De Boomklever Maart 2017

Page 1

BOOMKLEVER

de

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Jaargang 45 - maart 2017


inhoud

3

Editoriaal

Beste lezers,

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Ongewervelden

Amfibieën en reptielen Muurhagedispopulaties in het Leuvense De eerste keer The cosmic mindfucker

Het najaar van 2016 gaat bij onze vogelkijkers de boeken in als eentje om duimen en vingers bij af te likken. Met onder andere intieme momenten met Purperreiger en Porseleinhoen en het bezoek van Steenarend en Parelduiker nog vers in het geheugen, fladdert een Gehakkelde aurelia - mijn eerste van het jaar - voorbij. Vanuit de top van een eik weergalmt het heerlijke lied van een Zanglijster. Uit meer en meer bosjes weerklinkt het vrolijke deuntje van de Tjiftjaf. De lente is nabij … en het is volop uitkijken naar wat dit voorjaar voor ons in petto heeft. Ook onze Natuurstudiegroep heeft het een en ander op het programma staan. Neem zeker een kijkje naar onze activiteitenkalender en noteer alvast 29 en 30 april in uw agenda, voor de tiende editie van onze Big Day! Terwijl de seizoenen in elkaar overvloeien, is ook de redactie van De Boomklever vernieuwd, klaar om met frisse moed de berichtgeving rond natuurstu-

4

Vliegend hert

8

12

Vogels De Topper Aythya marila in de Dijlevallei Jan-van-gent strijkt neer te Vossem Op excursie naar Linkeroever Vogelwaarnemingen in de Dijlevallei Steenarend - Aquila chrysaetos (BRBC) op het Plateau van Leefdaal Activiteiten Colofon

14 16 17 18 26 31 32

EDITORIAAL

EDITORIAAL die in onze prachtige regio aan te vatten gedurende de komende jaren. Voortaan neem ik de redactie van dit tijdschrift onder mijn hoede, met de gewaardeerde hulp van Jonathan Menu, onze kern van vaste auteurs en uiteraard onze vormgeefster Walda Verbaenen. Samen zullen wij ernaar streven om u een kwalitatief hoogstaand en divers aanbod aan artikels aan te bieden, zoals u van ons gewend bent. Mijn dank gaat uit naar Gert Vanaut­gaerden, dankzij wie ik in deze functie getuimeld ben en die mij met veel toewijding begeleid heeft. Veel leesplezier, Maxime Fajgenblat Hoofdredacteur

Oproep hernieuwing abonnement U kan zich abonneren op de Boomklever door overschrijving van € 15* op rekeningnummer BE86001155216850 (IBAN) met BIC GEBABEBB van de Natuurstudiegroep Dijleland, met vermelding van ABO 2017 + NAAM EN ADRES. Je bent natuurlijk altijd welkom meer te storten.

Coverfoto KRUIPEND ZENEGROEN IN DE LAANVALLEI Foto: Jacques Willems

*Jongeren (t.e.m. 21 jaar) betalen voortaan slechts € 5 voor een abonnement. Vermeld bij de overschrijving in dit geval niet alleen naam en adres maar ook geboortejaar. Met dit voordelig abonnement willen we de jonge generatie stimuleren om natuurstudie in al haar facetten in onze regio te ontdekken. De boomklever I maart 2017 I editoriaal

3


inhoud

3

Editoriaal

Beste lezers,

Tijdschrift van de natuurstudiegroep Dijleland

Ongewervelden

Amfibieën en reptielen Muurhagedispopulaties in het Leuvense De eerste keer The cosmic mindfucker

Het najaar van 2016 gaat bij onze vogelkijkers de boeken in als eentje om duimen en vingers bij af te likken. Met onder andere intieme momenten met Purperreiger en Porseleinhoen en het bezoek van Steenarend en Parelduiker nog vers in het geheugen, fladdert een Gehakkelde aurelia - mijn eerste van het jaar - voorbij. Vanuit de top van een eik weergalmt het heerlijke lied van een Zanglijster. Uit meer en meer bosjes weerklinkt het vrolijke deuntje van de Tjiftjaf. De lente is nabij … en het is volop uitkijken naar wat dit voorjaar voor ons in petto heeft. Ook onze Natuurstudiegroep heeft het een en ander op het programma staan. Neem zeker een kijkje naar onze activiteitenkalender en noteer alvast 29 en 30 april in uw agenda, voor de tiende editie van onze Big Day! Terwijl de seizoenen in elkaar overvloeien, is ook de redactie van De Boomklever vernieuwd, klaar om met frisse moed de berichtgeving rond natuurstu-

4

Vliegend hert

8

12

Vogels De Topper Aythya marila in de Dijlevallei Jan-van-gent strijkt neer te Vossem Op excursie naar Linkeroever Vogelwaarnemingen in de Dijlevallei Steenarend - Aquila chrysaetos (BRBC) op het Plateau van Leefdaal Activiteiten Colofon

14 16 17 18 26 31 32

EDITORIAAL

EDITORIAAL die in onze prachtige regio aan te vatten gedurende de komende jaren. Voortaan neem ik de redactie van dit tijdschrift onder mijn hoede, met de gewaardeerde hulp van Jonathan Menu, onze kern van vaste auteurs en uiteraard onze vormgeefster Walda Verbaenen. Samen zullen wij ernaar streven om u een kwalitatief hoogstaand en divers aanbod aan artikels aan te bieden, zoals u van ons gewend bent. Mijn dank gaat uit naar Gert Vanaut­gaerden, dankzij wie ik in deze functie getuimeld ben en die mij met veel toewijding begeleid heeft. Veel leesplezier, Maxime Fajgenblat Hoofdredacteur

Oproep hernieuwing abonnement U kan zich abonneren op de Boomklever door overschrijving van € 15* op rekeningnummer BE86001155216850 (IBAN) met BIC GEBABEBB van de Natuurstudiegroep Dijleland, met vermelding van ABO 2017 + NAAM EN ADRES. Je bent natuurlijk altijd welkom meer te storten.

Coverfoto KRUIPEND ZENEGROEN IN DE LAANVALLEI Foto: Jacques Willems

*Jongeren (t.e.m. 21 jaar) betalen voortaan slechts € 5 voor een abonnement. Vermeld bij de overschrijving in dit geval niet alleen naam en adres maar ook geboortejaar. Met dit voordelig abonnement willen we de jonge generatie stimuleren om natuurstudie in al haar facetten in onze regio te ontdekken. De boomklever I maart 2017 I editoriaal

3


• Hoeilaart bosrand Zoniënwoud • Tervuren (meerdere plaatsen) • Heverleebos • Meerdaalwoud • Overijse (relatief goed onderzocht)

Meetnet Vliegend hert – Inhaalslag In de zomer van 2016 ging het meetnet Vliegend hert (Lucanus cervus) van start. Na een startavond met voorstelling en terreinbezoek in Overijse, verzorgd door Arno Thomaes (INBO) en Hannes Ledegen (Natuurpunt Studie), gingen vrijwilligers op verschillende locaties zelf op zoek naar deze indrukwekkende kever. Met succes, want de soort werd op meerdere nieuwe locaties in het Dijleland vastgesteld. In 2017 zetten we deze inhaalslag verder om de verspreiding van deze soort nog beter in kaart te brengen. WAT IS EEN MEETNET? Voor de ondersteuning van het Vlaamse en Europese natuurbeleid zijn er meer gegevens nodig over de verspreiding en de trends van onze Vlaamse kwetsbare soorten. Doen deze het goed, of nemen de aantallen jaar na jaar af? Om deze informatie zo efficiënt mogelijk in te zamelen gaan vrijwilligers in heel Vlaanderen de komende jaren aan de slag, aangestuurd door Natuurpunt Studie. Voor het verzamelen van deze gegevens werken we met een gestandaardiseerde methode, ontwikkeld door het INBO. Vooraleer we kunnen starten met een gestandaardiseerde monitoring moeten 4

De boomklever I maart 2017 I ongewervelden

we voor Vliegend hert eerst te weten komen waar hij nog voorkomt. We starten dus met een zogenaamde inhaalslag. WAAROM NOG GEDETAILLEERDER INVENTARISEREN (INHAALSLAG)? De huidige verspreidingskaarten geven reeds een vrij goed beeld op het niveau van Vlaanderen. Op kleinere schaal is het verspreidingsbeeld echter veel minder volledig. In vele gemeentes beschikken we slechts over een of enkele waarnemingen. Bij deze inhaalslag worden deze gegevens verder aangevuld en worden broedpopulaties gelokaliseerd. Een inhaalslag is dan ook nog geen echte monitoring die dient om trends te bepalen, wel om de verschillende populaties binnen een gemeente of deelgebied in kaart te brengen. Waar zoeken in het Dijleland? Een inhaalslag is het meest zinvol in gemeentes waar er een of meerdere aanwijzingen zijn dat de soort er voorkomt of op zijn minst gezien is. Onderstaande lijst geeft aan waar er reeds recente en/of historische gegevens voorhanden zijn in het Dijleland:

MEE HELPEN INVENTARISEREN? Als je interesse hebt om deel te nemen aan dit meetnet kan je dit melden aan de Natuurpunt Meetnetcoördinator (hannes.ledegen@natuurpunt.be). Laat weten waar je wil tellen en de meetnetcoördinator zorgt dat je het nodige kaartmateriaal, vergunningen en informatie ontvangt, waaronder een algemene gedragscode, meetnetlicentie (badge) en begeleidende brief. Rond het einde van juni zal dit jaar waarschijnlijk ook een opleidings- en zoekavond plaats vinden. Deze avond zal tijdig aangekondigd worden via o.a. de Facebookpagina, mailinglijst en website van onze natuurstudiegroep (www.natuurstudiegroepdijleland.be). SELECTEER EEN GEBIED Het is het handigst om onderzoek te doen in je eigen gemeente of deelgemeente of een ander (kleiner) gebied dat je reeds goed kent uit bovenstaande lijst. Een gemeente die in de buurt van bestaande populaties ligt, is ook mogelijk maar de kans is dan groter dat je enkel getuigenissen van historische waarnemingen of zelfs helemaal niets zal vinden. Kies je gebied niet te groot en kies voor een logisch geheel (gemeente, deelgemeente). Het is beter één deelgemeente op te volgen en na enkele jaren een duidelijk resultaat te hebben dan een groot gebied te kiezen waar je geen vat op krijgt. Je kan eventueel met verschillende mensen samenwerken en elk een deelgemeente opnemen. Een andere mogelijkheid is om te starten met één gebied en na enkele jaren er een andere gebied bij te nemen. Geef zeker door welk gebied je opneemt zodat we je de nodige info kunnen bezorgen en zodat er geen andere vrijwilliger gelijktijdig aan hetzelfde gebied werkt.

VERKEN HET GEBIED OP KAART EN OP HET TERREIN Voor je kan starten met het zoeken naar Vliegend hert moet je weten welke stukken geschikt zijn. Je start best met een topografische kaart van je gebied. Kenmerkend is dat het overgrote deel van de vindplaatsen gevonden worden op zuid geëxposeerde hellingen (omwille van het warme microklimaat). Eenmaal je doorgegeven hebt waar je wilt zoeken, zal je een afdruk krijgen van het potentieel geschikt habitat (afgebakend o.b.v verschillende kaartlagen van zuidhellingen, historische bossen, hooggroenkaart, bodemkaart,…), zoals Figuur 1. Dit geeft vrij goed weer waar Vliegend hert verwacht kan worden en waar er reeds gezien werden. Deze kaartanalyse neemt enkel mee wat op kaartlagen beschikbaar is en bv. niet het artificieel dood hout (zoals treinbielzen) in voortuinen.

ONGEWERVELDEN

Vliegend hert in Overijse Foto: Pablo Deschepper

Voorbeeld van een zoekkaart voor Heverleebos en Meerdaalwoud. Rood: tot 1973 Oranje: 19741990 Blauw: 1991-2016 Stip: zekere waarneming Ruit: onbevestigde waarneming/getuigenis Paars: potentieel leefgebied op basis van kaartanalyse. Eenmaal je de kaarten ontvangen hebt kan je kijken waar er historische houtige vegetaties zijn (bosranden, houtkanten, oude hagen, beboste taluds, parken, hoogstamboomgaarden), het belangrijkste zijn deze elementen die op steile zuidhellingen liggen. Bossen zelf zijn minder belangrijk tenzij het bos zeer open is. Verder zijn open plekken (graspleintjes, vijvers, brede paden) in het bos ook van belang. Artificiële taluds (kunstmatige zandhellingen) van spoorwegen en straten zijn mogelijk ook belangrijk. Er werden reeds een groot aantal broedpopulaties gevonden op plaatsen waar treinbielzen of andere houten palen werden gebruikt bij de aanleg van tuinen en parken. Sommige waarnemingen zijn zeer exact, oudere waarnemingen staan soms onnauwkeurig middenin een gebied. Het is interessant om deze waarnemingen mee te nemen op kaart. Vrouwtjes begeven zich zelden meer dan 100m van de broedpopulatie en mannetjes zelden meer dan De boomklever I maart 2017 I ongewervelden

5


• Hoeilaart bosrand Zoniënwoud • Tervuren (meerdere plaatsen) • Heverleebos • Meerdaalwoud • Overijse (relatief goed onderzocht)

Meetnet Vliegend hert – Inhaalslag In de zomer van 2016 ging het meetnet Vliegend hert (Lucanus cervus) van start. Na een startavond met voorstelling en terreinbezoek in Overijse, verzorgd door Arno Thomaes (INBO) en Hannes Ledegen (Natuurpunt Studie), gingen vrijwilligers op verschillende locaties zelf op zoek naar deze indrukwekkende kever. Met succes, want de soort werd op meerdere nieuwe locaties in het Dijleland vastgesteld. In 2017 zetten we deze inhaalslag verder om de verspreiding van deze soort nog beter in kaart te brengen. WAT IS EEN MEETNET? Voor de ondersteuning van het Vlaamse en Europese natuurbeleid zijn er meer gegevens nodig over de verspreiding en de trends van onze Vlaamse kwetsbare soorten. Doen deze het goed, of nemen de aantallen jaar na jaar af? Om deze informatie zo efficiënt mogelijk in te zamelen gaan vrijwilligers in heel Vlaanderen de komende jaren aan de slag, aangestuurd door Natuurpunt Studie. Voor het verzamelen van deze gegevens werken we met een gestandaardiseerde methode, ontwikkeld door het INBO. Vooraleer we kunnen starten met een gestandaardiseerde monitoring moeten 4

De boomklever I maart 2017 I ongewervelden

we voor Vliegend hert eerst te weten komen waar hij nog voorkomt. We starten dus met een zogenaamde inhaalslag. WAAROM NOG GEDETAILLEERDER INVENTARISEREN (INHAALSLAG)? De huidige verspreidingskaarten geven reeds een vrij goed beeld op het niveau van Vlaanderen. Op kleinere schaal is het verspreidingsbeeld echter veel minder volledig. In vele gemeentes beschikken we slechts over een of enkele waarnemingen. Bij deze inhaalslag worden deze gegevens verder aangevuld en worden broedpopulaties gelokaliseerd. Een inhaalslag is dan ook nog geen echte monitoring die dient om trends te bepalen, wel om de verschillende populaties binnen een gemeente of deelgebied in kaart te brengen. Waar zoeken in het Dijleland? Een inhaalslag is het meest zinvol in gemeentes waar er een of meerdere aanwijzingen zijn dat de soort er voorkomt of op zijn minst gezien is. Onderstaande lijst geeft aan waar er reeds recente en/of historische gegevens voorhanden zijn in het Dijleland:

MEE HELPEN INVENTARISEREN? Als je interesse hebt om deel te nemen aan dit meetnet kan je dit melden aan de Natuurpunt Meetnetcoördinator (hannes.ledegen@natuurpunt.be). Laat weten waar je wil tellen en de meetnetcoördinator zorgt dat je het nodige kaartmateriaal, vergunningen en informatie ontvangt, waaronder een algemene gedragscode, meetnetlicentie (badge) en begeleidende brief. Rond het einde van juni zal dit jaar waarschijnlijk ook een opleidings- en zoekavond plaats vinden. Deze avond zal tijdig aangekondigd worden via o.a. de Facebookpagina, mailinglijst en website van onze natuurstudiegroep (www.natuurstudiegroepdijleland.be). SELECTEER EEN GEBIED Het is het handigst om onderzoek te doen in je eigen gemeente of deelgemeente of een ander (kleiner) gebied dat je reeds goed kent uit bovenstaande lijst. Een gemeente die in de buurt van bestaande populaties ligt, is ook mogelijk maar de kans is dan groter dat je enkel getuigenissen van historische waarnemingen of zelfs helemaal niets zal vinden. Kies je gebied niet te groot en kies voor een logisch geheel (gemeente, deelgemeente). Het is beter één deelgemeente op te volgen en na enkele jaren een duidelijk resultaat te hebben dan een groot gebied te kiezen waar je geen vat op krijgt. Je kan eventueel met verschillende mensen samenwerken en elk een deelgemeente opnemen. Een andere mogelijkheid is om te starten met één gebied en na enkele jaren er een andere gebied bij te nemen. Geef zeker door welk gebied je opneemt zodat we je de nodige info kunnen bezorgen en zodat er geen andere vrijwilliger gelijktijdig aan hetzelfde gebied werkt.

VERKEN HET GEBIED OP KAART EN OP HET TERREIN Voor je kan starten met het zoeken naar Vliegend hert moet je weten welke stukken geschikt zijn. Je start best met een topografische kaart van je gebied. Kenmerkend is dat het overgrote deel van de vindplaatsen gevonden worden op zuid geëxposeerde hellingen (omwille van het warme microklimaat). Eenmaal je doorgegeven hebt waar je wilt zoeken, zal je een afdruk krijgen van het potentieel geschikt habitat (afgebakend o.b.v verschillende kaartlagen van zuidhellingen, historische bossen, hooggroenkaart, bodemkaart,…), zoals Figuur 1. Dit geeft vrij goed weer waar Vliegend hert verwacht kan worden en waar er reeds gezien werden. Deze kaartanalyse neemt enkel mee wat op kaartlagen beschikbaar is en bv. niet het artificieel dood hout (zoals treinbielzen) in voortuinen.

ONGEWERVELDEN

Vliegend hert in Overijse Foto: Pablo Deschepper

Voorbeeld van een zoekkaart voor Heverleebos en Meerdaalwoud. Rood: tot 1973 Oranje: 19741990 Blauw: 1991-2016 Stip: zekere waarneming Ruit: onbevestigde waarneming/getuigenis Paars: potentieel leefgebied op basis van kaartanalyse. Eenmaal je de kaarten ontvangen hebt kan je kijken waar er historische houtige vegetaties zijn (bosranden, houtkanten, oude hagen, beboste taluds, parken, hoogstamboomgaarden), het belangrijkste zijn deze elementen die op steile zuidhellingen liggen. Bossen zelf zijn minder belangrijk tenzij het bos zeer open is. Verder zijn open plekken (graspleintjes, vijvers, brede paden) in het bos ook van belang. Artificiële taluds (kunstmatige zandhellingen) van spoorwegen en straten zijn mogelijk ook belangrijk. Er werden reeds een groot aantal broedpopulaties gevonden op plaatsen waar treinbielzen of andere houten palen werden gebruikt bij de aanleg van tuinen en parken. Sommige waarnemingen zijn zeer exact, oudere waarnemingen staan soms onnauwkeurig middenin een gebied. Het is interessant om deze waarnemingen mee te nemen op kaart. Vrouwtjes begeven zich zelden meer dan 100m van de broedpopulatie en mannetjes zelden meer dan De boomklever I maart 2017 I ongewervelden

5


1 km. Het loont dus de moeite om de locatie ter plaatse te gaan bezoeken en te kijken of er geschikte biotopen in de buurt voorkomen. Lang niet alle waarnemingen zijn reeds aan het INBO of Natuurpunt doorgegeven. Het loont altijd de moeite om eens rond te vragen bij lokale (oudere) mensen die vaak in de natuur zijn. Duid de waarnemingen zo nauwkeurig mogelijk aan op kaart. Hou er rekening mee dat sommige mensen de soort mogelijk verwarren met andere kevers (neem foto’s mee). Geef de waarnemingen uiteraard ook door via www.waarnemingen.be. Aan de hand van bovenstaande informatie is het vervolgens de bedoeling zoveel mogelijk potentieel geschikte gebieden te bezoeken. Start met gebieden met een hoge potentie: bv. historisch park op een zuidhelling of een voortuin met treinbielzen in een voormalige holle weg. WANNEER? Vliegende herten kan je best zoeken van half juni tot half juli op warme droge avonden tijdens de avondschemering. Vliegactiviteit mag verwacht worden vanaf een avondtemperatuur van 16°C. Als het kouder is dan zullen de kevers enkel rondkruipen en als het echt te koud is (doorgaans minder dan 12°C) onder de grond blijven. ZOEKBEELD Geritsel tussen de bladeren kan kruipende kevers verraden. Vliegende kevers kan je soms horen vliegen, ze maken een ronkend geluid. In de vlucht zijn Vliegende herten moeilijk te onderscheiden van andere grote kevers. Je kan een vliegend hert echter gemakkelijk uit de lucht halen gezien zijn beperkte vliegvermogen (een insectennet kan daarbij helpen). Als je op een plaats komt, let dan 6

De boomklever I maart 2017 I ongewervelden

ook steeds op doodgereden kevers op straat of in de goot. Probeer je gebied ook meerdere keren te bezoeken in een seizoen en ook over verschillende jaren. De soort komt vaak maar zeer lokaal voor, ze komt bv. slechts voor langs één holle weg of één stuk van een bosrand terwijl ook de andere delen van die bosrand op het eerste zicht geschikt lijken. Daarom is het ook belangrijk op te lijsten wanneer je welke gebieden bezocht hebt en bij welke weersomstandigheden, zelfs als je geen Vliegend hert gevonden hebt. Om de verspreiding in kaart te brengen zijn ook nulwaarnemingen heel erg waardevol. Geef ook bezoeken zonder waarnemingen door. Documenteer op kaart waar je gezocht hebt, wanneer en bij welke weersomstandigheden. Geef dit door aan hannes.ledegen@natuurpunt.be. Aanvullend kan je ook nulwaarnemingen invoeren in www. waarnemingen.be. UITBREIDEN VANAF GEKENDE LOCATIES Eenmaal je één of meerdere vindplaatsen kent, kun je beginnen zoeken naar geschikte gebieden in de buurt. Aangezien vrouwtjes uiterst zelden meer dan 1 km vliegen moet je die in de directe omgeving van de reeds gekende populaties zoeken. WAT NEEM JE MEE IN HET VELD? 1. Een smartphone/tablet met een waarnemingenapp of kaartjes om locaties op aan te duiden. 2. Een potlood en notaboekje. 3. Een zaklamp (idealiter een hoofdlamp). 4. Gepersonaliseerde meetnetlicentie (badge) en begeleidende brief. 5. Optioneel: een vlindernet, fototoestel, thermometer, potje voor dode exemplaren

ENKELE AANDACHTSPUNTEN TIJDENS HET TELLEN • Als het nog voldoende licht is kan je eerst al eens rondlopen en kijken waar je treinbielzen en dode stronken ziet en een selectie maken van waar je later op de avond gaat zoeken. Wanneer het begint te schemeren, verraden Vliegende herten zich meestal eerst door geritsel tussen de bladeren. Iets later op de avond en bij warm weer kan je ook vliegende kevers zien. Ze vliegen op vrij lage hoogte en maken doorgaans korte vluchten, je kan ze dus makkelijk vangen of volgen tot ze landen. • Niet elk geritsel of grote vliegende kever is een Vliegend hert, maak daar steeds duidelijk onderscheid in. • Documenteer je waarneming met foto’s zodat er geen twijfel over bestaat. Dode dieren kunnen ingezameld worden, het INBO heeft een genetische databank van Vliegende herten voor verder onderzoek. Neem contact met arno.thomaes@inbo.be. • Omdat het geen gestandaardiseerde telling is zijn exacte aantallen minder belangrijk, maak wel onderscheid tussen één of enkele individuen en meerdere exemplaren. Meerdere exemplaren duiden er doorgaans op dat je de exacte broedlocatie gevonden hebt. Ook vrouwtjes blijven bijna steeds bij de broedplaatsen terwijl mannetjes zich over grotere afstanden kunnen verplaatsen. • Duid aan op de veldwerkkaart waar je gezocht hebt. Zo heb je na een aantal bezoeken een goed idee welke stukken reeds afgezocht werden. Je kan dit ook automatisch laten registreren met de gratis smartphone applicatie Track-Kit. • Het doorgeven van de waarnemingen wanneer je Vliegend hert gevonden hebt verloopt via www.waarnemingen.be. Geef elk Vliegend hert in met nauwkeurige locatie en neem bij voorkeur een foto als bewijsmateriaal. Geef na elk bezoek of na afloop van je bezoeken voor één teljaar al

je bezoeken door aan hannes.ledegen@ natuurpunt.be. Documenteer op kaart of met de Track Kit applicatie waar je gezocht hebt, wanneer en bij welke weersomstandigheden en bezorg deze info. Ook bezoeken waarbij geen Vliegend hert gevonden werd zijn van groot belang en moet je zeker doorgeven! VOORLOPIGE RESULTATEN VAN 2016 Sinds het opstarten van het meetnet steeg het aantal ingevoerde waarnemingen van gekende populaties sterk, een duidelijk teken dat de interesse bij een aantal waarnemers gewekt is. In Overijse werd de soort bovendien geregistreerd in drie nieuwe kilometerhokken. Aangezien deze locaties aansluiten op de reeds gekende populaties in en rond het centrum van Overijse, betreffen het vermoedelijk waarnemingen van reeds bestaande maar nog niet eerder opgemerkte populaties. Enkele waarnemingen wijzen mogelijk wel op een uitbreiding van de gekende populaties in Watermaal-Bosvoorde (Brussel), zowel in de richting van het stadscentrum als in de richting van het Zoniënwoud (pers. med. Arno Thomaes). Hopelijk kunnen we de verspreiding van deze fascinerende kever dankzij jullie hulp in 2017 verder in kaart brengen! Pieter Moysons pieter.moysons@gmail.com

ONGEWERVELDEN

Voorbeeld van een zoekkaart Heverleebos en Meerdaalwoud. Rood: tot 1973 Oranje: 1974-1990 Blauw: 1991-2016 Stip: zekere waarneming Ruit: onbevestigde waarneming/getuigenis Paars: potentieel leefgebied op basis van kaartanalyse.

