............, .... ....�"-•
_ . .
_._._
I -
•
1
"
1
. "
�
Jaargang
Tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland •
J
,
,
36
,.,,..IC1
-
•
juli 2008
...
NATUURSTUDIEGROEP Sdijleland
�
Reg10nale werkgroep van
atuurpun t Studie vzw
nat Li LJ r P Li nt srufr
Bestuur •
De Boomklever
Maarten Hen
(voorzitter), Dorp
Driemaandelijks tijdschrift van
traat 48, 3078 Meerbeek,
de Natuurstudiegroep Dijleland.
0473-244752 •
Kri
an
De Boomklever brengt bijdragen
charen (penningmee ter), Korbeek traat 27,
over studie en beheer van de bio
3061 Leefdaal, 02-7672638 •
•
i
diversiteit in het Dijleland en ver
Ionique Bekker , Oo trem traat 4, 3020 Herent, 016-231338
schijnt viermaal per jaar (maart,
Bruno Bergman , Mgr. Van Waeyenberglaan 54 DIS bu 3,
juni, september, december).
3000 Leuven, 0498-760722 •
Redactie
Herwig Blockx, Rue du Culot 42, 1320 Tourinnes-la-Gros e,
Coördinatie: Bruno Bergmans
010- 62466 •
Herwig Blockx, Frederik Fluyt,
Bart Creemer , Frederik Lintstraat 77, 3000 Leuven,
Maarten Hens, Kelle Moreau en
0496- 93106 •
•
•
•
•
Frederik Fluyt,
Kris Van Scharen
pit berg 4, 3040 Huldenberg, 0479-920172
Jori Menten, W. De Croylaan 49/21, 3001 Heverlee, 0495-275393
Artikels, foto's en korte bijdragen
l elle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486-125877
Han
Roo en, Ab traat 101, 3090
Redactie-adres
worden verwacht bij de redactie
verijse, 02-6879518
coordinator, Bruno Bergmans p/a
André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184
Mgr. Van Waeyenberglaan 54 D l5 Bus 3, 3000 Leuven.
Werkgroep vogels •
•
Het copyright van de teksten, il
Broedvogelprojecten, archivering en rapportering waarnemingen:
lustraties en foto's blijft bij de res
Kelle Moreau (kelle.moreau@gmail.com)
pectievelijke auteurs, tekenaars en
Watervogeltellingen, akkervogel : Maarten Hens (maartenhens@ yahoo.co.uk)
•
fotografen. Overname is mogelijk mits hun uitdrukkelijke toelating en bronvermelding
Trektellingen: Frederik Fluyt (frederik.fluyt@gmail.com)
Abonnement
Geïnteresseerden kunnen De
Werkgroep zoogdieren •
Boomklever ontvangen door overschrijving van 7 € op reke
Marterproject, archivering waarnemingen: Kelle Moreau
Ringnummer 001-1552168-50 van
(kelle.moreau@gmail.com) •
•
V leermuizen: Han
de Natuurstudiegroep Dijleland,
Roo en (roo enhans@yahoo.com)
met opgave van naam en adres.
Ham ter: Maarten Hen (maartenhen @yahoo.co.uk)
Een steunabonnement kost 12 € of meer.
Werkgroep ongewervelden •
Natuurpunt vzw
Natuurpunt is de grootste ver
Archivering en rapportering waarnemingen: Bart Creemers
eniging voor natuur en landschap
(bart.cr emer @gmail.com)
in Vlaanderen. Ze telt 65.000 leden en beheert 15.000 hectare natuurgebied. Lid worden van
Werkgroep planten •
Natuurpunt vzw kan door stor ting van 20 € op rekeningnummer
Themaverantwoordelijke: Jori Menten (pjori @advalva .be)
230-0044233-21. www.natuur
punt.be
Website: www.natuurpunt.b Rondzendlijst Dijleland:
/dijle land
Opmaak cover: Danni Elskens (Koloriet)
tuur een blanco e-mail naar dijlevallei
Opmaak binnenwerk: Kris Van
ubscnbe@yahoogroup .com
Scharen Druk: DCL-Print & Sign Oplage: 180 ex. V.U.
•
l
Il
M. Hens, Dorpsstraat 48 Meerbeek
3078
Een fantastisch voorjaar! Hetafgelopenvoorjaarvlogendeomithologischelekkemijenonsalsgebradenkippenindemond: een Kleine trap en een Griel vereerden het plateau van Korbeek-Dijle/Leefdaal met een bezoekje en tot 13 Boomvalken en 3 Visarenden joegen samen in het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode. Los van de extreme dwaalgasten die onze uitzonderlijk gevarieerde regio meermaal
op de
Vlaamse kaart zetten, viel ook het aantal kwaliteitssoorten op dat hier kind aan hui
is. Zo
werd de stroom vogelkijkers die van de Kleine trap kwam genieten op het plateau eveneens getrakteerd op Kneutjes, Gele kwikstaarten, Grauwe gorzen, Grauwe kiekendieven, Beflijsters, Paapjes, Zwarte wouwen en een Rode wouw. Toegegeven, in het Leuvense hebben we niet te klagen over de waarnemersdichtheid en zal er wel niet zoveel aan een waakzaam oog ontsnap pen. Heel wat karaktersoorten zoals Grauwe gors, Hamster en Akkergeelster hebben het weli waar heel moeilijk, maar de onweerstaanbare aantrekkingskracht van onze plateaus op trekvo gels maakt toch duidelijk dat met een gerichte aanpak nog heel wat moois mogelijk moet zijn. Het eerste akkerreservaat is duidelijk al een schot in de roos, Ook
de
inspanningen
voor
een
hamstervriendelijk beheer,
de
le wegen en de aanleg van bufferstroken zijn heel beloftevol. kaar
toegroeien
(er
kunnen
tegenwoordig
gezamenlijke
en
maakt naar nog.
bescherming
van
hol
u de geesten naar el
standpunten
ingenomen
wor
den door Natuurpunt en de Boerenbond), moet het mogelijk zijn om nog meer te doen. De Dijlevallei die als een uniek groen lint door het landschap kronkelt, wordt ook elk jaar mooi er. In de omgeving van de Doode Bemde geven de jaarlijks pleisterende Paapjes hoop op de terugkeer van een soort die ooit zo algemeen was in de natte hooilanden langs de Dijle dat vogelaars als Willy Wortelaers haar in de jaren '40 nauwelijks het vermelden waard vonden. Het
omvormingsbeheer
van
de
Dijlelandse
vijvers
werpt
ook
stilaan
zijn
vruch
ten af. Het Grootbroek lijkt meer en meer te evolueren naar een tweede "Vinne" en de aantallen broedende menten)
zijn
van
eenden
meer
dan
(meer
dan 200 eendenkuikens
nationaal
belang.
Ook
qua
amen op de topmo
libellen.waarnemingen
be
vestigt onze vallei als één van de topgebieden in Vlaanderen met het opduiken van Rode lijstsoorten als Variabele waterjuffer,
Vroege glazenmaker en
Bruine korenbout. eld
Het idee dat de fietsers op de Brede weg hun ogen de ko t zouden kuru1en geven aan
jes vol Klaprozen en Korenbloemen met broedende Grauwe kiekendieven, Grauwe gor zen en Kwartels als support cast en dat de wandelaar
in de Dijlevallei zouden kunnen ge
nieten van bloeiende hooilanden mét Paapjes,
Kwartelkoningen en Grauwe klauwi ren,
lijkt misschien te gek voor woorden. Maar al
kijken naar wat bij onze buren mog lijk i
w
(denk maar aan de hoge vlucht die het Vinne neemt en de eer te doel oort n die al opdui ken in Averbode Bos & Heide vlak na het begin van de omvorming), i natuur zit te wachten op de kansen die haar geboden word n. ken en onze bijzondere soorten te lat n uitgroeien tot de trot
an
het duidelijk dat de
on
om ze aan te rei
van ieder en in onz
tr
k!
Ik wens iedereen veel lee plezier en een heel mooie zomer! Bruno Bergman Be tuur lid
atuur tudiegroep Dij le land
PS: Voor wie dit nog niet deed, ook u kunt Av rbod met uw naam en gemeente naar
Bo & H ide teun n do r ge\
one n e-mail te turen
teunCcPaverbodebosenheide.be De Boomklever
Il
-
juni
2008
45
Eerste resultaten van het atlasproject voor dagvlinders: relatieve dichtheden van dagvlinders in het Dijleland en aangrenzende gebieden in 2007
H
et maartnummer van de Boom klever
bevatte een
overzicht
van de bijzonderste dagvlinder waar nemingen van 2007 in het Dijleland
tische luiken zijn de monitoring, inventarisatie van rode lijstsoorten en het steekproefonderzoek (voor meer informatie over de volledige opzet zie www.vlinderwerkgroep.be).
(Creemers 2008). In volgende bijdra
De opzet van het
ge willen we een overzicht geven van
steekproefonderzoek
het steekproefonderzoek dat in 2007 uitgevoerd werd binnen onze regio in kader van het atlasproject voor dag
Met het steekproefonderzoek wil men in de eerste plaats relatieve dichtheden bepalen van algemenere dagvlinders over het grondgebied van Vlaanderen. Op basis van een groot aantal
vlinders. Op basis van de verzamelde
steekproeven zal men met statistische modellen
resultaten van steekproeven kunnen
dichtheid kaartjes creëren die voorspellen waar
we een beter beeld schetsen van het reële voorkomen van dagvlinders in het Dijleland en aangrenzende ge bieden.
in Vlaanderen een bepaalde soort meer of min der voorkomt. Dit soort kaarten werd reeds bij de laatste vogelatlas gebruikt. Toch maakt het steekproefonderzoek de toekomstige vlinderat las uniek omdat dit soort methode de eerste keer zal gebruikt worden voor een andere soorten groep dan vogels. Ook zullen we voor één keer de Nederlanders voor zijn.
Inleiding: het kader Sind de publicatie van de laatste atlas (Maes & Van Dyck 1999, tekst raadpleegbaar op www. 1
BO.be) i
derb
er veel veranderd in het dagvlin
tand. De Vlaamse vlinderwerkgroep en
h t In tituut voor
(J
atuur- en Bosonderzoek
BO) zijn daarom al in 2006 gestart met een
nieuw atla project. Hierbij rekenen ze in hoofd zaak op de medewerking van vrijwilligers om lo
e waarnemingen te verzamelen. Het ver
zam Jen van deze waarnemingen i
één luik
binnen het atlasproject, maar men hoopt dit keer ook op een meer sy tematische manier het voorkomen van dagvlinder
in Vlaanderen te
kwantificeren. Hierbij r ken n ze ook op vrij williger voor het veldwerk. De drie y tema-
46
De Boomklever
-
juni
2008
De opzet van het steekproefonderzoek bestaat erin om in ongeveer de helft van de SxS km-hok ken in Vlaanderen (UTM projectie), 8 lxl km hokken te tellen. Het tellen gebeurt meermaals per jaar gedurende 1 uur per steekproef. T ijdens dat uur tracht de medewerker in alle vlinderbio topen van dat hok rond te lopen en alle vlinders per soort te tellen die men onderweg tegenkomt. In 2007 werd deze methode voor het eerst toege past en men hoopt dat na 2009 in alle steekproef hokken in Vlaanderen minstens eenmaal in het voorjaar en eenmaal in de zomer tellingen zijn gebeurd. In het ideale geval zal zo'n hok drie op eenvolgende jaren worden geteld. Initieel was er de vraag om driemaal per jaar te tellen (mei, juli en augu tus). Maar dit bleek voor vele vrijwil-
Kleine ijsvogelvlinder, foto: Johan
ysten
ligers moeilijk haalbaar. Vanaf dit jaar probeert
niet alle hokken in 2007 zijn geïnventari eerd,
men dus tweemaal te tellen.
zijn het er meer dan deze 50 hokken, maar zijn deze bijkomende gegeven
om allerlei redenen
nog niet doorgeven.
Het
De 50 km-hokken werd n 'én tot viermaal ge
steekproefonderzoek •
1n onze regio •
teld. In totaal werden er in 2007 in deze hokken 121
teekproeven gehoud n. Het weer in 200ï t ekproe
bracht de geplande timing van deze ven danig in de war. D
drie voorziene perio
De NSGD probeert het steekproefonderzoek
den (m i, juli en augu tu ) werden in realiteit
van 11 5x5-km hokken (atlashokken) op te vol
vervangen door een ze tal p rioden waarin het
gen. Hierin liggen 75 kilometerhokk n op het
weer
grondgebied van V laanderen die moeten be
periode wa d
monsterd worden. Van 50 kilometerhokk n zijn
deze periode bedroeg de midd l t waarden van
gegevens doorgegeven aan de natuur tudie
het aantal
groep (verspreid over 8 atlashokken). Hoewel
aan voor het aantal vlind r
t ekproefonderzo k n to liet. De be te er te 20 dag n van juli. Tijden
oort n p r
t
kproef v
n de medi
a 29. In juli 'Nerd
De Boomklever
-
juni
2008
47
Bont zandoogje
(A) zeer algemeen
(B) 379
(C ) 3,13
(D) 0,81
(E) 90,0
Bruin zandoogje
zeer algemeen
402
5,29
0,79
78,0
Klein koolwitje
zeer algemeen
489
4,04
0,63
78,0
Dagpauwoog
zeer algemeen
200
2,06
0,51
67,3
Atalanta
algemeen
101
0,83
0,49
76,0
Klein geaderd witje
algemeen
170
1,45
0,45
66,0
Groot koolwitje
algemeen
139
1,26
0,45
68,0
Oranjetipje
algemeen
17
0,61
0,43
40,7
Boomblauwtje
algemeen
70
0,64
0,35
58,0
Gehakkelde aurelia
vrij algemeen
50
0,64
0,32
44,0
Icarusblauwtje
vrij algemeen
69
0,57
0,30
50,0
Koevinkje
vrij algemeen
72
1,11
0,25
29,2
Landkaartje
vrij algemeen
27
0,36
0,24
31,0
Zwartsprietdikkopje
vrij algemeen
34
0,55
0,21
26,5
Koninginnepage
vrij algemeen
42
0,35
0,21
36,0
Distelvlinder
vrij zeldzaam
25
0,26
0,17
28,6
Groot dikkopje
vrij zeldzaam
26
0,41
0,13
15,6
Kleine vos
vrij zeldzaam
22
0,23
0,10
16,0
Kleine vuurvlinder
zeldzaam
14
0,16
0,09
14,6
Hooibeestje
zeldzaam
12
0,20
0,08
6,8
Eikenpage
zeldzaam
4
0,06
0,06
8,0
Citroenvlinder
zeer zeldzaam
3
0,03
0,03
4,3
Geelsprietdikkopje
zeer zeldzaam
3
0,08
0,03
2,7
Gele luzernevlinder
zeer zeldzaam
2
0,02
0,02
4,3
Oranje zandoogje
zeer zeldzaam
1
0,01
0,01
2,2
Boswitje
zeer zeldzaam
1
0,01
0,01
2,2
soort
Tabel 1. Relatieve dichtheden en zeldzaamheidsklassen van alle getelde dagvlindersoorten tijdens het steekproefonderzoek in 2007.
(A) (B)
(C)
Zeldzaamheidsklasse op basis van trefkans. Totaal aantal getelde vlinders tijdens 121 steekproeven in 50 km-hokken. Gemiddeld aantal vlinders per steekproef uitgevoerd tijdens de vliegperiode van een bepaalde soort.
(D)
Trefkans: aandeel van de steekproeven die tijdens de vliegperiode werden uitgevoerd, waarin minstens ĂŠĂŠn exemplaar van een bepaalde soort werd gezien.
