A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 1
Jaargang 58, nr. 1, januari 2014
Herdenkingsnummer Thema: Kinderen
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 2
2 Inhoud
3 4 6 8 10 11 14 16 18 19 21 24 26 28 37 30 32
34
31 15
Auschwitz Bulletin
Herdenken Nationale Holocaust Herdenking 2014 Kinderen Kinderen in de oorlog, vervolgd en daarna / Anet Bleich en Natascha van Weezel In de oorlog, door de ogen van een kind / Quinten Zorge Bruggen bouwen / Charley Fiedeldij Dop Doorgaan met leven, Elah en baby survivors / Leontine Veerman ‘Thuis’ zijn in het nieuwe Verzetsmuseum Junior / Steven Musch Verhalen van kinderen in het WesterborkLuisterpad / Christel Tijenk Wat zou ik doen? - Verzet dat niet verdwijnt / Inge van der Velde De kinderen van de Shoah een stem geven / Herbert Sarfatij ‘Elke dag een beetje meer huid worden’ / Bertje Leuw De grote reis van de visborden / Jacqueline Stoop Het verhaal van overleven, en daarna / Stephen Karmazyn ‘Waar de Sinti en Roma nooit van terug zijn gekomen’ / Maira Weiss Recent verschenen, kinderen / Marjon de Klijn Kaddisj voor Leo Meijer / Gedicht van Egbert Barten Herdenken Polenreis 2013: Herdenken in Auschwitz / Sjlomo Krant Laten we de scheidslijnen doorbreken / Anne-Ruth Wertheim Actueel Het ‘Slotakkoord’ van Requiem voor Auschwitz voor de jeugd / Jef Helmer Berichten Polenreis 2014 Herdenking Februaristaking / Joods Verzet
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toegestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
Toezending van het Auschwitz Bulletin (4 afleveringen per jaar) kan men aanvragen - via www.auschwitz.nl/bulletin/abonnement - per email info@auschwitz.nl - per post Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam - per telefoon 020 – 6003455 Portokosten per jaar: binnenland € 12,50 / in Europa € 17,50 / buiten Europa € 25
58ste jaargang, nr. 1, januari 2014. Verschijnt 4x per jaar
Kinderen toen en nu Als thema voor het Herdenkingsnummer heeft de redactie gekozen voor Kinderen. Kinderen tijdens de oorlog als vervolgde, als slachtoffer, maar ook kinderen die toeschouwer waren. En daarna, de kinderen die hun leven weer moesten zien op te bouwen, die in hun jeugd het slachtofferschap van ouders, en vaak van zoveel meer familieleden, als een erfenis mee moesten torsen. In dit nummer ook aandacht voor de kinderen uit jongere tijd. Moderne kinderen, die op de oorlog terugzien, die er van willen leren en willen zorgen dat het niet weer gebeurt. In totaal, menen wij, een kind-visie op de Shoah in de ruimste zin van het woord. Kinderen toen en nu. Hoe hebben wij dit gerealiseerd? Geprobeerd is uiteenlopende aspecten naar voren te laten komen. Zo zijn er artikelen die uitgaan van de leeftijd. Het verst terug daarin gaat de bijdrage over Joodse baby overlevenden en hulpverlening. Maar er is ook een gesprek met een oud-kampgevangene die toen zes jaar was. En in een van de besproken boeken heeft de schrijver het over haar tienerjaren in het kamp. Een grote, recent verschenen verzameling kinderwaarnemingen in kroniekvorm, voornamelijk geput uit brieven, dagboeken en memoires, staat naast enkele verhalen van destijds jeugdige toeschouwers zoals die nu verteld worden op een ‘luisterpad’. Verbonden hiermee is ook een biografische schets van een bekende helper uit de kinderonderduik. Een volgend aspect is de overdracht als erfenis aan volgende generaties. Een dochter van kampoverlevenden en haar dochter geven een beeld van wat het zijn van tweede en derde generatie inhoudt. Voor een nog jongere generatie, ver weg in Canada, blijken familieverhalen de meest noodzakelijke verbinding met het beladen Europese verleden te zijn. Vergelijkbaar is de situatie voor de jonge generatie in de Sinti en Roma gemeenschap. Verbeelding is altijd nauw met de kinderwereld verbonden geweest. Ook daarvan iets in dit nummer. Het dichtst bij staat misschien het sprookje. Hier het wonderbaarlijke verhaal over de reis van een visservies, als een sprookje tegen de achtergrond van de Shoah. Verbeelding is ook het element bij uitstek in het museum. We ondergaan het dagelijkse leven tijdens de oorlog zoals dat speciaal voor de jeugd is weergegeven. Nog verder verbeeld, in fictie, gaat de literatuur. Die is hier vertegenwoordigd met een aantal jeugdboeken. Kinderen weerbaar maken tegen antisemitisme en discriminatie is een belangrijk doel. Kennis van de Shoah en blijven herdenken dragen daar aan bij. Een onderwijsproject dat gericht is op Verzet vormt zo een belangrijke eigentijdse aanvulling op ons thema. Jeugdherinneringen van discriminatie en uitsluiting bij de herdenking van de Kristallnacht leggen de verbinding naar weerbaarheid. En ouder en kind, die door onze Polenreis samen Auschwitz beleven, zeggen op basis van hun familiegeschiedenis: dat nooit weer! – H.S.
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 3
3
Herdenken
Nationale Holocaust Herdenking 2014 Zondag 26 januari 2014 Lunchbijeenkomst p zondag 26 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ in het Wertheimpark in Amsterdam. Aansluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam, Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam. Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 11.30 uur met toespraken door Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam, Sjlomo Krant, deelnemer Polenreis 2013, Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en muziek door het Carmel Quintet en Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 25 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein. U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in Hotel Casa 400. Van Stadhuis naar Hotel Casa 400 kunt u ook reizen met de metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Amstelstation). Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de parkeergarage onder het wooncomplex Valkenburgerstraat - ingang Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom Hotel Casa 400 is er veel gelegenheid tot vrij parkeren en voor het geval dit allemaal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.
O
Hotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten. In Hotel Casa 400 staat weer een boekentafel. Een deel van de opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.
Programma samengevat: 10.00 uur:
11.00 uur: 11.30 uur: 12.15 uur: 12.30 uur: 13.00 uur: Sprekers:
Muziek: 15.30 uur:
Verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan de Amstelzijde Begin Stille Tocht naar het Wertheimpark Herdenking bij het Spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’ Vertrek van bussen naar Hotel Casa 400 Amsterdam De lunchzaal van Hotel Casa 400 open Begin lunchbijeenkomst Ronald Leopold, algemeen directeur Anne Frank Stichting Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité Jewish Music Band Hans Schnabel Einde lunchbijeenkomst
De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden mede mogelijk gemaakt door het vfonds met middelen uit de Nationale Postcode Loterij, de BankGiro Loterij en Lotto. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom van harte aanbevolen.
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 4
4 Kinderen
Kinderen in de oorlog, vervolgd en daarna Anet Bleich en Natascha van Weezel
Kinderen die vast komen te zitten in de alles vermalende kaken van een oorlog. Er bestaat niets ergers. Om dat tot je door te laten dringen hoef je alleen maar te kijken naar de journaalbeelden op tv. Tegenwoordig zijn het Syrische kinderen. Op de vlucht voor bommen en granaten. Vaak alleen, omdat hun ouders gedood zijn. Zonder eten, zonder huis, zonder warmte. En de wereld kijkt toe. Weer.
Het allerergste Wat Joodse kinderen moesten meemaken tijdens de Tweede Wereldoorlog, in het door Hitlers troepen bezette Europa, was de overtreffende trap van erg, het allerergste wat je kunt bedenken. Zij waren niet toevallige slachtoffers van ontketend oorlogsgeweld. Nee, op deze kinderen werd jacht gemaakt door volwassen mannen en vrouwen die van mening waren dat elke Jood en dus ook elk Joods kind dood moest ter wille van hun ‘ideaal’, het uitroeien van het Joodse volk. Ongelofelijk. En toch waar. Een miljoen kinderen vermoord. Zoveel nog nauwelijks begonnen leventjes, waaruit diamantarbeiders, textielhandelaren, dokters, wetenschappers of kunstenaars hadden kunnen groeien. Hoe kon je hierna nog in een God geloven, vroeg Herman Bleich, onze vader, respectievelijk grootvader zich af. En mocht Hij toch bestaan, was Hij dan geen oorlogsmisdadiger? Wij, de auteurs van dit stuk, zijn allebei van na de oorlog, gevrijwaard van de angst en ellende waaraan de Joodse kinderen van toen waren blootgesteld. Maar de herinnering eraan laat ons niet los, de sporen zitten in ons. Wij zijn moeder en dochter. De moeder, Anet, was kind kort na de oorlog, in de jaren vijftig en zestig. Natascha, de dochter, beleefde haar kinderjaren in het laatste decennium van de 20ste eeuw. We schrijven deze inleiding samen, maar omdat onze ervaringen verschillen en onze blik soms anders is, zullen we aangeven wie van ons aan het woord is.
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Aangetast Anet – Als Joodse babyboomer ken ik een aantal kinderen die het hebben overleefd persoonlijk. Ed van Tijn die zijn belevenissen in die vreselijke jaren ontroerend heeft beschreven in Het verhaal en Achttien adressen. Plaatsvervangend ben ik een beetje trots op hem, omdat hij er tegelijkertijd in is geslaagd zijn trauma (je moet er toch niet aan denken om in korte tijd steeds weer naar een ander gezin te worden gebracht als kind) invoelbaar te maken en ook nog een vooraanstaande rol te spelen in naoorlogs Nederland. Max Arian was jarenlang redacteur van De Groene Amsterdammer; als kind werd hij gered uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg en moest hij onderduiken in Limburg waar hij het gelukkig goed had. Als zijn collega bij De Groene was ik van nabij getuige van Max’ worsteling om die voor een kind veel te zware ervaringen een plaats te geven zonder zijn optimisme te verliezen. En dan zijn er de twee nichten en de neef van mijn man die de oorlog in de onderduik overleefden, maar hun ouders deden dat niet. Het allerdichtst bij mij staan natuurlijk mijn twee zussen, Hadassa en Sabine, geboren in 1933 en 1936. Eigenlijk zijn het geen zusjes, maar nichtjes. Ze hadden voor de oorlog met hun ouders in Den Haag gewoond en het gezin vluchtte tijdens de bezetting naar België. Daar werden ze verraden en opgepakt, de meisjes werden van de ouders gescheiden en kwamen terecht in een kamp voor kinderen. De deportaties waren gestopt, het was al laat in de oorlog en zo overleefden ze. Hun ouders, mijn oom Nuchim en tante Rosa, zijn omgekomen. Mijn ouders voedden Sabine en Hadassa als hun eigen dochters op. Ik wist al als kleuter hoe het zat, maar voor mij zijn het gewoon m’n zussen. Natascha – Ik was een jaar of tien, elf, toen ik m’n moeder een keer vroeg hoe het toch kwam dat haar zussen zoveel ouder waren dan zij. Die dag vertelde ze me dat haar zussen eigenlijk nichten waren en dat hun ouders door de nazi’s waren vermoord. Dat was een schok, de eerste keer, geloof ik, dat die oorlog heel dichtbij kwam. Want mijn tantes hadden door die rotoorlog hun vader en moeder verloren. Mijn oma vertelde ook altijd over die tijd. Zij was toen een jong meisje, zat op de middelbare school waar ze vanaf moest om naar een Joodse school te gaan. Via een leraar Engels vond ze een onderduikadres voor haar vader en haarzelf bij hele lieve mensen. Maar ze moest wel op haar negentiende, een leeftijd dat je wilt uitgaan en flirten, twee jaar binnen zitten. Altijd met op de achtergrond die angst dat ‘ze’ zouden kunnen komen. Dat kan je toch haast niet geloven! Dat zoiets met je eigen familie is gebeurd, met je eigen lieve oma die je één dag in de week uit school komt halen om daarna samen winkeltje te spelen. Voor een kind is dat iets onbegrijpelijks. Dat je als
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 5
5
Anet Bleich
Natascha van Weezel
Joods kind – wat ik ook niet zo lang geleden was – niet wordt overladen met speelgoed. Maar dat je van school af moet, niet meer met je vriendjes in het park mag spelen of zwemmen in het zwembad. En dat zijn dan nog maar de ‘gewone’, alledaagse dingen. Onvoorstelbaar.
Terugblik Anet – Toen ik klein was, waren de wonden nog vers. Ik weet nog dat er op mijn basisschool elk jaar op 5 mei een herdenking was. Ik vond het prettig om daarheen te gaan en ik vond het gek dat de meeste van mijn klasgenootjes het vervelend vonden. Er is, denk ik, altijd wel een verschil geweest in de manier van terugkijken op de bezetting tussen kinderen van Joden of verzetsmensen en die van anderen, die zich minder direct betrokken voelden. Toch was dat verschil in de jaren vijftig, zestig en zeventig naar mijn idee veel minder groot dan het later is geworden. In de tijd dat ik studeerde had je de enorme ophef over de dreigende vrijlating van de Drie (oorlogsmisdadigers) van Breda. Het waren niet alleen de slachtoffers die zich daar druk over maakten. Maar hun woede en verdriet, hun gevoelens die ze toen eigenlijk ook voor het eerst openlijk lieten zien, werden wel serieus genomen. Er kwamen ook elk jaar heel veel mensen af op de herdenking van de Februaristaking. Er was solidariteit, zo leek het. Die kreet ‘dat nooit meer’ klonk niet hol, was geen versleten cliché, zoals het nu soms lijkt. Natascha – Tegenwoordig is die aandacht veel minder vanzelfsprekend. In mijn eerste jaar op de filmacademie heb ik een korte documentaire gemaakt over mijn oma en heb daarvoor ook in Auschwitz gefilmd, want daar zijn de broer en zus van mijn oma vermoord . Sommige docenten waren onder de indruk, maar ik kreeg ook zure opmerkingen van medestudenten. Zo van: ‘ja, als het over Auschwitz gaat, krijg je uiteraard een mooi cijfer’. Of: ‘moet het zo zwaar, kan je geen ander thema bedenken?’ Zulke reacties maken dat je je erg alleen voelt staan. Je hebt het zelf dan wel niet meegemaakt, maar in je hoofd zitten de verhalen
van mensen van wie je houdt die door die hel gegaan zijn, al of niet als kind. Je begrijpt hun angst en hun verdriet en je mist zelf ook al die familieleden die je nooit hebt leren kennen. Het is naar als je het idee hebt dat anderen hun schouders daarover ophalen en zoiets uitstralen als: dat verhaal kennen we nou wel of: dat is al zó lang geleden. Ik kan er ook niet tegen dat sommige mensen vinden dat je ook gesneuvelde SS’ers moet herdenken. Die denken blijkbaar: het was oorlog en iedereen die daarin dood ging, was slachtoffer. Dan vervals je de geschiedenis volgens mij. En dat doet pijn.
Doorgeven Anet –- De reden dat ik lang heb geaarzeld of ik een kind wilde, was dat ik het niet wilde opzadelen met die donkere nalatenschap. Rare wereld toch waarin zoiets heeft kunnen gebeuren?! Uiteindelijk is mijn dochter het mooiste wat me is overkomen. Ze is tegenwoordig in haar werk als filmmaker en schrijfster erg bezig met de derde Joodse naoorlogse generatie, je mag haar op dat gebied gerust een expert noemen. Ik ben enorm trots. En toch had ik haar liever onbezorgd als een vlinder zien dartelen. Natascha – Ondanks dat mijn ouders en grootouders me niet met de oorlog hebben willen belasten, heb ik er toch veel van meegekregen, te veel misschien. Ik hoop dat mijn kinderen later niet tot een vierde generatie zullen behoren, omdat de generatie na mij de eerste wordt die de verhalen niet uit de eerste hand hoort. Het zijn de belevenissen van hun overgrootouders. Dat maakt het natuurlijk nog steeds niet minder heftig, maar het is niet de mensen overkomen die zij zelf nog hebben kunnen knuffelen. Dat maakt, hoop ik, verschil in hoe je het voelt. Maar als ik kinderen krijg, ga ik ze zeker vertellen wat er is gebeurd. Ik wil niet dat ze erdoor beïnvloed worden, maar ze moeten het weten. De herinnering aan het lot van de kinderen tijdens de Holocaust mag nooit verdwijnen.
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 6
6 Kinderen
In de oorlog, door de ogen van een kind Quinten Zorge
Mieke van Creveld-Zeehandelaar is sterk gevormd door de Tweede Wereldoorlog. Op 2 september 1942 werd ze, als zesjarig Joods meisje, met haar ouders en zusje, in Nederland opgepakt. Ze kwam terecht in Kamp Westerbork, waar ze anderhalf jaar verbleef (tot 14 februari 1944). Vandaar naar het concentratiekamp Bergen-Belsen, waar ze tot half april 1945 veertien maanden moest zien te overleven. Tot besluit was er de beruchte treinreis door heel Duitsland van het ‘Verloren Transport’ tot in het Duitse plaatsje Tröbitz. Daar werd zij op 23 april 1945 door de Russen bevrijd. Het verhaal van Mieke geeft een beeld van hoe een kind de verschrikkingen van de oorlog beleefde. ‘Als je het als volwassene slecht had,’ zegt zij ergens, ‘dan had je het als kind nog slechter.’