Herwerkte tekst uit veldwerkhandleiding Inhaalslag Vliegend hert (Thomaes et al., 2016). ALGEMENE INFO EN REFERENTIES Bergmans, B. (2007). Houtminnende kevers van het Dijleland. De Boomklever 35: 84-87. Fluyt, F. (2005). Vliegend hert (Lucanus cervus): Ambassadeur van onze eikenbossen. De Boomklever 33: 142-143. Thomaes, A., Beck. O., Crèvecoeur, L., Engelbeen, M., Cammaerts, R. & Maes, D. 2007. Het Vliegend hert in Vlaanderen en in het Brussels Gewest: Verspreiding en ecologie van een ‘bos’soort. Natuur.focus, 6(3): 76-82 https://www.natuurpunt.be/natuurfocus-2007-3-het-vliegend-hertvlaanderen-en-het-brussels-gewest Thomaes, A. & Vandekerkhove, K. 2008. Status en bescherming van het Vliegend hert in VlaamsBrabant. Brussel, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2008.58 https://www.inbo. be/nl/publicatie/status-en-bescherming-van-het-vliegend-hertvlaams-brabant Thomaes, A., Vercayie, D. & Ledegen, H. 2016. Veldwerkhandleiding Inhaalslag Vliegend hert. Mechelen, Natuurpunt Studie. https://www.natuurpunt.be/files/veldwerkhandleidinginhaalslagvliegendhertpdf/download?token=trzapWDQ

7


1 km. Het loont dus de moeite om de locatie ter plaatse te gaan bezoeken en te kijken of er geschikte biotopen in de buurt voorkomen. Lang niet alle waarnemingen zijn reeds aan het INBO of Natuurpunt doorgegeven. Het loont altijd de moeite om eens rond te vragen bij lokale (oudere) mensen die vaak in de natuur zijn. Duid de waarnemingen zo nauwkeurig mogelijk aan op kaart. Hou er rekening mee dat sommige mensen de soort mogelijk verwarren met andere kevers (neem foto’s mee). Geef de waarnemingen uiteraard ook door via www.waarnemingen.be. Aan de hand van bovenstaande informatie is het vervolgens de bedoeling zoveel mogelijk potentieel geschikte gebieden te bezoeken. Start met gebieden met een hoge potentie: bv. historisch park op een zuidhelling of een voortuin met treinbielzen in een voormalige holle weg. WANNEER? Vliegende herten kan je best zoeken van half juni tot half juli op warme droge avonden tijdens de avondschemering. Vliegactiviteit mag verwacht worden vanaf een avondtemperatuur van 16°C. Als het kouder is dan zullen de kevers enkel rondkruipen en als het echt te koud is (doorgaans minder dan 12°C) onder de grond blijven. ZOEKBEELD Geritsel tussen de bladeren kan kruipende kevers verraden. Vliegende kevers kan je soms horen vliegen, ze maken een ronkend geluid. In de vlucht zijn Vliegende herten moeilijk te onderscheiden van andere grote kevers. Je kan een vliegend hert echter gemakkelijk uit de lucht halen gezien zijn beperkte vliegvermogen (een insectennet kan daarbij helpen). Als je op een plaats komt, let dan 6

De boomklever I maart 2017 I ongewervelden

ook steeds op doodgereden kevers op straat of in de goot. Probeer je gebied ook meerdere keren te bezoeken in een seizoen en ook over verschillende jaren. De soort komt vaak maar zeer lokaal voor, ze komt bv. slechts voor langs één holle weg of één stuk van een bosrand terwijl ook de andere delen van die bosrand op het eerste zicht geschikt lijken. Daarom is het ook belangrijk op te lijsten wanneer je welke gebieden bezocht hebt en bij welke weersomstandigheden, zelfs als je geen Vliegend hert gevonden hebt. Om de verspreiding in kaart te brengen zijn ook nulwaarnemingen heel erg waardevol. Geef ook bezoeken zonder waarnemingen door. Documenteer op kaart waar je gezocht hebt, wanneer en bij welke weersomstandigheden. Geef dit door aan hannes.ledegen@natuurpunt.be. Aanvullend kan je ook nulwaarnemingen invoeren in www. waarnemingen.be. UITBREIDEN VANAF GEKENDE LOCATIES Eenmaal je één of meerdere vindplaatsen kent, kun je beginnen zoeken naar geschikte gebieden in de buurt. Aangezien vrouwtjes uiterst zelden meer dan 1 km vliegen moet je die in de directe omgeving van de reeds gekende populaties zoeken. WAT NEEM JE MEE IN HET VELD? 1. Een smartphone/tablet met een waarnemingenapp of kaartjes om locaties op aan te duiden. 2. Een potlood en notaboekje. 3. Een zaklamp (idealiter een hoofdlamp). 4. Gepersonaliseerde meetnetlicentie (badge) en begeleidende brief. 5. Optioneel: een vlindernet, fototoestel, thermometer, potje voor dode exemplaren

ENKELE AANDACHTSPUNTEN TIJDENS HET TELLEN • Als het nog voldoende licht is kan je eerst al eens rondlopen en kijken waar je treinbielzen en dode stronken ziet en een selectie maken van waar je later op de avond gaat zoeken. Wanneer het begint te schemeren, verraden Vliegende herten zich meestal eerst door geritsel tussen de bladeren. Iets later op de avond en bij warm weer kan je ook vliegende kevers zien. Ze vliegen op vrij lage hoogte en maken doorgaans korte vluchten, je kan ze dus makkelijk vangen of volgen tot ze landen. • Niet elk geritsel of grote vliegende kever is een Vliegend hert, maak daar steeds duidelijk onderscheid in. • Documenteer je waarneming met foto’s zodat er geen twijfel over bestaat. Dode dieren kunnen ingezameld worden, het INBO heeft een genetische databank van Vliegende herten voor verder onderzoek. Neem contact met arno.thomaes@inbo.be. • Omdat het geen gestandaardiseerde telling is zijn exacte aantallen minder belangrijk, maak wel onderscheid tussen één of enkele individuen en meerdere exemplaren. Meerdere exemplaren duiden er doorgaans op dat je de exacte broedlocatie gevonden hebt. Ook vrouwtjes blijven bijna steeds bij de broedplaatsen terwijl mannetjes zich over grotere afstanden kunnen verplaatsen. • Duid aan op de veldwerkkaart waar je gezocht hebt. Zo heb je na een aantal bezoeken een goed idee welke stukken reeds afgezocht werden. Je kan dit ook automatisch laten registreren met de gratis smartphone applicatie Track-Kit. • Het doorgeven van de waarnemingen wanneer je Vliegend hert gevonden hebt verloopt via www.waarnemingen.be. Geef elk Vliegend hert in met nauwkeurige locatie en neem bij voorkeur een foto als bewijsmateriaal. Geef na elk bezoek of na afloop van je bezoeken voor één teljaar al

je bezoeken door aan hannes.ledegen@ natuurpunt.be. Documenteer op kaart of met de Track Kit applicatie waar je gezocht hebt, wanneer en bij welke weersomstandigheden en bezorg deze info. Ook bezoeken waarbij geen Vliegend hert gevonden werd zijn van groot belang en moet je zeker doorgeven! VOORLOPIGE RESULTATEN VAN 2016 Sinds het opstarten van het meetnet steeg het aantal ingevoerde waarnemingen van gekende populaties sterk, een duidelijk teken dat de interesse bij een aantal waarnemers gewekt is. In Overijse werd de soort bovendien geregistreerd in drie nieuwe kilometerhokken. Aangezien deze locaties aansluiten op de reeds gekende populaties in en rond het centrum van Overijse, betreffen het vermoedelijk waarnemingen van reeds bestaande maar nog niet eerder opgemerkte populaties. Enkele waarnemingen wijzen mogelijk wel op een uitbreiding van de gekende populaties in Watermaal-Bosvoorde (Brussel), zowel in de richting van het stadscentrum als in de richting van het Zoniënwoud (pers. med. Arno Thomaes). Hopelijk kunnen we de verspreiding van deze fascinerende kever dankzij jullie hulp in 2017 verder in kaart brengen! Pieter Moysons pieter.moysons@gmail.com

ONGEWERVELDEN

Voorbeeld van een zoekkaart Heverleebos en Meerdaalwoud. Rood: tot 1973 Oranje: 1974-1990 Blauw: 1991-2016 Stip: zekere waarneming Ruit: onbevestigde waarneming/getuigenis Paars: potentieel leefgebied op basis van kaartanalyse.

Herwerkte tekst uit veldwerkhandleiding Inhaalslag Vliegend hert (Thomaes et al., 2016). ALGEMENE INFO EN REFERENTIES Bergmans, B. (2007). Houtminnende kevers van het Dijleland. De Boomklever 35: 84-87. Fluyt, F. (2005). Vliegend hert (Lucanus cervus): Ambassadeur van onze eikenbossen. De Boomklever 33: 142-143. Thomaes, A., Beck. O., Crèvecoeur, L., Engelbeen, M., Cammaerts, R. & Maes, D. 2007. Het Vliegend hert in Vlaanderen en in het Brussels Gewest: Verspreiding en ecologie van een ‘bos’soort. Natuur.focus, 6(3): 76-82 https://www.natuurpunt.be/natuurfocus-2007-3-het-vliegend-hertvlaanderen-en-het-brussels-gewest Thomaes, A. & Vandekerkhove, K. 2008. Status en bescherming van het Vliegend hert in VlaamsBrabant. Brussel, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2008.58 https://www.inbo. be/nl/publicatie/status-en-bescherming-van-het-vliegend-hertvlaams-brabant Thomaes, A., Vercayie, D. & Ledegen, H. 2016. Veldwerkhandleiding Inhaalslag Vliegend hert. Mechelen, Natuurpunt Studie. https://www.natuurpunt.be/files/veldwerkhandleidinginhaalslagvliegendhertpdf/download?token=trzapWDQ

7


Een mannetje Muurhagedis op een steunbeer van de Abdijmuur langs de bio-tuin “De Wikke”.

Een update over de twee

Muurhagedispopulaties (Podarcis muralis) in het Leuvense HET NATUURLIJK VERSPREIDINGSGEBIED VAN DE MUURHAGEDIS IN BELGIË De Muurhagedis (Podarcis muralis) is een thermofiele soort die gebonden is aan warme hellingen en valleien met stenig substraat. Hij verkiest rotsige leefgebieden en puinhellingen die goed door zonnestralen opgewarmd worden. Meestal worden Muurhagedissen geobserveerd op kalkrotsen, arduin- en zandsteen, soms ook op leisteen en zelden op puddingsteen en op fylliet. Naast zijn natuurlijk habitat vinden we de soort ook terug in de volgende drie milieutypes: • in steengroeves: verlaten steengroeven maar vaak ook in steengroeves die nog uitgebaat worden; • op spoorwegen: ongebruikte spoorlijnen die niet te fel verbost zijn, op spoorlijnen in gebruik en op en rond rangeerstations; • andere antropogene sites zoals oude muren, ruïnes, oude forten en kastelen, kerkhoven, stenige taluds langs rivieren, stapelstenen muren, mijnsteenbergen (terrils) en verlaten industriële sites. De meeste van deze zogenaamde secundaire biotopen hebben een gunstig microklimaat, zijn kleinschalig, structuurrijk en kennen een afwis8

De boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

seling tussen ijle en dichte begroeiing. Verticale structuren (hellingen, stapels en muren) in de habitat zijn van groot belang. In België kwam de Muurhagedis voor in de Maasvallei met zijn zijrivieren en het uiterste zuiden van ons land (Lotharingen). DE EERSTE WAARNEMINGEN IN HET LEUVENSE Begin 2000 begon de verovering van Vlaanderen. In de zomer van 2004 gaf Ken Lossy een waarneming door van twee Levendbarende hagedissen, gevonden in een spoorwegberm te Muizen. Deze waarneming was vergezeld door een foto die duidelijk een muurhagedis liet zien. Eind augustus werden er op die plaats ook juveniele dieren waargenomen. Diezelfde zomer fotografeerde Louis-Philippe Arnhem enkele Muurhagedissen, langs de spoorlijn aan de Tivolibrug te Heverlee. Achteraf bekeken bleken deze twee waarnemingen niet de eerste te zijn. In juli 2001 zag een fietser een hagedis snel een strook betonweg oversteken aan de Remysite, nabij de spoorwegovergang bij het station van Wijgmaal. Ondanks het feit dat hier duidelijk sprake was van het gedragspatroon van een Muurhagedis werd er gedacht dat het om een Levendbarende

hagedis ging. In april 2002 werd er door Mark Lehouck een hagedis gezien op een dienstweg van de NMBS aan de Dijledreef te Wilsele. Het dier vluchtte niet in de vegetatie langs het pad, wat een Levendbarende hagedis zou doen, maar bleef over het pad rennen en verdween daarna in een kabelgoot langs de sporen. Weer het typische gedrag van een Muurhagedis. Omdat hij te vlug was voor een nauwkeurige determinatie werd ook deze hagedis als Levendbarende vermeld in het Hyla-archief. Een jaar later (zomer 2003) zag Chris Vanden Haute een hagedis zonnen op een muur (abdijtuin) van de Abdij van Park te Heverlee. Vermits de Muurhagedis hier niet inheems is werd ook deze waarneming als Levendbarende gecatalogeerd. ONDERZOEK EN INVENTARISATIES Sedert de eerste waarnemingen van allochtone Muurhagedissen in Vlaanderen werd een uitgebreid veldonderzoek opgestart naar de aanwezigheid van de soort buiten haar natuurlijk verspreidingsgebied, wat leidde tot verbluffende resultaten. Tot op heden zijn niet minder dan 31 populaties ontdekt, die allen geïsoleerd van elkaar leven (Jooris, 2016). Ook in het Leuvense werd er vanaf de zomer 2007 met jaarlijkse (voorjaar & najaar) inventarisatierondes gestart bij twee populaties: de populatie aan de spoorweg te Heverlee en de populatie aan de spoorweg te Holsbeekplein. Deze tweede populatie werd ontdekt door een fietser (Bjorn Van Staeyen) die een hagedis snel over het fietspad (aan de Boom- gaardstraat) zag rennen. Tijdens een terreinbezoek ter plaatse door Hyla-medewerkers op 21 april 2007 werden er langs een kilometer spoorwegberm en in aangrenzende tuinen 35 Muurhagedissen geteld, waaronder acht subadulten. Het doel van de jaarlijkse inventarisatierondes is het in kaart brengen van de jaarlijkse fluctuaties binnen de populatie en de snelheid waarmee de populaties zich uitbreiden. Het betreffen hier duidelijk twee verschillende populaties vermits er in het tussenliggend gebied

Een Muurhagedis op een kabelgoot te Wilsele. Oude kabelgoten beschikken over voldoende openingen waardoor de Muurhagedissen ze als geschikte schuilplaats kunnen gebruiken.

Een juveniele Muurhagedis op de oude muur van de abdijsite. Deze muur staat naar het zuiden georiënteerd en is daardoor een geschikt voortplantingsbiotoop voor Muurhagedissen.

Een Muurhagedis op de achtermuur van een supermarkt aan Holsbeekplein. Deze muur beschikt ook over voldoende schuilplaatsen voor de hagedissen.

Een Muurhagedis op de betonnen afsluiting van de spoorweg langs de Tivolistraat.

(Leuven station en de aangrenzende rangeersporen), buiten een paar Levendbarende hagedissen, nog geen Muurhagendissenpopulatie gevonden is. De waarneming van de Muurhagedis aan de Dijledreef in 2002 betrof waarschijnlijk een zwerDe boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

9


Een mannetje Muurhagedis op een steunbeer van de Abdijmuur langs de bio-tuin “De Wikke”.

Een update over de twee

Muurhagedispopulaties (Podarcis muralis) in het Leuvense HET NATUURLIJK VERSPREIDINGSGEBIED VAN DE MUURHAGEDIS IN BELGIË De Muurhagedis (Podarcis muralis) is een thermofiele soort die gebonden is aan warme hellingen en valleien met stenig substraat. Hij verkiest rotsige leefgebieden en puinhellingen die goed door zonnestralen opgewarmd worden. Meestal worden Muurhagedissen geobserveerd op kalkrotsen, arduin- en zandsteen, soms ook op leisteen en zelden op puddingsteen en op fylliet. Naast zijn natuurlijk habitat vinden we de soort ook terug in de volgende drie milieutypes: • in steengroeves: verlaten steengroeven maar vaak ook in steengroeves die nog uitgebaat worden; • op spoorwegen: ongebruikte spoorlijnen die niet te fel verbost zijn, op spoorlijnen in gebruik en op en rond rangeerstations; • andere antropogene sites zoals oude muren, ruïnes, oude forten en kastelen, kerkhoven, stenige taluds langs rivieren, stapelstenen muren, mijnsteenbergen (terrils) en verlaten industriële sites. De meeste van deze zogenaamde secundaire biotopen hebben een gunstig microklimaat, zijn kleinschalig, structuurrijk en kennen een afwis8

De boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

seling tussen ijle en dichte begroeiing. Verticale structuren (hellingen, stapels en muren) in de habitat zijn van groot belang. In België kwam de Muurhagedis voor in de Maasvallei met zijn zijrivieren en het uiterste zuiden van ons land (Lotharingen). DE EERSTE WAARNEMINGEN IN HET LEUVENSE Begin 2000 begon de verovering van Vlaanderen. In de zomer van 2004 gaf Ken Lossy een waarneming door van twee Levendbarende hagedissen, gevonden in een spoorwegberm te Muizen. Deze waarneming was vergezeld door een foto die duidelijk een muurhagedis liet zien. Eind augustus werden er op die plaats ook juveniele dieren waargenomen. Diezelfde zomer fotografeerde Louis-Philippe Arnhem enkele Muurhagedissen, langs de spoorlijn aan de Tivolibrug te Heverlee. Achteraf bekeken bleken deze twee waarnemingen niet de eerste te zijn. In juli 2001 zag een fietser een hagedis snel een strook betonweg oversteken aan de Remysite, nabij de spoorwegovergang bij het station van Wijgmaal. Ondanks het feit dat hier duidelijk sprake was van het gedragspatroon van een Muurhagedis werd er gedacht dat het om een Levendbarende

hagedis ging. In april 2002 werd er door Mark Lehouck een hagedis gezien op een dienstweg van de NMBS aan de Dijledreef te Wilsele. Het dier vluchtte niet in de vegetatie langs het pad, wat een Levendbarende hagedis zou doen, maar bleef over het pad rennen en verdween daarna in een kabelgoot langs de sporen. Weer het typische gedrag van een Muurhagedis. Omdat hij te vlug was voor een nauwkeurige determinatie werd ook deze hagedis als Levendbarende vermeld in het Hyla-archief. Een jaar later (zomer 2003) zag Chris Vanden Haute een hagedis zonnen op een muur (abdijtuin) van de Abdij van Park te Heverlee. Vermits de Muurhagedis hier niet inheems is werd ook deze waarneming als Levendbarende gecatalogeerd. ONDERZOEK EN INVENTARISATIES Sedert de eerste waarnemingen van allochtone Muurhagedissen in Vlaanderen werd een uitgebreid veldonderzoek opgestart naar de aanwezigheid van de soort buiten haar natuurlijk verspreidingsgebied, wat leidde tot verbluffende resultaten. Tot op heden zijn niet minder dan 31 populaties ontdekt, die allen geïsoleerd van elkaar leven (Jooris, 2016). Ook in het Leuvense werd er vanaf de zomer 2007 met jaarlijkse (voorjaar & najaar) inventarisatierondes gestart bij twee populaties: de populatie aan de spoorweg te Heverlee en de populatie aan de spoorweg te Holsbeekplein. Deze tweede populatie werd ontdekt door een fietser (Bjorn Van Staeyen) die een hagedis snel over het fietspad (aan de Boom- gaardstraat) zag rennen. Tijdens een terreinbezoek ter plaatse door Hyla-medewerkers op 21 april 2007 werden er langs een kilometer spoorwegberm en in aangrenzende tuinen 35 Muurhagedissen geteld, waaronder acht subadulten. Het doel van de jaarlijkse inventarisatierondes is het in kaart brengen van de jaarlijkse fluctuaties binnen de populatie en de snelheid waarmee de populaties zich uitbreiden. Het betreffen hier duidelijk twee verschillende populaties vermits er in het tussenliggend gebied

Een Muurhagedis op een kabelgoot te Wilsele. Oude kabelgoten beschikken over voldoende openingen waardoor de Muurhagedissen ze als geschikte schuilplaats kunnen gebruiken.

Een juveniele Muurhagedis op de oude muur van de abdijsite. Deze muur staat naar het zuiden georiënteerd en is daardoor een geschikt voortplantingsbiotoop voor Muurhagedissen.

Een Muurhagedis op de achtermuur van een supermarkt aan Holsbeekplein. Deze muur beschikt ook over voldoende schuilplaatsen voor de hagedissen.

Een Muurhagedis op de betonnen afsluiting van de spoorweg langs de Tivolistraat.

(Leuven station en de aangrenzende rangeersporen), buiten een paar Levendbarende hagedissen, nog geen Muurhagendissenpopulatie gevonden is. De waarneming van de Muurhagedis aan de Dijledreef in 2002 betrof waarschijnlijk een zwerDe boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

9


De oude Abdijmuur naast de bio-tuin “De Wikke”. Deze vormt een verbinding tussen de spoorweg en de Abdij van Park en fungeert er als migratieroute voor de Muurhagedissen. Op die manier kan er een nieuwe deelpopulatie ontstaan.

Een oude stapelmuur in de spoorwegschacht te Heverlee. Bij de bouw van de spoorweg en het Leuvense station, door Waalse spoorwegarbeiders, werden deze stenen met treinwagons uit Wallonië aangevoerd om er als versteviging van het talud gebruikt te worden. De stapelmuur fungeert nu als voortplantingsplek voor de Muurhagedissen. In het braamstruweel, bovenaan, vinden de dieren ook voldoende voedsel.

10

De boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

worden er vooral in het oostelijk deel van de begraafplaats gezien. Er zijn ook geruchten over het voorkomen van Muurhagedissen op de Philipssite en de HST-spoorlijn te Heverlee, maar deze konden tot op heden niet bevestigd worden. WAAROM HET PLOTSE VOORKOMEN TEN NOORDEN VAN ZIJN VERSPREIDINGSGEBIED? Na verschillende eeuwen vertoefd te hebben in de beschutte valleien van de Maas en haar zijrivieren verlegt de Muurhagedis zijn areaal meer en meer in noordwestelijke richting. Het is een soort uit de “Midden-Europese meridionale groep” die, in tegenstelling tot de Levendbarende hagedis, een ovipare voortplanting heeft. Het wijfje legt vanaf eind mei – begin juli twee tot tien witte eieren. De incubatietijd hangt af van de klimatologische omstandigheden. Om die reden valt de meest noordelijke limiet van hun verspreidingsgebied ongeveer samen met de juli-isotherm van 18°C. Door de geleidelijke klimaatopwarming verplaatst die juli-isotherm van 18° zich meer en meer in noordwestelijke richting waardoor ook de De oude abdijmuur, begroeid met vegetatie, is een ideaal leefgebied voor de Muurhagedissen. Ze kunnen er hun eieren leggen aan de vochtige, warme onderzijde van de muur. Ze vinden er ongewervelden in de vegetatie, onder, op en bovenop de muur en vinden er bovendien tal van schuilmogelijkheden in spleten en gaten. De achterkant van de supermarkt te Holsbeekplein. Door zijn positie fungeert deze muur als zonneplek en in de gaten en spleten, die er voldoende aanwezig zijn, kunnen de hagedissen schuilen. Het samengeperst papier en karton dat er op de paletten staat kan er eventueel als verbreidingsmogelijkheid dienen waardoor Muurhagedissen over een grote afstand verplaatst kunnen worden.

incubatie van hun eieren hier vlotter verloopt. Dit is dan ook de reden dat populaties noordelijk van hun natuurlijk verspreidingsgebied een succesvollere voortplanting kennen en dat tevens geïntroduceerde populaties, zowel in Vlaanderen als in Nederland, stand kunnen houden. Het is natuurlijk ook belangrijk dat hun leefgebied aanwezig is door het voorkomen van opwarmingsplekken, gebieden waar zij voldoende voedsel vinden en overwinteringsplaatsen. CONCLUSIE Na een kleine tien jaar opvolging van de twee grote Leuvense populaties (Heverlee & Holsbeek-Wilsele) blijkt dat deze geleidelijk aan het uitbreiden zijn. Dit gebeurt dan wel lineair. De lijnrechte structuren langs de spoorwegen bieden heel wat geschikte leefgebieden zodat migratie relatief vlug kan verlopen. De Muurhagedissen zijn weinig kieskeurig wat betreft hun biotoop. Ze zonnen en foerageren vooral in de zone tussen het spoor en de bermen en vinden heel wat schuilplaatsen in de ballast onder het spoor (vooral juveniele), onder stapels spoorwegbielzen, op spoorwegbruggen, loskaden en muren van aanpalende tuintjes. Bovendien leven heel wat prooidieren in de ruigten van de bermen en in de ijle vegetatie op de bredere stroken langsheen de sporen. Van deze lineaire verspreiding wordt soms afgeweken als er zich langs het spoor gunstige nevenstructuren bevinden. De oude abdijmuur (grenzend aan de spoorweg), met barsten, gaten en wat klimop, vormt bijvoorbeeld een uitstekend habitat voor de hagedissen en is tevens een stapsteen naar de abdijsite. Hetzelfde gebeurde met de populatie op de spoorlijn te Wilsele-Holsbeek waaruit trouwens kleine deelpopulaties zijn ontstaan, respectievelijk op twee bruggen langs de E314 en een grotere aan een supermarkt te Holsbeekplein. De herkomst van de verschillende populaties in Vlaanderen blijft voorlopig nog een raadsel, maar er is een sterk vermoeden dat het gaat om accidentele introductie via het spoorwegtransport. Zijn het populaties die zich ontwikkeld hebben op

rangeerstations of zijsporen waar goederenwagons of werftreinen, soms voor lange tijd, worden gestationeerd? De theorie dat de populatie van Heverlee werd gesticht (of versterkt) door een moedwillige - maar illegale - uitzetting door het-goed-bedoelende buurtbewoners, wordt beschreven in Moreau (2004), maar kan niet objectief geverifieerd worden. Er werd reeds genetisch onderzoek verricht op dieren uit verschillende allochtone populaties in Vlaanderen. Hieruit blijkt dat het gaat over twee verschillende ondersoorten: Podarcis muralis brogniardii (een Atlantische ondersoort) en Podarcis muralis maculiventris (een oostelijke ondersoort). Dit zou kunnen betekenen dat de dieren over een groot deel van West-Europa getransporteerd werden!