(E)
Bezettingsgraad: Percentage(%) van steekproefhokken waar een bepaalde soort minstens eenmaal werd gezien. De Boomklever
48
-
juni
2008
------ -----IML_ft
tot driemaal toe een maximum van 13 soorten gezien per steekproef en in twee gevallen was het aantal getelde vlinders groter dan 100 (132 en 147). Sommige soorten, zoals het bruin zand oogje, vliegen dan massaal op sommige plek ken. Ook goede perioden waren eind april-begin mei, juni en eind juli-begin augustus (mediaan 5-6 soorten en 13-15 vlinders). De tweede helft van mei en eind augustus waren de minst goede perioden (mediaan 2-3 soorten en 5 vlinders). ulwaarnemingen in deze perioden waren er in drie gevallen.
Relatieve dichtheden De 50 steekproefhokken zijn voldoende om een goed beeld te krijgen van de gemiddelde dicht heid van algemene dagvlinders in onze regio. Ver chillende getallen of statistieken kunnen berekend worden die elk inzicht geven in het relatief voorkomen van de verschillende dag vlindersoorten. De berekende waarden per vlindersoort zijn weergegeven in tabel 1. De meest eenvoudige statistiek is het totaal aantal getelde vlinders. De meest getelde vlin dersoorten in de 50 onderzochte steekproefhok ken zijn Klein koolwitje (489 ex), Bruin zand oogje (402 ex) en Bont zandoogje (379 ex), ge volgd door Dagpauwoog, Klein geaderd witje, Groot koolwitje en Atalanta (allen boven de 100 ex.). Het totale aantal getelde vlinders per soort is natuurlijk echter sterk afhankelijk van het aantal steekproeven dat in de vliegperiode van een bepaalde soort valt en in welke aantallen de soort typisch vliegt. Als we enkel rekening hou den met de steekproeven tijdens de vliegperi ode dan staat het bruin zandoogje eerste als het aankomt op het gemiddeld aantal exemplaar per steekproef (5,3). Het klein koolwitje valt voor deze statistiek terug naar nummer drie, na het bont zandoogje. De vliegperiode van het Bont zandoogje en vooral het Bruin zandoogje zijn duidelijker afgelijnd zijn (veel tijdens korte re periode), terwijl het Klein koolwitje over het hele zomerhalfjaar kan waargenomen worden, maar hierbinnen toch een mindere periode kent met lagere aantallen Quni). Een andere manier om het voorkomen van
IDla..:=&
·uata-
soorten te kwantificeren is het berekenen van de trefkans binnen de vliegperiode. De trefkan is het aandeel van steekproeven waarin min tens één exemplaar van deze soort werd waargeno men (trefkans=l betekent dat je deze soort altijd tegenkomt). De top drie blijft ook voor deze statistiek dezelfde, maar weer in een andere volgorde. Het Bont zandoogje staat hier eerste en vervolgens het Bruin zandoogje en het Klein koolwitje. Zowel de trefkans als het gemiddelde aantal exemplaren per steekproef binnen de vlieg periode zijn het product van de ver preiding en lokale dichtheden. De ver preiding en de dichtheden zijn sterk gecorreleerd voor meeste soorten (een soort die meer ver preid voorkomt zal meestal ook binnen 1 kilometer hok in gro tere aantallen voorkomen). Het gemiddelde aantal vlinders per steekproefhok legt meer de klemtoon op de aantallen, dan de trefkan . Voor een soort als het koevinkje i de relatieve positie t.o.v. andere soorten voor deze twee sta tistieken daardoor toch ander . Het Koevinkje komt in hoge aantallen voor, maar zeer lokaal in duidelijke populaties. Wat het gemiddelde aantal betreft staat deze soort op de zevende plaat na het Klein geaderd witje en het Groot koolwitje, maar voor de Atalanta. Voor de tref kans staat het Koevinkje pa twaalfde op onge veer dezelfde hoogte als het landkaartje en voor het Zwartsprietdikkopje, maar achter de twee algemene blauwtjes en de gehakkelde aurelia. Als we naar andere afwijkingen zoeken dan zien we dat Atalanta en Oranjetipje relatief hoge trefkansen hebben, maar een lage gemiddelde aantal exemplaren per keer. Zo taat het gemid delde aantal Oranjetipje per teekpro f (binnen de vliegperiode) ongeveer op het zelfd niveau als Boomblauwtje, Gehakkeld aurelia en Ica ru blauwtje, maar de trefkan i wel hoger. De trefkans op een Atalanta ver chilt niet ve 1 van dat van en Dagpauwoog, maar het gemiddelde aantal Dagpauwogen p r teekproef i meer dan dubbel dat van een Atalanta. Het kan ook intere ant zijn om t kijken naar enkel d ver preiding van oort n. H t p rcen tag hokken onderzocht tijd n d vliegp riode van n oort waar deze oort min t n e nmaal werd g zi n i een maat oor d ruimtelijke De Booml<lever
-
juni 2008
49
Il Il
verspreiding. Deze statistiek (hier bezettings graad genoemd) is in absolute betekenis maar betrouwbaar genoeg als er in elk hok genoeg steekproeven zijn uitgevoerd om zekerheid te krijgen van de afwezigheid van een soort. De op gegeven bezettingsgraden in tabel 1 zijn dan ook onderschattingen van de werkelijke waarden. Vergelijkingen tussen soorten worden bemoei lijkt omdat soorten met een korte vliegperiode (bv. Oranjetipje, Koevinkje, ...) op dit moment sy stematisch minder goed scoren. Meestal valt er maar één telling per steekproefhok binnen hun vliegperiode. Voor duidelijke cijfers is het dus wachten op meer gegevens. iet alleen relatieve dichtheden kunnen we af leiden uit de gegevens van de steekproeven Op basis van de trefkans kunnen we ook onderverde lingen maken in zeldzaamheidsklassen (zie Tabel 1). Hierbij komt naar voor dat een soort als Ko ninginnepage op de grens ligt van vrij zeldzaam tot vrij algemeen, terwijl op basis van de doorge geven losse waarnemingen deze soort als eerder algemeen zou kunnen worden beschouwd. Bij het doorgeven van losse waarnemingen speelt dus duidelijk de herkenbaarheid en 'aaibaarheid' van een soort mee. Dit bewijst nogmaals het belang van een systematische methode zoals het steek proefonderzoek voor het bepalen van het reële voorkomen van soorten. Toch zijn er soorten waarvoor het steekproef onderzoek niet geschikt is om juiste (relatieve) dichtheden te bepalen. Soorten zoals Eikenpage en Sleedoornpage zijn moeilijker waar te nemen, zonder gerichte zoekactie. Deze soorten worden dus onderschat of, in het geval van de Sleedoorn page, zelfs niet gemeten. De aanwezigheid van Ei kenpage tijdens vier steekproeven suggereert dat deze soort toch algemener is dan de Sleedoornpa ge. Hoewel we weten van losse waarnemingen en gerichte zoekacties in het verleden dat deze laat ste soort ook niet erg zeldzaam is in onze regio. Hoewel het steekproefonderzoek voornamelijk bedoeld is om het voorkomen te kwantificeren van de algemene dagvlinders, zijn er ook voor de regio (zeer) zeldzame soorten waargenomen tijdens deze steekproeven. Zonder uitzondering gaat het echter om waarnemingen die gedaan
50
De Boomklever
-juni
2008
werden in of op de grens met aangrenzende re gio's: Gele luzernevlinder (Bierbeek en Lubbeek), Boswitje (Holsbeek), Geelsprietdikkopje (Rotse laar), Oranje zandoogje (Lubbeek), Hooibeestje (NW grens van het Dijleland) en Citroenvlinder (grens met Holsbeek). De Citroenvlinder is wel een relatief moeilijk waarneembare soort, vooral in de zomer, met een lange vliegperiode. De Ci troenvlinder wordt dus onderschat met deze methode, maar het is duidelijk dat het geen alge mene soort is in onze regio. Binnen de groep van soorten die wel binnen het Dijleland werden waargenomen en waarvoor de steekproefmethode geschikt lijkt om relatieve abundanties te meten, zijn de zeldzaamste soor ten de Kleine vuurvlinder, Kleine vos en Groot dikkopje. Vooral voor het Groot dikkopje is het opvallend dat deze soort in mindere mate aan wezig is dan in bijvoorbeeld de Kempen (één van de algemeenste vlinders aldaar). Mogelijk is deze soort als dagvlinder onvoldoende gekend bij de tellers. Het Bruin blauwtje werd niet waargeno men tijdens de steekproeven, blijkbaar is deze soort op dit moment nog té zeldzaam voor deze methode.
Het verdere verloop van het atlasproject Het is de bedoeling dat het steekproefonderzoek ook in 2008 en 2009 wordt uitgevoerd. Hierbij rekenen we weer op de medewerking van een hele schare aan vrijwilligers. Prioritair zijn die hokken die nog niet of onvolledig werden uitge voerd. Maar het herhalen van de steekproeven in reeds onderzochte hokken heeft ook zeker zijn nut. Zeker in het voorlopig erbarmelijke vlinderjaar 2008 is het belangrijk dat de achter uitgang t.o.v. vorig jaar met cijfers kan worden aangetoond. Zo werden er in het voorjaar 60% minder vlinders geteld in Lubbeek als in het voorjaar van 2007! Het is nu afwachten wat de zomermaanden zullen opleveren. Extra medewerkers voor dit onderzoek zijn zeker welkom, zodat het werk wat kan verdeeld wor den onder de vrijwilligers. Een belangrijk luik in het atlasproject waaraan nog onvoldoende aan-
----- ----· ------" ,,...,-....-._..aua u�.i u�u•
dacht werd besteed is het in kaart brengen van populaties van rode lijstsoorten. Voor onze re gio zijn dit voornamelijk Kleine ijsvogelvlinder, Grote weerschijnvlinder, Sleedoornpage, Iepen page en Bruin Blauwtje. Hierbij hopen we ook op de medewerking van de hokverantwoordelij ken van de atlashokken. Maar voor de atlashok ken waar geen steekproeven worden gehouden zoeken we nog volop vrijwilligers om gericht op zoek te gaan. Dit onderzoek kan gecombi neerd worden met het 'inkleuren' van de hok ken met de zeldzamere soorten als zwartspriet dikkopje, hooibeestje, kleine vuurvlinder, kleine vos, groot koolwitje, enzovoort, om een zo volledig mogelijke soortenlijst te hebben per atlashok. Voor Kleine ijsvogelvlinder werden in 2007 al inventarisatie pogingen ondernomen in het Meerdaalwoud. Dit jaar staat er een excursie gepland voor de Grote weerschijnvlinder. Voor zowel Bruin blauwtje (voorjaar en zomer), Ie penpage (zomer) als Sleedoornpage (zomer en eitje in de winter) zijn extra inspanningen over grote delen van het Dijleland nodig. Geïnteres seerden kunnen zich melden bij de auteur. Met dank aan de medewerkers van het steek proefonderzoek: Bruno Bergmans, Steven Bouillon, Bart Cree mers, Luc Everaerts, Filip Fleurbay, Frederick Fluyt, Maarten Hens, Ewoud L' Amiral, Els Lommelen, Joris Menten, Gerard Moors, Kelle Moreau, Axel Smets, Joris Souffreau, Roel Uyt tenbroeck, Stefaan Vanderauwera, Kris van Scharen, Bart Vercoutere en Paul Vranckx.
Referenties Creemers B. (2008). Opmerkelijke waarnemin gen van dagvlinders in het Dijleland in 2007. Boomklever 36: 25-32. Maes, D., & Van Dyck, H. (1999). Dagvlinders in Vlaanderen - Ecologie, verspreiding en behoud. Stichting Leefmilieu, Antwerpen i.s.m. Instituut voor Natuurbehoud en V laamse Vlinderwerk groep, Brussel, 480 p. Websites
http:/i/www. nbo.be/content/page.a p?pid=FA U INS VL verspreiding http://www.vlinderwerkgroep.be/Atlas Bart Creemers De Booml<lever
-
juni
2008
51
Mieren in het Dijle/and: op zoek naar enkele bijzondere soorten
Intro
M
ieren zijn insecten waaraan we meestal geen aandacht
dat we de scapus of sprietschaft noemen vooral bij de werksters en gynen opmerkelijk langer is dan de daarop volgende zweepleedjes. Sommige
schenken, en indien we ermee in
wespen hebben ook geknikte sprieten maar mie
contact komen, worden ze vooral
ren onderscheiden zich hier verder van door één of twee knopen tussen het borststuk en het ach
als hinderlijk er varen. Toch is de
terlijf: we spreken hier van schub of petiolus en
ene
postpetiolus. De mieren (Formicidae) die bij ons
soort
al
interessanter
dan
de andere. De mier is een sociaal werkend en levend dier. Eén mier kan op zichzelf niet voortbestaan - één mier is geen mier. Het orga nisme is in feite niet de mier maar de mierenkolonie en alles wat er op één of andere manier mee ver bonden is.
voorkomen, behoren tot vijf subfamilies (DEKOr
CK et al., 2006).
Goede determinatiewerken om alle bij ons voor komende mieren op naam te brengen zijn de Duitse werken van SEIFERT (1996 en 2007) en het determinatieboek van ScHOETERS en VANKERKHO VE
(2001).
De studie van mieren in Vlaanderen In Vlaanderen komen mieren vooral voor op
Wat maakt een mier tot een mier? ra of Vlie vleugeligen. De m este vertegenwoor dig r van deze orde (bijen en w paar vl ugel
bossen en antropogene milieus kan de diversi teit hoog liggen. Recentelijk telden we in België
Mieren b hor n tot de orde van de Hymenopte
twe
droge, warme zand- en leemgronden. Ook in
maar d
onge lachtelijke werkster
pen) bezitten
mieren waarbij de de grote numerieke
85 soorten (DEKONI CK et al., 2006) waarvan er 62 soorten ooit in Vlaanderen werden gevonden. De laatste 10 jaar nam het aantal nieuwe soorten in België toe van 60 tot 85 soorten. Dit komt voor
namelijk door een vernieuwde taxonomie, maar ook doordat heel wat enthousiaste mensen zich
meerderheid vormen, zijn ongevleugeld wat
met een groeiende interesse met het inventarise
uiteraard e n groot voordeel is bij hun onder grond e l ven wijze. Op enkele uitzond ringen na zijn de gynen (koninginnen) n de mannetjes
Deze interesse willen we stimuleren en levendig
van d
mieren dan weer wel gevleugeld. Een mi r kan j gemakkelijk h rk nn n aan haar
g knikt
52
prielen waarvan het
De Boomklever
-
juni
2008
er te sprietlid,
ren van mieren in ons land gingen bezighouden. houden door op onze website www.formicidae. be op een wetenschappelijk verantwoorde ma nier informatie aan te bieden over onze Vlaamse (Belgische) mieren. Hierbij belichten we nieuwe publicatie
en vestigen de aandacht op allerlei
------ -------· "
. "'".i•
".
".
onderzoeken over onze inheemse mierenfauna
bedreigd en kwetsbaar genoteerd op de voor
en doen hierbij geregeld oproepen tot mede
lopige Rode Lijst van mieren van Vlaanderen
werking. De taxonomie die we volgen is deze
(DEKO
die door Bernhard Seifert (1996-2007) wordt
in de nabije toekomst herontdekkingen mogen
voorgesteld en een volledige actuele Belgische
verwachten in de onmiddellijke omgeving van
r
CK
et al., 2003). Of w van deze oorten
checklist is terug te vinden op http://www.ant
die oude vindplaatsen is moeilijk in te
web.org/belgium.jsp, waardoor onze inheemse
omdat verdere details over het tijd tip, vind
mierenfauna ook internationaal de nodige aan
plaat en en de habitat ontbreken.
dacht krijgt.
De laatste 10 jaar werden du maar liefst 30 ver
Sind
2003 bestaan er voor nagenoeg alle soor
schillende mieren oorten in het Dijleland waar
ten die in de Benelux voorkomen of te verwach
genomen (zie tabel 1). Dit i 35 % van alle Belgi
ten zijn, Nederlandse namen (BOER ET AL., 2003)
sche
die steeds meer en meer ingeburgerd geraken.