Leven als een soort overwinning ‘Ik ben geworden wie ik ben door de oorlog’, antwoordt de vijfenzeventigjarige Mieke van Creveld-Zeehandelaar op de vraag hoe de oorlog haar leven heeft beïnvloed. ‘Buiten de oorlog om heb ik een moeilijk leven gehad en dankzij de ervaringen van de oorlog heb ik daar adequaat mee om kunnen gaan.’ Toen haar kinderen dezelfde leeftijd hadden als zijzelf in de oorlog, werd ze depressief. ‘Ik ben daar voor opgenomen en heb therapie gehad. Daar heb ik veel aan te danken. Want ondanks de oorlog heb ik toch een mooi leven op kunnen bouwen, met een gezin met kinderen en ik ben intussen oma geworden. Dat voelt toch als een soort overwinning op de oorlog, omdat dat juist is wat de Duitsers tegen wilden gaan.’ Op de vraag hoe ze als kind aan keek tegen die ‘verrotte’ wereld van volwassenen, zegt ze: ‘Verrot vind ik meer een modieuze kreet. Als kind overkomt het je. Je denkt dat alles hoort zoals het gaat. Als zesjarige weet je nog wel vaag dat het niet zo hoort, maar het gebeurt en je past je maar aan. Het loopt zoals het loopt.’
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Kind zijn niet mogelijk Naar eigen zeggen kon Mieke geen kind zijn in de oorlog. Ze voelde constant de dreiging van de treinen, die elke week uit Westerbork wegreden naar Auschwitz. ‘Ik voelde dat het niet deugde, maar aan de andere kant vond ik het interessant en vroeg ik me af waar die trein toch naartoe ging. Ik had er geen idee van dat al die mensen vermoord zouden worden. Daarnaast was ik nog maar zes en droeg al de zorg over mijn zieke familieleden.’ Toch speelde ze ook wel eens in het kamp: ‘Ik weet nog wel dat ik en een paar andere kinderen een geheime plek hadden onder een barak. Daar speelden we dan bijvoorbeeld ziekenhuisje met een stukje pleister.’ Na anderhalf jaar in Westerbork te hebben gezeten, moest ze met haar familie naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Daar waren de leefomstandigheden veel slechter dan in Kamp Westerbork. ‘Mijn moeder werd ziek, mijn vader werd zelfs ernstig ziek, en er gingen continu mensen dood in het kamp. Het werd voor mij als het ware ‘gewoon’ dat er mensen dood gingen. Op een gegeven moment had ik er zelfs kijk op; ik kon zien wiens laatste uur geslagen had en de volgende dag niet meer wakker zou worden.’ Als de oudste van twee kinderen, voelde Mieke zich erg verantwoordelijk. Toen haar ouders ziek werden nam zij al hun taken op zich. Ze moest bijvoorbeeld elke dag voor het eten zorgen en hielp haar vader elke ochtend met aankleden. ‘Mijn vader lag in een ziekenbarak en dat was, zeker voor een kind, een afschuwelijke omgeving.’ Ze kwam erachter dat volwassenen niet altijd even lief zijn voor kinderen. ‘Als je het als volwassene slecht had, dan had je het als kind nog slechter. Zo werd je als kind ’s nachts zonder pardon bij de kachel weggeduwd. Je moest echt vechten om te overleven. ‘Iedereen voor zich en God voor ons allen’, werd er ook wel gezegd.’ Naar eigen zeggen mag ze van geluk spreken dat haar ouders altijd bij haar waren gedurende de oorlog. ‘Mijn moeder zorgde heel goed voor mij en mijn zusje, voor zover ze dat kon. Ik sprak kinderen waarvan de ouders al dood waren en die zwierven maar wat rond in het kamp.’
Tröbitz-trein Tien dagen voordat Bergen-Belsen bevrijd werd, zijn Mieke en haar familie weggevoerd met het beruchte ‘Verloren Transport’, het laatste transport van de oorlog. ‘De trein reed twee weken lang tussen de frontlinies door in Duitsland. Onderweg stierf een
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 7
7
Mieke van Creveld-Zeehandelaar (foto Quinten Zorge)
deel van de inzittenden aan ziektes, uitputting en ondervoeding. De doden werden onderweg langs de rails begraven.’ ‘Ook mijn vader hoorde daarbij. Op 25 april is hij in het bijzijn van mijn moeder nog in de trein overleden!’ Eind april 1945 strandde de door bombardementen geteisterde trein in het Duitse dorpje Tröbitz, waar Mieke, bevrijd, vlektyfus kreeg en leed aan hongeroedeem.
School en onderwijs Jarenlang had Mieke geen onderwijs gehad. In de kampen waren geen voorzieningen. ‘Mijn vader deed nog erg zijn best om mij iets te leren, maar hij wist niet wat je een kind op zo’n jonge leeftijd kon leren.’ Na de oorlog kon Mieke daarom niet lezen, alleen een beetje rekenen. ‘In Westerbork was wel een schooltje, waar werd geprobeerd om onderwijs te geven aan kinderen, maar er was geen programma, omdat de leraren die ons lesgaven zelf ook op transport moesten. Het was daarom ondoenlijk om kinderen te onderwijzen.’ Na de oorlog keerde ze terug naar school. Ze was erg nieuwsgierig en wilde dolgraag leren. Maar het duurde een lange tijd voordat ze haar draai weer kon vinden. ‘Ik was door de oorlog totaal verwilderd en onaangepast.’ Geen haar hebben speelde daarin ook een grote rol: ‘Vanwege luizen had mijn moeder aan het eind van de oorlog onze haren eraf geknipt. Hierdoor zag ik er hetzelfde uit als de vrouwen die in de oorlog met de Duitsers omgingen. Zij waren immers ook kaal geschoren.’
Het verhaal nu op school Om schoolgaande kinderen van nu te laten begrijpen wat een kind allemaal meemaakte in de oorlog, geeft Mieke hierover voorlichting op scholen. Ze vindt het belangrijk bij kinderen begrip te kweken voor dit beladen onderwerp. ‘Als ik over de oorlog vertel, zie je dat het aanslaat bij de kinderen.’ Ze houdt haar verhaal kort en krachtig: ‘Je moet bij kinderen geen filosofie opzetten over oorlogvoering in het algemeen, maar met concrete voorbeelden uit de oorlog komen.’ Niettemin denkt ze dat kinderen, ondanks hun grote inlevingsvermogen, zich nooit helemaal kunnen voorstellen, hoe het als kind echt was in de oorlog. ‘Daar was het te gruwelijk voor.’
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 8
8 Kinderen
Nieuwsgierig zijn naar elkaars verhalen
Bruggen bouwen Charley Fiedeldij Dop
De Amsterdamse kinderarts Hein Fiedeldij Dop (1910-1991) en zijn vrouw Jo Fiedeldij Dop-Phaff (1911-2001) speelden een belangrijke rol in het zogenaamde ‘Amsterdamse kinderwerk’: het verzetswerk dat zich richtte op het onderbrengen van Joodse kinderen in de onderduik. Als vertrouwenspersoon van vele Joodse families heeft ‘Dokter Dop’, zoals hij genoemd werd, veel van deze gezinnen in contact gebracht met de verzetsgroep van Piet Meerburg en Wouter van Zeytveld, die zorgde voor de plaatsing van Joodse kinderen op onderduikadressen. Met de hulp van Dokter Dop hebben de studenten honderden kinderen in veiligheid kunnen brengen. Na de oorlog bleef het echtpaar zich actief inzetten voor èn met studenten. Daaruit ontstond het filmtheater Kriterion, waar studenten konden werken om hun studiekosten te verdienen. Ook zette het echtpaar zich in voor de bevordering van internationale culturele uitwisseling, om zo tot meer onderling begrip en grotere verdraagzaamheid te komen. Vorig jaar vertelde kleindochter Charley Fiedeldij Dop (1989) over haar opa en oma in Kriterion tijdens het programma Huizen van Verzet. Op ons verzoek heeft zij haar woorden nu verwerkt in dit artikel voor het Auschwitz Bulletin.
Hoop en harde realiteit Mijn vader vertelde mij vroeger altijd verhalen over zijn jeugd. Ze waren spannend en vol fantasie, met soms een donkere ondertoon. Het waren verhalen over pestkoppen die hem met blote benen in een bosje brandnetels duwden, over een geliefd konijn dat mijn oma zonder pardon heeft laten slachten en over een wachtkamer vol kinderen die meer aandacht van mijn opa kregen dan zijn jongste zoon. Het waren fantastische verhalen om naar te luisteren, juist omdat ze de toehoorder confronteerden met de soms harde realiteit van het leven. Op 5 mei 2013 heb ik, voor het programma Huizen van Verzet, over mijn opa en oma verteld in het filmtheater Kriterion: over hun rol binnen het verzet, hun bijdrage bij de oprichting van Kriterion, en over hun gezamenlijke ideaal van internationale solidariteit en wederzijds begrip. De verhalen die ik in het afgelo-
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Dokter Hein Fiedeldij Dop, 1950 (foto ©Maria Austria, met dank aan het MAI)
pen jaar over hen verzameld heb zijn ook verhalen over de harde realiteit van het leven, maar met een tot de verbeelding sprekende, hoopgevende ondertoon. Over de rebellie tegen het kwaad zonder daarbij het individu uit het oog te verliezen, over de wederopbouw en over het belang van oprechte interesse in een ander. Het heeft me wederom doen inzien dat het leven niet zo zwart/wit is als men in eerste instantie geneigd is te denken.
Kinderarts Ik heb mijn opa nooit gekend. Hij mij wel, als klein meisje. Ik was twee jaar oud toen hij overleed en ken hem alleen uit verhalen en van foto’s. Het beeld dat ik van hem heb, van hoe hij was, als mens, als man, als vader en als opa, is dan ook gebaseerd op een combinatie van kinderlijke fantasieën en interpretaties. Mijn opa was kinderarts, destijds één van de bekendste in Amsterdam. Zijn leermeester was een Joodse kinderarts, die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zelfmoord pleegde. Een andere Joodse collega dook onder. Mijn opa heeft in het geheim de zorg voor hun patiënten overgenomen, waardoor hij steeds vertrouwder raakte met de Amsterdamse Joodse gemeenschap. Het vertrouwen onder en zijn bekendheid binnen de Joodse gemeenschap bleek een onmisbaar element voor het verzetswerk dat mijn opa tijdens de oorlog heeft verricht. Hij werkte samen met de verzetsgroep van de studenten Piet Meerburg en Wouter van Zeytveld, die zich inzette voor het veilig onderbrengen van Joodse kinderen. Mijn opa had een contact bij de politie, de
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 9
9
Duitse bankier E.A.P. Puttkammer, die hem inzicht kon verschaffen in de tijd en plaats van geplande razzia’s. Hij waarschuwde vervolgens de Joodse gezinnen die hij in de desbetreffende buurt kende, waarna de studenten van de groep van Meerburg de kinderen vóór het plaatsvinden van de razzia konden ophalen. De kinderen werden naar verschillende onderduikadressen in andere delen van het land gebracht. Hoe kwam mijn opa tot het besluit om mee te werken aan het verzet? Is dat iets waar hij bewust voor heeft gekozen, of is hij er eerder ‘ingerold’ vanwege zijn grote Joodse patiëntengroep en de informatie die hij verwierf via de politie? Hoe heeft hij vervolgens gekozen met welke verzetsgroep hij samen wou werken? In een archief vond ik een anekdote waarin mijn opa vertelde dat hij eerst een andere verzetsgroep benaderde, die hem zonder enige terughoudendheid hun volledige wijze van handelen vertelde. Mijn opa heeft toen aangegeven niet te willen samenwerken met een groep die haar informatie zo gemakkelijk met vreemden deelt. Uiteindelijk is hij bij de groep van Meerburg terecht gekomen.
Bruggen bouwen Na mijn voordracht in Kriterion hebben meerdere mensen mij gevraagd of ik dacht dat mijn generatie zich ook op dergelijke wijze hard zou durven te maken voor een ander. Los van het feit dat ik niet voor mijn gehele generatie kan spreken, lijkt het mij nagenoeg onmogelijk om bij voorbaat te weten hoe je zou handelen in zulke omstandigheden. Het vergt moed, verstand en vertrouwen om deel te nemen aan dergelijke vormen van verzet. Je zou bijna kunnen zeggen blind vertrouwen, aangezien mijn opa tijdens de oorlog alleen via de telefoon contact heeft gehad met Piet Meerburg. Het komt bijna ironisch op mij over, de mate van vertrouwen die je moet hebben binnen een context die zo onbetrouwbaar is als die van een oorlog. Een Duitse bankier bleek te vertrouwen, terwijl de vader van mijn oma de gehele oorlog in het ongewisse gehouden moest worden over de verzetspraktijken van zijn dochter en schoonzoon (hij praatte te graag, ongeacht wie zijn gesprekspartner was). Ik weet niet wat ik, de kleindochter, zou doen. Ik hoop dat ik het in me heb, maar ik hoop nog meer dat ik er nooit achter hoef te komen. Na de oorlog heeft de Amsterdamse Studenten Groep, die tijdens de oorlog nauw met de groep van Meerburg samenwerkte, zich hard gemaakt voor de oprichting van het filmtheater Kriterion. Het achterliggende idee was dat jonge mensen moesten kunnen werken om zo hun studie te betalen: studenten waren werkzoekend en Kriterion bood een uitkomst. Het begon destijds met een bioscoop en een oppascentrale, waarbij studenten zich konden aanmelden. De bioscoop bestaat nog steeds en wordt nog altijd voor en door studenten gerund. Mijn opa vervulde wederom een ondersteunende rol bij dit project: hij leverde het hout voor de bouw van de filmzalen. Samen met mijn oma had hij bovendien een bestuurlijke functie op zijn schouders genomen bij een organisatie die zich inzet voor internationale, culturele uitwisseling:
Dokter Fiedeldij Dop & Jo Fiedeldij Dop-Phaff in Griekenland voor the Experiment, ± 1964
the Experiment in International Living. Het uitgangspunt van the Experiment is dat mensen die elkaar kennen, elkaar niet zulke gruwelijkheden aandoen. Doel is om, middels culturele uitwisselingen, werelden, culturen en mensen met elkaar te verbinden en daarmee onbegrip en onwetendheid te verminderen. Ik herken mijzelf in het geloof van mijn opa en oma in het belang van het verbinden van mensen. Bruggen bouwen, dat is wat zij deden: tussen de Joodse gemeenschap en de verzetsstrijders, tussen de vraag van studenten naar werk en het aanbod ervan; en tussen jonge mensen over de hele wereld. Tweeëntwintig jaar na het overlijden van mijn opa is er nu ook een brug gebouwd tussen mijn grootouders en mijzelf. Mensen die ik niet tot nauwelijks heb gekend, heb ik beter leren kennen en begrijpen door verhalen over ze te horen, te lezen, en vervolgens een verhaal over hen te vertellen. Onze nieuwsgierigheid verbindt ons, met elkaar en met de ander. En het is deze nieuwsgierigheid die ik door wil geven, aan u, de lezer van dit verhaal: laten we nieuwsgierig zijn naar elkaars verhalen, om zo de wereld en elkaar beter te leren begrijpen. Laten we allemaal bruggenbouwers worden.
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 10
10 K i n d e r e n
Doorgaan met leven Elah en baby survivors Leontine Veerman
Geen last … ‘Das Baby ist gestorben’. Dat waren kennelijk de eerste woorden die Bert H. sprak toen hij in de zomer van 1945 met zijn ouders werd herenigd. Vijf jaar oud, en al een behoorlijke cv: met zusje Henriette ondergedoken in Amsterdam, verraden en opgepakt, naar Westerbork gestuurd, in september ‘44 met vijftig andere ‘onbekende kinderen’ naar Bergen-Belsen getransporteerd en vandaar naar Theresienstadt. Op de trein naar Bergen-Belsen overleed het zusje, een baby nog. Bertje torste het bericht al die tijd met zich mee. De relatie met zijn moeder kwam nooit meer goed. ‘Ik was de brenger van het slechte nieuws’, zegt hij. ‘Ik symboliseerde de narigheid van de oorlog. Over de dood van Henriette is mijn moeder nooit heen gekomen.’ Dat Bertje zelf het een en ander moest verwerken, kwam bij zijn ouders niet op. Hij had in Theresienstadt gezeten. Een soort vakantieoord voor kinderen, dacht zijn vader. Verder was hij te klein om de omstandigheden echt te hebben beleefd, dus kon hij er ook geen last van hebben. En zo groeide Bert op, zonder concrete herinneringen maar met een sluimerend gevoel van onbehagen, eenzaam en met terugkerende angsten, driftaanvallen en zwarte gedachten. ‘Ik heb altijd gezegd dat wij jonge overlevenden zowel tot de eerste als de tweede generatie behoren. We hebben zelf alles meegemaakt en ook de ellende van onze ouders op ons bord gekregen.’
Specifieke moeilijkheden Volgend jaar geeft Elah, de stichting die psychosociale hulp biedt aan Nederlandse oorlogsoverlevenden in Israel, een bundel uit over baby survivors, mensen die tussen 1939 en 1945 zijn geboren. Daarin komen de baby’s van toen, therapeuten en wetenschappers uitgebreid aan het woord. De jaarlijkse Shoah-herdenking, altijd kort na Pesach gehouden, zal ook in het teken van de baby survivors staan. De ervaring leert dat veel van de allerjongste overlevenden specifieke moeilijkheden hebben. ‘Het zijn mensen die in een kritieke, vormende fase meerdere traumatische scheidingen hebben meegemaakt’, zegt Marcelle Zion, die voor Elah in Jeruzalem een gespreksgroep leidt. ‘Ze zijn eerst van hun eigen ouders gescheiden en daarna van de onderduikfamilie(s) of verzorgers. De ouders zijn meestal niet teruggekomen en andere ooggetuigen van hun vroegste jeugd ontbreken. In hun biografie zitten grote hiaten. Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Bert H. als jong kind
De baby Henriette H.