AMFIBIEËN EN REPTIELEN

vend exemplaar. In andere delen van Vlaanderen zijn er eveneens waarnemingen van zwervende exemplaren bekend (Wijgmaal, Tienen, …). De populatie van Heverlee werd bij zijn ontdekking vooral gezien langs de spoorweg in de Tivolistraat. Na verder onderzoek werden later ook hagedissen waargenomen op de stapelmuur beneden in de spoorwegschacht, op de kabelgoten langs de sporen, en op de brug van de Norbertijnerweg tot aan de brug over de Geldenaaksebaan. Bij latere inventarisatierondes werden ook Muurhagedissen waargenomen voorbij de brug over de Geldenaaksebaan tot aan het station van Heverlee. Dit gebeurde vooral na het kappen van de Robinia’s langs de zuidelijke spoorwegberm. Er was ook een uitbreiding van de populatie in zijwaartse richting via de oude abdijmuur, langs de biotuin “De Wikke”, naar de Abdij van Park. Toen ook de Robinia’s gekapt werden langs het verbindingsspoor tussen de lijnen Waver-Ottignies en Tienen-Luik was er een kolonisatie merkbaar op het noordelijke talud van dit verbindingsstuk. Op de begraafplaats van Heverlee zijn er ook verschillende waarnemingen bekend. De dieren

Mark Lehouck OPROEP Mogelijke waarnemingen van Muurhagedissen in het Leuvense, die op andere plekken gezien zijn dan de in dit artikel vermelde plaatsen: graag doorgeven aan Mark Lehouck (gsm 0495 764043 of mark.lehouck@telenet.be).

LITERATUUR Graitson E., 2002. L’intéret herpétologique des gares de triage de l’Entre-Sambre-et-Meuse (Belgique). Natura Mosana, vol.55 (2002), n°3. Jacob J.P., Percy C., de Wavrin H. & Graitson E., 2007. Amphibiens et Reptiles de Wallonie. Publication d’ Aves-Raînne. Série “Faune-Flore-Habitats, n°2 Gembloux. Jooris R.& Lehouck M., 2007. De Muurhagedis in Vlaanderen. Met dank aan het veranderend klimaat en de NMBS. Natuur. focus 6(4):123-129. Jooris R., Lehouck M., Desloovere M. & Wyns F., 2016. Meerjarig onderzoek naar de verspreiding van allochtone populaties Muurhagedissen in België en aangrenzende regio’s. Intern rapport natuurpunt studie. Moreau, K. (2004). Muurhagedissen langs de spoorlijn te Heverlee. De Boomklever 32(3): 103-104. Moreau, K. (2008). Met de buik tegen de muur: Muurhagedissen in het Leuvense. De Boomklever 36(1): 33-38. Tilmans R., Moors C. & Crombaghs B., 2003. Nieuwe kansen voor de Muurhagedis. Een actueel beeld van de verspreiding buiten het kerngebied van de Maastrichtse Hoge Fronten. Natuurhistorisch Mandblad 92(1):1-9. Vanderheyden Y., 2015. Populatie genetische structuur van een geïntroduceerde hagedissensoort (Podarcis muralis) in Vlaanderen. Masterproef: Promotor Prof. Dr. Van Damme R. Departement Biologie. Academiejaar 2014-2015. Universiteit Antwerpen. De boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

11


De oude Abdijmuur naast de bio-tuin “De Wikke”. Deze vormt een verbinding tussen de spoorweg en de Abdij van Park en fungeert er als migratieroute voor de Muurhagedissen. Op die manier kan er een nieuwe deelpopulatie ontstaan.

Een oude stapelmuur in de spoorwegschacht te Heverlee. Bij de bouw van de spoorweg en het Leuvense station, door Waalse spoorwegarbeiders, werden deze stenen met treinwagons uit Wallonië aangevoerd om er als versteviging van het talud gebruikt te worden. De stapelmuur fungeert nu als voortplantingsplek voor de Muurhagedissen. In het braamstruweel, bovenaan, vinden de dieren ook voldoende voedsel.

10

De boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

worden er vooral in het oostelijk deel van de begraafplaats gezien. Er zijn ook geruchten over het voorkomen van Muurhagedissen op de Philipssite en de HST-spoorlijn te Heverlee, maar deze konden tot op heden niet bevestigd worden. WAAROM HET PLOTSE VOORKOMEN TEN NOORDEN VAN ZIJN VERSPREIDINGSGEBIED? Na verschillende eeuwen vertoefd te hebben in de beschutte valleien van de Maas en haar zijrivieren verlegt de Muurhagedis zijn areaal meer en meer in noordwestelijke richting. Het is een soort uit de “Midden-Europese meridionale groep” die, in tegenstelling tot de Levendbarende hagedis, een ovipare voortplanting heeft. Het wijfje legt vanaf eind mei – begin juli twee tot tien witte eieren. De incubatietijd hangt af van de klimatologische omstandigheden. Om die reden valt de meest noordelijke limiet van hun verspreidingsgebied ongeveer samen met de juli-isotherm van 18°C. Door de geleidelijke klimaatopwarming verplaatst die juli-isotherm van 18° zich meer en meer in noordwestelijke richting waardoor ook de De oude abdijmuur, begroeid met vegetatie, is een ideaal leefgebied voor de Muurhagedissen. Ze kunnen er hun eieren leggen aan de vochtige, warme onderzijde van de muur. Ze vinden er ongewervelden in de vegetatie, onder, op en bovenop de muur en vinden er bovendien tal van schuilmogelijkheden in spleten en gaten. De achterkant van de supermarkt te Holsbeekplein. Door zijn positie fungeert deze muur als zonneplek en in de gaten en spleten, die er voldoende aanwezig zijn, kunnen de hagedissen schuilen. Het samengeperst papier en karton dat er op de paletten staat kan er eventueel als verbreidingsmogelijkheid dienen waardoor Muurhagedissen over een grote afstand verplaatst kunnen worden.

incubatie van hun eieren hier vlotter verloopt. Dit is dan ook de reden dat populaties noordelijk van hun natuurlijk verspreidingsgebied een succesvollere voortplanting kennen en dat tevens geïntroduceerde populaties, zowel in Vlaanderen als in Nederland, stand kunnen houden. Het is natuurlijk ook belangrijk dat hun leefgebied aanwezig is door het voorkomen van opwarmingsplekken, gebieden waar zij voldoende voedsel vinden en overwinteringsplaatsen. CONCLUSIE Na een kleine tien jaar opvolging van de twee grote Leuvense populaties (Heverlee & Holsbeek-Wilsele) blijkt dat deze geleidelijk aan het uitbreiden zijn. Dit gebeurt dan wel lineair. De lijnrechte structuren langs de spoorwegen bieden heel wat geschikte leefgebieden zodat migratie relatief vlug kan verlopen. De Muurhagedissen zijn weinig kieskeurig wat betreft hun biotoop. Ze zonnen en foerageren vooral in de zone tussen het spoor en de bermen en vinden heel wat schuilplaatsen in de ballast onder het spoor (vooral juveniele), onder stapels spoorwegbielzen, op spoorwegbruggen, loskaden en muren van aanpalende tuintjes. Bovendien leven heel wat prooidieren in de ruigten van de bermen en in de ijle vegetatie op de bredere stroken langsheen de sporen. Van deze lineaire verspreiding wordt soms afgeweken als er zich langs het spoor gunstige nevenstructuren bevinden. De oude abdijmuur (grenzend aan de spoorweg), met barsten, gaten en wat klimop, vormt bijvoorbeeld een uitstekend habitat voor de hagedissen en is tevens een stapsteen naar de abdijsite. Hetzelfde gebeurde met de populatie op de spoorlijn te Wilsele-Holsbeek waaruit trouwens kleine deelpopulaties zijn ontstaan, respectievelijk op twee bruggen langs de E314 en een grotere aan een supermarkt te Holsbeekplein. De herkomst van de verschillende populaties in Vlaanderen blijft voorlopig nog een raadsel, maar er is een sterk vermoeden dat het gaat om accidentele introductie via het spoorwegtransport. Zijn het populaties die zich ontwikkeld hebben op

rangeerstations of zijsporen waar goederenwagons of werftreinen, soms voor lange tijd, worden gestationeerd? De theorie dat de populatie van Heverlee werd gesticht (of versterkt) door een moedwillige - maar illegale - uitzetting door het-goed-bedoelende buurtbewoners, wordt beschreven in Moreau (2004), maar kan niet objectief geverifieerd worden. Er werd reeds genetisch onderzoek verricht op dieren uit verschillende allochtone populaties in Vlaanderen. Hieruit blijkt dat het gaat over twee verschillende ondersoorten: Podarcis muralis brogniardii (een Atlantische ondersoort) en Podarcis muralis maculiventris (een oostelijke ondersoort). Dit zou kunnen betekenen dat de dieren over een groot deel van West-Europa getransporteerd werden!

AMFIBIEËN EN REPTIELEN

vend exemplaar. In andere delen van Vlaanderen zijn er eveneens waarnemingen van zwervende exemplaren bekend (Wijgmaal, Tienen, …). De populatie van Heverlee werd bij zijn ontdekking vooral gezien langs de spoorweg in de Tivolistraat. Na verder onderzoek werden later ook hagedissen waargenomen op de stapelmuur beneden in de spoorwegschacht, op de kabelgoten langs de sporen, en op de brug van de Norbertijnerweg tot aan de brug over de Geldenaaksebaan. Bij latere inventarisatierondes werden ook Muurhagedissen waargenomen voorbij de brug over de Geldenaaksebaan tot aan het station van Heverlee. Dit gebeurde vooral na het kappen van de Robinia’s langs de zuidelijke spoorwegberm. Er was ook een uitbreiding van de populatie in zijwaartse richting via de oude abdijmuur, langs de biotuin “De Wikke”, naar de Abdij van Park. Toen ook de Robinia’s gekapt werden langs het verbindingsspoor tussen de lijnen Waver-Ottignies en Tienen-Luik was er een kolonisatie merkbaar op het noordelijke talud van dit verbindingsstuk. Op de begraafplaats van Heverlee zijn er ook verschillende waarnemingen bekend. De dieren

Mark Lehouck OPROEP Mogelijke waarnemingen van Muurhagedissen in het Leuvense, die op andere plekken gezien zijn dan de in dit artikel vermelde plaatsen: graag doorgeven aan Mark Lehouck (gsm 0495 764043 of mark.lehouck@telenet.be).

LITERATUUR Graitson E., 2002. L’intéret herpétologique des gares de triage de l’Entre-Sambre-et-Meuse (Belgique). Natura Mosana, vol.55 (2002), n°3. Jacob J.P., Percy C., de Wavrin H. & Graitson E., 2007. Amphibiens et Reptiles de Wallonie. Publication d’ Aves-Raînne. Série “Faune-Flore-Habitats, n°2 Gembloux. Jooris R.& Lehouck M., 2007. De Muurhagedis in Vlaanderen. Met dank aan het veranderend klimaat en de NMBS. Natuur. focus 6(4):123-129. Jooris R., Lehouck M., Desloovere M. & Wyns F., 2016. Meerjarig onderzoek naar de verspreiding van allochtone populaties Muurhagedissen in België en aangrenzende regio’s. Intern rapport natuurpunt studie. Moreau, K. (2004). Muurhagedissen langs de spoorlijn te Heverlee. De Boomklever 32(3): 103-104. Moreau, K. (2008). Met de buik tegen de muur: Muurhagedissen in het Leuvense. De Boomklever 36(1): 33-38. Tilmans R., Moors C. & Crombaghs B., 2003. Nieuwe kansen voor de Muurhagedis. Een actueel beeld van de verspreiding buiten het kerngebied van de Maastrichtse Hoge Fronten. Natuurhistorisch Mandblad 92(1):1-9. Vanderheyden Y., 2015. Populatie genetische structuur van een geïntroduceerde hagedissensoort (Podarcis muralis) in Vlaanderen. Masterproef: Promotor Prof. Dr. Van Damme R. Departement Biologie. Academiejaar 2014-2015. Universiteit Antwerpen. De boomklever I maart 2017 I Amfibieën en reptielen

11


(HOOGWOUD, 19-3-’16) Ik deed het tot voor enkele jaren bijna nooit: uitrukken om een nieuwe soort te “ticken”. “Ik vind mijn vogels liever zelf, de klimaatopwarming, die vogels zijn toch alleen maar verdwaalde kneusjes, ik zal die wel eens zien in hun broedgebied, ik houd me niet bezig met postzegels verzamelen …” Ik had m.a.w. altijd wel een uitvlucht om weeral niet te gaan kijken. In de loop der jaren mis je zo natuurlijk wél een aantal “cruciale” soorten. Eén en ander kan je compenseren door in Europa rond te reizen, maar toch … Bladkoning, Pallas’ boszanger: als je niet naar de kust gaat in het najaar is de kans minimaal om dat op eigen kracht te zien te krijgen … Naarmate je ouder wordt, begint de twijfel toe te slaan. Had ik toen niet naar die baltsende poelsnip in de Maasvallei moeten gaan kijken ? En die sneeuwuil op de Maasvlakte: dat ik daar niet naartoe gegaan ben? Ondertussen heb ik al een aantal keren mijn eigen principes flink met de voeten getreden: een mens kan niet eeuwig uitvluchten blijven verzinnen … Eind december ‘15 sloeg een échte ornithologische bliksem in bij onze noorderburen: een Roodkeelnachtegaal in Noord-Holland !!! De vogel in kwestie zat kennelijk in een dorp ten noorden van Amsterdam. De weken gingen voorbij en de meldingen bleven binnenkomen. En ik, ik blééf maar kijken naar de foto’s van de vogel én de dichte drommen geïnteresseerden. Wou ik daar gaan tussen staan? Ik dacht het niet, … of toch wel … !?! In mijn oude vogelgidsen stond de Roodkeelnachtegaal niet vermeld. De eerste keer dat ik van deze soort hoorde was in het klassieke “Little Blackbird Book” van Bill Oddie, waarin hij op onnavolgbaar hilarische wijze een loopje neemt met heel het twitchinggebeuren (en dus ook met 12

De boomklever I maart 2017 I de eerste keer

zichzelf). Volgens Bill zijn er voor een zeldzaamheid 3 categorieën: a) “a tick” = een nieuwe soort die je nog nooit gezien hebt b) “a megatick” is niet alleen nieuw voor jezelf, maar ook een landelijk erg zeldzame soort c) “a cosmic mindfucker” is een verblindend mooie en uiterst zeldzame kanjer die zelfs op Europees vlak hoge ogen scoort. Een écht unieke gelegenheid a.h.w. waarbij de verzuchting van Bill als volgt klonk: “Give me a male Siberian rubythroat anyday”. Ondertussen was ik Marc Herremans een paar keer op studiedagen tegengekomen en was “de nachtegaal” al een paar keer ter sprake gekomen. Misschien had het te maken met zijn persoonlijke voorkeur voor zangvogels (“deze keer is het tenminste een échte vogel …”), maar hij had heel wat minder scrupules om het hele eind te rijden. Na enig twijfelen en uitstellen is het vandaag zover. Marc heeft voorgesteld om te rijden en al snel wordt duidelijk waar de gesprekken onderweg zullen rond draaien. Zijn 2 andere kompanen Herman en Jos zijn immers ook fervente vogelringers … Na 3 uur rijden komen we aan in een oerhollandse woonwijk. Nadat de auto geparkeerd is, wijst Marc een klinkerpad aan tussen 2 houten schuttingen: “In dat gangetje; daar zit hij gewoonlijk …” Een 20-tal meter verder in deze doorgang is er links een open aanplant van 2 à 3 m breed, maar ook daar geen spoor van de vogel. We praten wat met een Nederlandse vogelkijker die ons ook de tweede plek toont waar de vogel veel gezien wordt: een verloren hoek in deze wijk met achteraan middelhoge laurierstruiken en vooraan lagere Spireastruikjes. Netjes aangeplant natuur-

rood. Naargelang het licht van de zon erop valt glanst het tussen oranjeroze en rood. De aparte veertjes hebben een iets lichtere tip waardoor de kleur als het ware opleeft. Als hij zingt zorgen die roze topjes aan de keelveren ervoor dat de kleur van zijn keelveren gloeit als een rode edelsteen. Ik begrijp nu waarom de Engelsen deze vogel “rubythroat” genoemd hebben. Het is net alsof zijn keel van binnenuit verlicht wordt. Waarom hebben we deze vogel niet “robijnkeelnachtegaal” genoemd in het Nederlands … !?! In achteraanzicht is de vogel eigenlijk onaanzienlijk: het profiel en het gedrag doen dan denken aan een dikke blauwborst. Na twee minuten besluit hij dat het genoeg geweest is en wipt resoluut terug naar zijn schuilplaats in de laurierstruiken. We blijven wachten. Een schim vliegt plots uit de struiken, landt op een houten tuinafsluiting en zingt een korte nachtegaalachtige strofe. Ik krijg hem een halve seconde in beeld vooraleer hij verdwijnt. Zit hij in de aangrenzende tuin of is hij verder weggevlogen? Daar hebben we het raden naar. We blijven ter plaatse wachten. Marc heeft putters gehoord. Alhoewel ik het hem in het verleden nog heb zien doen, blijft het wonderlijk. Marc fluit een kort “tseplit” en de vogels vallen als bij toverslag in, op een golfplaten dak … Na enkele minuten hebben de zeven putters echter door dat ze erin geluisd zijn en het groepje vertrekt terug. Een kwartier later vinden we onze doelsoort terug: hij scharrelt rond tussen de dorre bladeren van het eerste plantsoen. Ongetwijfeld is hij op zoek naar meelwormen, die vorige vogelkijkers hier speciaal voor hem gedeponeerd hebben. Minutenlang laat hij zich nu van zijn beste kant bekijken. Vooral in vooraanzicht is de koptekening fascinerend. De dikke witte wenkbrauwstrepen doen mij denken aan de ongeknipte wenkbrauwen van mijn grootvader die zijn kleinkinderen ook al zo streng kon aankijken. De zwarte teugels doen de ogen extra groot lijken. Ook de flinke snavel geeft de vogel een extra kloeke indruk. De boomklever I maart 2017 I de eerste keer

DE EERSTE KEER

“The cosmic mindfucker”

lijk, we zijn immers in Nederland. We pendelen een paar keer over en weer tussen de 2 plekken, maar de Roodkeelnachtegaal blijft onzichtbaar. Marc kijkt nu even op zijn uurwerk en kijkt ons met opgetrokken wenkbrauwen twijfelend aan; “Ja wadde, da gaat hier nog nie zo gemakkelijk worden …” vertolkt hij onze mening. Ik zucht even. Ik ga al zo weinig naar zeldzame vogels zoeken en als ze dan nog verstek geven, daar kan ik zo slecht gezind van worden. “To dip out” noemt Bill dat frustrerende gevoel van zo dicht bij het doel te falen. Plots is er enige beroering, Herman heeft de vogel kortstondig gezien. Adrenaline. In looppas haast ik me ter plaatse. Jos wijst naar een plek op 2 m voor zijn voeten; “Hij zat hie inens vlakbij; ’m is terug noar achter …” Koortsachtig zoek ik de bodem af. Onbegrijpelijk hoe zo’n vogel in het niets kan verdwijnen. Opeens zie ik hem: als een minilijster wipt hij tussen de struikjes door, met de kijker kan ik net de markante koptekening onderscheiden vooraleer hij terug in de coulissen verdwijnt. De volgende paar minuten blijft het nagelbijten: de vogel zit ergens onzichtbaar in het schemerduister onder de laurierstruiken. Gaat het hier bij blijven? Dat zou misschien nog erger zijn: je gaat er naar toe, de vogel is nog ter plaatse maar je vangt er maar een glimp van op. Wat eten vogelkijkers bij zo’n pech eigenlijk op i.p.v. hun schoen: het riempje van hun verrekijker, de desbetreffende bladzijde van hun vogelgids … ? Tien minuten later verschijnt hij dan toch: eerst scharrelt hij achteraan wat rond, maar dan springt hij steeds dichter bij. “Dat is het, ja, kom maar” moedigt Marc de vogel aan en … hij doet het nog ook !!! In vol ornaat zit hij daar nu op een open plek, op luttele meters van ons. Hij begint zowaar zachtjes binnensmonds te zingen. Goedkeurend gemompel stijgt op uit onze groep. Naast mij klikken de fototoestellen. En zoals zo dikwijls: geen enkele foto bereidt je voor op ‘”the real thing”. Deze vogel is éénvoudigweg verplétterend mooi … !! Het rood van de keel is immers niet gewoon

13


(HOOGWOUD, 19-3-’16) Ik deed het tot voor enkele jaren bijna nooit: uitrukken om een nieuwe soort te “ticken”. “Ik vind mijn vogels liever zelf, de klimaatopwarming, die vogels zijn toch alleen maar verdwaalde kneusjes, ik zal die wel eens zien in hun broedgebied, ik houd me niet bezig met postzegels verzamelen …” Ik had m.a.w. altijd wel een uitvlucht om weeral niet te gaan kijken. In de loop der jaren mis je zo natuurlijk wél een aantal “cruciale” soorten. Eén en ander kan je compenseren door in Europa rond te reizen, maar toch … Bladkoning, Pallas’ boszanger: als je niet naar de kust gaat in het najaar is de kans minimaal om dat op eigen kracht te zien te krijgen … Naarmate je ouder wordt, begint de twijfel toe te slaan. Had ik toen niet naar die baltsende poelsnip in de Maasvallei moeten gaan kijken ? En die sneeuwuil op de Maasvlakte: dat ik daar niet naartoe gegaan ben? Ondertussen heb ik al een aantal keren mijn eigen principes flink met de voeten getreden: een mens kan niet eeuwig uitvluchten blijven verzinnen … Eind december ‘15 sloeg een échte ornithologische bliksem in bij onze noorderburen: een Roodkeelnachtegaal in Noord-Holland !!! De vogel in kwestie zat kennelijk in een dorp ten noorden van Amsterdam. De weken gingen voorbij en de meldingen bleven binnenkomen. En ik, ik blééf maar kijken naar de foto’s van de vogel én de dichte drommen geïnteresseerden. Wou ik daar gaan tussen staan? Ik dacht het niet, … of toch wel … !?! In mijn oude vogelgidsen stond de Roodkeelnachtegaal niet vermeld. De eerste keer dat ik van deze soort hoorde was in het klassieke “Little Blackbird Book” van Bill Oddie, waarin hij op onnavolgbaar hilarische wijze een loopje neemt met heel het twitchinggebeuren (en dus ook met 12

De boomklever I maart 2017 I de eerste keer

zichzelf). Volgens Bill zijn er voor een zeldzaamheid 3 categorieën: a) “a tick” = een nieuwe soort die je nog nooit gezien hebt b) “a megatick” is niet alleen nieuw voor jezelf, maar ook een landelijk erg zeldzame soort c) “a cosmic mindfucker” is een verblindend mooie en uiterst zeldzame kanjer die zelfs op Europees vlak hoge ogen scoort. Een écht unieke gelegenheid a.h.w. waarbij de verzuchting van Bill als volgt klonk: “Give me a male Siberian rubythroat anyday”. Ondertussen was ik Marc Herremans een paar keer op studiedagen tegengekomen en was “de nachtegaal” al een paar keer ter sprake gekomen. Misschien had het te maken met zijn persoonlijke voorkeur voor zangvogels (“deze keer is het tenminste een échte vogel …”), maar hij had heel wat minder scrupules om het hele eind te rijden. Na enig twijfelen en uitstellen is het vandaag zover. Marc heeft voorgesteld om te rijden en al snel wordt duidelijk waar de gesprekken onderweg zullen rond draaien. Zijn 2 andere kompanen Herman en Jos zijn immers ook fervente vogelringers … Na 3 uur rijden komen we aan in een oerhollandse woonwijk. Nadat de auto geparkeerd is, wijst Marc een klinkerpad aan tussen 2 houten schuttingen: “In dat gangetje; daar zit hij gewoonlijk …” Een 20-tal meter verder in deze doorgang is er links een open aanplant van 2 à 3 m breed, maar ook daar geen spoor van de vogel. We praten wat met een Nederlandse vogelkijker die ons ook de tweede plek toont waar de vogel veel gezien wordt: een verloren hoek in deze wijk met achteraan middelhoge laurierstruiken en vooraan lagere Spireastruikjes. Netjes aangeplant natuur-

rood. Naargelang het licht van de zon erop valt glanst het tussen oranjeroze en rood. De aparte veertjes hebben een iets lichtere tip waardoor de kleur als het ware opleeft. Als hij zingt zorgen die roze topjes aan de keelveren ervoor dat de kleur van zijn keelveren gloeit als een rode edelsteen. Ik begrijp nu waarom de Engelsen deze vogel “rubythroat” genoemd hebben. Het is net alsof zijn keel van binnenuit verlicht wordt. Waarom hebben we deze vogel niet “robijnkeelnachtegaal” genoemd in het Nederlands … !?! In achteraanzicht is de vogel eigenlijk onaanzienlijk: het profiel en het gedrag doen dan denken aan een dikke blauwborst. Na twee minuten besluit hij dat het genoeg geweest is en wipt resoluut terug naar zijn schuilplaats in de laurierstruiken. We blijven wachten. Een schim vliegt plots uit de struiken, landt op een houten tuinafsluiting en zingt een korte nachtegaalachtige strofe. Ik krijg hem een halve seconde in beeld vooraleer hij verdwijnt. Zit hij in de aangrenzende tuin of is hij verder weggevlogen? Daar hebben we het raden naar. We blijven ter plaatse wachten. Marc heeft putters gehoord. Alhoewel ik het hem in het verleden nog heb zien doen, blijft het wonderlijk. Marc fluit een kort “tseplit” en de vogels vallen als bij toverslag in, op een golfplaten dak … Na enkele minuten hebben de zeven putters echter door dat ze erin geluisd zijn en het groepje vertrekt terug. Een kwartier later vinden we onze doelsoort terug: hij scharrelt rond tussen de dorre bladeren van het eerste plantsoen. Ongetwijfeld is hij op zoek naar meelwormen, die vorige vogelkijkers hier speciaal voor hem gedeponeerd hebben. Minutenlang laat hij zich nu van zijn beste kant bekijken. Vooral in vooraanzicht is de koptekening fascinerend. De dikke witte wenkbrauwstrepen doen mij denken aan de ongeknipte wenkbrauwen van mijn grootvader die zijn kleinkinderen ook al zo streng kon aankijken. De zwarte teugels doen de ogen extra groot lijken. Ook de flinke snavel geeft de vogel een extra kloeke indruk. De boomklever I maart 2017 I de eerste keer