Tijdens de laatste 10 jaar werden 7 Rode-lij t
In datzelfde jaar verscheen ook een voorlopige
soorten waargenomen: 1 Sterk Bedreigde
verspreidingsatlas en Rode Lijst van de mieren
(Myrmica lonae, de Lepelsteekmier), 5 Kwet bare
van Vlaanderen (DEK O
r
CK
et al., 2003). Daar
oorten en 48 % van alle Vlaam e
soorten en één
oort die bedreigd i
chatten
oorten. oort
maar de
uit bleek dat meer dan de helft van onze Vlaam
mate waarin onvoldoende gekend. Verder von
se soorten op de één of andere manier bedreigd
den we in het Dijleland ook reed
is of dat hun karakteristiek habitat in gevaar is.
men geïntroduceerde oorten of oorten die bij
Alle waarnemingen van mieren in België wor
on enkel in verwarmde gebouwen en/of erre
den sinds 2001 bijgehouden in de databank
voorkomen. Verder zijn er ook waarnemingen
FORMicidae DAtabank BELgium (FORMIDA
van 20 oorten die momenteel niet bedreigd zijn
BEL). Daarin noteren we van elke waarneming,
in Vlaartderen.
drie door de
naast de soort, het geslacht, de gemeente, loca tie, vindplaats, UTM (5x5 km)-hok, details over de habitat, datum en indien nuttig enkele bij zonderheden van de waarneming. Momenteel telt deze databank 11.000 waarnemingen.
Hotspot van mierenbiodiversiteit in het Dijleland
Mieren in het Dijleland
In twee UTM (5x5 km)-hokken werden d
Het Dijleland strekt zich uit over 25 UTM (5x5 km)-hokken waarvan de meeste volledig binnen de grenzen van dit regionaal landschap vallen. Om een overzicht te krijgen van de mierenfauna die we al in het Dijleland aantroffen, gingen we in onze databank FORMIDABEL na welke waar nemingen we van deze hokken konden vinden. In onze databank vonden we maar liefst 400 waarnemingen van mieren tijdens de laatste 10 jaar en telden we 30 soorten. Bovendien ver melden ook
VA
BovE
E
laat
ste 10 jaar maar liefst 17
n 1
oor ten mieren
gevonden. Deze hotspot
van mierenbiodiver
siteit in het Dijleland zijn: hok FS12 Rodebo
en de Laanvallei te
int-
met het
gatha-Rode
en het Mommaert hof in Terlanen-
erij e (17
oorten) en het hok FS13D: h t Heverl e-bo , de Doode Bemde, en
int-Jori -W
rt (1
oorten).
egen hokken kunnen we momenteel al b mon terd be chouwen want daar
niet
onden we
tot op heden 2 of minder oort n.
MABELIS (1986) oude
waarnemingen (geen verdere detail ) van Aner
gates atratulus of de Woekermier (Rot elaar), Po nera coarctata of de Gewone staafmier (Heverlee bos) en Myrmica schencki of d Koker teekmier (Haacht). Deze laatste drie
oorten
taan re -
pectievelijk als met uitsterven b dr igd,
terk
De Booml<lever
-
juni
2008
53
Nederlandse naam
Soort
Kode Lijststatus
Aantal UTM (5x5) km-hokken
SB
2
Myrmica lonae
Lepelsteekmier
Formica pratensis
Zwartrugbosmier
K
1
Formica rufa
Behaarde bosmier
K
1
Formica polyctena
Kale bosmier
K
7
Formica rufa
1ntermed1alfe vorm
BMO
4
x
polyctena
"hybride" van de rode bosmier
Formica sanguinea
Bloedrode roofmier
K
1
Myrmecina graminicola
Oprolmier
K
2
Camponotus vagus
Zwarte reuzen.mier
IM
1
Monomorium pharaonis
Faraomier
IM
1
Hypoponera punctatissima
Compostmier
IM
2
Formica cunicularia
Bruine baardmier
MNB
8
Formica fusca
Grauwzwarte mier
MNB
7
Lasius brunneus
Boommier
MNB
8
Lasius fiavus
Gele weidemier
MNB
8
Lasius fuliginosis
Glanzende houtmier
MNB
8
Lasius mixtus
Wintermier
MNB
3
Lasius niger
Wegmier
MNB
18
Lasius platythorax
Humusmier
MNB
6
Lasius sabularum
Breedschubmier
MNB
1
Lasius umbratus
Schaduwmier
MNB
4
Leptothorax acervorum
Behaarde slankmier
MNB
3
Myrmica rubra
Gewone steekmier
MNB
14
Myrmica ruginodis
Bossteekmier
MNB
17
Myrmica rugulosa
Kleine steekmier
MNB
7
Myrmica sabuleti
Zandsteekmier
MNB
7
Myrmica scabrinodis
Moerassteekmier
MNB
9
Stenamma debile
Gewone drentelmier
MNB
12
Temnothorax nylanderi
Bosslankmier
MNB
5
Tetramorium caespitum
Zwarte zaadmier
MNB
1
Tetramorium impurum
Bruine zaadmier
MNB
12
Tabel 1: Lijst van alle soorten die in het Dijleland de laatste 10 jaar werden gevonden met hun Neder lands naam, voorlopige Rode lijststatus (SB = Sterk bedreigd, K =Kwetsbaar, BMO =bedreigd maar mate waarin onvoldoende gekend, IM =door de mens geïntroduceerde soorten en soorten die enkel in gebouwen voorkomen, MNB =momenteel niet bedreigd) en het aantal UTM (SxS km)-hokken.
De Boomklever
54
-
juni
2008
UTM (5 x Sk rn )
-
Aantal soorten
hok ES92D
1
FS02A
13
FS02C
2
FS03B
7
FS03C
6
FS03D
1
FS04B
13
FS04D
3
FS12A
17
FS12B
8
FS12C
3
FS13A
5
FS13B
9
FS130
18(19)
FS14B
6(7)
FS14C
9
FS14D
4
FS22A
2
FS22B
13
FS23A
2
FS23B
6
dat de laatste 10 jaar in die UTM hokken werd gevonden is
FS23C
6
tussen haakjes weergegeven.
FS230
7
FS24A
6(7)
FS24C
12
Tabel 2: Aantal soorten in alle binnen het Dijleland gele gen UTM (SxS km)-hokken. In drie hokken werden voor 1986 soorten waargenomen die blijkbaar verdwenen zijn.
De som van die oude waarnemingen en het aantal oorten
Figuur 1: Aantal mierensoorten per UTM (SxS km)-hok.
De Boomklever
-
juni 2008 55
drie ongevleugelde koninginnetjes in het bos
Rode Lijstsoorten
reservaat
ingezameld.
Hoogstwaarschijnlijk
waren deze afkomstig uit de omliggende kalk
in het Dijleland
rijke graslanden en net na de bruidsvlucht met bodemvallen ingezameld in het nabije bos
THIEU, 2006). Deze soort heeft waarschijnlijk een
Sterk Bedreigd
voorkeur voor kalkrijke bodems want in de val
- Mymzicn lonae of de Lepelsteekmier teekmier werd pas in 2000 als Dez oort be chreven (SEIFERT, 2000). De
lei van de Laan (Sint-Agatha-Rode) vonden we goede Lepel
teekmier werd dan ook pas recent aan de Belgi che fauna toegevoegd
(MAES et al., 2003).
oort kunnen we in Vlaanderen vinden
Deze
in natte heidegebieden en vochtige loofbossen
(DEKO deze
1
CK
et al.,
2003).
Tot op heden werd
oort op twee plekken in het Dijleland
waargenomen. We vonden ze in een Integraal Bo re ervaat van het Zoniënwoud te Water maal-Bo voorde
(MA
(MATHIEU, 2006)
Me rdaalwoud te
en in het
Sint-Jori -Weert.
Hoogst
waar chijnlijk kan deze oort in andere gelijk aardige bosbestanden in het Dijleland aange troffen worden.
ze in een kalkrijk door orchideeën gedomineerd vochtig blauwgrasland (DE 1
CK, 2001).
BAKKER
&
DEK0
-
In Wallonië is deze soort algemeen
en kan ze op kalkbodems zeer hoge nestdicht heden halen.
- Formica rufa, Formica polyctena tensis of de rode bosmieren
en
Formica pra
In het Dijleland komen nog verspreid en in goede gezonde populaties, de alom gekende en fasci nerende bosmieren voor en blijken er voor deze soorten binnen de regio zeker mogelijkheden te zijn. Voor meer details over de verspreiding, ecologie, sociale structuur en problemen bij het op naam brengen van bosmieren in het Dijle land verwijzen we naar
MAEBE et al. (2008). Daar
wordt ook verder ingegaan op de bescherming
Kwetsbare soorten
van de rode bosmier en haar mierengasten.
- Myrmecina graminicola de Oprolmier Deze oort i in haar verspreiding ongetwijfeld onder chat omdat de kleine nesten diep onder de grond gebouwd zijn. De werksters komen mee tal alleen na zeer hevige regenbuien naar de oppervlakte. Bovendien gaan ze zich bij on raad oprollen en aan deze merkwaardig eigenchap heeft de soort haar Nederlandse naam te dank n. In het Dijleland vonden we de soort te Wat rmaal-Bosvoorde in een Integraal Bos re ervaat van het Zoniënwoud. Daar werden
We dienen hier ook de aanwezigheid van en kele kolonies van de zogenaamde hybride of intermediaire vorm,
Formica rufa
x
polyctena
te
vermelden. Deze 'soort' staat op de voorlopige Rode Lijst als "bedreigd maar de mate waarin ongekend" genoteerd.
- Formica sanguinea de Bloedrode roofmier Na de publicatie van een artikel in het vorige n � mmer van De Boomklever waar de versprei ding van bosmieren in het Dijleland werden besproken
(MAEBE
et al.,
2008)
kregen we al
nieuwe mierengegevens binnen uit de regio. Els Lommelen melde ons een nest van
sanguinea,
Formica
de Bloedrode roofmier aan de zuid
rand van het Kouterbos. De oproep in ons vo rige artikel leverde dus al een nieuwe soort voor de streek en zodoende kunnen we hier dus deze soort toevoegen in dit algemeen overzicht van mieren in het Dijleland.
Figuur
2:
Wijfje van
Myrmecina graminicola
(foto W. D koninck) 56
De Boomklever
-
juni
2008
Figuur 3: Gevleugelde gyne (links) en gevleugeld mannetje (rechts) van Formica rufa
x
polyctena (Fo t o
Door de mens geïntroduceerde soorten
geving uitgezwermd zijn en daar in de buurt nog nesten voorkomen zoals dat in
enkel voorkomen in gebouwen
is gebeurd (BoER,
Een aantal soorten zijn eerder zeldzaam in Vlaanderen en komen hier van nature niet voor omdat zij bij ons geïntroduceerd zijn en of voor lopig alleen in gebouwen te vinden zijn (IM). Ze kunnen hier enkel overleven in verwarmde gebouwen of in de natuur tijdens periodes met opeenvolgende zachte winters. In het Dijleland zijn er van 3 van deze soorten waarnemingen. Naast de Faraomier zijn er ook waarnemingen van volgende twee soorten. -Camponotus vag us of de Zwarte reuzenmier Dit is ongetwijfeld de meest spectaculaire soort van deze categorie. Te Tildonk woonde er tus
1999-2001
een relatief grote populatie van
deze normaal gezien eerder in Mediterrane en continentale gebieden voorkomende grote zwarte mierensoort (DEKONINCK
&
PAULY,
niet uitsluiten dat er tijdens de drie zomers er voor koninginnen na bruidsvluchten in de om
en soorten die bij ons in Vlaanderen
sen
bleek de populatie verdwenen. Toch mogen we
2001).
De kolonie is hoogstwaarschijnlijk met hout te Tildonk geïntroduceerd. In de zomer van
2002
MABELIS,
2007).
1999;
ederland
P EETERS et al.,
2004;
Een populatie van Carnponotus
vagus is daar langs een spoorweg te Schin-op Geul ondertussen uitgegroeid tot een gezonde en volkrijke kolonie. Mabeli
uggereert dat
deze kolonie wel eens niet geïntroduceerd zou kunnen zijn en dat deze soort als een voor 1 e derland inheem e soort zou kunnen worden beschouwd indien er in de onmiddellijke om geving nog nesten worden gevonden (MABELIS
2007). - Hypoponera punctntis irnn of de Compostmier In West-Europa wordt deze thermofiel
oort
sporadisch waargenomen en dan nog voorna melijk onder "tropische" om tandigheden zoal veranda', con tant verwarmde gebouwen, ser res, keukens, bakkerijen, badkamer
(Lu em
burg stad), houten vloer n (Hamburg), en zelf een muur van een koeien tal (Zwit erland). In De Boomklever
-
juni
2008
57
Duit land zorgden meerdere opeenvolgende
moeilijk. Een eenvoudig pincet, een buisje met
milde winters ervoor dat de soort zich hier en
alcohol en een scherp oog zijn hiervoor meer
daar ook (mi schien maar tijdelijk) in de vrije na
dan voldoende. Natuurlijk mogen bij dergelijke
tuur kon handhaven (SEIFERT, 1994).
inzamelingen vindplaats, datum en een goede
oort werd waargenomen in de buurt van
beschrijving van woongebied en vegetatie niet
een brouwerij Uuni 1997) en een restaurant in
ontbreken (potlood blijkt goed houdbaar in al
Leuven (augu tu 2001).
cohol). Wie geïnteresseerd is om de Vlaamse
Dez
oort tot
mierenfauna beter te leren kennen of wil helpen
oorten mogen rekenen
inzamelen of gegevens wil doorspelen, kan al
werd opnieuw aangewakkerd toen de soort twee
tijd contact opnemen met één van de auteursFig
De di cussie over het feit of we deze e n van de inheemse
jaar na elkaar (1997 en 1998) in het Overbroek te Gelinden in de vrije natuur werd aangetrof fen. De kolonie (enkele mannetjes, vleugelloze en gevleugelde wijfjes) was in een hoop maaiel ge tationeerd. Waarschijnlijk zorgde verrot ting van de maaiselhoop voor een ideale warme omgeving om de koude winter door te komen (VA KERKHOVE
I
1998; DEKO
1
CK
&
VA KERK
HOVE , 2001). Samen met het verwijderen van de maai elhopen verdween daar waarschijnlijk ook een unieke plaats in Vlaanderen waar we de
oort in de vrije natuur noteerden. Voor H.
pu11ctati ima biedt deze microhabitat blijk baar ideale om tandigheden om zich buiten
Figuur 4: Gyne van Hypoponera punctatissima
verwarmde gebouwen te handhaven (DELABIE
(foto F. Vankerkhoven)
&
BLARD, 2002). Deze bevinding wordt door
een recente waarneming bij ons en andere meldingen uit het buitenland ondersteund. Op het militair domein citadel te Diest werden 11 werk ters gevonden in een hoop gehakseld hout in augu tu
2007 (BERWAERTS et al., 2007) en in
2003 noteerde W. Dekoninck eveneens te Diest een ongevleugeld wijfje. Een zwervend wijfje is uiteraard geen aanwijzing voor een permanent verblijf in de vrije natuur maar meerdere werk st r
in een hoop haksel zijn dan weer wel een
terke indicatie dat deze mier de
ederlandse
naam Compostmier dankt aan haar bescher mend en verwarmd onderkomen in dit soort na tuurlijke biotoop.
