2
4
8
Woeste Gronden:
I2
Van het rechte pad
Column van Tom Bade.
~ . .. ~ . . ,. Dode dieren? Doodnormaal! e 1r,1G,
. •
,..,
I
~
;;;lI'
•
•
Elk jaar weer wordt de, discussie opgevoerd over grote herbivoren die doodgaan in de Oostvaardersplassen. 'Er is doo~ verscheidene partijen met argumenten betoogd om althans in natuurgebieden doodgaan als een natuurlijk proces te beschouwen. Mogen dieren in natuurgebieden gewoon doodgaan?
Mooier kunnen
20
~
,
"", . we het niet maken', wel sneller' .•,
~~).
,
"
"
'JI':i"
De realisatie·vàn de EHS kan veelsneller. Ondèrzoek van KPMG maakt duidelijk dat het wel sneller kan tegen geringere kosten. 2'
~;:~~~uningke riieu~e wildernis
-t=,>
•
•
BIJ Beunmgen aan de Waal wordt door natuurontwikkeling op ;,c ' " '. .voormalige landbouwgronden de ontwikkeling van natuur '!\~i,,-ii:"1sestimuleerd. rés{,;ltaten horen bij de besten. toch is dit gebied ~,Yf.!\ .', % relatief onbekend. . '#';
<'
De
28
ETI: databases
met natuurgegevens
op Cd-rom
Een vervolg door Johan Bekhuis op de serie over natuurgegevens elektronische datadragers.
30
Natuurmonumenten
op
worstelt met vossen
Hoewel vossen vrolijk als 'publiekstrekkers brochures opsieren. worden deze dieren in verschillende natuurgebieden van Natuurmonumenten afgeschoten omdat andere dieren hoger op de aaibaarheidsladder van gewenste soorten staan,
34
Snippers Nieuwsrubriek
en besprekingen.
Omslagfoto's Dit rund heeft zijn bestaan-in een natuurgebied doorgebracht. Na gedane arbeid is hij bedankt voor de klus. Wie goed kijkt ziet dat dat nogal hardhandig is gebeurd. Is dat de toekomst voor alle grote dieren in onze natuur? Hoeveel natuur kunnen wij aan? Een hoofdthema in dit nummer. Foto's Colofon: ondergelopem
ooibossen in de Millingerwaard.
Foto's Ruud Lardinois.
BEUNINGSE
ĂŠ
TI
EN
JAAR
NIEUWE
WILDERNIS
NATUURONTWIKKELING
BEUNINGSE
IN
UITERWAARDEN
HET
LANGS
RIVIERPARK
DE
WAAL
Tekst: Gij's Kurstjens rJ[ Wilbert Bosman Foto 's: Gij's Kurstjens
In I989 is de Ewijkse Plaat als pril natuurontwikkelingsproject
langs de
Waal van start gegaan. Dat leidde tien jaar later tot een groot aaneengesloten
natuurgebied
van formaat: de Beuningse uiterwaarden.
Dit gebied
tussen Nijmegen en Ewijk, decennia lang gedomineerd door landbouw en baksteenfabricage, natuurlandschap
verandert nu in een wild
waar mensen vrij kunnen rondzwerven.
tuurgebied beslaat thans ruim
250
Het na-
ha en omvat dynamische uiter-
waarden met oude rivierlopen, ooibossen en bloemrijke oeverwallen. Tal van soorten planten en dieren hebben zich (weer) gevestigd. Al zwervend langs de rivieroevers hebben mensen kans op een ontmoeting met een groep wilde paarden of een flinke kudde runderen. inmiddels autovrije dijk is omgetoverd tot een natuurboulevard honderden
wandelaars
verbetering, beginnen
voor
en fietsers. Na de elegant uitgevoerde dijkde vermaarde bloeiende dijkhellingen
keren. Lokale kunstenaars in de historische
De
en natuurgidsen
dijkmagazijnen.
