De Boomklever December 2016

Page 1

BOOMKLEVER

de

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Jaargang 44 - december 2016


Editoriaal

103

Druppels glijden, vogels gaan Bladeren vegen, ’t werk is nooit gedaan Donkerte kruipt dichter, de zetel omarmt met de Boomklever in de hand, natuur verwarmt

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Natuurbeheer Zandgroeve Ganzemans Zoogdieren Baltische vleermuis in Leuven Ongewervelden Lieveheersbeestjes in het Dijleland Vogels Voorkomen van de Kuifduiker Waarnemingenoverzicht De eerste keer Halastó Activiteiten Colofon

EDITORIAAL

inhoud

EDITORIAAL

104

Beste lezers en lezeressen, beste natuurliefhebbers, Terwijl de herfst zijn intrede met luid bazuingeschal doet, terwijl we enkele telrecords breken op de telposten, terwijl het een leuk najaar wordt voor de zwervers en de eerste vrieskou ons het beste doet hopen voor de winter ... terwijl dit alles gaande is, schrijf ik mijn laatste editoriaal voor de Boomklever. In december 2012 nam ik, samen met Roel Uyttenbroeck, de Boomklever over van Bruno Bergmans. Bruno was er vele jaren in geslaagd om telkens weer een kwaliteitsvol nummer te brengen over de natuurstudie in onze regio met de nodige luchtige artikels in de mix. Een ware inspiratie die Roel en ik zo goed mogelijk probeerden te behouden. Ondertussen stonden de technische evoluties niet stil, waar ik nog goed weet hoe Roel speciaal een gsm kocht om online waarnemingen te kunnen ingeven –nee, nog geen smartphone!- en zelfs nog de echte hoogdagen van de mailinglijst heb meegemaakt, hebben wij nu eveneens een vernieuwde website, een facebookpagina, ... Het bood ons enorme mogelijkheden waar we dankbaar gebruik van hebben gemaakt. De vele input van onze lezers gaf ons ook veel ideeën en voldoening.

108 115 112 124 121 131 132

Ik hoop dat u, als lezer, ervan genoten heeft om ons blad te zien evolueren en dat u er steeds plezier in had, eender waar u dit blad ook mag lezen, in de tuin, te velde, in de zetel, op de wc, .... Ik nam het redacteurschap sinds vorig jaar volledig op mij maar steeds met de hulp van het redactieteam met Jonathan Menu en Maxime Fajgenblat. Hun hulp was ook nodig, want net zoals de technische evoluties, evolueerde ook mijn eigen (beroeps) leven. Ik begon als student en nu als een voltijdse werkkracht met een eigen huis beginnen mijn prioriteiten te veranderen. Het moment was gekomen om afscheid te nemen van de Boomklever, dat toch als een kindje begon aan te voelen. Dat kindje is in de goede en capabele handen van Maxime die ik hierbij heel veel succes wens! En u, beste natuurliefhebber, bent heel hard bedankt voor de waardering én uw inzet in het veld voor de natuur(studie) ! Dat vond ik nog steeds de grootste rijkdom van deze “job”, dat bijna dagelijks ervaren! Tot gauw in het veld! Gert Vanautgaerden Aftredend redacteur

Coverfoto WINTERS LANDSCHAP BIJ HET GROOTBROEK (SINT-AGATHA-RODE) Foto: Olivier Klein De boomklever I december 2016 I editoriaal

103


Editoriaal

103

Druppels glijden, vogels gaan Bladeren vegen, ’t werk is nooit gedaan Donkerte kruipt dichter, de zetel omarmt met de Boomklever in de hand, natuur verwarmt

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Natuurbeheer Zandgroeve Ganzemans Zoogdieren Baltische vleermuis in Leuven Ongewervelden Lieveheersbeestjes in het Dijleland Vogels Voorkomen van de Kuifduiker Waarnemingenoverzicht De eerste keer Halastó Activiteiten Colofon

EDITORIAAL

inhoud

EDITORIAAL

104

Beste lezers en lezeressen, beste natuurliefhebbers, Terwijl de herfst zijn intrede met luid bazuingeschal doet, terwijl we enkele telrecords breken op de telposten, terwijl het een leuk najaar wordt voor de zwervers en de eerste vrieskou ons het beste doet hopen voor de winter ... terwijl dit alles gaande is, schrijf ik mijn laatste editoriaal voor de Boomklever. In december 2012 nam ik, samen met Roel Uyttenbroeck, de Boomklever over van Bruno Bergmans. Bruno was er vele jaren in geslaagd om telkens weer een kwaliteitsvol nummer te brengen over de natuurstudie in onze regio met de nodige luchtige artikels in de mix. Een ware inspiratie die Roel en ik zo goed mogelijk probeerden te behouden. Ondertussen stonden de technische evoluties niet stil, waar ik nog goed weet hoe Roel speciaal een gsm kocht om online waarnemingen te kunnen ingeven –nee, nog geen smartphone!- en zelfs nog de echte hoogdagen van de mailinglijst heb meegemaakt, hebben wij nu eveneens een vernieuwde website, een facebookpagina, ... Het bood ons enorme mogelijkheden waar we dankbaar gebruik van hebben gemaakt. De vele input van onze lezers gaf ons ook veel ideeën en voldoening.

108 115 112 124 121 131 132

Ik hoop dat u, als lezer, ervan genoten heeft om ons blad te zien evolueren en dat u er steeds plezier in had, eender waar u dit blad ook mag lezen, in de tuin, te velde, in de zetel, op de wc, .... Ik nam het redacteurschap sinds vorig jaar volledig op mij maar steeds met de hulp van het redactieteam met Jonathan Menu en Maxime Fajgenblat. Hun hulp was ook nodig, want net zoals de technische evoluties, evolueerde ook mijn eigen (beroeps) leven. Ik begon als student en nu als een voltijdse werkkracht met een eigen huis beginnen mijn prioriteiten te veranderen. Het moment was gekomen om afscheid te nemen van de Boomklever, dat toch als een kindje begon aan te voelen. Dat kindje is in de goede en capabele handen van Maxime die ik hierbij heel veel succes wens! En u, beste natuurliefhebber, bent heel hard bedankt voor de waardering én uw inzet in het veld voor de natuur(studie) ! Dat vond ik nog steeds de grootste rijkdom van deze “job”, dat bijna dagelijks ervaren! Tot gauw in het veld! Gert Vanautgaerden Aftredend redacteur

Coverfoto WINTERS LANDSCHAP BIJ HET GROOTBROEK (SINT-AGATHA-RODE) Foto: Olivier Klein De boomklever I december 2016 I editoriaal

103


Inrichtingswerken Zandgroeve Ganzemans februari 2016 De zandgroeve Ganzemans in Neerijse wordt al sinds 2003 beheerd door Natuurpunt omwille van het voorkomen van de Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans). Anno 2016 heeft deze soort een verspreiding in het Dijleland die nagenoeg beperkt is tot de vallei van de Vloedgroebe tussen de Tersaerthoeve en de Zandgroeve Ganzemans te Neerijse. In de andere locaties Overijse/Groeve Blaivie en Loonbeek/Ganspoel werden sinds resp. 2014 en 2013 geen roepende dieren meer gehoord. Ook in de zandgroeve en aan de Hoeve Tersaert gaan de aantallen roepers jaar na jaar achteruit. Geen enkele Dijlelandse populatie heeft zich de laatste jaren in een goede of zelfs voldoende lokale staat van instandhouding (Adriaens et al., 2008) bevonden (Lewylle, 2012).

104

De boomklever I december 2016 I natuurbeheer

Omwille van deze achteruitgang werden investeringssubsidies van de Vlaamse overheid bekomen voor een natuurinrichtingsproject. De werken, die een ruiming en een kapping omvatten, vonden plaats in februari 2016. Zulke ingrepen zijn blijvend nodig voor de Vroedmeesterpad. De laatste machinale ruiming van de poel dateert van januari 2012. INLEIDING Het landhabitat ligt vaak zeer dicht in de buurt van het voortplantingswater; de soort heeft een sterke binding met eenzelfde voortplantingswater en kent geen voorjaarstrek. Dispersie door jonge dieren komt wel voor en is essentieel om nieuwe gebieden te koloniseren. Voor Vroedmeesterpad is het belangrijk dat het landhabitat structureel divers is, met veel verstopplaatsen, en dat de bodem goed kan opwarmen, hetgeen best bereikt wordt met een afwezige of korte

den gespaard voor wilde bijen. Op langere termijn streven we hier naar een opener landschap met verspreide boomgroepjes in hakhout. De steilrand die door deze kapping zichtbaar werd zal in de toekomst door natuurbeheer geoptimaliseerd worden voor Vroedmeesterpad. Er werd daar een stalen drinkbak aangebracht, die in de winter 2017 verder zal ingewerkt worden. De poel werd met twee dammen in drie delen verdeeld. Een derde dam loopt tot het midden van de poel en is bedoeld om toekomstige ruimingen te vergemakkelijken. Het slib en de waterplanten werden ter plekke afgevoerd en het riet werd van een aantal oevers afgegraven. De werken werden minder intensief uitgevoerd in de zuidelijke poel, waar een stuk rietkraag werd overgelaten. De noordelijke oever werd geherprofileerd met een flauwe helling om deze in de toekomst makkelijker te maaien en om de toegang tot het water zo open mogelijk te houden. Roepende dieren worden het vaakst op het zuidwest geëxposeerde stuk van de steile zandwand gehoord (waarnemingen.be). Het is waarschijnlijk dat de meeste dieren hun eitjes afzetten op de dichtstbijzijnde oever. De vorming van een rietkraag aan de noordelijke oever van de poel zal vanaf nu tegengegaan worden door vrijwilligers. In de noordelijke poel zal ook jaarlijks de drijvende vegetatie geschoond worden.

NATUURBEHEER

Foto: Thomas Vandenberghe

kruidlaag. Schrale begroeiing verkleint ook de “landscape resistance” die dieren ondervinden in hun beweging (Uthleb et al., 2003). Deze open stukken hoeven niet groot te zijn en worden vaak als roepplaats gebruikt. Overdag verstoppen de dieren zich onder stenen of dood hout, in holen of door zich in te graven. Zulke plaatsen, indien vochtig genoeg, worden ook gebruikt om droge periodes te overbruggen en als overwinteringsplaats, waarbij het vorstvrij zijn ook van belang is. Hoewel bos als overwinteringsplaats gebruikt wordt (zoals misschien het geval is voor de populatie aan de Tersaerthoeve, zie Vervoort, 1994), is de nabijheid ervan geen vereiste voor het voorkomen van de soort (Uthleb, 2013). Larven kunnen worden aangetroffen in een brede range van natuurlijke of gegraven wateren, gaande van langlevende plassen en karrensporen, beekstuwen, betonbekkens, veedrinkbakken, bronbeken, opgestuwde bronnen en bronpoelen aan of in hellingbossen, vijvers, tuinvijvers, (droogvallende) poelen en allerlei wateren in groeven. Ze zijn afwezig in laaglandmoerassen en grote vijvers. Kortlevende plassen en kleine karrensporen spelen een beperktere rol. Ervaringen uit andere Belgische en Nederlandse populaties leren dat de soort veel minder aan te treffen is in wateren met een zware vegetatie en een dikke sliblaag (Lewylle, 2012) en dat predatie door vis en andere amfibieën belangrijke negatieve factoren zijn. Een oorzakelijk verband tussen de aanwezigheid van Meerkikkers (Pelophylax ridibunda) en de achteruitgang van Vroedmeesterpadden is nog niet aangetroffen in de literatuur, maar waar deze samen voorkomen, zoals ook in de zandgroeve, vertoont de Vroedmeesterpad vaak een sterke achteruitgang (Felix, 2012; Lewylle, 2012; Loeffel, 2009).

Kaart van de vernieuwde poel.

UITGEVOERDE INGREPEN De verboste flank van de percelen, bestaande uit Katwilg (Salix viminalis) en Robinia (Robinia pseudoacacia), vooraan in de groeve, werd in februari 2016 gekapt. Individuele mannelijke wilgen wer105


Inrichtingswerken Zandgroeve Ganzemans februari 2016 De zandgroeve Ganzemans in Neerijse wordt al sinds 2003 beheerd door Natuurpunt omwille van het voorkomen van de Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans). Anno 2016 heeft deze soort een verspreiding in het Dijleland die nagenoeg beperkt is tot de vallei van de Vloedgroebe tussen de Tersaerthoeve en de Zandgroeve Ganzemans te Neerijse. In de andere locaties Overijse/Groeve Blaivie en Loonbeek/Ganspoel werden sinds resp. 2014 en 2013 geen roepende dieren meer gehoord. Ook in de zandgroeve en aan de Hoeve Tersaert gaan de aantallen roepers jaar na jaar achteruit. Geen enkele Dijlelandse populatie heeft zich de laatste jaren in een goede of zelfs voldoende lokale staat van instandhouding (Adriaens et al., 2008) bevonden (Lewylle, 2012).

104

De boomklever I december 2016 I natuurbeheer

Omwille van deze achteruitgang werden investeringssubsidies van de Vlaamse overheid bekomen voor een natuurinrichtingsproject. De werken, die een ruiming en een kapping omvatten, vonden plaats in februari 2016. Zulke ingrepen zijn blijvend nodig voor de Vroedmeesterpad. De laatste machinale ruiming van de poel dateert van januari 2012. INLEIDING Het landhabitat ligt vaak zeer dicht in de buurt van het voortplantingswater; de soort heeft een sterke binding met eenzelfde voortplantingswater en kent geen voorjaarstrek. Dispersie door jonge dieren komt wel voor en is essentieel om nieuwe gebieden te koloniseren. Voor Vroedmeesterpad is het belangrijk dat het landhabitat structureel divers is, met veel verstopplaatsen, en dat de bodem goed kan opwarmen, hetgeen best bereikt wordt met een afwezige of korte

den gespaard voor wilde bijen. Op langere termijn streven we hier naar een opener landschap met verspreide boomgroepjes in hakhout. De steilrand die door deze kapping zichtbaar werd zal in de toekomst door natuurbeheer geoptimaliseerd worden voor Vroedmeesterpad. Er werd daar een stalen drinkbak aangebracht, die in de winter 2017 verder zal ingewerkt worden. De poel werd met twee dammen in drie delen verdeeld. Een derde dam loopt tot het midden van de poel en is bedoeld om toekomstige ruimingen te vergemakkelijken. Het slib en de waterplanten werden ter plekke afgevoerd en het riet werd van een aantal oevers afgegraven. De werken werden minder intensief uitgevoerd in de zuidelijke poel, waar een stuk rietkraag werd overgelaten. De noordelijke oever werd geherprofileerd met een flauwe helling om deze in de toekomst makkelijker te maaien en om de toegang tot het water zo open mogelijk te houden. Roepende dieren worden het vaakst op het zuidwest geëxposeerde stuk van de steile zandwand gehoord (waarnemingen.be). Het is waarschijnlijk dat de meeste dieren hun eitjes afzetten op de dichtstbijzijnde oever. De vorming van een rietkraag aan de noordelijke oever van de poel zal vanaf nu tegengegaan worden door vrijwilligers. In de noordelijke poel zal ook jaarlijks de drijvende vegetatie geschoond worden.

NATUURBEHEER

Foto: Thomas Vandenberghe

kruidlaag. Schrale begroeiing verkleint ook de “landscape resistance” die dieren ondervinden in hun beweging (Uthleb et al., 2003). Deze open stukken hoeven niet groot te zijn en worden vaak als roepplaats gebruikt. Overdag verstoppen de dieren zich onder stenen of dood hout, in holen of door zich in te graven. Zulke plaatsen, indien vochtig genoeg, worden ook gebruikt om droge periodes te overbruggen en als overwinteringsplaats, waarbij het vorstvrij zijn ook van belang is. Hoewel bos als overwinteringsplaats gebruikt wordt (zoals misschien het geval is voor de populatie aan de Tersaerthoeve, zie Vervoort, 1994), is de nabijheid ervan geen vereiste voor het voorkomen van de soort (Uthleb, 2013). Larven kunnen worden aangetroffen in een brede range van natuurlijke of gegraven wateren, gaande van langlevende plassen en karrensporen, beekstuwen, betonbekkens, veedrinkbakken, bronbeken, opgestuwde bronnen en bronpoelen aan of in hellingbossen, vijvers, tuinvijvers, (droogvallende) poelen en allerlei wateren in groeven. Ze zijn afwezig in laaglandmoerassen en grote vijvers. Kortlevende plassen en kleine karrensporen spelen een beperktere rol. Ervaringen uit andere Belgische en Nederlandse populaties leren dat de soort veel minder aan te treffen is in wateren met een zware vegetatie en een dikke sliblaag (Lewylle, 2012) en dat predatie door vis en andere amfibieën belangrijke negatieve factoren zijn. Een oorzakelijk verband tussen de aanwezigheid van Meerkikkers (Pelophylax ridibunda) en de achteruitgang van Vroedmeesterpadden is nog niet aangetroffen in de literatuur, maar waar deze samen voorkomen, zoals ook in de zandgroeve, vertoont de Vroedmeesterpad vaak een sterke achteruitgang (Felix, 2012; Lewylle, 2012; Loeffel, 2009).

Kaart van de vernieuwde poel.

UITGEVOERDE INGREPEN De verboste flank van de percelen, bestaande uit Katwilg (Salix viminalis) en Robinia (Robinia pseudoacacia), vooraan in de groeve, werd in februari 2016 gekapt. Individuele mannelijke wilgen wer105


In 2015 werd de poel 6 maal bemonsterd, maar enkel schepdagen in februari en maart leverden larven op. Op 6 augustus 2016 werd in de verschillende poeldelen geschept. Er wordt steeds per vaste locatie tien keer geschept, erop lettend dat de verschillende microhabitats (bodem, drijvende vegetatie, diep en ondiep) van de poel allemaal bemonsterd worden. Tien keer is voldoende om de aanwezigheid van larven vast te stellen, maar omdat de larven graag bijeenscholen en vaak de bodem opzoeken, is het belangrijk zo representatief mogelijk te scheppen. Het is de bedoeling om de komende jaren steeds zo te scheppen. Op locaties 1, 2 en 3 van de kaart werd telkens tien keer geschept. Op locatie 1 werden zo 18 larven aangetroffen, op locatie 2, 3 larven, en op lo-

POPULATIESCHATTING Het grootste aantal roepende dieren in 2016 bedroeg 4. Hoe groot de actuele populatie is, is moeilijk in te schatten aan de hand van het aantal roepers. Roepers zijn paringsbereide dieren die nog geen partner hebben gevonden. Vrouwtjes

100 Larve Adult

90 80

Aantal

70 60 50 40 30 20 10 0

2003

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

catie 3 geen enkele Vroedmeesterpadlarve (en 3 Meerkikkerlarven). Dit duidt er op dat zwervende mannetjes (dit jaar toch) vooral tot ei-afzet overgaan op de noordelijke oever. Het is zaak om, door natuurbeheer, de andere poeldelen ook interessant te maken voor ei-afzet. Op deze dag werden in totaal 47 individuele Vroedmeesterpadlarven geschept. In de andere poeldelen werden enkel Meerkikkerlarven aangetroffen (in poeldeel 6 maar liefst 209). Ook in 2012 werd na een ruiming in de winter een sterke toename van het aantal larven in de opvolgende zomer vastgesteld. Vermoedelijk hebben winterruimingen een sterke impact op Meerkikker, die bijna uitsluitend in het water overwintert. Bemonstering op 29 oktober 2016 leverde nog steeds 25 larven op in verschillende lengtestadia, wat aangeeft dat er een succesvolle augustusgeneratie (derde generatie na de afzetperioden mei-juni en juli) werd afgezet. Deze zullen allen overwinteren. Hopelijk vertaalt dit zich de komende jaren in verhoogde aantallen roepers!

Literatuur Böll, S., 2003. Zur Populationsdynamik und Verhaltensökologie einer Rhöner Freilandpopulation von Alytes o. obstetricans. In K. Grossenbacher, S. Zumbach, Die Geburtshelferkröte - Biologie, Ökologie, Schutz. - Zeitschrift für Feldherpetologie 10, Laurenti-Verlag, Bielefeld. Felix R., Crombaghs B. & Geraeds R., 2012. Exotische Meerkikkers in Zuid-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 101, 7, 125-130. Lewylle I., 2012. De Vroedmeesterpad in Vlaams-Brabant – Verkennende studie van het voortplantingshabitat, Natuurpunt Studie 2011/14, Mechelen, België, 46 p. Loeffel K., Meier C., Hofmann A., Cigler H, 2009. Praxishilfe zur Aufwertung und Neuschaffung von Laichgewässern für Amphibien. Baudirektion Kanton Zürich, 22 p. Uthleb, H., 2012. Die Geburtshelferkröte. Brutpflege ist männlich. Beiheft 14 der Zeitschrift für Feldherpetologie, 160 p., Laurenti-Verlag, Bielefeld. Uthleb, H., Scheidt U., Meyer F., 2003. Die Geburtshelferkröte (Alytes obstetricans) an ihrer nordöstlichen Verbreitungsgrenze: Vorkommen, Habitatnutzung und Gefährdung in Thüringen und Sachsen-Anhalt. In K. Grossenbacher, S. Zumbach, Die Geburtshelferkröte - Biologie, Ökologie, Schutz. - Zeitschrift für Feldherpetologie 10, Laurenti-Verlag, Bielefeld. Vervoort R. 1994. Soortbeschermingsplan voor de Vroedmeesterpad (Alytes obstestricans) in Vlaams-Brabant. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement Leefmilieu en Infrastructuur. AMINAL, afdeling Natuur. 185 p. + bijlages.

NATUURBEHEER

roepen ook, maar veel minder vaak en minder luid dan mannetjes, en vaak als reactie op een mannetje (Uthleb, 2012). Roepactiviteit is gecorreleerd met factoren als: maximale temperatuur van de voorgaande dag, luchtvochtigheidsgraad, een tekort aan vrouwtjes ... Populatieonderzoek heeft aangetoond dat tussen de 5 à 10% van de mannetjes op een gemiddelde nacht roept (Lewylle, 2012; Böll, 2003). Voor 2016 komt dit neer op een populatie van zo'n 40 à 80 dieren.

Het verdelen van de poel in verschillende stukken heeft de oeverlengte van de poel vergroot, wat zich vertaalt in meer toegangsplaatsen voor ei-afzettende mannetjes en meer uitgangsplaatsen voor gemetamorfoseerde larven. We hopen dat er zo ook minder interacties tussen Vroedmeesterpad en Meerkikker zullen zijn. Meerdere kleine poelen met verschillende omgevingsfactoren kunnen de langetermijnoverleving van de soort ten goede komen door het sterfterisico te spreiden (Adriaens et al., 2008). De komende jaren gaan er grazers ingezet worden om de zandgroeve open te houden. Deze winter wordt een omheining aangebracht met een tussenraster, zodat de begrazing rond de poel kan verminderd worden in de kwetsbare voorjaarsperiode. Hiervoor zullen we naar alle waarschijnlijkheid IJslandse pony's en schapen gebruiken. Pony's kunnen op relatief voedselarme terreinen nog voldoende voedsel vinden en vertragen het ontstaan van een rietkraag door begrazing en betreding.

Thomas Vandenberghe

Oproep hernieuwing abonnement U kan zich (opnieuw) abonneren op de Boomklever door overschrijving van 15 EUR op rekeningnummer BE8600 115521 6850 (IBAN) met BIC GEBABEBB van de Natuurstudiegroep Dijleland, met vermelding van ABO 2017 + naam en adres. Een steunabonnement kost 20 EUR of meer.

