dat wij kennen. Dat is het uitgangspunt voor ons om verder te gaan. Humanity in Action is in 1998 ontstaan door de fascinatie van onze oprichtster, Judith Goldstein, met de beperkte Jodenvervolging in Denemarken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit gezien in verhouding tot de vervolgingen die plaatsvonden in andere Europese landen. Goldstein, een Amerikaanse historica, wilde Amerikaanse studenten bekend maken met het onderwerp. Zij is toen gestart met een zomerprogramma, waarbij Amerikaanse en Deense studenten samen leerden over dit onderwerp in relatie tot hedendaagse problemen. Al snel werd Nederland aangezocht als markante ‘tegenpool’ van Denemarken. Verhoudingsgewijs zijn immers ongelofelijk veel Joden uit Nederland gedeporteerd’. Jaarlijks komen in Nederland nu 24 studenten bijeen tijdens een intensief, drie weken durend zomerprogramma. Het programma wordt afgesloten met een driedaagse internationale conferentie waarbij alle Europese takken van HIA samenkomen, evenals gastsprekers uit verschillende landen. Behalve in Denemarken en Nederland is HIA inmiddels ook actief in Polen, Frankrijk en Duitsland. Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

In Nederland ging Humanity in Action in 1999 vast samenwerken met Ed van Thijn en Frieda Menco. Nog altijd vertellen zij hun verhalen aan de studenten die deelnemen aan het zomerprogramma. ‘Het zijn juist deze mondelinge vertellingen van de geschiedenis die indruk maken. Op deze manier gaan de studenten nadenken over de verhouding tussen het heden en het verleden. Voor velen is de Tweede Wereldoorlog erg ver weg. Ze willen tijdens het zomerprogramma spreken over bij voorbeeld Islamofobie, of andere hedendaagse thema’s. Door juist te beginnen met de Shoah en de verhalen van overlevenden worden zij zich meer bewust van de doorwerking in de maatschappij en ontstaat er een groter historisch besef. We realiseren ons als organisatie natuurlijk wel dat de vergelijking tussen verleden en heden niet zomaar te trekken valt. Bovendien werkt dat niet altijd constructief. Vaak zijn er wezenlijke problemen met betrekking tot integratie in onze samenleving, maar uitsluiting en discriminatie hoeven zeker niet meteen te leiden tot een tweede Holocaust. Maar, de Shoah heeft ons wél geleerd steeds kritisch te blijven. Zodat wij waakzaam blijven voor onze democratie en voor de omgang met de minderheden binnen die democratie’. Humanity in Action Nederland richt zich dus nadrukkelijk op de Nederlandse maatschappij. Zo start het zomerprogramma altijd met een intensieve dag in de Hollandsche Schouwburg. De reden hiervoor ligt voor de hand, zoals Venema verklaart: ‘De studenten moeten zich realiseren dat mensenrechtenschendingen ook niet ver weg gebeuren. Sommige van de meest gruwelijke misdrijven tegen de menselijkheid vonden hier plaats: in een democratische


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 17

17

samenleving. Wij hebben dus de taak om onze democratische waarborgen actief en kritisch te benaderen. We stellen de vraag: hoe kun je de lessen uit de gebeurtenissen van toen toepasselijk maken op de huidige omstandigheden en omgekeerd. In dat verband besloot de vroegere directeur van HIA Anna Timmerman al snel contact te leggen met studenten in Bosnië. Het Nederlandse zomerprogramma brengt dus nu Amerikaanse, Nederlandse en Bosnische studenten bijeen. Venema legt uit: ‘We moeten ook kijken naar onze eigen omgeving, er bestaan meer en recentere situaties van discriminatie en uitsluiting. De oorlog die in het voormalig Joegoslavië plaatsvond was vrijwel in onze achtertuin. De combinatie van Amerikaanse, Nederlandse en Bosnische studenten is erg boeiend, en we kunnen veel van elkaar leren doordat de geschiedenis van de landen zich zo verschillend ontwikkeld heeft. Zo zijn de Hollandse begrippen ‘zwarte piet’ en ‘allochtoon’ onnavolgbaar voor een Amerikaan, terwijl omgekeerd het idee van etnisch registreren (wat in de Verenigde Staten veel gebeurt voor statistische doeleinden) in Europa een volkomen onbegrepen concept is’.

‘Never be a bystander’ Educatie is het doel bij uitstek voor HIA. Het heeft als missie om de leiders van de toekomst op een relatief jonge leeftijd, dat is tijdens hun studie, de grondgedachte bij te brengen: nooit meer een tweede Shoah. Zoals Venema vertelt: ‘Binnen gezinnen vervaagt de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog van generatie op generatie. Daarom moeten wij deze jonge leiders onze grondgedachte aanleren. Straks kunnen zij op plekken komen waar ze een bijdrage kunnen leveren aan het voortzetten van die gedachte: nooit meer uitsluiting en discriminatie van bevolkingsgroepen en minderheden. ‘Never be a bystander’ is het onofficiële motto van HIA. Zo nemen we de nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging mee in ons programma: we willen mensen het besef meegeven dat zij aan de bel moeten trekken als zij misstanden in de maatschappij zien. Doe iets, doe niet niets! Dat idee zit zelfs in de naam van onze organisatie: een oproep tot actie. We willen jonge leiders doordringen van dit idee en ze inspireren. Als jongeren met elkaar in contact komen en blijven, dan blijft het gedachtegoed ook levend.’ En inderdaad, na ruim tien jaar HIA in Nederland is het duidelijk dat de oud-deelnemers op kernplekken in de samenleving komen, waar zij functies vervullen als directeur van Human Rights Watch Nederland of van Europarlementariër. Ondanks enthousiasme over de organisatie in de afgelopen jaren, moet er groei blijven. Zij zegt: ‘Thema’s als xenofobie en uitsluiting komen steeds meer naar voren in de samenleving. Als organisatie willen wij meer mensen bereiken en meer programma’s maken. Onze kern blijft het zomerprogramma waarbij Amerikaanse, Bosnische en Nederlandse studenten samenkomen, maar we willen ook meer maatschappelijke discussie voeren. We hopen de gelegenheid te krijgen om meer actuele kwesties te behandelen. Educatie is wat ons betreft de manier om het begrip in de samenleving te vergroten’.

Bezoek van de fellows aan het Auschwitz Monument in het Wertheimpark in Amsterdam

Maatschappelijk relevante vragen Die vorm van ‘éducation permanente’ - voortgaande ontwikkeling - is wat HIA probeert te bewerkstelligen door de programma’s met studenten. De organisatie wil maatschappelijk relevante vragen stellen aan studenten, en hun de ruimte bieden hier mee verder te gaan. Venema noemt enkele onderwerpen: ‘Veelbesproken items zijn de rechten van minderheden, homofobie, de positie van asielzoekers binnen de samenleving, of juist de afweging van vrijheid van meningsuiting ten opzichte van godsdienstvrijheid. We willen onze deelnemers ervan doordringen dat de heftige gebeurtenissen uit de Shoah niet uit onze democratische samenleving verdwenen zijn. Het is onze eigen taak om de samenleving bewust te houden van de lessen uit het verleden. De problematiek van uitsluiting van minderheden kan gekoppeld worden aan 2013, aan vandaag. Leven in een democratie is niet een garantie dat de democratische waarden vanzelf hoog gehouden worden. Dat heeft de Shoah ons ook geleerd. Het is onze taak, en met name die van de toekomstige leiders, om deze waarden met zich mee te dragen in hun werk’. Dit idee, waarbij het verleden gekoppeld wordt aan het heden, past HIA ook toe als het aankomt op herdenken. Venema: ‘Wij zijn niet zo zeer bezig met herdenken als een op zichzelf staand onderwerp, maar benaderen het actiever. We willen door de koppeling te maken tussen het verleden en het heden studenten betrokken houden bij herdenken, maar dan op een actieve manier: door middel van discussies over actuele thema’s. Zo organiseren bij voorbeeld enkele van onze oud-deelnemers (zogenaamde Senior Fellows) in samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei dit jaar op 5 mei in Amsterdam een ‘vrijheids-diner’. Het idee Nooit-meer-Auschwitz is geworteld in onze organisatie. Niet met als doel om te blijven terugkijken en stilstaan, maar juist met als doel om vooruit te kijken en actief discriminatie en uitsluiting in onze huidige samenleving tegen te blijven gaan’. Informatie over HIA: http://www.humanityinaction.org/Netherlands. Voor deelname of ondersteuning rechtstreeks naar Nienke Venema: n.venema@humanityinaction.org Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 18

18 O p i n i e

Wie herkent de mensen op deze foto’s?

Portretfoto’s met en zonder ster Steven Musch

Vijf meisjes met donker haar, niet veel ouder dan veertien jaar. De achterste twee lachen voorzichtig. De voorste drie kijken bedrukt. Een van hen draagt een ster op haar kleren. Jood, staat er op haar borst geschreven. Wat is het lot dat haar wacht. Deportatie? Onderduik? Wie is zij en wie zijn de andere meisjes op deze foto die is gemaakt door Annemie Wolff-Koller? De Stichting Annemie en Helmuth Wolff zoekt naar de antwoorden op deze vragen. Naast deze foto, zijn er in 2008 veel meer foto’s gevonden, van mensen van wie de identiteit nog niet bekend is. Stichting Annemie en Helmuth Wolff werkt aan deze puzzel met een zoektocht naar nabestaanden. Het doel is om een fototentoonstelling te houden, zodat de foto's van degenen die in de oorlog zijn omgekomen kunnen worden toegevoegd aan het Digitaal Joods Monument.