We willen onszelf allemaal graag in een verband plaatsen, in de rij der geslachten. Maar informatie die voor jou en mij vanzelfsprekend is, hebben ze niet: uit wat voor nest je komt, op wie je lijkt, hoe je ouders elkaar leerden kennen en wat ze deden voor de kost, of welke ziektes in de familie voorkwamen. Hun jeugd is in stukjes gesneden en hun identiteit gefragmenteerd.’
Gespreksgroep De gespreksgroep is opgericht om steun en erkenning te geven. Die erkenning heeft lang op zich laten wachten. Jarenlang hebben child survivors, en zeker de jongsten, te horen gekregen dat ze het geluk hadden tijdens de vervolging heel jong te zijn. Men veronderstelde dat baby’s en peuters veel kunnen incasseren en in een soort vacuüm leven. Pas de laatste decennia wordt het steeds duidelijker dat baby’s wel degelijk trauma ervaren en dat de kwaliteit van de omgeving waarin ze opgroeien grote invloed heeft op hun ontwikkeling. Een studie die het mogelijk langdurige effect van jeugdtrauma probeerde aan te tonen, is het cortisol (stresshormoon) onderzoek van Elisheva van der Hal, dat mede door Elah is gefinancierd. De resultaten suggereren dat als baby’s of peuters worden getraumatiseerd, er een structurele verandering kan optreden in hun cortisolhuishouding. Als kleine kinderen nooit echt van trauma zijn hersteld, zouden ze later in hun leven meer moeite hebben om stressvolle situaties te hanteren. Waarom de ene jonge overlevende het leven beter aankan dan de andere, heeft te maken met factoren als de gezinsomstandigheden in en na de oorlog, persoonlijkheid, erfelijkheid en leerprocessen. De in 2011 overleden psycho-analyticus Hans Keilson concludeerde bijvoorbeeld dat de opvang na de oorlog bepalend was voor de verdere levensloop van oorlogsweeskinderen. Datzelfde gold misschien voor overlevenden van wie een of twee ouders wel terugkwamen. Bert: ‘Er zijn twee belangrijke factoren: wat is de houding van je ouders, en hoe sta je er zelf tegenover. Net als vele anderen in die tijd wisten mijn ouders niet wat ze met mij aan moesten. Over mijn ervaringen spraken we niet. Ik durfde niet, mijn moeder kon niet en mijn vader wilde niet. Die periode na de oorlog was buitengewoon geladen en moeilijk.’ ‘Ik heb chemie gestudeerd in Utrecht, ben in 1965 naar Israel ge gaan en heb keurige banen gehad. Maar als ik over iets gefrustreerd ben, dan is het dat ik geen echte academische carrière heb kunnen opbouwen. Na mijn Ph.D was ik totaal uitgeput. Een groot deel van je energie gaat op aan doorgaan met leven.’
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 11
11
Kinderen
Het gevoel werkelijk ‘thuis’ te zijn in het nieuwe Verzets museum Junior
Waar Henk woont hoor je gevechtsvliegtuigen voorbij razen
sfeer, die aanvankelijk heerste, slaat plotseling om, als ik in de jaren dertig beland. Het is crisis in Duitsland en Adolf Hitler komt aan de macht. Aan de hand van oude filmopnamen zie ik Hitler het Duitse volk toeschreeuwen. De bezetting van Nederland volgt en ineens lijkt het benauwd te worden in de lift. Gelukkig slaat het beeldscherm op zwart en schiet het lampje boven de uitgang op groen. Ik mag er uit.
In het huis van Henk Steven Musch (foto’s Merijn Soeters)
Het Verzetsmuseum Junior opende in oktober 2013 zijn deuren. Het Auschwitz Bulletin heeft daar in het vorige nummer aandacht aan besteed, maar nu, drie maanden later, is het tijd voor een uitgebreider kijkje achter de schermen. Steven Musch, die de kinderschoenen zelf nog maar net is ontgroeid, doet voor het Auschwitz Bulletin verslag van zijn bezoek aan het kindermuseum.
Tijdreis Bij aankomst achterin het Verzetsmuseum Amsterdam stap ik in een lift die mij meeneemt door de tijd. Via een projectie op een van de liftwanden word ik welkom geheten in het Verzetsmuseum Junior. Dan begint de tijdreis. Aan de hand van verschillende muziekstromingen en eigentijdse objecten wordt er afgeteld vanaf het heden naar 1930. Ik hoor de Jeugd van Tegenwoordig, een hedendaagse rapgroep, hiphop uit de jaren negentig en discomuziek uit de jaren tachtig. Ook zie ik de soap Goede Tijden Slechte Tijden en de Elfstedentocht van 1963 voorbij komen. Vanaf dat moment gaat de tijd steeds sneller terug. De vrolijke
Na afloop van de tijdreis ben ik aangekomen op een dorpsplein ergens in Nederland. Midden op het plein staat een grote boom, met daaromheen vier huizen. Wanneer ik het plein nader, hoor ik het geraas van overvliegende gevechtstoestellen. Terwijl ik rondloop, zie ik rechts van me een jongen staan, ongeveer tien jaar jonger dan ikzelf. Henk heet hij, vertelt hij me. Als ik hem vraag waar ik ben, antwoordt hij: ‘In Haarlem’. Voor zijn voeten staat een koffer met speelgoed soldaatjes en een pamflet met informatie over: wat te doen bij een luchtaanval. Op de koffer zit een knop. Ik druk erop en Henk begint te vertellen. Eerst over zijn zussen, Marietje en Jetje, dan over zijn pa die wiskundeleraar is, zijn beste vriend Sallie, en zijn oudere broers, Louis en Theo, die het gevaar lopen om te werk gesteld te worden door de Duitse bezetters. ‘Louis en Theo zijn al oud genoeg om lange broeken te dragen, maar ik nog niet’, zegt Henk, die tegen zijn oudere broers opkijkt en niet wil dat ze door de Duitsers worden meegenomen. De oorlog vindt hij spannend. ‘Daarom verzamel ik alles over de oorlog’, zegt Henk. Dat blijkt ook wel als ik een kijkje in zijn huis neem. Links, boven zijn bed, heeft Henk al zijn verzamelde spullen tentoongesteld. Bomscherven, kogels, pamfletten. Ik kijk naar boven en zie lichtflitsen door een raampje naar binnen schijnen. Als ik het raam open, hoor ik opnieuw gevechtsvliegtuigen voorbij razen. Er wordt geschoten en ik zie felle zoeklichten druk Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 12
12
‘We mogen steeds minder’ zegt Eva, zittend in haar huiskamer
bewegen door de pikzwarte lucht. Gauw sluit ik het raam weer. Als ik me omdraai, valt mijn oog op een oude schoolfoto van Henk die boven een ladekast hangt. Henk en zijn beste vriend Sallie zijn beiden omcirkeld op de foto. Op het kastje ligt een brief, geschreven met het handschrift van een kind. ‘Ik mis je en ik wens je veel geluk met je verjaardag.’, schrijft Sallie. ‘Ik lig met koorts in bed.’ Als ik één van de lades open trek, komt de stem van Henk te voorschijn. Hij vertelt over een vrouw die met Sallie aankomt bij zijn huis. Ze zien er slecht uit en Sallie moet onderduiken. Toch kan hij maar kort bij Henk en zijn familie blijven, omdat er NSB’ers in de straat wonen. ‘Dat is veel te gevaarlijk, dus moet Sallie naar een ander adres’, vertelt Henk. Ik wandel verder door het huis, tot ik aankom in de hal. Er wordt op de voordeur geklopt. Door het raampje zie ik dat er een Duitse soldaat voor de deur staat. Hij komt voor Henk zijn oudere broers, Louis en Theo. Henk vertelt me dat het een ‘goede Duitse soldaat was’. Hij neemt Louis en Theo niet mee. De soldaat doet net alsof hij het huis doorzoekt om geen argwaan bij zijn collega’s te wekken. Dan vertrekt hij weer.
Onderduik en deportatie van Eva Terug op het dorpsplein, stap ik op het huis van het Joodse meisje Eva af. Ze is in Oostenrijk geboren, maar haar familie is naar Nederland gevlucht voor de nazi’s. Nu woont ze in Amsterdam, tegenover Anne Frank. Als ik de voordeur van het huis open, zie ik een aantal jassen met een Jodenster aan de kapstok hangen. ‘Uitsluiting’ staat er op de muur. Ik druk op één van de knoppen in de huiskamer en dan hoor ik de stem van Eva. ‘We mogen steeds minder’, zegt ze met een Duits accent. ‘We mogen niet meer naar de bioscoop.’ Ik loop de kamer uit en bevind me plotseling in een andere tijd. Het is ongeveer twee jaar later en Eva is inmiddels ondergedoAuschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
ken. Ze mocht alleen met haar moeder en niet met haar hele familie onderduiken. Dat was te gevaarlijk. ‘Ik mis mijn broer en mijn vader’, zegt ze. In haar kamer staat alleen een bed en een nachtkastje. ‘Het is ontzettend saai hier. Ik verveel me. Ik kan hier alleen maar lezen of breien.’ Verderop zie ik een lege badkamer. Het is niets bijzonders, maar als ik goed kijk blijkt er een schuilplaats in de badkamer te zijn: een verborgen luik in de muur. Plotseling hoor ik hard gebonk. Ik schrik. Een Duitser roept ‘open maken, open maken’. Maar voor Eva zich kan verstoppen is het al te laat. De volgende ruimte in het huis laat zien dat Eva op transport naar Westerbork wordt gezet. Op een beeldscherm zijn grote veetreinen te zien, die worden volgepropt met mensen. De laatste ruimte brengt me naar Auschwitz. Eva wordt gescheiden van haar vader en broer Heinz. Ze wordt kaalgeschoren en ze krijgt een nummer op haar arm getatoeëerd: A57272. Net als haar ‘Muti’ moet ze elke dag werken. Kleren en sieraden van Joden uit koffers halen. Na verloop van tijd is Eva broodmager geworden. Haar moeder kan zelfs niet meer werken en de mensen die niet meer kunnen werken worden vergast. Eva leeft in de veronderstelling dat haar moeder zal sterven. Het gebeurt echter niet. Zowel Eva als haar moeder komt in de ziekenbarak terecht. Twee maanden lang leven ze daar zonder hoop, tot op een dag de Duitsers op de vlucht slaan en de Russen het kamp bevrijden. Eva en haar moeder overleven het kamp, maar haar vader en haar broer niet.
Vier kinderen als de centrale vertellers Eenmaal buiten en nog steeds hevig onder de indruk van de verhalen van Henk en Eva, kom ik Liesbeth van der Horst tegen, directeur van het Verzetsmuseum Amsterdam en het Verzetsmuseum Junior. ‘In 2004 kwam ik voor het eerst met het idee voor een kindermuseum’, vertelt Van der Horst. ‘En toevallig
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 13
13
Nelly is lid van de NSB jeugdbeweging
werd ik in 2007 gebeld door de buren, met de vraag of ik interesse zou hebben in de garage, die aan het museum grensde. Ik dacht meteen aan mijn plan voor een kindermuseum.’ In de jaren daaropvolgend werden de eerste stappen gezet. Doormiddel van fondsenwerving en donaties van particulieren wist Van der Horst het benodigde bedrag van 3,5 miljoen euro bij elkaar te krijgen. Twee jaar later dan gepland, opende het Verzetsmuseum Junior in oktober 2013 zijn deuren. Het museum laat kinderen tussen de negen en veertien jaar kennis maken met Eva, Jan, Nelly en Henk, de centrale vertellers in de vier hoofdthema’s: vervolging, verzet, collaboratie en dagelijks leven/aanpassing. Eva, Jan, Nelly en Henk vertellen hun persoonlijke, waargebeurde verhalen aan de hand van originele objecten, beelden en geluidsfragmenten. De kinderen ontdekken zo hoe hun jeugd er uitzag ten tijde van de Duitse bezetting van Nederland. Gingen ze naar school, hadden ze vrienden? Met welke problemen kregen ze te maken en voor welke keuzes kwamen ze te staan door onvrijheid, vervolging en schaarste? ‘We wisten dat we het museum wilden vormgeven aan de hand van persoonlijke verhalen. Het moesten geen politieke verhalen worden. Dat was dus het startpunt.’, vertelt Van der Horst. ‘We wisten ook dat we de vier perspectieven, verzet, collaboratie, vervolging en aanpassing, wilden laten zien. Eerst wilden we dit echter doen aan de hand van allerlei verschillende verhalen. Maar uiteindelijk leek het ons toch beter om bij elk thema één kind centraal te stellen. Dat zorgt voor meer inleving.’ Waarom ze voor deze centrale vertellers heeft gekozen? ‘De personen moesten verspreid zijn door het land, dus niet allemaal in Amsterdam hebben gewoond, en ze moesten een grote collectie hebben bewaard. Daarnaast zochten we twee mannen en twee vrouwen. Verder zijn we lijstjes gaan maken met elementen waar de centrale vertellers aan zouden moeten voldoen’, vertelt Liesbeth van der Horst. ‘Het moeilijkste was om Nelly’s medewer-
king te krijgen, want als kind van een NSB familie speelde schaamte bij haar een grote rol.’
Een jonge en een oude bezoeker Na het gesprek met de directeur vervolg ik mijn tour door het museum. De verhalen van Nelly en Jan zijn net zo indrukwekkend als die van Eva en Henk. Daarnaast zijn er nog allemaal bijpersonen, die een verhaal vertellen, en er zijn verschillende spellen te spelen. Ook is er een vliegtuig dat je meeneemt naar de Nederlandse koloniën. Ook daar vertellen kinderen hun verhaal over de oorlog. Vlakbij de uitgang stuit ik op twee bezoekers: Graham (7) en zijn opa Richard. ‘Dit is al de tweede keer dat ik hier ben’, vertelt Graham. ‘Ik vind het Verzetsmuseum Junior erg leuk en interessant. Ik weet al heel veel over de Tweede Wereldoorlog’, zegt hij. ‘Maar ik wil er nog meer over weten, want ik ga er een spreekbeurt over geven op school.’ Graham loopt al bijna twee-en-eenhalf uur rond door het museum. Als hij echter alles zou willen zien, dan heeft hij nog veel meer tijd nodig. De collectie van het museum is ontzettend groot en overal is steeds wel weer een luikje of deurtje dat open kan en het verhaal verder uitdiept. Zodoende geeft het Verzetsmuseum Junior een algemeen en uitgebreid beeld van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Hoewel de verhalen worden verteld vanuit het perspectief van kinderen, is het museum ook voor volwassenen een bezoek waard. Door de vier verschillende hoofdthema’s en de verhalen van diverse bijpersonen krijg je als bezoeker een duidelijk idee van wat er zich in Nederlandse gezinnen afspeelde ten tijde van de Duitse bezetting. Aan de hand van originele objecten en een nagebootste inrichting slepen Eva, Jan, Nelly en Henk je mee in hun oorlogservaringen, op zo’n manier dat het erg dichtbij komt. Door de persoonlijke verhalen krijg je als bezoeker soms het gevoel dat je werkelijk bij één van de hoofdpersonen thuis bent. Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 14
14 K i n d e r e n
Verhalen van kinderen in het Westerbork Luisterpad Christel Tijenk
De Jodenvervolging door kinderogen: Ulli le Roux was nog een kleuter toen haar overbuurvrouw Heintje Vos door de politie uit huis werd gehaald. – Bij Piet Saan kwamen er opeens twee Joodse ‘tantes’ in huis. – Meijer de Vries zag vanuit zijn treincoupé Joodse mannen uit een wagon springen. – Wim Vlaanderen woonde naast het gezin van de beruchte Jodenjager Henneicke. – Johan de Graaf raapte de fotoalbums op, die bij de ontruiming van het huis van de Joodse buren in de tuin waren gegooid. – Mimi en Jan Kortman logeerden in 1943 in het Drentse Hooghalen, waar de deportatietrein naar Westerbork langs hun vakantieadres reed. Het zijn verhalen van kinderen die getuige waren van de Jodenvervolging. De kinderen zijn inmiddels allang volwassen en hun herinneringen zijn te beluisteren in het WesterborkLuisterpad dat in september 2013 in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork werd gepresenteerd.
Verteld op locatie Het Luisterpad hoort bij het Westerborkpad, een lange-afstandswandeling van de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam naar kamp Westerbork. Langs deze route zijn door Hummel & De Boer, een bureau voor creatieve mediaproducties, de verhalen verzameld van tientallen ooggetuigen. Overlevenden, mensen die langs de route woonden en getuige waren, vrienden van Joodse slachtoffers, mensen die Joodse onderduikers in huis hadden; allen vertellen hun persoonlijk verhaal. Deze verhalen spelen zich af op locaties langs de route en schetsen een duidelijk beeld van het verloop van de Jodenvervolging. Die begon immers niet in Westerbork, maar voltrok zich in talloze kleine en grotere maatregelen dichtbij huis. Onder de toeschouwers van toen waren veel kinderen. Het dragen van de ster door leeftijdgenootjes, de gedwongen scheiding
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
van het onderwijs en de bordjes ‘Verboden voor Joden’ maakten een grote inbreuk op het leven van zowel Joodse als niet-Joodse kinderen. De herinneringen hebben in de loop der jaren steeds meer betekenis gekregen en laten de getuigen niet meer los: ‘Ik wilde weten wat er met haar gebeurd was. Daar had ik recht op, had ik het gevoel.’