Jaar Grootste telaantallen per jaar, per levensstadium

106

De boomklever I december 2016 I natuurbeheer

Het bestuur van de Natuurstudiegroep Dijleland dankt u bij voorbaat. De boomklever I december 2016 I natuurbeheer

107


roepen ook, maar veel minder vaak en minder luid dan mannetjes, en vaak als reactie op een mannetje (Uthleb, 2012). Roepactiviteit is gecorreleerd met factoren als: maximale temperatuur van de voorgaande dag, luchtvochtigheidsgraad, een tekort aan vrouwtjes ... Populatieonderzoek heeft aangetoond dat tussen de 5 à 10% van de mannetjes op een gemiddelde nacht roept (Lewylle, 2012; Böll, 2003). Voor 2016 komt dit neer op een populatie van zo'n 40 à 80 dieren. In 2015 werd de poel 6 maal bemonsterd, maar enkel schepdagen in februari en maart leverden larven op. Op 6 augustus 2016 werd in de verschillende poeldelen geschept. Er wordt steeds per vaste locatie tien keer geschept, erop lettend dat de verschillende microhabitats (bodem, drijvende vegetatie, diep en ondiep) van de poel allemaal bemonsterd worden. Tien keer is voldoende om de aanwezigheid van larven vast te stellen, maar omdat de larven graag bijeenscholen en vaak de bodem opzoeken, is het belangrijk zo representatief mogelijk te scheppen. Het is de bedoeling om de komende jaren steeds zo te scheppen. Op locaties 1, 2 en 3 van de kaart werd telkens tien keer geschept. Op locatie 1 werden zo 18 larven aangetroffen, op locatie 2, 3 larven, en op lo-

POPULATIESCHATTING Het grootste aantal roepende dieren in 2016 bedroeg 4. Hoe groot de actuele populatie is, is moeilijk in te schatten aan de hand van het aantal roepers. Roepers zijn paringsbereide dieren die nog geen partner hebben gevonden. Vrouwtjes

100 Larve Adult

90 80

Aantal

70 60 50 40 30 20 10 0

2003

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

catie 3 geen enkele Vroedmeesterpadlarve (en 3 Meerkikkerlarven). Dit duidt er op dat zwervende mannetjes (dit jaar toch) vooral tot ei-afzet overgaan op de noordelijke oever. Het is zaak om, door natuurbeheer, de andere poeldelen ook interessant te maken voor ei-afzet. Op deze dag werden in totaal 47 individuele Vroedmeesterpadlarven geschept. In de andere poeldelen werden enkel Meerkikkerlarven aangetroffen (in poeldeel 6 maar liefst 209). Ook in 2012 werd na een ruiming in de winter een sterke toename van het aantal larven in de opvolgende zomer vastgesteld. Vermoedelijk hebben winterruimingen een sterke impact op Meerkikker, die bijna uitsluitend in het water overwintert. Bemonstering op 29 oktober 2016 leverde nog steeds 25 larven op in verschillende lengtestadia, wat aangeeft dat er een succesvolle augustusgeneratie (derde generatie na de afzetperioden mei-juni en juli) werd afgezet. Deze zullen allen overwinteren. Hopelijk vertaalt dit zich de komende jaren in verhoogde aantallen roepers!

Literatuur Böll, S., 2003. Zur Populationsdynamik und Verhaltensökologie einer Rhöner Freilandpopulation von Alytes o. obstetricans. In K. Grossenbacher, S. Zumbach, Die Geburtshelferkröte - Biologie, Ökologie, Schutz. - Zeitschrift für Feldherpetologie 10, Laurenti-Verlag, Bielefeld. Felix R., Crombaghs B. & Geraeds R., 2012. Exotische Meerkikkers in Zuid-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 101, 7, 125-130. Lewylle I., 2012. De Vroedmeesterpad in Vlaams-Brabant – Verkennende studie van het voortplantingshabitat, Natuurpunt Studie 2011/14, Mechelen, België, 46 p. Loeffel K., Meier C., Hofmann A., Cigler H, 2009. Praxishilfe zur Aufwertung und Neuschaffung von Laichgewässern für Amphibien. Baudirektion Kanton Zürich, 22 p. Uthleb, H., 2012. Die Geburtshelferkröte. Brutpflege ist männlich. Beiheft 14 der Zeitschrift für Feldherpetologie, 160 p., Laurenti-Verlag, Bielefeld. Uthleb, H., Scheidt U., Meyer F., 2003. Die Geburtshelferkröte (Alytes obstetricans) an ihrer nordöstlichen Verbreitungsgrenze: Vorkommen, Habitatnutzung und Gefährdung in Thüringen und Sachsen-Anhalt. In K. Grossenbacher, S. Zumbach, Die Geburtshelferkröte - Biologie, Ökologie, Schutz. - Zeitschrift für Feldherpetologie 10, Laurenti-Verlag, Bielefeld. Vervoort R. 1994. Soortbeschermingsplan voor de Vroedmeesterpad (Alytes obstestricans) in Vlaams-Brabant. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement Leefmilieu en Infrastructuur. AMINAL, afdeling Natuur. 185 p. + bijlages.

NATUURBEHEER

Het verdelen van de poel in verschillende stukken heeft de oeverlengte van de poel vergroot, wat zich vertaalt in meer toegangsplaatsen voor ei-afzettende mannetjes en meer uitgangsplaatsen voor gemetamorfoseerde larven. We hopen dat er zo ook minder interacties tussen Vroedmeesterpad en Meerkikker zullen zijn. Meerdere kleine poelen met verschillende omgevingsfactoren kunnen de langetermijnoverleving van de soort ten goede komen door het sterfterisico te spreiden (Adriaens et al., 2008). De komende jaren gaan er grazers ingezet worden om de zandgroeve open te houden. Deze winter wordt een omheining aangebracht met een tussenraster, zodat de begrazing rond de poel kan verminderd worden in de kwetsbare voorjaarsperiode. Hiervoor zullen we naar alle waarschijnlijkheid IJslandse pony's en schapen gebruiken. Pony's kunnen op relatief voedselarme terreinen nog voldoende voedsel vinden en vertragen het ontstaan van een rietkraag door begrazing en betreding.

Thomas Vandenberghe

Oproep hernieuwing abonnement U kan zich (opnieuw) abonneren op de Boomklever door overschrijving van 15 EUR op rekeningnummer BE8600 115521 6850 (IBAN) met BIC GEBABEBB van de Natuurstudiegroep Dijleland, met vermelding van ABO 2017 + naam en adres. Een steunabonnement kost 20 EUR of meer.

Jaar Grootste telaantallen per jaar, per levensstadium

106

De boomklever I december 2016 I natuurbeheer

Het bestuur van de Natuurstudiegroep Dijleland dankt u bij voorbaat. De boomklever I december 2016 I natuurbeheer

107


DE VONDST: DI 20-9-‘16 LEUVEN, REDINGENHOF Met een fijn glimlachje rond haar mond kwam een collega mijn klaslokaal binnen: “Herwig, we hebben een kadootje voor jou. Ik heb iets gevonden in “den 22”. Ik fronste even mijn wenkbrauwen. “Den 22” is immers het lokaal waar onze chemische producten bewaard worden. Denkend aan wat er zoal in gebouwen durft overwinteren én wat er opvallend talrijk was dit najaar lag mijn voorzichtige suggestie voor de hand: “Een dagpauwoog misschien …?” “Hmm, nee …” antwoordde Marieke, “ge gaat het interessanter vinden, denk ik”. Ik volg haar naar een ander lokaaltje. Daar ligt ze op een stuk tissupapier: een donker (dood) vleermuisje. Het eerste dat me telkens opvalt, is hoe klein zo’n vleermuis wel is, maar het tweede is de zilveren ring rond haar rechtervleugel. Het eerste dat ik aflees “RIGA” doet de haren op mijn armen overeind komen. Vlak daaronder neemt “LATVIA” alle twijfels weg. Een Baltische vleermuis! Als ik mijn collega’s hierop attent maak, kijken ze mij ietwat ongelovig aan. Eerlijk gezegd wist ik ook 108

De boomklever I december 2016 I zoogdieren

totaal niet dat dwergvleermuizen, want zo ziet ze er wel uit, dergelijke afstanden overbruggen. “Tja, hier gaan we nog meer van horen” geef ik als antwoord op hun ongelovige gezichten. EVEN NATUURPUNT CONTACTEREN … Een telefoontje naar Wout Willems, de vleermuizenman bij Natuurpunt, leerde mij dat het in principe maar om 2 soorten kon gaan: Tweekleurige vleermuis of Ruige dwergvleermuis. Een snelle visuele inspectie was voldoende om zeker te zijn dat dit een Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) moest zijn. ’s Avonds kreeg ik een mail van Marc Herremans die mij wist te vertellen dat op een aantal plaatsen aan de Baltische oostkust regelmatig vleermuizen als “bijvangst” worden genoteerd tijdens het ringen van trekvogels. Daarna bleef het een maand stil, maar toen kwam er nieuws. Onze vleermuis was geringd in Pape, in het ZW van Letland. Pape is een “trekvogel-hotspot”: aan het “Pape Ornithological Research Station” worden sinds 1966 vogels geringd o.a. met “Helgoland-trechtervallen”. Vooral in de jaren ‘80 werd duidelijk dat hier ook flinke aantallen vleermuizen passeerden: tus-

HET VLEERMUIZENTUNNELNET TE PAPE Eén van deze methoden is ringonderzoek. Omdat de gemiddelde vlieghoogte van de vleermuizen in Pape 11 m bedraagt werd ’s werelds grootste fuiknet geconstrueerd: maar liefst 15 m hoog (zie foto 2). De vleermuizen passeren in Pape langs een smalle kuststrook die een 750 m brede flessenhals vormt tussen het open water van de Baltische Zee ten westen en het meer van Pape aan de oostkant van deze landengte. Het

fuiknet werd specifiek ontworpen om vleermuizen te vangen die hier langs de Baltische kust zuidwaarts trekken, en op dit punt de landengte passeren. Nergens in Europa kunnen bij gunstige omstandigheden (matige zuiden- of oostenwind) zoveel trekkende vleermuizen gelijktijdig geobserveerd worden als in Pape. Wout Willems wist te achterhalen dat onze Leuvense vleermuis (een mannetje) daar tijdens de nacht van 20 op 21 augustus 2016 werd gevangen, de daaropvolgende dag geringd en ’s avonds gelost aan het uiteinde van het “monsterfuiknet” waarin het dier gevangen werd. Om een idee te geven van de schaal van het ringwerk: de vangstnacht 20/21 augustus was de recordnacht wat betreft het aantal gevangen vleermuizen (1408 dieren van 8 soorten, waaronder 1150 Ruige dwergvleermuizen). Het hoge aantal te ringen dieren verklaart waarom een deel van de vleermuizen, waaronder de Leuvense Ruige dwergvleermuis, pas de volgende avond terug vrij gelaten werden.

ZOOGDIEREN

SA 5745 Baltische vleermuis in Leuven

sen 1988 en 1990 werden elk najaar meer dan 3000 vleermuizen “geregistreerd”. In 2014 sloegen 2 onderzoeksgroepen de handen in elkaar om klaarheid te brengen in een aantal lacunes i.v.m. vleermuizentrek. Dit Lets-Duitse samenwerkingsverband tussen de Latvia University of Agriculture (Jelgava) en het Leibniz Institute for Zoo and Wildlife Research (Berlijn) omvat een verscheidenheid aan experimenten rond gedrag en fysiologische aspecten rond vleermuismigratie met verschillende onderzoeksmethoden.

Vleermuizentunnelnet te Pape. Foto: Jasja Dekker

109


DE VONDST: DI 20-9-‘16 LEUVEN, REDINGENHOF Met een fijn glimlachje rond haar mond kwam een collega mijn klaslokaal binnen: “Herwig, we hebben een kadootje voor jou. Ik heb iets gevonden in “den 22”. Ik fronste even mijn wenkbrauwen. “Den 22” is immers het lokaal waar onze chemische producten bewaard worden. Denkend aan wat er zoal in gebouwen durft overwinteren én wat er opvallend talrijk was dit najaar lag mijn voorzichtige suggestie voor de hand: “Een dagpauwoog misschien …?” “Hmm, nee …” antwoordde Marieke, “ge gaat het interessanter vinden, denk ik”. Ik volg haar naar een ander lokaaltje. Daar ligt ze op een stuk tissupapier: een donker (dood) vleermuisje. Het eerste dat me telkens opvalt, is hoe klein zo’n vleermuis wel is, maar het tweede is de zilveren ring rond haar rechtervleugel. Het eerste dat ik aflees “RIGA” doet de haren op mijn armen overeind komen. Vlak daaronder neemt “LATVIA” alle twijfels weg. Een Baltische vleermuis! Als ik mijn collega’s hierop attent maak, kijken ze mij ietwat ongelovig aan. Eerlijk gezegd wist ik ook 108

De boomklever I december 2016 I zoogdieren

totaal niet dat dwergvleermuizen, want zo ziet ze er wel uit, dergelijke afstanden overbruggen. “Tja, hier gaan we nog meer van horen” geef ik als antwoord op hun ongelovige gezichten. EVEN NATUURPUNT CONTACTEREN … Een telefoontje naar Wout Willems, de vleermuizenman bij Natuurpunt, leerde mij dat het in principe maar om 2 soorten kon gaan: Tweekleurige vleermuis of Ruige dwergvleermuis. Een snelle visuele inspectie was voldoende om zeker te zijn dat dit een Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) moest zijn. ’s Avonds kreeg ik een mail van Marc Herremans die mij wist te vertellen dat op een aantal plaatsen aan de Baltische oostkust regelmatig vleermuizen als “bijvangst” worden genoteerd tijdens het ringen van trekvogels. Daarna bleef het een maand stil, maar toen kwam er nieuws. Onze vleermuis was geringd in Pape, in het ZW van Letland. Pape is een “trekvogel-hotspot”: aan het “Pape Ornithological Research Station” worden sinds 1966 vogels geringd o.a. met “Helgoland-trechtervallen”. Vooral in de jaren ‘80 werd duidelijk dat hier ook flinke aantallen vleermuizen passeerden: tus-

HET VLEERMUIZENTUNNELNET TE PAPE Eén van deze methoden is ringonderzoek. Omdat de gemiddelde vlieghoogte van de vleermuizen in Pape 11 m bedraagt werd ’s werelds grootste fuiknet geconstrueerd: maar liefst 15 m hoog (zie foto 2). De vleermuizen passeren in Pape langs een smalle kuststrook die een 750 m brede flessenhals vormt tussen het open water van de Baltische Zee ten westen en het meer van Pape aan de oostkant van deze landengte. Het

fuiknet werd specifiek ontworpen om vleermuizen te vangen die hier langs de Baltische kust zuidwaarts trekken, en op dit punt de landengte passeren. Nergens in Europa kunnen bij gunstige omstandigheden (matige zuiden- of oostenwind) zoveel trekkende vleermuizen gelijktijdig geobserveerd worden als in Pape. Wout Willems wist te achterhalen dat onze Leuvense vleermuis (een mannetje) daar tijdens de nacht van 20 op 21 augustus 2016 werd gevangen, de daaropvolgende dag geringd en ’s avonds gelost aan het uiteinde van het “monsterfuiknet” waarin het dier gevangen werd. Om een idee te geven van de schaal van het ringwerk: de vangstnacht 20/21 augustus was de recordnacht wat betreft het aantal gevangen vleermuizen (1408 dieren van 8 soorten, waaronder 1150 Ruige dwergvleermuizen). Het hoge aantal te ringen dieren verklaart waarom een deel van de vleermuizen, waaronder de Leuvense Ruige dwergvleermuis, pas de volgende avond terug vrij gelaten werden.

ZOOGDIEREN

SA 5745 Baltische vleermuis in Leuven

sen 1988 en 1990 werden elk najaar meer dan 3000 vleermuizen “geregistreerd”. In 2014 sloegen 2 onderzoeksgroepen de handen in elkaar om klaarheid te brengen in een aantal lacunes i.v.m. vleermuizentrek. Dit Lets-Duitse samenwerkingsverband tussen de Latvia University of Agriculture (Jelgava) en het Leibniz Institute for Zoo and Wildlife Research (Berlijn) omvat een verscheidenheid aan experimenten rond gedrag en fysiologische aspecten rond vleermuismigratie met verschillende onderzoeksmethoden.

Vleermuizentunnelnet te Pape. Foto: Jasja Dekker

109


HERFSTTREK VAN VLEERMUIZEN AAN DE WESTKUST VAN LITOUWEN/LETLAND Ik vond verder geen gedetailleerde vangstgegevens van Pape maar wél van aantallen gevangen vleermuizen in het 90 km zuidelijker gelegen Ventés-Ragas (Litouwen). Alhoewel de geografie iets anders is als rond Pape treedt hier een identiek stuwend effect op. Vleermuizen (en vogels) die vanuit het noordoosten komen, “botsen” hier namelijk op dezelfde noord/zuid gerichte kustlijn. De plaatselijke topografie leidt er uiteindelijk toe dat ze terecht komen op een schiereiland. De zuidwestpunt hiervan vormt dan ook dé perfecte plek voor een ornithologisch “station” van internationaal belang. Er worden maandenlang dagelijks vogels (en in bepaalde periodes dus ook vleermuizen) gevangen. Uit de vangstgegevens op trektellen.nl destilleerde ik de volgende “herfstfenologie figuur”. Ze geldt volgens Suba (2014) even goed voor het ganse zuidelijke Balticum: “Migration occurs more or less at the same time everywhere in northern Europe.”

(Ruige dwerg)vleermuizen geringd; de vogels vormen dan eigenlijk de “bijvangst”! Hetgeen vragen oproept: 1) Concentreert de ring”ploeg” zich dan op vleermuizen? 2) Prefereren vleermuizen andere nachtelijke trekcondities t.o.v. trekvogels?

ALGEMENE PATRONEN IN DE TREK VAN RUIGE DWERGVLEERMUIS De kraamkolonies liggen vooral in het noord(oosten) van het verspreidingsgebied (Duitsland, Polen, Baltische staten, ...). Als de jongen in juli zelfstandig zijn, breken de kraamkolonies op en beginnen de vrouwtjes aan hun trek naar de meer zuidwestelijk gelegen winterverblijfplaatsen. Dan start ook de paartijd, die loopt tot september-oktober. Mannetjes bakenen een ter-

Er worden vleermuizen gevangen tussen grofweg half augustus en half september. Als we de data (trektellen.nl) even nauwkeuriger bekijken, blijkt de Ruige dwergvleermuis bijna 2 weken lang tussen 21/8 en 3/9 dé talrijkst gevangen diersoort. Tussen 29-8 en 3-9 worden er eigenlijk vooral 216

228

213

200

178

Aantal

150 101

De boomklever I december 2016 I zoogdieren

0

Datum

16

6

0

7

5

6

7

2

1

12 /0 9

5

09 /0 9

7

6

03 /0 9

6

31 /0 8

0

38

24

28 /0 8

0

25 /0 8

0

22 /0 8

13 /0 8

0

19 /0 8

1

44

34

33

32

0

110

75

61

16 /0 8

50

84

06 /0 9

100

Verplaatsing van het gevonden individu. Kaart: Wout Willems Terugmeldingen P. nathusii uit Pape, Letland rode lijnen = mannetjes, blauwe lijnen = vrouwtjes Bron: Gunars Petersons

ritorium af dat ze met sociale roepen verdedigen. Deze territoria kunnen in de buurt van kraamkolonies liggen, maar ook langs de trekroutes. De vrouwtjes worden gelokt met baltsroepen, die men in de periode augustus-september met de bat-detector kan waarnemen. Ook in Vlaanderen kan men roepende mannetjes waarnemen. Uit bat-detectoronderzoek blijk o.a. dat er in Vlaanderen in het voor- en najaar meer Ruige dwergvleermuizen aanwezig zijn dan in de zomer, wat op doortrek wijst. Ze komen dan ook voor op plaatsen waar ze in de zomer niet aanwezig zijn. Het vogelopvangcentrum in Oostende krijgt in het najaar af en toe Ruige dwergvleermuizen over de vloer hetgeen trekbewegingen langs de kustlijn suggereert. Mede door het ringen van Ruige dwergvleermuizen in vleermuiskasten kon men aan de hand van terugmeldingen de trekrichtingen en afstanden nagaan. De trekrichting is hoofdzakelijk noordoost-zuidwest gericht. Een melding van een dier geringd in een vleermuiskast langs de Rijn en teruggevonden in Noord-Italië suggereert dat de Ruige dwergvleermuis ook de Alpen oversteekt. De vleermuisonderzoeker Christian Voigt hierover aan het woord: “Het aantal en de afgelegde afstand overtreft alles wat we tot nu toe weten over zoogdierentrek.”

VLEERMUIZEN EN WINDENERGIE De verkregen informatie uit het hoger vernoemde onderzoeksproject moet bijdragen aan een betere bescherming van trekkende vleermuizen. Voor het beschermen van trekkende vleermuizen zijn nog vele uitdagingen te overwinnen, waarin de massaal opduikende windturbineparken in vele Europese landen een dubieuze factor vormen. Windturbines vormen dodelijke hindernissen voor vele diersoorten, en vooral voor migrerende vleermuizen. Alleen al in Duitsland sneuvelen jaarlijks naar schatting zo’n 300000 vleermuizen door windturbines. Het is dus zoeken naar een juiste balans tussen hernieuwbare energie en vleermuizenbescherming. Herwig Blockx

ZOOGDIEREN

RUIGE DWERGVLEERMUIZEN: MEER DAN FLADDERMUIZEN! Met behulp van de plaatscoördinaten werd duidelijk dat de Leuvense vleermuis dus op 30 nachten een (rechtstreeks gemeten) afstand van 1230 km heeft overbrugd. Dit is geen écht uitzonderlijk grote afstand: er zijn zelfs terugmeldingen van P. nathusii bekend uit Zuid-Frankrijk en Noord-Italië: tot meer dan 1900 km ver! Met bat-detectoren en ringonderzoek heeft men bovendien aangetoond dat vleermuizen ’s nachts de Noordzee (trachten) over (te)steken.

Meer weten? Verkem, S. et al., 2003: Zoogdieren in Vlaanderen: Ruige dwergvleermuis Natuurpunt en JNM-Zoogdierenwerkgroep. Suba, Jurgis, 2014: Resource use by bats in Latvia during autumn swarming and migration. Thesis, University of Latvia, Riga. Petersons, Gunars, 2013: The importance of the coastal area of Baltic Sea for bat migration. Latvia University of Agriculture. Hutterer et al. 2005: Long distance flights of Pistrellus nathusii banded in Europe.

Aantallen Ruige dwergvleermuis Ventés-Ragas najaar 2016. Data: Trektellen.nl De boomklever I december 2016 I zoogdieren

111


HERFSTTREK VAN VLEERMUIZEN AAN DE WESTKUST VAN LITOUWEN/LETLAND Ik vond verder geen gedetailleerde vangstgegevens van Pape maar wél van aantallen gevangen vleermuizen in het 90 km zuidelijker gelegen Ventés-Ragas (Litouwen). Alhoewel de geografie iets anders is als rond Pape treedt hier een identiek stuwend effect op. Vleermuizen (en vogels) die vanuit het noordoosten komen, “botsen” hier namelijk op dezelfde noord/zuid gerichte kustlijn. De plaatselijke topografie leidt er uiteindelijk toe dat ze terecht komen op een schiereiland. De zuidwestpunt hiervan vormt dan ook dé perfecte plek voor een ornithologisch “station” van internationaal belang. Er worden maandenlang dagelijks vogels (en in bepaalde periodes dus ook vleermuizen) gevangen. Uit de vangstgegevens op trektellen.nl destilleerde ik de volgende “herfstfenologie figuur”. Ze geldt volgens Suba (2014) even goed voor het ganse zuidelijke Balticum: “Migration occurs more or less at the same time everywhere in northern Europe.”

(Ruige dwerg)vleermuizen geringd; de vogels vormen dan eigenlijk de “bijvangst”! Hetgeen vragen oproept: 1) Concentreert de ring”ploeg” zich dan op vleermuizen? 2) Prefereren vleermuizen andere nachtelijke trekcondities t.o.v. trekvogels?

ALGEMENE PATRONEN IN DE TREK VAN RUIGE DWERGVLEERMUIS De kraamkolonies liggen vooral in het noord(oosten) van het verspreidingsgebied (Duitsland, Polen, Baltische staten, ...). Als de jongen in juli zelfstandig zijn, breken de kraamkolonies op en beginnen de vrouwtjes aan hun trek naar de meer zuidwestelijk gelegen winterverblijfplaatsen. Dan start ook de paartijd, die loopt tot september-oktober. Mannetjes bakenen een ter-

Er worden vleermuizen gevangen tussen grofweg half augustus en half september. Als we de data (trektellen.nl) even nauwkeuriger bekijken, blijkt de Ruige dwergvleermuis bijna 2 weken lang tussen 21/8 en 3/9 dé talrijkst gevangen diersoort. Tussen 29-8 en 3-9 worden er eigenlijk vooral 216

228

213

200

178

Aantal

150 101

De boomklever I december 2016 I zoogdieren

0

Datum

16

6

0

7

5

6

7

2

1

12 /0 9

5

09 /0 9

7

6

03 /0 9

6

31 /0 8

0

38

24

28 /0 8

0

25 /0 8

0

22 /0 8

13 /0 8

0

19 /0 8

1

44

34

33

32

0

110

75

61

16 /0 8

50

84

06 /0 9

100

Verplaatsing van het gevonden individu. Kaart: Wout Willems Terugmeldingen P. nathusii uit Pape, Letland rode lijnen = mannetjes, blauwe lijnen = vrouwtjes Bron: Gunars Petersons

ritorium af dat ze met sociale roepen verdedigen. Deze territoria kunnen in de buurt van kraamkolonies liggen, maar ook langs de trekroutes. De vrouwtjes worden gelokt met baltsroepen, die men in de periode augustus-september met de bat-detector kan waarnemen. Ook in Vlaanderen kan men roepende mannetjes waarnemen. Uit bat-detectoronderzoek blijk o.a. dat er in Vlaanderen in het voor- en najaar meer Ruige dwergvleermuizen aanwezig zijn dan in de zomer, wat op doortrek wijst. Ze komen dan ook voor op plaatsen waar ze in de zomer niet aanwezig zijn. Het vogelopvangcentrum in Oostende krijgt in het najaar af en toe Ruige dwergvleermuizen over de vloer hetgeen trekbewegingen langs de kustlijn suggereert. Mede door het ringen van Ruige dwergvleermuizen in vleermuiskasten kon men aan de hand van terugmeldingen de trekrichtingen en afstanden nagaan. De trekrichting is hoofdzakelijk noordoost-zuidwest gericht. Een melding van een dier geringd in een vleermuiskast langs de Rijn en teruggevonden in Noord-Italië suggereert dat de Ruige dwergvleermuis ook de Alpen oversteekt. De vleermuisonderzoeker Christian Voigt hierover aan het woord: “Het aantal en de afgelegde afstand overtreft alles wat we tot nu toe weten over zoogdierentrek.”