Honderd rolletjes Na de Tweede Wereldoorlog heeft fotografe Annemie WolffKoller bijna alle portretfoto’s, die zij van particulieren had gemaakt, vernietigd. Maar exact honderd rolletjes, met negatieven van een groep foto’s die zij tussen januari en oktober 1943 maakte, heeft ze bewaard. ‘Ze moet zich hebben gerealiseerd dat deze

Wie herkent de mensen op deze foto’s? Soms is er een naam, soms zijn er enkele aanwijzingen, maar vaak is de naam niet bekend. Opnamen tussen maart en juli 1943. Copyright foto's: Monica Kaltenschnee, Haarlem (a) Vooraan rechts zit Julie de Levie; de anderen zijn niet bekend Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

(b) Misschien heette de afgebeelde of haar familie Koops

foto’s van groot historisch belang zouden kunnen zijn’, zegt Simon Kool, die de foto’s in 2008 ontdekte bij haar erfgename, Monica Kaltenschnee. ‘Maar helaas heeft ze er destijds niets mee gedaan en ook nooit over gepraat.’ Na de bijzondere vondst van Kool richtte An Huitzing de Stichting Annemie en Helmuth Wolff op. Sinds 2011 zijn zij begonnen met het onderzoek naar de identiteit van de mensen op de foto’s. Ook Tamara Becker, de dochter van Huitzing, is betrokken bij het onderzoek. ‘Van ongeveer honderd mensen is de identiteit nu bekend, maar van de meeste gefotografeerden weten we nog niet om wie het gaat. We hopen dat er mensen zijn die iemand herkennen’, zegt An Huitzing. Kort nadat Annemie Wolff-Koller deze mensen op beeld vastlegde,


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 19

19

(c) Moeder en dochter die Meeboer, Rijke of Jonker zouden kunnen heten

zullen veel van hen gedeporteerd zijn naar concentratiekampen. De vraag is, wist de fotografe dat hen dit lot te wachten stond? ‘Toen ze de foto’s maakte wist ze waarschijnlijk nog niets af van het bestaan van concentratiekampen’, zegt Simon Kool. ‘Maar na de oorlog wel. Ze moet zich daarna hebben gerealiseerd dat veel van de gefotografeerden niet waren teruggekomen uit de kampen. Daarom heeft ze waarschijnlijk juist deze portretfoto’s bewaard toen ze de rest vernietigde.’ In totaal staan er op de rolletjes met negatieven ongeveer vierhonderd mensen. Misschien de helft van hen zou Joods kunnen zijn volgens het nog aanwezige kasboek en de helft daar weer van draagt een ster. ‘Op veel foto’s kijkt men bedrukt, omdat hen deportatie of de onderduik wachtte. Maar op sommige foto’s

doen de mensen alsof er niets aan de hand is. Want ondanks de oorlog en de Jodenvervolging probeerden ze toch met hun leven verder te gaan. Ze hadden vrienden, vriendinnen, werden verliefd, trouwden, kregen kinderen’, zegt An Huitzing. Toch blijft nog veel een groot mysterie. Want wie was Annemie Wolff-Koller? Waarom bewaarde ze exact honderd rolletjes? Wie zijn de mensen die zij tussen januari en oktober 1943 fotografeerde? En waarom lieten de mensen zich fotograferen? ‘Ongehuwden werden als eerste opgeroepen, dus met name in april '42 zijn heel veel jonge stelletjes getrouwd. En op deze foto's uit ‘43 zie je dan ook veel baby's’, legt Huitzing uit. ‘Ook zit er tussen de foto’s een foto van een vader, moeder en dochter die de foto hebben laten maken voor de grootouders die in Westerbork

(d) Misschien heette het jongetje Van Dijk (e) Naam niet bekend Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 20

20

Wie herkent de mensen op deze foto’s? vierden dat zij zestig jaar getrouwd waren. Zij kijken zo vrolijk mogelijk, ook om de grootouders te ondersteunen. Er werden foto's gemaakt van kinderen die de onderduik in gingen en van wie men een herinnering wilde hebben. Ook vriendinnen maakten foto's voor elkaar.’ Maar waarom staat men met een Jodenster op de foto, als men dat ook zou kunnen verbergen of vermijden? ‘Dat vroegen Simon en ik ons in eerste instantie ook af. Maar het antwoord kregen we al snel van een vrouw die opbelde na een publicatie in het NIW. “Op al onze kleren zat een Jodenster”, zei ze. Maar je ziet ook dat sommige mensen zo gaan zitten dat je de ster net niet ziet’, vertelt Huitzing, ‘en één jongetje van toen zei bijvoorbeeld dat hij tegen zijn vader ging aanzitten zodat je de ster niet kon zien.’

Annemie en Helmuth Het echtpaar Annemie en Helmuth Wolff trekt in het voorjaar van 1933 weg uit München vanwege het opkomende nazisme. Zij vestigen zich aan de net gebouwde Noordelijke Amstellaan in het nieuwe Plan Zuid in Amsterdam (nu Churchilllaan) en besluiten daar een fotostudio op te richten. Annemie, die al fotografe is, en haar Joodse man Helmuth, die van oorsprong architect was, krijgen vooral opdrachten van de gemeente. Ze fotograferen onder andere voor de Vereniging De Amsterdamsche Haven, een aantal andere havenbedrijven en de luchthaven Schiphol. Ook starten zij een populair tijdschrift over kleinbeeldfotografie en maken zij een aantal reportagereizen in het buitenland. Het gaat het echtpaar in eerste instantie bijzonder voorspoedig in Nederland. Maar wanneer de Duitsers in 1940 Nederland bin-

(f) Naam niet bekend

nenvallen doen Annemie en Helmuth, net als velen, uit wanhoop een zelfmoordpoging. Ze draaien de gaskraan open en worden de volgende dag door de huishoudster in de keuken gevonden. Helmuth is dan al niet meer te redden, maar Annemie overleeft het. ‘Ze moeten zich hier veilig hebben gevoeld, maar toen Nederland werd bezet, zullen ze hebben gedacht, dat het allemaal verloren was’, veronderstelt Kool.

Portret en verzet Na drie jaar pakt Annemie haar werkzaamheden als fotografe weer op. Ze fotografeert echter niet meer voor gemeentelijke instellingen,

(g) Naam niet bekend (h) Naam niet bekend Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 21

21

maar maakt vanaf begin 1943 met name portretfoto’s van mensen uit Amsterdam-Zuid. Daar woonde destijds een groot deel van de Joodse gemeenschap. ‘Ze rekende voor een foto ongeveer één gulden. Dat was destijds heel veel geld, dus dat konden waarschijnlijk alleen de rijkere mensen in Amsterdam-Zuid betalen’, zegt Huitzing. Hoewel Annemie tijdens de oorlog ook foto’s maakt van nietJoden, bestaat haar klandizie met name uit Joodse mensen. Het net sluit zich in ‘43 namelijk steeds meer rondom de Joodse gemeenschap in Nederland en veel Joodse mensen willen zich nog laten fotograferen, voordat ze moeten onderduiken of op transport gaan. Echter, niet-Joodse zaken zijn verboden voor Joden, wat het moeilijker maakt voor hen om zich te laten fotograferen in een studio. ‘Annemie had een studio aan huis, op twee hoog, en dat zag je niet van de straat. Zij hoefde dus niet een bordje op te hangen ‘Voor Joden verboden’. Het feit dat zij Joodse klanten had is dus eigenlijk al héél bijzonder, want Joden mochten in 1943 niet meer bij niet-Joden thuis komen’, vertelt Huitzing. ‘Die mensen, haar buren en vrienden, die ze goed kende, vroegen haar misschien wel om nog een foto te maken, voor dat zij gescheiden zouden worden door de maatregelen van de nazi’s. En wellicht heeft zij hun verzoeken ingewilligd omdat ze wist hoe klem zij zaten.’ Annemie kon dus tijdens de oorlog haar brood verdienen doordat veel Joodse mensen zich lieten fotograferen en zij bewees hen hiermee ook een belangrijke dienst. Ze deed namelijk iets wat niet meer mocht. ‘We vermoeden dat Annemie zich ook bezighield met verzetswerkzaamheden. Misschien zijn sommige portretfoto’s gebruikt voor het vervalsen van persoonsbewijzen, maar dat kunnen we niet met zekerheid zeggen. Wel zijn we haar naam tegengekomen bij de verzetsgroep de Ondergedoken Camera’, vertelt Huitzing.