We hebben gezwaaid Sommige verhalen veranderen gewone plekken in historische locaties. Bijvoorbeeld in Ermelo. Daar staan bij het station wandelaars letterlijk stil bij het verleden als ze luisteren naar het verhaal over Hetty Leons; de nieuwe leerling die in 1941 de tweede klas van de Mulo kwam versterken. Een klasgenoot en een buurjongen kunnen zich haar nog goed herinneren. ‘Ze mocht niet meer fietsen. Maar wij gingen bosbessen plukken en dan wou Hetty ook graag mee. Dan nam ik haar achterop de fiets en dan bracht ik haar ’s avonds weer thuis. We zijn ook wel eens naar de hei gefietst. Dan kon ze gewoon mee, dan deed ze gewoon mee.’ Maar dan komt Hetty niet meer op school en wordt duidelijk dat ze naar Westerbork zal worden gebracht. ‘Er kwam hier altijd om een uur of één een trein langs en daar zaten altijd een à twee wagons Joden in. Op het moment dat die trein stopte sprongen die Duitsers eruit en liepen ze langs de trein, met het geweer op de nek. Altijd een angstaanjagend gezicht. Met een paar kinderen zijn we naar het station gegaan om afscheid te nemen. Ik zie haar nog zo aan komen lopen met haar moeder, samen met de wachtmeester van de gemeentepolitie, die liep ernaast met de fiets in de hand en alletwee hadden ze een koffertje bij zich. We mochten er niet bijkomen. Dat werd allemaal afgeschermd. Het
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 15
15
Herdenken
Herdenking Februaristaking / Joods Verzet dinsdag 25 februari 2014 in Amsterdam
‘Joodsche wijk’ in Amsterdam
ging toch ook allemaal weer vlug. We hebben naar haar gezwaaid, een paar meisjes begonnen een beetje te huilen. We hadden echt met dat meisje te doen.’ In veel herinneringen was de afloop ook toen al duidelijk, kinderen konden het opmaken uit de reacties van de volwassenen om hen heen en voelden het soms zelf ook haarscherp aan. De Luisterpunten in het Westerborkpad maken de beklemming uit het verleden af en toe bijna voelbaar, zoals het verhaal over de vervolging die doordrong tot in het eigen huis, doordat ouders betrokken raakten bij het verzet. In de levens van andere kinderen speelde de oorlog vooral een rol nà de bevrijding. De 9-jarige Hannie Peperwortel werd in 1945 opgevangen in een kindertehuis, omdat haar Joodse vader was verraden door haar moeder, tijdens de bezetting aangesloten bij de NSB. Ook Hannie deelt in de vorm van een luisterfragment haar familiegeschiedenis.
60 verhalen Elk verhaal vormt een kleine documentaire waarin unieke persoonlijke herinneringen aan de Jodenvervolging worden verwoord, variërend in lengte van 4 tot 10 minuten. Doordat deze verhalen in geluid worden aangereikt kan de luisteraar als het ware met zijn ogen de omgeving met het verleden intekenen. Daarmee leent het WesterborkLuisterpad zich ook uitstekend voor gebruik in het onderwijs. De 60 verhalen van ooggetuigen zijn te beluisteren via de app ‘Het WesterborkLuisterpad’ (voor Iphone, Ipad en Android, gratis verkrijgbaar in de App/Playstore) of (thuis) via de website www.westerborkluisterpad. Langs de route van het Westerborkpad kunt u op elke luisterlocatie gebruik maken van een inbelnummer of een QR-code. Voor meer informatie: www.westerborkpad.nl
De jaarlijkse herdenking van de Februaristaking bij de Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam vindt deze keer plaats op dinsdag 25 februari 2014 en begint om 16.45 uur. Na de opening door Joke Koningh, voorzitter van het Comité Herdenking Februaristaking 1941, zal Marjan Schwegman, directeur van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, een korte toespraak houden. Actrice/columniste Funda Müjde draagt daarna gedichten voor. Het defilé langs de Dokwerker begint om 17.00 uur. Ieder kan een bloemstuk of bloemen leggen. De bloemstukken kunnen vanaf 12.00 uur bezorgd worden in de Mozes en Aäronkerk aan het aangrenzende Waterlooplein. Daar kunnen deze tot 17.00 uur worden afgehaald. Voorafgaand aan deze herdenking vindt er om 15.00 uur de herdenking plaats van het Joods Verzet bij het monument op de hoek Zwanenburgwal/Amstel. Deze plechtigheid eindigt op tijd om bij de Dokwerker te kunnen zijn voor de herdenking van de Februaristaking 1941.
Met complimenten aan Het Auschwitz Comité dat ze dit weer elk jaar tot stand brengen
telefoon: +31 20 644 00 34 fax: +31 20 644 74 56 e-mail: info@devries-bam.nl Uw expert in het oplossen van zakelijke problemen
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 16
16 K i n d e r e n
Wat zou ik doen? – Verzet dat niet verdwijnt Inge van der Velde
Wat zou ik doen? Een belangrijke vraag die je jezelf af en toe eens zou moeten stellen. Helemaal als het gaat om het verzet. Deze vraag is daarom ook de leidraad geworden voor de lessenserie Wat zou ik doen? – Verzet dat niet verdwijnt van Inge van der Velde, waarmee zij de Expogé-prijs van die naam voor het jaar 2012 heeft gewonnen. Deze prijs werd het afgelopen jaar aan haar uitgereikt door tekstschrijver en muzikant Maarten Peters. Over de instelling van de prijs heeft al eerder in het Auschwitz Bulletin (Jaargang 56, 2012, nr. 1, p. 40-41) een artikel gestaan. De prijswinnaar nu over haar lessenserie.
Nadenken over verzet Door een reis naar Vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück ben ik zelf meer gaan nadenken over de vraag ‘Wat zou ik doen?’. De vier kampoverlevenden die mee waren vertelden daar hun verhalen en ook over de keuzes die zij hebben moeten maken. Ik ben gaan beseffen hoe moeilijk het soms kan zijn om te kiezen en al helemaal om je ergens tegen te verzetten. Het verzet was in de oorlog belangrijk, maar dat is het vandaag de dag nog steeds. Mijn verzet is dat het verleden niet vergeten mag worden en dat ik graag mensen wil aansporen om na te denken over en aanzetten tot verzet. Dit doel wil ik bereiken door op basisscholen mijn lessenserie over het verzet te geven. Hoe doe ik dat? Daarvoor nu een schets hoe ik de lessenserie op een basisschool in een groep 7/8 heb gegeven.
de Tweede Wereldoorlog. Daarom ben ik niet de les begonnen met een verhaal of filmpje over de Tweede Wereldoorlog, maar ben ik, door middel van een woordweb, samen met de leerlingen gaan kijken wat we nou allemaal over de Tweede Wereldoorlog weten. Zo hebben we even ons geheugen opgefrist. Om een overstap te maken naar het verzet heb ik de leerlingen een filmpje laten zien waarin Mieke van den Burger-Steensma vertelt over haar verzet. Zij is een oud-verzetsstrijder die haar Joodse vriendin en haar gezin heeft geholpen tijdens de Tweede Wereld oorlog. Uiteindelijk had dit tot gevolg dat ze werd opgepakt en via Vught naar concentratiekamp Ravensbrück werd gedeporteerd. Ik heb voor het verhaal van Mieke gekozen omdat het heel persoonlijk is en de kinderen zich daarmee goed kunnen identificeren. Aan de hand van het filmpje van Mieke zijn we onszelf vragen gaan stellen. We zijn daarover met elkaar gaan praten. Waarom zou iemand in het verzet gaan? En waarom zou iemand ervoor kiezen om niet in het verzet te gaan? De leerlingen hebben toen in groepjes opgeschreven wat de ‘voordelen’ en de ‘nadelen’ zijn van het zitten in het verzet: Voordelen Je helpt andere mensen. Je krijgt er een goed/prettig gevoel door. Andere mensen worden blij. Andere mensen kunnen weer eten en drinken kopen. Het is bijzonder. Het is goed. Minder mensen gaan dood. Kinderen krijgen nog een kans. Minder mensen worden opgepakt. Nadelen Het is strafbaar. Het eindigt soms met de dood. Je hebt niet altijd geluk. Je kunt opgepakt worden. Je kunt overlijden in het kamp. Het kan misgaan. Je kunt mensen verraden uit angst. Je kunt een erge straf krijgen.
Verzet in de Tweede Wereldoorlog Mijn lessenserie bestaat uit drie lessen die gericht zijn op de bovenbouw van de basisschool. In de eerste les gaat het met name om het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Ik heb eerst gekeken naar de beginsituatie van de kinderen. De leerkracht van de klas vertelde mij dat deze leerlingen al veel wisten over
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Een van de lijstjes met ‘Voordelen’ en ‘Nadelen’ van verzet
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 17
17
Als afsluiting hebben we gepraat over wat wij zouden hebben gedaan als wij in de Tweede Wereldoorlog hadden geleefd. Met als moeilijkste vraag: zouden jullie in het verzet gaan? De antwoorden van de leerlingen waren verschillend, maar ook heel eerlijk. Eigenlijk was de klas verdeeld in drie groepen. De eerste groep leerlingen gaf toe dat zij het niet zouden doen, omdat ze dan veel te bang waren dat ze opgepakt zouden worden. De tweede groep gaf aan, dat zij het wel zouden doen maar dan verzet dat niet zo heel gevaarlijk was. En de laatste groep zei meteen, dat zij het wel zouden doen. Aan het einde van de les heb ik nog even gemeld dat het handig zou zijn als de leerlingen voor de volgende les kranten mee zouden nemen. Om in die kranten teksten en plaatjes te zoeken die te maken hebben met ‘verzet’ of een ‘belangrijke keuze’ in deze tijd. Om zo een goed beeld te krijgen van wat er nu allemaal in de wereld gebeurt.
Goede keuze/verkeerde keuze De tweede les gaat over de keuzes die mensen nu maken en het verzet van nu. Ik ben begonnen met het terugkoppelen naar de vorige les, vervolgens heb ik de leerlingen de clip Earth song laten zien van Michael Jackson. In deze clip is duidelijk te zien dat er verkeerde dingen gebeuren in de wereld. Tijdens het napraten over het filmpje kwamen we er op uit, dat er maar één oorzaak is waardoor die verschrikkelijke dingen gebeuren: het handelen van de mens. Zo zie je in de clip dat er bomen gekapt worden, dat er oorlog gevoerd wordt en dat een olifant gedood wordt om zijn slagtanden. Daarna heb ik het er met de leerlingen over gehad wat je zou kunnen doen om dit te stoppen. Hier waren ze het al snel over eens: dan moet je in actie komen! Ze wisten ook meteen al wat actiegroepen te noemen die zich tegen zulke dingen verzetten. De leerlingen hadden de vorige les goed opgelet en stapels kranten meegenomen. In de kranten zijn ze op zoek gegaan naar stukjes of plaatjes waar mensen in verzet zijn of waar duidelijk te zien is dat iemand een hele goede of een verkeerde keuze heeft gemaakt. Ze vonden plaatjes van mensen die aan het demonstreren waren en stukjes tekst over het kappen van bomen, acties voor Europa kinderhulp en inzamelingsacties. Hierdoor zagen we dat er nu nog steeds veel gebeurt in deze wereld dat tot verzet kan leiden, zowel positieve als negatieve dingen. Als afsluiting heb ik verteld wat de bedoeling is van de laatste les, namelijk zelf in verzet gaan. De leerlingen mochten alvast wat gaan verzinnen en opschrijven waar zij zich tegen zouden willen gaan verzetten.
Krantenknipsels met onderwerpen waartegen je nu in verzet zou kunnen gaan
overlegd. En we hebben gekozen voor het Regenwoud. Van te voren had ik over alle vijf onderwerpen alvast wat informatie en filmpjes gezocht. Zo ook van het Regenwoud. Ik heb het filmpje als eerste laten zien, zodat ze meteen een duidelijk idee hadden wat het Regenwoud precies is en waarom het zo belangrijk is. We hebben naar aanleiding van het filmpje gekozen voor de stelling ‘het Regenwoud moet blijven bestaan!’. In tweetallen hebben de leerlingen vervolgens posters gemaakt, waarop ze duidelijk maakten waarom het Regenwoud moet blijven bestaan. De posters moesten een combinatie van stellingen en tekeningen laten zien. Toen de leerlingen klaar waren hebben we de posters aan elkaar laten zien en hebben we ze opgehangen in de school. Ter afsluiting van deze drie lessen ben ik met de leerlingen gaan evalueren. Als verbeterpunt kwam van één van de leerlingen dat er nog wel iets meer in mocht over de Tweede Wereldoorlog zelf. Over het geheel genomen waren er erg positieve reacties: leuk om te doen, gezellig, leerzaam, fijn om in groepjes te mogen werken en je mag veel zelf doen. Een mooie opmerking van een van de leerlingen was: ‘Het hadden wel meer dan drie lessen mogen zijn!’. Je kunt kinderen van alles leren, maar het belangrijkste, vind ik, is dat de kinderen er ook plezier in hebben en er iets mee gaan doen. Daarom is mijn lessenserie actief en probeer ik het verleden aan het heden te koppelen om de kinderen er iets mee te kunnen laten doen in de toekomst. Denk steeds weer aan de vraag: Wat zou IK kunnen doen? Zoals Mahatma Gandhi het zo mooi zegt: ‘Be the change you want to see in the world’ – Wees zelf de verandering die je in de wereld wilt zien gebeuren.
Wat zou IK kunnen doen? De derde les, en tevens de laatste, gaat over de vraag ‘Wat zou IK kunnen doen?’. De leerlingen hebben de vorige les opgeschreven waar ze zich tegen zouden willen verzetten. Er kwamen vijf onderwerpen uit die vrijwel iedere leerling had opgeschreven. Deze onderwerpen waren: zwarte piet, dierenleed, het regenwoud, pesten en milieuvervuiling. Met de hele groep hebben we
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 18
18 K i n d e r e n
De kinderen van de Shoah een stem geven Herbert Sarfatij
I
n 2012 verscheen het grote boek In Memoriam, dat aan de kinderen, die in de jaren 1940-1945 uit Nederland gedeporteerd werden, gewijd was. Wij hebben er in het Bulletin aandacht aan besteed (2002-2, p. 18-21). Hun namen en, voor zover bereikbaar, ook hun gezichten op foto’s werden in dat boek en in een erop volgend Addendum vastgelegd. Achterliggende gedachte bij het hele project was, zoals de samensteller Guus Luijters uiteenzet, om van al die verdwenen kinderen hun identiteit naar voren te halen. Nog één keer, voordat zij in de zee van vergetelheid die geschiedenis nu eenmaal meebrengt, voorgoed zouden wegzinken en niemand meer iets van hun doorgaans korte bestaan zou weten. Namen, leeftijden, en voor een gedeelte beelden waren zo veilig gesteld. Maar hoe stond het met de gedachten van die kinderen, hun geschiedenissen, hun lijden, en wel speciaal hùn zienswijze op de krankzinnigheid van de Shoah waarin zij terecht waren gekomen. Van meet af aan, zegt Luijters, was het de bedoeling ook dat vast te leggen, om de kinderen daarmee ook een stem te geven. Daaruit is het boek voortgekomen dat nu onder de titel Kinderkroniek 1940-1945, is uitgekomen.
Structuur Aan het hele kinderproject, ook aan deze kroniek, ligt een chronologische lijn ten grondslag. In het eerste In Memoriam was die aanwezig door de lijst van de 102 transporten uit Westerbork als richtlijn te gebruiken. Nu zijn het de oorlogsjaren in het algemeen, reikende van de Duitse inval op 10 mei 1940 tot en met de Bevrijding in mei 1945, die de ruggengraat vormen. Daarbinnen is het echter niet louter een opsomming van feiten, maar wordt een inhoudelijke structuur opgebouwd. Het eerste gedeelte geeft per jaar het leven weer in, wat ik zou willen noemen ‘bezette vrijheid’. Daarop volgt het leven in gevangenschap, met voor verreweg de meeste kinderen, zoals bekend, moord tot besluit. ‘Bezette vrijheid’ behelst het leven in Nederland onder de Duits-militaire overheersing, de toenemende anti-Joodse maatregelen en de steeds sneller – en bruter – uitgevoerde deportaties. Eenmaal gevangen genomen komen de kinderen
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
eerst terecht in de binnenlandse kampen Westerbork en Vught, en later ‘in het oosten’ in Auschwitz, Sobibor, Bergen-Belsen en Theresienstadt. Alle kampen krijgen aparte hoofdstukken of hoofdstukjes. Aan kinderen die in de onderduik weten te ontkomen wordt zijdelings aandacht gegeven. Waar de auteur het nuttig achtte geeft hij een algemeen historische toelichting op de gebeurtenissen, bijvoorbeeld de invoering van de ster of het ontstaan en optreden van de Joodse Raad.
Brieven, dagboeken Het boek gaat om en over kinderen. Maar het is voor een belangrijk deel ook een boek van kinderen. Dat wordt in sterke mate bepaald door de bronnen die gebruikt zijn. Voor het eerste gedeelte zijn dat directe bronnen die rechtstreeks van kinderen afkomstig zijn. Bijvoorbeeld – weinig, maar toch – brieven en kaarten die als post verstuurd werden. Vooral zijn het echter dagboeken, die in de oorlog in en buiten Joodse kring in ruime mate bijgehouden werden. En dan zijn er de talrijke terugblikken in de vorm van memoires uit de tijd erna. Hieruit wordt veel geciteerd. Uit de onderwerpen in veel van de bronnen blijkt, dat hier kinderen aan het woord zijn: gezin/familie, school, spel, kleding zijn favoriet. Wat meteen treft is een vrijwel steeds aanwezige dreiging die op de achtergrond meeklinkt. Bij het verhaal over een gezinslid bijvoorbeeld de trits van een mogelijke overtredingarrestatie-gevangenschap, bij de school het verlies van vrienden door de gedwongen schoolwisselingen, rond het spel de talrijke verboden om nog langer samen ergens aan deel te kunnen nemen, en bij de kleding de voortdurend uitgesproken zorgen over het dragen of het niet dragen van de ster. Het zijn maar enkele voorbeelden. Met evenveel andere zijn ze hartverscheurend om te lezen, omdat we weten waar het op uit draaide.