Oproep tot medewerking. alle hulp welkom !! Het is de bedoeling om met zoveel mogelijk gemotiveerde vrijwilligers oude en recente ge geven
over mieren in het Dijleland maar ook
elders in Vlaanderen in te zamelen. Het doorge ven van gegevens of vindplaatsen is daarbij esentieel. Maar ook mieren inzamel n is echt niet
58
De Boomklever
-
juni
2008
Figuur 5: Werkster van Formica cunicularia (Foto W. Dekoninck)
------- ----_ ---_...--._... _-..._.... _, .._ ___ ULll ''iUl!ft:JlllliC:l-a.litdUCl ll•..-! '
U
Referenties • BcRWAI::RTS
K.
et al., 2007. Defensieve natuur in Diest: onderzoek naar de biodiversiteit op een militair domein met
aanbevelingen naar beheer. Jaarboek Brakona 2006- 2007: 136-171. • B OER P, 1999. Aanvullingen op en vraagtekens bij de
ederlandse mieren fauna (Hymenoptera: Formicidae). Entomologische
Berichten Amsterdam 59[9], 141-144. • BOER P, D1::KONI CK W, VAN LooN AJ & F VANK.CRKHOVE , 2003. Lijst van mieren (Hymenoptera: Formicidae) van België
en
ederland, hun
ederland e namen en hun voorkomen. Li t of ant
(Hymenoptera: Formicidae) of Belgium and the
etherlands, their tatus and Dutch vemacular names. Entomologische Berichten Amsterdam; 63(3): 54-58. • DE BAKKER D & W DEKONrNCK, 2001. Ongewervelden in het Rodebos. Een opmerkelijke spinnen- (Araneae) en
mieren fauna (Hymenoptera, Formicidae). Jaarboek Brakona 2001: 39-51. • ÜEKO
CK W & F VA KERKHOVE
1
, 2001. Eight new species for the Belgian ant fauna and other remarkable recent
records (Hymenoptera, Formicidae). Bulletin de la Société royale beige d'Entomologie, 137: 36-43. • D1:KONTNCK W & A P AULY, 2002. Camponotus vagus Scopoli 1763 (Hymenoptera: Formicidae) a new ant specie
for
Belgium? Bulletin de la Société royale beige d'Entomologie, 138: 29-30. • DEKON! CK W, VANK.ERKHOVcN F & MAELFAIT J-P, 2003. Verspreiding atla en voorlopige Rode Lij t van de mieren van
V laanderen. Rapport van het In tituut voor
atuurbehoud 2003.07. Brus el 191 pp.
• DEKO !NCK W, MAELFAJT J-P, VANK.ERKHOVI:N F, BAUG ÉI: J-Y, & P GROOTAI:RT, 2006. An update of the checkli t of
the Belgian ant fauna with comments on new pecies for the country (Hymenoptera, Formicidae). Belgium Journal of Entomology, 8: 27-41. • DEL ABIE JHC & BL ARD F, 2002. The Tramp Ant Hypoponera punctatissima (Roger) (Hymenoptera: Fom1icidae:
P oncrinae):
cw record
from the
outhem Hcmispherc.
eotropical Entomology; 31.
• MABELIS AA, 2007. Is de zwarte rcuzenmicr (Camponotus vagus) inhcem ? Entomologische Berichten Amsterdam, 67(3):
108-109. • MAEBE K, DEKON!NCK W & MAELFAIT J-P, 2008. Op zoek naar bo mieren en hun myrcmcoficlcn in het Dijlcland. De Boom-
klever, 36, 2-13. • MATHIEU J, 2006. P remière annéc de suivi de
fourmi dans Ic cadre du uivi de la ré erve intégralc de la Forêt de
oignc en
Région de Bruxcllc -Capitalc. Eindwerk laat tejaar tudcnt à l' f.P.E.A. de La Reid dan la cction ylviculturc , 74 pp. • PEETERS TMJ, VAN ACHTERBERG C, HEITSMAN WRB, KLEI MER M, DE ROND J,
fauna 6.
ationaal
Loo AJ, MABELI
WF, LEFEBER V, VA
M!T J & VELTHUIS HHW, 2004. De wespen en mieren van
atuurhi tori ch Mu cum
aturali , Leiden, KN
,
cdcrland (Hymcnoptcra:
1EU\\'E HL.JIJ E
culcata).
H, REE -
cdcrland e
V Uitgeverij, Utrecht & Europcan lnvcrtcbrate
urvey
edcrland, Leiden, 507 pp. • ScHOETER
E & V A KERKHOVEN F, 2001. Onze mieren. Gcactuali eerde determinatietabel voor België. Hcu den-Zolder, Edu
catie Limburg Landschap, 62 pp • SEIFERT B, 1994. Kälteresi tcnz und Strategicn de
Uberwintcm
bei Amci en. Abhandlungen und Berichte de
atuurkun
demuseums Görlitz 68: 77-86. • SEIFERT B, 1996. Amciscn bcobachten und bcstimmcn - Naturbuch Verlag, Augsburg. 352 pp. • SEIFERT B, 2000. Myrmica lonae Finzi - a specie separate from Myrmica sabuleti Mcincrt, 1 61 (Hymenoptera:Formicidac).
Abhandlungen und Berichte des
atuurkundemuseums Görlitz 72/2: 195-205.
• SEIFERT B, 2007. Die amci en Mittel-und
ordcuropas - Lutra Verlags- und Vertriebgesell chat f , Klitten. 36
pp.
• VAN BovEN JKA & MABE L! AA (1986). De mieren van de Benelux. Weten chappclijkc Mededelingen van de K
173,
64 pp. • V ANKERKHOVEN F., 1998, Op zoek naar mieren in Limburg en de vond t van enkele bijzondere
oortcn. Jaarboek LIK01 A
1998: 72-75.
Wouter Dekoninck & François Vankerkhoven Wouter Dekoninck, Koninklijk Belgisch Instituut voor
atuurweten chapp n, Depart ment
Entomologie, Vautierstraat 29, 1000 Bru sel. E-mail: wouter.dekoninck@natuurwetenschappen.be François Vankerkhoven, Wolven traat 9, 3290 Diest. E-mail: francois.vankerkhoven@formicidae.be
De Boomklever
-
juni
2008
59
'""� "'-""' .......
Steenvliegen (Plecoptera) van het Dijleland
S
teenvliegen (Plecoptera) zijn een relatief kleine orde van
primitieve
gevleugelde
insecten.
staartdraden.
Haftelarven
staartdraden,
terwijl
bij
hebben meestal 3 libellenlarven
deze
staartdraden ontbreken. Volwassen steenvlie gen zijn veelal onopvallende bruin gekleurde
Ze zijn, net als haften en kokerjuf
insecten die aan beekjes en rivieren in de ve
fers, meer bekend als larve dan als
herkenbaar aan hun lange vleugels die in rust
volwassen insect (imago). Deze 3
plat over het achterlijf gevouwen liggen (Foto
getatie zitten of langzaam rondvliegen. Ze zijn
groepen, in het larvale stadium,
1). De vleugels staan dus nooit dakvormig zoals bij elzenvliegen (Megaloptera, zie Foto 2) en ko
indica
kerjuffers (Trichoptera). Sommige bladwespen
zijn
immers
gekend
als
tors van een hoge waterkwaliteit. Steenvliegen zijn de meest kriti sche van de drie en komen enkel
(Symphyta, Hymenoptera) houden hun vleu gels ook plat over het achterlijf, maar deze vleu gels zijn eerder glimmend en ook korter dan het achterlijf.
voor in de zuiverste beekjes en
De steenvliegen vormen een kleine orde: we
ze
reldwijd zijn er ongeveer 2000 soorten gekend,
rivieren
voor. Daardoor
de laatste
150
zijn
jaar in West-Euro
pa sterk achteruitgegaan. Recent verscheen er in
Nederland
een
uitstekend identificatiewerk over deze insectengroep (Kroese
2008).
Dit was de aanleiding om ook eens in onze regio naar deze bedreigde insecten op zoek te gaan .
waarvan er 400 in Europa voorkomen. In Vlaan deren kunnen we momenteel wellicht hoop en al een dozijn soorten aantreffen. Identificatie van de in Vlaanderen voorkomende soorten kan met Kroese 2008; voor Wallonië zijn er Duits- of Franstalige werken nodig die ook de meer con tinentale fauna beschrijven. De steenvliegen kunnen onderverdeeld worden in twee groepen: de roofsteenvliegen en de alg steenvliegen. De roofsteenvliegen zijn over het algemeen kleurrijker en groter dan de algsteen vliegen. Ze zijn carnivoor en vormen de meeste bedreigde groep. De algsteenvliegen zijn kleiner
Inleiding
en hebben geen opvallende kleurtekening. De
Steenvliegen behoren, net als haften (Ephemer optera) en libellen (Odonata), tot de gevleugelde in ecten met een gedeeltelijke gedaanteverwiseling waarvan het larvale stadium (nimf) in het water l
ft. Ze worden be chouwd als één van
de meer primitieve groepen van gevleugelde in ecten.
d n aan hel afgeplatte lichaam met twee lange De Booml<lever
volwassen dieren met korstmossen. Larven van steenvliegen leven in zuiver en stromend water, waar ze zich tussen stenen en bladafval ophouden. Ze hebben behoefte aan een hoog zuurstofgehalte. Daalt het zuurstof gehalte onder de 40% dan sterven vrijwel alle
In het larvale stadium kunnen ze herkend wor
60
larven voeden zich met bladafval en algen; de
-
juni
2008
steenvlieglarven, met uitzondering van die van de algemeenste soort, Nemoura cinerea. Algsteen vliegen hebben over het algemeen een iets la-
Foto l: Steenvliegen (Plecoptera) hebben lange vleugels die in
ru
t plat over het
achterlijf gevouwen liggen. (Foto Joris Menten)
Foto 2: Elzenvliegen (Megaloptera) hebben in teg n telling tot te n lieg n. dakvormig toegevouwen vleugel . (Foto
hri tl Herreman ) De Boomldever
-
juni 2008
61
gere zuurstofbehoefte dan de grotere roofsteen
de waarnemingen moeten als voorlopig worden
vliegen. Roofsteenvliegen komen dan ook meer
beschouwd.
voor in snelstromend water, waar ze zich door hun forse lichaamsbouw goed kunnen handha
De meeste aangetroffen soorten behoorden tot
ven. Algsteenvliegen kunnen in minder zuur
de familie van de beeksteenvliegen (Nemouri
stofrijke en trager stromend water voorkomen.
dae):
Bij een lagere stroomsnelheid kan hun voedsel,
1) Nemoura cinerea (Foto 3) Dit is in Vlaanderen
organisch afval, ook beter bezinken.
en Nederland veruit de meest algemene steen De meest steenvliegensoorten zijn sterk be
vlieg. Ze komt voor in uiteenlopende stromend
dreigd in
ederland en Vlaanderen door wa
en stilstaande wateren. N. cinerea is bestand te
tervervuiling en verdroging van brongebieden
gen lichte waterverontreiniging en kan bij een
en bosbeekjes.
zuurstofgehalte van minder dan 40% nog over
ederland telt nog 10 van de 27
soorten die er ooit zijn vastgesteld. In Vlaande
leven. Toch is de soort wel degelijk gevoelig voor
ren doen steenvliegen het wellicht niet veel be
verontreiniging, en is ze in Vlaanderen als "vrij
ter, enkel de Ziepbeek in Limburg kent nog een
zeldzaam" te beschouwen (voorkomen in <15%
relatief intacte fauna. De soorten die het sterkst
van de onderzochte UTM-hokken in Vlaanderen,
achteruit zijn gegaan zijn: (1) de roofsteenvlie
persoonlijke mededeling Koen Loek). Ze werd
gen,
(2) de meerjarige soorten, (3) najaarsoorten.
aangetroffen in alle gebieden waar steenvliegen
Ook de soorten die nog steeds voorkomen zijn
werden aangetroffen, soms in relatief grote aan
erg kwetsbaar. Vooral periodieke verdroging en
tallen (tientallen exemplaren).
accidentele vervuiling kan populaties van voor al de meerjarige en najaarssoorten vernietigen.
2) Nemoura dubitans werd aangetroffen in het Rodebos, aan Paddenpoel, en in het Torfbroek. Deze soort is in Nederland en Vlaanderen zeld
Steenvliegen in het
zaam. Ze komt voor in vijvers en greppels die gevoed worden door bronwater, vaak in wateren
Dij leland
met veel organische afval.
Vijf oorten steenvliegen, alle behorende tot de groep van de algsteenvliegen, trof ik aan tijdens enkele excursies in het voorjaar 2008 aan een aantal waterlopen in het Dijleland. De volgende gebieden werden bezocht: (1) de Leigracht aan de vijvers van Oud-Heverlee (Vlaams natuurre servaat, Oud-Heverlee), (2) een naamloos bron beekje en vijver in het Rodebos (Vlaams natuur reservaat, St-Agatha-Rode),
(3) de Warandebeek (domeinbos Meerdaalwoud, Bierbeek), (4) de Paddenpoelbeek
St-Joris-Weert),
(domeinbos Meerdaalwoud,
(5) het Torfbroek (natuurre-
ervaat van de gemeente Kampenhout en Na tuurpunt, Kampenhout), (6) het Floordambos (natuurreservaat van
atuurpunt,
gemeente
3) Nemoura marginata werd aangetroffen in het Rodebos en Paddenpoel. In Nederland is de soort beperkt tot Zuid-Limburg; ook in Vlaande ren is de soort wellicht zeer zeldzaam. Het is een soort van zeer smalle beschaduwde bronnen en bosbeekjes van minder dan 50 cm breedte en een waterdiepte van minder dan 10 cm.
4) Nemurella pictetii, waargenomen aan de vijvers van Oud-Heverlee en Paddenpoel, is na N. cinerea de minst zeldzame van de Vlaamse steenvliegen. Het is een soort van stilstaand en zwak stromend water met veel organisch afval. Opmerkelijk was het voorkomen aan de vervuilde, maar wel rela tief snelstromende, Leigracht in Oud-Heverlee;
Melsbroek). Enkel volwassen insecten werden gezocht tijdens deze bezoeken. De steenvliegen
of de larven van de soort in deze beek leven, of
werden ingezameld door "slepen" met een inectennet door de oevervegetatie. Ze werden
is onduidelijk.
met behulp van Kroese (2008) en een stereo microscoop gedetermineerd, en bewaard ter controle op 70% alcohol. Deze controle door steenvliegen-experten is nog niet gebeurd, dus 62
De Boomklever
-
juni
2008
eerder in nabijgelegen vijvers of brongebiedjes,
Één vertegenwoordiger van de familie van de naaldsteenvliegen (Leuctridae) werd aangetrof fen, met name Leuctra nigra. Deze soort werd aangetroffen in het Rodebos en aan Paddenpoel.
Ze heeft in Nederland een erg beperkte versprei ding en is in Vlaanderen ook zeldzaam tot zeer zeldzaam.
L. nigra is vooral uit beschaduwde
bronbeken met losse zandbodem en veel blad
gegevens rond een aantal steenvliegensoorten. Gegevens hieromtrent werden echter nog niet bij de VMM opgevraagd.
afval gekend. Dit is de enige meerjarige soort die werd aangetroffen. Uit deze soortsbeschrij vingen
kan
afgeleid
worden dat elke steen vliegensoort
aan
een
zeer specifiek biotoop gebonden is. Zowel de waterdiepte,
breedte
van de waterloop, be schaduwing,
stroom
snelheid
bodem-
en
ubstraat is van belang -
naast
natuurlijk
de
kwaliteit en de besten digheid van de water aanvoer.
De
hotspot
voor steenvliegen in het Dijleland
is
ongetwij
feld het Rodebos (Foto
4). Hier loopt een zuiver bronbeekje eer t door donker loofbos, komt dan in een open hooiland, om uiteindelijk in een moera gebiedje een kleine
Foto 3: einoura cinerea is onze algemeen te ·teen vliegen oort en is te vinden in de oevervegetatie van langzaam stromende beekje . (Foto Joris Menten)
vijver te voeden. De bodem van de beek evolu eert van bladafval naar een zandig substraat, om dan weer rijker aan organische afval te worden in het moerasgebied. Deze grote afwis seling zorgt ervoor dat, ondanks de korte loop van deze beek (hoop en al 1 kilometer), er zich een rijke steenvliegenfauna kan handhaven. De bronbeken in het Meerdaalwoud zijn vaak meer beschaduwd en bevatten relatief veel bladafval. In deze stukken komt enkel
Nemoura cinerea voor.