Nalatenschap Na de oorlog wil Annemie naar de VS emigreren, maar in 1950 besluit zij toch in Amsterdam te blijven. Zij gaat weer voor de gemeente werken, maar in 1963 maakt de Vereniging De Amsterdamsche Haven op een vervelende manier een eind aan de werkrelatie. Annemie verspreidt dan het gerucht dat zij al haar negatieven heeft vernietigd, om te voorkomen dat de Haven haar nog vraagt voor opdrachten. Maar ze doet anders. Wel vernietigt ze de meeste foto’s van en voor particulieren, maar de havenfoto’s blijven bewaard. In 1994 overlijdt Annemie en haar nalatenschap komt terecht bij Monica Kaltenschnee, de kleindochter van haar reeds lang overleden vriendin en achterbuur. Bij haar in Haarlem bevinden zich nu de goedbewaarde negatieven en dia's, meer dan 50.000 in totaal, boeken en documenten. Hieronder bevinden zich foto’s van de Amsterdamse Haven en Schiphol, maar ook de portretten die Annemie in ’43 maakte. Simon Kool zocht foto's voor een jubileumtentoonstelling over het Noordzeekanaal en stuitte in het Stadsarchief op foto’s gemaakt door Annemie Wolff. ‘Ik had nog nooit van haar gehoord

(i) Naam niet bekend

en het waren prachtige foto’s, dus ik besloot verder onderzoek naar haar te doen”, zegt Kool. Zo kwam hij bij Monica Kaltenschnee terecht. Oorspronkelijk op zoek naar maritieme foto's, ontdekte hij daar het kistje met de honderd rolletjes uit 1943. Het werd pas echt waardevol door de aanwezigheid van het kasboek waarin zij naam en adres opschreef van degene die de foto's had laten maken en op welke film deze staan. Dankzij dit kasboek konden er veel namen bij de foto’s worden gevonden. Maar vaak bleek het toch lastiger te zijn. ‘Op elk rolletje met 36 opnamen staan foto's van twee, drie of meer klanten. De namen zijn niet altijd in de juiste volgorde opgeschreven in het kasboek. En die ene naam kán behoren aan een meisje dat met vijf vriendinnen op de foto ging of aan een vrouw die twee neefjes meenam’, zo staat op de website van de stichting. En van veel mensen is de naam helemaal niet opgeschreven. Zij moeten worden gevonden doordat mensen hen herkennen. Er is dus nog veel uit te zoeken en dat is belangrijk, want achter alle foto’s schuilen bijzondere verhalen. Een aantal van die verhalen is nu al op de site van de Stichting Annemie en Helmuth Wolff te lezen. An Huitzing en Simon Kool zijn van plan om in de toekomst een boek uit te brengen over de fotografe, de gefotografeerden en hun verhalen. ‘Deze verhalen moeten worden verteld. Dat kan alleen als de nabestaanden daarmee akkoord gaan. Men zou het ook te pijnlijk kunnen vinden. Het is in ieder geval erg belangrijk dat nabestaanden deze foto’s te zien kunnen krijgen. Van veel mensen zijn nauwelijks of geen foto’s bekend. Het zou mooi zijn wanneer de stichting die foto’s aan nabestaanden én sommige, nu bejaarde gefotografeerden terug zou kunnen geven. Ook dat is een drijfveer van de stichting.’

Voor verdere informatie zie http://www.stichtingwolff.nl/ Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 22

22 O p i n i e

Joods verzet aan de Amstel Joosje Lakmaker

Op 25 februari 2013, voorafgaand aan de Herdenking Februaristaking 1941 in Amsterdam bij De Dokwerker, vond zoals ieder jaar ook weer een herdenking plaats bij het monument voor het Joods Verzet daar dichtbij, naast het Stadhuis aan de Amstel. Joosje Lakmaker hield een toespraak, waarin zij een schets gaf van de eerste fase van dat verzet, gevolgd door de represailles die enkele dagen later leidden tot de Februaristaking. De gebeurtenissen waarover zij sprak komen ook voor in haar boek Voorbij de Blauwbrug. Het verhaal van mijn joodse grootvader uit 2008.

Van sappelen naar strijdbaar Benny Bluhm, de oprichter van dit verzetsmonument heeft de allerbeste plek van de stad uitgezocht of gekregen. Bevochten waarschijnlijk, om in de stijl te blijven. De allerbeste plek, niet alleen omdat het een van de mooiste uitzichten geeft op onze Amstel in de binnenstad. En niet alleen omdat de zuil sinds een paar jaar versterkt wordt door het standbeeld van Spinoza, net om de hoek. Baruch Spinoza, de Joodse ketter, die met zo uitzonderlijk veel lef tegen dogmatische autoriteiten in verzet kwam. Ik bedoel nog iets anders. Hier, bijna letterlijk op deze plek is er door Joodse jongeren dagenlang het hardst gevochten tegen Nederlandse en Duitse fascisten. Ik denk dat die moed voor verzet zo’n vijftig jaar eerder zijn wortels had. Verzet, protest, dat waren geen gangbare begrippen in de oude Jodenbuurt. Dat dichtstbevolkte straatarm stukje van de stad waar soms wat handel, soms wat te verdienen was, maar vaak ook niet. Zo ging het van vader op zoon, van moeder op dochter. Een echt ghetto was het niet, maar ze bleven bij elkaar, en er veranderde weinig. Maar ook hier kwamen de mensen onder invloed van de nieuwe hoopvolle beweging van socialisme, van emancipatie. Het waren de Joodse diamantbewerkers die als eerste het lef hadden om voor zichzelf op te komen. Om demonstraties, stakingen te organiseren voor betere lonen en arbeidsomstandigheden. Geïnspireerd werden ze, en dat gold voor de hele Jodenbuurt, door de mateloos bewonderde Henri Polak. Vooral de Joodse jongeren werden strijdbaar: dit leven van jullie – zeiden ze tegen hun ouders – hoeven we niet meer te pikken! Wij gaan voor een nieuwe wereld zonder armoede, zonder oorlog. Ze kregen ruzie met de vaders die geleerd hadden het leven te nemen zoals G’d het je gaf, om te berusten in het lot. De Joodse

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

jongens en meisjes geloofden nog, maar ze geloofden ook in vooruitgang en ze geloofden meer dan ze ooit gedurfd hadden, in hun eigen kracht. In ‘voor jezelf opkomen’.

Bang? Nee: woedend! Helaas, de politieke tijden veranderden intussen, en in een gevaarlijke richting. Het was een kleine groep van socialisten, communisten en intellectuelen, onder wie veel Joden, die de ontwikkelingen scherp zag. Ze hadden contacten met hun Duitse kameraden, ze lazen Duitse kranten. Ze hielpen met de opvang en ondersteuning van de eerste slachtoffers van de naziterreur in Duitsland. Dankzij ironisch gezegd het ruimhartige toelatingsbeleid van de Nederlandse overheid kwamen ze hierheen als illegale vluchtelingen, Joden en niet-Joden. Het werd een leerschool: de Nederlandse helpers leerden het belang van geheimhouding, van de noodzaak van adressen waar mensen onder te brengen zijn. En: ze zagen dat papieren, dat burgerrechten in een dag waardeloos kunnen worden. Ze waarschuwden, ze voerden acties, met pamfletten, met krantjes, met demonstraties. Maar de grote groep Joden – onder wie de meeste bewoners van deze buurt – zeiden en hoopten: ‘Ach zo’n vaart loopt het hier niet. Bovendien: die Hitler is mesjogge’. En ze dachten – volkomen logisch, wie kan ze het kwalijk nemen? – ‘Wij wonen hier al eeuwen lang als Amsterdammers. Generaties langer dan de import Friezen of andere provincialen. Wij zijn Nederlanders, Joodse Nederlanders’. Hoe konden ze weten dat de – evenzeer Nederlandse – ambtenaren van de maatschappelijke bijstand, van onderwijs – en noem maar op – hen moeiteloos als Jood zouden registreren? In veel gevallen nog voordat het ze gevraagd was? Op tien mei 1940 was het zover. Nadat er eerst weinig leek te gebeuren, ging het daarna sluipenderwijs. Er kwamen ariërverklaringen, Joodse ambtenaren werden ontslagen. In januari 1941 moesten Joden zich laten registreren, vertellen hoeveel Joodse grootouders ze hadden. Een enkeling deed het niet, de meeste mensen wel. Mijn grootvader deed het niet, en later in mei ’42 zou hij zeggen: ‘Die ster is een schietschijf, geen sprake van dat ik daarmee ga lopen. De Duitsers denken dat alle Joden bang zijn, ik weet dat dat niet zo is’. ‘Gojs lef’, zou je kunnen zeggen. Mijn oma zag het zo: ze was doodsbang, zeker toen hij samen met hun zoon clandestien andere Joden ging helpen met onderduikadressen, later met papieren. ‘Levensgevaarlijk,’ zei ze, ‘waarom moeten jullie dat juist als Joden doen?’ Ik begrijp de angst van mijn grootmoeder heel goed. Moed is het overwinnen van angst. En ik kan me zoveel soorten angst voorstellen. ‘Was je niet bang in de oorlog?’ vroeg ik aan Lili Couvée, die meedeed aan de overval op het Bevolkingsregister, met Rudi Bloemgarten en andere Joodse jongens. ‘Bang!? Ik was doorlopend woedend’, antwoordde ze. Zij hoorde tot die mensen die al ver voor de bezetting emigranten hielpen en onophoudelijk actie voerden tegen de nazi’s. Uit de oude Jodenbuurt waren de bewoners die maar iets van


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 23

23

Herdenking bij het monument voor het Joods Verzet aan de Amstel, 25 februari 2013 (foto © D.P.H.Spits)