terug te
hebben intrek genomen
Zelfs de voormalige kroeg aan de
Beuningse veerstoep heeft plannen om haar deur weer te openen. In dit artikel een uitgebreide
rapportage over dit spectaculaire en buiten
de regio nauwelijks bekende natuurontwikkelingsproject. NIEUWE
WILDERNIS
NUMMERS
3
&
Er wordt nu al tien [aar gewerkt aan de realisatie van het rivierpark Beuningse uiterwaarden. Het afgraven van de zandplaat bij Ewijk door Rijkswaterstaat vormde de aanleiding voor het begin van dit eerste natuurontwikkelingsproject langs de Waal. Het bood een ideale gelegenheid om de spontane kolonisatie van plant- en diersoorten te volgen onder invloed van rivierdynamiek en natuurlijke begrazing door paarden en runderen, waarmee vanaf 1990 is gestart op de Ewijkse Plaat. Samen met onderzoekers van het RIZA volgde Stichting Ark dit experiment op de voet. Op initiatief van de Gemeente Beuningen werd er naar aanleiding van deze proef in 1994 door Bureau Stroming het plan "Beuningse uiterwaarden: natuurontwikkeling langs de Waal" opgesteld voor het hele uiterwaardengebied van de ge-
4
I
9
9
9
2
2
de rivier met lichte bochten tussen de bandijken op en neer. De bochten verplaats(t)en zich geleidelijk waarbij zich voortdurend nieuwe uiterwaarden vormden en andere verloren gingen. Tijdens dit proces bleven er op beide oevers geulen achter die tijdelijk als stromende nevengeul functioneerden maar al snel verstopt raakten. Ze bleven als afgesneden strang liggen. Restanten van dergelijke geulen liggen in de Beuningse Uiterwaarden in de Sluiswaard en Staartjeswaard. Het verloop van de geulen in de Waal tussen de I4de en zoste eeuw is uitvoerig beschreven in de bijlage van het rapport Levende Rivieren van het WNF.
Overzicht van de Beuningse Tekening: [eroen He/mer.
l
Uiterwaarden.
meente. Datzelfde jaar is gestart met natuurontwikkeling in de Moespotse Waard, in I995 gevolgd door de Weurtse Plaat. Sindsdien is gestaag gewerkt aan een keten van kleine en grote natuurgebieden in de Beuningse uiterwaarden. Anno I999 bestaat het gebied uit 200 ha aaneengesloten natuurgebied en nog eens 50 ha los daarvan. Wanneer alle buitendijkse gronden uit agrarisch gebruik zijn genomen, is het gebied inclusief open wateren een royale 350 ha groot.
Zandrivier
de Waal
In tegenstelling tot het traject in de Gelderse Poort heeft de Waal ter hoogte van de Beuningse Uiterwaarden tegenwoordig een vrijwel rechte loop. Vóór de normalisatiewerken rond het eind van Ige eeuw slingerde
NIEUWE
WILDERNIS
Beuningse Uiterwaarden vormen op dit moment een van de grootste aaneengesloten natuurlijke begrazingseenheden in het rivierengebied. In Beuningen leven paarden (koniks] en runderen (brandrode) naa~t de van nature voorkomende reeën. Door het grote areaal biedt het zodanig leefruimte voor grote zwervende kudden dat de natuurlijke sociale structuur tot ontplooiing kan komen. Bovendien komen de effecten van natuurlijke begrazing op grotere arealen beter uit de verf. In een groter terrein tekenen zich - duidelijker dan bij kleinere terreinen - mozaïeken af van intensief, matig, weinig en niet begraasde delen.
Paarden
De Êwijkse strang, die nu nog het best herkenbaar is, ontstond in I873 toen men de Waalbocht bij Ewijk-Loenen rechttrok door het graven van een nieuwe loop door een grote zandplaat. Het restant van die zandplaat vormt de huidige Ewijkse Plaat. Tijdens hoogwater pakt de door kribben genormaliseerde rivier haar oude loop weer op via de bocht bij Ewijk en dan stroomt het water met grote kracht diagonaal over de Plaat. Hierbij worden enorme hoeveelheden zand afgezet en ontstaan zogenaamde oeverwallen. Zo is door Rijkswaterstaat berekend dat er na de grote overstroming van I995 ca. 20.000 m: zand op de Ewijkse Plaat (is) gesedimenteerd (of sedimenteerde). \ Bij lage waterstanden krijgt de wind vat op dit I zand en worden kleine duintjes opgestoven. Ook op de dam tussen de Waal en het Grote Grindgat bij Weurt wordt veel zand gedeponeerd. In I830 lag ongeveer op die plaats een eiland in de Waal: de Weurtse Plaat. De Ewijkse en Weurtse oeverwallen zijn ideale plekken voor de vestiging van bijzondere stroomdalvegetaties.