DE EERSTE KEER

“The cosmic mindfucker”

lijk, we zijn immers in Nederland. We pendelen een paar keer over en weer tussen de 2 plekken, maar de Roodkeelnachtegaal blijft onzichtbaar. Marc kijkt nu even op zijn uurwerk en kijkt ons met opgetrokken wenkbrauwen twijfelend aan; “Ja wadde, da gaat hier nog nie zo gemakkelijk worden …” vertolkt hij onze mening. Ik zucht even. Ik ga al zo weinig naar zeldzame vogels zoeken en als ze dan nog verstek geven, daar kan ik zo slecht gezind van worden. “To dip out” noemt Bill dat frustrerende gevoel van zo dicht bij het doel te falen. Plots is er enige beroering, Herman heeft de vogel kortstondig gezien. Adrenaline. In looppas haast ik me ter plaatse. Jos wijst naar een plek op 2 m voor zijn voeten; “Hij zat hie inens vlakbij; ’m is terug noar achter …” Koortsachtig zoek ik de bodem af. Onbegrijpelijk hoe zo’n vogel in het niets kan verdwijnen. Opeens zie ik hem: als een minilijster wipt hij tussen de struikjes door, met de kijker kan ik net de markante koptekening onderscheiden vooraleer hij terug in de coulissen verdwijnt. De volgende paar minuten blijft het nagelbijten: de vogel zit ergens onzichtbaar in het schemerduister onder de laurierstruiken. Gaat het hier bij blijven? Dat zou misschien nog erger zijn: je gaat er naar toe, de vogel is nog ter plaatse maar je vangt er maar een glimp van op. Wat eten vogelkijkers bij zo’n pech eigenlijk op i.p.v. hun schoen: het riempje van hun verrekijker, de desbetreffende bladzijde van hun vogelgids … ? Tien minuten later verschijnt hij dan toch: eerst scharrelt hij achteraan wat rond, maar dan springt hij steeds dichter bij. “Dat is het, ja, kom maar” moedigt Marc de vogel aan en … hij doet het nog ook !!! In vol ornaat zit hij daar nu op een open plek, op luttele meters van ons. Hij begint zowaar zachtjes binnensmonds te zingen. Goedkeurend gemompel stijgt op uit onze groep. Naast mij klikken de fototoestellen. En zoals zo dikwijls: geen enkele foto bereidt je voor op ‘”the real thing”. Deze vogel is éénvoudigweg verplétterend mooi … !! Het rood van de keel is immers niet gewoon

13


Topper te OHN op 25/10/16 Foto: Eddy Van Hoorebeke

wijk. Hmm … toch nog eens kijken? Marc brengt me echter terug bij positieven: “Kom, we hebben hem nu wel goed genoeg gezien. Moest jij niet thuis zijn om half zes ?” Schoorvoetend kijk ik nog eens om. Wie weet was dit inderdaad een “once in a lifetime experience”? Wat zou Bill Oddie schrijven als commentaar op het feit dat ik de scène hier zo moeilijk kan verlaten: “You never tire of looking at a real beauty …”? Herwig Blockx

Voorkomen van de topper Aythya marila in de Dijlevallei (2001-2016) De eerste midmaandelijkse watervogeltelling van de winter startte op 15 oktober 2016 al heel beloftevol. Op de Noordelijke vijver van het Vlaams Natuurreservaat “De Vijvers van Oud-Heverlee” ontdekten we niet minder dan 6 Toppereenden - Aythya marila. Blijkbaar waren ze pas aangekomen want ze zaten dicht bij elkaar en waren ook vrij vliegerig. Later die dag en ook de dagen daarna zaten ze verspreid over de vijver. Het is meteen het grootste groepje ooit en ook de vroegste waarneming. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Alhoewel Toppereenden vrij zelden overwinteren in het binnenland, komen ze blijkbaar van oudsher voor in de Dijlevallei. Wortelaers vermeldt, wanneer hij de overwinterende en doortrekkende vogels in de Dijlevallei opsomt, dat hij tussen 14

De boomklever I maart 2017 I vogels

de eenden “Toppereenden herkende”. In hun “Inventaris van de Vogels van Brabant 1900-1975” zijn Herroelen en De Fraine wel iets preciezer. Zij omschrijven de Toppereend als een “onregelmatige gast in de periode oktober tot maart”. Voor Hens e.a. is de Toppereend ook een “onregelmatige gast” en vermeldt voor de periode 1942-2000 18 gevallen in de Dijlevallei maar dan van eind oktober tot begin april. Acht van die waarnemingen gebeurden in de periode 19892000 wat maakt dat sinds 1989 Toppereenden bijna jaarlijks werden waargenomen tot 2000. In de tijdspanne van 47 jaar ervoor waren er dus maar tien waarnemingen. Er zijn in die periode ook twee augustuswaarnemingen: een mannetje op 8 en 9 augustus 1965 te Neerijse en een wijfje op 19 augustus 1980 te Sint-Agatha-Rode. Op basis van de ons bekende gegevens (waarnemingen.be en De Boomklever) waren er in de

periode 2001-2016 15 gevallen, goed voor 25 exemplaren. Voor zover het geslacht kon vastgesteld worden ging het om 15 wijfjes en 8 mannetjes. Aangezien 2001, 2005, 2006, 2008 en 2013 Topperloos waren, kan men evenwel moeilijk volhouden dat Toppereenden “bijna jaarlijks” in de Dijlevallei worden waargenomen. Als we kijken naar het seizoenspatroon van Toppereenden (zie Tabel 1), dan stellen we vast dat het aantal waarnemingen het hoogst is tijdens de najaarstrek en de winter met een piek in januari. Met de waarneming van dit jaar vervroegt de datumgrens in oktober (15 oktober). De uiterste datum in het voorjaar blijft 2 april. Het voorkomen in de Dijlevallei kan dan omschreven worden als “onregelmatige gast tussen half oktober en begin april”. De meeste kans heeft men wel in de periode tussen half oktober en half februari. In de periode 1942-2000 ging het bijna uitsluitend om solitaire vogels, slecht enkele keren om twee exemplaren. In de periode 2001-2016 ging het ook tienmaal om solitaire exemplaren, driemaal om twee exemplaren en éénmaal om een groter groepje en dan ook het grootst groepje ooit: zes exemplaren van 15 oktober tot 1 november dit jaar te Oud-Heverlee Noord. jan

feb

maa

april

5

4

1

1

mei

juni

In tien van de gevallen deze eeuw bleven de vogels maar één dag. Langer pleisterende exemplaren betroffen een wijfje en een eerste winter te Abdij van Park van 25 tot 30 december 2003 (6 dagen), een wijfje van 11 januari tot 6 februari 2004 te Neerijse en Oud-Heverlee (27 dagen), een wijfje van 18 januari tot 12 maart 2014 zich verplaatsend tussen Oud-Heverlee Noord, Neerijse en Sint-Agatha-Rode (54 dagen), een wijfje van 25 januari tot 12 februari 2015 bij t’Zoet Water (19 dagen) en het groepje van dit najaar (18 dagen). Het verblijfsrecord staat nog altijd op naam van een wijfje dat gedurende 92 dagen, van 7 december 1991 tot 7 maart 1992 te Neerijse verbleef.

VOGELS

De oranjerode keelvlek wordt extra in de verf gezet door de witte “snor”strepen, of hoe heten die ook al weer? Telkens hipt hij een halve meter verder en kijkt hij even schuin naar de grond. Als hij, hoog opgericht op zijn poten naar ons kijkt, hoor ik aan de reactie van mijn omstaanders dat ze ook telkens een “sharp intake of breath” niet kunnen vermijden. Ondertussen blijft er, nu al 10 weken na de ontdekking van de vogel, volk toestromen. Deze mensen zien de vogel vrijwel onmiddellijk, want hij zit nu in een geïsoleerde amberboom aan de rand van het centrale graspleintje in deze woon-

Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com

Referenties • M. Hens (red) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 2001. • P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van d Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. • Fl. Wortelaers, Het Meerdaelwoud en zijn broedvogels alsook de vogels der Dijlevallei, A’pen, 1946. • Waarnemingen.be • De Boomklever, jaargangen 2000-2016

juli

aug

sept

okt

nov

dec

3

3

3

Tabel 1: Aantal gevallen van Toppereend per maand in de periode 2001-2016 De boomklever I maart 2017 I vogels

15


Topper te OHN op 25/10/16 Foto: Eddy Van Hoorebeke

wijk. Hmm … toch nog eens kijken? Marc brengt me echter terug bij positieven: “Kom, we hebben hem nu wel goed genoeg gezien. Moest jij niet thuis zijn om half zes ?” Schoorvoetend kijk ik nog eens om. Wie weet was dit inderdaad een “once in a lifetime experience”? Wat zou Bill Oddie schrijven als commentaar op het feit dat ik de scène hier zo moeilijk kan verlaten: “You never tire of looking at a real beauty …”? Herwig Blockx

Voorkomen van de topper Aythya marila in de Dijlevallei (2001-2016) De eerste midmaandelijkse watervogeltelling van de winter startte op 15 oktober 2016 al heel beloftevol. Op de Noordelijke vijver van het Vlaams Natuurreservaat “De Vijvers van Oud-Heverlee” ontdekten we niet minder dan 6 Toppereenden - Aythya marila. Blijkbaar waren ze pas aangekomen want ze zaten dicht bij elkaar en waren ook vrij vliegerig. Later die dag en ook de dagen daarna zaten ze verspreid over de vijver. Het is meteen het grootste groepje ooit en ook de vroegste waarneming. VOORKOMEN IN DE DIJLEVALLEI Alhoewel Toppereenden vrij zelden overwinteren in het binnenland, komen ze blijkbaar van oudsher voor in de Dijlevallei. Wortelaers vermeldt, wanneer hij de overwinterende en doortrekkende vogels in de Dijlevallei opsomt, dat hij tussen 14

De boomklever I maart 2017 I vogels

de eenden “Toppereenden herkende”. In hun “Inventaris van de Vogels van Brabant 1900-1975” zijn Herroelen en De Fraine wel iets preciezer. Zij omschrijven de Toppereend als een “onregelmatige gast in de periode oktober tot maart”. Voor Hens e.a. is de Toppereend ook een “onregelmatige gast” en vermeldt voor de periode 1942-2000 18 gevallen in de Dijlevallei maar dan van eind oktober tot begin april. Acht van die waarnemingen gebeurden in de periode 19892000 wat maakt dat sinds 1989 Toppereenden bijna jaarlijks werden waargenomen tot 2000. In de tijdspanne van 47 jaar ervoor waren er dus maar tien waarnemingen. Er zijn in die periode ook twee augustuswaarnemingen: een mannetje op 8 en 9 augustus 1965 te Neerijse en een wijfje op 19 augustus 1980 te Sint-Agatha-Rode. Op basis van de ons bekende gegevens (waarnemingen.be en De Boomklever) waren er in de

periode 2001-2016 15 gevallen, goed voor 25 exemplaren. Voor zover het geslacht kon vastgesteld worden ging het om 15 wijfjes en 8 mannetjes. Aangezien 2001, 2005, 2006, 2008 en 2013 Topperloos waren, kan men evenwel moeilijk volhouden dat Toppereenden “bijna jaarlijks” in de Dijlevallei worden waargenomen. Als we kijken naar het seizoenspatroon van Toppereenden (zie Tabel 1), dan stellen we vast dat het aantal waarnemingen het hoogst is tijdens de najaarstrek en de winter met een piek in januari. Met de waarneming van dit jaar vervroegt de datumgrens in oktober (15 oktober). De uiterste datum in het voorjaar blijft 2 april. Het voorkomen in de Dijlevallei kan dan omschreven worden als “onregelmatige gast tussen half oktober en begin april”. De meeste kans heeft men wel in de periode tussen half oktober en half februari. In de periode 1942-2000 ging het bijna uitsluitend om solitaire vogels, slecht enkele keren om twee exemplaren. In de periode 2001-2016 ging het ook tienmaal om solitaire exemplaren, driemaal om twee exemplaren en éénmaal om een groter groepje en dan ook het grootst groepje ooit: zes exemplaren van 15 oktober tot 1 november dit jaar te Oud-Heverlee Noord. jan

feb

maa

april

5

4

1

1

mei

juni

In tien van de gevallen deze eeuw bleven de vogels maar één dag. Langer pleisterende exemplaren betroffen een wijfje en een eerste winter te Abdij van Park van 25 tot 30 december 2003 (6 dagen), een wijfje van 11 januari tot 6 februari 2004 te Neerijse en Oud-Heverlee (27 dagen), een wijfje van 18 januari tot 12 maart 2014 zich verplaatsend tussen Oud-Heverlee Noord, Neerijse en Sint-Agatha-Rode (54 dagen), een wijfje van 25 januari tot 12 februari 2015 bij t’Zoet Water (19 dagen) en het groepje van dit najaar (18 dagen). Het verblijfsrecord staat nog altijd op naam van een wijfje dat gedurende 92 dagen, van 7 december 1991 tot 7 maart 1992 te Neerijse verbleef.

VOGELS

De oranjerode keelvlek wordt extra in de verf gezet door de witte “snor”strepen, of hoe heten die ook al weer? Telkens hipt hij een halve meter verder en kijkt hij even schuin naar de grond. Als hij, hoog opgericht op zijn poten naar ons kijkt, hoor ik aan de reactie van mijn omstaanders dat ze ook telkens een “sharp intake of breath” niet kunnen vermijden. Ondertussen blijft er, nu al 10 weken na de ontdekking van de vogel, volk toestromen. Deze mensen zien de vogel vrijwel onmiddellijk, want hij zit nu in een geïsoleerde amberboom aan de rand van het centrale graspleintje in deze woon-

Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com

Referenties • M. Hens (red) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 2001. • P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van d Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. • Fl. Wortelaers, Het Meerdaelwoud en zijn broedvogels alsook de vogels der Dijlevallei, A’pen, 1946. • Waarnemingen.be • De Boomklever, jaargangen 2000-2016

juli

aug

sept

okt

nov

dec

3

3

3

Tabel 1: Aantal gevallen van Toppereend per maand in de periode 2001-2016 De boomklever I maart 2017 I vogels

15


Op 29 oktober 2016 werd in Vossem (Tervuren) een juveniele Jan-van-gent (Morus bassanus) aangetroffen. Buurtbewoners zagen het dier over een drukke straat strompelen en vingen het tijdelijk op in een bananendoos. Na een korte tussenstop in het vogelopvangcentrum Birds Bay te Ottignies werd de vogel toevertrouwd aan het VOC Oostende. Het dier was verzwakt en blind aan het rechteroog, maar na enkele weken revalidatie was de Jan terug in goede conditie. Op 17 november werd hij - voorzien van een ring - terug vrijgelaten in Middelkerke. Veel dank aan de buurtbewoners en verzorgers die voor deze goede afloop zorgden! Dat zijn visuele handicap overigens niet hoeft te betekenen dat de overlevingskansen onbestaande zijn, bewijst een eveneens halfblinde Jan-van-gent die enkele maanden na vrijlating in Middelkerke in 2015 gespot

Kleine zwaan Foto: Pablo Deschepper

werd in Schotland … Dit betreft de vierde waarneming in het Dijleland van deze (normaalgezien) strikt aan zeemilieus gebonden soort. De eerdere gevallen betreffen een op 26 maart 1983 aangetroffen (en later gestorven) exemplaar op een fabrieksdak aan de Mechelsesteenweg te Herent; een overvliegend exemplaar bij het Grootbroek in Sint-AgathaRode op 7 september 1985 en de vondst van een dood exemplaar bij de noordelijke vijver van Oud-Heverlee in januari 1995. Het ging telkens om adulte vogels die door stormweer op de Noordzee in het binnenland verzeild geraakt zijn. Niet alleen is dit dus de eerste waarneming die niet door stormweer werd voorafgegaan, het is ook de eerste keer dat een juveniel opduikt in de regio.

Zonsondergang Foto: Niels Luyten

Sfeerbeeld Foto: Gert Vanautgaerden

Wulp Foto: Niels Luyten

Graspieper Foto: Eddy Van Hoorebeke

Op excursie naar Linkeroever Op een mistige decemberochtend, 3 december 2016, vertrok een karavaan uit Leuven voor de jaarlijkse “buiten-de-grenzen” excursie van NSGD. Deze keer zouden wij de hele dag te vinden zijn rond de zonnige omgeving van Doel en Saeftinghe, de achterterreinen van de Antwerpse haven. Het werd een bevreemdende dag met terreinen die ooit zullen verdwijnen voor een nieuw dok en de terreinen die reeds klaarliggen ter compensatie zoals de Prosperpolder, waar verlaten wegen het land nog doorkruisen binnen de nieuw opgerichte dijken. De vele natte polders en rietvelden, alsook het slik van de Schelde, zijn een paradijs voor vogels. Echte “speciallekes” bleven uit maar de vele Kleine zwanen, de enkele Wilde zwaan, de Nonnetjes, de steltjes onder de vorm van Kemphaan, Tureluurs, Goudplevier ... alsook de vele roofvogels, waaronder een Bruine kiekendief die een Blauwe kiekendief verjoeg, en een Ruigpootbuizerd boven het land van Saeftinghe waren zeer leerrijk en een genot voor de verrekijkerglazen en fotografen. Daarnaast waren enkele soorten ganzen zoals Kol-, Grauwe en Brandgans te vinden en maakten we jacht op roepende Baardmannetjes, die diep weggestoken bleven in het riet. Om met een frisse neus in een gezellig “Amai” cafétje te kunnen binnenstappen voor een stevige portie erwtensoep en voor de deskundige begeleiding van de hele dag met de leuke stopplaatsen willen we onze vrijwillige gids Frederik Fluyt hartelijk bedanken voor een zeer diverse en leerrijke dag!

VOGELS

Jan-van-gent strijkt neer te Vossem

Gert Vanautgaerden Koeltoren Foto: André Verboven

17


Op 29 oktober 2016 werd in Vossem (Tervuren) een juveniele Jan-van-gent (Morus bassanus) aangetroffen. Buurtbewoners zagen het dier over een drukke straat strompelen en vingen het tijdelijk op in een bananendoos. Na een korte tussenstop in het vogelopvangcentrum Birds Bay te Ottignies werd de vogel toevertrouwd aan het VOC Oostende. Het dier was verzwakt en blind aan het rechteroog, maar na enkele weken revalidatie was de Jan terug in goede conditie. Op 17 november werd hij - voorzien van een ring - terug vrijgelaten in Middelkerke. Veel dank aan de buurtbewoners en verzorgers die voor deze goede afloop zorgden! Dat zijn visuele handicap overigens niet hoeft te betekenen dat de overlevingskansen onbestaande zijn, bewijst een eveneens halfblinde Jan-van-gent die enkele maanden na vrijlating in Middelkerke in 2015 gespot

Kleine zwaan Foto: Pablo Deschepper

werd in Schotland … Dit betreft de vierde waarneming in het Dijleland van deze (normaalgezien) strikt aan zeemilieus gebonden soort. De eerdere gevallen betreffen een op 26 maart 1983 aangetroffen (en later gestorven) exemplaar op een fabrieksdak aan de Mechelsesteenweg te Herent; een overvliegend exemplaar bij het Grootbroek in Sint-AgathaRode op 7 september 1985 en de vondst van een dood exemplaar bij de noordelijke vijver van Oud-Heverlee in januari 1995. Het ging telkens om adulte vogels die door stormweer op de Noordzee in het binnenland verzeild geraakt zijn. Niet alleen is dit dus de eerste waarneming die niet door stormweer werd voorafgegaan, het is ook de eerste keer dat een juveniel opduikt in de regio.

Zonsondergang Foto: Niels Luyten

Sfeerbeeld Foto: Gert Vanautgaerden

Wulp Foto: Niels Luyten

Graspieper Foto: Eddy Van Hoorebeke

Op excursie naar Linkeroever Op een mistige decemberochtend, 3 december 2016, vertrok een karavaan uit Leuven voor de jaarlijkse “buiten-de-grenzen” excursie van NSGD. Deze keer zouden wij de hele dag te vinden zijn rond de zonnige omgeving van Doel en Saeftinghe, de achterterreinen van de Antwerpse haven. Het werd een bevreemdende dag met terreinen die ooit zullen verdwijnen voor een nieuw dok en de terreinen die reeds klaarliggen ter compensatie zoals de Prosperpolder, waar verlaten wegen het land nog doorkruisen binnen de nieuw opgerichte dijken. De vele natte polders en rietvelden, alsook het slik van de Schelde, zijn een paradijs voor vogels. Echte “speciallekes” bleven uit maar de vele Kleine zwanen, de enkele Wilde zwaan, de Nonnetjes, de steltjes onder de vorm van Kemphaan, Tureluurs, Goudplevier ... alsook de vele roofvogels, waaronder een Bruine kiekendief die een Blauwe kiekendief verjoeg, en een Ruigpootbuizerd boven het land van Saeftinghe waren zeer leerrijk en een genot voor de verrekijkerglazen en fotografen. Daarnaast waren enkele soorten ganzen zoals Kol-, Grauwe en Brandgans te vinden en maakten we jacht op roepende Baardmannetjes, die diep weggestoken bleven in het riet. Om met een frisse neus in een gezellig “Amai” cafétje te kunnen binnenstappen voor een stevige portie erwtensoep en voor de deskundige begeleiding van de hele dag met de leuke stopplaatsen willen we onze vrijwillige gids Frederik Fluyt hartelijk bedanken voor een zeer diverse en leerrijke dag!

VOGELS

Jan-van-gent strijkt neer te Vossem

Gert Vanautgaerden Koeltoren Foto: André Verboven

17


Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode september – november 2016. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode december 2016 – februari 2017 omvatten, en zal voor het eerst ook de gemeente Hoeilaart bespreken (waarnemingen vanaf 1/01/17). Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@ gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen. be kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weer-

Buizerd - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Tom Bovens

houden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden.

Gebiedsafkortingen WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus 31/10 11 ex. Z te Haasrode/dorp (D. von Werne) Op enkele onzekere meldingen na, zijn ons geen concrete eerdere gegevens van deze soort uit regio Leuven bekend, maar de Dijlelandse archieven worden nog verder uitgepluisd … Kolgans Anser albifrons Doortrekkers: 05, 06 & 09/10 resp. 48, 10 & 2 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande) 05 & 18/10 resp. 5 ex. O & 13 ex. Z te Leuven/C (E. Coremans, I. Nel) 07/10 24 ex. NO te Meerbeek/pompstation (A. Smets) 16/10 6 ex. Z te Leefdaal/plateau (I. Nel, L. Hendrickx, K. Moreau, F. Vandeputte) 20/10 17 ex. Z te SAR (I. Nel), 1 ex. ZW te Wilsele-Putkapel/Kwade Hoek (J. Lambrecht) 31/10 & 1/11 resp. 24 & 1 ex. ZO te Kessel-Lo/ Kesselberg (G. Vandezande) 01/11 3 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget), 2 ex. O te Leuven/C (S. Van den Bussche) 11/11 15 ex. NO te Bertem (J. Nysten) Naast al deze doortrekkers bleef vanaf 8/10 een juveniele Kolgans pleisteren in de Dijlevallei. De vogel verbleef meestal te OHZ (op 8-9, 16, 23/10, 8 & 12/11; D. von Werne, J. Rutten, M. Fajgenblat e.a.), maar werd ook opgemerkt te SAR (op 22 & 29/10; L. Hendrickx, I. Nel), NGB (op 26/11; I. Nel, R. Charlier) en OHN (op 28/11; S. Van den Bussche, E. Matthyssen). Een andere juveniele vogel werd op 11, 13-14, 16/10 & 11/11 gemeld te Tervuren/Park KMMA (A. Reygel, J. De Cock). Op 25/10 pleisterden 5 ex. te SAR (I. Nel). Bergeend Tadorna tadorna Na twee volledig Bergeend-loze maanden september en oktober 2016, dook de soort in november weer op in de regio. SAR was daarbij goed voor het gros van de gevallen (waarnemingen op 18 data tss 3 & 30/11, maximum 12 ex. op 26-28/11; L. Hendrickx, I. Nel e.a.).

18

De overige gevallen werden genoteerd te LP (2 ex. op 11/11; B. Verstraete) en OHZ (1 ex. op 26-29/11; I. Nel, L. Hendrickx, F. Vandeputte e.a.). Pijlstaart Anas acuta Pijlstaarten waren tijdens het najaar van 2016 schaars in het Dijleland, en werden enkel waargenomen te SAR: 1m op 27/09 (JF Noulard), 2v op 22 & 29/10 (N. Terorde, I. Nel), 3v op 30/10 (I. Nel) en telkens 1v op 2, 5-6, 8, 13 en 19-20/11 (V. Claes, I. Nel, M. Janssens e.a.). Zomertaling Anas querquedula In september werden de laatste Zomertalingen voor 2016 waargenomen te SAR (resp. 1, 1, 1, 5, 2 & 1 ex. op 1, 3, 4, 25, 27 & 28/09; L. Hendrickx, K. Aerts, D. von Werne e.a.) en NKV (telkens 1 ex. op 10 & 19/09; L. Hendrickx, I. Nel, R. Stoks). Topper Aythya marila 15/10-03/11 6 ex. te OHN (R. Charlier, M. Fajgenblat, L. Hendrickx e.v.a.) Zwarte Zee-eend Melanitta nigra 20/10 13 ex. kort tpl te SAR (I. Nel) Het 21e geval, en de 30e-42e ex., voor het Dijleland. Met stip de grootste concentratie ooit waargenomen in de regio (na 4v op 20/10/79 te NGB). Huidige maandverdeling (# gevallen): februari 3 – maart 4 – april 4 – oktober 3 - november 6 – december 1. Grote Zee-eend Melanitta fusca 26/11 3 juv te NGB (L. Hendrickx, I. Nel) Het achtste geval van Grote Zee-eend voor het Dijleland, en het 28e tot 30e ex. Deze waarneming volgt op een adult man op 21/03/15 te NGB, maar daarvoor was het van 1984 geleden (31 jaar) dat de soort nog in het Dijleland werd opgemerkt. De maandverdeling bedraagt nu: januari 1 – maart 1 – oktober 1 – november 5.