VLEERMUIZEN EN WINDENERGIE De verkregen informatie uit het hoger vernoemde onderzoeksproject moet bijdragen aan een betere bescherming van trekkende vleermuizen. Voor het beschermen van trekkende vleermuizen zijn nog vele uitdagingen te overwinnen, waarin de massaal opduikende windturbineparken in vele Europese landen een dubieuze factor vormen. Windturbines vormen dodelijke hindernissen voor vele diersoorten, en vooral voor migrerende vleermuizen. Alleen al in Duitsland sneuvelen jaarlijks naar schatting zo’n 300000 vleermuizen door windturbines. Het is dus zoeken naar een juiste balans tussen hernieuwbare energie en vleermuizenbescherming. Herwig Blockx

ZOOGDIEREN

RUIGE DWERGVLEERMUIZEN: MEER DAN FLADDERMUIZEN! Met behulp van de plaatscoördinaten werd duidelijk dat de Leuvense vleermuis dus op 30 nachten een (rechtstreeks gemeten) afstand van 1230 km heeft overbrugd. Dit is geen écht uitzonderlijk grote afstand: er zijn zelfs terugmeldingen van P. nathusii bekend uit Zuid-Frankrijk en Noord-Italië: tot meer dan 1900 km ver! Met bat-detectoren en ringonderzoek heeft men bovendien aangetoond dat vleermuizen ’s nachts de Noordzee (trachten) over (te)steken.

Meer weten? Verkem, S. et al., 2003: Zoogdieren in Vlaanderen: Ruige dwergvleermuis Natuurpunt en JNM-Zoogdierenwerkgroep. Suba, Jurgis, 2014: Resource use by bats in Latvia during autumn swarming and migration. Thesis, University of Latvia, Riga. Petersons, Gunars, 2013: The importance of the coastal area of Baltic Sea for bat migration. Latvia University of Agriculture. Hutterer et al. 2005: Long distance flights of Pistrellus nathusii banded in Europe.

Aantallen Ruige dwergvleermuis Ventés-Ragas najaar 2016. Data: Trektellen.nl De boomklever I december 2016 I zoogdieren

111


Kuifduiker te OHN (22/10/2016) Foto: Maxime Fajgenblat

112

De boomklever I december 2016 I vogels

VOGELS

6 20 1

20 12

20 0

7

VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Met zijn status van schaarse wintergast die dan nog zelden in het binnenland wordt waargenomen, mag het niet verwonderen dat het aantal waarnemingen van Kuifduiker in de Dijlevallei vrij beperkt is, namelijk 14 waarnemingen van in totaal 17 exemplaren in de periode 1900-2016. Wortelaers maakt geen melding van de soort. Herroelen & De Fraine omschrijven de Kuifduiker in hun “Inventaris van Brabant 1900-1974”, als “Onregelmatige gast van november tot februari” en vermelden als de tot dan toe laatste datum in het voorjaar 24/2/1962 Bossut-Gottechain. Waarschijnlijk gaat het hier over een waarneming te Pécrot, dat net buiten de Vlaamse Dijlevallei ligt en dus buiten het bestek van dit artikel valt. Lippens vermeldt echter een uitzonderlijke zomerwaarneming op 7 augustus 1947 te Sint-Agatha-Rode. Deze twee waarnemingen zijn evenwel niet opgenomen in “Vogels in het Dijleland”, wel 9 andere waarnemingen in de periode 1900-2000

2

19 8 19 5 86

DETERMINATIE Zeker voor beginnende vogelkijkers kan in de winter het onderscheid tussen Kuifduiker en Geoorde Fuut moeilijkheden opleveren. Beide zijn zwart-witte futen die groter zijn dan Dodaars en kleiner dan Fuut. Het onderscheid is het gemakkelijkst te maken door te kijken naar de kopvorm en de zwart-wit verdeling op de kop. De Kuifduiker heeft een laag voorhoofd, een platte kruin (duidelijk zichtbaar als men hem langs achter ziet), en het hoogste punt achterop de kop (zoals bij Fuut). De Geoorde Fuut heeft een hoog, steil voorhoofd met het hoogste punt voorop de kruin. Dit wordt nog versterkt door de opgewipte snavel waardoor men de indruk heeft dat hij met de “neus in de lucht” rondzwemt. De Kuifduiker heeft een iets robuustere rechte snavel, waarop

19 79

VOORKOMEN EN VERSPREIDING Kuifduiker (of hoornfuut) Podiceps auritus is aanmerkelijk kleiner dan de Fuut (Podiceps cristatus) en Roodhalsfuut (Podiceps grisegena). Hij wordt vaak verward met de Geoorde Fuut (Podiceps nigricollis), een minder zeldzame vogel, waarvan hij vooral in de jeugd niet gemakkelijk te onderscheiden is. Hij broedt langs de moerassige oevers van de meren in het noorden van Europa, Azië en Amerika (ook in Schotland sinds 1908 en op de Faeröer eilanden). De Geoorde Fuut is een meer zuidelijke vogel waarvan het broedgebied zich uitstrekt van de Baltische staten tot Zuid-Afrika en over West- en Midden-Azië en Noord-Amerika. Hij slaat zijn winterkwartier op in West- en Zuid-Europa, de Azoren en Noord-Afrika. De Kuifduiker daarentegen overwintert in Cen-

traal en West-Europa, vooral langs de kusten. IJslandse vogels overwinteren in Schotland, West-Ierland en Noorwegen. Finse en Zweedse vogels trekken naar de westelijke Baltische zee en de Noordzee. Ringwerk heeft aangetoond dat de Noord-Europese en West-Siberische vogels in zuidwestelijke richting trekken. De ganse populatie migreert en dit in etappes over land in een breed front. De Kuifduiker is de zeldzaamste van de vijf in Europa voorkomende futen. De relatief kleine Europese populatie wordt op 9200 broedparen geschat, ongeveer 10 % van de totale wereldpopulatie. Het is een Rode Lijst soort wiens status als “kwetsbaar” wordt bestempeld. Globaal gaat hun aantal achteruit tegen een tempo van 30% in 21,3 jaar. In Noord-Amerika is de achteruitgang nog dramatischer: een afname tijdens de laatste 40 jaar met ongeveer 76%, wat overeenkomt met een daling van ongeveer 30 % per decade. De achteruitgang wordt vooral toegeschreven aan menselijke verstoring, bosbouw rond de meren waar ze broeden, schommelingen in het waterpeil en het uitzetten van de Regenboogforel Oncorhynchus mykiss, die net zoals de Kuifduiker van waterinsecten leeft.

19 70 19 72

Op 22 oktober 2016 pleisterde er op de noordelijke vijver van het Vlaams Natuurreservaat “De Vijvers van Oud-Heverlee” een eerste kalenderjaar Kuifduiker Podiceps auritus. Recente waarnemingen van deze noordelijk broedende fuut zijn op één hand te tellen. Tijd dachten we om eens dieper in te gaan in de kenmerken, verspreiding en voorkomen in de Dijlevallei van deze vogel.

De Kuifduiker is een zeer schaarse doortrekker en wintergast aan de kust. Binnenlandse waarnemingen zijn nog schaarser. In België overwinteren er elk jaar wel één of twee exemplaren in onze zeehavens (kust, Gent-Terneuzen en Antwerpen) of soms in Wallonië op één van de grote meren (Lacs de l’Eau d’Heure). In het watervogelrijke Nederland is het evenmin een talrijke gast met jaarlijks slechts een tiental overwinterende exemplaren vooral dan in het Deltagebied (Grevelingenmeer, Brouwersdam, Oosterschelde …) en minder op de Wadden.

19 63 19 65

Voorkomen van de Kuifduiker Podiceps auritus in de Dijlevallei (2001-2016)

20 0

Kuifduiker te OHN (22/10/2016) Foto: Maxime Fajgenblat

in goede omstandigheden en van kort bij een witte punt kan gezien worden. Een ander opvallend verschil is de zwart-wit verhouding op de kop. Bij de Kuifduiker is de zwarte kap (petje) scherp begrensd en de scheiding loopt in een rechte lijn van de snavel door het rode oog. Bij de Geoorde Fuut omvat het zwart volledig het oog. De Kuifduiker is in winterkleed een duidelijke zwart-witte vogel wat hem zeker ook onderscheidt van Dodaars die ook de indruk kunnen geven van een “petje” te hebben maar steeds wit-bruin getint zijn. Eenmaal men deze kenmerken onder de knie heeft en mits wat ervaring kan men zelfs op grote afstand (bv. op zee) en mits het gebruik van goede optiek alleen al op de “jizz” gemakkelijk het onderscheid tussen beide soorten maken.

Aantal waargenomen exemplaren van Kuifduiker per jaar sinds het midden van de 20e eeuw. De boomklever I december 2016 I vogels

113


Kuifduiker te OHN (22/10/2016) Foto: Maxime Fajgenblat

112

De boomklever I december 2016 I vogels

VOGELS

6 20 1

20 12

20 0

7

VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Met zijn status van schaarse wintergast die dan nog zelden in het binnenland wordt waargenomen, mag het niet verwonderen dat het aantal waarnemingen van Kuifduiker in de Dijlevallei vrij beperkt is, namelijk 14 waarnemingen van in totaal 17 exemplaren in de periode 1900-2016. Wortelaers maakt geen melding van de soort. Herroelen & De Fraine omschrijven de Kuifduiker in hun “Inventaris van Brabant 1900-1974”, als “Onregelmatige gast van november tot februari” en vermelden als de tot dan toe laatste datum in het voorjaar 24/2/1962 Bossut-Gottechain. Waarschijnlijk gaat het hier over een waarneming te Pécrot, dat net buiten de Vlaamse Dijlevallei ligt en dus buiten het bestek van dit artikel valt. Lippens vermeldt echter een uitzonderlijke zomerwaarneming op 7 augustus 1947 te Sint-Agatha-Rode. Deze twee waarnemingen zijn evenwel niet opgenomen in “Vogels in het Dijleland”, wel 9 andere waarnemingen in de periode 1900-2000

2

19 8 19 5 86

DETERMINATIE Zeker voor beginnende vogelkijkers kan in de winter het onderscheid tussen Kuifduiker en Geoorde Fuut moeilijkheden opleveren. Beide zijn zwart-witte futen die groter zijn dan Dodaars en kleiner dan Fuut. Het onderscheid is het gemakkelijkst te maken door te kijken naar de kopvorm en de zwart-wit verdeling op de kop. De Kuifduiker heeft een laag voorhoofd, een platte kruin (duidelijk zichtbaar als men hem langs achter ziet), en het hoogste punt achterop de kop (zoals bij Fuut). De Geoorde Fuut heeft een hoog, steil voorhoofd met het hoogste punt voorop de kruin. Dit wordt nog versterkt door de opgewipte snavel waardoor men de indruk heeft dat hij met de “neus in de lucht” rondzwemt. De Kuifduiker heeft een iets robuustere rechte snavel, waarop

19 79

VOORKOMEN EN VERSPREIDING Kuifduiker (of hoornfuut) Podiceps auritus is aanmerkelijk kleiner dan de Fuut (Podiceps cristatus) en Roodhalsfuut (Podiceps grisegena). Hij wordt vaak verward met de Geoorde Fuut (Podiceps nigricollis), een minder zeldzame vogel, waarvan hij vooral in de jeugd niet gemakkelijk te onderscheiden is. Hij broedt langs de moerassige oevers van de meren in het noorden van Europa, Azië en Amerika (ook in Schotland sinds 1908 en op de Faeröer eilanden). De Geoorde Fuut is een meer zuidelijke vogel waarvan het broedgebied zich uitstrekt van de Baltische staten tot Zuid-Afrika en over West- en Midden-Azië en Noord-Amerika. Hij slaat zijn winterkwartier op in West- en Zuid-Europa, de Azoren en Noord-Afrika. De Kuifduiker daarentegen overwintert in Cen-

traal en West-Europa, vooral langs de kusten. IJslandse vogels overwinteren in Schotland, West-Ierland en Noorwegen. Finse en Zweedse vogels trekken naar de westelijke Baltische zee en de Noordzee. Ringwerk heeft aangetoond dat de Noord-Europese en West-Siberische vogels in zuidwestelijke richting trekken. De ganse populatie migreert en dit in etappes over land in een breed front. De Kuifduiker is de zeldzaamste van de vijf in Europa voorkomende futen. De relatief kleine Europese populatie wordt op 9200 broedparen geschat, ongeveer 10 % van de totale wereldpopulatie. Het is een Rode Lijst soort wiens status als “kwetsbaar” wordt bestempeld. Globaal gaat hun aantal achteruit tegen een tempo van 30% in 21,3 jaar. In Noord-Amerika is de achteruitgang nog dramatischer: een afname tijdens de laatste 40 jaar met ongeveer 76%, wat overeenkomt met een daling van ongeveer 30 % per decade. De achteruitgang wordt vooral toegeschreven aan menselijke verstoring, bosbouw rond de meren waar ze broeden, schommelingen in het waterpeil en het uitzetten van de Regenboogforel Oncorhynchus mykiss, die net zoals de Kuifduiker van waterinsecten leeft.

19 70 19 72

Op 22 oktober 2016 pleisterde er op de noordelijke vijver van het Vlaams Natuurreservaat “De Vijvers van Oud-Heverlee” een eerste kalenderjaar Kuifduiker Podiceps auritus. Recente waarnemingen van deze noordelijk broedende fuut zijn op één hand te tellen. Tijd dachten we om eens dieper in te gaan in de kenmerken, verspreiding en voorkomen in de Dijlevallei van deze vogel.

De Kuifduiker is een zeer schaarse doortrekker en wintergast aan de kust. Binnenlandse waarnemingen zijn nog schaarser. In België overwinteren er elk jaar wel één of twee exemplaren in onze zeehavens (kust, Gent-Terneuzen en Antwerpen) of soms in Wallonië op één van de grote meren (Lacs de l’Eau d’Heure). In het watervogelrijke Nederland is het evenmin een talrijke gast met jaarlijks slechts een tiental overwinterende exemplaren vooral dan in het Deltagebied (Grevelingenmeer, Brouwersdam, Oosterschelde …) en minder op de Wadden.

19 63 19 65

Voorkomen van de Kuifduiker Podiceps auritus in de Dijlevallei (2001-2016)

20 0

Kuifduiker te OHN (22/10/2016) Foto: Maxime Fajgenblat

in goede omstandigheden en van kort bij een witte punt kan gezien worden. Een ander opvallend verschil is de zwart-wit verhouding op de kop. Bij de Kuifduiker is de zwarte kap (petje) scherp begrensd en de scheiding loopt in een rechte lijn van de snavel door het rode oog. Bij de Geoorde Fuut omvat het zwart volledig het oog. De Kuifduiker is in winterkleed een duidelijke zwart-witte vogel wat hem zeker ook onderscheidt van Dodaars die ook de indruk kunnen geven van een “petje” te hebben maar steeds wit-bruin getint zijn. Eenmaal men deze kenmerken onder de knie heeft en mits wat ervaring kan men zelfs op grote afstand (bv. op zee) en mits het gebruik van goede optiek alleen al op de “jizz” gemakkelijk het onderscheid tussen beide soorten maken.

Aantal waargenomen exemplaren van Kuifduiker per jaar sinds het midden van de 20e eeuw. De boomklever I december 2016 I vogels

113


jan

feb

maa

1

3

3

april

mei

juni

juli

aug

1

1

sept

okt

nov

dec

2

4

2

en waarin de status van de Kuifduiker wordt omschreven als “toevallige gast”: “zeldzame vogelsoort die maximaal 16 keer met zekerheid in het Dijleland is vastgesteld in de twintigste eeuw”. • 11 november 1963 Sint-Agatha- Rode • 14 november 1965 Oud-Heverlee - 2 ex. • 25-28 januari 1970 Oud-Heverlee Noord • 6 februari 1970 Oud-Heverlee Noord - 2 ex. • 11 november 1972 Dijlevallei • 10-15 maart 1979 Oud-Heverlee • 18 maart 1979 Sint-Agatha- Rode - 2 ex. • 9 februari 1985 Neerijse Grote Bron • 8- 11 mei 1986 Sint-Agatha- Rode adult zomerkleed In deze eeuw hebben we tot hiertoe slecht vier waarnemingen: • 27/12/2002 Oud-Heverlee Zuid adult winterkleed • 14-15/12/2007 Sint-Agatha- Rode eerste kalenderjaar • 27/10/2012 Neerijse Grote Bron eerste kalenderjaar • 22/10/2016 Oud-Heverlee Noord eerste kalenderjaar Statistisch gezien had men in de periode 19462016 maar om de vijf jaar de kans een Kuifduiker in de Dijlevallei waar te nemen. Wat echter opvalt is de lange periode van 15 jaar van ongeveer halfweg de jaren tachtig tot het begin van deze eeuw waarin geen enkele Kuifduiker werd waargenomen. Dit komt overeen met de situatie in Nederland waar Kuifduikers in het laatste kwart van de twintigste eeuw altijd schaars waren. Als we kijken naar het seizoenspatroon van Kuifduiker (zie Tabel 1), dan stellen we vast dat 114

het aantal waarnemingen in voor- en najaar nagenoeg gelijk zijn. De meeste kans heeft men tijdens de najaarstrek van eind oktober tot half november en in het voorjaar in de eerste decade van februari en rond half maart. De vroegste Kuifduiker in de Dijlevallei is het exemplaar van dit jaar, 22 oktober, de laatste voorjaarstrekker werd waargenomen op 11 mei 1986. Ook één, de reeds vermelde, uitzonderlijke zomerwaarneming op 7 augustus 1947. Meestal gaat het om solitaire vogels. Driemaal waren er twee exemplaren samen. De vogels blijven doorgaans maar één dag of pleisteren kortstondig (2-6 dagen). Dit is ook typisch voor binnenlandwaarnemingen in West-Europa. Ook opmerkelijk is dat in de 21e eeuw, het voor zover men het kon vaststellen, nagenoeg altijd om eerste kalenderjaar vogels ging. De postjuveniele rui gaat immers voort in het begin van de winter zodat eerste winter en adult kleed spoedig niet meer te onderscheiden zijn. (Idem voor Geoorde Fuut). Tot nu toe kon maar eenmaal een exemplaar in prachtkleed worden waargenomen (over het kleed van de vogel uit 1947 zijn geen bijzonderheden gekend). Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com Referenties BirdLife International (2016) Species factsheet: Podiceps auritus. P. Géroudet, Les Palmipèdes d’Europe, Paris, 1999. M.Hens (red) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 2001. P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van d Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. L. Lippens en H. Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa, 1972. Sovon webreferentie: https://www.sovon.nl/nl/soort/110, 2016. Fl. Wortelaers, Het Meerdaelwoud en zijn broedvogels alsook de vogels der Dijlevallei, A’pen, 1946.

Oogvleklieveheersbeestje (Anatis ocellata), Koeheide Foto: Kurt Geeraerts

Lieveheersbeestjes in het Dijleland

ONGEWERVELDEN

Tabel 1: Aantal waarnemingen van Kuifduiker per maand in de periode 1900-2016.

Deel 2: voorkomende soorten en hun relatie tot de verschillende biotopen. VOORKOMENDE SOORTEN IN HET DIJLELAND Onderstaande lijst heb ik voornamelijk samengesteld op basis van eigen ervaring (waarnemingen, verkregen informatie langs verschillende kanalen, …). De lijst omvat dus slechts recente waarnemingen van grofweg de laatste 20 jaar. Dit heeft als gevolg dat er mogelijk nog andere soorten in de vallei voorkomen die hier niet genoemd worden. Waarnemingen uit de 18de, 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw werden niet opgenomen in de opsomming. Deze waarnemingen worden verder wel in de tekst vernoemd als dit voor de vallei relevant is. Zoals reeds in het eerste deel van deze reeks werd aangegeven, zijn de Nederlandse namen nog niet zo lang geleden veranderd. De filosofie die erachter schuilging, was dat het moeilijk was om te onthouden of het nu punt, stip, of vlek was. Dus zei men maar onmiddellijk dat alles wat bleek (wit, geel, rood) is met zwarte pun-

ten, stippen of vlekken, met de term “stip” wordt aangeduid. En alles wat witte vlekken, stippen of punten heeft, noemen we “vlek”. Ook zijn enkele andere namen naar voor geschoven die meer over het lieveheersbeestje vertelden. Bijvoorbeeld het zeven-vlek lieveheersbeestje Hippodamia septemmaculata – dus niet het Zevenstippelig lieveheersbeestje, wordt nu Veenlieveheersbeestje genoemd. Het Wilgenlieveheersbeestje is nu Niervleklieveheersbeestje (Chilocorus renipustulatus). Het Veertienstippelig lieveheersbeestje heet nu het Schaakbordlieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata). Hieronder de lijst van soorten in het Dijleland. Soorten die op de grens van het Dijleland leven, zijn toegevoegd maar achter de naam is “(omgeving)” toegevoegd. Enkele soorten van het geslacht Scymnus zijn moeilijk herkenbaar. Het voorkomen is dus twijfelachtig wegens verwarring mogelijk met andere soorten. Daarom is er een “(?)” toegevoegd. De boomklever I december 2016 I ongewervelden

115


jan

feb

maa

1

3

3

april

mei

juni

juli

aug

1

1

sept

okt

nov

dec

2

4

2

en waarin de status van de Kuifduiker wordt omschreven als “toevallige gast”: “zeldzame vogelsoort die maximaal 16 keer met zekerheid in het Dijleland is vastgesteld in de twintigste eeuw”. • 11 november 1963 Sint-Agatha- Rode • 14 november 1965 Oud-Heverlee - 2 ex. • 25-28 januari 1970 Oud-Heverlee Noord • 6 februari 1970 Oud-Heverlee Noord - 2 ex. • 11 november 1972 Dijlevallei • 10-15 maart 1979 Oud-Heverlee • 18 maart 1979 Sint-Agatha- Rode - 2 ex. • 9 februari 1985 Neerijse Grote Bron • 8- 11 mei 1986 Sint-Agatha- Rode adult zomerkleed In deze eeuw hebben we tot hiertoe slecht vier waarnemingen: • 27/12/2002 Oud-Heverlee Zuid adult winterkleed • 14-15/12/2007 Sint-Agatha- Rode eerste kalenderjaar • 27/10/2012 Neerijse Grote Bron eerste kalenderjaar • 22/10/2016 Oud-Heverlee Noord eerste kalenderjaar Statistisch gezien had men in de periode 19462016 maar om de vijf jaar de kans een Kuifduiker in de Dijlevallei waar te nemen. Wat echter opvalt is de lange periode van 15 jaar van ongeveer halfweg de jaren tachtig tot het begin van deze eeuw waarin geen enkele Kuifduiker werd waargenomen. Dit komt overeen met de situatie in Nederland waar Kuifduikers in het laatste kwart van de twintigste eeuw altijd schaars waren. Als we kijken naar het seizoenspatroon van Kuifduiker (zie Tabel 1), dan stellen we vast dat 114

het aantal waarnemingen in voor- en najaar nagenoeg gelijk zijn. De meeste kans heeft men tijdens de najaarstrek van eind oktober tot half november en in het voorjaar in de eerste decade van februari en rond half maart. De vroegste Kuifduiker in de Dijlevallei is het exemplaar van dit jaar, 22 oktober, de laatste voorjaarstrekker werd waargenomen op 11 mei 1986. Ook één, de reeds vermelde, uitzonderlijke zomerwaarneming op 7 augustus 1947. Meestal gaat het om solitaire vogels. Driemaal waren er twee exemplaren samen. De vogels blijven doorgaans maar één dag of pleisteren kortstondig (2-6 dagen). Dit is ook typisch voor binnenlandwaarnemingen in West-Europa. Ook opmerkelijk is dat in de 21e eeuw, het voor zover men het kon vaststellen, nagenoeg altijd om eerste kalenderjaar vogels ging. De postjuveniele rui gaat immers voort in het begin van de winter zodat eerste winter en adult kleed spoedig niet meer te onderscheiden zijn. (Idem voor Geoorde Fuut). Tot nu toe kon maar eenmaal een exemplaar in prachtkleed worden waargenomen (over het kleed van de vogel uit 1947 zijn geen bijzonderheden gekend). Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com Referenties BirdLife International (2016) Species factsheet: Podiceps auritus. P. Géroudet, Les Palmipèdes d’Europe, Paris, 1999. M.Hens (red) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 2001. P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van d Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. L. Lippens en H. Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa, 1972. Sovon webreferentie: https://www.sovon.nl/nl/soort/110, 2016. Fl. Wortelaers, Het Meerdaelwoud en zijn broedvogels alsook de vogels der Dijlevallei, A’pen, 1946.