Zwervende kudden
Bij de paarden is sprake van één grote harem onder aanvoering van een dominante hengst en daarnaast een flinke hengstengroep. Op dit moment is er nog geen contact tussen beide groepen paarden. De verwachting is dat wanneer dit wel gebeurt de leidhengst na enkele jaren van de troon zal worden gestoten door een jonge sterke hengst uit de hengstengroep. Bovendien zullen geslachtsrijpe dochters uit de haremgroep uit de kudde worden gestoten, of zelf wegtrekken om vervolgens met een andere hengst een nieuwe harem te stichten. Tijdens hoogwater waden of zwemmen de paarden zonder problemen door de meestromende Ewijkse strang.
Runderen
en zwemmende
Begrazing door grote herbivoren behoort samen met rivierdynamiek tot de belangrijkste natuurlijke processen in het rivierengebied. De
NUMMERS
3
&
In Beuningen grazen geen Galloways zoals in veel andere uiterwaarden, maar loopt er een proef met brandrode runderen van een lokale boerin. De brandrode is een apart kleurslag van het Maas-Rijn-IJsselvee dat van oudsher langs de rivieren werd geweid. De dieren zijn diep donkerrood met een wit vlekje op de kop, wit aan de poten en buik, en een wit puntje aan de staart. Het experiment moet uitwijzen of dit minder primitieve ras als voormalig melkras geschikt is voor jaarrondbegrazing. De genetische basis is erg smal en de koeien
4
I
9
9
9
2
3
zijn rjlatief vroegrijp, een typisch kenmerk van di!lmesticatie bij melkrassen. Een van de veronderstelde positieve aspecten van de bran~ode is de regionale aanpassing aan het voedselrijke rivierengebied. Een van de opties kan ook zijn om de sterkste brandrode exemplaren te kruisen met andere, meer primitieve runderrassen om regionale adaptaties te combineren met goede eigenschappen voor zelfredzaamheid. In Beuningen lopen circa 40 dieren en dat is ongeveer eenderde van alle brandrode runderen die er in Nederland zijn. De samenstelling van de kudde in Beuningen wordt op dit moment nog sterk bepaald door de boerin, mede met het oog op het vermijden van inteelt. Er is sprake van een grote groep koeien met ĂŠĂŠn oudere dekstier. De geslachtsverhouding die bij runderen van nature ongeveer een op een is, wijkt dan ook nog sterk af. Hierdoor vertonen de runderen in Beuningen nog niet alle facetten van het natuurlijke sociale gedrag dat kenmerkend is voor vrijlevende runderen. Zo ontbreken stierengroepen en de veelal oude, solitaire stieren.