Terugslaan

lichting stikdonker in de stad. Ze verstopten zich in portieken en wachtten op een geschikt moment om toe te slaan. Een WA-er die in het donker zijn vrienden was kwijtgeraakt, werd in de met ijsschotsen bedekte Zwanenburgwal gesmeten en bekogeld met ‘harde voorwerpen’. Tot zijn ouders hem uit het water haalden. De volgende dag, 11 februari toen in de rest van de stad bekend werd wat er in de Jodenhoek gebeurde, kwamen jongeren uit andere buurten te hulp. Ook de NSB-ers kwamen terug, naar het

En toch werd de woede begin februari 1941 ook hier in de Jodenbuurt zo groot dat vooral de jongeren alle angst opzij zetten en terugsloegen. Vanaf eind 1940 begonnen NSB-ers en hun knokploeg, de WA steeds driester en brutaler op te treden. Ze grepen de kans om hun Jodenhaat bot te vieren op de bewoners van de oude buurt en op het Rembrandtplein. Ze smeten handkarren om, drongen huizen binnen, sloegen de inboedel kort en klein en bestormden cafés waar Joden zaten. Joden werden uit de tram gegooid. Van de Amsterdamse politie was niets te verwachten, die bleek machteloos, zeker omdat de NSB-ers opereerden onder Duitse bescherming. ‘Dan moeten we het zelf doen’, zeiden de mensen. ‘Laat ze maar komen, dan zullen wij ze ontvangen. De Joden zullen laten zien dat ze niet bang zijn’. Zo was de stemming, volgens het oorlogsdagboek van Sallo de Vries, een buurtbewoner. Er werden spontaan verschillende knokploegen gevormd. Sommige groepjes bestonden uit echte vechtersbazen, andere begonnen zich voor het eerst te verdedigen. En er waren de jongens van boksclub Maccabi, die in groot aanzien stonden, prijzen gewonnen hadden, kortom professionals. Onder hen ook Benny Bluhm. De ploegen bewapenden zich met zelfgemaakte wapens, ijzeren staven, boksbeugels en messen. Twee dagen, op 10 en 11 februari 1941, vochten de Joodse jongens terug en af en toe werd er zwaar slag geleverd, vooral op het Waterlooplein. Als er een fruitkarretje omging, vlogen ze erop af, soms met de biljartstok uit het café waar ze gewaarschuwd waren. De Joodse knokploegen konden ’s avonds profiteren van hun terreinkennis; na acht uur was het vanwege de verboden straatver-

Waterlooplein, om wraak te nemen. De Joodse knokploegen hadden zich strategisch opgesteld en na een kort gevecht gingen de nationaal-socialisten er vandoor. Een WA-er bleef zwaargewond liggen, hij overleed een paar dagen later. De Duitse wraak volgde onmiddellijk. Op 12 februari zette de Duitse politie de buurt volledig af. Bruggen werden open gedraaid. Niemand mocht er in of uit. Vanaf de Nieuwmarkt kwamen bordjes bij de prikkeldraadversperring: Judenviertel. De buurtbewoners kregen opdracht om hun ‘vuur-, slag- of steekwapens’ in te leveren. ‘Bij in gebreke blijven, stelt men zich en ook anderen aan de zwaarste straffen bloot’, stond op het affiche van de Joodsche Raad. Niemand leverde zijn wapen in, veel te gevaarlijk, dachten ze. Op 22 februari kwamen Duitse overvalwagens de Blauwbrug over. Vierhonderdzevenentwintig jonge mannen werden van straat opgepakt, soms van de arm van hun vriendin gerukt, of van de fiets gesleurd, of uit huis geslagen. ‘Gijzelaars’ werden ze genoemd, maar ze kwamen uiteindelijk terecht in concentratiekamp Mauthausen. Niemand overleefde het. Aanvankelijk kwam er van de razzia’s niets naar buiten. Maar op de tweede dag was er de wekelijkse zondagsmarkt in de Jodenbreestraat. Heel populair ook bij niet-Joodse Amsterdammers. Zij zagen wat er gebeurde. De berichten gingen van mond tot mond en binnen een half uur wist de hele stad van het Duitse optreden. De razzia’s en de deportaties uit de Jodenbuurt werden de aanleiding voor dat andere indrukwekkende verzet dat dadelijk herdacht wordt. Verzet ter verdediging van de Nederlandse Joden, de Februaristaking.

geld verdienden, vertrokken. De achtergebleven groep bestond uit paupers; mensen die niet wilden of konden vertrekken. Voor hen gold: Wat kon je doen? Waar moesten ze heen? Ze hadden geen geld en ze hadden geen contacten buiten hun eigen familiekring en de straat. En bovendien, wat zou er met je familie gebeuren als je zou onderduiken, niet opkwam dagen? En toch.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 24

24 C u l t u r e e l

Belangrijke ontmoeting op het Centraal Station Loes Gompes

Het stereotype beeld is dat Joden in Nederland zich zonder verzet naar de concentratiekampen hebben laten afvoeren. De PP-groep van Jan Hemelrijk en Bob van Amerongen, beiden ‘halfjoods’, bestond voor een aanzienlijk deel uit mensen met een Joodse achtergrond, zoals overigens meer Amsterdamse verzetsgroepen. De PP-groep was een verzorgingsgroep waarin half-Joden, Joden en niet-Joden samenwerkten. Loes Gompes onderzocht de geschiedenis van de PP-groep, wat resulteerde in een film Fatsoenlijk land en een gelijknamig boek dat eind april zal verschijnen en waaruit we hier bij wijze van voorpublicatie een fragment afdrukken.

Centraal Station Het Centraal Station in Amsterdam was in de oorlogsjaren een cruciale plek voor de Duitse bezetter. Een banier prijkte op de voorgevel: ‘Victorie, want Duitschland wint voor Europa op alle fronten’. Een ware demonstratie van hun macht en aanwezigheid op deze plek. Vanaf dit station vertrokken veel Amsterdamse Joden naar Westerbork. Tegelijkertijd was het station ook een belangrijke uitvalsbasis voor Joodse onderduikers en een trefpunt voor verzetsmensen. Het was er gevaarlijk want het gebouw stond onder streng Duits én Nederlands toezicht. Wie uit de trein kwam, wist zeker dat hij werd gadegeslagen. Onderaan de trappen stonden de stillen van de SD (Sicherheitsdienst), op zoek naar verdachte personen. ‘Ausweis bitte!’ was hun credo. In de hal van het station werkten SD en Nederlandse politie nauw samen. Wie werd opgebracht, werd opgesloten in een politiepost in het Centraal Station, een onderafdeling van bureau Warmoesstraat. Op dit station kwamen Jan Hemelrijk en Bob van Amerongen elkaar in het voorjaar 1943 toevallig tegen. De zes jaar jongere Bob moet een zekere schroom hebben gehad. Jan zag er namelijk destijds in zijn motoroutfit nogal imponerend uit. Hij droeg een grote bruine leren jas. Het weerhield Bob niet om Jan te benaderen. Hij was op de hoogte van Jans vervalsingsactiviteiten en had Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

hem nodig voor advies inzake goede persoonsbewijzen. Als vanzelf ging hun gesprek ook over het bundelen van hun krachten. Hun samenwerking zou tot de bevrijding duren.

Vervalsen De ontmoeting was niet het begin van hun verzetsactiviteiten. Jan Hemelrijk en zijn vrouw Aleid hadden in Bergen al vanaf begin 1942 onderduikers. Een jaar eerder hadden Joden zich moeten melden voor registratie. In april 1941 waren in Amsterdam de eerste persoonsbewijzen uitgereikt. Eerst voor niet-Joden, daarna voor Joden. De ontwerper van het nieuwe persoonsbewijs was de Nederlandse ambtenaar Jacob Lentz, hoofd van de Rijksinspectie van Bevolkingsregisters. In het najaar van 1941 begonnen de eerste groepen met het vervalsen van persoonsbewijzen. In Amsterdam waren tientallen groepen hiermee bezig, in de regel onafhankelijk van elkaar. Zo ook Jan Hemelrijk en zijn eveneens ‘halfjoodse’ studiegenoot Hans de Jager en diens vader. In die tijd woonde Jan nog in Bergen. Voor de vervalsingsactiviteiten reisde hij naar Amsterdam. Maar in 1943 verhuisde hij. Vanaf dat moment verrichtte hij zijn illegale activiteiten vanuit telkens wisselende onderduikadressen in Amsterdam. Hij vond het vervalsen van persoonsbewijzen een moeilijke klus: ‘In België en Frankrijk had je ook persoonsbewijzen. Maar die waren makkelijker na te maken dan het bijna onvervalsbare Nederlandse document.’