Oogvleklieveheersbeestje (Anatis ocellata), Koeheide Foto: Kurt Geeraerts

Lieveheersbeestjes in het Dijleland

ONGEWERVELDEN

Tabel 1: Aantal waarnemingen van Kuifduiker per maand in de periode 1900-2016.

Deel 2: voorkomende soorten en hun relatie tot de verschillende biotopen. VOORKOMENDE SOORTEN IN HET DIJLELAND Onderstaande lijst heb ik voornamelijk samengesteld op basis van eigen ervaring (waarnemingen, verkregen informatie langs verschillende kanalen, …). De lijst omvat dus slechts recente waarnemingen van grofweg de laatste 20 jaar. Dit heeft als gevolg dat er mogelijk nog andere soorten in de vallei voorkomen die hier niet genoemd worden. Waarnemingen uit de 18de, 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw werden niet opgenomen in de opsomming. Deze waarnemingen worden verder wel in de tekst vernoemd als dit voor de vallei relevant is. Zoals reeds in het eerste deel van deze reeks werd aangegeven, zijn de Nederlandse namen nog niet zo lang geleden veranderd. De filosofie die erachter schuilging, was dat het moeilijk was om te onthouden of het nu punt, stip, of vlek was. Dus zei men maar onmiddellijk dat alles wat bleek (wit, geel, rood) is met zwarte pun-

ten, stippen of vlekken, met de term “stip” wordt aangeduid. En alles wat witte vlekken, stippen of punten heeft, noemen we “vlek”. Ook zijn enkele andere namen naar voor geschoven die meer over het lieveheersbeestje vertelden. Bijvoorbeeld het zeven-vlek lieveheersbeestje Hippodamia septemmaculata – dus niet het Zevenstippelig lieveheersbeestje, wordt nu Veenlieveheersbeestje genoemd. Het Wilgenlieveheersbeestje is nu Niervleklieveheersbeestje (Chilocorus renipustulatus). Het Veertienstippelig lieveheersbeestje heet nu het Schaakbordlieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata). Hieronder de lijst van soorten in het Dijleland. Soorten die op de grens van het Dijleland leven, zijn toegevoegd maar achter de naam is “(omgeving)” toegevoegd. Enkele soorten van het geslacht Scymnus zijn moeilijk herkenbaar. Het voorkomen is dus twijfelachtig wegens verwarring mogelijk met andere soorten. Daarom is er een “(?)” toegevoegd. De boomklever I december 2016 I ongewervelden

115


COCCIDULINAE Dit zijn langwerpige ongeveer 3 millimeter grote behaarde lieveheersbeestjes waarvan de antennes langer zijn dan de kop breed is. Struweelnepkapoentje - Rhyzobius chrysomeloides (Herbst 1792) Graslandnepkapoentje - Rhyzobius litura (Fabricius 1787) Ongevlekt rietkapoentje - Coccidula rufa (Herbst 1783) Gevlekt rietkapoentje - Coccidula scutellata (Herbst 1783) COCCINELLINAE Dit zijn de grotere lieveheersbeestjes die vaak ook felgekleurd zijn. Tweestippelig lieveheersbeestje - Adalia (Adalia) bipunctata (Linnaeus 1758) Tienstippelig lieveheersbeestje - Adalia (Adalia) decempunctata (Linnaeus 1758) Oogvleklieveheersbeestje - Anatis ocellata (Linnaeus 1758) Negentienstippelig lieveheersbeestje - Anisosticta novemdecimpunctata (Linnaeus 1758) Bruin lieveheersbeestje - Aphidecta obliterata (Linnaeus 1758) Tienvleklieveheersbeestje - Calvia decemguttata (Linnaeus 1758) Roomvleklieveheersbeestje - Calvia quatuordecimguttata (Linnaeus 1758) Hiërogliefenlieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) hieroglyphica (Linnaeus 1758) Bosmierlieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) magnifica (Redtenbacher 1843) Vijfstippelig lieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) quinquepunctata (Linnaeus 1758) Zevenstippelig lieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) septempunctata (Linnaeus 1758) Elfstippelig lieveheersbeestje - Coccinella (Spilota) undecimpunctata (Linnaeus 1758) Veertienvleklieveheersbeestje - Coccinula quatuordecimpustulata (Linnaeus 1758) (omgeving) Meeldauwlieveheersbeestje - Halyzia sedecimguttata (Linnaeus 1758) Aziatisch lieveheersbeestje - Harmonia axyridis (Pallas 1773) Harlekijnlieveheersbeestje - Harmonia quadripunctata (Pontoppidan 1763) Dertienstippelig lieveheersbeestje - Hippodamia (Hemisphaerica) tredecimpunctata (Linnaeus 1758) Ruigtelieveheersbeestje - Hippodamia (Hippodamia) variegata (Goeze 1777) Achttienvleklieveheersbeestje - Myrrha (Myrrha) octodecimguttata (Linnaeus 1758) Gestreept lieveheersbeestje - Myzia oblongoguttata (Linnaeus 1758) Vloeivleklieveheersbeestje - Oenopia conglobata (Linnaeus 1758) Ongevlekt lieveheersbeestje - Oenopia impustulata (Linnaeus 1758) Schaakbordlieveheersbeestje - Propylea quatuordecimpunctata (Linnaeus 1758) 116

De boomklever I december 2016 I ongewervelden

Citroenlieveheersbeestje - Psyllobora vigintiduopunctata (Linnaeus 1758) Zestienstippelig lieveheersbeestje - Tytthaspis sedecimpunctata (Linnaeus 1758) Twaalfvleklieveheersbeestje - Vibidia duodecimguttata (Poda 1761) EPILACHNINAE Soms grote en behaarde lieveheersbeestjes die allen planteneters zijn. Ze zijn vuiloranje gekleurd met eventueel donkere vlekken. Heggenranklieveheersbeestje - Henosepilachna argus (Geoffroy 1762) Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje - Subcoccinella vigintiquatuorpunctata (Linnaeus 1758) SCYMNINAE Kleine tot zeer kleine soorten lieveheersbeestjes die vaak ook donker en overheersend bruinachtig gekleurd zijn. Ze bezitten op de glanskapoentjes na, een soms erg dense beharing. Bosbesglanskapoentje - Hyperaspis campestris (Herbst 1783) Boogvlekkapoentje - Clitostethus arcuatus (Rossi 1794) Moeraskapoentje - Nephus (Nephus) redtenbacheri (Mulsant 1846) Viervlekkapoentje - Nephus (Nephus) quadrimaculatus (Herbst 1783) Bloedpuntkapoentje - Scymnus (Neopullus) haemorrhoidalis (Herbst 1797) Gerand kapoentje - Scymnus (Neopullus) limbatus (Stephens 1831) Sparrenkapoentje - Scymnus (Parapullus) abietis (Paykull 1798) Roodrandkapoentje - Scymnus (Pullus) auritus (Thunberg 1795) Dennenkapoentje - Scymnus (Pullus) suturalis (Thunberg 1795) Breed kapoentje - Scymnus (Scymnus) apetzi (Mulsant 1846) (?) Conisch kapoentje - Scymnus (Scymnus) frontalis (Fabricius 1787) Driehoekkapoentje - Scymnus (Scymnus) interruptus (Goeze 1777) Groot zwart kapoentje - Scymnus (Scymnus) nigrinus (Kugelann 1794) Roodkopkapoentje - Scymnus (Scymnus) rubromaculatus (Goeze 1778) Gemaskeerd kapoentje - Scymnus (Scymnus) schmidti (Fürsch 1958) (?) Spintetend puntkapoentje - Stethorus pusillus (Herbst 1797) BESPREKING VAN DE SOORTEN NAAR HUN BIOTOOP, HUN VOEDSEL EN HOE JE ZE HERKENT DE GENERALISTEN Sommige lieveheersbeestjes kan je zowat overal vinden. Ze zijn niet gespecialiseerd in één specifieke prooi. Ze vinden dus zowat overal eten. Het is daarom niet verwonderlijk dat de generalisten de meest algemene soorten herbergen. Je kan ze in je tuin vinden, maar ook tijdens je uitstappen in een veelheid aan biotopen. Het Zevenstippelig lieveheersbeestje (Coccinella

ONGEWERVELDEN

CHILOCORINAE Kenmerkend voor deze subfamilie is dat het voorhoofd zich voor de ogen uitbreidt. Meestal zijn de dekschilden onbehaard maar het behaard lieveheersbeestje vormt een uitzondering. In de meest recente indeling worden deze soorten trouwens bij de Scymninae gezet. Heidelieveheersbeestje - Chilocorus bipustulatus (Linnaeus 1758) Niervleklieveheersbeestje - Chilocorus renipustulatus (Scriba 1790) Zwart lieveheersbeestje - Exochomus (Parexochomus) nigromaculatus (Goeze 1777) (omgeving) Viervleklieveheersbeestje - Exochomus (Exochomus) quadripustulatus (Linnaeus 1758) Behaard lieveheersbeestje - Platynaspis luteorubra (Redtenbacher 1843)

septempunctata) spant uiteraard de kroon. Opvallend rood met zeven zwarte vlekken, en behorende tot de grotere soorten lieveheersbeestjes is dit lieveheersbeestje bij iedereen bekend. Ze eten voornamelijk bladluizen en kunnen soms massaal voorkomen. Aan zee kennen we sommige jaren invasies van deze soort. Er is dan zeer veel voedsel ergens in de buurt en als al het eten op is gaan ze allemaal op de vleugels op zoek naar nieuw voedsel. Met wat verkeerde wind kunnen ze dan concentreren op en rond het strand. Ook bij ons zijn ze zo goed als overal te vinden. Nummer 2 van onze inheemse lieveheersbeest-​ De boomklever I december 2016 I ongewervelden

117


COCCIDULINAE Dit zijn langwerpige ongeveer 3 millimeter grote behaarde lieveheersbeestjes waarvan de antennes langer zijn dan de kop breed is. Struweelnepkapoentje - Rhyzobius chrysomeloides (Herbst 1792) Graslandnepkapoentje - Rhyzobius litura (Fabricius 1787) Ongevlekt rietkapoentje - Coccidula rufa (Herbst 1783) Gevlekt rietkapoentje - Coccidula scutellata (Herbst 1783) COCCINELLINAE Dit zijn de grotere lieveheersbeestjes die vaak ook felgekleurd zijn. Tweestippelig lieveheersbeestje - Adalia (Adalia) bipunctata (Linnaeus 1758) Tienstippelig lieveheersbeestje - Adalia (Adalia) decempunctata (Linnaeus 1758) Oogvleklieveheersbeestje - Anatis ocellata (Linnaeus 1758) Negentienstippelig lieveheersbeestje - Anisosticta novemdecimpunctata (Linnaeus 1758) Bruin lieveheersbeestje - Aphidecta obliterata (Linnaeus 1758) Tienvleklieveheersbeestje - Calvia decemguttata (Linnaeus 1758) Roomvleklieveheersbeestje - Calvia quatuordecimguttata (Linnaeus 1758) Hiërogliefenlieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) hieroglyphica (Linnaeus 1758) Bosmierlieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) magnifica (Redtenbacher 1843) Vijfstippelig lieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) quinquepunctata (Linnaeus 1758) Zevenstippelig lieveheersbeestje - Coccinella (Coccinella) septempunctata (Linnaeus 1758) Elfstippelig lieveheersbeestje - Coccinella (Spilota) undecimpunctata (Linnaeus 1758) Veertienvleklieveheersbeestje - Coccinula quatuordecimpustulata (Linnaeus 1758) (omgeving) Meeldauwlieveheersbeestje - Halyzia sedecimguttata (Linnaeus 1758) Aziatisch lieveheersbeestje - Harmonia axyridis (Pallas 1773) Harlekijnlieveheersbeestje - Harmonia quadripunctata (Pontoppidan 1763) Dertienstippelig lieveheersbeestje - Hippodamia (Hemisphaerica) tredecimpunctata (Linnaeus 1758) Ruigtelieveheersbeestje - Hippodamia (Hippodamia) variegata (Goeze 1777) Achttienvleklieveheersbeestje - Myrrha (Myrrha) octodecimguttata (Linnaeus 1758) Gestreept lieveheersbeestje - Myzia oblongoguttata (Linnaeus 1758) Vloeivleklieveheersbeestje - Oenopia conglobata (Linnaeus 1758) Ongevlekt lieveheersbeestje - Oenopia impustulata (Linnaeus 1758) Schaakbordlieveheersbeestje - Propylea quatuordecimpunctata (Linnaeus 1758) 116

De boomklever I december 2016 I ongewervelden

Citroenlieveheersbeestje - Psyllobora vigintiduopunctata (Linnaeus 1758) Zestienstippelig lieveheersbeestje - Tytthaspis sedecimpunctata (Linnaeus 1758) Twaalfvleklieveheersbeestje - Vibidia duodecimguttata (Poda 1761) EPILACHNINAE Soms grote en behaarde lieveheersbeestjes die allen planteneters zijn. Ze zijn vuiloranje gekleurd met eventueel donkere vlekken. Heggenranklieveheersbeestje - Henosepilachna argus (Geoffroy 1762) Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje - Subcoccinella vigintiquatuorpunctata (Linnaeus 1758) SCYMNINAE Kleine tot zeer kleine soorten lieveheersbeestjes die vaak ook donker en overheersend bruinachtig gekleurd zijn. Ze bezitten op de glanskapoentjes na, een soms erg dense beharing. Bosbesglanskapoentje - Hyperaspis campestris (Herbst 1783) Boogvlekkapoentje - Clitostethus arcuatus (Rossi 1794) Moeraskapoentje - Nephus (Nephus) redtenbacheri (Mulsant 1846) Viervlekkapoentje - Nephus (Nephus) quadrimaculatus (Herbst 1783) Bloedpuntkapoentje - Scymnus (Neopullus) haemorrhoidalis (Herbst 1797) Gerand kapoentje - Scymnus (Neopullus) limbatus (Stephens 1831) Sparrenkapoentje - Scymnus (Parapullus) abietis (Paykull 1798) Roodrandkapoentje - Scymnus (Pullus) auritus (Thunberg 1795) Dennenkapoentje - Scymnus (Pullus) suturalis (Thunberg 1795) Breed kapoentje - Scymnus (Scymnus) apetzi (Mulsant 1846) (?) Conisch kapoentje - Scymnus (Scymnus) frontalis (Fabricius 1787) Driehoekkapoentje - Scymnus (Scymnus) interruptus (Goeze 1777) Groot zwart kapoentje - Scymnus (Scymnus) nigrinus (Kugelann 1794) Roodkopkapoentje - Scymnus (Scymnus) rubromaculatus (Goeze 1778) Gemaskeerd kapoentje - Scymnus (Scymnus) schmidti (Fürsch 1958) (?) Spintetend puntkapoentje - Stethorus pusillus (Herbst 1797) BESPREKING VAN DE SOORTEN NAAR HUN BIOTOOP, HUN VOEDSEL EN HOE JE ZE HERKENT DE GENERALISTEN Sommige lieveheersbeestjes kan je zowat overal vinden. Ze zijn niet gespecialiseerd in één specifieke prooi. Ze vinden dus zowat overal eten. Het is daarom niet verwonderlijk dat de generalisten de meest algemene soorten herbergen. Je kan ze in je tuin vinden, maar ook tijdens je uitstappen in een veelheid aan biotopen. Het Zevenstippelig lieveheersbeestje (Coccinella

ONGEWERVELDEN

CHILOCORINAE Kenmerkend voor deze subfamilie is dat het voorhoofd zich voor de ogen uitbreidt. Meestal zijn de dekschilden onbehaard maar het behaard lieveheersbeestje vormt een uitzondering. In de meest recente indeling worden deze soorten trouwens bij de Scymninae gezet. Heidelieveheersbeestje - Chilocorus bipustulatus (Linnaeus 1758) Niervleklieveheersbeestje - Chilocorus renipustulatus (Scriba 1790) Zwart lieveheersbeestje - Exochomus (Parexochomus) nigromaculatus (Goeze 1777) (omgeving) Viervleklieveheersbeestje - Exochomus (Exochomus) quadripustulatus (Linnaeus 1758) Behaard lieveheersbeestje - Platynaspis luteorubra (Redtenbacher 1843)

septempunctata) spant uiteraard de kroon. Opvallend rood met zeven zwarte vlekken, en behorende tot de grotere soorten lieveheersbeestjes is dit lieveheersbeestje bij iedereen bekend. Ze eten voornamelijk bladluizen en kunnen soms massaal voorkomen. Aan zee kennen we sommige jaren invasies van deze soort. Er is dan zeer veel voedsel ergens in de buurt en als al het eten op is gaan ze allemaal op de vleugels op zoek naar nieuw voedsel. Met wat verkeerde wind kunnen ze dan concentreren op en rond het strand. Ook bij ons zijn ze zo goed als overal te vinden. Nummer 2 van onze inheemse lieveheersbeest-​ De boomklever I december 2016 I ongewervelden

117


Roomvleklieveheersbeestje Egenhovenbos (Calvia quatuordecimguttata) Foto: Johan Robben

Schaakbordlieveheersbeestje Zoniënwoud (Groenendaal) (Propylea quatuordecimpunctata) Foto: Jean-François Van der Donckt

een klein beetje aan het herstellen. Vermoedelijk leven deze twee soorten in dezelfde niche. Toen de Aziatische lieveheersbeestjes opkwamen, kon je ze nog samen op de winterslaapplaatsen vinden. In de herfst op een mooie zonnige dag na een ijskoude nacht met net wel of niet de eerste nachtvorst, vliegen ze rond op zoek naar een bleke rots. Een huis, en liefst een wit, beantwoordt perfect aan deze beschrijving. Dan landen ze op de gevel langs de warme zonnekant en kruipen ze alle mogelijk spleten in. Meestal overwinteren ze dan achter klapluiken, in de spouw, achter rolluikkasten, … En als ze in het voorjaar naar de warmte kruipen kom je ze binnen tegen. De laatste tijd zie je dus geen Tweestippelige lieveheersbeestjes meer op die slaapplaatsen. Deze zijn volledig overgenomen door de Aziatische lieveheersbeestjes. Maar wat je wel nog ziet zijn Vloeivleklieveheersbeestjes (Oenopia conglobata). Ze zijn een stuk kleiner en hebben vaak een wat roze kleur. Naast wat gewone kleinere vlekken heeft dit lieveheersbeestje een grote vlek bovenop de dekschilden. En die is meestal verbonden de zwarte naad over de middenlijn. Het Tweestippelig (A. bipunctata) en het Tienstippelig (A. decempunctata) lieveheersbeestje behoren beide tot hetzelfde geslacht, namelijk Adalia. Typisch voor dit geslacht is de grote variabiliteit. Maar klaarblijkelijk leeft het Tienstippelig lieveheersbeestje toch in een andere niche dan het Tweestippelig lieveheersbeestje. Het Tienstippelig lieveheersbeestje komt sommige jaren veel voor en andere jaren worden ze amper gezien. Een goede kans om ze te vinden maak je in het voorjaar op bloeiende lindes. Enkele andere soorten komen trouwens ook af op de zoete drup van de linde in bloei. Nog enkele andere bladluizeneters zijn het Tienvleklieveheersbeestje (Calvia decemguttata) en het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata). Deze laatste soort is een uitgesproken voorjaarsactieve soort. Je vindt ze bijvoorbeeld op een bloeiende meidoorn. Maar ook de eerste bladluizen op ontluikende berkenknoppen wor-

den actief opgezocht. Dan vind je ze samen met de Zevenstippelige lieveheersbeestjes rennend over de takken. De laatste twee soorten hebben witte vlekken. Een andere soort met witte vlekken is een schimmeleter: het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata). De naam geeft al aan dat dit een meeldauwschimmel-etende soort is. Ze worden meestal gevonden in de herfst en de winter. Soms zitten ze in december in kleine aggregaties op een dikke tak of de stam van de boom. In droge zomers moet je ze zoeken op de tere aangetaste bladeren van struiken diep in het bos. Maar ook het Citroenlieveheersbeestje (Psyllobora vigintiduopunctata) kan je vinden op de meeldauwschimmels die groeien op bladeren van bomen en struiken en zelfs eenjarige planten. Dit kleine citroengele lieveheersbeestje met zwarte stippen kan op sommige struiken ook in grote getale voorkomen, meestal in combinatie met larven van alle leeftijden.