Elegante dijkverbetering
nog geen hoogwatervrije plaatsen voor de huidige aantallen grote grazers. Ook de bovengenoemde rivierduinen zijn nog geen optie. Er wordt dan ook naarstig gezocht naar uitwijkmogelijkheden op de hogere gronden, waaronder heidegronden op de Nijmeegse stuwwal of terreinen op de Veluwe. Dergelijke terreinen krijgen dan te maken met periodieke winterbegrazing omdat overstromingen hier overwegend in de winter optreden. Zo heeft de kudde runderen begin 1999 een tijd op het droge â&#x20AC;˘ heideterrein Mulderskop bij Groesbeek gelopen. Het is overigens interessant om te onder-
op het traject Weurt-Deest zijn in 1995 dijkverbeteringen uitgevoerd. Dit was nodig om het laaggelegen Land van Maas en Waal tegen hoog water te beschermen. De aanvankelijk rigoureuze aanpak is mede onder publieke druk aangepast. Steile dijktrajecten met een rijke stroomdalflora en de veelvuldig aanwezige kolken zijn daarbij zoveel mogelijk gespaard. Nabij Ewijk zijn ter compensatie zelfs enkele nieuwe wateren aangelegd. De benodigde klei voor de dijkverbetering is deels gewonnen in de smalle uiterwaard ter hoogte van het bos
Hoog en droog De grote grazers die van nature in grote getale het voedselrijke rivieren gebied opzochten, konden zich bij hoge waterstanden uit de hoeven maken richting de hogere gronden (stuwwallen en rivierduinen). In die zin bestond er voor de grazers een belangrijke ecologische relatie tussen de overstromingsgebieden en de hoger gelegen gebieden. In het geval van de Beuningse uiterwaarden, die tot het Land van Maas en Waal behoren, zijn de enige nabijgelegen natuurlijke hoogwatervrije plekken de rivierduinen van Bergharen en Hemen of de Nijmeegse stuwwal. Het is goed om te realiseren dat de natuurlijke situatie door de bedijking van de grote laaglandrivieren totaal is gewijzigd en er tegenwoordig een onderverdeling is in buitendijks overstromingsgebied en binnendijks 'droog' gebied. Bij de minste of geringste stijging van de waterstanden van de Waal loopt het merendeel van de Beuningse Uiterwaarden volledig onder. Hoge en droge gronden worden dan ook node gemist omdat de schaarse binnendijkse gronden die tot het natuurgebied behoren, tijdens hoogwater door rivierkwel ook; vrijwel geheel onder water komen te staan. In andere uiterwaarden met natuurlijke begrazing, zoals de Millingerwaard, kunnen de dieren uitwijken naar hoogwatervrije steenfabriekterreinen In Beuningen zijn er voorals-
NIEUWE
WILDERNIS
zoeken wat op deze hoge voedselarme gronden de effecten zijn van de onregelmatig optredende hogere graas druk.
Dijk als natuurboulevard In 1997 heeft de gemeenteraad van Beuningen besloten om doorgaand gemotoriseerd verkeer van de dijk tussen Weurt en Deest te weren. Aanwonenden en gebruikers van het gebied hebben vanzelfsprekend een ontheffing. De maatregel begint steeds meer haar vruchten af te werpen. Nu is de slingerende dijk volop bij wandelaars en fietsers in gebruik. Het gaat niet alleen om inwoners uit Gemeente Beuningen, maar ook om stedelingen uit Nijmegen. In de weekeinden trainen er in grote getale groepjes wielrenners. Meidoorns
NUMMERS
3
&
4
--
en. eikjes op de Moespotse
I
9
9
9
2
Waard 4
RoodslagiNa de kleiwinning zijn deze afgraving~n toegevoegd aan het natuurpark. Het slingerende karakter van de dijk, die mede is bepaalJdoor historische dijkdoorbraken, is grotendeels gehandhaafd. De monumentale dijkmagazijnen zijn opgeknapt. In die van Weurt en Ewijk huizen nu kunstenaars en in die van Beuningen heeft de Vereniging Vrijwillig Landschapsbeheer Beuningen haar intrek genomen. Zij organiseert van hier wandelingen door het rivierpark en veldlessen voor schoolkinderen.
Een van de brandrode
Bloeiende
runderen
die de Beuningse
dijkhellingen
Het beheer van de dijkhellingen door het Polderdistrict is primair afgestemd op de ontwikkeling van een stabiele waterkerende dijk. Daarnaast is het beheer ook afgestemd op het behoud en de ontwikkeling van bloemrijke vegetaties. Het Wereld Natuur Fonds streeft in het rivieren gebied naar grotere eenheden natuur. De dijken worden daarbij als verlengstuk van de uiterwaarden gezien, waarlangs flora en fauna zich kunnen verspreiden. Natuurlijke begrazing speelt ook hier een belangrijke rol. , In 1995 kon met medewerking van het Polderdistrict Groot Maas en Waal een bijzondere begrazingsproef worden gestart. Bijzonder, omdat in het verleden veel dijkhellingen door te hoge agrarische dichtheden zodanig kapot gelopen werden dat de waterkerende eigen-
NIEUWE
WILDERNIS
Wadende konikpaarden bij de meestromende st rang van Ewijk
Uiterwaarden
begrazen.