Onderduik In de zomer van 1942 waren in Amsterdam de transporten begonnen. In oktober 1942 werden bijna 12.000 Joden uit Nederland weggevoerd; het was de eerste en grootste piek in de deportaties. De tweede piek was tussen maart en juli 1943. Pas vanaf dat moment doken de meeste familieleden en kennissen in de kring rond Bob van Amerongen onder. In het voorjaar van 1943 vroeg de Joodse Louise Snitslaar (18811944), een collega Engels van Bobs vader, om hulp bij onderduiken. Ze was de eerste die met dit verzoek bij Bob aanklopte. Bob zocht samen met zijn moeder naar onderduikadressen in de omgeving van Alkmaar. Haar lerarenboekje met alle adressen van collega’s en leerlingen was hiervoor een belangrijke informatiebron. Bob ging voor Louise eerst naar Frits Kuiper, een bekende doopsgezinde dominee. Hij woonde met zijn echtgenote in een grote villa in Heiloo. Bob had goede hoop op succes want deze dominee had het gezin Van Amerongen uit solidariteit opgezocht toen ze naar Amsterdam moesten vertrekken. Tot zijn ontsteltenis werd hij met smoezen afgewimpeld: ‘Wat zou de bakker niet zeggen als hij plotseling voor een heel brood kwam’. En ‘het was toch niet fris om de was op zolder te moeten hangen.’ Bob wees de dominee nog op zijn christenplicht. Maar het mocht allemaal niet baten. Snitslaar kreeg uiteindelijk onderdak bij Arie Eriks, een kleinbehuisde journalist met kinderen, die als redacteur in dienst was van de Alkmaarsche Post. Zij leefde daar onder een valse identiteit: Hester Elisabeth van Lokhorst, geboren op 7 juli 1879 te Den Haag.


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 25

25

(l) Bob van Amerongen als gymnasiast in 1940 (r) Jan Hemelrijk

Na deze teleurstellende ervaring zocht Bob zijn onderduikadressen niet meer onder de notabelen. Je kunt je afvragen waardoor de reactie van dominee Kuiper werd ingegeven. Bob had het gevoel dat Kuipers ‘te schijterig’ was om een onderduiker in huis te nemen. Wat Bob niet wist is dat Kuiper redenen had om voorzichtig te zijn. Vanaf de preekstoel had Kuiper als enige dominee in Alkmaar publiekelijk zijn afkeer over het wegvoeren van de Alkmaarse Joden laten blijken. In de periode dat hij door Bob werd benaderd, was hij mogelijk al bezig met het opzetten van een netwerk voor Joodse onderduikers. Na het onderbrengen van Louise Snitslaar zocht Bob onderduikadressen voor zijn Joodse familieleden. Voor Hans Pos, de exechtgenoot van zijn tante Lien, zijn nieuwe vrouw Anneke en stiefdochter Olly Kok. En ook voor neef Willy Pos en zijn kersverse verloofde Brigitte Kray, haar zuster Yffie (Yvonne) en haar moeder Gigi (Sigrid). Vader Jules was al via psychiater Hoeneveld in het zuiden van het land terechtgekomen.

Eigen plan Een ander deel van de familie trok haar eigen plan. Lien van Amerongen vluchtte naar België en werkte daar in allerlei functies voor het Rode Kruis. Ook Maurits van Amerongen, de broer van Jules en Lien, ging met zijn familie een eigen weg. Met zijn echtgenote Jans Koopman had hij twee kinderen, Liesje en Bernard (roepnaam Bob). Liesje was getrouwd met Max Knoop, bonthandelaar van beroep. Op hun onderduikadres in Naarden werd zoon Hans (1943) geboren. Bernard van Amerongen, werkzaam voor een veilinghuis, was getrouwd met de Duits-christelijke Annelies Hautmann. Zij kregen in de oorlog een zoon, Martin (1941-2002), die evangelisch-luthers werd gedoopt. Maurits en zijn nazaten deden geen van allen een beroep op Bob. Zij vonden zelf een veilig onderduikadres. Bernard en zijn gezin trokken in bij de ouders van Annelies in Huizen. Martin van Amerongen schreef later in lovende woorden over de inwoners van Huizen. Ze waren volgens hem zowel ‘hartstikke christelijk’ als ‘hartstikke goed’ en wisten volgens hem dat zij daar ondergedoken zaten: ‘De overburen wier zoontje ik, in mijn peuterachtige onbezonnenheid, vol met paardenstront smeerde. De bezijdenburen die regelrecht in de afgeladen huiskamer konden kijken. De bakker die precies op de hoogte bleek te zijn. Het

tienpersoonswasgoed aan de lijn in een huis dat officieel door slechts drie personen werd bewoond. Mijn vader, met zijn onmiskenbaar Joods uiterlijk, op een avond schichtig gelucht op de kruising van Taandersstraat en Taandersdwarsweg. Ja, zij hebben het allemaal geweten en zij hebben hun mond gehouden.’

In Amsterdam Bob kreeg via zijn neef Willy het verzoek om diens leerling Miep Lobatto (1929) en haar broer Jaap (1925-2011) onder te brengen. Ze kwamen uit een Portugees-Joodse familie die in AmsterdamZuid woonde. Aanvankelijk zaten de kinderen op openbare scholen. In 1941 werden ze verplicht naar het Joods Lyceum te gaan. Jaap had er in de zomer van 1942 nog zijn diploma HBS-B gehaald. Zijn jongere zus Miep had het Lyceum begin 1943 verlaten omdat het in de binnenstad te gevaarlijk was geworden. Nadat ze waren ondergedoken, trok Bob in hun huis in de Johannes Verhulststraat. Een onderkomen in de hoofdstad was voor Bob een harde noodzaak. Midden 1943 had hij een oproep gekregen om in dienst van Organisation Todt graafwerkzaamheden te gaan verrichten. Deze Duitse overheidsorganisatie gaf leiding aan de bouw van de Atlantikwall, een verdedigingswerk dat de geallieerde invasie moest tegenhouden, die ook langs de Nederlandse kust werd aangelegd. Bob ontkwam aan deze vorm van Arbeidsinzet door naar Amsterdam te verhuizen, zonder dit overigens bij het bevolkingsregister van Alkmaar te melden. Het verblijf in de Johannes Verhulststraat was echter niet echt veilig en daarom vertrok Bob twee maanden later naar een bescheiden kamer in de Molenbeekstraat in de Amsterdamse Rivierenbuurt. In het jaar dat Bob het steeds drukker kreeg met zijn illegale activiteiten begon de oorlog hem steeds meer te raken. In zijn dagboek klaagde hij dat hij door de oorlog was uitgeput. Hij had last van ‘physieke geprikkeldheid’ en ‘geestelijke lusteloosheid’. Vertwijfeld vroeg hij zich af hoe hij uit ‘verdroogde bronnen’ kracht moest putten. Uit: Loes Gompes, Fatsoenlijk Land; Porgel en Porulan in het verzet, Uitgeverij Rozenberg Publishers, Amsterdam 2013, ca. 180 pagina's, ISBN 978 90 361 0350 3, € 27,50 (inclusief DVD van de film); zie ook info@rozenbergps.com Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 26

26 C u l t u r e e l

Boekbespreking

Recent verschenen Marjon de Klijn

Medeaanklager

Wolff was van Joodse afkomst en trouwde in 1937 met een niet-

Rob Fransman ziet het als zijn plicht tegenover zijn in Sobibor omgekomen ouders, om als één van de 23 medeaanklagers op te treden in het proces-Demjanjuk. Direct na zijn besluit, houdt hij een weblog bij. De combinatie van medeaanklager en columnist geven hem een unieke gelegenheid zijn ervaringen in deze zaak te beschrijven. Hij doet mededelingen over alle ergernissen, over het veelvuldig heen-en-weer reizen tussen Amsterdam en München, over de verbazing hoe traag zo’n proces verloopt, over de ongelofelijke botheid van dr. Ulrich Busch (de verdediger van Demjanjuk), over de cynische houding van de zwijgzame verdachte, over de emoties als de namen van zijn ouders in de rechtszaal worden genoemd, over de geweldige contacten met andere Nebenkläger, over zijn waardering voor mr. Alt (de president van de rechtbank), over de leuke maar ook aangrijpende uitstapjes die soms ook op het programma staan, over de vreugde als het vonnis wordt voorgelezen. Er passeert in sneltreinvaart een grote hoeveelheid aspecten die aan zo'n proces verbonden zijn.

Joodse arts. In 1938 wordt zij plotseling weduwe terwijl ze zwanger is van haar zoon. In de brieven die Annie aan haar familieleden stuurde zijn we op een directe en onthutsende wijze getuige van wat deze jonge vrouw overkwam, hoe het net zich onafwendbaar om haar heen sloot en hoe ze op allerlei manieren overeind probeerde te blijven in een steeds vijandiger wereld. In 1944 sterft Annie in Bergen-Belsen. Haar toen vijfjarige zoontje Daniël werd niet vervolgd en bleef in Nederland alleen achter.

Rob Fransman, Het Demjanjuk-proces, reportages van een Nebenkläger (inclusief dvd over de reis met zijn kleinkind naar Sobibor), Uitgeverij Verbum, Laren (NH) 2011, (189 blz.), ISBN 9789074274562, € 17,95

Onrecht In 1943 zit de 17-jarige Toon Kramer al vijf jaar op het seminarie. Hij voelt echter niet de roeping om priester te worden. Hij wil iets doen, wat ertoe doet, iets doen tegen het onrecht dat zoveel mensen treft. Toon wordt zonder diploma naar huis gestuurd. Hij is blij als zijn vader een baan voor hem regelt. Hij kan bij het distributiekantoor als jongste bediende beginnen. Toon komt op de afdeling bonkaarten terecht. Na een tijdje moet Toon onderduiken en hij sluit zich aan bij een militante verzetsgroep die zich schuilhoudt in de Mariahoeve. Hij kan niet meer terug en hij raakt steeds meer betrokken bij het verzet tegen de vijand. Martine Letterie, Verzet tegen de vijand, Uitgeverij Leopold, Amsterdam 2011, (166 blz), ISBN 978 90 258 5779 0, € 14,95.