ONGEWERVELDEN

Citroenlieveheersbeestje Egenhovenbos (Psyllobora vigintiduopunctata) Foto: Johan Robben

jes is ongetwijfeld het Schaakbordlieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata). Zijn snelle voetjes en zijn (in de bleke vorm) rechthoekige vlekjes maken hem eenvoudig herkenbaar in de tuin. Sedert de laatste eeuwwisseling is het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) ingevoerd om te gebruiken in de biologische landbouw. Drie vormen komen algemeen voor: een veelstippelige rode vorm met 2+3+3+1 vlekken per dekschild, een zwarte vorm met 2 grote rode bollen en 2 kleinere achteraan en een zwarte vorm met 2 grote rode vlekken. Het is allemaal dezelfde soort maar het zijn verschillende vormen. Jammer genoeg vormden ze onmiddellijk een flinke bedreiging van onze inheemse lieveheersbeestjes. Alhoewel het Aziatisch lieveheersbeestje als bladluizeneter bekend staat, mag je er van uitgaan dat het Aziatisch lieveheersbeestje zo goed als alles opeet dat zacht genoeg is. De eerste keer dat ik twee even volgroeide larven tegen kwam, was ergens in december 2001. Ik stak ze in een filmpotje en toen ik 20 minuten later thuiskwam bleek een larve verdwenen, of juister, bij nader toezicht bleef enkel de kop over. Het meest bedreigde lieveheersbeestje door deze introductie was het Tweestippelig lieveheersbeestje (Adalia bipunctata). Er zijn grofweg twee algemene vormen. De tweestippelige vorm is eenvoudig herkenbaar maar dit eerder langwerpige lieveheersbeestje kan ook een donkere vorm hebben met twee rode wat hoekige vlekken in de voorhoeken van de dekschilden en twee kleinere in het midden achteraan. De zwarte onderzijde is kenmerkend. Deze soort, die in de top 4 stond van meest voorkomende soorten, verdween zo goed als volledig na de introductie van het Aziatisch lieveheersbeestje. Net zoals het Zevenstippelig lieveheersbeestje kon het soms massaal voorkommen. Ik herinner me als kleine jongen soms duizenden zo niet miljoenen Tweestippelige lieveheersbeestjes aangespoeld op het strand. Maar dat zal zich niet meer voordoen. Gelukkig is de populatie zich de laatste 5 jaar

DE VALLEI EN HAAR MOERASSEN De vallei zelf en dan natuurlijk zijn natste begroeide stukken kunnen een uitstekende plaats zijn om enkele zeldzame soorten te vinden. Vochtige weilanden met kort gras, soms zelfs met wat permanent open water in de buurt, daar huizen de Moeraskapoentjes (Nephus redtenbacheri). Zelf heb ik er ooit eentje gevonden, maar voor ik het kleinood met zekerheid kon determineren viel het en verdween voor goed in het gras, onvindbaar tussen de vele sprietjes. De weilanden van Oud-Heverlee beloven alvast deze soort te herbergen. Een andere soort die in de graslanden en zelfs nog in zeggevelden huist is algemener: het Ongevlekt rietkapoentje (Coccidula rufa). Het komt niet echt voor op het riet en het is niet echt ongevlekt want er bevindt zich op dit vuilrode lieveheersbeestje een grote vage donkere driehoekige vlek op het schildje. Tot hetzelfde geslacht behoort het Gevlekt rietkapoentje (Coccidula scutellata). En het is ook een De boomklever I december 2016 I ongewervelden

119


Roomvleklieveheersbeestje Egenhovenbos (Calvia quatuordecimguttata) Foto: Johan Robben

Schaakbordlieveheersbeestje Zoniënwoud (Groenendaal) (Propylea quatuordecimpunctata) Foto: Jean-François Van der Donckt

een klein beetje aan het herstellen. Vermoedelijk leven deze twee soorten in dezelfde niche. Toen de Aziatische lieveheersbeestjes opkwamen, kon je ze nog samen op de winterslaapplaatsen vinden. In de herfst op een mooie zonnige dag na een ijskoude nacht met net wel of niet de eerste nachtvorst, vliegen ze rond op zoek naar een bleke rots. Een huis, en liefst een wit, beantwoordt perfect aan deze beschrijving. Dan landen ze op de gevel langs de warme zonnekant en kruipen ze alle mogelijk spleten in. Meestal overwinteren ze dan achter klapluiken, in de spouw, achter rolluikkasten, … En als ze in het voorjaar naar de warmte kruipen kom je ze binnen tegen. De laatste tijd zie je dus geen Tweestippelige lieveheersbeestjes meer op die slaapplaatsen. Deze zijn volledig overgenomen door de Aziatische lieveheersbeestjes. Maar wat je wel nog ziet zijn Vloeivleklieveheersbeestjes (Oenopia conglobata). Ze zijn een stuk kleiner en hebben vaak een wat roze kleur. Naast wat gewone kleinere vlekken heeft dit lieveheersbeestje een grote vlek bovenop de dekschilden. En die is meestal verbonden de zwarte naad over de middenlijn. Het Tweestippelig (A. bipunctata) en het Tienstippelig (A. decempunctata) lieveheersbeestje behoren beide tot hetzelfde geslacht, namelijk Adalia. Typisch voor dit geslacht is de grote variabiliteit. Maar klaarblijkelijk leeft het Tienstippelig lieveheersbeestje toch in een andere niche dan het Tweestippelig lieveheersbeestje. Het Tienstippelig lieveheersbeestje komt sommige jaren veel voor en andere jaren worden ze amper gezien. Een goede kans om ze te vinden maak je in het voorjaar op bloeiende lindes. Enkele andere soorten komen trouwens ook af op de zoete drup van de linde in bloei. Nog enkele andere bladluizeneters zijn het Tienvleklieveheersbeestje (Calvia decemguttata) en het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata). Deze laatste soort is een uitgesproken voorjaarsactieve soort. Je vindt ze bijvoorbeeld op een bloeiende meidoorn. Maar ook de eerste bladluizen op ontluikende berkenknoppen wor-

den actief opgezocht. Dan vind je ze samen met de Zevenstippelige lieveheersbeestjes rennend over de takken. De laatste twee soorten hebben witte vlekken. Een andere soort met witte vlekken is een schimmeleter: het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata). De naam geeft al aan dat dit een meeldauwschimmel-etende soort is. Ze worden meestal gevonden in de herfst en de winter. Soms zitten ze in december in kleine aggregaties op een dikke tak of de stam van de boom. In droge zomers moet je ze zoeken op de tere aangetaste bladeren van struiken diep in het bos. Maar ook het Citroenlieveheersbeestje (Psyllobora vigintiduopunctata) kan je vinden op de meeldauwschimmels die groeien op bladeren van bomen en struiken en zelfs eenjarige planten. Dit kleine citroengele lieveheersbeestje met zwarte stippen kan op sommige struiken ook in grote getale voorkomen, meestal in combinatie met larven van alle leeftijden.

ONGEWERVELDEN

Citroenlieveheersbeestje Egenhovenbos (Psyllobora vigintiduopunctata) Foto: Johan Robben

jes is ongetwijfeld het Schaakbordlieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata). Zijn snelle voetjes en zijn (in de bleke vorm) rechthoekige vlekjes maken hem eenvoudig herkenbaar in de tuin. Sedert de laatste eeuwwisseling is het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) ingevoerd om te gebruiken in de biologische landbouw. Drie vormen komen algemeen voor: een veelstippelige rode vorm met 2+3+3+1 vlekken per dekschild, een zwarte vorm met 2 grote rode bollen en 2 kleinere achteraan en een zwarte vorm met 2 grote rode vlekken. Het is allemaal dezelfde soort maar het zijn verschillende vormen. Jammer genoeg vormden ze onmiddellijk een flinke bedreiging van onze inheemse lieveheersbeestjes. Alhoewel het Aziatisch lieveheersbeestje als bladluizeneter bekend staat, mag je er van uitgaan dat het Aziatisch lieveheersbeestje zo goed als alles opeet dat zacht genoeg is. De eerste keer dat ik twee even volgroeide larven tegen kwam, was ergens in december 2001. Ik stak ze in een filmpotje en toen ik 20 minuten later thuiskwam bleek een larve verdwenen, of juister, bij nader toezicht bleef enkel de kop over. Het meest bedreigde lieveheersbeestje door deze introductie was het Tweestippelig lieveheersbeestje (Adalia bipunctata). Er zijn grofweg twee algemene vormen. De tweestippelige vorm is eenvoudig herkenbaar maar dit eerder langwerpige lieveheersbeestje kan ook een donkere vorm hebben met twee rode wat hoekige vlekken in de voorhoeken van de dekschilden en twee kleinere in het midden achteraan. De zwarte onderzijde is kenmerkend. Deze soort, die in de top 4 stond van meest voorkomende soorten, verdween zo goed als volledig na de introductie van het Aziatisch lieveheersbeestje. Net zoals het Zevenstippelig lieveheersbeestje kon het soms massaal voorkommen. Ik herinner me als kleine jongen soms duizenden zo niet miljoenen Tweestippelige lieveheersbeestjes aangespoeld op het strand. Maar dat zal zich niet meer voordoen. Gelukkig is de populatie zich de laatste 5 jaar

DE VALLEI EN HAAR MOERASSEN De vallei zelf en dan natuurlijk zijn natste begroeide stukken kunnen een uitstekende plaats zijn om enkele zeldzame soorten te vinden. Vochtige weilanden met kort gras, soms zelfs met wat permanent open water in de buurt, daar huizen de Moeraskapoentjes (Nephus redtenbacheri). Zelf heb ik er ooit eentje gevonden, maar voor ik het kleinood met zekerheid kon determineren viel het en verdween voor goed in het gras, onvindbaar tussen de vele sprietjes. De weilanden van Oud-Heverlee beloven alvast deze soort te herbergen. Een andere soort die in de graslanden en zelfs nog in zeggevelden huist is algemener: het Ongevlekt rietkapoentje (Coccidula rufa). Het komt niet echt voor op het riet en het is niet echt ongevlekt want er bevindt zich op dit vuilrode lieveheersbeestje een grote vage donkere driehoekige vlek op het schildje. Tot hetzelfde geslacht behoort het Gevlekt rietkapoentje (Coccidula scutellata). En het is ook een De boomklever I december 2016 I ongewervelden

119


Gevlekt rietkapoentje OHZ (Coccidula scutellata) Foto: Joris Menten

Very British, indeed …

Een soort die vroeger, en dan spreken we over meer dan 75 jaar terug, in het Brusselse voorkwam was het Veenlieveheersbeestje (Hippodamia (Hemisphaerica) septemmaculata, De Geer 1775). Zelf vond ik het enkel in de Vogezen en daar leeft het op drijftillen van veen en in Zweden komt het ook voor in de veengebieden. Mogelijk was de omgeving van Brussel toen veel rijker aan laagveenmoerassen. Nu is deze verborgen levende soort enkel nog bekend van een enkele plaats in de Hoge Venen. Hopelijk zal ze met de uitgebreide herstelwerkzaamheden in de Hoge Venen opnieuw toenemen als het al niet te laat is. In het Dijleland zijn ze alvast verdwenen. Een andere soort die vroeger zeker in de omgeving (Louvain-la-Neuve) zat, en waar de Dijlevallei mogelijk enkele goede biotopen voor herbergt, is het Twintigvleklieveheersbeestje (Sospita vigintiguttata, Linnaeus 1758). Deze soort voedt zich specifiek op de elzenbladluis, en Elzen staan er zeker in de Dijlevallei. De soort is echter vermoedelijk uit België verdwenen.

Als we de auto parkeren langs de gebouwen aan de spoorweg, stap ik vol verwachting uit. Ik kijk al weken uit naar deze dag en dat heeft niks te maken met het toevallige feit dat ik vandaag jarig ben. Het heeft wél alles te maken met wat ik hier de eerste keer, in juli ’97, heb gezien ... De “eerste vijver links” werd toen afgevist. Op de modder en in het ondiepe water zaten eenvoudigweg verplétterend veel vogels. Honderden Zwarte ruiters in vlekkeloos zomerkleed, evenveel Grutto’s, 6 soorten reigers die in totaal zeker de duizend overtroffen, tientallen Lepelaars, Zwarte ibissen, Dwergaalscholvers …: de herinneringen van ruimschoots 10 jaar geleden staan in mijn geheugen gegrift. De visvijvers van Halastó: het leek wel een mini-Donaudelta, alleen de pelikanen ontbraken… “Herwig, moeten we langs hier?” rukt Jo me weg uit mijn dagdromen. “Even op de kaart kijken” mompel ik en snel staan we aan de aflaat van de eerste grote vijver. Net zoals in SAR zijn er hier kleinere “randvijvers” en deze liggen nu kennelijk droog. Alhoewel, “droog”? Reigers hebben er diepe pootafdrukken in de zachte modder achtergelaten maar Jo staat wat verderop bij een groter spoor in de modder te wachten. “Wat denk jij daarvan, Herwig? Dat kan toch alleen van een Otter zijn?” Het betreffende spoor is van een groot dier dat met sprongen door de modder is gegleden. “En dat …,” wijs ik naar een opvallend sleepspoor dat hier en daar zichtbaar is, “… is dan van zijn staart” vult Jo aan. “Tja, waarvan kan het anders zijn?” vraag ik mij luidop af. Op Jo’s volgende vraag: “Zitten hier otters ?” kan ik geen zinnig antwoord geven. “Vis genoeg, in ieder geval” besluit hij. “Wat zei je daarnet ook alweer? Vijf kilometers visvijver: nu, als ik een otter was,

Johan Bogaert

In de volgende delen van deze reeks worden de overige biotopen besproken en de algemene patronen beschreven omtrent het voorkomen van lieveheersbeestjes in onze streek vergeleken met de rest van het land.

120

De boomklever I december 2016 I ongewervelden

(HALASTÓ, 19 OKTOBER 2010)

…” We lopen verder naar de plek vanwaar je een mooi overzicht hebt over de eerste grote vijver. Daar staan reeds een vijftiental Engelsen: zij zijn ook op herfstreis in Hongarije. Ze worden gegidst door een jonge Hongaar, die wat uitleg geeft over de Witoogeend die ze net in de kijker hebben. Een aantal dames op leeftijd, die ook bij deze groep horen, wijst nu naar een ruig stukje met bloeiende heelblaadjes. Een roodoranje vlinder vliegt plots vlak bij hen op en gaat onzichtbaar onderaan de vijverdijk zitten. “Wasn’t that a copper butterfly?” vraagt één van de dames zich af. “I think so, but definitely not a Small copper” draag ik mijn steentje bij. Ondertussen heb ik me wat lager op de vijverdijk geposteerd om een beter zicht te krijgen. “Do you still see it?” vraagt iemand me nu. “No, not for the mo… oh, yes, there it is”. Korter bij dan ik dacht zit een vuurvlinder op een zonbeschenen bramenblad. Langzaam draait hij zich naar de zon: zwart gestreepte voelsprieten. De voorvleugels zijn wat afgevlogen met donkere strepen op de toch nog mooi oranjerood gloeiende voorvleugels. Als hij zich draait in de zon zie ik “meeuwgrijs” glanzende ondervleugels: is dat geen Grote vuurvlinder?!? Oktober is toch niet hun normale vliegtijd?!? Of is het een mij onbekende vuurvlindersoort …? “It could be a Large copper, but …” deel ik twijfelend mee. “Oh, really? Isn’t that the one which is now extinct in England?” hoor ik iemand vragen. “I do believe there were some reintroduction projects …” hoor ik een andere stem. Eén van de vrouwen in de groep kijkt me nu even peinzend aan: “Could you make a picture for me, please?” Op mijn bevestigend antwoord reikt ze mij een pocketfototoestelletje aan. Ik klauter de De boomklever I december 2016 I de eerste keer

DE EERSTE KEER

Negentienstippelig lieveheersbeestje OHZ (Anisosticta novemdecimpunctata) Foto: Joris Menten

liefhebber van vochtige gebieden, zelfs nog wat vochtiger dan het Ongevlekt rietkapoentje. Je vindt ze in de zeggevelden over rietkragen tot in lisdoddevelden. Ook het Negentienstippelig lieveheersbeestje (Anisosticta novemdecimpunctata) kan je er vinden.

121


Gevlekt rietkapoentje OHZ (Coccidula scutellata) Foto: Joris Menten

Very British, indeed …

Een soort die vroeger, en dan spreken we over meer dan 75 jaar terug, in het Brusselse voorkwam was het Veenlieveheersbeestje (Hippodamia (Hemisphaerica) septemmaculata, De Geer 1775). Zelf vond ik het enkel in de Vogezen en daar leeft het op drijftillen van veen en in Zweden komt het ook voor in de veengebieden. Mogelijk was de omgeving van Brussel toen veel rijker aan laagveenmoerassen. Nu is deze verborgen levende soort enkel nog bekend van een enkele plaats in de Hoge Venen. Hopelijk zal ze met de uitgebreide herstelwerkzaamheden in de Hoge Venen opnieuw toenemen als het al niet te laat is. In het Dijleland zijn ze alvast verdwenen. Een andere soort die vroeger zeker in de omgeving (Louvain-la-Neuve) zat, en waar de Dijlevallei mogelijk enkele goede biotopen voor herbergt, is het Twintigvleklieveheersbeestje (Sospita vigintiguttata, Linnaeus 1758). Deze soort voedt zich specifiek op de elzenbladluis, en Elzen staan er zeker in de Dijlevallei. De soort is echter vermoedelijk uit België verdwenen.

Als we de auto parkeren langs de gebouwen aan de spoorweg, stap ik vol verwachting uit. Ik kijk al weken uit naar deze dag en dat heeft niks te maken met het toevallige feit dat ik vandaag jarig ben. Het heeft wél alles te maken met wat ik hier de eerste keer, in juli ’97, heb gezien ... De “eerste vijver links” werd toen afgevist. Op de modder en in het ondiepe water zaten eenvoudigweg verplétterend veel vogels. Honderden Zwarte ruiters in vlekkeloos zomerkleed, evenveel Grutto’s, 6 soorten reigers die in totaal zeker de duizend overtroffen, tientallen Lepelaars, Zwarte ibissen, Dwergaalscholvers …: de herinneringen van ruimschoots 10 jaar geleden staan in mijn geheugen gegrift. De visvijvers van Halastó: het leek wel een mini-Donaudelta, alleen de pelikanen ontbraken… “Herwig, moeten we langs hier?” rukt Jo me weg uit mijn dagdromen. “Even op de kaart kijken” mompel ik en snel staan we aan de aflaat van de eerste grote vijver. Net zoals in SAR zijn er hier kleinere “randvijvers” en deze liggen nu kennelijk droog. Alhoewel, “droog”? Reigers hebben er diepe pootafdrukken in de zachte modder achtergelaten maar Jo staat wat verderop bij een groter spoor in de modder te wachten. “Wat denk jij daarvan, Herwig? Dat kan toch alleen van een Otter zijn?” Het betreffende spoor is van een groot dier dat met sprongen door de modder is gegleden. “En dat …,” wijs ik naar een opvallend sleepspoor dat hier en daar zichtbaar is, “… is dan van zijn staart” vult Jo aan. “Tja, waarvan kan het anders zijn?” vraag ik mij luidop af. Op Jo’s volgende vraag: “Zitten hier otters ?” kan ik geen zinnig antwoord geven. “Vis genoeg, in ieder geval” besluit hij. “Wat zei je daarnet ook alweer? Vijf kilometers visvijver: nu, als ik een otter was,

Johan Bogaert

In de volgende delen van deze reeks worden de overige biotopen besproken en de algemene patronen beschreven omtrent het voorkomen van lieveheersbeestjes in onze streek vergeleken met de rest van het land.

120

De boomklever I december 2016 I ongewervelden

(HALASTÓ, 19 OKTOBER 2010)

…” We lopen verder naar de plek vanwaar je een mooi overzicht hebt over de eerste grote vijver. Daar staan reeds een vijftiental Engelsen: zij zijn ook op herfstreis in Hongarije. Ze worden gegidst door een jonge Hongaar, die wat uitleg geeft over de Witoogeend die ze net in de kijker hebben. Een aantal dames op leeftijd, die ook bij deze groep horen, wijst nu naar een ruig stukje met bloeiende heelblaadjes. Een roodoranje vlinder vliegt plots vlak bij hen op en gaat onzichtbaar onderaan de vijverdijk zitten. “Wasn’t that a copper butterfly?” vraagt één van de dames zich af. “I think so, but definitely not a Small copper” draag ik mijn steentje bij. Ondertussen heb ik me wat lager op de vijverdijk geposteerd om een beter zicht te krijgen. “Do you still see it?” vraagt iemand me nu. “No, not for the mo… oh, yes, there it is”. Korter bij dan ik dacht zit een vuurvlinder op een zonbeschenen bramenblad. Langzaam draait hij zich naar de zon: zwart gestreepte voelsprieten. De voorvleugels zijn wat afgevlogen met donkere strepen op de toch nog mooi oranjerood gloeiende voorvleugels. Als hij zich draait in de zon zie ik “meeuwgrijs” glanzende ondervleugels: is dat geen Grote vuurvlinder?!? Oktober is toch niet hun normale vliegtijd?!? Of is het een mij onbekende vuurvlindersoort …? “It could be a Large copper, but …” deel ik twijfelend mee. “Oh, really? Isn’t that the one which is now extinct in England?” hoor ik iemand vragen. “I do believe there were some reintroduction projects …” hoor ik een andere stem. Eén van de vrouwen in de groep kijkt me nu even peinzend aan: “Could you make a picture for me, please?” Op mijn bevestigend antwoord reikt ze mij een pocketfototoestelletje aan. Ik klauter de De boomklever I december 2016 I de eerste keer

DE EERSTE KEER

Negentienstippelig lieveheersbeestje OHZ (Anisosticta novemdecimpunctata) Foto: Joris Menten

liefhebber van vochtige gebieden, zelfs nog wat vochtiger dan het Ongevlekt rietkapoentje. Je vindt ze in de zeggevelden over rietkragen tot in lisdoddevelden. Ook het Negentienstippelig lieveheersbeestje (Anisosticta novemdecimpunctata) kan je er vinden.

121


122

De boomklever I december 2016 I de eerste keer

voor watervogels in Hongarije. De Engelsen hebben ons ondertussen terug voorbijgestoken, maar een kilometer verder staat hun busje aan wat vistrieerbakken geparkeerd. “Hi, it is you again” begroeten de Britten ons opnieuw. Ze staan aan de afvoergracht van een afgelaten vijver. De gracht zelf is zo’n 2 meter breed en komt zo’n 15 m ver door de rietgordel: Links en rechts groeit het riet tot aan de hemel. Althans zo lijkt het toch. Alsof de hoogte nog niet genoeg indicatie is boven het wateroppervlak bewijst een donkere dikke wortelmat erop hoe vitaal dit riet wel niet is. Enthousiast vertellen de Engelsen ons wat ze hier al allemaal gezien hebben: Night heron, Squacco heron. The Spotted redshanks were swimming right here” wijzen ze op het laagstaande water in de gracht. Een plomp vogeltje komt nu aansnorren, maar draait op een 5tal meter van de groep terug. “Oh, there’s the kingfisher again!” klinkt het opgetogen bij onze Engelse zielsgenoten. Als ik hem nakijk troost één van de Britse dames mij: “It flies up and down the creek here, you just have to wait for it to reappear …” Ik vang even de blik op van Jo die ondertussen, omringd door een 5tal Engelse dames, uitleg geeft over de visjes in de gracht. Hij glimlacht, het is altijd leuk om je eigen enthousiasme weerspiegeld te zien bij je publiek. Op de oever ligt één van de uit de kluiten gewassen rietstengels en ik begin af te passen hoe lang hij wel is. Balasz, de Hongaarse reisleider van de Britten, is nieuwsgierig wat ik aan

het doen ben. Ik profiteer ervan om hem te vragen over ons vermeend otterspoor. “Oh yes, they’re defintely here” antwoordt hij. “Sometimes you can see them playing on that pond.” wijst hij naar de dichstbijgeleden visvijver. “Vijf meter rietstengel”, noteer ik mentaal, “dat is even hoog als het riet aan Lac du Der”. Rechts verheft zich nu een wolk vogels in de lucht. Eerst 2 en daarna 3 onvolwassen Zeearenden flappen laag rond en zorgen ervoor dat alles wat vleugels heeft, opvliegt. Eén van de arenden posteert zich op de modder van een drooggevallen vijver, de 2 andere verdwijnen na enkele minuten. Balasz vindt dit maar matig interessant: “In winter, there are 20, 30 eagles around here” luidt zijn commentaar. Aan de overkant van de weg loopt een pad het riet in naar een uitkijktoren en ik besluit daar even een kijkje te nemen. Het trapje is wat krakkemikkig, maar even later kan ik toch al boven het riet uit kijken. Ik zie vrijwel onmiddellijk een juv. Bruine kiek die een aanval uitvoert op … een massief roofvogelblok dat in een gemaaide rietstrook zit! En een aantal meters links … zit er nog een Zeearend! “White- tailed eagles” roep ik naar de Engelsen, waarop een aantal antwoordt dat ze die net gezien hebben. Mijn antwoord dat het volwassen vogels zijn en dus “real White-tailed eagles”, lokt toch enkele mensen in mijn richting. Ze volgen het pad door het riet en een oudere vrouw begint als eerste de houten ladder te beklimmen. “You can see the eagles from here quite well”, moedig ik haar aan van bovenop de toren. Ze zucht: “Ooh, my knees, I'm not sure if …” Als ze bijna boven is, steek ik mijn hand uit en help ze het laatste stuk omhoog. Uiteindelijk bereiken er 3 Engelsen het platform. “Oh, nice view”, knikken ze instemmend. Ik laat ze de Zeearenden zien: “Oh yes, Pam, you should see this, a clearly white tail”. Pam komt kijken: “Oh yes, and a very pale head and a creamy yellow bill”. Ik vertel haar dat ze net een perfecte beschrijving heeft gemaakt van een volwassen Zeearend. “The one on the left is smaller, isn’t it?” luidt hun vol-

gende vraag. Mijn antwoord “Yes, that’s the male: he’s not smaller, he’s less big, her majesty is in charge. It’s like in Britain really” vinden ze wel grappig. “It is not unusual to see a pair of old White tailed eagles so close together like that” vertel ik een vriendelijk oud meneertje die eveneens de bovenkant van de toren gehaald heeft. “Do you want to see them?” Hij heeft zich echter omgedraaid en staart wezenloos uit over het rietmoeras. Een van de dames bemerkt mijn verwarring, wenkt me naar zich toe en fluistert zacht: “His wife died last year, they were very close … Just let him, he’ll be allright …” Als iedereen de arenden heeft gezien, help ik hen de toren afdalen. Net op tijd want hun groepsleider maant hen aan om plaats te nemen in hun bus. Honderd meter verderop is de modder van de afgelopen weken echter in diepe sporen opgedroogd en het busje kan deze obstakels niet passeren. Ze hebben geen andere keuze: ze moeten terug. Terwijl wij verder lopen op het modderspoor, kijk ik nog eens om naar het busje met de Engelsen. Het is ondertussen 180° gedraaid en één van de Britse grootvaders zwaait achter een zijraam nog even naar ons vooraleer hun busje schommelend over de bultige weg verdwijnt. “Toch wel een aantal mensen bij die slecht ter been waren, hè” kijk ik hen twijfelend na. Jo bekijkt mij daarop even indringend: “Ik hoop dat we zoiets ook nog zullen kunnen doen als we zo oud zijn, Herwig.” Dit rake antwoord slaat me even met verstomming. “Euh hm, eh ja, … dat hoop ik ook” stamel ik na enkele seconden. “Zullen we er nu even de pas inzetten want anders geraken we nooit aan de achterste vijver, hoe ver is dat nog …?” verandert Jo van onderwerp. Ik maak dankbaar gebruik van deze vraag om even de kaart te tonen. “Hmm, dat is zeker doenbaar”, schat hij in. Vijf minuten later staan we echter al opnieuw stil: ikzelf heb buidelmezen gehoord en probeer ze in de kijker te krijgen, Jo staat onder een wilg om lieveheersbeestjes te zoeken. Een mens heeft zo zijn bezigheden …