Herinneringen Zodra de kinderen in de kampen ‘in het oosten’ terecht kwamen, veranderde de situatie natuurlijk volkomen. De jonge kinderen krijgen in de vernietigingskampen geen moment meer om iets, op welke manier ook maar vast te leggen. Wat er aan informatie
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 19
19
Kinderen
uit de directe bronnen overblijft, komt uit de na-oorlogse herinneringen en getuigenverklaringen van de dan jong-volwassenen die hebben overleefd. Onderzoek en algemene literatuur met speciale aandacht voor de positie van kinderen en jeugdigen in de kampen vullen het beeld aan. Zo weet het boek toch een schets te geven van hoe het de weinige jeugd, die er nog in de kampen te vinden was, is vergaan. De algemene lijn wordt door de auteur waar mogelijk per individu aangevuld met de gegevens over die persoon, verzameld uit allerlei bronnen. Meestal komt het bij de kinderen niet verder dan een uiterst korte toelichting met de voornaamste biografische gegevens, al te vaak uitlopend op: ‘met transport nummer x naar kamp y en daar op datum z vermoord’. Maar bedroevend zeldzaam is het: ‘overleefde de oorlog’. Met de boeken die nu ontstaan zijn heeft Guus Luijters inderdaad een monument opgericht voor de kinderen die als slachtoffer van de nazi-terreur zo lang onderbelicht zijn gebleven. De oorspronkelijke vraag of het mogelijk was de kinderen zelf ook een stem te geven heeft hij met dit boek in mijn ogen zeker beantwoord. Guus Luijters, Kinderkroniek 1940-1945. Brieven, getuigenissen en dagboeken uit de Shoah, Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam 2013, 224 blz., ISBN 9789046815359, € 22,95
‘Elke dag een beetje meer huid worden’ Bertje Leuw
e mooie dagen van mijn jeugd, al in die titel ligt de ironie besloten waarmee de schrijfster, toen tiener, de wereld beziet; een wereld die haar afwijst, haar dood wil hebben. Met potlood en papier vecht ze terug, in een dagboek, zo lang het gaat. ‘Hoe moet ik dit avontuur anders heelhuids te boven komen zonder mijn verstand te verliezen’, schrijft ze.
D
Ana Novac uit Hongarije is net negentien als ze in mei 1943 als Joodse gevangene in Auschwitz terecht komt. Daarna volgt een reeks andere kampen waar ze tot het einde van de oorlog gevangen zit. Ze is alleen, gescheiden van haar ouders en broer die ze nooit meer zal terugzien. Tussen juli en oktober 1944 houdt ze dit dagboek bij, eerst op repen afgescheurd verduisteringspapier met een stompje potlood, later in een echt schrift. Schrijven is voor haar noodzaak sinds ze als jong kind de magische kracht ervan ontdekte. Zoeken naar de juiste beschrijving van pijn lijkt de pijn te dempen. Met woorden temt ze de warboel in haar hoofd. Zelf beschrijft ze haar dagboek als een huid waarin ze zich terug kan trekken. Novac: ‘Hier kan niemand me verwonden, me raken, het is mijn huid: elke dag een beetje meer huid worden!’
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 20
20
‘Aber, Herr Lagerkapo!’ Hoe komt ze aan dat schrift en een potlood op een plek die er juist op is gericht om haar van haar identiteit, haar menselijke vermogens te beroven? Ana Novac beschrijft dat wonder met de onnavolgbare spotzucht die al haar observaties begeleiden. Ze ziet een kampbewaker lopen met een dik schrift onder zijn arm. Ze probeert hem staande te houden, hem in haar beste Duits wijs te maken dat zij net op dat schrift zat te wachten. Hij loopt door, geërgerd, maar de oorvijg die ze verwacht blijft uit. Daarom durft ze hem opnieuw aan te klampen: ‘Aber, Herr Lagerkapo!’ Deze keer blijft hij staan. ‘Ik moet schrijven,’ zeg ik. ‘Ik heb een schrift nodig. Ik ben schrijfster.’ Zijn ogen, van een vermoeid soort blauw, blijven op me rusten, hij heeft zin om te lachen, dat is maar al te duidelijk, en ik ook; ik moet mezelf wel zien zoals hij mij ziet – zoals ik de anderen zie – in de om mijn magere lichaam wapperende hemdjurk, de twee eronderuit stekende lucifers, mijn kale schedel… Onweerstaanbaar! Ik ben schrijfster. Ik barst in lachen uit, hoewel hij niet eens glimlacht.’ Ze krijgt haar schrift en ook nog een potlood dat hij uit zijn zak opdiept als ze met vragende ogen een schrijfbeweging maakt. Hoe belangrijk het dagboek voor haar is wordt duidelijk als ze de nachtmerrie beschrijft die haar regelmatig tijdens haar gevangenschap plaagt: ze loopt op een plein in haar eigen stad, dagboekschriften tegen zich aangedrukt. De schriften glijden onontkoombaar uit haar handen, worden door de wind meegenomen. Novac: ‘het is alsof ik op mijn eigen begrafenis ben en niet genoeg kracht heb om te schreeuwen: hé, ik leef!’ Het is onwaarschijnlijk hoe iemand de barre omstandigheden van het kampleven in aantrekkelijke taal kan vatten. Het maakt dat je door wilt lezen, dat je geen zin overslaat, dat je je niet hoeft af te sluiten voor informatie die te erg is voor woorden. Een voorbeeld: dagenlang wordt de groep van Ana Novac in een afgesloten barak in quarantaine gehouden. Het is er koud. Ze zijn naakt. Er heerst angst en paniek voor wat komen gaat. Ana ligt op haar brits: ‘Ik probeerde me voor te stellen dat ik allang dood was en dat dit alles slechts het hiernamaals was, waar niets me meer kon gebeuren, niets me meer kon raken. Ik ademde bijna niet meer. De onverschilligheid van het niet-zijn maakte zich van me meester, toen ineens een uiterst aardse stem tot me doordrong, de stem van Sofie: Sta op, ze delen kleren uit! Als een bal stuiterde ik omhoog.’
‘Het gevoel van legaliteit!’ Het wordt erger, de kou, de honger. ‘Al mijn gedachten hebben vandaag de vorm van een worst’, schrijft ze ergens. Als ze op transport moeten naar weer een ander kamp, drie, vier, vijf dagen en nachten achter elkaar in veewagens, werkt de truc om niet te voelen niet meer. Novac: ‘Ik miste zelfs de kracht om me voor te stellen dat ik allang dood was.’ Ze komen aan op de plaats van bestemming en worden geregistreerd: ‘Rond een lange tafel zitten vijf vrouwen met voor zich vijf vellen papier, ze
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
nemen steeds in groepjes van vijf onze personalia op. Daarna overhandigen ze ons een lapje stof met een rood nummer erop. Mijn nummer is 1555. We hebben dus opnieuw een naam, een geboortedatum, een beroep. Ik kijk naar mezelf met hernieuwde waardering. Geregistreerd staan, ergens voorkomen, het gevoel van legaliteit!’ Oud-schoolvriendin Sofie – ze zijn elkaars steun en toeverlaat in het kamp – leest dagboekfragmenten mee en levert niet malse kritiek. De schrijfster noteert die trouwhartig, inclusief haar eigen verweer. Ze zou het te nadrukkelijk over zichzelf hebben, stelt Sofie, over details die alleen háár treffen. Ana: ‘Ik observeer vooral dit ene kruimeltje van het kamp dat ik ben, en de kruimels om me heen. Nee, hoe zou ik kunnen beweren dat ik een volledig beeld van het kamp kan geven? (Dat zou hetzelfde zijn als de zee leegscheppen met een soeplepel.)’ Ana Novac observeert. Door haar ogen zien we het kamp dat gruwelijke sadisten maakt van de bewakers, omdat ze bewakers zijn. Zij observeert ook zichzelf. Per ongeluk. In een stuk vensterruit: ‘Kan het zijn dat op mijn leeftijd je hals langer wordt? Daarvoor in de plaats lijkt mijn hoofd gekrompen. Hoe heeft me dat kunnen ontgaan? Ik raad mezelf aan vensterruiten te vermijden.’
‘Een paar minuten lang weer kind zijn’ Ana voelt, nee ‘weet’, dat ze haar ouders niet zal terugzien. Ze durft er nauwelijks bij stil te staan. Een Hongaarse arts, zelf ook gevangene, bij wie ze medische hulp zoekt, blijkt een goede kennis van haar ouders te zijn. ‘Is je vader nog steeds zo nerveus?, vraagt ze. En je moeder, charmant! En zo jong! Heel jong, zeg ik blozend. Met lichte stappen loop ik door de Lagerstrasse, vervuld van een geluk waarvan ik de smaak was vergeten. Een paar minuten ben ik weer het kind van een charmant wezen.’ Het lukt Ana Novac om haar dagboek bij te houden tot september of oktober 1944. In een nawoord schrijft ze dat er daarna nog zeven à acht maanden volgden, in vijf andere kampen. Schrijven was onmogelijk geworden. Ze was, schrijft ze, alleen nog maar bezig om haar schriften, haar losse aantekeningen en haar leven niet te verliezen. In een uitstekend nawoord van holocausthistoricus Robert Jan van Pelt komt de geschiedenis van Ana Novac, pseudoniem van Zimra Harsányi, en de geschiedenis van haar boek aan de orde. Van Pelt stelt vast dat het hier om een echt dagboek gaat en niet om ‘herinneringen’ en neemt ons mee in zijn onderzoek naar de vraag waarom de eerste uitgave van dit dagboek, aangeprezen als ‘een authentieke getuigenis’ in 1970 nauwelijks werd opgemerkt. Men was nog niet zo ver, stelt hij vast, men verdroeg nog geen beschrijving van het drama. Ana Novac, De mooie dagen van mijn jeugd, vertaald door Goverdien Hauth-Grubben, met bespiegelingen van Robert Jan van Pelt, Uitgeverij Signatuur, Utrecht 2010, 250 blz., ISBN 978 90 5672 341 5, € 15.99
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 21
21
Kinderen
De grote reis van de visborden Jacqueline Stoop (tekst en prenten)
Op een mooie herfstdag in 2012 vond er in het Jüdisches Museum Berlin een kleine plechtigheid plaats. Eric Gerzon en zijn vrouw Jacqueline Stoop overhandigden een grote stapel documenten over de familie van Eric aan het Joodse museum in Berlijn. Al eerder was het allerbelangrijkste erfstuk naar Berlijn verstuurd, heel zorgvuldig verpakt in een houten kist: het porseleinen visservies van de familie Marcuse, moeder Rosemarie, grootmoeder Else en overgrootmoeder Hedwig van Eric. Na 78 jaar kwamen de vissen van het visservies weer in Berlijn terug na een lange, droevige en ook heel vrolijke reis te hebben gemaakt. Jacqueline Stoop maakte het ontwerp voor een prachtig kleurrijk prentenboek over deze reis, waarvan wij al vast enige fragmenten en prenten in zwart-wit mogen afdrukken.
Kleine Rosemarie en de vissen Heel vaak trok kleine Rosemarie de kasten open in het huis van haar Omi Hedwig. Het rook daar naar gedroogde rozenblaadjes, of naar zelfgebakken vanillekoekjes en chocola.
In een van de kasten woonde ook het visservies. Zodra zij de kastdeur opendeed glansden de stapel borden en de sauskom haar tegemoet. Soms mocht Rosemarie van haar Omi even met haar vingertjes langs alle gouden ribbels van de bordenstapel gaan. Het porselein leek dan een lied te zingen. Zij sprak tegen de handgeschilderde vissen die op de borden woonden en die daar sliepen tot ze weer aan tafel mochten. De vissen waren haar allerliefste vriendjes. Soms, wanneer Rosemarie op Omi Hedwig’s piano mocht spelen, hoopte zij dat de vissen vanzelf uit de kast zouden springen en door alle kamers zouden dansen. Want het waren blije, sterke en mooie vissen. En ze wisten alles van de liefde. Want haar Omi had haar eens verteld dat het visservies het huwelijkscadeau was geweest, toen zij ging trouwen met haar geliefde. Er was iets vreemds mee. De borden waren eigenlijk mislukt. Soms was de verf doorgelopen en werd het servies afgekeurd. De fabriek en de regering wilden er toch nog geld mee verdienen en dwongen mensen waar ze een hekel aan hadden, de Joodse mensen, die mislukte borden te kopen als ze wilden trouwen. Maar Rosemarie had er helemaal geen last van, dat de borden mislukt werden gevonden. Haar hele leven zou ze zielsveel van de visborden blijven houden. En de vissen zelf houden ook nu nog steeds van haar.
De vlucht van Rosemarie’s moeder Het was een heel onrustige tijd in Duitsland. Eerst waren er veel mensen met nieuwe ideeën en kunstenaars die hun stad lieten stralen in nieuwe kleuren. Maar Duitsland verloor een grote oorlog, die wij nu de Eerste Wereldoorlog noemen. Het land bleef verarmd achter, veel mensen waren werkloos, het geld was niets meer waard, en alles werd heel duur. Een sneetje brood kostte wel een miljoen Duitse marken. Boze mensen gaven anderen de schuld van het te dure brood en de werkloosheid: de mensen met
Het verhaal van Rosemarie
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 22
22
de nieuwe politieke ideeën, de kunstenaars, maar vooral de Joden. Precies in die tijd mochten de mensen een nieuwe regering kiezen. De boze mensen, die anderen steeds de schuld gaven van alles wat er mis was, hadden gewonnen. En dus kwam er ook een boze regering. De vissen vinden het heel gevaarlijk wanneer een regering uit boosheid regeert, in plaats van uit wijsheid. Steeds vaker werd het leven van de Joodse mensen, maar ook van de kunstenaars en de andersdenkenden moeilijker gemaakt door maatregelen van die boze regering. Op een nacht, in februari 1933, toen er brand was gesticht bij de regeringsgebouwen in Berlijn, arresteerde de boze regering ook veel Joodse mensen en andersdenkenden. Ze werden in concentratiekampen opgesloten en waren hun leven niet zeker. Dat gebeurde ook met de nieuwe verloofde van Rosemarie’s moeder. Hij was advocaat en had processen gevoerd tegen de haatcampagnes en onrechtvaardige maatregelen van de boze regering. Daarom werd hij nu gevangen genomen en wreed verhoord. De vissen zagen dat Rosemarie’s moeder Else bang werd. Zij begreep meteen dat er heel gevaarlijke tijden waren aangebroken en dat ze moest zien te vluchten. Bij het pakken van de koffers en kisten stroomden grote tranen over haar wangen. Zij wilde haar geliefde stad, haar lieve moeder Hedwig en haar prachtige dochter niet achterlaten. Want Rosemarie wilde bij Omi Hedwig blijven en haar lyceum afmaken, zodat ze daarna medicijnen zou kunnen studeren. Hoe kon de Omi van Rosemarie haar dochter Else troosten? Zij besloot haar het visservies mee te geven. Hedwig wist dat de vissen Else zouden kunnen troosten in dat verre land. Alle zoete familieverhalen, alle levensplezier van het gezin werden immers
door hen bewaard. Rosemarie’s Omi was er zeker van dat al het goede dat ze met elkaar hadden gedeeld zoveel sterker is dan de macht van al die boze mensen bij elkaar. En zo vluchtten ook de vissen op de borden mee met Else naar een nieuw land, Palestina, toen haar verloofde na zeven maanden werd vrijgelaten. Het was november 1933.