VOGELS

Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving sept. – nov. 2016

Toendrarietgans Anser serrirostris 05/10 39 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg ( G. Vandezande) 29/10 1 ex. Z te SAR (I. Nel) 13/11 34 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget) 17/11 28 ex. Z te Wilsele-Putkapel/Dorp (L. Smets) 26/11 1 ex. tpl te SAR (I. Nel)

Grote Zaagbek Mergus merganser 11/11 1v te SAR (I. Nel, D. von Werne) 26-28/11 2v te OHZ (L. Hendrickx, F. Vandeputte, I. Nel e.a.) Kuifduiker Podiceps auritus 22/10 1 1e win te OHN (L. Hendrickx, R. Charlier, I. Nel e.a.) Pas het 13e geval en het 16e ex. ooit in het Dijleland. Huidige maandverdeling (# gevallen): februari 2 – maart 2 – oktober 2 – november 5 – december 2. Jan-van-gent Morus bassanus Op 29/10 werd zowaar een juveniele Jan-van-gent

19


Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode september – november 2016. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode december 2016 – februari 2017 omvatten, en zal voor het eerst ook de gemeente Hoeilaart bespreken (waarnemingen vanaf 1/01/17). Voor opname worden waarnemingen bij voorkeur ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempjeslaan 2, bus 3, 8400 Oostende, 0486/12.58.77, kelle.moreau@ gmail.com. Waarnemingen van soorten die niet in dit verslag werden opgenomen (incl. alle exoten), maar wel werden ingevoerd in www.waarnemingen. be kunnen daar geraadpleegd worden. Waarnemingen die als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weer-

Buizerd - Leopoldspark Kessel-Lo Foto: Tom Bovens

houden. In vele soortteksten wordt verwezen naar het aantal waarnemingen, waarbij waarnemingen worden gedefinieerd als ‘records’ in de database (een record is de combinatie van soort, datum, waarnemer, gebied en tijdstip). Omwille van de variatie in invoergedrag van verschillende waarnemers moet men wel oppassen met het interpreteren en vergelijken van deze cijfers. Waarnemingen die door het Belgian Rare Bird Committee (BRBC) beoordeeld dienen te worden, worden onder voorbehoud gepubliceerd vooraleer ze definitief op de Dijlelandse lijst kunnen bijgeschreven worden.

Gebiedsafkortingen WLS = Wilsele/Vijvers Bellefroid, LP = Kessel-Lo/Leopoldspark, AVP = Heverlee/Abdij van Park, ZW = Oud-Heverlee/Zoete Waters, OHN = Oud-Heverlee/N, OHZ = Oud-Heverlee/Z, Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat (Oud-Heverlee – Korbeek-Dijle) en NGB, NGB = Neerijse/Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/Kliniekvijvers (deel Doode Bemde), SAR = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/KMMA = Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus 31/10 11 ex. Z te Haasrode/dorp (D. von Werne) Op enkele onzekere meldingen na, zijn ons geen concrete eerdere gegevens van deze soort uit regio Leuven bekend, maar de Dijlelandse archieven worden nog verder uitgepluisd … Kolgans Anser albifrons Doortrekkers: 05, 06 & 09/10 resp. 48, 10 & 2 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande) 05 & 18/10 resp. 5 ex. O & 13 ex. Z te Leuven/C (E. Coremans, I. Nel) 07/10 24 ex. NO te Meerbeek/pompstation (A. Smets) 16/10 6 ex. Z te Leefdaal/plateau (I. Nel, L. Hendrickx, K. Moreau, F. Vandeputte) 20/10 17 ex. Z te SAR (I. Nel), 1 ex. ZW te Wilsele-Putkapel/Kwade Hoek (J. Lambrecht) 31/10 & 1/11 resp. 24 & 1 ex. ZO te Kessel-Lo/ Kesselberg (G. Vandezande) 01/11 3 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget), 2 ex. O te Leuven/C (S. Van den Bussche) 11/11 15 ex. NO te Bertem (J. Nysten) Naast al deze doortrekkers bleef vanaf 8/10 een juveniele Kolgans pleisteren in de Dijlevallei. De vogel verbleef meestal te OHZ (op 8-9, 16, 23/10, 8 & 12/11; D. von Werne, J. Rutten, M. Fajgenblat e.a.), maar werd ook opgemerkt te SAR (op 22 & 29/10; L. Hendrickx, I. Nel), NGB (op 26/11; I. Nel, R. Charlier) en OHN (op 28/11; S. Van den Bussche, E. Matthyssen). Een andere juveniele vogel werd op 11, 13-14, 16/10 & 11/11 gemeld te Tervuren/Park KMMA (A. Reygel, J. De Cock). Op 25/10 pleisterden 5 ex. te SAR (I. Nel). Bergeend Tadorna tadorna Na twee volledig Bergeend-loze maanden september en oktober 2016, dook de soort in november weer op in de regio. SAR was daarbij goed voor het gros van de gevallen (waarnemingen op 18 data tss 3 & 30/11, maximum 12 ex. op 26-28/11; L. Hendrickx, I. Nel e.a.).

18

De overige gevallen werden genoteerd te LP (2 ex. op 11/11; B. Verstraete) en OHZ (1 ex. op 26-29/11; I. Nel, L. Hendrickx, F. Vandeputte e.a.). Pijlstaart Anas acuta Pijlstaarten waren tijdens het najaar van 2016 schaars in het Dijleland, en werden enkel waargenomen te SAR: 1m op 27/09 (JF Noulard), 2v op 22 & 29/10 (N. Terorde, I. Nel), 3v op 30/10 (I. Nel) en telkens 1v op 2, 5-6, 8, 13 en 19-20/11 (V. Claes, I. Nel, M. Janssens e.a.). Zomertaling Anas querquedula In september werden de laatste Zomertalingen voor 2016 waargenomen te SAR (resp. 1, 1, 1, 5, 2 & 1 ex. op 1, 3, 4, 25, 27 & 28/09; L. Hendrickx, K. Aerts, D. von Werne e.a.) en NKV (telkens 1 ex. op 10 & 19/09; L. Hendrickx, I. Nel, R. Stoks). Topper Aythya marila 15/10-03/11 6 ex. te OHN (R. Charlier, M. Fajgenblat, L. Hendrickx e.v.a.) Zwarte Zee-eend Melanitta nigra 20/10 13 ex. kort tpl te SAR (I. Nel) Het 21e geval, en de 30e-42e ex., voor het Dijleland. Met stip de grootste concentratie ooit waargenomen in de regio (na 4v op 20/10/79 te NGB). Huidige maandverdeling (# gevallen): februari 3 – maart 4 – april 4 – oktober 3 - november 6 – december 1. Grote Zee-eend Melanitta fusca 26/11 3 juv te NGB (L. Hendrickx, I. Nel) Het achtste geval van Grote Zee-eend voor het Dijleland, en het 28e tot 30e ex. Deze waarneming volgt op een adult man op 21/03/15 te NGB, maar daarvoor was het van 1984 geleden (31 jaar) dat de soort nog in het Dijleland werd opgemerkt. De maandverdeling bedraagt nu: januari 1 – maart 1 – oktober 1 – november 5.

VOGELS

Opmerkelijke vogelwaarneminge in de Dijlevallei en omgeving sept. – nov. 2016

Toendrarietgans Anser serrirostris 05/10 39 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg ( G. Vandezande) 29/10 1 ex. Z te SAR (I. Nel) 13/11 34 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget) 17/11 28 ex. Z te Wilsele-Putkapel/Dorp (L. Smets) 26/11 1 ex. tpl te SAR (I. Nel)

Grote Zaagbek Mergus merganser 11/11 1v te SAR (I. Nel, D. von Werne) 26-28/11 2v te OHZ (L. Hendrickx, F. Vandeputte, I. Nel e.a.) Kuifduiker Podiceps auritus 22/10 1 1e win te OHN (L. Hendrickx, R. Charlier, I. Nel e.a.) Pas het 13e geval en het 16e ex. ooit in het Dijleland. Huidige maandverdeling (# gevallen): februari 2 – maart 2 – oktober 2 – november 5 – december 2. Jan-van-gent Morus bassanus Op 29/10 werd zowaar een juveniele Jan-van-gent

19


Roerdomp Botaurus stellaris NKV 1 ex. op 4/09 (J. Nysten) OHZ 1 ex. op 17 data tss 16/09 & 27/11, 2 ex. op 31/10 (R. Gysbertsen, R. Polfliet, J. Rutten e.a.) NGB 1 ex. op 20/11 (L. Hendrickx, I. Nel) SAR 1 ex. op 28-29/11 (M. Fajgenblat, J. Vandeput, G. Mariën, E. Zvar) Woudaap Ixobrychus minutus De juveniele Woudaap van SAR werd hier nog waargenomen op 1-4, 6-7 en 11/09 (L. Hendrickx, I. Nel, G. Sterckx e.a.). Kwak Nycticorax nycticorax 17/09 1 ex. Z te Kwerps/Vijvers (P. Moysons) Deze vogel betreft de 19e Kwak in regio Leuven in de 21e eeuw, maar wel de eerste sinds er na 2014 plots een einde kwam aan een mooie reeks van zomerse waarnemingen in de Dijlevallei ten Z van Leuven (waar de soort in 2009-2014 jaarlijks verbleef). Rietgors - Dorenveld Erps-Kerps Foto: Pablo Deschepper

20

De boomklever I maart 2017 I vogels

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta Op 23, 31/10-3/11, 5-6, 8 & 11/11 werd telkens een Kleine Zilverreiger waargenomen te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, G. Catthoor e.v.a.). Op 11/11 werd ook telkens een ex. gezien te OHZ (R. Gysbertsen) en AVP (J. Menu).

09/09

Grote Zilverreiger Ardea alba Het wordt stilaan een beetje belachelijk om deze soort nog te selecteren voor een overzicht van bijzondere waarnemingen … September 250 waarnemingen, max. 31 ex. te SAR op 15/09 (J. Nysten, F. Vandeputte, I. Nel) Oktober 162 waarnemingen, max. 17 ex. te SAR op 18/10 (J. De Cock) November 197 waarnemingen, max. 13 ex. te NKV op 12/11 (I. Nel)

14/09

Purperreiger Ardea purpurea De eerstejaars Purperreiger die reeds sinds 17/07 pleisterde te NKV, liet zich daar nog tot op 12/09 bewonderen (S. Horemans, D. Van Tulder, E. Kimman e.v.a.). Op 13/09 vlogen 3 ex. zuidwaarts over Overijse/Stad (I. Nel). Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 18/09 1 juv Z te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande) Ooievaar Ciconia ciconia 04/09 eerst 65 ex. Z te Leuven (J. Nysten) en 25 ex. ZW te Sint-Joris-Weert/ Doode Bemde (A. Roels), later 74 ex. achtereenvolgens tpl te Neerijse/ Ganzeman (I. Nel, L. Hendrickx) en Huldenberg/plateau (I. Nel, R. Charlier), de vogels slapen ’s avonds in het centrum van Huldenberg (min. 11 ex.; R. Charlier) en langs de E411 te Overijse (min. 16 ex., wellicht van dezelfde groep; F. Binard) 05/09 ’s ochtends nog 1 ex. Z te Huldenberg/IJsevallei (L&M) en 30 ex. Z te Huldenberg/Kaalheide (S. Horemans) 06/09 110 ex. ZW te Kessel-Lo/C (F. Vanlerberghe) 07/09 1 ex. ZW te Bertem/Koeheide (G. Bleys) en 23 ex. Z te Leefdaal/plateau (P. Standaert), later 24 ex. tpl te Leefdaal/plateau (B. Theunis) 08/09 ’s ochtends 3 ex. te Leuven/Verkeerswisselaar E314 X E40 (vogels van Leefdaal?) (R. Huybrechts, A. Derwich, C. Degrave)

11/09 12/09

15/09 16/09 17/09 18/09 21/09 27/09

22 ex. ZW te plateau Sterrebeek – Moorsel (A. Smets) 20 ex. over Bertem (L. Maes), 5 ex. ZW te SAR (L. Hendrickx, I. Nel) 1 ex. over Heverlee/Terbank (L. Smout) 1 ex. tpl te Kwerps/vijvers (J. Rutten), 1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande) 3 ex. tpl te LP (B. Verstraete, F. Vanwezer) 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation en OHZ (A. Smets, E. Etienne) 19 ex. Z te Overijse/Terlanenveld (B. De Rudder) 16 ex. ZW te Overijse/Maleizen (M. Fajgenblat) 1 ex. tpl te SAR/Laanvallei (I. Nel) 1 ex. te Kortenberg/Vrebos (M. Ladoux)

Wespendief Pernis apivorus Alle waarnemingen: 1 1e kj over LP op 2/09 (S. Goethals), 1 ex. te SAR op 5/09 (I. Nel), resp. 1 juv, 1 ex. & 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation op 7, 16 & 18/09 (A. Smets, M. Fajgenblat, G. Vandezande), 1 ex. Z te SAR op 16/09 (F. Vanwezer) en 1 juv Z te Kessel-Lo/Kesselberg op 1/10 (G. Vandezande, J. Menu). Rode Wouw Milvus milvus 10/09 1 ex. even tpl en dan Z te SAR (S. & K. De Backer, I. Nel, B. Pasau e.a.) 15/09 1 ex. te LP (T. Bovens) 08/10 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets, O. Hendrick) 14/10 1 ex. Z te Bertem/Koeheide (G. Bleys) 15/10 1 ex. ZW te Wijgmaal (J. Menu) 16/10 1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande, M. Fajgenblat)

31/10

1 ex. over Erps/Dorenveld (P. Deschepper)

Steenarend Aquila chrysaetos Op 18/09 werd te Korbeek-Dijle een grote arend gefotografeerd, die nadien als subadulte Steenarend (subadult, 5e kj) kon worden geïdentificeerd (L. Hendrickx, I. Nel). De vogel vloog om 13u zuidwaarts over het plateau, en kon een tiental minuten later nog worden opgepikt boven de Doode Bemde (J. Nysten). Er bestaan vermoedens dat het om een vogel van de Z-Zweedse laaglandpopulatie kan gaan, die het naar verluidt erg goed doet. Meerdere Steenarenden uit die populatie (vnml. of uitsluitend jonge dieren) werden tijdens het najaar van 2016 in NW Duitsland waargenomen. Wat er ook van moge zijn, de vogel van Korbeek-Dijle werd door het BRBC aanvaard als de 14e voor België. Tussen de eerdere gevallen zat er trouwens al eentje uit regio Leuven: een subadult rond 15/02/58 te Ottenburg. Meer info kan worden gevonden in de afzonderlijke bijdrage elders in dit nummer. Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Zelfs de mededeling dat er tussen 1/09 en 2/10 enkel op 19/09 geen Bruine Kiekendieven werden ingevoerd in www.dijleland.waarnemingen.be, doet de soort nog oneer aan. Het ging binnen dit tijdsbestek immers maar liefst om een totaal van 154 afzonderlijke records in de database, telkens van 1-2 ex. Na 2/10 werden nog de volgende gevallen geregistreerd: resp. 4 & 1 ex. Z te Kessel-Lo/ Kesselberg op 3 & 5/10 (G. Vandezande, M. Fajgenblat), 1 ex. te Leefdaal/plateau op 15/10 (F. Vanwezer) en telkens 1 ex. te OHZ op 29/10 & 1/11 (R. Gysbertsen, R. Charlier).

VOGELS

aangetroffen in Vossem. Het betreft het vierde geval van de soort voor regio Leuven. Meer details hierover vindt u in een afzonderlijke bijdrage elders in dit nummer.

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus In september 2016 werden enkel Blauwe Kiekendieven waargenomen op 17/09 te Meerbeek (JM Lommaert) en op 19/09 op het plateau Sterrebeek – Moorsel (O. Hendrick) (beide ex. naar Z). Vanaf 5/10 dook de soort

Bokje - SAR Foto: Eddy Van Hoorebeke

De boomklever I maart 2017 I vogels

21


Roerdomp Botaurus stellaris NKV 1 ex. op 4/09 (J. Nysten) OHZ 1 ex. op 17 data tss 16/09 & 27/11, 2 ex. op 31/10 (R. Gysbertsen, R. Polfliet, J. Rutten e.a.) NGB 1 ex. op 20/11 (L. Hendrickx, I. Nel) SAR 1 ex. op 28-29/11 (M. Fajgenblat, J. Vandeput, G. Mariën, E. Zvar) Woudaap Ixobrychus minutus De juveniele Woudaap van SAR werd hier nog waargenomen op 1-4, 6-7 en 11/09 (L. Hendrickx, I. Nel, G. Sterckx e.a.). Kwak Nycticorax nycticorax 17/09 1 ex. Z te Kwerps/Vijvers (P. Moysons) Deze vogel betreft de 19e Kwak in regio Leuven in de 21e eeuw, maar wel de eerste sinds er na 2014 plots een einde kwam aan een mooie reeks van zomerse waarnemingen in de Dijlevallei ten Z van Leuven (waar de soort in 2009-2014 jaarlijks verbleef). Rietgors - Dorenveld Erps-Kerps Foto: Pablo Deschepper

20

De boomklever I maart 2017 I vogels

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta Op 23, 31/10-3/11, 5-6, 8 & 11/11 werd telkens een Kleine Zilverreiger waargenomen te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, G. Catthoor e.v.a.). Op 11/11 werd ook telkens een ex. gezien te OHZ (R. Gysbertsen) en AVP (J. Menu).

09/09

Grote Zilverreiger Ardea alba Het wordt stilaan een beetje belachelijk om deze soort nog te selecteren voor een overzicht van bijzondere waarnemingen … September 250 waarnemingen, max. 31 ex. te SAR op 15/09 (J. Nysten, F. Vandeputte, I. Nel) Oktober 162 waarnemingen, max. 17 ex. te SAR op 18/10 (J. De Cock) November 197 waarnemingen, max. 13 ex. te NKV op 12/11 (I. Nel)

14/09

Purperreiger Ardea purpurea De eerstejaars Purperreiger die reeds sinds 17/07 pleisterde te NKV, liet zich daar nog tot op 12/09 bewonderen (S. Horemans, D. Van Tulder, E. Kimman e.v.a.). Op 13/09 vlogen 3 ex. zuidwaarts over Overijse/Stad (I. Nel). Zwarte Ooievaar Ciconia nigra 18/09 1 juv Z te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande) Ooievaar Ciconia ciconia 04/09 eerst 65 ex. Z te Leuven (J. Nysten) en 25 ex. ZW te Sint-Joris-Weert/ Doode Bemde (A. Roels), later 74 ex. achtereenvolgens tpl te Neerijse/ Ganzeman (I. Nel, L. Hendrickx) en Huldenberg/plateau (I. Nel, R. Charlier), de vogels slapen ’s avonds in het centrum van Huldenberg (min. 11 ex.; R. Charlier) en langs de E411 te Overijse (min. 16 ex., wellicht van dezelfde groep; F. Binard) 05/09 ’s ochtends nog 1 ex. Z te Huldenberg/IJsevallei (L&M) en 30 ex. Z te Huldenberg/Kaalheide (S. Horemans) 06/09 110 ex. ZW te Kessel-Lo/C (F. Vanlerberghe) 07/09 1 ex. ZW te Bertem/Koeheide (G. Bleys) en 23 ex. Z te Leefdaal/plateau (P. Standaert), later 24 ex. tpl te Leefdaal/plateau (B. Theunis) 08/09 ’s ochtends 3 ex. te Leuven/Verkeerswisselaar E314 X E40 (vogels van Leefdaal?) (R. Huybrechts, A. Derwich, C. Degrave)

11/09 12/09

15/09 16/09 17/09 18/09 21/09 27/09

22 ex. ZW te plateau Sterrebeek – Moorsel (A. Smets) 20 ex. over Bertem (L. Maes), 5 ex. ZW te SAR (L. Hendrickx, I. Nel) 1 ex. over Heverlee/Terbank (L. Smout) 1 ex. tpl te Kwerps/vijvers (J. Rutten), 1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande) 3 ex. tpl te LP (B. Verstraete, F. Vanwezer) 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation en OHZ (A. Smets, E. Etienne) 19 ex. Z te Overijse/Terlanenveld (B. De Rudder) 16 ex. ZW te Overijse/Maleizen (M. Fajgenblat) 1 ex. tpl te SAR/Laanvallei (I. Nel) 1 ex. te Kortenberg/Vrebos (M. Ladoux)

Wespendief Pernis apivorus Alle waarnemingen: 1 1e kj over LP op 2/09 (S. Goethals), 1 ex. te SAR op 5/09 (I. Nel), resp. 1 juv, 1 ex. & 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation op 7, 16 & 18/09 (A. Smets, M. Fajgenblat, G. Vandezande), 1 ex. Z te SAR op 16/09 (F. Vanwezer) en 1 juv Z te Kessel-Lo/Kesselberg op 1/10 (G. Vandezande, J. Menu). Rode Wouw Milvus milvus 10/09 1 ex. even tpl en dan Z te SAR (S. & K. De Backer, I. Nel, B. Pasau e.a.) 15/09 1 ex. te LP (T. Bovens) 08/10 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets, O. Hendrick) 14/10 1 ex. Z te Bertem/Koeheide (G. Bleys) 15/10 1 ex. ZW te Wijgmaal (J. Menu) 16/10 1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande, M. Fajgenblat)

31/10

1 ex. over Erps/Dorenveld (P. Deschepper)

Steenarend Aquila chrysaetos Op 18/09 werd te Korbeek-Dijle een grote arend gefotografeerd, die nadien als subadulte Steenarend (subadult, 5e kj) kon worden geïdentificeerd (L. Hendrickx, I. Nel). De vogel vloog om 13u zuidwaarts over het plateau, en kon een tiental minuten later nog worden opgepikt boven de Doode Bemde (J. Nysten). Er bestaan vermoedens dat het om een vogel van de Z-Zweedse laaglandpopulatie kan gaan, die het naar verluidt erg goed doet. Meerdere Steenarenden uit die populatie (vnml. of uitsluitend jonge dieren) werden tijdens het najaar van 2016 in NW Duitsland waargenomen. Wat er ook van moge zijn, de vogel van Korbeek-Dijle werd door het BRBC aanvaard als de 14e voor België. Tussen de eerdere gevallen zat er trouwens al eentje uit regio Leuven: een subadult rond 15/02/58 te Ottenburg. Meer info kan worden gevonden in de afzonderlijke bijdrage elders in dit nummer. Bruine Kiekendief Circus aeruginosus Zelfs de mededeling dat er tussen 1/09 en 2/10 enkel op 19/09 geen Bruine Kiekendieven werden ingevoerd in www.dijleland.waarnemingen.be, doet de soort nog oneer aan. Het ging binnen dit tijdsbestek immers maar liefst om een totaal van 154 afzonderlijke records in de database, telkens van 1-2 ex. Na 2/10 werden nog de volgende gevallen geregistreerd: resp. 4 & 1 ex. Z te Kessel-Lo/ Kesselberg op 3 & 5/10 (G. Vandezande, M. Fajgenblat), 1 ex. te Leefdaal/plateau op 15/10 (F. Vanwezer) en telkens 1 ex. te OHZ op 29/10 & 1/11 (R. Gysbertsen, R. Charlier).

VOGELS

aangetroffen in Vossem. Het betreft het vierde geval van de soort voor regio Leuven. Meer details hierover vindt u in een afzonderlijke bijdrage elders in dit nummer.

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus In september 2016 werden enkel Blauwe Kiekendieven waargenomen op 17/09 te Meerbeek (JM Lommaert) en op 19/09 op het plateau Sterrebeek – Moorsel (O. Hendrick) (beide ex. naar Z). Vanaf 5/10 dook de soort

Bokje - SAR Foto: Eddy Van Hoorebeke

De boomklever I maart 2017 I vogels

21


Steppekiekendief Circus macrourus Nadat de Steppekiekendief pas eerder in 2016 (1/04, Wijgmaal) op de Dijlelandse soortenlijst kon worden bijgeschreven, volgde op 7/09 reeds een tweede waarneming: een juveniel vrouwtje naar ZW over het plateau Sterrebeek – Moorsel (O. Hendrick). Visarend Pandion haliaetus De Visarend was tijdens het najaar van 2016 weer een opvallende verschijning op de Dijlelandse waarnemingslijstjes. In de Dijlevallei kan het voorkomen per locatie als volgt worden samengevat: OHN (1 ex. over op 29/10; E. Ducastel), OHZ (19 waarnemingen tss 1/09 & 17/10, met 2 ex. op 4/09), NGB (1 ex. Z op 17/09; L. Hendrickx), Doode Bemde/NKV (11 waarnemingen tss 2/09 & 16/10) en SAR (68 waarnemingen tss 1/09 & 15/10, met 2 ex. op 6 & 8/09). Maar ook buiten de traditionele Dijlevallei werd de soort opvallend vaak opgemerkt, en dat gebeurde te Kwerps/Zuurbeekvallei (1 ex. Z op 2/09; O. Cuppens), Heverlee/Langestaart (1 ex. ZW op 5/09; E. Coremans), Meerbeek/pomstation (resp. 3 & 1 ex. Z op 7/09 & 1/10; A. Smets, M. Fajgenblat, O. Hendrick e.a.), plateau Sterrebeek – Moorsel (1 ex. ZW op 7/09; O. Hendrick), Kessel-Lo/Kesselberg (1 ex. Z op 7/09; G. Vandezande), Overijse/Stad (1 ex. Z op 8/09; I. Nel), LP (1 ex. tpl op 14 & 15/09; S. Goethals, B. Verstraete) en Kessel-Lo/C (1 ex. Z op 3/10; W. Goussey). Boomvalk Falco subbuteo Boomvalken waren van de zomermaanden tot begin oktober 2016 het opvallendst aanwezig in het zuidelijkste deel van de Vlaamse Dijlevallei, met vooral waarnemingen van NKV tot SAR. De aantallen bleven doorgaans erg bescheiden (1-2 ex.), met uitschieters van resp. 5 ex. en 8 ex. te SAR op 3 & 5/09 (G. de Guchteneëre, I. Nel). Details over het verloop van eventuele broedsels zijn schaars, maar wel staat vast dat solitaire juvenielen werden waargenomen te NKV op 12/09 (G. Vergauwen, J. Vanwijnsberghe) en te SAR op 17, 20 & 23/09 (L. Hendrickx, E. Etienne, I. Nel, A. Smets). Na 6/10 (met toen de laatse pleisteraar te OHZ; J. Rutten) werden enkel nog overtrekkers gezien: op 8/10 telkens 1 ex. over Meerbeek en Pécrot (A. Smets, O. Hendrick, F. Van Hove) en op 16/10 1 ex. over Bertem/ Koeheide (G. Bleys).