DE EERSTE KEER

vijverdijk opnieuw af tot op de drooggevallen vijverbodem. Na enig behoedzaam rondzoeken vind ik de vlinder terug: het is inderdaad één van de “grotere” vuurvlinders. “Klik”, wat korterbij: “klik”, nog wat korterbij: “klik” … Ai, mijn schaduw viel op de vlinder en hij fladdert nu omhoog en verdwijnt in het wilgengebladerte. Ik hoor enkele teleurgestelde opmerkingen van boven. “No problem, I’ve got it!” roep ik hen toe. Een halve minuut later sta ik terug boven op de vijverdijk, naast de eigenares van het piepkleine fototoestelletje. Ik heb 6 foto’s kunnen maken voor hij wegvloog. Bij het bekijken ervan ben ik zelf erg verbaasd: “Incredible what these pocketcamera’s can do nowadays” verzeker ik de eigenares van het toestel. “Oh yes, they’re very nice, thank you”, kijkt ze mij glunderend van achter het schermpje aan. “Well, Shena, you’ve got your own private photographer now”, gekscheert één van haar reisgenoten. Don’t mind them”, verzekert ze mij. Mijn antwoord “Well, I don’t really mind, you have to put up with them” krijgt een oerbritse repliek van haar reisgenoten: “Yeah, she does, she’s got no choice at all, has she …” Jo is ondertussen terug van een klop- en schudactie om lieveheersbeestjes te bemachtigen en de buit in zijn paraplu wordt door de oudjes ook even bekeken. “Ladybirds? Are there many species? Any special ones around here?” Jo is maar al te bereid om op hun vragen te antwoorden. Als we afscheid nemen van de groep, wuift de dame in kwestie nog eens naar ons: “Thanks again”. Vijf minuten later volgen we opnieuw de midden“dijk”. Links en rechts van deze dijk liggen reusachtige viskweekvijvers, allemaal door een stevige rietkraag omringd. Op bijna alle vijvers staat minstens één houten kijk/jachtplatform. Sommigen staan op invallen, maar ze geven wél een onmisbaar uitzicht op de fabuleuze avifauna van dit gebied. Dat mag ook wel. Halastó is één van de beste, zoniet het allerbeste, gebied(en)

Herwig Blockx De boomklever I december 2016 I de eerste keer

123


122

De boomklever I december 2016 I de eerste keer

voor watervogels in Hongarije. De Engelsen hebben ons ondertussen terug voorbijgestoken, maar een kilometer verder staat hun busje aan wat vistrieerbakken geparkeerd. “Hi, it is you again” begroeten de Britten ons opnieuw. Ze staan aan de afvoergracht van een afgelaten vijver. De gracht zelf is zo’n 2 meter breed en komt zo’n 15 m ver door de rietgordel: Links en rechts groeit het riet tot aan de hemel. Althans zo lijkt het toch. Alsof de hoogte nog niet genoeg indicatie is boven het wateroppervlak bewijst een donkere dikke wortelmat erop hoe vitaal dit riet wel niet is. Enthousiast vertellen de Engelsen ons wat ze hier al allemaal gezien hebben: Night heron, Squacco heron. The Spotted redshanks were swimming right here” wijzen ze op het laagstaande water in de gracht. Een plomp vogeltje komt nu aansnorren, maar draait op een 5tal meter van de groep terug. “Oh, there’s the kingfisher again!” klinkt het opgetogen bij onze Engelse zielsgenoten. Als ik hem nakijk troost één van de Britse dames mij: “It flies up and down the creek here, you just have to wait for it to reappear …” Ik vang even de blik op van Jo die ondertussen, omringd door een 5tal Engelse dames, uitleg geeft over de visjes in de gracht. Hij glimlacht, het is altijd leuk om je eigen enthousiasme weerspiegeld te zien bij je publiek. Op de oever ligt één van de uit de kluiten gewassen rietstengels en ik begin af te passen hoe lang hij wel is. Balasz, de Hongaarse reisleider van de Britten, is nieuwsgierig wat ik aan

het doen ben. Ik profiteer ervan om hem te vragen over ons vermeend otterspoor. “Oh yes, they’re defintely here” antwoordt hij. “Sometimes you can see them playing on that pond.” wijst hij naar de dichstbijgeleden visvijver. “Vijf meter rietstengel”, noteer ik mentaal, “dat is even hoog als het riet aan Lac du Der”. Rechts verheft zich nu een wolk vogels in de lucht. Eerst 2 en daarna 3 onvolwassen Zeearenden flappen laag rond en zorgen ervoor dat alles wat vleugels heeft, opvliegt. Eén van de arenden posteert zich op de modder van een drooggevallen vijver, de 2 andere verdwijnen na enkele minuten. Balasz vindt dit maar matig interessant: “In winter, there are 20, 30 eagles around here” luidt zijn commentaar. Aan de overkant van de weg loopt een pad het riet in naar een uitkijktoren en ik besluit daar even een kijkje te nemen. Het trapje is wat krakkemikkig, maar even later kan ik toch al boven het riet uit kijken. Ik zie vrijwel onmiddellijk een juv. Bruine kiek die een aanval uitvoert op … een massief roofvogelblok dat in een gemaaide rietstrook zit! En een aantal meters links … zit er nog een Zeearend! “White- tailed eagles” roep ik naar de Engelsen, waarop een aantal antwoordt dat ze die net gezien hebben. Mijn antwoord dat het volwassen vogels zijn en dus “real White-tailed eagles”, lokt toch enkele mensen in mijn richting. Ze volgen het pad door het riet en een oudere vrouw begint als eerste de houten ladder te beklimmen. “You can see the eagles from here quite well”, moedig ik haar aan van bovenop de toren. Ze zucht: “Ooh, my knees, I'm not sure if …” Als ze bijna boven is, steek ik mijn hand uit en help ze het laatste stuk omhoog. Uiteindelijk bereiken er 3 Engelsen het platform. “Oh, nice view”, knikken ze instemmend. Ik laat ze de Zeearenden zien: “Oh yes, Pam, you should see this, a clearly white tail”. Pam komt kijken: “Oh yes, and a very pale head and a creamy yellow bill”. Ik vertel haar dat ze net een perfecte beschrijving heeft gemaakt van een volwassen Zeearend. “The one on the left is smaller, isn’t it?” luidt hun vol-

gende vraag. Mijn antwoord “Yes, that’s the male: he’s not smaller, he’s less big, her majesty is in charge. It’s like in Britain really” vinden ze wel grappig. “It is not unusual to see a pair of old White tailed eagles so close together like that” vertel ik een vriendelijk oud meneertje die eveneens de bovenkant van de toren gehaald heeft. “Do you want to see them?” Hij heeft zich echter omgedraaid en staart wezenloos uit over het rietmoeras. Een van de dames bemerkt mijn verwarring, wenkt me naar zich toe en fluistert zacht: “His wife died last year, they were very close … Just let him, he’ll be allright …” Als iedereen de arenden heeft gezien, help ik hen de toren afdalen. Net op tijd want hun groepsleider maant hen aan om plaats te nemen in hun bus. Honderd meter verderop is de modder van de afgelopen weken echter in diepe sporen opgedroogd en het busje kan deze obstakels niet passeren. Ze hebben geen andere keuze: ze moeten terug. Terwijl wij verder lopen op het modderspoor, kijk ik nog eens om naar het busje met de Engelsen. Het is ondertussen 180° gedraaid en één van de Britse grootvaders zwaait achter een zijraam nog even naar ons vooraleer hun busje schommelend over de bultige weg verdwijnt. “Toch wel een aantal mensen bij die slecht ter been waren, hè” kijk ik hen twijfelend na. Jo bekijkt mij daarop even indringend: “Ik hoop dat we zoiets ook nog zullen kunnen doen als we zo oud zijn, Herwig.” Dit rake antwoord slaat me even met verstomming. “Euh hm, eh ja, … dat hoop ik ook” stamel ik na enkele seconden. “Zullen we er nu even de pas inzetten want anders geraken we nooit aan de achterste vijver, hoe ver is dat nog …?” verandert Jo van onderwerp. Ik maak dankbaar gebruik van deze vraag om even de kaart te tonen. “Hmm, dat is zeker doenbaar”, schat hij in. Vijf minuten later staan we echter al opnieuw stil: ikzelf heb buidelmezen gehoord en probeer ze in de kijker te krijgen, Jo staat onder een wilg om lieveheersbeestjes te zoeken. Een mens heeft zo zijn bezigheden …

DE EERSTE KEER

vijverdijk opnieuw af tot op de drooggevallen vijverbodem. Na enig behoedzaam rondzoeken vind ik de vlinder terug: het is inderdaad één van de “grotere” vuurvlinders. “Klik”, wat korterbij: “klik”, nog wat korterbij: “klik” … Ai, mijn schaduw viel op de vlinder en hij fladdert nu omhoog en verdwijnt in het wilgengebladerte. Ik hoor enkele teleurgestelde opmerkingen van boven. “No problem, I’ve got it!” roep ik hen toe. Een halve minuut later sta ik terug boven op de vijverdijk, naast de eigenares van het piepkleine fototoestelletje. Ik heb 6 foto’s kunnen maken voor hij wegvloog. Bij het bekijken ervan ben ik zelf erg verbaasd: “Incredible what these pocketcamera’s can do nowadays” verzeker ik de eigenares van het toestel. “Oh yes, they’re very nice, thank you”, kijkt ze mij glunderend van achter het schermpje aan. “Well, Shena, you’ve got your own private photographer now”, gekscheert één van haar reisgenoten. Don’t mind them”, verzekert ze mij. Mijn antwoord “Well, I don’t really mind, you have to put up with them” krijgt een oerbritse repliek van haar reisgenoten: “Yeah, she does, she’s got no choice at all, has she …” Jo is ondertussen terug van een klop- en schudactie om lieveheersbeestjes te bemachtigen en de buit in zijn paraplu wordt door de oudjes ook even bekeken. “Ladybirds? Are there many species? Any special ones around here?” Jo is maar al te bereid om op hun vragen te antwoorden. Als we afscheid nemen van de groep, wuift de dame in kwestie nog eens naar ons: “Thanks again”. Vijf minuten later volgen we opnieuw de midden“dijk”. Links en rechts van deze dijk liggen reusachtige viskweekvijvers, allemaal door een stevige rietkraag omringd. Op bijna alle vijvers staat minstens één houten kijk/jachtplatform. Sommigen staan op invallen, maar ze geven wél een onmisbaar uitzicht op de fabuleuze avifauna van dit gebied. Dat mag ook wel. Halastó is één van de beste, zoniet het allerbeste, gebied(en)

Herwig Blockx De boomklever I december 2016 I de eerste keer

123


Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode juni – augustus 2016. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode juni – augustus 2016 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www. waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen. be kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen

Fuut met kroost - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Bart Verstraete

naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden.

Gebiedsafkortingen WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

Bergeend Tadorna tadorna In juni 2016 werden nog 18 waarnemingen van Bergeenden ontvangen uit de regio. In 12 gevallen ging het om waarnemingen van een groepje dat heen-en-weer pendelde tussen OHN en SAR, met 13 ex. te OHN op 5/06 (L. Hendrickx, I. Nel) en 9 ex. te SAR op 16/06 (J. De Cock) als maxima. Intussen werden op andere locaties de volgende Bergeenden genoteerd: 1 ex. over Neerijse/ Ganzeman op 8/06 (I. Nel), resp. 2 ad en 1 ex. te AVP op 10 en 30/06 (M. Kyametis, D. von Werne), 2 ad te Leefdaal/plateau op 13/06 (J. Wauters) en 3 ex. te Heverlee/ Langestaart op 21-22/06 (B. Van Mol, A. Schneider). In juli en augustus werd de soort enkel te SAR genoteerd: 1 ad op 1-2/07, 1 juv op 17/07, 1 juv op 30-31/07, 1 ex. over op 15/08 en 1 juv op 30-31/08 (L. Hendrickx, I. Nel, B. Vereyken). De waargenomen juvenielen betroffen doortrekkers, er werd tijdens het broedseizoen 2016 geen broedbewijs opgemerkt in het Dijleland. Smient Anas penelope De eerste Smienten voor het najaar van 2016 waren telkens een eclips mannetje te NGB op 31/07 en 9/08 (I. Nel, L. Hendrickx) en te OHZ op 14/08 (L. Hendrickx), gevolgd door 2 ex. te SAR op 29/08 (J. Vandeput). Zomertaling Anas querquedula Van 1/06 tot op 9/08 werden Zomertalingen waargenomen te NKV, waarbij het tot op 24/07 om een resident paartje ging dat vanaf 25/07 werd vergezeld van een 3e ex. (intussen allen in eclipskleed). In de tweede helft van augustus werd de soort enkele keren gemeld te SAR, met resp. 1, 2 & 2 ex. op 15, 21 & 23/08 (H. Roosen, I. Nel, J. Nysten, E. Van Hoorebeke). Krooneend Netta rufina 07/06 1 ad m te OHZ (R. Gysbertsen) 03,10 & 30/07 telkens 1 ad m eclips te NGB (R. Polfliet, D. von Werne, L. Hendrickx)

124

Roerdomp Botaurus stellaris 26/07, 8 & 19/08 1 ex. te OHZ (R. Gysbertsen, F. Vanwezer) 8, 21 & 23/08 1 ex. te NKV (L. Hendrickx, J. Nysten, K. Geeraerts e.a.). Woudaap Ixobrychus minutus Het mannetje Woudaap dat in de tweede helft van mei 2016 riep aan de Kliniekvijvers in de Doode Bemde, deed dat ook begin juni nog en had minstens van op 8/06 het gezelschap van een vrouwtje (E. Van Hoorebeke). De beide vogels bleven aanwezig, maar het vrouwtje liet zich – in tegenstelling tot het mannetje - niet al te vaak opmerken. Dat dit een goed teken kon zijn werd op 12/07 bevestigd met een eerste waarneming van een juveniel ex. (P. Goubau, T. de Thier). Het vrouwtje werd voor het laatst gemeld op 13/07 (E. Van Hoorebeke), de juveniele vogel op 14/08 (O. Heneau) en het mannetje op 30/08 (J. De Cock), als er inmiddels tenminste geen doortrekkers in het spel waren. Verderop in de Doode Bemde, in het Groot Rietveld, werden intussen ook enkele keren Woudaapjes opgemerkt: een roepend mannetje op 10/06 en een juveniel op 14/08 (S. Horemans e.a.). Of deze waarnemingen op dezelfde vogels betrekking hebben dan wel op een tweede territorium is niet geheel zeker. Te OHZ bleken op 14/06 één en vanaf 15/06 twee mannetjes Woudaap te roepen (R. Gysbertsen e.a.), en op 23/06 werd er ook een vrouwtje waargenomen (O. Heneau). Op 25/06 werd voor het laatst vastgesteld dat er twee mannetjes aanwezig waren (J. De Cock, K. Aerts), nadien bleef enkel een gevestigd koppel ter plaatse. Er werden heel wat broedindicatieve waarnemingen verzameld, waaronder transport van voedsel- of ontlasting. Er is dus ook te OHZ sprake van een zeker broedgeval, maar er werden helaas nooit waarnemingen van juvenielen gemeld. Het vrouwtje werd de laatste keer als dusdanig gemeld op 9/08 en het mannetje op 11/08 (R. Gysbertsen). De laatste waarneming betrof een niet nader gespecifieerd ex. op 12/08 (F. Vanwezer). Te SAR was de soort eerder in het voorjaar opvallend afwezig geweest, en ook in juni – juli viel er hier nauwelijks activiteit van Woudapen op te merken. Er werd enkel een vrouwtje gezien op 26 en 28/06 (I. Nel, L. Hendrickx). Maar later in de zomer werd SAR dan toch nog het toneel van een broedgeval, met waarnemingen van een vrouwtje vanaf 30/07 (I. Nel e.a.), een mannetje vanaf 6/08 (J. De Cock e.a.) en twee juvenielen vanaf 23/08 (L. Hendrickx, I. Nel e.a.). Het mannetje was intussen al verdwenen (laatste keer gemeld op 8/08; L. Hendrickx – hij was dus enkel op 6-8/08 met zekerheid aanwezig), en het vrouwtje werd voor het laatst doorgegeven op 25/08 (J. De Cock). De beide juvenielen bleven tot op 30/08 ter plaatse (J. De Cock e.a.), van 31/08 tot 11/09 ging het nog om één

VOGELS

Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving juni – augustus 2016

Kwartel Coturnix coturnix Kwartels werden tijdens de zomer van 2016 op de volgende Dijlelandse locaties gehoord: Bertem/ Koeheide (telkens 1 ex. op 10, 25/06 & 22/07; G. Bleys), Heverlee/ Zwanenberg (1 ex. op 11/06; G. Bleys), Plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (waarnemingen op 12 data tss 15/06 & 20/07, max. 11 zp op 30/06; B. Forget), Neerijse/ Zingende Wind (telkens 1 ex. op 22/06, 7 & 23/07; K. Van Acker), Herent (1 ex. op 22/06; D. Walton), Erps/ Dorenveld (telkens 1 ex. op 26/06 & 31/07; J. Lecomte, F. Wyns), Huldenberg/plateau (1 ex. op 8/07; W. Tamsyn) en Oud-Heverlee/dorp (1 ex. over op 26/07; J. Rutten). In augustus was er enkel een waarneming van een opvliegend ex. te Korbeek-Dijle/plateau op 20/08 (J. Nysten).

125


Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode juni – augustus 2016. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode juni – augustus 2016 omvatten. Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www. waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen. be kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. In vele soortteksten wordt verwezen

Fuut met kroost - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Bart Verstraete

naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden.

Gebiedsafkortingen WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

Bergeend Tadorna tadorna In juni 2016 werden nog 18 waarnemingen van Bergeenden ontvangen uit de regio. In 12 gevallen ging het om waarnemingen van een groepje dat heen-en-weer pendelde tussen OHN en SAR, met 13 ex. te OHN op 5/06 (L. Hendrickx, I. Nel) en 9 ex. te SAR op 16/06 (J. De Cock) als maxima. Intussen werden op andere locaties de volgende Bergeenden genoteerd: 1 ex. over Neerijse/ Ganzeman op 8/06 (I. Nel), resp. 2 ad en 1 ex. te AVP op 10 en 30/06 (M. Kyametis, D. von Werne), 2 ad te Leefdaal/plateau op 13/06 (J. Wauters) en 3 ex. te Heverlee/ Langestaart op 21-22/06 (B. Van Mol, A. Schneider). In juli en augustus werd de soort enkel te SAR genoteerd: 1 ad op 1-2/07, 1 juv op 17/07, 1 juv op 30-31/07, 1 ex. over op 15/08 en 1 juv op 30-31/08 (L. Hendrickx, I. Nel, B. Vereyken). De waargenomen juvenielen betroffen doortrekkers, er werd tijdens het broedseizoen 2016 geen broedbewijs opgemerkt in het Dijleland. Smient Anas penelope De eerste Smienten voor het najaar van 2016 waren telkens een eclips mannetje te NGB op 31/07 en 9/08 (I. Nel, L. Hendrickx) en te OHZ op 14/08 (L. Hendrickx), gevolgd door 2 ex. te SAR op 29/08 (J. Vandeput). Zomertaling Anas querquedula Van 1/06 tot op 9/08 werden Zomertalingen waargenomen te NKV, waarbij het tot op 24/07 om een resident paartje ging dat vanaf 25/07 werd vergezeld van een 3e ex. (intussen allen in eclipskleed). In de tweede helft van augustus werd de soort enkele keren gemeld te SAR, met resp. 1, 2 & 2 ex. op 15, 21 & 23/08 (H. Roosen, I. Nel, J. Nysten, E. Van Hoorebeke). Krooneend Netta rufina 07/06 1 ad m te OHZ (R. Gysbertsen) 03,10 & 30/07 telkens 1 ad m eclips te NGB (R. Polfliet, D. von Werne, L. Hendrickx)

124

Roerdomp Botaurus stellaris 26/07, 8 & 19/08 1 ex. te OHZ (R. Gysbertsen, F. Vanwezer) 8, 21 & 23/08 1 ex. te NKV (L. Hendrickx, J. Nysten, K. Geeraerts e.a.). Woudaap Ixobrychus minutus Het mannetje Woudaap dat in de tweede helft van mei 2016 riep aan de Kliniekvijvers in de Doode Bemde, deed dat ook begin juni nog en had minstens van op 8/06 het gezelschap van een vrouwtje (E. Van Hoorebeke). De beide vogels bleven aanwezig, maar het vrouwtje liet zich – in tegenstelling tot het mannetje - niet al te vaak opmerken. Dat dit een goed teken kon zijn werd op 12/07 bevestigd met een eerste waarneming van een juveniel ex. (P. Goubau, T. de Thier). Het vrouwtje werd voor het laatst gemeld op 13/07 (E. Van Hoorebeke), de juveniele vogel op 14/08 (O. Heneau) en het mannetje op 30/08 (J. De Cock), als er inmiddels tenminste geen doortrekkers in het spel waren. Verderop in de Doode Bemde, in het Groot Rietveld, werden intussen ook enkele keren Woudaapjes opgemerkt: een roepend mannetje op 10/06 en een juveniel op 14/08 (S. Horemans e.a.). Of deze waarnemingen op dezelfde vogels betrekking hebben dan wel op een tweede territorium is niet geheel zeker. Te OHZ bleken op 14/06 één en vanaf 15/06 twee mannetjes Woudaap te roepen (R. Gysbertsen e.a.), en op 23/06 werd er ook een vrouwtje waargenomen (O. Heneau). Op 25/06 werd voor het laatst vastgesteld dat er twee mannetjes aanwezig waren (J. De Cock, K. Aerts), nadien bleef enkel een gevestigd koppel ter plaatse. Er werden heel wat broedindicatieve waarnemingen verzameld, waaronder transport van voedsel- of ontlasting. Er is dus ook te OHZ sprake van een zeker broedgeval, maar er werden helaas nooit waarnemingen van juvenielen gemeld. Het vrouwtje werd de laatste keer als dusdanig gemeld op 9/08 en het mannetje op 11/08 (R. Gysbertsen). De laatste waarneming betrof een niet nader gespecifieerd ex. op 12/08 (F. Vanwezer). Te SAR was de soort eerder in het voorjaar opvallend afwezig geweest, en ook in juni – juli viel er hier nauwelijks activiteit van Woudapen op te merken. Er werd enkel een vrouwtje gezien op 26 en 28/06 (I. Nel, L. Hendrickx). Maar later in de zomer werd SAR dan toch nog het toneel van een broedgeval, met waarnemingen van een vrouwtje vanaf 30/07 (I. Nel e.a.), een mannetje vanaf 6/08 (J. De Cock e.a.) en twee juvenielen vanaf 23/08 (L. Hendrickx, I. Nel e.a.). Het mannetje was intussen al verdwenen (laatste keer gemeld op 8/08; L. Hendrickx – hij was dus enkel op 6-8/08 met zekerheid aanwezig), en het vrouwtje werd voor het laatst doorgegeven op 25/08 (J. De Cock). De beide juvenielen bleven tot op 30/08 ter plaatse (J. De Cock e.a.), van 31/08 tot 11/09 ging het nog om één

VOGELS

Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving juni – augustus 2016

Kwartel Coturnix coturnix Kwartels werden tijdens de zomer van 2016 op de volgende Dijlelandse locaties gehoord: Bertem/ Koeheide (telkens 1 ex. op 10, 25/06 & 22/07; G. Bleys), Heverlee/ Zwanenberg (1 ex. op 11/06; G. Bleys), Plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (waarnemingen op 12 data tss 15/06 & 20/07, max. 11 zp op 30/06; B. Forget), Neerijse/ Zingende Wind (telkens 1 ex. op 22/06, 7 & 23/07; K. Van Acker), Herent (1 ex. op 22/06; D. Walton), Erps/ Dorenveld (telkens 1 ex. op 26/06 & 31/07; J. Lecomte, F. Wyns), Huldenberg/plateau (1 ex. op 8/07; W. Tamsyn) en Oud-Heverlee/dorp (1 ex. over op 26/07; J. Rutten). In augustus was er enkel een waarneming van een opvliegend ex. te Korbeek-Dijle/plateau op 20/08 (J. Nysten).