Enkel waar er minder bladafval in de beek ligt en de minerale bodem zichtbaar is, werden er meer kritische soorten waargenomen. De gegevens die hier gepresenteerd zijn, betref fen een zeer beperkt staalname, zowel in het aantal onderzochte gebieden, het aantal bezoe ken, en de verspreiding in tijd Water talen van een aantal grotere waterlopen (Laan, Dijle, Voer, Ijse) worden door de Vlaamse Milieumaatschap pij verzameld en onderzocht op macro-inverte braten ter bepaling van de waterkwaliteit. Wel licht bevatten de analy e
Kunnen we nu nog andere
oorten in het Dijle
land verwachten? Met de zeer beperkte opzet van dit onderzoekje moet het antwoord op deze vraag bijna zeker affirmatief zijn. Toch i h t aan tal soorten dat we nog redelijkerwijz
kunnen
verwachten eerder beperkt. Te verwachten zijn zeker nog
Protonemura intricnta en Leuctra pseu dosignifera (persoonlijke mededeling K. Loek). Beide
oorten komen ni t in
ederland
oor,
maar werden reeds in centraal-B lgië gevonden
(L. p eudo ignifera enkel
in Brakel) en behoren tot
de algemenere Midden-Europe e oort n. Bijko mende soorten zouden zeer bijzondere vond ten zijn, maar niet onmogelijk. De roof teen.vlieg
operla grammatica komt nog in de Ziepbeekv�l lei voor, en d najaar oort Leuctra Ju ·en nog m I
de vallei van d Wie w
Zwarte B ek (beide in Limburg).
t wat we nog in de Dijle all i kunnen
ontdekken?
van deze stalen ook De Boornl<lever
-
juni
2008
63
Conclusie De m
te teenvliegen zijn indicators van een hoge waterkwaliteit. T ijdens een beperkt onderzoekje in
hel voorjaar van
2008 werden er 5 oorten steenvliegen aangetroffen in het Dijleland, hieronder enkele
Leer z ldzame oorten. D
oortenrijkste waterlopen waren bron-gevoede bosbeken in het Rodebos en
Me rdaalwoud. Het bewaken van de waterkwaliteit, constante wateraanvoer, en structurele integriteit van deze bronbeken is van groot belang voor de biodiversiteit in onze regio. Verder onderzoek is nood Lakelijk voor een verdere be chrijving van onze steenvliegenfauna.
Jori M nt n jori _m nten@yahoo.com ntie: ed rlandse teenvliegen (Plecoptera)» Entomologische Tabellen 1, EIS(2008) «D rland, Leiden ( L). D ze uitstekende en rijkelijk geïllustreerde tabel is te koop bij Museum Natu , Bram
rali (www.nalurali .nl/et). D
64
De Boomklever
-
juni
2008
mee te informatie in dit artikeltje is uit dit werk verkregen.
----- -��---� ·
-••K&-.Llo
Foto 4: In deze zuivere bronbeek in het Rodebos (St-Agatha-Rode) werden 4 soor ten steenvliegen (Leuctra nigra, Nemoura cinerea, N. dubitans, N. marginata) aange troffen. (Foto Joris Menten)
De Boomklever
-
juni
2008
65
".
.".
"
"
Kleine Trap te Korbeek-Dijle
Beschrijving van de
De waarneming
waarneming
het idee dat het wel eens om een Kleine Trap zou
•
O
kunnen gaan werd alleen maar sterker. De vogel
p de ochtend van 20 april 2008 wandelde ik de Bredeweg te
Korbeek-Dijle op, in het kader van de broedvogelinventarisatie van Na tuurstudiegroep
was niet meer dan een korte
glimp in ver van ideale omstandigheden, maar
Dijleland
moest teruggevonden worden. Op de bewuste akker foerageerden enkele tientallen Blauwe Reigers Ardea cinerea die bij de minste benade ring ongetwijfeld zouden opvliegen en daarbij hun ongenoegen over de gang van zaken met een luide schreeuw kenbaar zouden maken. Hoe
waarbij
zou een Kleine Trap daarop reageren? Dus eerst
dit jaar de akkervogels aan de beurt
een hoger gelegen punt gezocht om van daaruit
zijn. Bij een eerste halte om 8u, am per enkele
de koolzaad - en omliggende akkers te overzien. Zonder resultaat.
honderden meters ver,
om de eerste koppels Patrijzen Per dix perdix en een Veldleeuwerik Alauda arvensis op kaart in te tekenen vloog
er rechts van de weg een grotere
Dan toch maar voorzichtig de akker opgelopen, om de paar meter de overblijfselen van het kool zaad afspeurend. Bijna op het hoogste punt, de reigers waren zoals verwacht opgevlogen, keek ik recht in een priemend geel oog. De vogel zat volledig gedrukt, enkel de kop en een stukje rug
vogel op. Deze vloog recht naar de
zichtbaar. Bovendelen en kruin waren fijntjes ge
opkomende zon, en de vlucht deed
streept op licht bruine grondkleur, de rest van
in eerste instantie eerder eendach tig aan. Aanvankelijk kon ik er dan ook helemaal niets van maken, pas toen de vogel met een wijde boog
de kop en bovenhals egaal grijs. De snavel was gelig bruin met een donker uiteinde. Ja, het was dus een Kleine Trap, een mannetje! Aangezien de vogel duidelijk verontrust was, heb ik dan terug wat meer afstand genomen. De vogel leek nu iets minder verontrust en af en toe werd een
naar rechts afweek kreeg ik even
stukje zwarte halskraag met een fijne witte band
tjes brede ronde vleugels met grote
zichtbaar.
witte vleugelvelden en zwarte bui
Vervolgens enkele lokale vogelkijkers verwittigd
tenste handpentoppen te zien. Op
en wat bewijsfotootjes gemaakt. Na amper 10
dit moment kwam de gedachte aan
minuten was Axel Smets ter plaatse, die de vo
een Kleine Trap Tetrax tetrax voor het eerst in me op. Vervolgens leek de vogel - net uit het zicht - terug in te vallen op een voormalige koolzaad akker die sinds de oogst van vorig jaar onbewerkt was blijven liggen. 66
De Boomklever
-
juni
2008
gel onmiddellijk heeft geseind op het Rare Bird Alert-systeem. Even later vloog de trap naar een verderop gelegen akker, waar de vogel zich ge durende lange tijd uitstekend liet bekijken, wel iswaar vanop behoorlijke afstand. Het werd die dag behoorlijk druk op het pla teau van Korbeek-Dijle. Toen ik rond 19.00h nog eens ging kijken was het nog steeds een komen
Kleine Trap Tetrax tetrax, mannetje, Korbeek-Dijle,
20 april 2008
(foto Raymond De Smet) en
gaan van vogelkijker . De vogel was inmid
del opgeschoven naar een hoger gelegen akker \
aur hij zich uitvoerig liet bekijken en fotogra
fer n. De dag nadien werd hij helaa
niet meer
d'Homologation (CH, downloadbaar op http:// users.skynet.be/ch-web)
doorgenomen,
maar
vergelijking van het aantal voormalige gevallen van Kleine Trap in België tu sen enkele van deze
teruggevonden.
rapporten leverde tegenstrijdige informatie op.
Joh an N ys ten
van tot op heden aanvaarde Belgi che gevallen
Daarom werd bij het BAHC de volledige lij t opgevraagd en verkregen (pers. med. M. Van degehuchte), die we hier al
Situering in een Belgisch
dige lijst beschouwen. Hieruit kunnen we leren dat de vogel van Korbeek-Dijle het
kader 20
april
200
te Korbeek
Dijle heeft b trekking op de tweede Kleine Trap voor het Dijleland, en eveneens voor de pro vincie V laams-Brabant. Het vorige exemplaar in dit gebi d werd waarg nomen op 6 januari Leuven (Lippens & Wille,
19 6),
en was
trouwens de er te Kleine Trap die ooit in België werd gedocumenteerd. D 1 ende gem en chap he
Dijleland e vogell ij-
ft du
155 jaren moeten
wachten om d ze oort in igen regio te kunnen waarnemen! Teneinde te achterhal n om het hoeveelste g val voor België het in lijk de oud
26e Belgi
geval vertegenwoordigt, waarbij het
De waarneming van
1853 te
de jui te en volle
2008
ging werden aanvanke
rapporten van h t Belgi ch
fauni ti ch Homologati
omité (B
vi
HC, down
loadbaar op www.bahc.be) en de Commi "ion
olitaire vogel
teed
che om
ging. In enkele van de eerder
doorgenomen rapporten waren een aantal ou dere gevallen blijkbaar nog niet opgenomen (bv. Van den Steen & Herroelen, 19
) terwijl ,
andere over meer gevallen berichtten dan er momenteel aanvaard zijn (bv. Dufoum ,
1997),
waarbij we uiteraard geen rekening hielden met de waarnemingen die pa na d
publicatie
van de betreffende rapporten plaatsvonden. De aantallen in de recenter homologati rapporten (vanaf De Smet et nl.,
2004
& CH,
n Rat
komen wel overeen m t d
2005)
huidige lij t van
aanvaard gevallen. Ze entwintig Klein
Trapp n in
155
jaren, dat
ge ft e n g midd lde van onge e r ' 'n om de De Boomklever
-
juni
2008
67
maand
Jan 1
aantal
1
Feb
Maa
Apr
1
1
1
Mei
J un
J ul
Aua
Sep
Okt
4
9
4
1
Nov
Dec
1
4
Tabel 1 : Mnandpntroon van de 26 Kleine Trappen Tetrax tetrax die tot op heden werden waargenomen in België, 111et aanduiding vnn de vogel van Korbeek-Dijle op grijze achtergrond.
6 jaren. Dit gemiddelde be chrijft de tempo rele preiding van de Belgi che waarnemingen echter niet goed. Allereer t is de gemiddelde tijd tu
en twee opeenvolgende waarnemingen
tijden de laatste decennia aanzienlijk toegeno men, maar er waren ook enkelr_, jê,rc'n waarin meerdere Kleine Trappen werden opgemerkt, en deze trooien heel wat roet in het eten bij het samenvatten van het tijdspatroon aan de hand van één enkel gemiddelde. Daarom maken we een onder cheid tussen de periode 1853-1954, waarin gemiddeld 6,75 jaren verstreken tusen twee jaren met Kleine Trap, en de periode
1954-2008, waarin gemiddeld 10,8 jaren moest worden gewacht tussen twee Kleine Trapjaren. Hierbij merken we op dat zowel 1884, 1911 als
1950 goed waren voor telkens twee Kleine Trap pen, en 1953 zelf voor drie! og intere
anter wordt het wanneer we de
temporele spreiding van de Belgische Kleine Trappen binnen een kalenderjaar bekijken (Ta
voor de andere provincies: 3 gevallen in Namen, telkens 2 gevallen in Oost-Vlaanderen, Antwer pen en Vlaams-Brabant, en telkens één geval in Henegouwen, Waals-Brabant en Luxemburg. Zinvolle uitspraken over de verdeling van de 26 Belgische Kleine Trappen over de verschillende geslachten en leeftijden zijn moeilijker te maken. Slechts van 8 vogels wordt in het BAHC-over zicht het geslacht vermeld. Wanneer we hier de Korbeek-Dijlse vogel bijvoegen ging het in minstens vijf gevallen om mannetjes, en min stens vier keer om vrouwtjes. In verband met de leeftijdsverdeling kunnen we enkel stellen dat minstens 10 vogels geen adulten waren (3 x 1 e kalenderjaar - uiteraard allen in najaar - en 7 x
1e_2e kalenderjaar).
Herkomst van Kleine Trappen in België
bel 1). De meeste waarnemingen zijn geconcen treerd in najaar en vroege winter, met telkens
De Kleine Trap kent een groot maar sterk ge
vier gevallen in augustus, oktober en december,
fragmenteerd broedgebied met de belangrijk-
lechts
te populaties op het Iberisch schiereiland, in
en zelf
negen in september (maar wel
één in november), terwijl in de periode januari
Frankrijk, Italië (vnml. Sardinië), Rusland en
maart nog maar drie keer een Kleine Trap werd
Kazakhstan. Spanje en Portugal zijn daarbij
ontdekt in België (telkens één in elk van deze
goed voor meer dan de helft van de wereldpo
maanden). De vogel van Korbeek-Dijle is dus de
pulatie, die op meer dan 100.000 vogels wordt
allereer te die in april in België werd aangetrof
geschat (Goriup, 1994).
fen, mei tot
n met juli zijn vooralsnog Kleine
De gemiddeld toenemende tussentijd tussen
Traploze maanden. Een gecombineerde analyse
twee
van de tempor Ie spreiding over én binnen de
Kleine Trap in België lijkt te suggereren dat de
waarnemingsjaren leverde geen evidentie op
soort ook in zijn herkomstgebieden een achter
voor een ver chuiving in dit maandpatroon tij
uitgaande trend kent. Maar dat brengt ons niet
dens de periode van 155 jaren.
veel verder bij de herkomst van de Belgische
Wanneer we d ruimtelijke preiding van Kleine Trap-waarnemingen in België bekijken op pro
de tweede helft van de 2oe eeuw over zijn hele
vincieniveau m rken we dal alle 10 provincies reed Kleine Trappen te ga t hadden, met een
len kende. In een eerste golf van achteruitgang
overwicht in West-Vlaand ren, Luik (telkens 5 gevallen) en Limburg (4 g vallen). De cores
en noordelijke populaties de zwaarste klappen,
opeenvolgende
waarnemingsjaren
van
Kleine Trappen, aangezien de Kleine Trap in
68
De Boomklever
-juni
2008
verspreidingsgebied drastisch dalende aantal (grofweg 1950-1980) kregen vooral de oostelijke samenlopend met een forse uitbreiding en in-
tensifiëring van de landbouw (voornamelijk in
de meest waarschijnlijke kandidaten om bij ons
Rusland en Oekraïne). De westelijke populaties
op te duiken. Maar zekerheid verkrijgen we hier
(Frankrijk, Spanje, Italië) daalden het sterkst tus
ook niet door, aangezien zowel voor de Oo t- als
sen 1970 en 1990. Tegenwoordig tonen sommige
voor de West-Europese Kleine Trappen geldt dat
populaties echter tekenen van herstel, en wordt
de meest noordelijke populaties bestaan uit trek
de Kleine Trap als soort niet langer als wereld
vogels, terwijl de zuidelijkere populatie
wijd bedreigd beschouwd (Goriup, 1994). Maar
vogels zijn. Zo trekken du ook de meeste Franse
lokaal, zoal
broedvogels tijdens de winter zuidwaarts, en het
bijvoorbeeld in Frankrijk (Jolivet,
tand
1995), heeft de soort het nog steeds moeilijk en
zijn net deze die 1) het dichtst bij ons liggen en
blijven de aantallen dalen.
tot op heden blijvend zeldzamer zijn geworden.
Misschien kan een verschil in trekgedrag de
Hun trekgedrag maakt bovendien dat ze
leutel tot de oplossing zijn? Er wordt in de li
2)
3) in
aanmerking komen voor 'over hooting', waar
teratuur inderdaad aangenomen dat vooral de
bij vogel
oostelijke broedvogels trekvogels zijn, en dus
noorden van hun broedgebied terecht komen.
Kleine Trap te Korbeek-Dijle, 20 april 2008 foto: Chri De Groot
bij bepaalde trekomstandigheden ten
Drie mogelijke argumenten om een pleidooi
Dankwoord
voor een zuidelijke herkom t te ondersteunen dus, maar andermaal geen zekerheid.