22

De boomklever I maart 2017 I vogels

Smelleken Falco columbarius Het eerste Dijlelandse Smelleken voor het najaar van 2016 vloog op 19/09 over het plateau Sterrebeek – Moorsel (O. Hendrick). Nadien werd de soort vastgesteld te Meerbeek (resp. 1, 2, 1 & 1 ex. op 24/09, 1, 8 & 15/10; A. Smets, JM Lommaert, O. Hendrick), Kessel-Lo/ Kesselberg (resp. 1, 2, 3, 1, 2 & 1 ex. Z op 28/09, 3, 5, 9, 16 & 22/10; G. Vandezande, M. Fajgenblat), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1 ex. ZW, 1 ex. Z & 1 ex. tpl op 2, 8 & 10/10; F. Vandeputte, I. Nel, L. Hendrickx, S. Masure), Bierbeek/zandgroeve (1 ex. ZW op 3/10; D. von Werne), plateau Sterrebeek – Moorsel (2 ex. Z op 5/10; J. De Cock), Kwerps/vijvers (1 ex. op 15/10; P. Moysons) en Neerijse/Tersaert (1 ex. op 9/11; P. Moysons, H. Roosen). Slechtvalk Falco peregrinus September 41 waarnemingen van 1-2 ex., dominantie van Leuven/C en SAR Oktober 70 waarnemingen van 1 ex. November 37 waarnemingen van 1 ex. Porseleinhoen Porzana porzana 2-7, 11 & 14/09 1 juv te NKV, met 2 ex. op 5/09 (E. Van Hoorebeke, E. Meynen, A. Smets e.a.) 2, 16 & 20/09 1 ex. te SAR (P. Blockx, J. Vandeput, JF Noulard, I. Nel) Kraanvogel Grus grus 06/10 10 ex. over Wijgmaal (M. Bex) Zilverplevier Pluvialis squatarola 21/09 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande, M. Fajgenblat) Het 20e bekende geval voor het Dijleland, en de 34e-36e ex. De maandverdeling (# gevallen) is nu: maart 1 – mei 4 – juni 2 – augustus 3 – september 3 – oktober 6 – december 1. Goudplevier Pluvialis apricaria Het voorkomen van Goudplevieren in regio Leuven tijdens het najaar van 2016 valt mooi op te delen in twee periodes: september (tot 1/10) en november (vanaf 29/10). Tijdens de eerste deelperiode ging het om bescheiden aantallen: resp. 3 ex. tpl & 7 ex. ZW te Kwerps/vijvers op 9 & 17/09 (P. Deschepper, P. Moysons), resp. 1 ex. tpl & 1 ex. ZW te Leefdaal/ plateau op 9 & 17/09 (B. Forget, J. Nysten), resp. 1, 6 & 6 ex. ZW te Meerbeek/pompstation op 16, 17/09 & 1/10 (A. Smets, JM Lommaert, O. Hendrick) en 1 ex. te SAR op 25/09 (N. Dutoit). De tweede deelperiode ving aan op 29/10, en wordt hier samengevat per locatie (waarbij we de lezer vooral willen aanmoedigen op de aantallen van 7/11 te letten): Meerbeek/pompstation (resp. 3 & 1 ex. ZW op 29/10 & 5/11; JM Lommaert),

Overijse/Terlanenveld (2 ex. Z op 30/10, en resp. 25, 18, 20 & 18 ex. tpl op 7, 8, 9 & 10/11; I. Nel, R. Charlier, M. Fajgenblat, F. Vandeputte), Leefdaal/plateau (resp. 661 (!), 27, 13 & 1 ex. Z op 7, 9, 10 & 11-12/11; I. Nel, P. Moysons, H. Roosen, J. Nysten), Kessel-Lo/Kesselberg (267 ex. (!) Z op 7/11 – in half uurtje tijd; G. Vandezande) en Erps/Dorenveld (telkens 1 ex. op 8 & 25-27/11; P. Deschepper, F. Wyns, P. Moysons, R. Ghijsen).

& 9/09; D. von Werne), LP (1 ex. op 1/09; F. Vanwezer), NKV (resp. 1, 9 & 6 ex. op 6, 9 & 15/09; E. Kimman, E. Etienne, J. Vandeput), AVP (1 ex. op 7/09; J. Nysten), het plateau Sterrebeek – Moorsel (1 ex. op 9/09; A. Smets) en Kwerps/vijvers (1 ex. op 21/09; R. Ghijsen). Rond half oktober volgden nog enkele relatief late ex.: 1 ex. te NKV op 14/10 (V. Rasson) en 1 ex. te SAR op 18/10 (J. Vandeput, W. Vertommen).

Bonte Strandloper Calidris alpina Bonte Strandlopers pleisterden tijdens het najaar van 2016 meermaals te SAR en NKV. Een eerste golfje begon midden september, met te SAR resp. 1, 2, 1, 2, 1 & 2 ex. op 15, 16, 17, 18, 19-20 & 21/09 (M. Fajgenblat, S. Horemans, P. Moysons e.a.) en te NKV resp. 1, 2 & 1 ex. op 16, 17-18 & 19-20/09 (J. De Cock, E. Etienne, L. Hendrickx e.a.). Begin oktober volgden te SAR resp. 2, 2 & 4 ex. op 2-3, 5 & 6/10 (B. Theunis, J. Vandeput, I. Nel e.a.) en te NKV 1 ex. op 4/10 (B. Vereyken, S. Horemans, R. Charlier). Tot slot waren er te SAR nog telkens 1 ex. op 19-25/10 (S. Horemans, M. Abts, I. Nel e.a.) en op 2/11 (I. Nel, V. Claes).

Bokje Lymnocryptes minimus 18 & 25/09 1 ex. te NKV (L. Hendrickx, J. Nysten) 29/09 1 ex. te SAR (S. d’Hoop) 27-28/11 1 ex. te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, J. Nysten e.a.) Dwergmeeuw Hydrocoleus minutus 03/09 2 ex. te SAR (K. Aerts) 08/10 1 ex. over OHN (J. Rutten)

Steenloper Arenaria interpres 15-18/09 1 juv te SAR (I. Nel, M. Fajgenblat, S. Horemans e.v.a.) Deze vogel betreft de 12e Steenloper (11e geval) voor het Dijleland. Voor de vorige ex. moeten we terug tot in 2010 (26/05, SAR) en 2005 (15/05, SAR), daarvoor was het al van 1981 geleden dat de soort in het Dijleland werd gezien. De huidige maandverdeling (# gevallen) ziet er als volgt uit: april 1 – mei 6 – augustus 1 – september 3.

Geelpootmeeuw Larus michahellis 19-20/11 1 ad te SAR (L. Hendrickx, I. Nel) 19, 24, 26-27 1 ad te OHZ (R. Gysbertsen, & 30/11 J. Denonville, S. Horemans e.a.) 26/11 1 ex. N te NKV (I. Nel, R. Charlier) Wellicht steeds dezelfde vogel (nooit overlappende waarnemingen op meerdere locaties, tijdstippen en vliegrichtingen kloppen allemaal).

Regenwulp Numenius phaeopus 03/09 1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets) Wulp Numenius arquata 07/11 1 ex. ZW te plateau Sterrebeek – Moorsel (A. Smets) Tureluur Tringa totanus 1, 2 & 3/09 resp. 1, 2 & 1 ex. te Kwerps/Vijvers (P. Moysons)

Pontische Meeuw Larus cachinnans 14/11 1 ex. te SAR (E. Kimman) 28/11 1 1e win te OHZ (S. Horemans, S. Van den Bussche, E. Matthyssen)

Zwarte Stern Chlidonias niger 12/09 & 1/10 resp. 2 ad win & 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Nysten)

VOGELS

echter weer goed op in de regio, met 21 oktoberwaarnemingen van doortrekkende en pleisterende ex. verspreid over het gebied (allen solitair, m.u.v. een duo op 24/10 te Leefdaal/plateau; P. Standaert), en 45 novemberwaarnemingen van pleisterende/overwinterende ex. in de zuidelijke plateaugebieden (met nu wel regelmatig een duo – ad v & 2e kj m – te Leefdaal).

Zomertortel Streptopelia turtur 07/09 2 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget) 10/09 1 ex. Z te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande, M. Fajgenblat, JM Lommaert) Velduil Asio flammeus 13/11 1 ex. te Leefdaal/plateau (B. Forget)

Groenpootruiter Tringa nebularia 1, 3 & 5/09 telkens 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 22/09 1 ex. te OHZ (J. Vantrappen)

Gierzwaluw Apus apus Een redelijk late Gierzwaluw trok op 23/09 nog over Meerbeek/pompstation (A. Smets).

Oeverloper Actitis hypoleuca In september 2016 werden nog Oeverlopers waargenomen te Haasrode/industrie (telkens 1 ex. op 1-2, 5

Hop Upupa epops 18/10 1 ex. ZW te AVP (J. Menu) De 27e Hop voor regio Leuven sinds 1975 (de 20e in de

23


Steppekiekendief Circus macrourus Nadat de Steppekiekendief pas eerder in 2016 (1/04, Wijgmaal) op de Dijlelandse soortenlijst kon worden bijgeschreven, volgde op 7/09 reeds een tweede waarneming: een juveniel vrouwtje naar ZW over het plateau Sterrebeek – Moorsel (O. Hendrick). Visarend Pandion haliaetus De Visarend was tijdens het najaar van 2016 weer een opvallende verschijning op de Dijlelandse waarnemingslijstjes. In de Dijlevallei kan het voorkomen per locatie als volgt worden samengevat: OHN (1 ex. over op 29/10; E. Ducastel), OHZ (19 waarnemingen tss 1/09 & 17/10, met 2 ex. op 4/09), NGB (1 ex. Z op 17/09; L. Hendrickx), Doode Bemde/NKV (11 waarnemingen tss 2/09 & 16/10) en SAR (68 waarnemingen tss 1/09 & 15/10, met 2 ex. op 6 & 8/09). Maar ook buiten de traditionele Dijlevallei werd de soort opvallend vaak opgemerkt, en dat gebeurde te Kwerps/Zuurbeekvallei (1 ex. Z op 2/09; O. Cuppens), Heverlee/Langestaart (1 ex. ZW op 5/09; E. Coremans), Meerbeek/pomstation (resp. 3 & 1 ex. Z op 7/09 & 1/10; A. Smets, M. Fajgenblat, O. Hendrick e.a.), plateau Sterrebeek – Moorsel (1 ex. ZW op 7/09; O. Hendrick), Kessel-Lo/Kesselberg (1 ex. Z op 7/09; G. Vandezande), Overijse/Stad (1 ex. Z op 8/09; I. Nel), LP (1 ex. tpl op 14 & 15/09; S. Goethals, B. Verstraete) en Kessel-Lo/C (1 ex. Z op 3/10; W. Goussey). Boomvalk Falco subbuteo Boomvalken waren van de zomermaanden tot begin oktober 2016 het opvallendst aanwezig in het zuidelijkste deel van de Vlaamse Dijlevallei, met vooral waarnemingen van NKV tot SAR. De aantallen bleven doorgaans erg bescheiden (1-2 ex.), met uitschieters van resp. 5 ex. en 8 ex. te SAR op 3 & 5/09 (G. de Guchteneëre, I. Nel). Details over het verloop van eventuele broedsels zijn schaars, maar wel staat vast dat solitaire juvenielen werden waargenomen te NKV op 12/09 (G. Vergauwen, J. Vanwijnsberghe) en te SAR op 17, 20 & 23/09 (L. Hendrickx, E. Etienne, I. Nel, A. Smets). Na 6/10 (met toen de laatse pleisteraar te OHZ; J. Rutten) werden enkel nog overtrekkers gezien: op 8/10 telkens 1 ex. over Meerbeek en Pécrot (A. Smets, O. Hendrick, F. Van Hove) en op 16/10 1 ex. over Bertem/ Koeheide (G. Bleys).

22

De boomklever I maart 2017 I vogels

Smelleken Falco columbarius Het eerste Dijlelandse Smelleken voor het najaar van 2016 vloog op 19/09 over het plateau Sterrebeek – Moorsel (O. Hendrick). Nadien werd de soort vastgesteld te Meerbeek (resp. 1, 2, 1 & 1 ex. op 24/09, 1, 8 & 15/10; A. Smets, JM Lommaert, O. Hendrick), Kessel-Lo/ Kesselberg (resp. 1, 2, 3, 1, 2 & 1 ex. Z op 28/09, 3, 5, 9, 16 & 22/10; G. Vandezande, M. Fajgenblat), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1 ex. ZW, 1 ex. Z & 1 ex. tpl op 2, 8 & 10/10; F. Vandeputte, I. Nel, L. Hendrickx, S. Masure), Bierbeek/zandgroeve (1 ex. ZW op 3/10; D. von Werne), plateau Sterrebeek – Moorsel (2 ex. Z op 5/10; J. De Cock), Kwerps/vijvers (1 ex. op 15/10; P. Moysons) en Neerijse/Tersaert (1 ex. op 9/11; P. Moysons, H. Roosen). Slechtvalk Falco peregrinus September 41 waarnemingen van 1-2 ex., dominantie van Leuven/C en SAR Oktober 70 waarnemingen van 1 ex. November 37 waarnemingen van 1 ex. Porseleinhoen Porzana porzana 2-7, 11 & 14/09 1 juv te NKV, met 2 ex. op 5/09 (E. Van Hoorebeke, E. Meynen, A. Smets e.a.) 2, 16 & 20/09 1 ex. te SAR (P. Blockx, J. Vandeput, JF Noulard, I. Nel) Kraanvogel Grus grus 06/10 10 ex. over Wijgmaal (M. Bex) Zilverplevier Pluvialis squatarola 21/09 3 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande, M. Fajgenblat) Het 20e bekende geval voor het Dijleland, en de 34e-36e ex. De maandverdeling (# gevallen) is nu: maart 1 – mei 4 – juni 2 – augustus 3 – september 3 – oktober 6 – december 1. Goudplevier Pluvialis apricaria Het voorkomen van Goudplevieren in regio Leuven tijdens het najaar van 2016 valt mooi op te delen in twee periodes: september (tot 1/10) en november (vanaf 29/10). Tijdens de eerste deelperiode ging het om bescheiden aantallen: resp. 3 ex. tpl & 7 ex. ZW te Kwerps/vijvers op 9 & 17/09 (P. Deschepper, P. Moysons), resp. 1 ex. tpl & 1 ex. ZW te Leefdaal/ plateau op 9 & 17/09 (B. Forget, J. Nysten), resp. 1, 6 & 6 ex. ZW te Meerbeek/pompstation op 16, 17/09 & 1/10 (A. Smets, JM Lommaert, O. Hendrick) en 1 ex. te SAR op 25/09 (N. Dutoit). De tweede deelperiode ving aan op 29/10, en wordt hier samengevat per locatie (waarbij we de lezer vooral willen aanmoedigen op de aantallen van 7/11 te letten): Meerbeek/pompstation (resp. 3 & 1 ex. ZW op 29/10 & 5/11; JM Lommaert),

Overijse/Terlanenveld (2 ex. Z op 30/10, en resp. 25, 18, 20 & 18 ex. tpl op 7, 8, 9 & 10/11; I. Nel, R. Charlier, M. Fajgenblat, F. Vandeputte), Leefdaal/plateau (resp. 661 (!), 27, 13 & 1 ex. Z op 7, 9, 10 & 11-12/11; I. Nel, P. Moysons, H. Roosen, J. Nysten), Kessel-Lo/Kesselberg (267 ex. (!) Z op 7/11 – in half uurtje tijd; G. Vandezande) en Erps/Dorenveld (telkens 1 ex. op 8 & 25-27/11; P. Deschepper, F. Wyns, P. Moysons, R. Ghijsen).

& 9/09; D. von Werne), LP (1 ex. op 1/09; F. Vanwezer), NKV (resp. 1, 9 & 6 ex. op 6, 9 & 15/09; E. Kimman, E. Etienne, J. Vandeput), AVP (1 ex. op 7/09; J. Nysten), het plateau Sterrebeek – Moorsel (1 ex. op 9/09; A. Smets) en Kwerps/vijvers (1 ex. op 21/09; R. Ghijsen). Rond half oktober volgden nog enkele relatief late ex.: 1 ex. te NKV op 14/10 (V. Rasson) en 1 ex. te SAR op 18/10 (J. Vandeput, W. Vertommen).

Bonte Strandloper Calidris alpina Bonte Strandlopers pleisterden tijdens het najaar van 2016 meermaals te SAR en NKV. Een eerste golfje begon midden september, met te SAR resp. 1, 2, 1, 2, 1 & 2 ex. op 15, 16, 17, 18, 19-20 & 21/09 (M. Fajgenblat, S. Horemans, P. Moysons e.a.) en te NKV resp. 1, 2 & 1 ex. op 16, 17-18 & 19-20/09 (J. De Cock, E. Etienne, L. Hendrickx e.a.). Begin oktober volgden te SAR resp. 2, 2 & 4 ex. op 2-3, 5 & 6/10 (B. Theunis, J. Vandeput, I. Nel e.a.) en te NKV 1 ex. op 4/10 (B. Vereyken, S. Horemans, R. Charlier). Tot slot waren er te SAR nog telkens 1 ex. op 19-25/10 (S. Horemans, M. Abts, I. Nel e.a.) en op 2/11 (I. Nel, V. Claes).

Bokje Lymnocryptes minimus 18 & 25/09 1 ex. te NKV (L. Hendrickx, J. Nysten) 29/09 1 ex. te SAR (S. d’Hoop) 27-28/11 1 ex. te SAR (I. Nel, L. Hendrickx, J. Nysten e.a.) Dwergmeeuw Hydrocoleus minutus 03/09 2 ex. te SAR (K. Aerts) 08/10 1 ex. over OHN (J. Rutten)

Steenloper Arenaria interpres 15-18/09 1 juv te SAR (I. Nel, M. Fajgenblat, S. Horemans e.v.a.) Deze vogel betreft de 12e Steenloper (11e geval) voor het Dijleland. Voor de vorige ex. moeten we terug tot in 2010 (26/05, SAR) en 2005 (15/05, SAR), daarvoor was het al van 1981 geleden dat de soort in het Dijleland werd gezien. De huidige maandverdeling (# gevallen) ziet er als volgt uit: april 1 – mei 6 – augustus 1 – september 3.

Geelpootmeeuw Larus michahellis 19-20/11 1 ad te SAR (L. Hendrickx, I. Nel) 19, 24, 26-27 1 ad te OHZ (R. Gysbertsen, & 30/11 J. Denonville, S. Horemans e.a.) 26/11 1 ex. N te NKV (I. Nel, R. Charlier) Wellicht steeds dezelfde vogel (nooit overlappende waarnemingen op meerdere locaties, tijdstippen en vliegrichtingen kloppen allemaal).

Regenwulp Numenius phaeopus 03/09 1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets) Wulp Numenius arquata 07/11 1 ex. ZW te plateau Sterrebeek – Moorsel (A. Smets) Tureluur Tringa totanus 1, 2 & 3/09 resp. 1, 2 & 1 ex. te Kwerps/Vijvers (P. Moysons)

Pontische Meeuw Larus cachinnans 14/11 1 ex. te SAR (E. Kimman) 28/11 1 1e win te OHZ (S. Horemans, S. Van den Bussche, E. Matthyssen)

Zwarte Stern Chlidonias niger 12/09 & 1/10 resp. 2 ad win & 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Nysten)

VOGELS

echter weer goed op in de regio, met 21 oktoberwaarnemingen van doortrekkende en pleisterende ex. verspreid over het gebied (allen solitair, m.u.v. een duo op 24/10 te Leefdaal/plateau; P. Standaert), en 45 novemberwaarnemingen van pleisterende/overwinterende ex. in de zuidelijke plateaugebieden (met nu wel regelmatig een duo – ad v & 2e kj m – te Leefdaal).

Zomertortel Streptopelia turtur 07/09 2 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget) 10/09 1 ex. Z te Meerbeek/pompstation (G. Vandezande, M. Fajgenblat, JM Lommaert) Velduil Asio flammeus 13/11 1 ex. te Leefdaal/plateau (B. Forget)

Groenpootruiter Tringa nebularia 1, 3 & 5/09 telkens 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 22/09 1 ex. te OHZ (J. Vantrappen)

Gierzwaluw Apus apus Een redelijk late Gierzwaluw trok op 23/09 nog over Meerbeek/pompstation (A. Smets).

Oeverloper Actitis hypoleuca In september 2016 werden nog Oeverlopers waargenomen te Haasrode/industrie (telkens 1 ex. op 1-2, 5

Hop Upupa epops 18/10 1 ex. ZW te AVP (J. Menu) De 27e Hop voor regio Leuven sinds 1975 (de 20e in de

23


24/09

Waterpieper Anthus spinoletta De eerste Waterpieper voor het najaar van 2016, tevens de enige in september, zat op 21/09 te Korbeek-Dijle/ plateau (B. Forget). Vanaf begin oktober dook de soort op in de valleigebieden, met 46 ex. op de slaapplaats te SAR op 30/10 als maximumconcentratie (I. Nel).

Porseleinhoen - Neerijse Klinkiekvijvers Foto: Johan Nysten

21e eeuw), en vooral bijzonder omwille van de late datum, zoals geïllustreerd door de huidige maandverdeling van alle gevallen sinds 2000: januari 1 – maart 1 – april 4 – mei 7 – juni 1 – juli 1 – augustus 4 – oktober 1. Draaihals Jynx torquilla 01/09 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 10/09 1 ex. te Kessel-Lo/Centraal (E. Sente) Boomleeuwerik Lullula arborea Drie zuidwaarts vliegende Boomleeuweriken op 25/09 te Bertem/Koeheide (G. Bleys) waren de eersten voor het najaar van 2016. Tussen 1/10 en 3/11 werd de soort in regio Leuven op de volgende locaties genoteerd: Kessel-Lo/Kesselberg (resp. 1, 1, 12, 8, 15, 17, 1, 2 & 2 ex. op 1, 3, 5, 9, 16, 26, 30, 31/10 & 1/11; G. Vandezande, M. Fajgenblat, J. Menu), Meerbeek/pompstation (resp. 4, 51 (!), 1 & 1 ex. ZW op 1, 8, 21 & 23/10; A. Smets, O. Hendrick), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1, 2 & 1 ex. Z op 1, 16/10 & 3/11; I. Nel, K. Moreau, F. Vandeputte, H. Roosen), Heverlee/Langestaart (6 ex. ZW op 5/10; E. Coremans), Huldenberg/plateau (1 ex. O op 9/10; A. Smets), Wijgmaal (1 ex. W op 9/10; J. Menu), plateau Sterrenbeek – Moorsel (1 ex. ZW op 10/10; O. Hendrick), Bertem/Koeheide (1 ex. ZW op 13/10; G. Bleys), Oud-Heverlee/dorp (2 ex. op 16/10; J. Rutten) en Kessel-Lo/Centraal (8 ex. ZW op 30/10; K. Moreau). Rotszwaluw Ptyonoprogne rupestris Op 16/11 werd een zekere Rotszwaluw gemeld te OHZ (S. Horemans, M. Tomballe), maar de vogel bleef helaas niet lang genoeg ter plaatse om door anderen opgepikt te kunnen worden. Indien aanvaard door het BRBC betreft dit een nieuwe soort voor regio Leuven, en slechts de vierde Rotszwaluw voor België (na 1 ex. te Remouchamps op 18-24/04/89, 1 ex. te Pulle op 4-9/05/94 en 1 ex. te Mechelen op 4-6/11/05).

24

De boomklever I maart 2017 I vogels

Grote Pieper Anthus richardi 21/10 1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets) De 13e Grote Pieper voor regio Leuven, en reeds de 11e in de 21e eeuw, hoewel dit beeld wordt vertekend door de exceptionele jaren 2012 en 2013 (met resp. 2 en 4 ex.). Datumgrenzen in najaar: 21/09 – 31/10 (het eerste geval voor de regio betrof de enige voorjaarswaarneming: 1 ex. te Neerijse op 25/03/46). Duinpieper Anthus campestris 07/09 2 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets, M. Fajgenblat, G. Vandezande) 14/09 1 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (M. Fajgenblat, B. Forget), 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (G. Vandezande) Boompieper Anthus trivialis Zuidwaarts trekkende Boompiepers konden tot op 16/10 worden waargenomen boven regio Leuven. Omwille van het overwicht aan trekteltotalen (die zelf al de som van een aantal waarnemingen zijn) in de dataset is dit moeilijk in termen van “aantal waarnemingen” uit te drukken, en ook een volledige opsomming zou ons te ver leiden. We beperken ons dus tot een bondige samenvatting: Boompiepers werden op 27 data genoteerd, waarbij de waarnemingen afkomstig waren van 15 afzonderlijke locaties. De dagmaxima betroffen resp. 32 & 25 ex. ZW te Meerbeek/pompstation op 7 & 14/09 (A. Smets, M. Fajgenblat, G. Vandezande), 11 ex. ZW te Korbeek-Dijle/ plateau op 14/09 (B. Forget, M. Fajgenblat) en 11 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg op 1/11 (G. Vandezande, J. Menu). Roodkeelpieper Anthus cervinus 11/09 1 ex. te plateau Sterrebeek-Moorsel (R. De Boom)

Pestvogel Bombycilla garrulus Vanaf de laatste decade van oktober 2016 zakten er nog eens Pestvogels af naar België, al ging het zeker niet om een omvangrijke invasie. In regio Leuven, waar het was geleden van de winter van 2012-2013 dat we Pestvogels over de vloer kregen, viel er echter niet veel van te merken en bleven we steken op 1 ex. te Oud-Heverlee/ Ormendaal op 27/11 (B. Willaert) (en 2 mogelijke ex. te Overijse/ Terlanenveld op 12/11; H. Roosen). Klapekster Lanius excubitor 07-10/10 1 ex. in het gebied OHN – OHZ – Ormendaal (J. Vantrappen, I. Nel, R. Charlier e.a.) 12, 15-16, 25-27 1 ex. te SAR (E. Zvar, I. Nel, & 29-30/10 L. Hendrickx e.a.) (zelfde vogel als eerder te OH?) Beflijster Turdus torquatus Tijdens de najaarstrektellingen van 2016 werden op drie locaties Beflijsters genoteerd: Kessel-Lo/ resp. 1, 4, 1 & 8 ex. Z op 25/09, Kesselberg 3, 5 & 16/10 (G. Vandezande, M. Fajgenblat) Bierbeek/ resp. 1 & 2 ex. Z op 3 & 5/10 zandgroeve (D. von Werne) Leefdaal/plateau 2 ex. Z op 16/10 (I. Nel, K. Moreau, F. Vandeputte) Nachtegaal Luscinia megarhynchos 21/09 1 ex. te OHN (J. Rutten) Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 05/09 1 ad m te LP (S. Goethals) 07/09 1 1e win m te Erps/Dorenveld (P. Deschepper) 21/09 1 v te LP (B. Verstraete) 14/10 1 v te Loonbeek/Hollestraat (L & M)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola Roodborsttapuiten werden opgemerkt te Erps/Dorenveld (resp. 3 ex., 1m, 2m & 1m op 4, 23/09, 25 & 29/11; H. Roosen, P. Deschepper, F. Wyns, J. Denonville), Haasrode/ industrie (telkens 1 ex. op 7 & 12/09; D. von Werne), Bertem/Koeheide (1 ex. op 7/09; G. Bleys), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1, 1, 2, 1, 3 & 2 ex. op 10, 24, 25, 26/09, 1 & 24/10; F. Vanwezer, J. Nysten, S. Horemans e.a.), Kwerps/Zuurbeekvallei (2 ex. op 11/09; R. Ghijsen), Erps-Kwerps/dorp (5 ex. op 19/09; P. Moysons), OHZ (resp. 4 ex., 1v & 1v op 2/10, 17 & 19/11; J. Nysten, S. Horemans, W. Wind) en Haasrode/ zandgroeve (2 ex. op 4/10; D. von Werne). Paapje Saxicola rubetra Het najaar van 2016 was in regio Leuven goed voor Paapjes op de volgende locaties: plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (waarnemingen op 10 data tss 3/09 & 1/10; max. resp. 6 & 8 ex. op 9 & 17/09; B. Forget, J. Nysten e.a.), OHZ (2 ex. op 3/09; A. Smets), Bertem/ Koeheide (2 ex. op 6/09; G. Bleys), SAR (2 ex. op 6/09; I. Nel), Meerbeek (telkens 1 ex. ZW op 7, 14 & 24/09; A. Smets, G. Vandezande), plateau Sterrebeek – Moorsel (1m op 7/09; O. Hendrick), Neerijse/Doode Bemde (1 ex. op 10/09; B. De Boeck), Kwerps/Zuurbeekvallei (2 ex. op 17/09; P. Deschepper), Haasrode/zandgroeve (3 ex. op 18/09; D. von Werne) en Erps/Dorenveld (resp. 1 & 2 ex. op 21 & 23/09; P. Deschepper). Tapuit Oenanthe oenanthe Tapuiten werden van 1/09 tot 5/10 102 keer ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be. De maximumaantallen betroffen 14 ex. te Erps/Dorenveld op 4/09 (H. Roosen) en 16 ex. op het plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle op 17/09 (J. Nysten). Met 8 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation op 7/09 (A. Smets, M. Fajgenblat) is ook het resultaat van deze trektelling vermeldenswaardig.