Ook Rosemarie moet vluchten Maar alles veranderde heel, heel snel. De kwaadaardige ideeën van de boze mensen en hun boze regering slopen ook Rosemarie’s eigen school en haar eigen klas binnen. Hoe geliefd Rosemarie ook altijd was geweest, door die haatcampagnes begonnen nu ook haar klasgenoten te geloven dat de Joodse mensen de crisis hadden veroorzaakt. Eerst pestten ze haar, met haar Joodse moeder en grootmoeder en met hun vriendschap met de vrije kunstenaars en de andersdenkenden. Maar op een dag mocht zij geen klassenvertegenwoordiger meer zijn. Ook werd zij regelmatig opgewacht op straat door jongeren, die haar uitscholden en haar bedreigden. Rosemarie kon en wilde het niet begrijpen. Hoe kon het gebeuren dat, zonder dat zij zelf was veranderd, er zoveel klasgenoten en ook leraren ineens zo anders over haar dachten? En waarom lieten haar klasgenoten zich meeslepen door zoveel onwaarheden? Ze waren zeker bang gemaakt door alle verhalen van de boze mensen en ze geloofden alles zomaar. Op een dag in de herfst werd Rosemarie van haar school weggestuurd. Zij zou als Joods meisje toch nooit naar de universiteit mogen. En toen Rosemarie opnieuw werd bedreigd en bespuugd en niemand haar beschermde, nam ze het besluit net als haar moeder ook naar Palestina te vluchten. Maar voor zij vertrok heeft Rosemarie, die christelijk was ge-
Omi Hedwig en haar visservies
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 23
23
doopt vanwege de godsdienst van haar vader, zich laten uitschrijven uit de christelijke kerk. Zij had de rabbijn gevraagd om een bad in het mikwe. Nu haar toekomst haar werd afgenomen, omdat zij door haar geboorte Joods was, wilde zij door de rituele onderdompeling in dat kleine bad met zuiver water die afkomst herbevestigen. Zo wilde zij vluchten, als een zelfbewust Joods meisje. Met kletsnatte haren van het mikwe liep ze in de vrieskoude decemberavond van 1934 sterk, bang en verdrietig door haar geliefde Berlijn. De schemeruren zou ze nog het meest gaan missen. Elke avond had ze even gezwaaid naar de lantaarnaansteker, als hij de ronde deed door de wijk en een betoverende ketting van lantaarnlichten ontstak in alle straten van haar stad. Met haar pop tegen zich aan, het Berlijnse licht in haar hart en in haar koffer haar poĂŤziealbum vluchtte Rosemarie in januari 1935 via Engeland naar Palestina. Daar dacht zij vaak aan haar school en haar verloren toekomstdromen. En altijd kwamen haar tranen en haar vragen, wanneer zij dacht aan de afscheidstranen en lieve omhelzingen van haar Omi Hedwig en haar tantes. Had zij ze wel mogen achterlaten in die boze stad vol haat? Of moesten zij juist samen blijven? Rosemarie kon toen niet weten, dat zij ze nooit meer terug zou zien.
heimwee van de ballingen in Jeruzalem. De onvergetelijke gesprekken over vrije kleuren van de kunsten waaiden langs, of zomaar even een zeewind uit Tel Aviv. In de verte zongen blije kinderstemmen uit haar schooltijd. Alles, ook de wijze blik van haar Omi Hedwig, leek voort te duren en nooit voorbij te zijn, alsof de tijd nooit was gebroken. Zo was ook voor Rosemarie het goede altijd sterker en krachtiger gebleven dan welke oorlog of boze regering dan ook. Toen Rosemarie was gestorven en haar oudste zoon Eric zelf ouder werd, vond hij dat het tijd werd dat het visservies terug zou gaan naar Berlijn. Hij wist dat in Berlijn een bijzonder nieuw museum was gebouwd, waarmee de stad na alle schuld en schaamte voor altijd recht wilde doen aan de verdrietige maar ook zo grootse geschiedenis van de Duitse Joden. En dit JĂźdisches Museum Berlin wilde graag de familiedocumenten en het bijzondere visservies bewaren voor alle kinderen die nog geboren gaan worden. Zo vertrokken de vissen in een kleine vrachtwagen op een zomerdag in 2012 vanuit Amsterdam, na zoveel jaren, voor de reis terug naar Berlijn. In die vertrouwde stad zouden ze voortaan gaan wonen in het nieuwe Joodse museum, in het huis voor de geschiedenis, ook deze geschiedenis
Het visservies terug in Berlijn Rosemarie trouwde in Palestina met een Nederlandse man, Frits Gerzon, trok met hem naar Afrika, kreeg twee zoons en woonde aan het einde van haar leven in Amsterdam. Wanneer Rosemarie voor haar kast in Amsterdam ging staan en met haar ouder geworden vingers opnieuw langs de golvende gouden ribbels van de bordenstapel ging, rook zij de geuren van peterselie en Berlijnse viskoekjes, klonken zoete familieverhalen of zong de
Vlucht van Rosemarie uit Berlijn
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 24
24 K i n d e r e n
Het verhaal van overleven, en daarna Stephen Karmazyn*
edereen heeft een verhaal’, heeft mijn vader mij door de jaren heen vaak gezegd. En hij heeft gelijk, zo weet ik nu. In het licht van de totale abnormaliteit en ondoorgrondelijkheid van zoiets groots als de Holocaust, is het onmogelijk levend daaruit te komen zonder een verhaal. Het verhaal van overleven, zeker, maar het gaat verder. Er zijn de verhalen van de verschrikkingen, van de menselijkheid en vaak ook van puur toeval en geluk. Er zijn miljoenen verhalen, waarvan sommige bij de doden horen die niemand meer zal horen. Anderen hadden het geluk hun verhaal nog te kunnen vertellen. Mijn grootouders van moederszijde, Israel en Stepha Neiman (née Morkovich), waren allebei overlevenden van de Holocaust. Israel kwam uit een klein dorpje genaamd Sviliv in Polen en Stepha uit de stad Lodz, ook in Polen. Nadat zij Auschwitz overleefd hadden, waren ze respectievelijk 22 en 19. Ook zij hadden hun verhalen.
‘I
Een vakbekwame kleermaker Mijn moeder vertelt me dat mijn grootvader eens druiven smokkelde voor zijn broer, die aan het verhongeren was. Ze verhongerden allemaal, maar mijn grootvader was een vakbekwame kleermaker en had daarom een zekere waarde voor de nazi’s. Hij kreeg meer voedsel, als man van waarde. In zekere zin zou die waarde uiteindelijk zijn redding worden. Hij werd gepakt en schuldig bevonden aan de verfoeilijke misdaad van druivendiefstal, waarop de doodstraf stond, ware het niet dat een hoge piet in het kamp gevoel voor mijn grootvader had gekregen. ‘Hij deed hem aan zijn eigen zoon denken, die vocht in de oorlog’, vertelt mijn moeder me. Maar die hogere kon dat natuurlijk niet gebruiken als excuus. Hij kon geen empathie tonen voor mensen, die door de nazi’s geacht werden meer gemeen te hebben met ongedierte dan met menselijke wezens. In plaats daarvan loofde hij zijn kundigheid als kleermaker en overtuigde de anderen om hem te laten leven. Hoewel, niet zonder een flinke ranselpartij en tientallen zweepslagen. Maar hij overleefde het. Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Uit de rij geplukt Mijn grootmoeder werd op vergelijkbare wijze gespaard door een schijnbaar toevallige vlaag van geluk op een plaats waar de dood een alledaags gebeuren was. Ze stond in de rij voor de gaskamers, toen een fabrieksvoorman bij de nazi’s kwam op zoek naar nieuwe werknemers. Een paar werden uit de rij gehaald, en mijn grootmoeder was er één van. Een andere vrouw, die uit dezelfde rij werd geplukt, zou later trouwen met mijn oudoom. Toen waren ze zusters in het overleven en jaren later zouden ze weer zusters zijn door het huwelijk in Canada. Die twee vrouwen, die samen in de rij hadden gestaan, kregen een speciale band. Door de jaren heen ontmoetten ze elkaar regelmatig om te kaarten, duizenden mijlen en tientallen jaren verwijderd van de oorlog. De moeder van mijn grootmoeder was een weduwe en zij sliep iedere avond samen met mijn grootmoeder, totdat ze naar een kamp werd gestuurd. Moeder en dochter werden gescheiden in de rijen van hen die zouden overleven en die zouden sterven. Mijn grootmoeder zag haar moeder nooit meer terug, nadat zij hun gescheiden wegen waren gegaan in die aparte rijen. Maar het trauma werd alledaags na een tijdje. Mijn grootmoeder herinnerde zich dat zij naar het toilet moest, terwijl er vlak voor die plees een aantal dode lichamen lagen, die lagen te rotten op de grond. Ze kon het in eerste instantie niet opbrengen om over de lijken heen te stappen. Maar op den duur, na zo’n lange tijd omgeven te zijn geweest door de dood, kon ze er over heen stappen zonder er maar bij na te denken. Het werd gewoon. Mijn grootvader van vaderszijde, Moshe Karmazyn, werd geboren in Csentochowa in Polen. Hij heeft de concentratiekampen nooit hoeven meemaken, maar in plaats daarvan moest hij dwangarbeid verrichten. Hij was er getuige van dat zijn zus voor zijn ogen werd doodgeschoten, toen kreeg hij een bevel om aan een spoorweg te werken. Toen de spoorweg bijna af was, wist hij al welk lot hem en de andere dwangarbeiders te wachten stond. Hij probeerde aan de anderen uit leggen dat ze zouden worden vermoord als de nazi’s hen niet meer nodig hadden. Sommigen geloofden hem, anderen niet. Hijzelf ontsnapte met zijn broers en een aantal andere gevangenen. Zij die achterbleven werden vermoord.
Na-oorlogse littekens In Canada, zelfs jaren nadat de oorlog voorbij was, waren de littekens nog bij mijn grootouders aanwezig. Mijn grootmoeder Sepha wilde nooit in een Volkswagen rijden. Zij zag die als Hitlerauto’s. Evenmin hield ze van Duitse herders, ondanks haar liefde voor honden. Dit waren nog maar enkele van de hersenspinsels die zij in gedachten altijd verbond met de nazi’s. Eén van haar wensen was om ooit een foto van haar vader en moeder terug te vinden. Haar vader was gestorven toen zij 18 maanden oud was, dus wist ze niet hoe hij eruit zag. Ze vond de foto’s echter nooit. Alle documenten over de afstamming van
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 25
25
In het midden grootvader van moederszijde Israel Neiman, de kleermaker, als kind
Joodse families waren, net als de foto’s, door de nazi’s vernietigd. ‘Onze geschiedenis ligt in de grond, in de massagraven van Europa’, legt mijn vader uit. Israel Neiman, mijn grootvader van moederszijde, had nachtmerries en hij was voor de rest van zijn leven bang voor geüniformeerde politie. Mijn moeder vertelt me, dat hij volkomen geobsedeerd was door de oorlog. Wanneer hij in de onschuldige omgeving van een Duitse horlogewinkel mensen Duits hoorde spreken ging hij beven, zo herinnert mijn moeder zich. Israel verloor zijn ouders en een broer in de oorlog. Een andere broer overleefde. Mijn grootmoeder verloor haar moeder en had ook een broer die de oorlog overleefde. Mijn andere grootvader, Moshe Karmazyn, verloor zijn ouders, zijn zus en twee van zijn vijf broers. Eén van hen, die het overleefde, zou jaren later zelfmoord plegen door in Israel voor een trein te springen. Toch nog een verlies, een slachtoffer van de emotionele kant van de Holocaust.
Drie generaties in Canada Mijn grootouders zouden na de oorlog elkaar als geliefden tegenkomen, kinderen krijgen en een volwaardig leven leiden in Toronto (Canada), waar zij nu begraven liggen. Ongeveer 30.000 overlevenden van de Holocaust zijn in de nasleep van de oorlog naar Canada gekomen. Mijn ouders zijn er geboren. Deze zomer maakten zij een pelgrimstocht naar Auschwitz. Ze gingen het sinds lang verlaten dodenkamp nu vrijwillig binnen, om de plek te zien die zo sterk met onze geschiedenis verbonden is. Ik groeide op in Canada als de kleinzoon van drie overlevers van de Holocaust. Mijn grootmoeder stierf net voordat ik geboren werd. Mijn grootvader Moshe stierf toen ik tien was en Israel overleed op mijn veertiende. Maar hun verhalen zijn overgedragen via mijn ouders op mij en ik kan me ook nog goed de groene nummers herinneren, die voor altijd in de huid van Israel zaten. Het herinnerde me er constant aan dat er een tijd en een plaats geweest was, waar de drager niet meer voorstelde dan een reeks cijfers en alleen maar dat kleine beetje betekende. Canada gaat prat op zijn gastvrijheid. Een multicultureel land, waar iedereen welkom is. Over het algemeen doet het die naam eer aan. Ik heb er nog nooit zelfs maar een fractie van het antisemitisme gemerkt, dat mijn ouders hebben gezien, laat staan
mijn grootouders. Zij creëerden een leven voor zichzelf in Canada en ik denk dat zij van het land zijn gaan houden als het hunne.
Gedenken en voorkomen In november aan het begin van de Toronto Holocaust Education Week, schreef de Canadese Eerste Minister Stephen Harper in een persbericht, dat we door het met elkaar delen van de verhalen van overlevenden ‘waakzaam kunnen blijven in de confrontatie met mensen die opvattingen van haat, antisemitisme en ontkenning van de Holocaust blijven propageren’. De Holocaust is op zichzelf te zien als een van al die andere afschuwelijke wreedheden die tegen de medemens worden begaan. Bij diegenen die er door familiebanden direct bij betrokken zijn, zal hij altijd in herinnering blijven. In mindere mate bij mij, aangezien ik mijn grootouders maar kort gekend heb. En nog minder bij mijn kinderen, die nooit meer de mensen die dit drama van menselijke laagheid zelf hebben meegemaakt zullen ontmoeten. Er komt een dag dat de herinnering niet meer zal bevatten dan woorden en beelden op papier, niet geheel vergeten of uit het geheugen verdwenen, maar van minder betekenis doortrokken. Zoals het met alle tragedies gaat, die onvermijdelijk vervagen met de tijd, wanneer de directheid verdwijnt, en de overlevenden gaan bezwijken aan ziekte en ouderdom, die dan hun ergste en niet te stoppen vijand zijn. We vergeten vaak dat de overlevers ook maar gewone mensen waren. Voor de oorlog maakten zij zich druk over hun eigen levens en de dagelijkse beslommeringen, niet anders dan wij. Het waren geen helden uit sprookjes of verhalen. Israel Neiman kan zelfs niet een sympathiek mens genoemd worden. Maar zij waren overlevenden van iets wat niemand van ons zich ook maar een beetje zou kunnen indenken. En ze hebben allemaal hun verhalen te vertellen. Ik denk dat het onze plicht is om die weer door te vertellen, zodat nieuwe verhalen niet de kans krijgen geschreven te worden. Alleen al om te trachten de pen te vertragen, die keer op keer de menselijke neiging tot geweld wil vastleggen. Dat is het verhaal. Om te gedenken. Om te voorkomen. *De auteur is afkomstig uit Canada. De Engelse tekst is vertaald door Steven Musch en Herbert Sarfatij Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 26
26 K i n d e r e n
‘Waar de Sinti en Roma nooit van terug zijn gekomen.’
‘Later als je groot bent, vertel ik het je. En misschien gaan we eens naar zo’n plek waar de Sinti en Roma nooit van terug zijn gekomen.’ Wel wist ik dat mijn grootvader van vaderskant geen viool meer kon spelen, omdat een nazi soldaat zijn vingers had gebroken. Dat was om hem te straffen. Hij zat toen gevangen in kamp Amersfoort. En dat mijn grootmoeder van vaderskant in Polen in drie verschillende kampen heeft gezeten. De ouders van mijn moeder hebben niet in een kamp opgesloten gezeten. Wel moesten ze altijd onderduiken en zich verborgen en stil houden. De familie van mijn moeder bestond - en bestaat nog steeds - uit zeer goede muzikanten en dat is hun redding geweest. Ze konden bij Circus Boltini muziek maken en daar onderduiken.
Auschwitz, als een donderslag Maira Weiss
Verhalen van kinderen uit de ‘Vergeten Holocaust’ van Sinti en Roma zijn zeldzaam. Die kleine gemeenschap werd zo zwaar getroffen dat maar heel weinigen het hebben overleefd om te kunnen getuigen. Een gevolg is dat ook de overlevering bij de erna komende generaties schaarser is en soms meer ‘afstand’ lijkt te krijgen dan wenselijk is. We zijn daarom heel blij ook een geluid van de jongere generatie uit die gemeenschap in dit themanummer over ‘het kind in èn na de oorlog’ te kunnen opnemen.
Vragen Zo lang ik kan terugdenken heeft de Tweede Wereldoorlog bij ons altijd een plaats gehad in de familie. Toen ik klein was stelde ik weleens vragen waarom de nazi’s onze mensen zo slecht behandelden. Het standaard antwoord van mijn moeder was:
Naarmate ik ouder werd, wilde ik meer antwoorden op mijn vragen. Mama liet me films zien over die tijd, maar in die films werd nooit over Sinti en Roma gesproken. Ik weet nog dat mama het heel moeilijk vond om mij hierop een antwoord te geven. ‘Ze zijn onze mensen vergeten te noemen’, vertelde zij mij. En wij, de jongere generatie, mochten niets vertellen, uit angst. Toen ik zestien werd mochten mijn zus en ik mee naar Auschwitz. Mama had ons goed voorbereid met films en verhalen, ze was er zelf al zes keer geweest. Ik wist precies wat er komen zou, dacht ik. Er waren meer jongeren bij die reis en we waren allemaal gespannen. Die eerste reis was voor mij als een donderslag. Hoe kunnen mensen elkaar zulke dingen aandoen, vraag je je af. De ouderen die mee waren stonden verslagen en aangedaan bij elkaar. Er waren er zelfs die huilden. Toen het moment aanbrak om het crematorium binnen te gaan, besefte ik waarom mijn moeder het altijd afwimpelde als ik vroeg waar dan onze mensen waren gebleven. Natuurlijk vertel je een jong kind niet over zulke gru-
(links) Kinderen met bloemen ter herdenking, op weg naar de appèlplaats in Kamp Westerbork (rechtsboven) De namen van weggevoerde en omgebrachte familieleden worden genoemd (foto’s Rogier Fokke)
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 27
27
Amazing Flowers draagt het Auschwitz comité een bijzonder warm hart toe en is trots om als bloemist de bloemen te mogen verzorgen voor alle herdenkingen en speciale gelegenheden!
welijkheden. Ik wist dat er mensen gemarteld, vermoord en vergast waren. Maar dat er ook baby’s vermoord en vergast werden, dat ging te ver, dat ging boven mijn verstand.....