125


Kleine Zilverreiger Egretta garzetta In de Doode Bemde te Neerijse, waar de soort ook in mei 2016 reeds meermaals werd waargenomen, zat nog tot op 05/06 met enige regelmaat een Kleine Zilverreiger (J. Vandeput, J. De Cock, I. Nel e.a.). Op 6/07 vloog een groep van 12 ex. zuidwaarts over Heverlee/Oost (R. Aerts). Vanaf 10/07 verbleef vervolgens terug een ex. te Neerijse: op 10/07 te NGB (L. Hendrickx) en op 15-17/07 te NKV (P. Deschepper, J. De Cock, G. Mariën, L. Hendrickx). Grote Zilverreiger Ardea alba Een beknopte samenvatting van het zomerse voorkomen van de Grote Zilverreiger in het Dijleland anno 2016 bevestigt dat de soort nu jaarrond aanwezig is, met een klassieke dip in aantallen en waarnemingsfrequentie in de vroege zomer, gevolgd door een geleidelijke toename van beide parameters naar het najaar toe. Juni 38 waarnemingen van 1-3 ex. verspreid over de regio Juli 73 waarnemingen, max. 8 ex. te NKV op 23/07 (S. Horemans) Augustus 208 waarnemingen, max. 11 ex. te SAR op 31/08 (L. Hendrickx) Purperreiger Ardea purpurea Een eerstejaars Purperreiger had het best naar zijn zin in de Doode Bemde, en bleef hier van 17/07 tot minstens 31/08 rondhangen (M. Mottlo, G. Mariën, J. De Cock e.v.a.). Te OHZ waren er waarnemingen van een adult naar ZW op 29/07 (R. Gysbertsen), 1 ex. tpl + 1 ex. NO (mogelijk zelfde ex.) op 31/07 (W. Wind, F. Vanwezer) en 1 ex. tpl op 6/08 (E. Kimman). Op 28/08 werd een ex. gemeld te SAR (E. Kimman). Blauwborst - SAR Foto: Victor Claes

126

De boomklever I december 2016 I vogels

Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 09/06 2 ex. N te Ottenburg (G. Van Hamme) 13/08 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (P. Moysons) Ooievaar Ciconia ciconia 12/06 1 ex. over Herent (K. Kaerts) 26/06 3 ex. over OHZ (I. Nel, L. Hendrickx) 10/07 1 ex. over Wijgmaal (L. Smets) 11/07 1 ex. te Everberg/Rotte Gaten (E. Le Docte) 31/07 1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (S. Janssens), 1 ex. Z te Leuven (R. Aerts): zeker twee verschillende ex. waarvan ’s avonds één foerageerde in Néthen (F. Vanwezer, I. Nel, V. Claes) 16-17/08 resp. 2 & 5 ex. te SAR/Laanvallei & Vette Weide (S. De Backer, J. Vandeput, I. Nel e.a.) 26/08 25 ex. over Kessel-Lo (R. Verdonck) 27/08 25 ex. te Ottenburg (M. Bruyninx), 26 ex. te Bierbeek (K. De Keersmaecker), 18 ex. ZW te Meerbeek (G. Vandezande) 28/08 15 ex. NO te LP (R. Van de Moer) Zwarte Ibis Plegadis falcinellus Op 5/07 werd een Zwarte Ibis waargenomen te Kwerps/ vijvers (K. Lambeets). Na een ex. op 29-30/09/09 te SAR en een ex. over Leefdaal op 4/09/11 zou dit het 3e ex. voor het Dijleland kunnen zijn, maar met het geval van eerder dit jaar te LP in het achterhoofd (ontsnapte vogel uit Planckendael, aanwezig te LP op 24-29/04/16) worden we weer wat achterdochtiger met betrekking tot de wilde herkomst van bepaalde Zwarte Ibissen. Enkel bij het eerste geval kon onomstotelijk worden bewezen dat

de vogel ongeringd was en geen tekenen van een verblijf in gevangenschap vertoonde.

plateau op 24/08 (F. Fluyt) en te Meerbeek op 27/08 (G. Vandezande).

Rode Wouw Milvus milvus 15/08 1 ex. te Leefdaal/plateau (J. Nysten) 28/08 1 ex. te Leefdaal/Duivendelle (K. Moreau)

Boomvalk Falco subbuteo Met 63 waarnemingen in juni, 57 in juli en 114 in augustus, was het een goed jaar voor de Boomvalk in regio Leuven. Grote concentraties (> 3 ex.) werden echter nergens genoteerd. Enkel te Wijgmaal – waar zich een geslaagd broedgeval voordeed – werden enkele keren 4 ex. samen gezien: 2 ad + 2 juv op 10 en 16/08 (L. Smets). De eerste waarneming van een juveniel ex. viel hier reeds op 31/07 (L. Smets), een vroege datum voor Boomvalk.

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus 24 waarnemingen in juni en 31 in juli, met zwaartepunt in de Dijlevallei ten Z van Leuven, illustreren dat de Bruine Kiekendief tegenwoordig de hele zomer door kan worden waargenomen in het Dijleland. Broedbewijs was er echter weer nergens. Vanaf eind juli werden de najaarsbewegingen ingezet, en doken er ook meer Bruine Kiekendieven op boven de plateaus (tot 3 ex. samen), waarbij augustus maar liefst goed was voor een totaal van ca 140 waarnemingen in de regio. Blauwe Kiekendief Circus cyaneus Van op de Kesselberg werd zowel op 29 als op 30/06 een Blauwe Kiekendief doorgegeven (W. Maertens, L. Wera). De eerste Blauwe Kiekendieven van het ‘najaar’ verschenen op 16 en 28/08 te Leefdaal/plateau (resp. 1 ex. & 1 juv; J. De Cock, D. von Werne). Visarend Pandion haliaetus 09/06 1 ex. over Overijse/Meer van Genval (F. Richir) 14/06 1 ex. te SAR (I. Nel) 24/07 1 ex. te SAR (E. Vanreck) De juni- en juliwaarnemingen van Visarenden weergeven lukt nog wel, maar voor augustus gaat dat niet meer op. In augustus 2016 werd de soort vanaf de 16e dagelijks waargenomen in de Dijlevallei, met in totaal maar liefst 121 doorgegeven waarnemingen uit OHN-OHZ, de Doode Bemde en SAR. Buiten de Dijlevallei werden zuidwaarts vliegende Visarenden opgemerkt te Huldenberg/

Slechtvalk Falco peregrinus Over de Slechtvalken van Leuven werd tijdens de zomermaanden van 2016 15 keer informatie ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be, waaruit bleek dat minstens één jong het nest succesvol heeft verlaten (B. Theunis, K. Kaerts, M. Thibaut e.a.). Buiten Leuven kunnen de Dijlelandse waarnemingen uit deze periode als volgt worden samengevat: 4 waarnemingen van 1-2 ex. in juni, 9 waarnemingen van 1 ex. in juli en 24 waarnemingen van 1-2 ex. in augustus. Porseleinhoen Porzana porzana In de Doode Bemde kon men in augustus vanuit kijkhut ‘De Roerdomp’ volop genieten van Porseleinhoentjes. Vanaf 10/08 werden hier immers quasi dagelijks 1-2 ex. waargenomen (I. Nel, L. Hendrickx, S. Horemans e.v.a.). Te SAR werd er telkens een ex. opgemerkt op 25, 26 en 31/08 (L. Hendrickx).

VOGELS

juveniel (JF Noulard, L. Hendrickx, G. Sterckx e.a.). De Woudaap bereikt in 2016 in het Dijleland dus het mooie resultaat van 3-4 broedgevallen, en bevestigt zijn status als vaste broedvogel van de regio.

Kraanvogel Grus grus 18/08 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (L. Van Egdom)

Purperreiger - Doode Bemde Foto: Jan Waumans

De boomklever I december 2016 I vogels

127


Kleine Zilverreiger Egretta garzetta In de Doode Bemde te Neerijse, waar de soort ook in mei 2016 reeds meermaals werd waargenomen, zat nog tot op 05/06 met enige regelmaat een Kleine Zilverreiger (J. Vandeput, J. De Cock, I. Nel e.a.). Op 6/07 vloog een groep van 12 ex. zuidwaarts over Heverlee/Oost (R. Aerts). Vanaf 10/07 verbleef vervolgens terug een ex. te Neerijse: op 10/07 te NGB (L. Hendrickx) en op 15-17/07 te NKV (P. Deschepper, J. De Cock, G. Mariën, L. Hendrickx). Grote Zilverreiger Ardea alba Een beknopte samenvatting van het zomerse voorkomen van de Grote Zilverreiger in het Dijleland anno 2016 bevestigt dat de soort nu jaarrond aanwezig is, met een klassieke dip in aantallen en waarnemingsfrequentie in de vroege zomer, gevolgd door een geleidelijke toename van beide parameters naar het najaar toe. Juni 38 waarnemingen van 1-3 ex. verspreid over de regio Juli 73 waarnemingen, max. 8 ex. te NKV op 23/07 (S. Horemans) Augustus 208 waarnemingen, max. 11 ex. te SAR op 31/08 (L. Hendrickx) Purperreiger Ardea purpurea Een eerstejaars Purperreiger had het best naar zijn zin in de Doode Bemde, en bleef hier van 17/07 tot minstens 31/08 rondhangen (M. Mottlo, G. Mariën, J. De Cock e.v.a.). Te OHZ waren er waarnemingen van een adult naar ZW op 29/07 (R. Gysbertsen), 1 ex. tpl + 1 ex. NO (mogelijk zelfde ex.) op 31/07 (W. Wind, F. Vanwezer) en 1 ex. tpl op 6/08 (E. Kimman). Op 28/08 werd een ex. gemeld te SAR (E. Kimman). Blauwborst - SAR Foto: Victor Claes

126

De boomklever I december 2016 I vogels

Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 09/06 2 ex. N te Ottenburg (G. Van Hamme) 13/08 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (P. Moysons) Ooievaar Ciconia ciconia 12/06 1 ex. over Herent (K. Kaerts) 26/06 3 ex. over OHZ (I. Nel, L. Hendrickx) 10/07 1 ex. over Wijgmaal (L. Smets) 11/07 1 ex. te Everberg/Rotte Gaten (E. Le Docte) 31/07 1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (S. Janssens), 1 ex. Z te Leuven (R. Aerts): zeker twee verschillende ex. waarvan ’s avonds één foerageerde in Néthen (F. Vanwezer, I. Nel, V. Claes) 16-17/08 resp. 2 & 5 ex. te SAR/Laanvallei & Vette Weide (S. De Backer, J. Vandeput, I. Nel e.a.) 26/08 25 ex. over Kessel-Lo (R. Verdonck) 27/08 25 ex. te Ottenburg (M. Bruyninx), 26 ex. te Bierbeek (K. De Keersmaecker), 18 ex. ZW te Meerbeek (G. Vandezande) 28/08 15 ex. NO te LP (R. Van de Moer) Zwarte Ibis Plegadis falcinellus Op 5/07 werd een Zwarte Ibis waargenomen te Kwerps/ vijvers (K. Lambeets). Na een ex. op 29-30/09/09 te SAR en een ex. over Leefdaal op 4/09/11 zou dit het 3e ex. voor het Dijleland kunnen zijn, maar met het geval van eerder dit jaar te LP in het achterhoofd (ontsnapte vogel uit Planckendael, aanwezig te LP op 24-29/04/16) worden we weer wat achterdochtiger met betrekking tot de wilde herkomst van bepaalde Zwarte Ibissen. Enkel bij het eerste geval kon onomstotelijk worden bewezen dat

de vogel ongeringd was en geen tekenen van een verblijf in gevangenschap vertoonde.

plateau op 24/08 (F. Fluyt) en te Meerbeek op 27/08 (G. Vandezande).

Rode Wouw Milvus milvus 15/08 1 ex. te Leefdaal/plateau (J. Nysten) 28/08 1 ex. te Leefdaal/Duivendelle (K. Moreau)

Boomvalk Falco subbuteo Met 63 waarnemingen in juni, 57 in juli en 114 in augustus, was het een goed jaar voor de Boomvalk in regio Leuven. Grote concentraties (> 3 ex.) werden echter nergens genoteerd. Enkel te Wijgmaal – waar zich een geslaagd broedgeval voordeed – werden enkele keren 4 ex. samen gezien: 2 ad + 2 juv op 10 en 16/08 (L. Smets). De eerste waarneming van een juveniel ex. viel hier reeds op 31/07 (L. Smets), een vroege datum voor Boomvalk.

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus 24 waarnemingen in juni en 31 in juli, met zwaartepunt in de Dijlevallei ten Z van Leuven, illustreren dat de Bruine Kiekendief tegenwoordig de hele zomer door kan worden waargenomen in het Dijleland. Broedbewijs was er echter weer nergens. Vanaf eind juli werden de najaarsbewegingen ingezet, en doken er ook meer Bruine Kiekendieven op boven de plateaus (tot 3 ex. samen), waarbij augustus maar liefst goed was voor een totaal van ca 140 waarnemingen in de regio. Blauwe Kiekendief Circus cyaneus Van op de Kesselberg werd zowel op 29 als op 30/06 een Blauwe Kiekendief doorgegeven (W. Maertens, L. Wera). De eerste Blauwe Kiekendieven van het ‘najaar’ verschenen op 16 en 28/08 te Leefdaal/plateau (resp. 1 ex. & 1 juv; J. De Cock, D. von Werne). Visarend Pandion haliaetus 09/06 1 ex. over Overijse/Meer van Genval (F. Richir) 14/06 1 ex. te SAR (I. Nel) 24/07 1 ex. te SAR (E. Vanreck) De juni- en juliwaarnemingen van Visarenden weergeven lukt nog wel, maar voor augustus gaat dat niet meer op. In augustus 2016 werd de soort vanaf de 16e dagelijks waargenomen in de Dijlevallei, met in totaal maar liefst 121 doorgegeven waarnemingen uit OHN-OHZ, de Doode Bemde en SAR. Buiten de Dijlevallei werden zuidwaarts vliegende Visarenden opgemerkt te Huldenberg/

Slechtvalk Falco peregrinus Over de Slechtvalken van Leuven werd tijdens de zomermaanden van 2016 15 keer informatie ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be, waaruit bleek dat minstens één jong het nest succesvol heeft verlaten (B. Theunis, K. Kaerts, M. Thibaut e.a.). Buiten Leuven kunnen de Dijlelandse waarnemingen uit deze periode als volgt worden samengevat: 4 waarnemingen van 1-2 ex. in juni, 9 waarnemingen van 1 ex. in juli en 24 waarnemingen van 1-2 ex. in augustus. Porseleinhoen Porzana porzana In de Doode Bemde kon men in augustus vanuit kijkhut ‘De Roerdomp’ volop genieten van Porseleinhoentjes. Vanaf 10/08 werden hier immers quasi dagelijks 1-2 ex. waargenomen (I. Nel, L. Hendrickx, S. Horemans e.v.a.). Te SAR werd er telkens een ex. opgemerkt op 25, 26 en 31/08 (L. Hendrickx).

VOGELS

juveniel (JF Noulard, L. Hendrickx, G. Sterckx e.a.). De Woudaap bereikt in 2016 in het Dijleland dus het mooie resultaat van 3-4 broedgevallen, en bevestigt zijn status als vaste broedvogel van de regio.

Kraanvogel Grus grus 18/08 1 ex. over Erps-Kwerps/dorp (L. Van Egdom)

Purperreiger - Doode Bemde Foto: Jan Waumans

De boomklever I december 2016 I vogels

127


Kluut Recurvirostra avosetta 17/06 9 ex. (7 ad + 2 2e kj) te SAR (I. Nel, D. von Werne, L. Hendrickx) Kleine Plevier Charadrius dubius 2 & 10/06 resp. 4 & 2 ex. te AVP (W. Wind) Morinelplevier Charadrius morinellus 23/08 1 juv te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande, M. Fajgenblat, S. Horemans e.a.) Regenwulp Numenius phaeopus ’s Nachts overtrekkende Regenwulpen werden gehoord op 18/07 te OHN en op 26/07 te OHZ (J. Rutten). Wulp Numenius arquata 17/07 6 ex. tpl te Loonbeek/Korenheide (G. Bleys) 26/07 1 ex. over SAR (I. Nel) 04/08 1 ex. over Leuven/centrum (W. Wind) 08/08 1 ex. over OHZ (P. Moysons) 13/08 1 ex. NO te Leefdaal/plateau (J. Nysten)

Watersnip Gallinago gallinago In de Doode Bemde waren vanaf 24/07 continu Watersnippen aanwezig (69 waarnemingen tot op 30/08), met 7 ex. op 24/07 (L. Hendrickx) en 19 ex. op 18/08 (R. Polfliet) als maandmaxima. De enige Watersnippen buiten de Doode Bemde waren 3 ex. te SAR op 18/08 (R. Polfliet), 3 ex. te OHN op 23/08 (C. Mous) en 1 ex. te Heverlee/Langestaart op 30/08 (R. Foquet). Dwergmeeuw Hydrocoleus minutus 27 & 28/08 resp. 2 juv & 1 ex. te SAR (L. Hendrickx, P. Selke, I. Nel, D. von Werne, A. Delier)

Kerkuil - Sint-Joris-Weert Foto:Arne Meeus & Bart Meeus

Boompieper Anthus trivialis In juni 2016 werd acht keer een zingende Boompieper opgemerkt in het Militair Domein van Meerdaalwoud (R. Stoks, P. Standaert, G. Bleys e.a.), waarbij het mogelijk om twee territoria ging. Vanaf de derde decade van augustus was het dan aan de najaarstrekkers: 2 ex. over Korbeek-Dijle/plateau op 23/08 (M. Fajgenblat), 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau op 27/08 (B. Forget), 18 ex. ZO te Meerbeek op 28/08 (A. Smets) en 1 ex. aud te SAR (R. Deceuster) en 7 ex. ZW te Leefdaal/plateau (B. Forget) op 31/08.

Visdief Sterna hirundo 19/06, 1 & 3/07 telkens 2 ad te NGB (L. Hendrickx, I. Nel, P. Selke) 3 & 19/07 resp. 2 ex. Z (zelfde later te NGB) & 6 ex. Z te OHZ (L. Hendrickx, I. Nel, R. Gysbertsen)

Graspieper Anthus pratensis Er werden tijdens de besproken periode geen waarnemingen van Graspiepers ontvangen uit de regio …

Tureluur Tringa totanus 12/06 1 ex. te AVP (R. Polfliet) 25/08 1 ex. aud te Haasrode/industrie (D. von Werne)

Zwarte Stern Chlidonias niger 24/07, 7 & 24/08 resp. 3 ad zom, 1 ad zom & 2 ex. te SAR (L. Hendrickx, I. Nel, T. Caers, F. Vandeputte)

Groenpootruiter Tringa nebularia 17, 25 & 29/08 telkens 1 ex. te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, J. De Cock, F. Vanwezer) 19/08 1 ex. over OHZ (F. Vanwezer) 26-27 & 30/08 telkens 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons, P. Deschepper)

Witwangstern Chlidonias hybrida 04/06 1 ad zom N en wat later 2 ad zom tpl te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, F. Vandeputte, R. Stoks) Nadat de soort in 2007-2013 bijna jaarlijks werd gezien in de regio (enkel niet in 2010), is het op deze waarneming dus drie jaar wachten geweest. Het betreft het 21e geval van Witwangstern voor het Dijleland, en de 45e – 46e exemplaren.

Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 02-06/06 1 zingend m te Meerdaalwoud/Militair Domein (R. Polfliet, R. Stoks, D. von Werne) 10/06 1 zingend m te Neerijse/Doode Bemde (S. Peten)

Witgat Tringa ochropus Witgatjes lieten tijdens het verstrijken van de zomermaanden van 2016 zoals gebruikelijk een geleidelijke toename van de waarnemingsfrequentie en de betrokken groepsgroottes zien, al hielden ze het dit jaar eerder bescheiden: 7 waarnemingen van 1-2 ex. in juni, 12 waarnemingen van 1-2 ex. in juli en 45 waarnemingen van 1-4 ex. in augustus.

128

Oeverloper Actitis hypoleuca Er waren in 2016 geen juniwaarnemingen van Oeverloper in het Dijleland. Een overzicht van de gevallen in juli: telkens 1 ex. te SAR op 3 & 29/07 (L. Hendrickx, I. Nel, J. Nysten), telkens 1 ex. te LP op 7 & 21/07 (F. Vanwezer, T. Caers), 1 ex. te NGB op 10/07 (D. von Werne) en telkens 1 ex. te NKV op 19 & 24/07 (K. Arnouts, R. Bartholomeus). Augustus was goed voor 27 waarnemingen, met 5 ex. te SAR op 26/08 als maximumconcentratie (M. Janssens). Avondlijke doortrekkers werden gehoord op 23/08 te Neerijse/Doode Bemde (R. Stoks), op 24/08 te Leuven/centrum (F. Fluyt) en op 25/08 te Sint-Joris-Weert (R. Stoks).

De boomklever I december 2016 I vogels

Zomertortel Streptopelia turtur 04/06 1 zp te SAR (I. Nel, L. Hendrickx) Duinpieper Anthus campestris 28/08 2 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets, O. Hendrick, T. Vandezande)

Nachtegaal Luscinia megarhynchos 01/07 1 zp te Leefdaal/plateau (E. Kimman)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola In de zomer van 2016 kwamen waarnemingen van Roodborsttapuiten vooral van Haasrode/industrie, waar minstens één geslaagd broedgeval werd genoteerd (resp. 1 & 3 juv op 1 & 8/06; J. Verroken, D. von Werne) en de soort ook nadien de hele periode kon worden bekeken (R. Polfliet, D. von Werne, P. Deschepper). Verder waren er enkel waarnemingen van 2 ex. te Leefdaal/plateau op 12/06 (G. Bleys), 1 ex. te Erps-Kwerps/dorp op 6/07 (S. Loudeche), 2 ex. te Kwerps/Zuurbeekvallei op 22/07 (P. Moysons) en 1 ex. te Erps/Dorenveld op 29/08 (J. Lecomte).

Paapje Saxicola rubetra Het eerste Paapje voor het najaar van 2016 zat op 15/08 te Bertem/Koeheide (G. Bleys). Later in augustus werd de soort nog gezien te Leefdaal/plateau (resp. 3, 1, 4, 2 & 6 ex. op 20, 21, 23, 26 & 27/08; J. Nysten, B. Forget, F. Vanwezer e.a.), Meerbeek (2 ex. ZO + 1 ex. tpl op 28/08; A. Smets, O. Hendrick), Korbeek-Dijle/plateau (4 ex. op 30/08; D. von Werne) en Erps/Dorenveld (1 ex. op 31/08; R. Smith). Tapuit Oenanthe oenanthe Een zeer late of zeer vroege (?) Tapuit zat op 4/07 te Overijse/Terlanenveld (E. De Broyer). Vanaf 19 augustus werden de gebruikelijke najaars-Tapuiten gezien op de volgende locaties: Bertem/Koeheide (5 ex. op 19/08; G. Bleys), Leefdaal/plateau (waarnemingen van 1-4 ex. op 15 data tss 19 & 30/08; B. Forget, J. Nysten, F. Vanwezer e.a.), Korbeek-Dijle/plateau (1 ex. op 23/08; B. Theunis), Erps/ Dorenveld (resp. 2, 2 & 1 ex. op 24, 25 & 28/08; P. Moysons, P. Deschepper), Huldenberg/plateau (2 ex. op 27/08; J. Nysten), Bierbeek/Mollendaal Plateau (2 ex. op 27/08; H. Roosen), Meerbeek (5 ex. Z + 1 ex. tpl op 28/08; A Smets, O. Hendrick) en SAR/Vette Weide (1 ex. op 31/08; R. Deceuster).

VOGELS

Scholekster Haematopus ostralegus Op 11 data tussen 10/06 en 22/08 werden Scholeksters waargenomen te Haasrode/industrie (J. Verroken, P. Moysons, D. von Werne e.a.), er waren tijdens de zomer geen andere locaties waar de soort werd opgemerkt. Het ging hierbij telkens om 1 of 2 ex., op 22/06 waren er echter 5 ex. aanwezig (D. von Werne).