schappen verminderden en dus de risico's van overstromingen in het achterland groeiden. Nu mogen bij de MoespotseWaard sinds drie jaar paarden en runderen ook de dijkhelling mee begrazen. Tal van prachtige plantensoorten hebben ervan geprofiteerd. Wilde marjolein vestigde zich en op de hellingen zijn jaarlijks, afhankelijk van het seizoen, verschillende geelschakeringen te zien. In juni bepalen de goudgele velden boterbloemen 'het beeld, in augustus het mosterdgeel van de pastinaakvelden. Onderzoek naar het voorkomen van dagvlinders, sprinkhanen en libellen op dijkhellingen onder verschillende beheersvormen toonde aan dat de soortenrijkdom en de dichtheden van deze faunagroepen groter is op de extensief begraasde dijken dan op de gemaaide (zie rapport: Bloeiende dijkhellingen
NUMMERS
3
&
en hun fauna). De gunstige resultaten van dit begrazingsexperiment op de dijk - ook wat betreft de stabiliteit van het dijklichaam - maakt in de toekomst wellicht dijkoverschrijdende begrazing mogelijk zodat de kansen toenemen om binnendijkse natuurgebieden zoals Roodslag en Doddendaal met de Beuningse Uiterwaarden te verbinden.
Levende oeverwallen op de Ewijkse Plaat, maar ook bij Weurt, zijn door zandafzettingen van de Waal oeverwallen ontstaan. Wanneer de wind op het zand vat krijgt kunnen kleine rivierduintjes ontstaan. Door de vaak extreem droge en warme omstandigheden is er een scala aan bijzondere planten en dieren te verwachten. Bij de planten gaat het
4
I
9
9
9
2
5
daarb~ zowel om eenjarige pioniers en advenYieven als meerjarige stroomdalsoorten. In Ewijk zijn onder meer rariteiten als absint!lsem, hokjespeul, druifkruid. Europese heliotroop, bilzekruid, wilgsla, graskers, zandweegbree en postelein gevonden. Het is elk jaar weer een grote verrassing welke zaden door de rivier zijn meegevoerd en tot kieming komen. Bijzondere stroomdalsoorten die in de loop der 'jaren zijn gevonden luisteren naar namen als blaassilene, bieslook, distelbremraap, kleine steentijm, weidekervel, brede ereprijs en kleine ruit. Op de Weurtse Plaat heeft de wilde kruisdistel zich na beëindiging van het agrarisch gebruik explosief uitgebreid. De nectar van deze en andere kruiden zijn een bron van voedsel voor wilde solitaire bijen. De Beuningse Uiterwaarden vormen een heus bedevaartsoord voor floristen.
Waard waar meer dan vijfhonderd meidoorns zijn gekiemd. Tussen de wilgen en in bescherming van de meidoorns groeien ook tientallen zomereikjes en jonge inlandse vogelkersen. De nieuwe vestiging van sleedoorn is. bijzonder omdat het een niet alledaags fenomeen is in de uiterwaarden. Het is waarschijnlijk terug te voeren op kieming van door lijsters verspreid zaad op een geschikte kale open plek. Daarnaast zijn tal van andere boom- en struiksoorten aangetroffen. Reeds in eerdere edities van Nieuwe Wildernis is hierover door Jan van der Veen uitvoerig gerapporteerd. In de nabijgelegen Staartjeswaard staan tientallen essen
Langs de oèvers van de Ewijkse strang en het Weurtse grindgat hebben vanaf begin jaren negentig regelmatig een tot twee paar oeverlopers gebroed. Deze kleine steltloper is een kenmerkende broedvogel van natuurlijke rivieren in Europa. In Nederland was de oeverloper tot voor kort als broedvogel vrijwel uitgestorven door het ontbreken van geschikt broedbiotoop. De terugkeer van ooi bos langs de oevers van plassen en strangen bracht daar
De hoogste
Plaat
ten en struweel als broedplaats, maar ook van het grotere voedselaanbod aan insecten en andere ongewervelden.