Dank van vele waarnemers (in het archief van
Onder oortkenmerken dan? Er worden binnen
de
het verspreidingsgebied geen ondersoorten on
menteel reeds gegevens van een 50-tal geluk
derscheiden. Objectief beoordeelbare morfolo
kigen die op 21 april van overal te lande tot in
gische kenmerken (afmetingen, verenkleed, ...),
Korbeek-Dijle afzakten) gaat in eerste instantie
die toelaten het onderscheid tussen oostelijke en
natuurlijk uit naar Johan Ny sten, voor de ont
Natuurstudiegroep Dijleland zitten mo
we telijke Kleine Trappen te maken, ontbreken
dekking en de snelle bekendmaking van deze
du
pijtig genoeg ook. Recente veldgidsen ma
Kleine Trap. Vervolgens wensen we vooral
ken er alvast geen melding van. Lippens & Wille
Marnix Vandegehuchte (BAHC) te bedanken
(1986) vermelden echter dat de vogels wat gro
voor het ter beschikking stellen van het BAHC
ter en bleker gekleurd zouden zijn vanaf Italië
overzicht.
oo twaarts, en geven gedetailleerde informatie in verband met de herkomst van meerdere Bel gische Kleine Trappen. Voor 21 gevallen (enkel diegene die ook door het BAHC aanvaard zijn, Lippens & Wille vermelden er daarnaast nog enkele andere) geven zij de volgende verdeling : 8 oostelijke (orientalis), 5 westelijke (tetrax) en 8 niet nader bepaalde. Opvallend hierbij is dat
Referenties •De Smet, G., P. Adriaens, M. Vandegehuchte & BAHC (2004) -Zeldzame niet-zangvogels in
België in 1998-2003. Dertigste rapport van het Belgisch
Avifaunistisch
Homologatiecomité.
Natuur.oriolus, 70:101-119.
alle waarnemingen waarbij de herkomst be
• Dufourny, H. (1997)-Rapport de la Commis
paald werd voor 1950 plaatsvonden, en men er
sion d'Homologation. Annéé 1994. Aves, 34 :73-
vanaf dat jaar blijkbaar niet meer in slaagt om
96.
dat te doen. Of ging het voor 1950 misschien
• Goriup, P. (1994) -Little Bustard Tetrax tetrax.
teevast om geschoten ex., die opgemeten kon
(In : Birds in Europe: their conservation status.,
den worden zodat een eventueel verschil tus
Tucker, G.M. & M.F. Heath, Eds.), Cambridge,
sen oostelijke en westelijke vogels nauwkeurig
UK: Birdlife International (Birdlife Conserva
gedocumenteerd kon worden? Wat er ook van
tion Series No. 3).
zij, de vogel van januari 1853 te Leuven was
• Jolivet, C. (1996) - L'Outarde canepetière
volgens Lippens & Wille een 'orientalis', en één
(Ttrax tetrax) en déclin en France. Situation en
van de meest nabije waarnemingen (te Corroy
1995. Ornithos, 3 :73-77.
le-Grand, Waals Brabant, in augustus 1884) had
• Lippens, L. & H. Wille (1986)-Uitzonderlijke
betrekking op een 'tetrax'.
vogels in België en West-Europa. 1. Watervo
Samenvattend lijkt het er dus op dat Kleine
gels, dagroofvogels en steltlopers.
Trappen in het verleden zowel vanuit het oos ten als vanuit het zuiden bij ons konden opdui
• Raty, L. & CH (2005) - Rapport de la Com mission d'Homologation. Années 1998 à 2003,
ken, en vermoedelijk is dat nog steeds zo. Op
seconde partie : Espèces soumises à homologa
basis van de recente sterke achteruitgang in de
tion nationale. Aves, 41 :165-208.
meeste Franse populaties, en de stabiliteit die
•Van den Steen, J., P. Herroelen & BAHC (1988)
momenteel heerst in de oostelijke populaties,
- Zeldzame vogels in V laanderen in 1985. 17e
lijken oostelijke Kleine Trappen tegenwoordig
rapport van het Belgisch Avifaunistisch Homo
de meest waarschijnlijke om bij ons aan te tref
logatiecomité. Oriolus, 54: 85-95.
fen.
Kelle Moreau
70
De Boomklever
-
juni
2008
Het leven van een Kleine Zwaan
•••
in 8 ringaflezingen
T
ussen het groepje Kleine Zwanen dat afgelopen winter de omgeving van het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode als winterstek had uitverko
ren, ontdekte Frederik Fluyt op 12/ I 2 een exemplaar met een gele kleur ring rechts en een metalen ring links. Op 19/ l 2 kon de gele ring door Raf Aerts afgelezen worden als "Geel 546". Het kleurringproject werd gecontacteerd en hieronder volgt het levensverhaal van onze kleine wereld zwerver. Als jong mannetje werd hij geringd op 16 augustus 2005 op het eiland Murei langs de
oor
delijke Ijszee in Rusland. De omliggende toendragebieden van de Petsjora delta zijn de belangrijkste broedgebieden van onze Kleine Zwanen. Tijdens zijn eerste winter trok hij naar
ederland waar hij in maart 2006 verschillende keren werd waar
genomen in de Rietbroek, een veenweidengebied in Ook in zijn tweede winter trok hij naar
oord-Holland.
ederland, eerst naar De Schans bij het Markiezaatmeer op de
grens van West-Brabant en Zeeland, en vervolgens naar polder Neder-Slingeland in Zuid-Holland. Verandering van spijs doet eten, en zo bracht een gunstige wind hem in zijn derde winter naar on Grootbroek, in vogelvlucht maar liefst 3300 kilometer van zijn geboorteplek verwijderd! Hij leek het daar best naar zijn zin te hebben, tot hij eind december zijn biezen moest pakken omdat de vijver dicht vroor tijdens de enige fikse vorstperiode van de afgelopen winter. We zijn alva t benieuwd waar hij volgend jaar zal opduiken! Bruno Bergrnans & Frederik Fluyt
Foto van waar onze Kleine Zwaan uit het ei kroop (Eileen Rees, Wildfowl & Wetlands Tru t Engels-Russische Onderzoek project van Kleine Zwn11en) De Booml<lever
-
juni
2008
71
Project Grauwe Gors
I / Inleiding
1
lasperiode in 2000-2002 is de Grauwe Gors uit
n heel Europa boeren traditione
vele gebieden in Vlaanderen totaal verdwenen
le akkervogelsoorten al geruime
als broedvogel. In V laams en Waals Haspen gouw bevindt zich momenteel het bolwerk van
tijd sterk achteruit. De populaties
de soort in België, dat ruwweg geschat wordt
van ondermeer Geelgors, Grauwe
op enkele honderden broedparen. Gelet op de
Gors, Veldleeuwerik en Patrijs zijn
in Noordwest-Europa, is deze Haspengouwse
de voorbije 15-30 jaar zeer sterk
broedpopulatie
afgenomen
(Vermeersch
et
al.,
2004; Birdlife International, 2004). In Noordwest-Europa ging de Veld leeuwerik zelfs met 95% achteruit
zeer snelle achteruitgang van de soort overal ondertussen
van
belang
op
oordwest-Europees niveau.
2/ Ecologie Grauwe Gors De Grauwe Gors komt voornamelijk in Eu ropa voor. In het noorden van zijn versprei
tijdens de laatste 30 jaar. Verschil
dingsgebied houdt de soort zich voornamelijk
lende streken en landen hebben
op in landbouwgebieden. Extensieve hooi- en
reeds een aantal soorten voorgoed zien verdwijnen, zoals bvb. de Or
graasweiden of akkergebied genieten de voor keur, liefst omgeven door kleine kruidenrijke landschapselementen. De soort neemt vrij laat in het voorjaar zijn broedterritoria in en polyga
tolaan in V laanderen.
mie komt voor. Volwassen Grauwe Gorzen eten voornamelijk zaden (waaronder graangewas
Bijna de helft van het V laamse grondgebied is
sen), maar jongen worden gevoed met insec
landbouwgebied.
ten. Graanzaden en in mindere mate zaad van
De
landbouwintensivering
van de voorbije decennia en de aanhoudende
duizendknopen en grassen vormen grotendeels
rationali ering van het productieproces plaatsen
het wintermenu. Onder meer de opkomst van
ve 1 akkervogel oorten onder druk door habi
het wintergraan heeft ervoor gezorgd dat er 's
tatverlie
(ne tgelegenheid, dekking) en door
winters nog amper stoppelvelden voorkomen
gebrek aan winter- en zomervoedsel. Vooral in
in het agrarisch landschap. Verschillende stu
groot chalige, open akkerbouwgebieden is er
dies hebben uitgewezen dat de afname van de
anno 200
populatiegrootte in belangrijke mate bepaald
weinig ruimte over voor biodiversi
teit.
wordt door de penibele voedselsituatie tijdens
Van de drie Vlaamse karakter oorten van der gelijk
grootschalige
akkergebieden
de winter. Ook in het broedhabitat spelen ver
(Gele
schillende negatieve factoren. In diverse streken
Kwik taart, Grauwe Gors en Veldleeuwerik)
blijkt er een negatief verband tussen het aantal
zit vooral de Grauwe Gors 'in nesten'. Hij heeft
Grauwe Gorzen en de opkomst van de maïs
de klein te bro dpopulatie van de drie, hij is de
teelt. De voeding van de jongen bestaat hoofd
voorbij
zakelijk uit insecten. Een te laag insectenaanbod
jaren vermoedelijk het terkst achteruit gegaan en heeft hij bijgevolg de 'slechtste' Rode Lij l tatu
('bedreigd' , ver u
Veldle uwerik; Devo
72
De Boomklever
'kwet baar' voor
et al., 2004). Sinds de at-
-
juni
2008
hangt in landbouwgebieden in belangrijke mate amen met het wijdverspreid en aangehouden gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Grauwe Gors Emberiza calandra, Foto: Freek Verdonckt
3/ Populatieverloop
hielden
Tijdens de atlasperiode 1973-1977 kwam de
Gors meer in
Grauwe Gors voor over gans Vlaanderen, be
Over gan
halve in zandige regio's. De populatie werd
voor maar
geschat op 3000-4900 broedparen. Het versprei
Behalve in oostelijk Europa blijft de oort tabiel
dingsgebied van de Grauwe Gors is na deze
of gaat er zelfs lichtje
atlasperiode stelselmatig gekrompen. In de pe
We t- en Zuid- Europa zit de
riode 2000-2002 broedden er volgens de 'Atlas
waar de klappen vallen. Zelf in Turkije,
van de Vlaamse Broedvogels 2000-2002' nog
werk van de soort in Europa, gaat h t v rre van
zo' n 850-1100 paren in Vlaanderen. Anno 2008
goed (Birdlife International, 2004).
chattingen het nog op 400- 00 broed
paren. In 2007 broedde er geen enkele Grauwe ederland.
Europa komt de
oort wijdver preid
taat genoteerd al
achteruitgaand.
op vooruit. In
oord-,
oort in de hoek en bol
houdt het merendeel van de broedvogels zich op in het zuidoosten van Vlaams-Brabant en in het zuiden van de provincie Limburg. Hoewel buiten deze twee atlasperiodes systematische gegevens grotendeels ontbreken, wijzen losse waarnemingen en lokale telreeksen erop dat ook binnen deze resterende gebieden de aantal len en broeddichtheden stelselmatig afgenomen zijn tijdens de voorbije decennia. In Nederland is het nog slechter ge teld met de Grauwe Gors. De laatste jaren was er prake van maar enkele broedparen, terwijl er in 1994 nog 100-120 paar tot broeden kwamen, waarvan het merendeel in (
ederland ) Limburg. In 1977
41 Project Grauwe Gors 2008: Inventarisatie Met h t 'Project Grauwe Gor ' beoogt
n con
sortium van natuurverenigingen
n partner het
vergroten van de kenni en d
cherming van
dez
b
oort in Vlaam - Brabant. In 200
dit proj et de grootte
n de
r pr iding van de
broedpopulatie Grauwe Gorz n bant in kaart t
tracht
m
\aam -Bra
brengen.
De Boomklever
-
juni
2008
73
Vogels
4 bezoekrondes afgelegd moeten worden
De inventarisatie richt zich exclusiei op de
mum
Grauwe Gors. De gebruikte inventarisatieme
om een goed beeld te krijgen van de aanwezige
thode werkt volgen
Grauwe Gorzen. Twee opeenvolgende waarne
de principes van de terri
toriumkartering (zie Van Dijk,
2004).
Op basis
mingen op dezelfde plaats moeten minimaal
10
van waarnemingen die op de aanwezigheid van
dagen uit elkaar liggen, anders tellen ze als één
een territorium(zoals zang , balts, ...) en/of nest
'geldige waarneming'. Een waarneming is pas
wijzen krijgt men een idee van het aantal broed
geldig indien ze binnen de periode van 16 mei
paren in een gebied.
en 20
Tijdens iedere bezoekronde worden waarnemin
het telwerk geconcentreerd in de periode dat de
gen, zangposten en/of nestlocaties ingetekend
gorzen effectief broeden en jongen voederen.
op bezoekkaarten op basis van recente ortho
Geldige waarnemingen worden opgedeeld in
foto's. Het kaartmateriaal wordt voorzien door
vijf categorieën:
atuurpunt Studie.
•
De inventarisatie gebeurt op niveau van lxlkm2
j ul i
wordt gedaan. Op die manier wordt
Waarneming van een volwassen individu in
broedbiotoop.
UTM-hokken. De selectie van de hokken die ge
•
Waarneming van paren in broedbiotoop.
inventariseerd dienen te worden is gebaseerd
•
Territoriumindicerende waarnemingen in het
op het gekende voorkomen van de soort in de
2000-2007 (hokken waar actueel of ten in 2000 nog zangposten (en nesten) van
broedbiotoop zoals zang, balts, baltsvoedering,
periode
territoriumroep, paring, baltsvluchten, interac
laatste
tie onderling of met andere soorten.
Grauwe Gorzen werden waargenomen).
•
Nestindicerende waarnemingen zoals alar
Het veldwerk gebeurt best te voet of per fiets.
meren, contactroep, afleidingsgedrag, transport
Regelmatig stilstaan en gericht luisteren en zoe
van voedsel, transport van ontlastingspakketjes,
ken i de meest geschikte manier om de soort in
nestbouw, transport van nestmateriaal, adulte
kaart te brengen. Liefst wordt elke bezoekronde
vogels met jongen.
in een andere richting doorlopen, zodat alle
•
Nestvondsten van nesten met eieren of jongen
plaat en eens op verschillende tijdstippen van
of een al dan niet alarmerend broedende vogel
de ochtend (avond) bezocht worden. Voor een
die eventueel het nest verlaat.
selectie van lxl km2-hokken zullen ook de teel ten in kaart gebracht worden.
Het is niet altijd mogelijk om territoria te onder
Hoe later op het seizoen of hoe wanner het weer,
scheiden, indien men nooit tegelijkertijd meer
hoe vroeger in de ochtend er best geteld wordt. Telwerk is optimaal in de vroege voormiddag. In mei kan er geteld worden tot 6 uur na zons
4 uur erna.
opgang, in juni en juli tot
Ook in de
late namiddag of avond kunnen Grauwe Gorzen geïnventariseerd worden, maar dit is niet opti maal. 's Middag inventariseert men best niet. Tellen bij windstilte(< 3 Bf) is optimaal. Te lage of te hoge temperaturen zijn ongunstig. T ijdens langdurig slechte
weersomstandigheden
inventariseren
kan soms niet worden vermeden en is alleszins zinvoller dan helemaal niet tellen Telwerk dient te gebeuren van begin mei tot midden juli. De periode van 16 mei tot
20
juli
is de belangrijkste. Eind mei - begin juni begint de broedperiode. Vanaf midden juni zijn er jon gen, die begin juli uitvliegen. Het spreekt voor zich dat hoe meer bezoeken er per broedseizoen plaatsvinden, hoe beter en nauwkeuriger de ver zamelde informatie wordt. Gedurende de peri ode van 16 mei tot en met 74
De Boomklever
-
20 juli zouden er mini-
juni
2007
dere vogels waarneemt. De fusieafstand geeft de afstand weer waarvan men kan aannemen dat, als twee geldige waarnemingen op min stens deze afstand van elkaar gelegen zijn, ze tot verschillende territoria behoren. Voor Grauwe Gors bedraagt deze afstand
500
m. Een cluster
van meerdere geldige waarnemingen over ver schillende bezoekrondes heeft een maximale diameter van
750 m.