Amazing Flowers Venserweg 1x 1112 AR Diemen 020 - 6998975 / 06-41175921
De ‘Vergeten Holocaust’ Het heeft mij in mijn zijn veranderd. Ik ben veel waakzamer geworden en kijk anders tegen discriminatie en uitsluiting aan. Ik heb toen ook meegewerkt aan een documentaire, hoe ik mijn reis naar Auschwitz had ervaren. Bij de tweede reis die ik maakte, was ik een beetje verantwoordelijk voor de jongeren. Voor we op reis gingen heb ik de jongeren drie keer samen laten komen ter voorbereiding. Ik heb ze films en boeken laten zien en ze hebben een keer met meneer Jacques Grishaver, voorzitter van het Auschwitz Comité, gesproken. Maar echt voorbereiden lukte toch niet. Je hoort, ziet, ruikt en proeft het pas als je er bent. En dat gaat nog steeds op, ook al is het zo lang geleden. Ik vind het daarom heel belangrijk dat onze jongeren naar Auschwitz gaan om te herdenken. Ook om die ervaring op te doen en om een duidelijk beeld te krijgen van onze geschiedenis en van onze plaats daarin. Ik vertel mijn jongste broertje Nieglo, 12 jaar oud, ook over die tijd en ik ben met hem naar het voormalige kamp Westerbork geweest en natuurlijk naar het Anne Frank Huis. Hij heeft op school een speekbeurt gehouden over de ‘Vergeten Holocaust’. Toen zijn docent vroeg: ‘Hoezo een vergeten Holocaust’, was zijn antwoord: ‘Ze zijn ons vergeten te noemen in de geschiedenisboeken. De nazi’s hebben ook genocide op Sinti en Roma gepleegd.‘ Ik denk dat onderwijs en bewustwording in de breedste zin van het woord de oplossing kan zijn, zodat dit nooit meer mag en kan gebeuren In januari is er in Tilburg een herdenking op Holocaust Memorial Day. Daar ben ik ook bij om mijn ervaringen te vertellen van mijn reis en de indrukken die ik daar opgedaan heb. Ik hoop op een grote opkomst. Met name jongeren moeten komen. Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 28
28 K i n d e r e n
Recent verschenen, kinderen Marjon de Klijn
Een schat aan boeken Fredy Hirsch, die voorheen een eenvoudige jeugdtrainer was, heeft het voor elkaar gekregen de Duitse kampautoriteiten te overtuigen om in Auschwitz een familiekamp op te zetten. Als de kinderen in de barak werden beziggehouden konden de ouders hun werk beter doen. De kampcommandant had het idee goedgekeurd. Er mocht echter alleen gespeeld worden, alle vorm van onderwijs was verboden. Natuurlijk wordt er in het kamp op de meest ondenkbare manieren lesgegeven en als er iemand op inspectie komt, gaat men liedjes zingen en spelletjes spelen. Dita is pas veertien jaar als ze in het familiekamp terecht komt. Ze ontdekt dat er echte boeken zijn en ze wordt aangesteld als beheerder. Ze vat haar taak bijzonder serieus op omdat ze heel goed weet dat er constante risico’s zijn. Zo heeft ze het idee dat Joseph Mengele haar gezicht onthoudt en haar bij het geringste vergrijp te pakken zal nemen. En er zijn ook nog de verraders waarvoor ze op moet passen. Voor het verbergen van de boeken, heeft ze zelfs een jurk met grote zakken laten maken, zodat ze daar de boeken in kan verstoppen als er geen tijd meer is om ze onder de planken te verbergen. Het zijn in totaal maar acht boeken, maar voor Dita en voor anderen betekent het afleiding en verbeelding. Het blijft natuurlijk vreselijk gevaarlijk, omdat het bezit van boeken ten strengste verboden is. Het familiekamp is alleen opgezet om de waarnemers van het Rode Kruis om de tuin te leiden. Als het kamp zijn nut heeft bewezen, weet men dat voor hen nu ook de gaskamers bijzonder dichtbij zijn. In juli 1944 wordt het kamp gesloten. Dita’s vader is inmiddels overleden en zij en haar moeder worden in 1945 naar Bergen-Belsen verplaatst, waar ze het einde van de oorlog beleven. Antonio Iturbe, De bibliothecaresse van Auschwitz, Uitgeverij De Boekerij, Amsterdam 2013, (400 bladzijden), ISBN 9789022566435, € 15,00
Opgesloten Nina is een dertienjarig meisje dat haar ouders ziet wegvoeren door Duitse soldaten, die ze een vrachtauto induwen. Haar oom Jan in Twente heeft niet lang geleden zijn vrouw verloren en Nina gaat bij hem wonen en mag voor haar neefje zorgen. Ze heeft het wel moeilijk, omdat ze steeds nadenkt waarom haar ouders
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
weggevoerd zijn. Ook vraagt ze zich voortdurend af wanneer ze haar broer en haar ouders terug zal zien. Ze leert haar oma kennen en begrijpt waarom deze met de nek aangekeken wordt, alhoewel zij daar niet aan mee wil doen. Ook maakt ze kennis met de familie van de landgraaf. Vooral met Siri, de dochter van de graaf, heeft ze een zeer goede band. Bij haar oom is ook een slechtvalk. Nina leert hoe ze met het dier om moet gaan en dat geeft haar veel verstrooiing. Af en toe komt haar tante Mieke en die brengt ook afleiding. Ze blijft vaak piekeren over datgene wat haar vader nou wel gedaan mag hebben en is behoorlijk ontsteld als ze hoort dat haar moeder in Ravensbrück (een concentratiekamp voor vrouwen) is omgekomen. Onbewust raakt ze verzeild in verzetswerk. Nina wordt ook nog verliefd op een foute jongen, maar ze kan hem ook behoorlijk verwonden als ze erachter komt, dat hij de valk heeft gestolen. Langzaam maar zeker komt de bevrijding en kan Nina weer met haar vader en broer in contact komen. Ria Lazoe, Gevangen vogel, Uitgeverij Clavis, Amsterdam 2013, (264 bladzijden), ISBN 978 9044818284, € 17,95
Overleven in een verlaten oord Malka is zeven jaar oud en moet min of meer alleen de oorlog overleven. Malka’s moeder, de Joodse dorpsarts Hanna Mai woont met haar en haar zusje van 16 in Lawoczne in Polen. Er breekt een razzia uit en Hanna wil naar Hongarije vluchten. De tocht is heel erg zwaar en voor Malka blijkt het ondoenlijk omdat ze ziek wordt. Hanna moet een keuze maken, of het doodzieke kind achterlaten bij een Joodse familie, of haar meeslepen. Het laatste is ook niet echt mogelijk, dus blijft Malka achter. Als ze weer opgeknapt is, moet ze weg bij de Joodse familie, omdat het daar te gevaarlijk is en men brengt haar naar het getto. In eerste instantie kan ze nog bij een boerenfamilie, die ooit door haar moeder is behandeld, terecht, maar ook hier moet ze weg. Ze moet alleen leren overleven, zonder eten, familie of warme kleding. Af en toe wordt ze door iemand meegenomen of kan ze
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 29
29
een kledingstuk van een dode, die in de straat ligt, pakken. Vaak loopt ze te bedelen en krijgt soms wel eens iets toegestopt. Omdat ze tyfus krijgt, komt ze in een Joods ziekenhuis terecht, waar ze voor een gehandicapte jongen zorgt. Na de razzia, is bijna het gehele ziekenhuis en ook de gehandicapte jongen weg. Haar moeder probeert op elke manier met haar dochter in contact te komen. Uiteindelijk onderneemt Hanna opnieuw de moeizame tocht naar het dorpje Lawoczne en met behulp van de boerenfamilie krijgt ze een behoorlijk verwilderd en nogal vervreemd kind terug. Mirjam Pressler, Het kind in het getto, Karakter Uitgevers B.V., Uithoorn 2012, (254 bladzijden), ISBN 978 90 452 0226 6, € 17,95
Jongeren zonder jeugd Tussen 1941 en 1945 was Theresienstadt een getto en doorvoerkamp voor 144.000 Joden uit Europa. De nazi’s propageerden het als een ‘kuuroord’ waar prominent Joodse kunstenaars en geleerden rustig het einde van hun leven konden afwachten. Door honger en ziekte stierven er 33.000 mensen en werden meer dan 80.000 mensen naar vernietigingskampen gedeporteerd. Meer dan 15.000 kinderen kregen teken- en muziekles in het getto, ook maakten ze gedichten. De overlevering hiervan is waar te nemen in dit rijk geïllustreerde boek. Slechts 100 van de 15.000 kinderen overleefden het kamp en heden zijn er nog maar 15 van hen in leven. Vandormael sprak met hen. Hij weigert Theresienstadt getto te noemen en spreekt in zijn boek over kamp. Hij maakt duidelijk dat het kamp helemaal niet was, wat het voor de buitenwereld leek, waarmee hij de overlevenden citeert. Zo wordt verteld over de lijkenkarren, die dagelijks door de straten van het kamp reden (blz. 109). Een ander vertelt hoe de gevangenen uit de trein werden gegooid, verder moesten lopen en op het moment van aankomst wordt men ontluisd en alle bezittingen van waarde worden in beslag genomen. De gesorteerde bezittingen en alles wat van enige waarde is, zoals voeding, kleding en schoenen, is voor het Reich bestemd (blz.
64). Arbeidsplicht was er vanaf 13 jaar, en voor kinderen tot die leeftijd was er weinig te doen. Behalve lessen in het Jodendom, was elke vorm van onderwijs verboden (blz.86). Sommige kinderen konden aan wat extra eten komen (blz. 102), maar meestal heerste er honger. Niemand van de overlevenden herinnert zich iets extra’s gekregen te hebben, en de grote voedselzendingen uit Zwitserland werden duidelijk door de SS’ers ingepikt. De Deense Joden werden prima verzorgd met voedselpakketten van het Rode Kuis. De Nederlanders kregen niets… (blz. 103). In het kamp was ook een rijk cultureel leven. Er wordt verhaald over optredens, waardoor men wat langer in leven kon blijven en waarmee men protest kon uitoefenen (blz.157). Het boek richt zich niet alleen op kinderen, het bevat ook een beschrijving van de verschillende facetten van de geschiedenis van het kamp. Herman Vandormael, Kinderen van Theresienstadt, Uitgeverij Lannoo, Tielt 2012, (222 bladzijden), ISBN 978-94-01-40491-4, € 22,99
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 30
30 H e r d e n k e n
Polenreis 2013: Herdenken in Auschwitz Sjlomo Krant
Alles anders zien Ik ben van na de oorlog. Geboren in 1966. Na de oorlog? Ja, ik heb de oorlog niet fysiek meegemaakt. Maar de oorlog is een deel van mij. Daar ben ik mij altijd zeer bewust van geweest, maar heb er niet al te veel bij stil gestaan. Althans niet bewust. Al heel jong heb ik besloten dat er heel veel mooie kanten aan het Jodendom, mijn Joods zijn, zitten. En al jong besloten om mij dan ook vooral daar op te concentreren. Twee herdenkingen per jaar. De 4e mei, met veel ergernis over de, in mijn ogen, beperkte aandacht voor de Jodenvervolging en de jaarlijkse Jom Hashoah herdenking, de dag dat Joden over de hele wereld de Jodenvervolging herdenken. In mijn geval ging ik daarvoor naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Naast die herdenkingen heb ik veel energie gestoken in de positieve kanten van mijn Jodendom. Veel aandacht en vooral veel energie voor de geschiedenis van Israël, jongerenwerker bij een Joodse jeugdbeweging, lid van besturen van Joodse organisaties.
Afgelopen november ben ik alles anders gaan zien. Want ik was met de reis mee van het Nederlands Auschwitz Comité. Een heel bijzondere reis, waar ik heel bijzondere mensen heb ontmoet, graag deel ik met u hier wat de reis voor mij heeft betekend.
Namen noemen Tijdens de reis ben ik mij er zeer van bewust geworden dat het geen aandacht besteden aan de oorlog ook heel veel energie kost. Tot nu toe wilde ik geen films of documentaires over de Shoah zien. Op mijn middelbare school konden we kiezen waar we heen gingen voor de buitenlandreis. Londen, Parijs, Berlijn. Er waren twee reizen naar Berlijn. Eén naar het westen, inclusief bezoek aan een concentratiekamp, en één naar het oosten, zonder dat kamp. Ik koos voor de laatste, vanwege dat kamp. Op de verzoeken van mijn vader of ik met hem met de reis van het Auschwitz Comité mee wilde gaan antwoordde ik altijd negatief. Tot een half jaar geleden. Ik ben al jaren bezig met het onderzoek naar mijn stamboom. De familie Krant woonde vanaf 1700 in Hilversum, tot 1941. Bij het maken van mijn stamboom kwam als plaats waar velen gestorven waren 350 keer Auschwitz en Sobibor voor. Ik vond dat ik het aan hen verplicht was er heen te gaan. Op de tweede dag van de reis met het Nederlands Auschwitz Comité hadden wij een eerste herdenking, in het Nederlands Paviljoen in Auschwitz 1, het Stammlager. Er was aan iedereen gevraagd om, als je de namen van je familieleden wilde noemen, een lijst mee te nemen. Ik had een lijst bij me. Om precies te zijn, ik had twee lijsten bij me. Een lijst van ongeveer 200 familieleden die in Auschwitz zijn vermoord, en een ongeveer even grote lijst
Bij de poort van Auschwitz 1, Sjlomo Krant (r) en zijn vader Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 31
31
met namen van familieleden die in Sobibor zijn vermoord. Ik had al van te voren besloten alleen de ‘directe’ familieleden op te noemen. Mijn Opa van vaderskant, Simon Krant, en zijn ouders, broers en zussen. Van moederszijde mijn Overgrootvader Levi Stodel en de ouders van mijn moeders ouders. Gelukkig heb ik die laatste wel mee mogen maken, en tot op de dag van vandaag hebben deze grootouders een grote rol in mijn leven. Ik was één van de laatste om hun namen te noemen, en eindigde mijn lijstje met ‘en al die andere honderden familieleden die hier vermoord zijn’. Die avond, in de bus en in het hotel, vertelde ik aan iedereen die het horen wilde (en ook aan hen die dat niet wilden) dat herdenken in Nederland bijzonder is, herdenken in Israël ‘geweldig’, maar herdenken in Auschwitz…, herdenken in Auschwitz…, in Auschwitz… Ik ben dus nog op zoek naar dat woord, een overtreffende trap van ‘geweldig’, maar welk?
‘Ik stond er’ De volgende dag gingen we naar Auschwitz-Birkenau. Je kent de verhalen, ook als je je leven lang hebt geprobeerd je op andere zaken te concentreren. Je kent de beelden, ook als je je leven lang hebt geprobeerd de andere kant op te kijken. Birkenau, te lopen waar je familieleden hun laatste stappen hebben gezet. Te lopen langs de mensonterende route, de ongelofelijke oppervlakte van die moordfabriek te zien, te voelen, te horen en te ruiken. Te eindigen met de groep van 88 mensen bij de Nederlandse Herdenkingssteen tussen de ruïnes van gaskamers 2 en 3. De groep die tot aan de herdenking de dag ervoor nog vreemden van je waren, en nu je reisgenoten. Met elk een eigen verhaal en achtergrond, maar ook met verbondenheid en steun. Een heel lugubere, maar ook heel bijzondere plek. Eerst legden de Nederlandse ambassadeur in Polen, de heer P.P.J. Bekkers die ons twee
dagen vergezelde, en de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité een bloemenkrans neer. Daarna ging rabbijn Menno ten Brink ons voor in een herdenkingsdienst. Er gebeurde daar veel, in mij. Er kwam zoveel samen, juist ook doordat de rabbijn de herdenking besloot met het lied ‘Eli, Eli’, geschreven door de Hongaarse dichter en verzetsstrijder Channa Szenes naar wie mijn oudste dochter is vernoemd. Nu, hier, tussen gaskamers 2 en 3, besefte ik dat de oorlog niet voorbij is. De nazi’s hadden niet alleen mijn familieleden vermoord, niet alleen mijn leefomgeving vernietigd. De nazi’s wilden niet dat ik zou bestaan. Niet dat ik zou leven. Niet dat ik kinderen zou hebben. Niet dat ik gelukkig zou zijn. Ik besefte, daar op die plek, dat ik gelukkig ben, elke dag opnieuw, dat ik mag zijn met de meest geweldige vrouw, dat ik twee geweldige dochters heb, waar ik enorm trots op ben, dat ik omringd ben door geweldige familie en vrienden. En zelfs het feit dat ik elke dag weer mag gaan werken, zelfs dat bleek opeens niet meer zo vanzelfsprekend, maar wel mooi. Als klap op de spreekwoordelijke vuurpijl, stond ik daar samen met mijn vader onze familie te herdenken, dat hadden de nazi’s ook niet gewild. Maar ik stond er wel. Ik realiseerde mij dat ik, 70 jaar na die oorlog, een soort schuld heb ingelost. Mijn grootouders, waarvan ik niet kan begrijpen dat ze nog hebben kunnen lachen na de oorlog, wilden zo graag dat ik de mooie dingen van het leven zou mogen meemaken, omdat ze het mij gunden, maar toch ook in plaats van al diegenen uit hun omgeving die vermoord zijn. Nu, 70 jaar na de oorlog, drie weken na mijn reis, heb ik op papier mogen zetten voor de hele wereld om te lezen: ‘Opa, Oma, ik doe het! Ik leef, geniet, en een nieuwe ervaring, herdenk en ben elke dag gelukkig.’
Polenreis 2014 De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organiseert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 3 november t/m zaterdag 8 november 2014. De reissom bedraagt € 925,– per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met bijbetaling van € 175,–. De prijs is inclusief vliegreis AmsterdamWarschau v.v., luchthavenbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen van musea.
N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven. Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij: Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. De heer J. Grishaver Postbus 74131 1070 BC Amsterdam fax: 020-6003455 / e-mail: info@auschwitz.nl Meer informatie kunt u vinden op onze website www.auschwitz. nl/nac/activiteiten – Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met Jacques Grishaver, 06 54 606 290.