Cetti’s Zanger Cettia cetti Op basis van de waarnemingen uit het hele broedseizoen 2016 kan het broedvoorkomen van de Cetti’s Zanger in de Dijlevallei en aangrenzende gebieden als volgt samengevat worden (aantallen territoria): OHN 4, OHZ 4, Ormendaal 1, Oppem 1, NGB 1, Doode Bemde min. 3, SAR 3, Pécrot min. 5 en AVP 1. Met dus een totaal van 23 territoria (maar wel een kleine verschuiving in de aantallen per gebied) deed de soort het even goed als in 2015. Sprinkhaanzanger Locustella naevia Sprinkhaanzangers werden tijdens de zomer van 2016 zo weinig doorgegeven uit het Dijleland dat we deze

129


Kluut Recurvirostra avosetta 17/06 9 ex. (7 ad + 2 2e kj) te SAR (I. Nel, D. von Werne, L. Hendrickx) Kleine Plevier Charadrius dubius 2 & 10/06 resp. 4 & 2 ex. te AVP (W. Wind) Morinelplevier Charadrius morinellus 23/08 1 juv te Korbeek-Dijle/plateau (G. Vandezande, M. Fajgenblat, S. Horemans e.a.) Regenwulp Numenius phaeopus ’s Nachts overtrekkende Regenwulpen werden gehoord op 18/07 te OHN en op 26/07 te OHZ (J. Rutten). Wulp Numenius arquata 17/07 6 ex. tpl te Loonbeek/Korenheide (G. Bleys) 26/07 1 ex. over SAR (I. Nel) 04/08 1 ex. over Leuven/centrum (W. Wind) 08/08 1 ex. over OHZ (P. Moysons) 13/08 1 ex. NO te Leefdaal/plateau (J. Nysten)

Watersnip Gallinago gallinago In de Doode Bemde waren vanaf 24/07 continu Watersnippen aanwezig (69 waarnemingen tot op 30/08), met 7 ex. op 24/07 (L. Hendrickx) en 19 ex. op 18/08 (R. Polfliet) als maandmaxima. De enige Watersnippen buiten de Doode Bemde waren 3 ex. te SAR op 18/08 (R. Polfliet), 3 ex. te OHN op 23/08 (C. Mous) en 1 ex. te Heverlee/Langestaart op 30/08 (R. Foquet). Dwergmeeuw Hydrocoleus minutus 27 & 28/08 resp. 2 juv & 1 ex. te SAR (L. Hendrickx, P. Selke, I. Nel, D. von Werne, A. Delier)

Kerkuil - Sint-Joris-Weert Foto:Arne Meeus & Bart Meeus

Boompieper Anthus trivialis In juni 2016 werd acht keer een zingende Boompieper opgemerkt in het Militair Domein van Meerdaalwoud (R. Stoks, P. Standaert, G. Bleys e.a.), waarbij het mogelijk om twee territoria ging. Vanaf de derde decade van augustus was het dan aan de najaarstrekkers: 2 ex. over Korbeek-Dijle/plateau op 23/08 (M. Fajgenblat), 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau op 27/08 (B. Forget), 18 ex. ZO te Meerbeek op 28/08 (A. Smets) en 1 ex. aud te SAR (R. Deceuster) en 7 ex. ZW te Leefdaal/plateau (B. Forget) op 31/08.

Visdief Sterna hirundo 19/06, 1 & 3/07 telkens 2 ad te NGB (L. Hendrickx, I. Nel, P. Selke) 3 & 19/07 resp. 2 ex. Z (zelfde later te NGB) & 6 ex. Z te OHZ (L. Hendrickx, I. Nel, R. Gysbertsen)

Graspieper Anthus pratensis Er werden tijdens de besproken periode geen waarnemingen van Graspiepers ontvangen uit de regio …

Tureluur Tringa totanus 12/06 1 ex. te AVP (R. Polfliet) 25/08 1 ex. aud te Haasrode/industrie (D. von Werne)

Zwarte Stern Chlidonias niger 24/07, 7 & 24/08 resp. 3 ad zom, 1 ad zom & 2 ex. te SAR (L. Hendrickx, I. Nel, T. Caers, F. Vandeputte)

Groenpootruiter Tringa nebularia 17, 25 & 29/08 telkens 1 ex. te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, J. De Cock, F. Vanwezer) 19/08 1 ex. over OHZ (F. Vanwezer) 26-27 & 30/08 telkens 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons, P. Deschepper)

Witwangstern Chlidonias hybrida 04/06 1 ad zom N en wat later 2 ad zom tpl te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, F. Vandeputte, R. Stoks) Nadat de soort in 2007-2013 bijna jaarlijks werd gezien in de regio (enkel niet in 2010), is het op deze waarneming dus drie jaar wachten geweest. Het betreft het 21e geval van Witwangstern voor het Dijleland, en de 45e – 46e exemplaren.

Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 02-06/06 1 zingend m te Meerdaalwoud/Militair Domein (R. Polfliet, R. Stoks, D. von Werne) 10/06 1 zingend m te Neerijse/Doode Bemde (S. Peten)

Witgat Tringa ochropus Witgatjes lieten tijdens het verstrijken van de zomermaanden van 2016 zoals gebruikelijk een geleidelijke toename van de waarnemingsfrequentie en de betrokken groepsgroottes zien, al hielden ze het dit jaar eerder bescheiden: 7 waarnemingen van 1-2 ex. in juni, 12 waarnemingen van 1-2 ex. in juli en 45 waarnemingen van 1-4 ex. in augustus.

128

Oeverloper Actitis hypoleuca Er waren in 2016 geen juniwaarnemingen van Oeverloper in het Dijleland. Een overzicht van de gevallen in juli: telkens 1 ex. te SAR op 3 & 29/07 (L. Hendrickx, I. Nel, J. Nysten), telkens 1 ex. te LP op 7 & 21/07 (F. Vanwezer, T. Caers), 1 ex. te NGB op 10/07 (D. von Werne) en telkens 1 ex. te NKV op 19 & 24/07 (K. Arnouts, R. Bartholomeus). Augustus was goed voor 27 waarnemingen, met 5 ex. te SAR op 26/08 als maximumconcentratie (M. Janssens). Avondlijke doortrekkers werden gehoord op 23/08 te Neerijse/Doode Bemde (R. Stoks), op 24/08 te Leuven/centrum (F. Fluyt) en op 25/08 te Sint-Joris-Weert (R. Stoks).

De boomklever I december 2016 I vogels

Zomertortel Streptopelia turtur 04/06 1 zp te SAR (I. Nel, L. Hendrickx) Duinpieper Anthus campestris 28/08 2 ex. ZW te Meerbeek (A. Smets, O. Hendrick, T. Vandezande)

Nachtegaal Luscinia megarhynchos 01/07 1 zp te Leefdaal/plateau (E. Kimman)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola In de zomer van 2016 kwamen waarnemingen van Roodborsttapuiten vooral van Haasrode/industrie, waar minstens één geslaagd broedgeval werd genoteerd (resp. 1 & 3 juv op 1 & 8/06; J. Verroken, D. von Werne) en de soort ook nadien de hele periode kon worden bekeken (R. Polfliet, D. von Werne, P. Deschepper). Verder waren er enkel waarnemingen van 2 ex. te Leefdaal/plateau op 12/06 (G. Bleys), 1 ex. te Erps-Kwerps/dorp op 6/07 (S. Loudeche), 2 ex. te Kwerps/Zuurbeekvallei op 22/07 (P. Moysons) en 1 ex. te Erps/Dorenveld op 29/08 (J. Lecomte).

Paapje Saxicola rubetra Het eerste Paapje voor het najaar van 2016 zat op 15/08 te Bertem/Koeheide (G. Bleys). Later in augustus werd de soort nog gezien te Leefdaal/plateau (resp. 3, 1, 4, 2 & 6 ex. op 20, 21, 23, 26 & 27/08; J. Nysten, B. Forget, F. Vanwezer e.a.), Meerbeek (2 ex. ZO + 1 ex. tpl op 28/08; A. Smets, O. Hendrick), Korbeek-Dijle/plateau (4 ex. op 30/08; D. von Werne) en Erps/Dorenveld (1 ex. op 31/08; R. Smith). Tapuit Oenanthe oenanthe Een zeer late of zeer vroege (?) Tapuit zat op 4/07 te Overijse/Terlanenveld (E. De Broyer). Vanaf 19 augustus werden de gebruikelijke najaars-Tapuiten gezien op de volgende locaties: Bertem/Koeheide (5 ex. op 19/08; G. Bleys), Leefdaal/plateau (waarnemingen van 1-4 ex. op 15 data tss 19 & 30/08; B. Forget, J. Nysten, F. Vanwezer e.a.), Korbeek-Dijle/plateau (1 ex. op 23/08; B. Theunis), Erps/ Dorenveld (resp. 2, 2 & 1 ex. op 24, 25 & 28/08; P. Moysons, P. Deschepper), Huldenberg/plateau (2 ex. op 27/08; J. Nysten), Bierbeek/Mollendaal Plateau (2 ex. op 27/08; H. Roosen), Meerbeek (5 ex. Z + 1 ex. tpl op 28/08; A Smets, O. Hendrick) en SAR/Vette Weide (1 ex. op 31/08; R. Deceuster).

VOGELS

Scholekster Haematopus ostralegus Op 11 data tussen 10/06 en 22/08 werden Scholeksters waargenomen te Haasrode/industrie (J. Verroken, P. Moysons, D. von Werne e.a.), er waren tijdens de zomer geen andere locaties waar de soort werd opgemerkt. Het ging hierbij telkens om 1 of 2 ex., op 22/06 waren er echter 5 ex. aanwezig (D. von Werne).

Cetti’s Zanger Cettia cetti Op basis van de waarnemingen uit het hele broedseizoen 2016 kan het broedvoorkomen van de Cetti’s Zanger in de Dijlevallei en aangrenzende gebieden als volgt samengevat worden (aantallen territoria): OHN 4, OHZ 4, Ormendaal 1, Oppem 1, NGB 1, Doode Bemde min. 3, SAR 3, Pécrot min. 5 en AVP 1. Met dus een totaal van 23 territoria (maar wel een kleine verschuiving in de aantallen per gebied) deed de soort het even goed als in 2015. Sprinkhaanzanger Locustella naevia Sprinkhaanzangers werden tijdens de zomer van 2016 zo weinig doorgegeven uit het Dijleland dat we deze

129


Boomvalk - SAR Foto: Johan De Cock

Visarend - SAR Foto: Ronny De Malsche

soort een keer vermelden in het overzicht: 1-2 zp te Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata Wijgmaal/Wijgmaalbroek op 3, 9, 15 & 19/06 (R. Polfliet, 04/06 1 ex. te Meerdaalwoud/Grote KonijJ. Lambrechts, E. Toorman e.a.), 1 zp te OHN op 4 & 6/06 nenpijp (P. Standaert) (L. Hendrickx, W. Wind) en 1 zp te Heverlee/Langestaart 02/07 1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (J. op 27/06 & 1/07 (N. Ryckeboer). Nysten) 09/07 2 ad + 2 juv te Meerdaalwoud/ Grote Karekiet Acrocephalus arundinaceus Everzwijnbad (R. Stoks), 1 ex. te De 4e Grote Karekiet voor het Dijleland in de 21e eeuw Meerbeek (P. De Groef) werd nog tot op 5/06 waargenomen langs de Vaart te 05/08 1 ex. te Meerdaalwoud/Mommedeel Wilsele (J. Menu, T. Bovens, R. Ghijsen e.a.). De vogel was (W. Claes) hier reeds vanaf 24/05 aanwezig. Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca Spotvogel Hippolais icterina 17/08 1 ex. te Overijse/Maleizen (E. KimSpotvogels werden tot in de eerste decade van juli 2016 man) waargenomen op de volgende Dijlelandse locaties: Wijgmaal/Wijgmaalbroek (1 zp op 3/06; R. Polfliet), Wielewaal Oriolus oriolus Meerdaalwoud/Militair Domein (1 zp op 4/06; P. 1 & 15/06 resp. 1m en 1 ex. te Wijgmaal/WijgStandaert), Haasrode/industrie (1 zp op 6-7/06; D. von maalbroek (L. Smets, R. Guelinckx) Werne), Veltem-Beisem/Kastanjebos (1 zp op 11/06; R. 17/06 1 zp te Neerijse/Doode Bemde (J. Ghijsen), Leefdaal/plateau (1 ex. op 12/06; G. Bleys), Vanden Borre) Everberg (1 zp op 29/06; H. Roosen), Erps/Dorenveld (2 10/07 1 zp te Kwerps/Zuurbeekvallei (P. zp op 3/07; F. Wyns, R. De Boom) en OHZ (1 zp op 7/07; Moysons) D. Van der Elst). Op 15/08 werd nog een ex. opgemerkt 24/07 1m te Winksele (M. Deryckere) te Winksele (R. Ghijsen). Ringmus Passer montanus Braamsluiper Sylvia curruca Alle waarnemingen: 1 ex. te Meerdaalwoud/Militair Op 6, 7, 8 en 13/06 werd nog een zingende Braamsluiper Domein op 21/08 (G. Bleys) en 1 ex. Z te Meerbeek op waargenomen te Haasrode/industrie (P. Moysons, D. von 28/08 (A. Smets, O. Hendrick). Werne, J. Menu). De enige andere waarnemingen hadden betrekking op zangposten te Bertem/Koeheide op 19/06 Kruisbek Loxia curvirostra en te Bertem/Eikenbos op 2/07 (G. Bleys). Buiten de bosgebieden werden tijdens de zomer van 2016 de volgende rondvliegende Kruisbekken opgemerkt Fluiter Phylloscopus sibilatrix in regio Leuven: telkens 2 ex. over Kessel-Lo/Kesselberg 11 juniwaarnemingen in Meerdaalwoud konden worden op 28 & 30/06 (G. Vandezande) en 1 ex. over Meerbeek herleid tot 5 territoria (R. Polfliet, E. Zvar, W. Claes e.a.). op 28/08 (A. Smets, O. Hendrick, G. Vandezande). In Bertembos werd op 9 en 12/06 een ex. gehoord (G. Bleys, W. Claes). Samenstelling Kelle Moreau

kelle.moreau@gmail.com 130

De boomklever I december 2016 I vogels

Activiteiten jan.-maart 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). ZATERDAG 4 FEBRUARI 2017

ZATERDAG 11 FEBRUARI 2017

BRAKONA contactdag Jaarlijks organiseert BRAKONA, de Vlaams-Brabantse koepel voor natuurstudie, een contactdag. Het is dé ontmoetingsplaats voor vrijwilligers en professionele medewerkers van natuurverenigingen en natuurstudiegroepen. Een unieke kans dus om te overleggen, contacten te leggen en u te informeren over de verschillende natuurstudieprojecten in de provincie. Ook de Natuurstudiegroep Dijleland is aanwezig met een standje en verzorgt een paar voordrachten.

Jaarvergadering Natuurstudiegroep Dijleland Alle leden en geïnteresseerden zijn welkom op onze jaarvergadering. Met onder andere een jaaroverzicht van het boeiende 2016, onze glazen bol voor 2017 en twee interessante, beknopte reisverslagen over het hoge Noorden en het andere uiterste, Madagaskar, door respectievelijk Gert Vandezande en André Verboven. Fantastische beelden en inspiratie gegarandeerd!

MEER INFORMATIE EN INSCHRIJVEN OP: www.brakona.be

Lokaal: Vrienden MWHB-Oud-Gemeentehuis, Waversebaan 66, Heverlee

AFSPRAAK 20u

Locatie: Provinciehuis, Leuven ZATERDAG 14 JANUARI, 18 FEBRUARI EN 18 MAART 2017 Maandelijkse watervogeltellingen Telkens om 8u ‘s morgens aan Oud-Heverlee station LEIDING Luc Hendrickx, luchendrickx2003@yahoo.com, 0477/ 19 28 35


Boomvalk - SAR Foto: Johan De Cock

Visarend - SAR Foto: Ronny De Malsche

soort een keer vermelden in het overzicht: 1-2 zp te Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata Wijgmaal/Wijgmaalbroek op 3, 9, 15 & 19/06 (R. Polfliet, 04/06 1 ex. te Meerdaalwoud/Grote KonijJ. Lambrechts, E. Toorman e.a.), 1 zp te OHN op 4 & 6/06 nenpijp (P. Standaert) (L. Hendrickx, W. Wind) en 1 zp te Heverlee/Langestaart 02/07 1 ex. te Neerijse/Doode Bemde (J. op 27/06 & 1/07 (N. Ryckeboer). Nysten) 09/07 2 ad + 2 juv te Meerdaalwoud/ Grote Karekiet Acrocephalus arundinaceus Everzwijnbad (R. Stoks), 1 ex. te De 4e Grote Karekiet voor het Dijleland in de 21e eeuw Meerbeek (P. De Groef) werd nog tot op 5/06 waargenomen langs de Vaart te 05/08 1 ex. te Meerdaalwoud/Mommedeel Wilsele (J. Menu, T. Bovens, R. Ghijsen e.a.). De vogel was (W. Claes) hier reeds vanaf 24/05 aanwezig. Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca Spotvogel Hippolais icterina 17/08 1 ex. te Overijse/Maleizen (E. KimSpotvogels werden tot in de eerste decade van juli 2016 man) waargenomen op de volgende Dijlelandse locaties: Wijgmaal/Wijgmaalbroek (1 zp op 3/06; R. Polfliet), Wielewaal Oriolus oriolus Meerdaalwoud/Militair Domein (1 zp op 4/06; P. 1 & 15/06 resp. 1m en 1 ex. te Wijgmaal/WijgStandaert), Haasrode/industrie (1 zp op 6-7/06; D. von maalbroek (L. Smets, R. Guelinckx) Werne), Veltem-Beisem/Kastanjebos (1 zp op 11/06; R. 17/06 1 zp te Neerijse/Doode Bemde (J. Ghijsen), Leefdaal/plateau (1 ex. op 12/06; G. Bleys), Vanden Borre) Everberg (1 zp op 29/06; H. Roosen), Erps/Dorenveld (2 10/07 1 zp te Kwerps/Zuurbeekvallei (P. zp op 3/07; F. Wyns, R. De Boom) en OHZ (1 zp op 7/07; Moysons) D. Van der Elst). Op 15/08 werd nog een ex. opgemerkt 24/07 1m te Winksele (M. Deryckere) te Winksele (R. Ghijsen). Ringmus Passer montanus Braamsluiper Sylvia curruca Alle waarnemingen: 1 ex. te Meerdaalwoud/Militair Op 6, 7, 8 en 13/06 werd nog een zingende Braamsluiper Domein op 21/08 (G. Bleys) en 1 ex. Z te Meerbeek op waargenomen te Haasrode/industrie (P. Moysons, D. von 28/08 (A. Smets, O. Hendrick). Werne, J. Menu). De enige andere waarnemingen hadden betrekking op zangposten te Bertem/Koeheide op 19/06 Kruisbek Loxia curvirostra en te Bertem/Eikenbos op 2/07 (G. Bleys). Buiten de bosgebieden werden tijdens de zomer van 2016 de volgende rondvliegende Kruisbekken opgemerkt Fluiter Phylloscopus sibilatrix in regio Leuven: telkens 2 ex. over Kessel-Lo/Kesselberg 11 juniwaarnemingen in Meerdaalwoud konden worden op 28 & 30/06 (G. Vandezande) en 1 ex. over Meerbeek herleid tot 5 territoria (R. Polfliet, E. Zvar, W. Claes e.a.). op 28/08 (A. Smets, O. Hendrick, G. Vandezande). In Bertembos werd op 9 en 12/06 een ex. gehoord (G. Bleys, W. Claes). Samenstelling Kelle Moreau

kelle.moreau@gmail.com 130

De boomklever I december 2016 I vogels

Activiteiten jan.-maart 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). ZATERDAG 4 FEBRUARI 2017

ZATERDAG 11 FEBRUARI 2017

BRAKONA contactdag Jaarlijks organiseert BRAKONA, de Vlaams-Brabantse koepel voor natuurstudie, een contactdag. Het is dé ontmoetingsplaats voor vrijwilligers en professionele medewerkers van natuurverenigingen en natuurstudiegroepen. Een unieke kans dus om te overleggen, contacten te leggen en u te informeren over de verschillende natuurstudieprojecten in de provincie. Ook de Natuurstudiegroep Dijleland is aanwezig met een standje en verzorgt een paar voordrachten.

Jaarvergadering Natuurstudiegroep Dijleland Alle leden en geïnteresseerden zijn welkom op onze jaarvergadering. Met onder andere een jaaroverzicht van het boeiende 2016, onze glazen bol voor 2017 en twee interessante, beknopte reisverslagen over het hoge Noorden en het andere uiterste, Madagaskar, door respectievelijk Gert Vandezande en André Verboven. Fantastische beelden en inspiratie gegarandeerd!

MEER INFORMATIE EN INSCHRIJVEN OP: www.brakona.be

Lokaal: Vrienden MWHB-Oud-Gemeentehuis, Waversebaan 66, Heverlee

AFSPRAAK 20u

Locatie: Provinciehuis, Leuven ZATERDAG 14 JANUARI, 18 FEBRUARI EN 18 MAART 2017 Maandelijkse watervogeltellingen Telkens om 8u ‘s morgens aan Oud-Heverlee station LEIDING Luc Hendrickx, luchendrickx2003@yahoo.com, 0477/ 19 28 35


Studie

Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw

Bestuur Luc Hendrickx (voorzitter, Watervogeltellingen)

Colofon

Naamsestraat 142 bus 001, 3000 Leuven, 0477-19 28 35

Kris Van Scharen (penningmeester)

Korbeekstraat 27, 3061 Leefdaal, 02-7672638

Roel Uyttenbroeck (coördinatie, redactie) Ernest Solvaystraat, 3010 Kessel-Lo, 0495-628863

Gert Vanautgaerden (redactie, Hamster)

Vinkenbosstraat 26, 3053 Haasrode, 0477-426868

Maxime Fajgenblat (redactie)

Clos des Poplis 17, 1332 Genval, 0478-923660

Bruno Bergmans

Klaverstraat 44, 8000 Brugge, 0498-760722

Bart Creemers

Landingsveien 7, 0770 Oslo, Noorwegen, 0047-45462097

Kelle Moreau (archivaris)

Meibloempjeslaan 2 bus 3, 8400 Oostende

Pieter Moysons (ABV-coördinator & regioadmin) Engerstraat 144, 3071 Erps-Kwerps, 0499-288289

Hans Roosen (Vleermuizen)

Abstraat 101, 3090 Overijse, 02-6879518

Jonathan Menu

Hambosstraat 21, 3018 Wijgmaal, 0475-571980

André Verboven

Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184

Gert Vandezande (Trektelcoördinator) gert.vandezande@telenet.be

Robby Stoks Archivaris Kelle Moreau

kelle.moreau@gmail.com

Webmaster Thomas Vandenberghe

thomas.vdberghe@gmail.com

Abonnementen Roel Uyttenbroeck

roel_uyttenbroeck@hotmail.com

Redactie Boomklever Gert Vanautgaerden vanautgaerden.gert@gmail.com

Jonathan Menu

jona.menu@gmail.com

Maxime Fajgenblat

maxime.fajgenblat@gmail.com

Artikels, foto’s en korte bijdragen worden verwacht op het redactiesecretariaat bij een van bovenvermelde redactieleden.

Rondzendlijst Dijleland http://groups.yahoo.com/neo/groups/Dijlevallei/info maak een Yahoo ID aan en klik op ‘join group’. Bij aanmeldingsproblemen, contacteer roel_uyttenbroeck@hotmail.com

www.natuurstudiegroepdijleland.be

Regiopag.: dijleland.waarnemingen.be - facebook.com/natuurstudiegroepDijleland

De Boomklever Driemaandelijks tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland. De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de biodiversiteit in het Dijleland en verschijnt viermaal per jaar (maart, juni, september, december). Abonnement Geïnteresseerden kunnen de Boomklever ontvangen door overschrijving van 15 € op rek.nr. BE8600 115521 6850 van de Natuurstudiegroep Dijleland met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 20 € of meer. Copyright Het copyright van de teksten, illustraties en foto’s blijft bij de respectievelijke auteurs, tekenaars en fotografen. Overname is enkel mogelijk mits hun uitdrukkelijke toestemming en bronvermelding. Natuurpunt vzw Natuurpunt is de grootste vereniging voor natuur en landschap in Vlaanderen. Ze telt meer dan 88 000 gezinsleden en beheert 19 000 hectare natuurgebied. Lid worden van Natuurpunt vzw kan door storting van 27 € op rekeningnummer BE17 2300 0442 3321. www.natuurpunt.be Lay-out Walda Verbaenen - walda@walda.be Druk Drukkerij Atlanta - Diest info@drukkerijatlanta.be www.drukkerijatlanta.be Oplage: 210ex. V.U.: Luc Hendrickx, Naamsestraat 142 bus 1 - 3000 Leuven


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.