Om tot goede populatieschattingen en zinvolle vergelijkingen met de atlasperiode te kunnen komen, is het belangrijk om ook voldoende aandacht te besteden aan lege hokken. Zeker de hokken waar er recent of zelfs de afgelopen 15 jaar nog Grauwe Gorzen voorkwamen zijn zeer belangrijk om meermaals en binnen voorgestel de tijdstippen te bezoeken.
5/Toekomstperspectieven
61 Referenties :
Omdat we zonder gerichte beschermingsmaat
van Dijk A.J., 2004. Handleiding Broedvogel
regelen de Grauwe gors als karakteristieke broedvogel van onze akkerplateaus riskeren kwijt te spelen, zal hiervan in het kader van het project Grauwe gors de komende jaren ook werk gemaakt worden. Tesamen met de inventarisatie dit jaar zal er ook een karakterisering gebeuren van het habitat op basis van landschapskenmerken (topogra fie, openheid), landbouwteelten en kleine land schapselementen. De volgende jaren zullen dan soortspecifieke beschermingsmaatregelen in een aantal kerngebieden uitgevoerd en uitgestest worden, naast het sensibiliseren rond biodiver siteit in grootschalige akkergebieden bij land bouwers, lokale overheden en Regionale Land schappen. Het in kaart brengen van de broedpopulatie Grauwe Gorzen in V laams-Brabant wordt uit gevoerd door vrijwilligers van de Vogelwerk groepen Oost-Brabant,
oord-West-
Brabant
en Halle, de Natuurstudiegroep Dijleland en de atuurpuntafdeling Velpe- Mene, met admini stratieve en logistieke ondersteuning van een professioneel medewerker van Natuurpunt Stu die. De rapportage en kwaliteitsbewaking wordt eveneens verzorgd door deze instantie. Voor dit jaar zijn alle inventarisatiehokken in ons werkingsgebied al verdeeld, maar losse waarne mingen van Grauwe gorzen blijven steeds wel kom op onze maillijst (Dijlevallei@yahoogroups. com) of bij ondergetekende. Maarten Hens, maarten.hens@tele2allin.be Deze tekst is gebaseerd op de handleiding van het Project Grauwe Gors, een uitgave van Na tuurpunt Studie vzw.
Studie,
proefvlakken). SOVO
Vogelonderzoek
eder
land, Beek-Ubbergen. Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herre mans M., Stevens J., Gabriëls J. & Van Der Krie ken B., 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 p. Devos K., Anselin A., Vermeer ch G., 2004. Een nieuwe Rode Lijst van de broedvogel in Vlaan deren (versie 2004). In: Vermeersch G., An elin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabri els J. & Van Der Krieken B., 2004. Atlas van de V laamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor
atuurbehoud 23, Brus
sel, 60-75 p. Birdlife International (2004) Bird population estimates, trend
in Europe:
and con ervation
status. Cambridge, UK: Birdlife International. (Birdlife Conservation Serie n°. 12). Interessante web ites: De 'Atlas van de Vlaam e Broedvogels 20002002' geeft een zeer recent beeld van hoe het de Grauwe Gors in Vlaanderen vergaat en kan u bestellen via www.natuurpunt.be/winkel. De soortenfiches kan men bekijken op http://broed vogels.inbo.be. Ga eens kijken op www.inbo.be/akkervogels voor een overzicht van lopende be cherming sprojecten voor akkervogel ederland. Eveneen men 'Van de stakker
in V laanderen en
op www.inbo.be vindt van de akker
naar de
helden van de velden; be cherming maatrege lingen voor akkervogel '. Op www.grauwegors.be krijg je een uit
nzet
ting van de werking in functie van akkervogel van Natuurpuntafdeling V lpe-Mene.
Deelnemende organisaties: Natuurpunt
Monitoring Project (Broedvogelinventarisatie in
Brakona,
Natuurstudie
groep Dijleland, Natuurpunt Velpe-Mene, Vogelwerkgroep Halle, Vogelwerkgroep Oost Brabant, Vogelwerkgroep Noordwest- Brabant. Met de steun van de provincie Vlaam -Brabant, partner voor meer en betere natuur.
Meer informatie over de Grauwe Gor dere akkervogel in
ederland vind je op
n an \\'W\N.
ovon.nl en op www.vogelbe cherming.nl.
Iwan Lewyll , Maarten H
n
, Robin Gue
linck , Marc H rreman Herwerking voor BKL: Bruno Bergman
De Boomklever
-
juni
2007
75
Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2007
D
it
overzicht
van
-
februari 2008
opmerke
lijke en interessante vogel
waarnemingen
in
de
Dijlevallei
beslaat voornamelijk de periode december 2007 - februari 2008. De bestreken regio omvat de ge meenten Bertem,
Kortenberg, Leuven,
Huldenberg,
Herent,
Oud-Heverlee,
Overijse,
Tervuren
en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode maart - september 2008 omvat ten. Waarnemingen worden voor
10 oktober 2008 verwacht bij Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486/ 12.58. 77, kelle.mo
Gebiedsafkortingen: WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, AVP = Hever lee/Abdij van Park, ZW
=
Oud-Heverlee/Zoete
Waters, OHN = Oud-Heverlee/ Heverlee/Z, Oppem
=
, OHZ
=
Oud
weilanden tussen Bogaer
denstraat (Oud-Heverlee - Korbeek-Dijle) en NGB,
GB
=
Neerijse/Grote Bron (deel Doode
Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde) en SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek, SJW =Sint-Joris-Weert, F lo = Flori val.
Kleine Zwaan Cygnus bewickii Na een jarenlange afwezigheid verscheen er in de winter van 2006-2007 voor het eerst weer een groep Kleine zwanen te SAR. Aangezien de wa terkwaliteit in de vijver in de zomer van 2007 zienderogen vertroebelde, werd er met span ning uitgekeken naar de afgelopen winter. Op 13/11 was het dan terug raak en verscheen er te rug een groepje van 3 adulten te SAR (F. F luyt). Op 07/12 werd een uitstapje gemaakt naar NGB
(M.
Walravens). Dit groepje groeide aan tot 6 ex.
van 12 tot 19/12 (F. F luyt e.v.a.). Hieronder ook 1
reau@gmail.com.
ex. met een gele kleurring (F. F luyt, R. Aerts). Na de vorstperiode in december leek er aan
Waarnemingen van onder meer Knobbelzwaan, Krakeend, Slobeend,
Wintertaling, Tafeleend,
Kuifeend, Patrijs, Dodaars, F uut, Aalscholver, Blauwe Reiger, Havik, Waterral, Kievit, Klei ne Mantelmeeuw, alle uilen, Ijsvogel, Zwarte Specht, Middelste en Kleine Bonte Specht, Veld le uwerik, Graspieper, Grote Gele Kwikstaart, Kramsvogel, Koperwiek, Cetti's Zanger, Glans kop, Matkop, Roek, Ringmus, Keep, Putter, Sijs, Kneu, Goud vink, Appelvink, Geelgors, Rietgors en alle exoten werden niet in dit verslag opge nomen maar wel verwerkt. Hetzelfde geldt voor een mogelijke Ruigpootbuizerd en enkele onze kere Geelpool- en Pontische Meeuwen.
76
De Boomklever
-
juni
2008
vankelijk maar 1 ex. over te blijven, tot op 01/01 2ad en 3juv arriveerden om te overnachten (F. F luyt). Deze groep bleek te foerageren in de weiden van SAR, Pécrot en de Grand Pré te Bossut-Got techain
(M.
Walravens e.v.a.) en keerde terug
naar de vijver van SAR om te overnachten. Ze bleef aanwezig tot ten minste het einde van deze waarnemingsperiode.
Grauwe Gans Anser anser 10 & 16-17/02
resp. 3 & 4 ex. te SA R/weiden
(L. Hendrickx, F. F luyt, M. Bekkers e.a.)
Een zich spiegelende Grote Zilverreiger te St. Agatha-Rode ( foto Eric Malfait) Kolgans Anser albifrons 31/12
min. 50 ex. ZO te Leuven/Van Waeyen-
Heverlee tot SAR (versch. waarn.). De groot te
berghlaan (B. Bergrnans)
groep zat doorgaan te S
01/01
die achtereenvolgen
min. 2 ex. aud te Leuven/Van Waeyen-
R, met maandma ima
22 ex. voor december (op
berghlaan (B. Bergrnans)
16/12 te SAR; F. F luyt), 24 ex. voor januari (op
13/01
12/01 te SAR; B. Creemers, F. Dondeyne) en 23
25 ex. ZO te Pécrot (M. Walravens)
ex. voor februari (op 10/02 te S
R; L. Hendrickx)
gans sp. Anser sp.
bedroegen. Ten W van Leuven werden telken
13/01
3 Bergeenden opgemerkt op 27/01 en 16/02 te
>
100 ex. ZW (type Grauwe of Kolgans)
te Sint-Agatha-Rode/Rodebos (H. Roosen)
Kwerp /Z (R. Ghij en).
Bergeend Tadorna tadorna
Smient Ana penelope
In de Dijlevallei ten Z van Leuven waren Berg
Een eer te reek
van Smientenwaarnemingen
eenden tijdens de gehele winterperiode in sta
liep van het begin van d b handelde periode tot
biele aantallen aanwezig van de zandvang te
op 20/01. De waarn ming locatie
De Boomklever
-
waren OH
juni
2008
77
(4 waarnemingen, max. 2m4v op 8/12; J. Nysten,
10/02
1 v te Kwerps/Z (R. Ghijsen)
S. Horeman , M. Walraven e.a.),
16/02
2mlv te NGB ((F. F luyt,
GB (9 waar
nemingen, max. 9m6v op 28/12; L. Hendrickx, M. Walraven
, J.
ysten), OHZ (6 waarnemin
Nonnetje Mergellus albellus
en SAR (4 waarnemingen, max. 2 ex. op 15/12 &
12/01-31/02
J.
Nysten, L.
Hendrickx, M. Bekkers)
gen, max. 4m3v op 4/01; M. Walravens, J. Rutten) 19/01; F. F luyt,
J.
ysten e.a.). In de tweede helft
lmlv te SAR (F. F luyt,
J. Nysten, J.
Menten e.a.), al werden ze lang niet bij elk
van februari doken er dan terug wat Smienten
bezoek opgemerkt (zeker het vrouwtje niet,
op te OHZ, met resp. 19, 22 en 1 ex. op 15, 16 en
vanaf 23/02 werd zij helemaal niet meer gezien)
22/02 (M. Walravens, F. F luyt, K. Thijs e.a.).
Kuifduiker Podiceps auritus 14-15/12 1 ex. (verm. 1e win) te SAR (F. F luyt, M.
Pijlstaart Ana acuta Ook Pijl taarten bleven de ganse winter door
Hens, L. Hendrickx e.a.)
aanwezig in de Dijlevallei. Het overgrote deel
Het gaat hier om de 11e gedocumenteerde Kuif
van de waarnemingen vond plaats te SAR, waar
duiker in de Dijlevallei sinds 1901. Het vorige
de soort op 28 data werd doorgegeven (versch.
ex. deed de streek aan op 27/12/02 te OHZ. Alle
waarn.). De maandmaxima betroffen hier 3
gevallen vonden plaats in de periode novem
ex. op 31/12 (L. Hendrickx,
ysten), 8 ex. op
ber-maart, met uitzondering van een adult in
13 & 19/01 (L. Hendrickx,
ysten) en 17 ex.
J. J.
zomerkleed te SAR op 8-11/05/86.
op 27/02 (W. De met). Pijlstaarten werden ook gezien te
GB (4 data, max. 6 ex. op 13/01; K.
Moreau, L. Hendrickx,
J.
ysten), OH
Grote Zilverreiger Casmerodius albus
(4 data,
De periode december 2007 - januari 2008 was
max. 11 ex. op 12/01; F. F luyt,
maar liefst goed voor 117 meldingen van Grote
kers e.a.), OHZ (lm op
J. Menten, M. Bek 2/02; J. ysten) en He
Zilverreigers in het Dijleland (versch. waarn.).
verlee/zandvang Langestaart (lml v op 28/02; R.
We beperken ons voor deze bespreking tot en
Uyttenbroeck).
kele maximale concentraties per maand. Voor de Dijlevallei bedroegen deze 6 ex. op 3/12 te
Topper Aythya marila
ZW (N. Ryckeboer, B. L'Homme), 6 ex. op 5/01
07/12
2 juv te
te SAR (M. Hens, H. Roosen,
09/12
V v-types te OHZ (L. Hendrickx)
GB (M. Walravens)
op 23-27/02 te SAR
(J.
J.
Menten) en 4 ex.
Nysten, L. Hendrickx, W.
Desmet). Rondom Overijse werden nog gro
Brilduiker Bucephala clangula
tere groeperingen vastgesteld, met onder meer
14/12
1 v te SAR (F. Fluyt)
10 ex. op 22-25/12 (Borrestraat, Bergstraat e.o.;
08/01
2 m te SAR (M. Walravens)
I. Nel, H. Roosen) en 7 ex. op 30/01 (Maleizen/
13/01-29/02 drickx,
J.
1 juv v te SAR (F. F luyt, L. Hen
y ten e.v.a.)
Vi arend 'mist' zijn prooi ! (foto Eric Malfait)
78
De Boomklever
-
juni
2008
Bergstraat; I.Nel).
". ·� ....
.
Vogels"��_
Roerdomp Botaurus stellaris
01-21/12 1 ex. te SAR (L. Hendrickx, B.
ef, S.
05/02
1 ex. te AVP (J.
28/02
1 ex. N te Huldenberg/Spitsberg (F.
Horemans e.a.), met 2 ex. op 16/12 (F.
Fluyt)
Fluyt)
28/02
17/02
1 ex. te OHZ (J.Menten)
Ooievaar Ciconia ciconia
25/01
1 ex. N te Heverlee/Zwanenberg (G.
ysten)
1 ex. Z te Terlanen/A bstraat
(H. Roo-
sen) Kraanvogel Grus grus
05/01
41 ex. achtereenvolgens Z te Bertem/
Koeheide (K. Van Scharen e.a.) en te Sint-Joris
Bleys) 08/02
1 ex. te Oppem (S. Horemans)
16/02
2 ex.
Weert/Beekstraat
(M. & M. Van den Eynde)
te Leuven (H. Blockx) Goudplevier Pluvialis apricaria
Rode Wouw Milvus milvus
22/12
23/02
telkens 1 ex. N te
Fluyt)
Blauwe Kiekendief Circus cyaneus
24/02
Heel deze periode werden gewoontegetrouw
berg/Spitsberg (F. Fluyt)
weer overwinterende Blauwe kiekendieven ge
27/02
zien op onze akkerplateaus. Door verschillende
(W. Desmet)
55 ex. Z te Huldenberg/plateau 25 ex.
te SAR+ 1 ex.
(F.
te Hulden-
2 ex. rondvliegend te Leefdaal/plateau
waarnemers werd er met succes op zoek gegaan naar slaapplaatsen. Zo werd er een belangrijke
Witgat Tringa ochropus
slaapplaats ontdekt in een luzerneveld -gezaaid
Er werden 25 gegevens van overwinterende
in het kader van de hamsterbescherming- op het
Witgatjes ontvangen uit de Dijlevallei ten Z van
plateau van Leefdaal. Over dit slaapplaatson
Leuven (versch. waarn.). De maandmaxima be
derzoek en de verspreiding van Blauwe kieken
droegen 4 ex. op 3/12 te SAR (J. Menten), 7 ex.
dieven in onze regio zult u meer kunnen lezen
op 26/01 te
in een uitgebreid artikel in een van de volgende
te NKV (W.Desmet). Ook in het ka teelpark te
Boomklevers!
Leefdaal overwinterde min tens 1 ex. (K. Van
KV (J.
ysten) en 8 ex. op 27/02
Scharen). Visarend Pandion haliaetus
Een zeer vroeg ex. streek reeds op 8/02 neer in
Watersnip Gallinago gallinago
de Doode Bemde (S. Horemans).