VOGELS

1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets) Reeds de 22e en 23e Roodkeelpiepers voor regio Leuven in de 21e eeuw (september 6 – oktober 17, datumgrenzen 11/09 – 20/10).

Bladkoning Phylloscopus inornatus Het najaar van 2016 ging in België de boeken in als het allerbeste najaar voor Bladkoning ooit. Niet alleen het recordaantal sneuvelde daarbij, ze waren er ook opvallend vroeg bij (reeds van in augustus werden de kleinoden veelvuldig waargenomen en geringd). Zoals gewoonlijk werden de meeste veldwaarnemingen aan de kust opgetekend, maar de kans (en geassocieerde hoop) op een Dijlelandse veldwaarneming was nog nooit zo groot als dit jaar. En ja, op 27/09 kon inderdaad de aanwezigheid van een Bladkoning aangetoond worden in het Arenbergpark te Heverlee (B. Vereyken). Dat gebeurde aan de hand van een geluidsopname, de vogel zelf werd nooit gezien. Na Bladkoningen op 4/10/00 te Heverlee/Campus 200, De boomklever I maart 2017 I vogels

25


24/09

Waterpieper Anthus spinoletta De eerste Waterpieper voor het najaar van 2016, tevens de enige in september, zat op 21/09 te Korbeek-Dijle/ plateau (B. Forget). Vanaf begin oktober dook de soort op in de valleigebieden, met 46 ex. op de slaapplaats te SAR op 30/10 als maximumconcentratie (I. Nel).

Porseleinhoen - Neerijse Klinkiekvijvers Foto: Johan Nysten

21e eeuw), en vooral bijzonder omwille van de late datum, zoals geïllustreerd door de huidige maandverdeling van alle gevallen sinds 2000: januari 1 – maart 1 – april 4 – mei 7 – juni 1 – juli 1 – augustus 4 – oktober 1. Draaihals Jynx torquilla 01/09 1 ex. te Kwerps/vijvers (P. Moysons) 10/09 1 ex. te Kessel-Lo/Centraal (E. Sente) Boomleeuwerik Lullula arborea Drie zuidwaarts vliegende Boomleeuweriken op 25/09 te Bertem/Koeheide (G. Bleys) waren de eersten voor het najaar van 2016. Tussen 1/10 en 3/11 werd de soort in regio Leuven op de volgende locaties genoteerd: Kessel-Lo/Kesselberg (resp. 1, 1, 12, 8, 15, 17, 1, 2 & 2 ex. op 1, 3, 5, 9, 16, 26, 30, 31/10 & 1/11; G. Vandezande, M. Fajgenblat, J. Menu), Meerbeek/pompstation (resp. 4, 51 (!), 1 & 1 ex. ZW op 1, 8, 21 & 23/10; A. Smets, O. Hendrick), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1, 2 & 1 ex. Z op 1, 16/10 & 3/11; I. Nel, K. Moreau, F. Vandeputte, H. Roosen), Heverlee/Langestaart (6 ex. ZW op 5/10; E. Coremans), Huldenberg/plateau (1 ex. O op 9/10; A. Smets), Wijgmaal (1 ex. W op 9/10; J. Menu), plateau Sterrenbeek – Moorsel (1 ex. ZW op 10/10; O. Hendrick), Bertem/Koeheide (1 ex. ZW op 13/10; G. Bleys), Oud-Heverlee/dorp (2 ex. op 16/10; J. Rutten) en Kessel-Lo/Centraal (8 ex. ZW op 30/10; K. Moreau). Rotszwaluw Ptyonoprogne rupestris Op 16/11 werd een zekere Rotszwaluw gemeld te OHZ (S. Horemans, M. Tomballe), maar de vogel bleef helaas niet lang genoeg ter plaatse om door anderen opgepikt te kunnen worden. Indien aanvaard door het BRBC betreft dit een nieuwe soort voor regio Leuven, en slechts de vierde Rotszwaluw voor België (na 1 ex. te Remouchamps op 18-24/04/89, 1 ex. te Pulle op 4-9/05/94 en 1 ex. te Mechelen op 4-6/11/05).

24

De boomklever I maart 2017 I vogels

Grote Pieper Anthus richardi 21/10 1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets) De 13e Grote Pieper voor regio Leuven, en reeds de 11e in de 21e eeuw, hoewel dit beeld wordt vertekend door de exceptionele jaren 2012 en 2013 (met resp. 2 en 4 ex.). Datumgrenzen in najaar: 21/09 – 31/10 (het eerste geval voor de regio betrof de enige voorjaarswaarneming: 1 ex. te Neerijse op 25/03/46). Duinpieper Anthus campestris 07/09 2 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets, M. Fajgenblat, G. Vandezande) 14/09 1 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (M. Fajgenblat, B. Forget), 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (G. Vandezande) Boompieper Anthus trivialis Zuidwaarts trekkende Boompiepers konden tot op 16/10 worden waargenomen boven regio Leuven. Omwille van het overwicht aan trekteltotalen (die zelf al de som van een aantal waarnemingen zijn) in de dataset is dit moeilijk in termen van “aantal waarnemingen” uit te drukken, en ook een volledige opsomming zou ons te ver leiden. We beperken ons dus tot een bondige samenvatting: Boompiepers werden op 27 data genoteerd, waarbij de waarnemingen afkomstig waren van 15 afzonderlijke locaties. De dagmaxima betroffen resp. 32 & 25 ex. ZW te Meerbeek/pompstation op 7 & 14/09 (A. Smets, M. Fajgenblat, G. Vandezande), 11 ex. ZW te Korbeek-Dijle/ plateau op 14/09 (B. Forget, M. Fajgenblat) en 11 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg op 1/11 (G. Vandezande, J. Menu). Roodkeelpieper Anthus cervinus 11/09 1 ex. te plateau Sterrebeek-Moorsel (R. De Boom)

Pestvogel Bombycilla garrulus Vanaf de laatste decade van oktober 2016 zakten er nog eens Pestvogels af naar België, al ging het zeker niet om een omvangrijke invasie. In regio Leuven, waar het was geleden van de winter van 2012-2013 dat we Pestvogels over de vloer kregen, viel er echter niet veel van te merken en bleven we steken op 1 ex. te Oud-Heverlee/ Ormendaal op 27/11 (B. Willaert) (en 2 mogelijke ex. te Overijse/ Terlanenveld op 12/11; H. Roosen). Klapekster Lanius excubitor 07-10/10 1 ex. in het gebied OHN – OHZ – Ormendaal (J. Vantrappen, I. Nel, R. Charlier e.a.) 12, 15-16, 25-27 1 ex. te SAR (E. Zvar, I. Nel, & 29-30/10 L. Hendrickx e.a.) (zelfde vogel als eerder te OH?) Beflijster Turdus torquatus Tijdens de najaarstrektellingen van 2016 werden op drie locaties Beflijsters genoteerd: Kessel-Lo/ resp. 1, 4, 1 & 8 ex. Z op 25/09, Kesselberg 3, 5 & 16/10 (G. Vandezande, M. Fajgenblat) Bierbeek/ resp. 1 & 2 ex. Z op 3 & 5/10 zandgroeve (D. von Werne) Leefdaal/plateau 2 ex. Z op 16/10 (I. Nel, K. Moreau, F. Vandeputte) Nachtegaal Luscinia megarhynchos 21/09 1 ex. te OHN (J. Rutten) Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus 05/09 1 ad m te LP (S. Goethals) 07/09 1 1e win m te Erps/Dorenveld (P. Deschepper) 21/09 1 v te LP (B. Verstraete) 14/10 1 v te Loonbeek/Hollestraat (L & M)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola Roodborsttapuiten werden opgemerkt te Erps/Dorenveld (resp. 3 ex., 1m, 2m & 1m op 4, 23/09, 25 & 29/11; H. Roosen, P. Deschepper, F. Wyns, J. Denonville), Haasrode/ industrie (telkens 1 ex. op 7 & 12/09; D. von Werne), Bertem/Koeheide (1 ex. op 7/09; G. Bleys), plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (resp. 1, 1, 2, 1, 3 & 2 ex. op 10, 24, 25, 26/09, 1 & 24/10; F. Vanwezer, J. Nysten, S. Horemans e.a.), Kwerps/Zuurbeekvallei (2 ex. op 11/09; R. Ghijsen), Erps-Kwerps/dorp (5 ex. op 19/09; P. Moysons), OHZ (resp. 4 ex., 1v & 1v op 2/10, 17 & 19/11; J. Nysten, S. Horemans, W. Wind) en Haasrode/ zandgroeve (2 ex. op 4/10; D. von Werne). Paapje Saxicola rubetra Het najaar van 2016 was in regio Leuven goed voor Paapjes op de volgende locaties: plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle (waarnemingen op 10 data tss 3/09 & 1/10; max. resp. 6 & 8 ex. op 9 & 17/09; B. Forget, J. Nysten e.a.), OHZ (2 ex. op 3/09; A. Smets), Bertem/ Koeheide (2 ex. op 6/09; G. Bleys), SAR (2 ex. op 6/09; I. Nel), Meerbeek (telkens 1 ex. ZW op 7, 14 & 24/09; A. Smets, G. Vandezande), plateau Sterrebeek – Moorsel (1m op 7/09; O. Hendrick), Neerijse/Doode Bemde (1 ex. op 10/09; B. De Boeck), Kwerps/Zuurbeekvallei (2 ex. op 17/09; P. Deschepper), Haasrode/zandgroeve (3 ex. op 18/09; D. von Werne) en Erps/Dorenveld (resp. 1 & 2 ex. op 21 & 23/09; P. Deschepper). Tapuit Oenanthe oenanthe Tapuiten werden van 1/09 tot 5/10 102 keer ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be. De maximumaantallen betroffen 14 ex. te Erps/Dorenveld op 4/09 (H. Roosen) en 16 ex. op het plateau Leefdaal – Korbeek-Dijle op 17/09 (J. Nysten). Met 8 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation op 7/09 (A. Smets, M. Fajgenblat) is ook het resultaat van deze trektelling vermeldenswaardig.

VOGELS

1 ex. ZW te Meerbeek/pompstation (A. Smets) Reeds de 22e en 23e Roodkeelpiepers voor regio Leuven in de 21e eeuw (september 6 – oktober 17, datumgrenzen 11/09 – 20/10).

Bladkoning Phylloscopus inornatus Het najaar van 2016 ging in België de boeken in als het allerbeste najaar voor Bladkoning ooit. Niet alleen het recordaantal sneuvelde daarbij, ze waren er ook opvallend vroeg bij (reeds van in augustus werden de kleinoden veelvuldig waargenomen en geringd). Zoals gewoonlijk werden de meeste veldwaarnemingen aan de kust opgetekend, maar de kans (en geassocieerde hoop) op een Dijlelandse veldwaarneming was nog nooit zo groot als dit jaar. En ja, op 27/09 kon inderdaad de aanwezigheid van een Bladkoning aangetoond worden in het Arenbergpark te Heverlee (B. Vereyken). Dat gebeurde aan de hand van een geluidsopname, de vogel zelf werd nooit gezien. Na Bladkoningen op 4/10/00 te Heverlee/Campus 200, De boomklever I maart 2017 I vogels

25


Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 16/09 1 ex. te Tervuren/Zoniënwoud (R. Thunus) Baardman Panurus biarmicus 15 & 18/10 telkens 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Vandeput) Ringmus Passer montanus Op de Dijlelandse trektelposten werden de volgende bescheiden bewegingen van Ringmussen genoteerd: te Meerbeek/pompstation resp. 5 ex. ZW, 9 ex. N & 7 ex. ZW op 23/09, 7 & 8/10 (A. Smets, O. Hendrick), te Bierbeek/zandgroeve 1 ex. O op 4/10 (D. von Werne), te Haasrode/ zandgroeve telkens 3 ex. ZW op 16 & 22/10 (D. von Werne), te Leefdaal/plateau 2 ex. Z op 16/10 (K. Moreau, I. Nel, F. Vandeputte) en te Kessel-Lo/Kesselberg 3 ex. Z op 31/10 (G. Vandezande). Europese Kanarie Serinus serinus 9, 26 & 31/10 telkens 1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande, M. Fajgenblat) 12/11 1v te Overijse/Terlanenveld (H. Roosen)

Kleine Barmsijs Acanthis cabaret 31/10 3 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande) 05/11 3 ex. over Ottenburg (F. Vandeputte) 10/11 2 ex. te Overijse/Terlanenveld (F. Vandeputte) 12 & 13/11 resp. 20 & 12 ex. te Sint-Joris-Weert/ speelplein Meerdaalwoud (J. Nysten) 28/11 4 ex. te Korbeek-Dijle/Ormendaal (S. Horemans, A. Delier) barmsijs sp. Acanthis cabaret/flammea 31/10 1 ex. te Haasrode/zandgroeve (D. von Werne) Grauwe Gors Emberiza calandra 25/09 1 ex. te Bertem/Koeheide (G. Bleys) IJsgors Calcarius lapponicus 01/11 1 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget, R. Charlier) De 27e IJsgors voor het Dijleland sinds 1975 (datumgrenzen 28/09 – 20/11).

Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com

Steenarend - Aquila chrysaetos (BRBC) op het Plateau van Leefdaal Zondag 18 september. Ik ben niet tijdig uit bed geraakt en dus is het me (andermaal) niet gelukt om vanaf zonsopgang de “lente” trektelpost op het Plateau van Leefdaal te bemannen. De laatste dagen is er evenwel geen spectaculaire trek geweest en een blik op de WhatsAppgroep “Trektellers Vlaanderen” leert dat er vandaag ook niet veel beweging is. Ik besluit dan maar om naar de Kliniekvijvers in de Doode Bemde te trekken waar er een mooie slikplaat ligt. Buiten 15 watersnip26

De boomklever I maart 2017 I vogels

pen Gallinago gallinago is er hier evenwel niet veel te noteren en rond 10.00 u ga ik terug naar mijn wagen. In de dreef vliegt er vanuit de gracht plots een Bokje Lymnocryptes minimus op om bijna onmiddellijk achter de dijk terug in te vallen. Dus toch, want enkele dagen geleden was er al een mogelijke waarneming op het slik. In ieder geval is dit al een mooi begin van de dag. Hoopvol rijd ik naar SAR dat er ook door de lage waterstand uitstekend bijligt voor steltlopers. Bovendien zit

Steenarend te Leefdaal Plateau op 18/09/16. Foto: Ingrid Nel

er sinds enkele dagen een juveniele Steenloper Arenaria interpres, bij ons een typische kustvogel waarvan men de waarnemingen in het Dijleland dan ook op één hand kan tellen. Aangekomen in de toren is hij echter niet direct zichtbaar. Zou hij dan vertrokken zijn? Ik speur de vijver af maar buiten acht Grote zilverreigers Casmerodius albus en een boven de rietkraag jagend vrouwtje Bruine kiekendief Circus aeruginosus is ook hier weinig beweging. Na een half uurtje vind ik dan toch de Steenloper die wellicht achter het riet op de landtong aan het foerageren was. Ik besluit dan toch maar om naar de trektelpost te gaan en verwittig Ingrid per sms. Rond 11u sta ik op de trektelpost te Leefdaal en even later komt ook Ingrid aan. Van enige trek is er echter geen sprake. Om 11.30u hebben we enkel 4 overtrekkende Graspiepers Anthus pratensis, 3 plaatselijke Torenvalken Falco tinnunculus en twee pleisterende Bruine kiekendieven Circus aeruginosus genoteerd. Het volgende uur passeert er gewoon niks en pas om 12.50u trekt er een vrouwtje Bruine Kiekendief Circus aeruginosus mooi door naar het zuiden. Ik denk al aan inpakken als plots onze aandacht getrokken wordt door een Zwarte kraai Corvus corone die vanuit de Blokkenstraat vanachter het dennenbosje een grote donkere vogel achtervolgt. Ik denk eerst aan een Raaf Corvus corax maar een blik door de kijker toont een imposante roofvogel met een grote snavel die in

actieve vlucht met vrij snelle vleugelslagen komt aangevlogen. Een Zeearend? Zeker niet. Dit jaar zijn we verwend geweest met zeearenden en hun jizz ligt nog fris in ons geheugen. De snavel is te klein, de vogel te slank, zeker niet het bommenwerperprofiel van een Zeearend, en ook de staart is langer. We kunnen de vogel nu mooi in de telescoop volgen als hij op een honderdtal meter laag boven het dennenbosje langs ons voorbij trekt. Hij heeft zeker geen riempje aan de poten. Ik zeg tegen Ingrid om samen luidop te zeggen wat we zien. Het is een uitstekende truc om achteraf zich goed de kenmerken te herinneren en het sluit meteen elke discussie uit over dit of dat al dan niet gezien kenmerk. Ik probeer de vingers te tellen en we zien minimum 5 vingers (later op de foto’ zijn er 6 te zien), duidelijk naar boven gekruld. De achterrand van de vleugel vormt een duidelijke S. Opvallend zijn de zeer duidelijke witte plekken op beide bovenvleugels. Even later kon Jony de vogel oppikken en deze plekken als vrijwel enig detail van vrij ver zien bij de vogel. Later zouden op de foto’s ook witte plekken op de ondervleugels zichtbaar zijn. De staartrand is "gekarteld". Stilaan cirkelt hij op en plots zit hij in een bel met 5 buizerds Buteo buteo, mogelijk ook een Visarend, maar die laten ons nu koud … Er is een duidelijk grootteverschil: ongeveer de helft groter dan kraai en buizerd. De kop is bleker dan het donker lijf. Er is een blekere plek op de bovenstaart. De staart is De boomklever I maart 2017 I vogels

VOGELS

op 2/11/08 te Haasrode/dorp en op 17/10/09 te Blanden/dorp, betreft het hier dus de vierde veldwaarneming van Bladkoning voor regio Leuven. Uit de periode 19952007 zijn ons verder 8 gevallen uit Korbeek-Lo bekend (7 ringvangsten + eentje die niet in de netten vloog) maar die vallen strikt genomen buiten de besproken regio.

27


Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 16/09 1 ex. te Tervuren/Zoniënwoud (R. Thunus) Baardman Panurus biarmicus 15 & 18/10 telkens 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Vandeput) Ringmus Passer montanus Op de Dijlelandse trektelposten werden de volgende bescheiden bewegingen van Ringmussen genoteerd: te Meerbeek/pompstation resp. 5 ex. ZW, 9 ex. N & 7 ex. ZW op 23/09, 7 & 8/10 (A. Smets, O. Hendrick), te Bierbeek/zandgroeve 1 ex. O op 4/10 (D. von Werne), te Haasrode/ zandgroeve telkens 3 ex. ZW op 16 & 22/10 (D. von Werne), te Leefdaal/plateau 2 ex. Z op 16/10 (K. Moreau, I. Nel, F. Vandeputte) en te Kessel-Lo/Kesselberg 3 ex. Z op 31/10 (G. Vandezande). Europese Kanarie Serinus serinus 9, 26 & 31/10 telkens 1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande, M. Fajgenblat) 12/11 1v te Overijse/Terlanenveld (H. Roosen)

Kleine Barmsijs Acanthis cabaret 31/10 3 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (G. Vandezande) 05/11 3 ex. over Ottenburg (F. Vandeputte) 10/11 2 ex. te Overijse/Terlanenveld (F. Vandeputte) 12 & 13/11 resp. 20 & 12 ex. te Sint-Joris-Weert/ speelplein Meerdaalwoud (J. Nysten) 28/11 4 ex. te Korbeek-Dijle/Ormendaal (S. Horemans, A. Delier) barmsijs sp. Acanthis cabaret/flammea 31/10 1 ex. te Haasrode/zandgroeve (D. von Werne) Grauwe Gors Emberiza calandra 25/09 1 ex. te Bertem/Koeheide (G. Bleys) IJsgors Calcarius lapponicus 01/11 1 ex. ZW te Korbeek-Dijle/plateau (B. Forget, R. Charlier) De 27e IJsgors voor het Dijleland sinds 1975 (datumgrenzen 28/09 – 20/11).

Samenstelling Kelle Moreau kelle.moreau@gmail.com

Steenarend - Aquila chrysaetos (BRBC) op het Plateau van Leefdaal Zondag 18 september. Ik ben niet tijdig uit bed geraakt en dus is het me (andermaal) niet gelukt om vanaf zonsopgang de “lente” trektelpost op het Plateau van Leefdaal te bemannen. De laatste dagen is er evenwel geen spectaculaire trek geweest en een blik op de WhatsAppgroep “Trektellers Vlaanderen” leert dat er vandaag ook niet veel beweging is. Ik besluit dan maar om naar de Kliniekvijvers in de Doode Bemde te trekken waar er een mooie slikplaat ligt. Buiten 15 watersnip26

De boomklever I maart 2017 I vogels

pen Gallinago gallinago is er hier evenwel niet veel te noteren en rond 10.00 u ga ik terug naar mijn wagen. In de dreef vliegt er vanuit de gracht plots een Bokje Lymnocryptes minimus op om bijna onmiddellijk achter de dijk terug in te vallen. Dus toch, want enkele dagen geleden was er al een mogelijke waarneming op het slik. In ieder geval is dit al een mooi begin van de dag. Hoopvol rijd ik naar SAR dat er ook door de lage waterstand uitstekend bijligt voor steltlopers. Bovendien zit

Steenarend te Leefdaal Plateau op 18/09/16. Foto: Ingrid Nel

er sinds enkele dagen een juveniele Steenloper Arenaria interpres, bij ons een typische kustvogel waarvan men de waarnemingen in het Dijleland dan ook op één hand kan tellen. Aangekomen in de toren is hij echter niet direct zichtbaar. Zou hij dan vertrokken zijn? Ik speur de vijver af maar buiten acht Grote zilverreigers Casmerodius albus en een boven de rietkraag jagend vrouwtje Bruine kiekendief Circus aeruginosus is ook hier weinig beweging. Na een half uurtje vind ik dan toch de Steenloper die wellicht achter het riet op de landtong aan het foerageren was. Ik besluit dan toch maar om naar de trektelpost te gaan en verwittig Ingrid per sms. Rond 11u sta ik op de trektelpost te Leefdaal en even later komt ook Ingrid aan. Van enige trek is er echter geen sprake. Om 11.30u hebben we enkel 4 overtrekkende Graspiepers Anthus pratensis, 3 plaatselijke Torenvalken Falco tinnunculus en twee pleisterende Bruine kiekendieven Circus aeruginosus genoteerd. Het volgende uur passeert er gewoon niks en pas om 12.50u trekt er een vrouwtje Bruine Kiekendief Circus aeruginosus mooi door naar het zuiden. Ik denk al aan inpakken als plots onze aandacht getrokken wordt door een Zwarte kraai Corvus corone die vanuit de Blokkenstraat vanachter het dennenbosje een grote donkere vogel achtervolgt. Ik denk eerst aan een Raaf Corvus corax maar een blik door de kijker toont een imposante roofvogel met een grote snavel die in

actieve vlucht met vrij snelle vleugelslagen komt aangevlogen. Een Zeearend? Zeker niet. Dit jaar zijn we verwend geweest met zeearenden en hun jizz ligt nog fris in ons geheugen. De snavel is te klein, de vogel te slank, zeker niet het bommenwerperprofiel van een Zeearend, en ook de staart is langer. We kunnen de vogel nu mooi in de telescoop volgen als hij op een honderdtal meter laag boven het dennenbosje langs ons voorbij trekt. Hij heeft zeker geen riempje aan de poten. Ik zeg tegen Ingrid om samen luidop te zeggen wat we zien. Het is een uitstekende truc om achteraf zich goed de kenmerken te herinneren en het sluit meteen elke discussie uit over dit of dat al dan niet gezien kenmerk. Ik probeer de vingers te tellen en we zien minimum 5 vingers (later op de foto’ zijn er 6 te zien), duidelijk naar boven gekruld. De achterrand van de vleugel vormt een duidelijke S. Opvallend zijn de zeer duidelijke witte plekken op beide bovenvleugels. Even later kon Jony de vogel oppikken en deze plekken als vrijwel enig detail van vrij ver zien bij de vogel. Later zouden op de foto’s ook witte plekken op de ondervleugels zichtbaar zijn. De staartrand is "gekarteld". Stilaan cirkelt hij op en plots zit hij in een bel met 5 buizerds Buteo buteo, mogelijk ook een Visarend, maar die laten ons nu koud … Er is een duidelijk grootteverschil: ongeveer de helft groter dan kraai en buizerd. De kop is bleker dan het donker lijf. Er is een blekere plek op de bovenstaart. De staart is De boomklever I maart 2017 I vogels

VOGELS

op 2/11/08 te Haasrode/dorp en op 17/10/09 te Blanden/dorp, betreft het hier dus de vierde veldwaarneming van Bladkoning voor regio Leuven. Uit de periode 19952007 zijn ons verder 8 gevallen uit Korbeek-Lo bekend (7 ringvangsten + eentje die niet in de netten vloog) maar die vallen strikt genomen buiten de besproken regio.