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 32
32 H e r d e n k e n
Laten we de scheidslijnen doorbreken Anne-Ruth Wertheim
De Kristallnacht van 9 november 1938 vormde het begin van de Jodenvervolging in Nazi-Duitsland. Sinds lang wordt dit op veel plaatsen jaarlijks herdacht. Op vrijdag 13 november 2013 was er ook weer een herdenking georganiseerd door het Platform Stop Racisme en Uitsluiting in Amsterdam bij het monument voor het Joods Verzet aan de Amstel. Bij die gelegenheid hield Anne-Ruth Wertheim een toespraak, die wij hier afdrukken, over waakzaamheid tegen gevaarlijke scheidslijnen in de huidige maatschappij, die kunnen leiden tot discriminatie en uitsluiting.
Haat en angst zaaien We willen nooit meer laten gebeuren dat er bevolkingsgroepen worden aangevallen omdat andere bevolkingsgroepen zijn gaan geloven dat er iets verkeerd aan ze is. Het geweld in de Kristallnacht kwam niet uit de lucht vallen, maar brak uit nadat jarenlang de geesten rijp waren gemaakt. Het moment was aangebroken waarop in de hoofden van genoeg mensen het waanidee had postgevat dat de Joden de oorzaak waren van alle maatschappelijke ellende. Iets dergelijks zie je nu opnieuw in Europa gebeuren. Het mechanisme is identiek. Er worden racistische vooroordelen in omloop gebracht over bepaalde bevolkingsgroepen, bij voorkeur over groepen die op de één of andere manier uiterlijk herkenbaar zijn. Veel van die vooroordelen lijken verdacht veel op wat er gezegd werd over de Joden, in het bijzonder de aantijgingen die angst moeten inboezemen: dat ze een griezelige religie hebben, onbetrouwbaar en gevaarlijk zijn, banen inpikken, crimineel zijn en de hele wereld willen overheersen. Angst is niet zelden de ultieme impuls tot doden. Toch gelooft een veel te groot deel van de omstanders van tegenwoordig nog - onder hen ook veel goedwillenden - dat het zo’n vaart niet zal lopen. Zij houden vol dat al die negatieve kwalificaties moeten mogen, vanwege de vrijheid van meningsuiting. Ze hebben niet in de gaten dat haat en angst zaaien altijd sluipend gebeurt. Geniepig nestelen de haat en de angst zich stukje bij beetje in de hoofden en daar zijn ze moeilijk weer uit te krijgen. Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Uitsluiting Er is geen twijfel aan dat in Europa en ook hier in Nederland processen van uitsluiting gaande zijn en dat massale uitbarstingen van geweld tot de mogelijkheden zijn gaan horen. Maar we hoeven dat niet lijdzaam af te wachten. Er is nog tijd om de scheidslijnen te doorbreken! Uitsluiting hoeft niet alleen betrekking te hebben op minderheden. Ook meerderheden kunnen worden buitengesloten en gediscrimineerd. Dat gold voor het Apartheidsregime in Zuid Afrika en ook voor het koloniale Nederlands-Indië, waar ik ben geboren. Daar was het juist de grote meerderheid van Indonesiërs en Chinezen die werd buitengesloten. Op mijn witte lagere school zaten geen Indonesische kinderen. En in het zwembad kwamen ze evenmin. Ik vond dat allemaal doodgewoon. En wat erger is: ik ben er vrij zeker van dat in mijn kinderhoofd toen al flarden rondspookten van de racistische stereotypen waarmee deze uitsluiting werd gerechtvaardigd: Indonesiërs waren nu eenmaal dom en lui. Toen ik zeven jaar oud was, werd mijn koloniale luxeleventje van de ene op de andere dag op zijn kop gezet en hoorde ikzelf tot een uitgesloten minderheid waarover negatieve kwalificaties de ronde deden. De Japanners bezetten Nederlands-Indië en stopten alle blanken jarenlang achter prikkeldraad. We leden honger, zaten onder de luizen, er waren geen medicijnen en er gingen elke dag mensen dood - ook kinderen. Om ons in bedwang te houden ranselden de Japanners vrouwen en moeders af en daar moesten wij allemaal naar kijken. Maar al gauw drong tot me door dat vluchten geen enkele zin had: niet alleen de zichtbare scheidslijn van het prikkeldraad hield ons gevangen, ook een onzichtbare. Onze witte huidskleur zou ons buiten het Jappenkamp onmiddellijk verraden, tussen de Indonesiërs, de Chinezen en de Japanners. Opvallen in een meerderheid waar vooroordelen heersen over de minderheid waarbij men jou heeft ingedeeld, daarvan kan ik me sindsdien een levendige voorstelling maken.
Scheidslijnen trekken Voor alle mensen hier in Europa met een donkere of zogenaamd ‘getinte’ huidskleur is zo’n gevoel de dagelijkse werkelijkheid. Aan hen wordt te pas en te onpas gevraagd waar ze vandaan komen. En in het verslechterde klimaat van nu, waarin zij veel maatschappelijke problemen in de schoenen geschoven krijgen, heeft die vraag al gauw het karakter van een ter verantwoording roepen. Mensen die zelf nooit hebben ervaren hoe het voelt om tot een zichtbare minderheid te horen, hebben de grootste moeite zich daarin te verplaatsen. Dat werd pijnlijk duidelijk in de recente discussies over Zwarte Piet. Uitsluiting en vervolging zijn onlosmakelijk verbonden met scheidslijnen trekken tussen bevolkingsgroepen. Het moet immers duidelijk zijn wie er wel bijhoren en wie er buiten vallen. De nazi’s ontwierpen ingewikkelde regelingen om de scheidslijn
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 33
33
Anne-Ruth Wertheim (boven), samen met Mirjam Ohringer, bij de Kristallnacht herdenking 2013 in Amsterdam (foto Anja Meulenbelt)
te trekken tussen wie ze wel en wie ze niet gingen vermoorden. Het maakte uit hoeveel van je vier grootouders Joods waren en hoeveel niet-Joods. En als je getrouwd was met een niet-Jood, kon je nog een tijdje de dans ontspringen. Ook de Japanners worstelden met het probleem wie ze wel en wie ze niet in de kampen zouden stoppen; mensen die half Indonesisch/half Nederlands waren, hoefden er meestal niet in. Maar wat moesten ze beginnen met degenen die kwart Indonesisch waren? Dat de scheidslijnen niet altijd scherp te trekken waren, was niet alleen lastig voor de Duitse en Japanse fascisten zelf. Het maakte ook dat hun slachtoffers werden gedwongen tot vaak wanhopige persoonlijke keuzen.
Joden in Indië Bijna niemand weet dat niet alleen de Duitsers de Joden van de niet-Joden scheidden, maar dat de Japanners dat ook deden opgestookt door de nazi’s, dat wel. Daarom ben ik ontzettend blij dat het Joods Historisch Museum op dit moment bezig is een tentoonstelling te maken over de Joden in Indië die volgend jaar juli geopend wordt. Ik zat met mijn moeder, die niet Joods was en mijn zusje en broertje in een vrouwenkamp. Mijn vader die wel Joods was, zat ver weg in een mannenkamp en we hadden geen idee of hij zich wel of niet als Joods had opgegeven. Mijn moeder kwam voor een onmenselijke keuze te staan. Als ze opgaf dat wij, haar kinderen, half-Joods waren, liep ze het risico dat we bij haar werden weggehaald en apart naar het Joodse kamp gestuurd. Ik zag de paniek in haar ogen. Maar als ze het geheim zou houden en iemand zou ons verraden - ‘Wertheim’ is immers een bekend Joodse naam - zouden er zeker wrede straffen volgen. Ze heeft toen gelogen dat ze zelf ook Joods was, zodat wij ‘heel Joods’ waren en zo zijn wij samen met haar naar het Joodse kamp getransporteerd.
Dat was wel erger dan het kamp waar we uit kwamen, maar lang niet zo erg als wat er op dat moment in Europa gebeurde met de Joden, de Sinti en Roma, gehandicapten en homoseksuelen. Daar is toen ook vrijwel mijn hele Joodse familie van vaderskant omgebracht. En mijn grootouders hadden zelfmoord gepleegd op de dag dat Nederland capituleerde voor het Duitse leger.
Geen scheidslijnen Sommige mensen vinden dat half-Joods niet bestaat, je bent Joods of je bent het niet; je moet kiezen waar je bij hoort. Automatisch hoor je dan dus niet bij de overigen. Maar ik wil zowel bij de Joden horen als bij de niet-Joden. Ik wil niet meer apart worden gezet, door niemand. En ik denk dat dat geldt voor heel wat mensen, want het is voor niemand goed om stukken van je afkomst los te moeten laten of zelfs te verbergen. In Europa leven nu al grote aantallen mensen die half Marokkaans zijn of kwart of driekwart, of half Turks, of kwart Roma, Sinti, Indonesisch, Mexicaans, Chinees, Antilliaans, Surinaams of Pools of hoe dan ook. En we kunnen er zeker van zijn dat hun aantal in de toekomst sterk zal toenemen! Laten we zorgen dat zij zich hier allemaal even thuis zullen voelen als alle andere mensen. Even thuis ook als alle migranten die wel ‘heel’ zijn: heel Marokkaans, heel Turks, heel Antilliaans, Surinaams, Pools, enzovoort. En natuurlijk ook precies even thuis als alle mensen die hier al eeuwenlang wonen, waar ze ook maar vandaan zijn gekomen en wanneer dat ook maar geweest is! Laten we degenen in Europa die erop uit zijn om bevolkingsgroepen apart te zetten om ze vervolgens te kunnen discrimineren, niet in de kaart spelen door zelf scheidslijnen tussen bevolkingsgroepen aan te brengen. Hoe meer tussenvormen er zijn die nergens bij kunnen worden ingedeeld omdat alles in elkaar overloopt, hoe moeilijker het zal zijn om racistische vooroordelen los te laten op afgebakende bevolkingsgroepen. En dan zal er ook geen nieuwe Kristallnacht meer uitbreken. Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 34
34 A c t u e e l
Het ‘Slotaccoord’ van Requiem voor Auschwitz voor de jeugd Jef Helmer (foto’s Jan van Eerd)
Na alle uitvoeringen Het was muisstil. Vijfhonderd Tilburgse scholieren luisterden aandachtig naar de woorden van Roger ‘Moreno’ Rathgeb, de componist van het Requiem voor Auschwitz. Roger: ‘Ik wilde een soort levend monument scheppen; een monument voor alle slachtoffers, ongeacht hun afkomst, ongeacht hun nationaliteit, ongeacht hun geloofsovertuiging. Want allemaal zaten zij toentertijd in dezelfde boot. Allemaal hebben zij dezelfde honger geleden, dezelfde pijn en dezelfde vernederingen moeten ondervinden. Allemaal zijn zij dezelfde weg naar de gaskamers en de verbrandingsovens gegaan’. Hij sprak deze woorden uit tijdens het Slotakkoord van het Requiem voor Auschwitz-project. Middels dit project wordt sinds 2012 aandacht gevraagd voor de slachtoffers van de Holocaust, waaronder 500.000 Roma en Sinti, en voor de hedendaagse positie van de Roma en Sintigemeenschap in Europa. Door de uitvoeringen van het Requiem voor Auschwitz met concerten in Amsterdam, Tilburg, Praag, Boedapest, Frankfurt, Krakau en Berlijn en de publiciteit hieromheen zijn even de schijnwerpers gericht geweest op de ook wel zo genoemde ‘Vergeten Holocaust’: de genocide op Roma en Sinti.
Alycia van de Mierde vertelt Prinses Beatrix dat zij pianospeelde bij de uitvoering van het schoolarrangement van het Requiem voor Auschwitz
ding voor haar om meer te willen weten over de motieven van de componist Roger Rathgeb, maar ook over de positie van de grootste minderheidsgroep in Europa. In een informatief gesprek met de componist en de organisatoren van het Requiemproject bleek niet alleen de grote interesse van inmiddels Prinses Beatrix voor de Roma en Sinti in Nederland en Europa, maar ook dat ze diverse woonwagenkampen in Nederland en een Roma getto in Slowakije had bezocht. Ze bleek ook kritisch op het zwalkende overheidsbeleid ten aanzien van Sinti, Roma en woonwagenbewoners na de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de informele receptie werden ook enige leerlingen van diverse Tilburgse middelbare scholen aan haar voorgesteld. Alycia van de Mierde (zie foto) vertelde dat zij met twintig andere leerlingen van de muzieksectie van het Koning Willem II College een kort arrangement van het Requiem voor Auschwitz heeft gespeeld tijdens een workshop op hun school. Roger ‘Moreno’ Rathgeb was hier gastdocent. ‘Het instuderen, het spelen en het verhaal van de componist zelf, dit alles bij elkaar maakte dat ik
Koninklijke belangstelling Het was de wens van toenmalig Koningin Beatrix om zich te laten informeren over de betekenis en achtergronden van dit project dat tot deze slotmanifestatie op 30 oktober 2013 in de Tilburgse Concertzaal heeft geleid. Bij de première van het Requiem voor Auschwitz op 3 mei 2012 in De Nieuwe Kerk in Amsterdam kon zij niet aanwezig zijn. Een DVD van deze uitvoering was aanlei-
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
Na zijn speech speelt Roger ‘Moreno’ Rathgeb de basismelodie van het Requiem voor Auschwitz
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 35
35
Auschwitz ‘door me heen’ heb voelen gaan’. Berrie Kolmans, de muziekdocent die het arrangement had gemaakt: ‘Na het verhaal van Roger speelden de leerlingen het stuk met een veel grotere intensiteit’.
Requiem websites Tilburgse middelbare scholen waren gevraagd of zij met één of meer klassen aanwezig wilden zijn bij dit Slotakkoord. Ter begeleiding hierbij was door het Internationaal Gipsy Festival Tilburg een instructieve website gemaakt waardoor docenten en leerlingen een eerste indruk konden krijgen van Roma en Sinti en wat hun is overkomen tijdens de Nazi-periode. (zie www.slotakkoordrequiem.nl.) De interesse voor de thematiek van de Holocaust en wat Roma en Sinti daarbij is overkomen is gewekt. Op diverse scholen krijgt het Slotakkoord een vervolg door het educatieve project ‘Requiem op school’ (www.requiemopschool.nl). Berrie Kolmans is met 20 andere leerlingen zijn arrangement van het Requiem voor Auschwitz aan het instuderen. Op 24 januari zullen zij dit spelen tijdens de ceremoniële afsluiting van de Holocaust Memorial Day op de Leraren Opleiding van de Fontys Hogeschool in Tilburg.
Woestduinstraat 12
1058 TD Amsterdam Tel. 020 - 612 73 54
Voor de Sinti en Roma gemeenschap in Nederland was dit Slotakkoord van grote betekenis. Gezien de groeiende anti-Roma sentimenten onder politici en bestuurders is deze blijk van belangstelling en betrokkenheid van Prinses Beatrix voor hen van grote waarde.
H
et StudentenKoor Amsterdam, dat bij de eerste uitvoering van het Requiem voor Auschwitz zong, zal begin juni 2014 een concertreis maken naar Krakau. Naast het maken van muziek willen zij zich, zo kondigen zij aan, ‘ook verdiepen in de geschiedenis die wij Nederlanders met de Polen delen. Een dieptepunt in deze geschiedenis is de Tweede Wereldoorlog.’ Het eerste optreden ‘heeft indruk op ons gemaakt en ons geprikkeld om de geschiedenis beter te leren kennen. Tijdens ons bezoek aan Polen willen we dan ook met het SKA Auschwitz bezoeken om inzicht te krijgen in het dieptepunt van onze gedeelde Europese historie.’ De organisatoren van het Requiem-project zijn verheugd over deze uitwerking. Een van de overwegingen bij de keuze destijds voor een jongerenkoor was dat hun meedoen dit zou kunnen bewerkstelligen.
Auschwitz Bulletin 58, nr. 1, januari 2014
A-Bulletin2014nr1vs03_DEF_fc 10-01-14 13:44 Pagina 36
Verbum V erbum er Holocaust Biliotheek Hans Citroen Auschwitz-de Judenrampe In Auschwitz-de Judenrampe beschrijft Hans Citroen een verrgeten geten treinstation. Bijna alle Europese Joden met bestemming Auschwitz, op de Hongaarse Joden QD DUUUULYHHUGHQ RS GH]H ORFDWLH GLH RIÂżFLHHO $XVFKZLW] maar in de toenmalige Bahnhof West werd genoemd, ge volksmond de naam Judenrampe (Jodenperron) kreeg. In de Auschwitzliteratuur is er nagenoeg niets over vinden. HOLOCAUST BIBLIOTHEEK
Hans Citroen Auschwitz-de Judenrampe vergeten ver rgeten g spoor
Gebonden, 160 bladzijden Prijs: â‚Ź 19,50 ISBN 9789074274685 www.verbum.nl
Volgens de communistische propaganda zouden er 4,5 miljoen mensen in Auschwitz zijn vermoord. Tegenwoordig is een aantal doden van 1,1 miljoen gangbaar. Uitgaande van deze schatting, die wereldwijd door historici is aanvaard, zijn er 1,3 miljoen mensen naar Auschwitz gedeporteerd waarvan er 800.000 op de Judenrampe arriveerden. De Judenrampe moet als belangrijkste logistieke accommodatie bij het berekenen van het aantal gedeporteerden een belangrijke rol hebben gespeeld. Desondanks heeft dit station in de geschiedenis van de Holocaust geen contour gekregen? Wat is er met de Judenrampe gebeurd? Auschwitz-de Judenrampe is een uitgewerkte versie van het eerste deel van $XVFKZLW] 2ÄžZLÄŠFLP, een baanbrekend boek dat in december 2011 verscheen.