De belangrijkste conclusie is dat met de snelle vestiging van tal van stroomdalplanten op de oeverwallen is aangetoond dat er voor deze groep perspectief is in uiterwaarden waar natuurlijke processen weer een kans krijgen. In de reeks jaarverslagen van Stichting Ark over de Ewijkse Plaat (1989-1994) kan uitgebreide informatie over onder meer de vegetatieontwikkeling worden nagelezen.
Terugkeer van ooibos Van nature zijn rivierdalen rijk gevuld met ooibossen. Het experiment op de Ewijkse Plaat toont aan dat deze hypothese juist is. In mum van tijd kiemden er duizenden wilgen langs de Ewijkse Strang. Tien jaar later is een heus galerijbos van schietwilgen opgetrokken die de snelweg over de Waal haast aan het oog onttrekt. Her en der staat er een zwarte populier tussen. Zonder de aanwezigheid van grote grazers was een nog groter deel van de plaat begroeid met bos. Het bos in de Staartjeswaard toont de grote waarde van oudere wilgenbossen. Het behoort met zijn vijftig jaar nu tot de oudste ooibossen langs de Waal. Sommige wilgen zijn reeds bezweken aan de .ouderdom en geven het bos met staand ofliggend dood hout vol massieve zadelzwammen het uiterlijk van een oerbos. Er broeden tientallen vogelsoorten, waaronder een grote verscheidenheid aan roofvogels zoals buizerd, sperwer en boomvalk en spechten als grote bonte specht, kleine bonte specht en \ groene specht.
Ontluikend hardhoutooibos In de Beuningse Uiterwaarden kan ook de ontwikkeling van hardhoutooibos worden bewonderd. De beste plaats hiervoor is de Moespotse
NIEUWE
WILDERNIS
delen van de oeverwallen
op de Weurtse
steken
nog boven
het water uit.
van diverse leeftijden in een omvangrijk wilgenbos. Het voorkomen van enkele oude wegedoorns is speciaal omdat deze struik niet bepaald algemeen is in het stroomgebied van de Waal. Langs de randen van het bos staan veel meidoorns, rozen en eikjes.
verandering in. In 1996 konden in natuurontwikkelingsgebieden langs de Maas- en Rijntakken meer dan tien broedgevallen worden genoteerd.
Dynamische broedvogelbevolking
Tussen Weurt en Ewijk liggen acht binnendijkse kolken (of waaien) die door oude dijkdoorbraken zijn ontstaan. Ze hebben vaak aansprekende namen zoals Duivels- of Moespotse Waai. Deze wateren zijn rijk aan moeras- en waterplanten en herbergen veel bijzondere amfibieën en libellen. Een van de beste kolken ligt direct naast de Ewijkbrug. Naast de zeldzame kamsalamander plant ook de knoflookpad zich er voort. Dit is de enige plaats in het stroomgebied van de Rijn en de Waal waar deze van nature in uiterwaarden voorkomende soort nog leeft. De kolk ligt in de luwte van de dijk en is mede daardoor zeer
Amfibieën en libellen in historische doorbraakkolken
Door het verdwijnen van de intensieve landbouw in de Beuningse Uiterwaarden zijn ook de broedvogels van ruigten teruggekeerd. Bij natuurlijke begrazing ontstaan in het zomerseizoen uitgebreide ruigten die de paarden en runderen in de loop van de winter gedeeltelijk opeten. In deze zomerruigten zijn de afgelopen jaren kwartelkoning, roodborsttapuit en sprinkhaanzanger waargenomen. Tijdens een grondig broedvogelonderzoek in het begin van de jaren negentig waren deze soorten nog afwezig. Deze drie soorten hebben niet alleen geprofiteerd van de toename van dichte ruig-
NUMMERS
3
&
4
I
9
9
9
2
6
aantrekkelijk voor libellen. Er leeft onder meer een klei~ populatie van de zeldzame winterjuffer en de zich snel' uitbreidende zwervende pat.tserjuffer. Bovendien zitten er grote aantallen heidelibellen die door de zuidelijke ligging van de kolk vaak nog laat in het jaar actiefkunnen zijn. Op vochtige zomeravonden kruipen tientallen paarden bloedzuigers op de oever. In het moeras groeit het zeldzame genadekruid, in de roze velden echte koekoeksbloem. Andere kolken zijn bekend vanwege het voorkomen van de forse, geelgroene moeraswolfsmelk en kwelindicerende waterplanten zoals lidsteng, waterviolier, zeegroene muur en schildereprijs. Tijdens hoge rivierwaterstanden treedt in veel kolken kwel op onder de winterdijk door. Door de aanwezigheid van natuurlijk opgeworpen overslaggrond of door aangelegde dammetjes wordt tegengegaan dat meer binnendijks gebied onderloopt.