Watersnippen werden tijden
de winter 2007-
2008 voornamelijk in de weilanden te SAR waar Smelleken Falco columbarius
genomen, met 8 waarnemingen ver preid over
17/12
de periode (versch. waarn.) en een maximum
lm te AVP
(Y. Vanden Bosch)
aantal van 35 ex. op 12/12 (F. Fluyt). A ndere lo
Slechtvalk Falco peregrinus
caties waren de Doode Bemde (5 e . op 1/12; K.
Het koppel Slechtvalken dat reeds sinds sep
Moreau), OHZ (re p. enkele, 1
tember 2007 in het centrum van Leuven verbleef
15/12 en 16/02; S. Horeman , F. Flu t, J.
kon daar ook de hele winter bekeken worden,
e.a.), de weilanden te Oud-H v rlee - Ormen
meestal rondom de Sint-Pieterskliniek (versch.
dael (ca 20 ex. op 16/02; S. Horeman ) en Oppem
waarn.). Een mogelijke nestlocatie werd echter
(min. 12 e . op 21/12; L. Hendrickx).
& 1 e . op 7/12, y ten
nog niet opgemerkt. Overige waarnemingen:
Houtsnip Scolopax rusticola
31/12
26/12
1 ex. te Haasrode/Industriepark (K.
2 e . in de Doode Bemd
(tramdijk) (D.
Vana utgaerden)
Moreau) 06/01
1 ex. te Oppem (J. Nysten)
10/02
2 e . in de Laanvall i t
13/01
1 ex. ZO te Leefdaal/plateau (E. Mal-
Terlanen (H. Roo en)
20/01
1 ex. te NGB (J. Nysten)
Dwergmeeuw Laru mi11utu
02/02
1 ad te SAR (F. Fluyt, J. Nysten, B.
11/01
Tombeek
&
fait) 1
e
R (K. Moreau)
. (verm. ad win) t
Nef)
De Boomklever
-
juni
2008
79
Knobbelzwanen - Cygnus olor in de Doode Bemde... pure romantiek uit een voorbije winter. ! . .
Foto: DĂŠsirĂŠ Vanautgaerden
80
De Boomklever
-juni
2008
12 1 ex. te Huldenberg/Spitsberg (F. F luyt)
Pontische Meeuw Larus cachinnans
lC,,
De veldherkenning van Pontische Meeuwen die
13/01
1 ex. (kort zingend) te OH
op het water dobberen blijft in het Dijleland een
15/02
1 zingend ex. te Winksele/Diependaal (J.
moeilijk punt. De soort werd enkel waargeno
Wellekens)
men te SAR. Een overzicht van de ontvangen
16/02
1 ex. te Pécrot (M. Walravens)
gegevens : 1 ad win op 1/12 (K. Moreau), 1 ad
25/02
1 zingend ex. te Korbeek-Lo/Molenbeek
win op 29/12 (J. Nysten), 6 mogelijke ad win op
vallei (D. Vanautgaerden)
1/01 (F. F luyt), 7 ad win
+
(K. Moreau)
3 1 win op 4/01 (M. e
Walravens), 5 à 6 mogelijke ad win op 5/01 (M.
Vuurgoudhaan Regulu ignicapillus
Hens, H. Roosen, J. Menten), 7 ad win
1 mo
07/12
1 ex. te SAR (M. Walravens)
gelijke 1 win op 11/01 (K. Moreau), 1 ad win op
28/01
1 ex. te OHZ (J. Kempeneers)
+
e
12/01 (B. Creemers, F. Fluyt), 1 1 win op 26/01 e
Baardmannetje Prznuru biannicu
(J. Nysten) en 1 ex. op 15/02 (M. Walravens).
18/12
straat (J. De Rycke)
Boomleeuwerik Lullula arborea 23/02
12 ex. ter plaatse te Leefdaal/plateau Noordse Kauw Corvu
(J. Kempeneers) 23/02
1 ex.
111011edula 111011ed11/a/ oe
merrngu
te Huldenberg/Spit berg
02/12 & 13/01
(F. F luyt) 24/02
1 ex. overvliegend te Haasrode/Lange-
telkens 1 ex. te Oppem (J.
Menten, L. Hendrickx)
12 ex. N te Huldenberg/Spit berg
(F. F luyt) 26/02
10 ex. ter plaatse te Heverlee/Zwanen-
Kleine/Grote Barmsijs Crzrduelis crzbaretlflnl/lmerz We vermelden hier alle gevallen van Kleine,
berg (G. Bleys)
Grote en niet nader gedetermineerde barm ij Waterpieper Anthus spinoletta
zen uit de regio. Veertien waarnemingen kwa
Voor de periode december 2007 - februari 2008
men uit Oud-Heverlee, met 2 Grote Barm ijzen
werden 16 waarnemingen van Waterpiepers
tussen OH
ontvangen (versch. waarn.) met als grootste
vervolgens nog 11 waarnemingen tol en met
concentratie ca 30 ex. in de Doode Bemde op
3/01 (in centrum en aan OHZ; J. Rutten). Twee
1/12 (K. Moreau). Januari en februari leverden
keer, op 16 en 22/12, ging het daarbij om een
resp. maxima van 7 ex. (11/01, SAR, K. Moreau)
zwerm van ca 60 ex. te OHZ (J. Rutten, L. Jan -
en 10 ex. (9/02, SAR, H. Roosen) op.
sens). Op 14/01 en 12/02 werd in Oud-Heverlee
en OHZ op 7/12 (S. Horeman ), en
nog telken 1 ex. opgemerkt (J. Rutten). Alle waarnemingen op and re locatie :
Zwarte Roodstaart Phoenicurus ochruro 21/12
ys-
1 m te Haasrode/Industriepark (J.
ten)
11/12
8 Kleine Barrn ijzen te Hever! e/Dui-
vel weg (J. Kempeneer ) 31/12
Roodborsttapuit Saxicola rubicola
mans)
09/02
31/12
1 ex. te Veltem-Beisem (N van Kastan-
7 ex. te Vaalbe k/centrum (B. Bergx. te Bland n/Korenblo mlaan
jebos) (P. Luyten)
(K. Moreau)
23/02
09/01
1 v te Leefdaal - Vossem/plateau (C.
Carels)
pendaal (F. Vandekeybu )
Zwartkop Sylvia atricapilla 14/12
1v te OHZ (F. Fluyt)
17/02
lml v
te
Heverlee/Geldenaak
baan
(Y. Vanden Bosch) 24/02
25 ex. (verm. Grote) te Wink el /Die-
11/01
15
. te Egenho
nbo (W. D
17/02
1 e . (verm. Grot ) t
met)
GB (F. Fluyt)
Kruisbek Loxia curviro trn 13/01
2
.t
He erl
bo (K. Mor au)
lm in de Doode Bemde (B. N f ) Grauwe Gors E111berizn crzlrzndrn
Tjiftjaf Phylloscopus collybita
17/02
12 & 14/12
B eek)
resp. 2 & 1 ex. te SAR (F. Fluyt)
enk l
. te L
fdaal/plateau (P. Op de
De Boomklever
-
juni
2008
81
Samenstelling : Kelle Moreau, kelle.moreau@gmail.com
Waarnemers en correspondenten : Raf Aerts, Monique Bekkers, Bruno Bergmans, Koen Berwaerts, Geert Bleys, Herwig Blockx, Tim Caers, Charle Carel , Paul Clae , Peter Collaerts, Bart Creemers, Jos Cuppens, Henk de Groot, Johan De Rycke, Loui
Desmet, Wouter Desmet, Steven D'Hont, Francis Dondeyne, Frederik Fluyt, Raf Ghijsen, Wer
ner Goussey, Luc Hendrickx, Maarten Hens, Stefaan Horemans, Tim Huysegems, Luc Janssens, Jochen Kempeneers, Elfriede Le Docte, Benny L'Homme, Patrick Luyten, Wouter Maes, Eric Malfait, Joris Men ten, Kelle Moreau, Pieter Moysons, Bruno
ef, Ingrid
Peten, Fons Ramaeker , Hans Roosen, Jos Rutten,
el, Johan Nysten, P ierre Op de Beeck, Stephan
iels Ryckeboer, Maarten Schurmans, Hugo Sente,
Axel Smets, Koen Thij , Marite Tomballe, Erik Toorman, Roel Uyttenbroeck, Kasper Van Acker, Désiré Vanautgaerden, Gert Vanautgaerden, Filip Vandekeybus, Frank Van de Meutter, Yves Vanden Bosch, Maarten Van den Eynde, Filip Vandeputte, Maarten Vandervelpen, Carl Vanherck, Kris Van Scharen, Johanna Van Tonder, André Verboven, Jan Verroken, Marc Walravens, Ignaz Wanders, Jan Wellekens en Courtenay Willi .
Saxicola rubicola, bijna een jaarvogel geworden... ook een gevolg van 'Global warming' ? Roodborsttapuit
82
De Boomklever
-
juni
2008
Activiteiten
Zaterdag
16
augustus
2008: zoektocht naar di
verse insecten langs de Oude Trambedding in Duisburg •
Avondexcursies lente/zomer 2008
volgende blz.) •
De
atuurstudiegroep Dijleland en de werk
groep Natuurgidsen van de Vrienden van He verleebos en Meerdaalwoud organiseren net als vorig jaar een gezamenlijke excursie-cyclus rond kenmerkende fauna- en flora-componen ten in het Dijleland. Het opzet van de excursies is tweeledig: natuurgidsen uit de eerste hand laten kennis maken met bijzondere en vaak
en tellingen in de streek.
Woensdag 9 juli 2008:
Leiding: Bart Creemers (bart.creemers@gmail.
com - 0496.893106)
(Zaterdag) midden augustus
2008:
achtvlin
ders en insecten in Meerdaalwoud (in functie van de nodige ideale weersom tandigheden zal de preciese datum tijdig via de 'rondzendlijst' zie colofon- worden medegedeeld) •
Afspraak:
20u00,
parking
Weert e
Dreef,
aamsesteenweg, Blanden
ongekende 'plaatselijke' natuurwaarden en al doende bijdragen aan lopende inventarisaties
Afspraak: 14u00, Rootstraat (Duisburg), tus
sen Veeweidestraat en Bred weg(zie plan op
•
Leiding: Bruno Bergrnan
(bruno.bergmans@
scarlet.be, 0498-760722)
Hamsterinventarisaties
Wandeling langs het Groot Broek (SAR) Afspraak: 19u00, parking Natuurreservaat langs
Zoals in vorige zomer
de Leuvensebaan te Sint-Agatha-Rode
diegroep Dijleland ook dit jaar de Ham terpo
Leiding: Jan De Smet
pulatie in het vaste inventari atiegebied tu
brengt de
atuurstu en
Bertem, Korbeek-Dijle en Leefdaal in kaart. Tu -
Woensdag
13
augustus 2008:
sen eind juli en eind augustu lopen w éénmaal
Hamsters op het plateau te Bertem
per week de recent geoogste akker
af op zoek
Afspraak: 19u00, kruispunt Blokkenstraat/Del
naar hamsterburchten. De e cur ie
gaan door
le/Brede weg, Bertem
op woensdagavond, met af praak telken
Leiding: Maarten Hens (maartenhens@yahoo.
19u00 op het kruispunt van de Blokken traat,
co.uk, 0473-244752)
Bredeweg en Delle te Bertem. Laatkomer den ons op en rond de akker
om vin
in de onmid
Insectenexc u rsies
dellijke omgeving. Bij twijfel contacteer je be t
We hebben ook deze zomer enkele excursies
244752). Iedereen is van harte welkom om mee
opgezet gericht op aandachtssoorten en/of min
te speuren naar deze akkerknager .
Maarten Hens (maartenhen @yahoo.co.uk, 0473
der bekende soorten. Deze excursies gaan niet
•
de preciese ( tart)datum( ) zal/zullen tijdig
door bij slechte weersomstandigheden (koude,
via de 'rondzendlij t' -zie colofon- worden me
aanhoudende regen, . . . ). Bij twijfel, neem je best
degedeeld.
contact op met de contactpersoon.
Zaterdag
12
juli
2008: Vlinders in de Doode
"
Bever-"h appening
Bemde: op zoek naar Grote Weerschijnvlinder en de Iepenpage •
Afspraak: 9u00, Doode Bemde, Ingang kasteel
Op
donderdag
17
juli 2008 vanaf 20u in de uit
kijktoren aan het 'Grootbro k' -natuurr
Neerijse en een tweede afspraak om 13u, Doode
te St. Agatha-Rode hebb n
Bemde, Parking Reigerstraat, St.Joris-Weert
lokale Beverfamilie...
•
Leiding: Bart Creemers (bart.creemers@grnail.
w
r aat
af praak met de
"ambiance" v rzekerd !!
com - 0496.893106)
De Booml<lever
-
juni
2008
83
...,, 0 0 CX>
c: ::l
(tl < (tl ....
3 �
0 0
0 (tl o:i
00 �
��
�� � �
;z,
<Il�
L..
<:>
�
0; .;§. ':';) f
N
-- _ .,,, _
_s
§ fg
e> �
200m
-
O\l
-
-
:oeó .àe \��<1' -
-
·-
-
-
----=•:=tC .
ó\1'9
'1'!0� f/J f/J 'O�eó0
info/contact: Arnout De Greve 02/305.00.02
-Tervuren-Groenendaal
--
-
/ -----
-= -:= •
Openbaar vervoer: Op 12 min. van halte 'Duisburg kerk' van lijnbus 830 Machelen-Zaventem
Aangelijnde honden welkom
3,5 km niet bewegwijzerd wandelpad over deels verharde en deels onverharde wegen
Vrij toegankelijk op de paden
Rootstraat (Tervuren), tussen Veeweidestraat en Bredeweg
Eigendom: Gemeente Tervuren en Stad Brussel
Oppervlakte: 4 ha
Info- N atuurreservaat "De Oude Trambedding"
'
r\
' IJ
� \
\
�. '
'
'
\
\
....
\
....
'
"
ctueel
trektellen.be Vroeg in de ochtend, voor dag en dauw, staan ze daar al in de nevelen te turen ". tot verbazing van de wat later passerende wielertoeristen ! Half augustus is het weer zover, met de eerste trekvogels uit het noorden, verschijnen ook de eerste trektellers langs de traditionele telpost aan de Bredeweg in Leefdaal. Ijverig noteren ze elke doortrekkende vogel. Sommigen zien daarbij van het bos van telescopen de bomen (ĂŠn de vogels!) niet meer, anderen kunnen met gesloten ogen zeggen dat er een Duinpieper voorbijvliegt... Vandaag zijn er ook nieuwe telplaatsen: pompstation Meerbeek, Spitsberg in Huldenberg , Sanatorium te Overijse". Als u er dus voor voelt om mee te tellen: nieuwe deelnemers zijn altijd welkom ! De dagen dat er zeker geteld wordt kan u vinden in de berichten van de Yahoo-rondzendlijst Dijleland (zie blz 2 omslag) Kris van Scharen
Inhoud -
.
.
EDITORIAAL 45
Een fantastisch voorjaar! INSECTEN Eerste resultaten van het atlasproject voor dagvlinders: relatieve dichtheden van dagvlinders in het Dijle/and en aangrenzende gebieden in 2007
46
Bart Creemers
Mieren in het Dijle/and: op zoek naar enkele bijzondere soorten 52
Wouter Dekoninck & Franรงois Vonkerkhoven
S teenvliegen(Plectoptera) van het Dijle/and 60
Joris Menten
Kleine Trap te Korbeek-Dijle 66
Johan Nysten & Kelle Moreou
Het leven van een Kleine Zwaan... in 8 ringaflezingen 71
Bruno Bergmons & Frederik Fluyt
Project Grauwe Gors Iwan Lewylle, Maarten Hens, Robin Guelinckx, More Herremons 72
Herwerking door Bruno Bergmons
Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2007
-
februari 2008 76
Kelle Moreou AA
IV
1
IGINGEN EN ACT IVITEITEN
Activiteiten
83
Foto cover: Kleine Trap Tetrax tetrax, foto Raymond De Smet
I
1
1