Daniël Otten, Annie, een Joodse weduwe en haar zoon in de greep van bezetting en vervolging, Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen 2012, (160 blz), ISBN 978 90 5730 836 9, € 19,95

Levensverhaal Als enig kind van een Joods echtpaar woonde Alphons Katan in WO-II in Leeuwarden. Als zijn ouders in 1942 kort na elkaar worden gearresteerd, krijgt Alphons onderdak bij bejaarde Joodse vrienden van het gezin. Met dit echtpaar komt hij uiteindelijk terecht in kamp Westerbork, waar hij een half jaar verblijft. Wanneer een tante de Duitsers weet te overtuigen dat haar neefje half-Joods zou zijn, wordt hij vrijgelaten. Hij overleeft de oorlog in Den Haag en Leiden. Zijn moeder wordt vermoord in Auschwitz, vader Alexander in Gusen, een nevenkamp van Mauthausen. Volgens de schrijver staat de wereld voor een faillissement van immateriële waarden, zoals vertrouwen en (maatschappelijke) verantwoordelijkheid. Volgens hem is het nog niet te laat om tot een omwenteling ten goede te komen op terreinen als educatie, staatsbestel en economie. ‘Nu het aantal overlevenden van die allesvernietigende oorlog met het jaar kleiner wordt, is mijn relaas misschien een hulpmiddel om de komende generaties te informeren en daarmee te stimuleren tot bewustwording en tot bereidheid om verantwoordelijkheid te dragen’. (uit het woord vooraf, blz. 11) Alphons Katan, Slagboom tussen leven en dood, Uitgeverij Wijdemeer Louw Dijkstra, Leeuwarden 2012, (104 blz.), ISBN 9789081852111, € 19.50

Brieven

Herinneringen

Uit de brieven die zijn moeder schreef en ontving, maakte Daniel Otten een selectie. Hieruit ontstond het waargebeurde verhaal van datgene wat zijn moeder is overkomen tijdens WO-II. Annie

Jack Courant heeft dit boek geschreven voor zijn kinderen. De uitgave is een zogenaamd Z-boek. Dat wil zeggen het zijn twee boeken in één kaft. Het ene gedeelte Die jullie niet gekend heb-

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 27

27

ben beschrijft de familieleden die niet teruggekeerd zijn. Courant beschrijft zijn thuissituatie. Hij belicht de werkloosheid van de vader, de armoede in het gezin en de grootmoeder die bij hen inwoonde. Aan het eind van dit gedeelte zijn foto’s en het laatste bericht van zijn vader afgedrukt. In het tweede gedeelte Niets hebben meegemaakt vertelt hij het verhaal van zijn eigen onderduik in verschillende steden, waaronder Groningen en Rotterdam. In Groningen zat hij in eerste instantie samen met zijn vader ondergedoken, maar dat mocht niet bekend zijn en zo ging zijn vader voor zijn oom door. In zijn nawoord vertelt Jack dat hij in een levensfase was beland waarin hij zich steeds meer bewust werd van de invloed die deze oorlog op zijn leven en dat van zijn gezin heeft gehad. Jack Courant, Die jullie niet gekend hebben en Niets hebben meegemaakt, Uitgeverij Tienstuks, Amstelveen 2012, (200 blz.), ISBN 9789088600739, € 25,00

Bij elkaar zijn Het gezin van Jo Spier (vader, moeder, Lotte en Theo) woonde in Broek in Waterland en is via de Hollandsche Schouwburg naar het ‘voorbeeldige’ concentratiekamp in Tsjecho-Slowakije gestuurd. Men kan zich afvragen wat er echter voorbeeldig is aan honger, ziekte, wandluizen, en harde lichamelijke arbeid. Lotje is pas veertien als zij in de kampkeuken grote metalen ketels moet schrobben. In het kamp ontmoet zij Hannelore. De omstandigheden zijn erbarmelijk, maar de vriendinnen maken er het beste van. Dan wordt Lotje van haar vriendin gescheiden. Vanwege vaders werk in de tekenstudio krijgen Lotje en haar familie een nieuw, comfortabeler onderkomen. Ook de grootvader, die in Bergen-Belsen gevangen had gezeten, kan bij hen wonen. 'Het enige wat telt is dat wij nog steeds bij elkaar zijn', zegt haar vader steeds, maar Lotje voelt zich schuldig dat zij Hannelore moest achterlaten en het kost haar vaak moeite om te begrijpen hoe haar vader nog steeds kan tekenen en nooit in opstand komt. Een ding leert Lotje wel. Namelijk dat het leven zelfs in de verschrikkelijkste tijden op de een of andere manier een routine wordt. Maar er is ook de dreiging om ‘weggestuurd’ te worden uit Theresienstadt, omdat het kamp overbevolkt raakt. Daarnaast is Lotte bang voor roddels en beschuldigingen van gebrek aan solidariteit, maar tegelijkertijd vraagt ze zich af wat anderen in haar plaats zouden doen. Immers, na Theresienstadt rest nog een

wereld, een andere wereld. De auteur is de kleindochter van de Joodse tekenaar Jo Spier, die in WO-II met zijn gezin naar Theresienstadt werd gedeporteerd. In dit boek vertelt zij het waargebeurde verhaal van haar moeder. Monique Polak, Een andere wereld, Uitgeverij De Fontein, Utrecht 2012, (202 blz.) ISBN 9789026132452, € 14,95

Vergelding Het is 1942 en de Joodse Jacob Wijnkoper krijgt een oproep tot ‘emigratie’ naar een werkgelegenheid in Duitsland. Hij wil onderduiken en vraagt zijn vader, die door zijn tweede huwelijk met een niet-Joodse vrouw van de tewerkstelling gevrijwaard wordt, om hulp. Zijn vader weigert hem te helpen en ook zijn beste vriend Simon ziet geen kans om Jacob te helpen. Jacob probeert op andere manieren onder te duiken. Hij komt op de meest vreemde plekken terecht, zoals in een leprozenbarak. Ook verblijft hij een tijd in een afgedankte gemeentebus, samen met een verslaafde spiritusdrinker. Uiteraard is Jacob voortdurend bevreesd gepakt te worden, maar hij overleeft de oorlog. Hij ontmoet de niet-Joodse Julia en hij trouwt met haar. Jacob en Julia gaan naar Palestina en Simon vergezelt hen voor een korte tijd. In Palestina worden zij als semi-illegalen, opgevangen in een groep Joodse kolonisten die hen duidelijk te verstaan geven dat ze nu deel zijn van de strijd voor een onafhankelijke en zuiver Joodse staat. De haat van de onderduiker wordt omgebogen tot een fanatisme om gewapenderhand te strijden voor een zogenaamd veilige haven, een eigen ‘Joods’ land. Geen moordpartij op, of pesterij van de lokale Palestijnse bevolking kan en mag vergeleken worden met de gruwelijkheden die de Joden in Europa zijn aangedaan. Dan bemerkt Jacob dat ook zijn vader in Palestina een onderkomen heeft gezocht. Zijn niet-Joodse vrouw is Joods geworden en aanvankelijk doen zij zich voor als een keurig Joods gezin dat net doet of ze Jacob niet kennen. Langzaam, maar zeker, wordt het Jacob te veel en hij verandert van een bescheiden iemand in een wrede moordenaar. Maurice Ferares, De wraak van een onderduiker, Uitgeverij Abigador, Arnhem 2012, (176 blz.) ISBN 978-90-79319-00-8, € 15,75 Te bestellen via www.abigador.nl.