Snelweg voor warmteminnende insecten RivierĂ alen spelen een belangrijke rol bij de migratie naar en de kolonisatie van natuurgebieden. Dit geldt speciaal voor aquatische soorten die via drift een heel eind stroomafwaarts kunnen geraken. Zo werd in 1998 voor het eerst sinds het begin van de 20e eeuw op de oevers van de Waal de karakteristieke rivierrombout waargenomen, o.a. bij Weurt en in de Ooijpolder. De larven van deze libellensoort zijn waarschijnlijk tijdens hoogwater meegespoeld uit bovenstroomse Duitse populaties Ook soorten die op het land leven benutten de 'infrastructuur' van rivierdalen. Zo maken warmteminnende insecten graag gebruik van op het zuiden gerichte dijkhellingen en natuurlijke warme en open biotopen zoals rivierduinen en zandplaten. Onderzoek op de Ewijkse Plaat toont aan dat twee in ZuidoostEuropa verspreide sprinkhanen het gebied recentelijk via het rivierdal koloniseerden. Het gaat om de greppelsprinkhaan en het zuidelijke spitskopje, die zich overwegend ophouden in droge ruigten. Dijkhellingen in Beuningen met een groot aanbod aan klaverachtigen waren in 1997 het domein van oranje luzernevlinders. Deze mediterrane zwerver maakte dat jaar een invasie door en op tal van plaatsen in het rivierengebied en de duinen, maar ook elders (akkers), liet de soort zich bewonderen. Het bruin blauwtje mag hier ten slotte ook niet onvermeld blijven. Deze dagvlinder, waarvan de rupsen leven op ooievaars- en reigersbekken, maakte in Beuningen een opvallende comeback door, zowel op de bloemrijke dijk-
NIEUWE
WILDERNIS
hellingen als in de delen van de uiterwaarden met een goed ontwikkelde stroomdalflora. Misschien resteerde nog een klein aantal of hebben exemplaren zich van elders via het bovenstroomse Rijndal weten te vestigen.
de ontwikkeling van de levensgemeenschap van stroom minnende planten en dieren. In de hoofdgeul krijgen deze soorten nu door de intensieve scheepvaart nauwelijks een kans. De voedselrijke algensoep in het rivierwater is zodoende nauwelijks onderdeel van de voedselketen. Onderzoek in de nevengeul bij Leeuwen laat de spectaculaire terugkeer van filterende macrofauna en karakteristieke riviervissen zien.
Schakel tussen Gelderse Poort en Fort St. Andries De Beuningse Uiterwaarden vormen op dit moment een belangrijke ecologische schakel tussen de grote natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en Fort St. Andries. Dit geldt dus niet alleen voor dehierboven genoemde insecten maar ook voor een soort als de bever. Voor de overleving op lange termijn dienen de beide uitgezette beverpopulaties in de Biesbosch en de Gelderse Poort via de Waaluiterwaarden met elkaar in contact te komen. De Beuningse Uiterwaarden hebben zelfs al eens onderdak geboden aan een zwervende bever. Zo huisde er in april 1995 een bever in de Ewijkse strang en kolk. Dit dier was mogelijk op drift geraakt vanuit de Ooijpolder na de extreme overstroming van januari 1995. Stroomafwaarts van de Beuningse Uiterwaarden zijn natuurontwikkelingsprojecten gestart in de uiterwaarden van Afferden en Deest, terwijl bij Beneden-Leeuwen een nevengeul is aangelegd. Op termijn kan de Beuningse wildernis met deze terreinen worden verbonden. De realisatie hiervan zal in hoge mate afhangen van de acties die zullen plaatsvinden in het kader van het plan van Rijkswaterstaat "Ruimte voor Rijntakken". Het garanderen van een veilige waterafvoer van de Rijn, door de rivier meer ruimte in de uiterwaarden te geven, is daarbij een van de hoofdpunten. Een belangrijke mijlpaal is dat men afstapt van de vicieuze cirkel van het telkens maar weer verhogen van de dijken.
De nieuwste plannen van Rijkswaterstaat kunnen extra perspectief bieden voor de verdere natuurontwikkeling van de Beuningse Uiterwaarden. Om meer ruimte voor hoogwater te creĂŤren is onder meer voorgesteld om de uiterwaarden te verlagen. Dat kan door stromende nevengeulen aan te leggen. In Beuningen liggen de beste kansen ter hoogte van Winssen, maar ook de oude geul van Ewijk zou weer kunnen worden aan getakt. Nevengeulen kunnen op plaatsen waar erosie van het zomerbed optreedt, sedimentatie bevorderen en op die wijze een rol spelen in de zandhuishouding van de Waal. Nevengeulen hebben vooral ook een grote ecologische betekenis omdat ze ruimte geven aan
3
Bij het afgraven van de uiterwaarden komt niet alleen vermarktbare klei vrij, maar ook onbruikbaar materiaal. Mits niet al te vervuild kan deze specie worden benut om de onnatuurlijke diepe grindgaten bij Weurt op te vullen. Deze diepe plassen verstoren de sedimentuitwisseling met de uiterwaarden die voor de rivier van belang is voor het instandhouden van zijn bedding. Diepe gaten trekken tijdens hoogwater grote hoeveelheden sediment aan zodat zich onbeheersbare erosie- en sedimentatie verschijnselen voordoen. Bovendien is de ecologische waarde van deze grindgaten beperkt, afgezien van groepen overwinterende watervogels.
Slot
Ruimte voor rivier en uiterwaarden
NUMMERS
>
&
Met het verwerven van de laatste tussenliggende agrarische percelen zal het rivierpark de Beuningse Uiterwaarden de komende jaren worden afgerond tot een wildernis van meer dan 350 tot 500 ha. De eerste resultaten van dit natuurontwikkelingsproject zijn al spectaculair: tal van soorten planten en dieren hebben geprofiteerd van het geven van ruimte aan processen als rivierdynamiek en jaarrondbegrazing. Maar het succes van dit project is ook het gevolg van de warme belangstelling van veel mensen. Op deze plaats gaat dank uit naar de sponsors en partners van de natuurontwikkeling in de Beuningse Uiterwaarden: Staatsbosbeheer, Stichting Doen/ Nationale Postcodeloterij. Gemeente Beuningen, Rijkswaterstaat, Polderdistri~t Groot Maas en Waal, NUON, EPON, IVN Maas en Waal, Vrijwillig Landschapsbeheer Beuningen en Stichting Het Dijkrnagazijn.
11I
De auteurs hebben onlangs ecologisch adviesbureau Wissel opgericht. Dit artikel is geschreven in opdracht van Stichting Ark en is mede gebaseerd op tien jaar veldonderzoek in de Beuningse Uiterwaarden. Op de website van Stichting Ark (www.arknature.org) zijn enkele pagina's gewijd aan de Beuningse Uiterwaarden. In de publicatie/ijst op deze website zijn de genoemde jaarverslagen, studies en plannen vermeld.
4
I
9
9
9
2
7