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 28

28 A c t u e e l

Matthew Ies Spetter (1921 – 2012) Max Arian

I

es Spetter was Auschwitz-overlevende en humanist, en in mijn ogen een heel bijzondere, wijze man, die het niet eens was met de manier waarop Elie Wiesel over Auschwitz schrijft, teveel als een metafysisch gebeuren. Ies Spetter was ook tegen het gebruik van de term Holocaust: ‘Dat betekent brandoffer, offerande in het Grieks, maar dat was het in het geheel niet. Het was moord met voorbedachten rade, waarbij de Duitsers niet werden gestoord. Ik zie daar niet de hand van God in, het was menselijk kwaad en menselijk verraad, dat voorkomen had kunnen worden en gestopt… Hitler is simpelweg stap na stap verder gegaan…’ Hij zei: ‘Wie praat er nu nog over de Armeniërs?’ Als er in 1933 of 1934 was ingegrepen, toen duizenden Duitsers verrekten in de eerste concentratiekampen, was het gestopt en was er geen Auschwitz geweest, daar was hij van overtuigd. Ies Spetter heeft zelf de Jodenvervolging, de concentratiekampen, Auschwitz aan den lijve ondervonden. Hij is er bijzonder bitter over, en toch heeft hij er een hoopvolle, humanistische boodschap uit weten te trekken. Want hij geloofde in de hoop, vertelt hij mij in 1992: ‘Men moet blijven hopen, zonder de zekerheid te hebben dat het ooit kan worden verwerkelijkt. Maar zonder hoop kan niemand leven. En mijn hoop is dat op den duur de mensen nader tot elkaar zullen komen.’ In elk geval heeft hij daar zijn hele leven aan besteed. Ies Spetter werd in 1921 geboren in een progressief Joods gezin in Den Haag. Hij was bij het begin van de Duitse bezetting 19 jaar en bij hem thuis waren al veel Duitse vluchtelingen geweest. Hij zag de NSB’ers colporteren en marcheren in uniform. Via allerlei kennissen kwam hij in een heel klungelige vorm van verzet terecht, maar ook vond hij een vluchtroute naar Zwitserland. Hij en zijn vrouw en zijn beste vriend, Sal de Jong en diens vrouw, wisten begin 1943 inderdaad Zwitserland te bereiken. De kinderen – het dochtertje van de Spetters en de twee zoontjes van de De Jongs – bleven in Nederland, ondergedoken. ‘Het was vreselijk’, vertelde hij, ‘Ons hart trok naar ons kind.’ Uit Zwitserland werden zij echter teruggestuurd en over de grens vlak voor een Duitse patrouille neergezet. Onvoorstelbaar, ongeveer zo erg als wij nu in Nederland met politieke vluchtelingen omgaan. Ze wisten eerst nog te ontkomen, maar werden bij een volgende vluchtpoging verraden en opnieuw gepakt. Hij werd gemarteld en ter dood veroordeeld, maar uiteindelijk naar Auschwitz gedeporteerd en te werk gesteld in het bijkamp Monowitz, waar slavenarbeid werd verricht voor IG Farben. Spetter verbaasde zich er over, dat hij bij de Duitse bewakers en de SD nooit, nooit, nooit iets van medelijden had gezien: ‘Blijkbaar is het mogelijk de geAuschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

(uit De Groene in 1992; foto Matthew Septimus)

wetensfactor uit te schakelen.’ Hij vertelde mij ook over verzet in Auschwitz, het smokkelen van wapens en ook over het belang van het behouden van een zekere menselijke waardigheid. Enige keren werd zijn leven gered door medegevangenen. Door een Griek die hem meesleepte toen hij was ineengezakt in de sneeuw, een professor uit Straatsburg die hem in het geheim medicijnen gaf en een tuinman die hem in een verwarmde kas stopte, waar hij anjers kweekte voor de Duitsers. Na de ontruiming van Auschwitz in januari 1945 en de vreselijke dodenmars kwam hij in het kamp Gleiwitz zijn goede vriend Sal de Jong, die er als arts iets beter aan toe was, weer tegen. Ze bleven bij elkaar, ook toen ze dat kamp moesten verlaten op open kolenwagens in de winterkou. Hij herinnert zich dat ze toen een jongen tussen zich in hadden genomen om hem warm te houden, helaas tevergeefs. Sal smolt af en toe wat margarine in zijn mond die hij had kunnen stelen en voedde daarmee zijn vriend Ies. Die is er van overtuigd dat zijn vriend hem daarmee toen in leven heeft gehouden. Helaas heeft Sal het zelf uiteindelijk niet overleefd. Na de oorlog vond Ies Spetter zijn ondergedoken dochter Sanne terug, maar hoorde dat zijn vriend Sal en diens vrouw niet waren teruggekomen. Evenmin als Ies’ vrouw. En ook het kleine dochtertje, waar zijn vrouw in Frankrijk van was bevallen, was onderweg gestorven of misschien regelrecht vermoord. Hij emigreerde naar de Verenigde Staten waar hij gezinstherapeut werd en humanistisch leider van de Riverdale Yonkers Ethical Culture Society. Daar is hij, omringd door zijn nieuwe familie, op 30 december 2012 gestorven, 91 jaar oud. ‘Vreedzaam gestorven’, zegt zijn familie er bij. Het is ongelofelijk hoe hij zijn geloof in de mensheid is blijven koesteren, terwijl hij toch zo helder analyseerde wat mensen volstrekt zonder enig mededogen fout kunnen doen. De Jodenvervolging, vertelde hij mij in 1992, ‘was geen tragisch metafysisch gebeuren, het was een sociaal-politiek gebeuren dat absoluut voorkomen had kunnen worden. Ik zie het als de ontreddering van een maatschappij waar het jagen op mensen en vermoorden van mensen een door de staat gesanctioneerde daad is geworden.’


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 29

29

Actueel

Rebecca Ebeling - van Delft (1924 – 2013) Een bescheiden heldin Max Arian

Kinderen redden Rebecca Ebeling – van Delft was, zoals ik haar heb gekend, de bescheidenheid zelve en wilde helemaal niet dat er over haar verzetsverleden werd gesproken of geschreven. Haar beste vrienden wisten niet eens, dat zij in 1942 een verzetsvrouw is geweest, of eigenlijk een verzetsmeisje, want zij was toen pas 18 jaar. Toch heeft zij toen met levensgevaar het leven van tientallen Joodse kinderen gered door ze naar Limburg te brengen waar wij in de onderduik het einde van de oorlog konden afwachten. Zelf had zij het, als wij er tientallen jaren later over spraken, altijd over het schuldgevoel dat zij had omdat haar ouders haar hadden gedwongen na drie maanden met dit verzetswerk op te houden. Dat is van hen ook wel voor te stellen. Nette, gereformeerde mensen uit Amstelveen van wie de jonge dochter plotseling zeer avontuurlijke en gevaarlijke dingen gaat doen, samen met even idealistische en avontuurlijke jongemannen. Het is echt niet onbegrijpelijk dat ze dat hebben verboden, al speet het Rebecca nog zo zeer. Volgens het Noordhollands Dagblad van 2 maart 2013 zou haar moeder zelfs hebben gedreigd haar dochter aan te geven, als zij niet zou stoppen. ‘En daar was zij ook toe in staat’ zegt Rebecca’s man professor Carl Ebeling achteraf. Maar intussen had Rebecca tussen half september en half december 1942 niet alleen zelf tientallen kinderen in veiligheid gebracht, maar zonder het zelf misschien te beseffen, de basis gelegd waardoor honderden kinderen aan de dood konden ontsnappen. Onder hen bevond ik me ook.

NV-groep Als jong, onschuldig meisje was Rebecca de eerste koerierster van de NV-groep, die als groep honderden Joodse kinderen heeft gered. De jonge mannen die de groep waren begonnen, Jaap en Gerard Musch en Dick Groenewegen van Wijk, merkten al snel dat ze zelf niet zomaar per trein met kinderen – vaak ook nog met een Joods uiterlijk – door het land konden reizen. Dat viel veel te veel op. Dat kon beter door meisjes of jonge vrouwen worden gedaan. Marianne Braun, een gereformeerd gedoopte Joodse jonge vrouw, voor wie ze ook een onderduikadres hadden geregeld, bracht hen in contact met haar vroegere klasgenote

Rebecca, die toen aan de VU Nederlands studeerde. Toen Marianne Rebecca uitlegde hoe belangrijk het was om Joodse kinderen te redden, aarzelde zij niet en Rebecca schakelde op haar beurt haar vriendin Jooske de Neve in. Rebecca was er later altijd vrij zwijgzaam over, maar Jooske heeft daarover uitgebreid verteld aan historicus Bert Jan Flim. Zij vertelde dat je op die leeftijd van 18 jaar bereid bent de gekste dingen te doen als je vriendin, in dit geval Marianne, plotseling met een gele ster moet lopen. Het is gemakkelijker iets te organiseren met kinderen dan met volwassenen, als je zelf nog zo jong bent. Ze moesten vaak voor dag en dauw op en zaten dan met een kindje van soms niet meer dan drie weken in de trein. Natuurlijk hadden ze als achttienjarigen geen enkele ervaring met kleine kinderen. Als het om oudere kinderen ging, waren ze bang dat die in de trein hun mond voorbij zouden praten. Soms kwamen ze in heel angstige situaties terecht, maar gelukkig hebben ze altijd stilzwijgende medewerking gehad van hun medereizigers. Toch kwamen ze vaak doodmoe van de spanning ‘met hoofdpijn en bibberknieën’ in Heerlen aan. Rebecca heeft dit werk drie maanden gedaan. Dat moeten drie heel lange maanden zijn geweest, waarin zij vaak naar Heerlen is gereisd en het werk eigenlijk nog moest worden opgebouwd. Als een echte verzetsvrouw wilde zij later van geen dankbaarheid of onderscheiding weten. En daardoor wist bijna niemand wat een belangrijk en heldhaftig werk deze vriendelijke en hartelijke professorsvrouw als jong meisje had gedaan. Zie verder: Bert Jan Flim, Omdat hun hart sprak; Geschiedenis van de georganiseerde hulp aan Joodse kinderen in Nederland 1942-1945, Uitgeverij Kok, Kampen 1996, p. 96-100. Steven Musch, ‘Verzetsheld Rebecca Ebeling-van Delft uit Graft overleden; Stille heldin redde joodse kinderen’, in Noordhollands Dagblad van 2 maart 2013. Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 30

30 A c t u e e l

Zes levenslijnen in digitale Roma en Sinti tentoonstelling Jef Helmer

ist u dat er tijdens de nazi-terreur honderdduizenden Roma en Sinti zijn vermoord? Niet alleen in de vernietigingskampen, maar ook geëxecuteerd door de moordcommando’s (Einsatzgruppen) in bezette gebieden. Wist u dat de nazi’s niet alleen een Endlösung voor het ‘Jodenvraagstuk’ in praktijk brachten maar ook eenzelfde Endlösung voor het ‘Zigeunerprobleem’ uitvoerden? En dat op dezelfde racistische grondslag? Veel Europeanen identificeren de Holocaust met Joodse slachtoffers, weinig is bekend over de andere slachtoffergroepen, zeker over het lot van Roma en Sinti. De digitale tentoonstelling De vergeten genocide is een aanzet om in deze leemte te voorzien. Aan de hand van levensverhalen van zes kinderen uit Nederland, Polen, Tsjechië, Duitsland en Oostenrijk worden diverse aspecten van de genocide op Roma en Sinti belicht: de uitsluiting

W

Screenshots uit de tentoonstelling De vergeten genocide Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013

(‘Verboden voor….’) en het ontnemen van burgerrechten, het bijeendrijven in getto’s, de massa-executies en deportaties naar de vernietigingskampen, maar ook de succesvolle vluchtpogingen en onderduikervaringen. Er wordt verteld over de slavenarbeid die Roma en Sinti verrichtten in de kampen en getto’s. Over de gedwongen sterilisaties, de zogenaamde ‘wetenschappelijke experimenten’ die op tweelingen werden uitgevoerd en het raciaal onderzoek. De gepresenteerde personen hebben, op Settela Steinbach na, de genocide overleefd. Na hun bevrijding hebben zij allen zich ervoor ingezet om erkenning te krijgen voor het lot van de vermoorde Roma en Sinti en hen zo tot onderdeel gemaakt van de nationale herdenkingscultuur. De tentoonstelling is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in nauwe samenwerking met expertinstituten uit diverse Europese landen. Dit staat garant voor de kwaliteit van de informatie, die behalve uit teksten en gesproken woord bestaat uit foto’s, filmbeelden, en muziek. Ieder van de zes levenslijnen laat zien wat er gebeurde vóór, tijdens en na de jaren van nazi-vervolging. Door te klikken op sleutelwoorden krijgt men achtergrondinformatie en in ‘het archief’ is een schat aan gegevens voor ieder die zich verder wil verdiepen. Op dit moment is de website in het Engels, Nederlands, Duits en Tsjechisch. Er wordt aan een vertaling in het Pools en Romanes gewerkt. De tentoonstelling is bedoeld voor een breed publiek, zeer gebruiksvriendelijk en pedagogische goed opgebouwd. Vanwege de kwaliteit hebben de makers twee Lovie Awards ontvangen, een prestigieuze prijs in de internetwereld. Digitale tentoonstelling over Roma en Sinti De vergeten genocide op www.romasinti.eu


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 31

31

Actueel

Project Schaduwkade in Amsterdam In de jaren 1940-1945 werden van het deel Nieuwe Keizersgracht tussen Amstel en Weesperstraat in Amsterdam meer dan 200 Joden weggevoerd. Van hen keerden 15 terug uit de kampen. De huidige bewoners van dat deel van de voormalige Portugezengracht of Joden Keizersgracht – recht tegenover museum De Hermitage – hebben het initiatief genomen tot het project Schaduwkade. Daarmee willen zij de afwezigheid van de mensen die zijn weggevoerd zichtbaar maken. Op de kaderand langs de Hermitage zullen bordjes worden aangebracht met de huisnummers en de namen van de bewoners aan de overkant die niet zijn teruggekeerd. Het bijzondere van Schaduwkade is dat het concreet tastbaar maakt hoe intensief en alomvattend de Jodenvervolging was. Letterlijk één-op-één zal te zien zijn wie uit welk huis is weggehaald. Door zo feitelijk te zijn vergroot Schaduwkade het inzicht in de impact van de Jodenvervolging op een stuk Amsterdamse gracht.

Ontwerp naamplaatjes van de bewoners op de kaderand tegenover

(foto © Jaap Sinkeler)

Holocaust documentaires van Willy Lindwer Naar aanleiding van de presentatie in de Hollandsche Schouwburg op 18 maart 2013 van de oeuvre DVD-box, met 17 documentaires over de Holocaust, van Willy Lindwer (midden), krijgen (vlnr) Jeroen Krabbé, Jacques Grishaver - Auschwitz Comité, Ronald Leopold - Anne Frank Stichting, Johannes Houwink ten Cate - NIOD en Joel Cahen - Joods Historisch Museum, een eerste exemplaar van de DVD-box uitgereikt. De Holocaust, een monument in film (DVD-box) kan via de website van het Nederlands Auschwitz Comité (www.auschwitz.nl) worden besteld.

Met complimenten aan Het Auschwitz Comité dat ze dit weer elk jaar tot stand brengen

Nieuwe Keizersgracht 12 (foto Schaduwkade)

Het project wil een bijdrage leveren aan de sociale cohesie in de stad door bij jongeren van allerlei afkomst het begrip te bevorderen voor wat hùn (groot-)ouders, respectievelijk de (groot-) ouders van hun stadgenoten hebben meegemaakt. Het onderzoek naar de namen van de vroegere grachtbewoners is afgerond. Voor 192 mensen zal een naambordje worden gemaakt. De kosten zijn vooral uit particuliere giften van bewoners, nabestaanden en vrienden betaald. Twee fondsen en enkele organisaties en bedrijven uit de buurt hebben ook bijgedragen. De openbare onthulling is op 26 mei 2013 om 16.00 uur door burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam. Het is dan precies 70 jaar na één van de grootste razzia’s in dit deel van Amsterdam. Aan de informatie op de bordjes is dat ook duidelijk terug te zien. Informatie en foto’s op www.schaduwkade.nl

telefoon: +31 20 644 00 34 fax: +31 20 644 74 56 e-mail: info@devries-bam.nl Uw expert in het oplossen van zakelijke problemen

Auschwitz Bulletin 57, nr. 2, mei 2013


A-Bulletin2013nr2vs03:DEF 8-4-13 15:23 Pagina 32

Verbum Holocaust Bibliotheek Het Höcker Album Christophe Busch en Robert Jan van Pelt (red.) SS-fotografen hebben medio 1944 de aankomst en ‘verwerking’ van een transport Hongaarse Joden uitgebreid gefotografeerd. Deze reportage is vastgelegd in Het Auschwitz Album. Lange tijd ging men ervan uit dat dit de enige fotoreeks was die in Auschwitz-Birkenau tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gemaakt. In 2007 ontdekte men echter een nieuw fotoalbum uit Auschwitz-Birkenau. Het betreft een privéalbum met ondermeer kiekjes van SS’ers die een paar dagen stoom mochten afblazen in het Genesungsheim Solahütte. Dit ontspanningsoord was een onderdeel van het KZ Auschwitz.

Foto's van het gewone leven van SS'ers in Auschwitz

Verschijnt: 16 januari 2013 Gebonden, 333 bladzijden Vertaling: Rob Pijpers/Vitataal Formaat: 23 x 23 cm Prijs: € 24,50 ISBN 9789074274609

Het Auschwitz Album en Het Höcker Album zijn op het eerste gezicht elkaars tegenpolen. Laat het eerste fotoboek de waanzin van de industriële Jodenmoord in Birkenau zien; het tweede album brengt het ‘normale’ leven van de SS’ers in Auschwitz-Birkenau in beeld. We zien ‘doodgewone’ mannen en vrouwen die zich ontspannen van hun dagelijkse bezigheden, namelijk massamoord. Het Höcker Album confronteert ons met het sociaal kapitaal dat men in Auschwitz wist te verzamelen en te onderhouden om het industriële moordproces draaiende te houden. Uitroeien was teamwerk. Het Höcker Album is na de oorlog door een officier van het Amerikaanse leger meegenomen. Hij heeft het album, dat toebehoorde aan de SS-Obersturmführer Karl Höcker, de adjudant van de commandant van Auschwitz, geschonken aan het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM) in Washington DC. De eerste foto in het album is gedateerd ‘21 juni 1944’, toen Birkenau op volle toeren draaide om de massale toestroom van de Hongaarse Joden te ‘verwerken’. Het Höcker Album is voorzien van verschillende inleidingen van Holocaustexperts zoals Christophe Busch (Kazerne Dossin: Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten in Mechelen en het Centrum voor Holocaust en Genocide Educatie, Gent), Robert Jan van Pelt (University of Waterloo, Ontario, Canada), Piotr Setkiewicz (Staatsmuseum AuschwitzBirkenau), Judy Cohen en Rebecca Erbelding (USHMM), Stefan Hördler (German Historical Institute in Washington DC) en Sarah M. Cushman (Holocaust Memorial and Tolerance Center of Nassau County, New York). Het voorwoord is geschreven door Sara J. Bloomfield (directeur USHMM).

Kijk op de website voor actuele informatie. De boeken kunnen aangeschaft worden bij elke boekhandel, het Nederlands Auschwitz Comité (www.auschwitz.nl) of rechtstreeks (www.verbum.nl), beide zonder portokosten.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.