27


jan 1

feb

maa

april

1

mei 1

juni

that comes to mind is a Golden Eagle. The long tail, the shape of the wings and the comparatively smalllooking head are all spot on for Golden. Also the white wing-flashes, their size as well as where they are placed, and the odd white areas seen in the tail fit Golden Eagle perfectly. I cannot really think of any other possibility. The way the wings are held is not crucial, as this varies with every species depending on which kind of flight is referred to. Even birds which are said to keep their wings in a shallow V (like Golden Eagle) often keep their wings flat or even hanging. Best regards, Dick” Een Steenarend Aquila chrysaetos dus. De determinatie is dus zeker maar ik blijf met een onbehaaglijk gevoel zitten. Wat wij gezien hebben komt niet echt overeen met wat in de veldgidsen beschreven staat. Juvenielen en immaturen hebben een duidelijk witte staart met een duidelijke donkere eindband. Onze vogel had dit niet, behalve wat wit op de bovenstaart. En enkel juvenielen zouden rondzwerven volgens de ANWB. Volwassen vogels hebben dan weer de witte plekken niet meer op de boven- en ondervleugel en zijn in het algemeen sedentair. Dirk von Werne bezorgde me evenwel enkele links naar de Zweedse Artportalen website waarop een paar foto’s van 5e jaars vogels te vinden zijn die inderdaad met onze waarneming overeenkomen. Een staart die reeds adult gekleurd is en met nog witte vlekken op de vleugels. Een subadult dus, en hij werd dan ook zo bij het Belgian Rare Birds Committee (BRBC) voor homologatie ingediend. Naar aanleiding van een mailtje van Gerald Driessens naar Ingrid Nel begin januari, realiseerde ik me dat de beschrijving die ik bij de waarneming gegeven had op waarnemingen.be verschillend kon geïnterpreteerd worden. Gerald stelde dat hij op de Vogeldag ging vertellen dat “de kans groot is dat het om dezelfde vogel gaat die eerder bij Vielsalm werd gezien en zelfs mogelijk diezelfde juli

aug

sept 2

okt 4

nov 3

dec 3

Tabel 1: Maandpatroon van de 15 aanvaarde waarnemingen van Steenarend in België

28

De boomklever I maart 2017 I vogels

van 2015. Het schijnt nogal een gewoonte te zijn van solitaire, wat afgedwaalde Steenarenden om langdurig in een uitgestrekte regio te verblijven. Lijkt ook maar logisch, gezien het daarvoor al erg lang geleden was dat er nog één zat in België, en nu plots 3 x.” Mooie en aannemelijke theorie maar spijtig genoeg komt dit niet overeen met wat wij gezien hebben. Wij hebben de vogel bijna heel de tijd in de telescoop gevolgd en hij was in het begin op amper 100 meter en vrij laag (rand van plateau) van ons vandaan. De foto’s van Ingrid zijn genomen toen hij al redelijk was afgedreven. Je kan je inbeelden dat we eerst wilden kijken en daarna pas fotograferen. Dus we hebben een goed detailbeeld gehad. De witte onderstaartveren en zwarte eindband hebben we niet gezien (was er ook niet). Zowel de vogel van 2015 (Vierves-sur-Viroin) als 3/9/2016 (Vielsalm) tonen duidelijk een juveniel. Beide vogels tonen ook op de ondervleugel uitgebreide grote witte "plekken". Bij de onze was dit niet het geval wat ook blijkt uit uitvergrootte foto’s van Ingrid. De vogel van Vielsalm toont ook duidelijke rui van armpennen en staartpennen. De

Steenarend te Vielsalm op 3/09/16. Foto: Raphaël Thunus

Tabel 2: Aanvaarde gevallen van Steenarend in België. Alle gevallen betreffen telkens één exemplaar.

onze was gaaf (met uitzondering van één staartpen die een beetje afhing). Ik maakte in een apart verslagje deze bemerkingen over aan Joris Elst van het BRBC. Enkele dagen later liet hij ons weten dat het BRBC had beslist om de Ardeense beesten als waarschijnlijk één individu te beschouwen en de vogel van Leefdaal als een ander individu (pers. med. Joris Elst). STEENARENDEN IN BELGIË De waarneming van 18 september 2016 op het Plateau van Leefdaal is de tweede waarneming voor het Dijleland, en tevens voor de provincie Vlaams-Brabant. Het vorige exemplaar, ook een subadult, werd gedood rond 15 februari 1958 te Ottenburg. Over de juiste datum is er dus wat onzekerheid: Herroelen en De Fraine situeren de waarneming zelfs in 1959 maar refereren naar een publicatie in De Wielewaal van 1958 zodat het hier zeker om een typefout gaat die door Hens werd overgenomen. Uit de database en de beslissingen van het Belgian Rare Birds Committee (raadpleegbaar op www. belgianrbc.be) blijkt dat, aangezien de twee Ar-

Datum

Locatie

Prov.

1875-10-01

Oostende

WV

Geslacht

Kleed

1876-10-15

Brecht

AN

1888-11-01

Jette

BR

1894-01-01

Maldegem

OV

1906-10-28

Knokke-Heist

WV

1912-11-02

Vladslo

WV

1931-12-28

Solre-sur-Sambre

HA

1934-12-18

Knokke-Heist

WV

1946-11-27

Kalmthout - Putse Moer

AN

1958-2-15

Ottenburg

VB

subadult

1975-12-22 - 1975-12-27

Zoersel/Oostmalle

AN

adult

1988-10-15

Meetkerke - Speien

WV

juveniel

2015-05-17

Vierves-sur-Viroin

NA

immatuur

2016-09-03

Vielsalm

LX

immatuur

2016-09-18

Korbeek-Dijle

VB

subadult

VOGELS

zeker niet kort, eerder te omschrijven als lang en afgerond. Op de onderkant zijn de dekveren iets lichter. Mantel en rug zijn donkerder dan de vleugels. De vleugels hangen naar beneden, worden niet in V of horizontaal gehouden. Terwijl Ingrid foto’s probeert te nemen bel ik snel Jony op die wellicht op het plateau rondloopt. Hij zit inderdaad ergens aan de Zingende Wind tussen een maisveld en kan na een spurtje naar een open plek van daar de vogel, die ondertussen in zuidelijke richting de vallei is ingevlogen, enige ogenblikken later nog oppikken, voordat hij verdwijnt … Wat een waarneming! Nog vol adrenaline kijken we in de ANWB-gids, dit was een duidelijke Aquila, maar welke? We komen er niet uit. Ik zie al het horrorscenario: de determinatie niet kunnen afmaken. We spreken met Jony af in SAR om de zaak te bespreken maar hij kan ook weinig bijkomende details geven. Als kers op de taart worden we even later wel nog getrakteerd op een Bonte Strandloper Calidris alpina en een overtrekkende Visarend Pandion haliaetus. ‘s Avonds posten we de vogel op waarnemingen.be als onzekere juveniele Schreeuw/Bastaardarend met de vraag om commentaar op onze waarneming. Ik post hem ook op de Dijlelandlijst en BelgianBirds Yahoogroups. In de dagen die volgen opteren de meesten voor een Schreeuwarend, één iemand voor een ontsnapte Australisch Wigstaartarend ... Werner Goussey is de enige die de mogelijkheid van een Steenarend suggereert. Omdat er na een week nog geen uitsluitsel is, besluit ik de waarneming voor te leggen aan Dick Forsman, dé Finse roofvogelspecialist en auteur van een aantal standaardwerken op dit gebied. Na amper vier uur vind ik al zijn antwoord in mijn mailbox: “Hi Luc. This bird does not look like any spotted eagle to me. The shape and proportions are not right and also the little there is of plumage features visible do not apply to spotted eagles. The only species

♀ adult ♀

adult juveniel

De boomklever I maart 2017 I vogels

29


jan 1

feb

maa

april

1

mei 1

juni

that comes to mind is a Golden Eagle. The long tail, the shape of the wings and the comparatively smalllooking head are all spot on for Golden. Also the white wing-flashes, their size as well as where they are placed, and the odd white areas seen in the tail fit Golden Eagle perfectly. I cannot really think of any other possibility. The way the wings are held is not crucial, as this varies with every species depending on which kind of flight is referred to. Even birds which are said to keep their wings in a shallow V (like Golden Eagle) often keep their wings flat or even hanging. Best regards, Dick” Een Steenarend Aquila chrysaetos dus. De determinatie is dus zeker maar ik blijf met een onbehaaglijk gevoel zitten. Wat wij gezien hebben komt niet echt overeen met wat in de veldgidsen beschreven staat. Juvenielen en immaturen hebben een duidelijk witte staart met een duidelijke donkere eindband. Onze vogel had dit niet, behalve wat wit op de bovenstaart. En enkel juvenielen zouden rondzwerven volgens de ANWB. Volwassen vogels hebben dan weer de witte plekken niet meer op de boven- en ondervleugel en zijn in het algemeen sedentair. Dirk von Werne bezorgde me evenwel enkele links naar de Zweedse Artportalen website waarop een paar foto’s van 5e jaars vogels te vinden zijn die inderdaad met onze waarneming overeenkomen. Een staart die reeds adult gekleurd is en met nog witte vlekken op de vleugels. Een subadult dus, en hij werd dan ook zo bij het Belgian Rare Birds Committee (BRBC) voor homologatie ingediend. Naar aanleiding van een mailtje van Gerald Driessens naar Ingrid Nel begin januari, realiseerde ik me dat de beschrijving die ik bij de waarneming gegeven had op waarnemingen.be verschillend kon geïnterpreteerd worden. Gerald stelde dat hij op de Vogeldag ging vertellen dat “de kans groot is dat het om dezelfde vogel gaat die eerder bij Vielsalm werd gezien en zelfs mogelijk diezelfde juli

aug

sept 2

okt 4

nov 3

dec 3

Tabel 1: Maandpatroon van de 15 aanvaarde waarnemingen van Steenarend in België

28

De boomklever I maart 2017 I vogels

van 2015. Het schijnt nogal een gewoonte te zijn van solitaire, wat afgedwaalde Steenarenden om langdurig in een uitgestrekte regio te verblijven. Lijkt ook maar logisch, gezien het daarvoor al erg lang geleden was dat er nog één zat in België, en nu plots 3 x.” Mooie en aannemelijke theorie maar spijtig genoeg komt dit niet overeen met wat wij gezien hebben. Wij hebben de vogel bijna heel de tijd in de telescoop gevolgd en hij was in het begin op amper 100 meter en vrij laag (rand van plateau) van ons vandaan. De foto’s van Ingrid zijn genomen toen hij al redelijk was afgedreven. Je kan je inbeelden dat we eerst wilden kijken en daarna pas fotograferen. Dus we hebben een goed detailbeeld gehad. De witte onderstaartveren en zwarte eindband hebben we niet gezien (was er ook niet). Zowel de vogel van 2015 (Vierves-sur-Viroin) als 3/9/2016 (Vielsalm) tonen duidelijk een juveniel. Beide vogels tonen ook op de ondervleugel uitgebreide grote witte "plekken". Bij de onze was dit niet het geval wat ook blijkt uit uitvergrootte foto’s van Ingrid. De vogel van Vielsalm toont ook duidelijke rui van armpennen en staartpennen. De

Steenarend te Vielsalm op 3/09/16. Foto: Raphaël Thunus

Tabel 2: Aanvaarde gevallen van Steenarend in België. Alle gevallen betreffen telkens één exemplaar.

onze was gaaf (met uitzondering van één staartpen die een beetje afhing). Ik maakte in een apart verslagje deze bemerkingen over aan Joris Elst van het BRBC. Enkele dagen later liet hij ons weten dat het BRBC had beslist om de Ardeense beesten als waarschijnlijk één individu te beschouwen en de vogel van Leefdaal als een ander individu (pers. med. Joris Elst). STEENARENDEN IN BELGIË De waarneming van 18 september 2016 op het Plateau van Leefdaal is de tweede waarneming voor het Dijleland, en tevens voor de provincie Vlaams-Brabant. Het vorige exemplaar, ook een subadult, werd gedood rond 15 februari 1958 te Ottenburg. Over de juiste datum is er dus wat onzekerheid: Herroelen en De Fraine situeren de waarneming zelfs in 1959 maar refereren naar een publicatie in De Wielewaal van 1958 zodat het hier zeker om een typefout gaat die door Hens werd overgenomen. Uit de database en de beslissingen van het Belgian Rare Birds Committee (raadpleegbaar op www. belgianrbc.be) blijkt dat, aangezien de twee Ar-

Datum

Locatie

Prov.

1875-10-01

Oostende

WV

Geslacht

Kleed

1876-10-15

Brecht

AN

1888-11-01

Jette

BR

1894-01-01

Maldegem

OV

1906-10-28

Knokke-Heist

WV

1912-11-02

Vladslo

WV

1931-12-28

Solre-sur-Sambre

HA

1934-12-18

Knokke-Heist

WV

1946-11-27

Kalmthout - Putse Moer

AN

1958-2-15

Ottenburg

VB

subadult

1975-12-22 - 1975-12-27

Zoersel/Oostmalle

AN

adult

1988-10-15

Meetkerke - Speien

WV

juveniel

2015-05-17

Vierves-sur-Viroin

NA

immatuur

2016-09-03

Vielsalm

LX

immatuur

2016-09-18

Korbeek-Dijle

VB

subadult

VOGELS

zeker niet kort, eerder te omschrijven als lang en afgerond. Op de onderkant zijn de dekveren iets lichter. Mantel en rug zijn donkerder dan de vleugels. De vleugels hangen naar beneden, worden niet in V of horizontaal gehouden. Terwijl Ingrid foto’s probeert te nemen bel ik snel Jony op die wellicht op het plateau rondloopt. Hij zit inderdaad ergens aan de Zingende Wind tussen een maisveld en kan na een spurtje naar een open plek van daar de vogel, die ondertussen in zuidelijke richting de vallei is ingevlogen, enige ogenblikken later nog oppikken, voordat hij verdwijnt … Wat een waarneming! Nog vol adrenaline kijken we in de ANWB-gids, dit was een duidelijke Aquila, maar welke? We komen er niet uit. Ik zie al het horrorscenario: de determinatie niet kunnen afmaken. We spreken met Jony af in SAR om de zaak te bespreken maar hij kan ook weinig bijkomende details geven. Als kers op de taart worden we even later wel nog getrakteerd op een Bonte Strandloper Calidris alpina en een overtrekkende Visarend Pandion haliaetus. ‘s Avonds posten we de vogel op waarnemingen.be als onzekere juveniele Schreeuw/Bastaardarend met de vraag om commentaar op onze waarneming. Ik post hem ook op de Dijlelandlijst en BelgianBirds Yahoogroups. In de dagen die volgen opteren de meesten voor een Schreeuwarend, één iemand voor een ontsnapte Australisch Wigstaartarend ... Werner Goussey is de enige die de mogelijkheid van een Steenarend suggereert. Omdat er na een week nog geen uitsluitsel is, besluit ik de waarneming voor te leggen aan Dick Forsman, dé Finse roofvogelspecialist en auteur van een aantal standaardwerken op dit gebied. Na amper vier uur vind ik al zijn antwoord in mijn mailbox: “Hi Luc. This bird does not look like any spotted eagle to me. The shape and proportions are not right and also the little there is of plumage features visible do not apply to spotted eagles. The only species

♀ adult ♀

adult juveniel

De boomklever I maart 2017 I vogels

29


deense waarnemingen één en dezelfde vogel betreffen, de vogel van Leefdaal pas de 14e aanvaarde vogel voor België is (12e voor Vlaanderen) (zie tabel). Tevens zijn er maar liefst 21 waarnemingen die niet door het BRBC gehomologeerd werden. 15 waarnemingen in 140 jaar geeft een gemiddelde van één om de 9,3 jaar. Dit geeft echter een fel vertekend beeld van de reële frequentie van voorkomen in Vlaanderen (en België) aangezien de laatste waarneming (buiten het geval van 2015) reeds van 1988 dateert. Het was dus al 27 jaar geleden dat men nog eens een Steenarend kon waarnemen in ons land. Ook in Nederland heeft men tot hiertoe slechts 15 aanvaarde gevallen met ook slechts drie waarnemingen in de periode 2000-2016. Opvallend is dat het overgrote deel van de Belgische waarnemingen in Vlaanderen gebeurden, en dat in alle provincies behalve Limburg, en met een overwicht in West-Vlaanderen (5). Antwerpen 3 erkende gevallen, Vlaams-Brabant 2 en Oost-Vlaanderen 1. Tot de waarneming in 2015 in Vierves-sur-Viroin en 2016 in Vielsalm waren er geen waarnemingen in de Ardennen. Het zal wellicht ook niet verbazen dat in meer dan de helft van de gevallen (8) de vogels waren afgeschoten. Geslachtsbepaling bij vliegende vogels is bijzonder moeilijk. De database van het BRBC vermeldt twee vrouwtjes en één mannetje bij de afgeschoten vogels. Wat de leeftijdsverdeling betreft waren er drie adulten, twee subadulten en vier juvenielen. Van de overige zes is het kleed onbekend. De meeste waarnemingen worden gedaan vanaf de vroege herfst en in de winter. Twee waarnemingen in de twee eerste decaden van september (de twee exemplaren van 2016), vier in oktober, telkens drie in november en december en telkens één in januari en februari. Eén waarneming in mei. In slechts één geval pleisterde de vogel meerdere dagen. HERKOMST VAN STEENARENDEN IN BELGIË. De Steenarend is de meest verspreide van de Aquila arenden. Hij komt voor in grote delen van 30

De boomklever I maart 2017 I vogels

Europa, Noord-Afrika, Azië en Noord-Amerika. De globale populatie wordt op 300 000 individuen geschat. De Europese populatie wordt op 9 300 à 12 300 paren geschat, wat overeenkomt met 18 500 à 24 500 adulte individuen (BirdLife International 2015). De populatie lijkt stabiel of toenemend te zijn en dus niet (meer) bedreigd. Over het algemeen is de soort sedentair, maar juveniele en immature vogels kunnen rondzwerven tot 2000 km van hun geboorteplek. Het is dan ook opvallend dat er bij de waarnemingen in België relatief veel adulten en subadulten zijn. Thans is de Steenarend in Europa een uitgesproken bergvogel, die dichtbevolkte gebieden vermijdt. In Noord-Europa komt hij ook voor in lagere gebieden en in Schotland ook aan de kust. In Europa vindt men de grootste populaties in de Alpen (1200 broedparen), Schotland (442 bp), Scandinavië (1700-2000 bp) en Spanje (1440 bp). Sinds eind jaren negentig zijn er ook broedgevallen in het zuiden van Zweden (de zgn. laaglandpopulatie) en sedert 1998 terug in Noord-Denemarken. Dat brengt ons bij de vraag naar de mogelijke herkomst van de in België waargenomen Steenarenden. In de literatuur worden verschillende, niet-eenduidige hypothesen geformuleerd. Sluiters (1968) stelt dat de in Nederland en België waargenomen vogels waarschijnlijk uit Schotland of Scandinavië komen. Lippens en Wille (1972) suggereren op de verspreidingskaart dat het vogels uit Oost-Europa en Rusland zijn. Forsman (1999) vermeldt dat er in Falsterbo (Zuid-Zweden) in de periode 1986-1994 elke herfst maar 4 vogels werden gezien, wat aantoont dat maar weinig Steenarenden Scandinavië verlaten. Finse vogels trekken in de winter overwegend zuidoostelijk naar Rusland, de rest migreert zuidwestelijk naar Scandinavië. Volgens Faveyts en De Smet (2007) zouden Steenarenden in Vlaanderen uit Scandinavië of uit de Alpen kunnen komen. Maar in Falsterbo zijn Steenarenden op najaarstrek, zoals reeds vermeld, zeldzaam met gemiddeld slechts twee vogels per najaar in de periode 1973-2006. Intrigerend is ook dat er zich op meer en meer

plaatsen in Duitsland Steenarenden ophouden, weg van de Alpenpopulatie (pers. med. Marc Herremans en Observation.org), en dit vooral ten Noorden van de lijn Enschede-Berlijn. Een Zweedse oorsprong van deze vogels is niet onwaarschijnlijk (al zijn er ook waarnemingen in Oost-Polen). Dat de recente Belgische waarnemingen met deze Duitse vogels te maken hebben is dus zeker niet onmogelijk. Zolang er echter geen harde bewijzen (geringde of gezenderde individuen …) zijn, blijft het gissen naar de oorsprong van de in België waargenomen Steenarenden. Maar we kunnen ons wel vinden in de conclusie van Faveyts & De Smet dat “gezien de stabiele of toenemende populaties in de meeste Europese landen verwacht zou mogen worden dat Steenarenden iets frequenter bij ons opduiken, maar misschien is ons landschap te versnipperd.” Met drie waarnemingen in twee jaar gaat het zeker in de goede richting.

REFERENTIES BirdLife International (2017) Species factsheet: Aquila chrysaetos. Geraadpleegd op www.birdlife.org. Dutch Birding (www.dutchavifauna.nl/species/Steenarend) European Raptors Biology and Conservation (www.europeanraptors.org/raptors/golden_eagle.html) W. Faveyts & G. De Smet, Zeldzame Roofvogels in Vlaanderen, Themanummer Roofvogels in Vlaanderen, Natuur.Oriolus, 2007. D. Forsman, The Raptors of Europe and The Middle East – A Handbook of Field Identification, London, 1999. D. Forsman, Flight Identification of Raptors of Europe, North Africa and the Middle East, London, 2016. M. Hens (red.) 2000. – Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 2001. P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van de Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. L. Lippens en H. Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa, 1972. J.E. Sluiters, Prisma Vogelboek, Utrecht/Antwerpen, 1968 Waarnemingen.be http://artportalen.se/Image/879338

Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com

Activiteiten april-juni 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). Eenmalig wordt hieronder slechts een kort overzicht van de activiteiten gegeven. De volledige activiteitenkalender kunt u raadplegen in het bijgevoegde document.

VOORJAAR Voorjaarstrektellingen

15 JUNI - 7 JULI 2017 Zoekavonden Vuurvliegjes

ZATERDAG 29 EN ZONDAG 30 APRIL 2017 Big Day

EIND JUNI 2017 Opleidings- en zoekavond Vliegend hert

MEI 2017 Zoekavonden Veenmol


deense waarnemingen één en dezelfde vogel betreffen, de vogel van Leefdaal pas de 14e aanvaarde vogel voor België is (12e voor Vlaanderen) (zie tabel). Tevens zijn er maar liefst 21 waarnemingen die niet door het BRBC gehomologeerd werden. 15 waarnemingen in 140 jaar geeft een gemiddelde van één om de 9,3 jaar. Dit geeft echter een fel vertekend beeld van de reële frequentie van voorkomen in Vlaanderen (en België) aangezien de laatste waarneming (buiten het geval van 2015) reeds van 1988 dateert. Het was dus al 27 jaar geleden dat men nog eens een Steenarend kon waarnemen in ons land. Ook in Nederland heeft men tot hiertoe slechts 15 aanvaarde gevallen met ook slechts drie waarnemingen in de periode 2000-2016. Opvallend is dat het overgrote deel van de Belgische waarnemingen in Vlaanderen gebeurden, en dat in alle provincies behalve Limburg, en met een overwicht in West-Vlaanderen (5). Antwerpen 3 erkende gevallen, Vlaams-Brabant 2 en Oost-Vlaanderen 1. Tot de waarneming in 2015 in Vierves-sur-Viroin en 2016 in Vielsalm waren er geen waarnemingen in de Ardennen. Het zal wellicht ook niet verbazen dat in meer dan de helft van de gevallen (8) de vogels waren afgeschoten. Geslachtsbepaling bij vliegende vogels is bijzonder moeilijk. De database van het BRBC vermeldt twee vrouwtjes en één mannetje bij de afgeschoten vogels. Wat de leeftijdsverdeling betreft waren er drie adulten, twee subadulten en vier juvenielen. Van de overige zes is het kleed onbekend. De meeste waarnemingen worden gedaan vanaf de vroege herfst en in de winter. Twee waarnemingen in de twee eerste decaden van september (de twee exemplaren van 2016), vier in oktober, telkens drie in november en december en telkens één in januari en februari. Eén waarneming in mei. In slechts één geval pleisterde de vogel meerdere dagen. HERKOMST VAN STEENARENDEN IN BELGIË. De Steenarend is de meest verspreide van de Aquila arenden. Hij komt voor in grote delen van 30

De boomklever I maart 2017 I vogels

Europa, Noord-Afrika, Azië en Noord-Amerika. De globale populatie wordt op 300 000 individuen geschat. De Europese populatie wordt op 9 300 à 12 300 paren geschat, wat overeenkomt met 18 500 à 24 500 adulte individuen (BirdLife International 2015). De populatie lijkt stabiel of toenemend te zijn en dus niet (meer) bedreigd. Over het algemeen is de soort sedentair, maar juveniele en immature vogels kunnen rondzwerven tot 2000 km van hun geboorteplek. Het is dan ook opvallend dat er bij de waarnemingen in België relatief veel adulten en subadulten zijn. Thans is de Steenarend in Europa een uitgesproken bergvogel, die dichtbevolkte gebieden vermijdt. In Noord-Europa komt hij ook voor in lagere gebieden en in Schotland ook aan de kust. In Europa vindt men de grootste populaties in de Alpen (1200 broedparen), Schotland (442 bp), Scandinavië (1700-2000 bp) en Spanje (1440 bp). Sinds eind jaren negentig zijn er ook broedgevallen in het zuiden van Zweden (de zgn. laaglandpopulatie) en sedert 1998 terug in Noord-Denemarken. Dat brengt ons bij de vraag naar de mogelijke herkomst van de in België waargenomen Steenarenden. In de literatuur worden verschillende, niet-eenduidige hypothesen geformuleerd. Sluiters (1968) stelt dat de in Nederland en België waargenomen vogels waarschijnlijk uit Schotland of Scandinavië komen. Lippens en Wille (1972) suggereren op de verspreidingskaart dat het vogels uit Oost-Europa en Rusland zijn. Forsman (1999) vermeldt dat er in Falsterbo (Zuid-Zweden) in de periode 1986-1994 elke herfst maar 4 vogels werden gezien, wat aantoont dat maar weinig Steenarenden Scandinavië verlaten. Finse vogels trekken in de winter overwegend zuidoostelijk naar Rusland, de rest migreert zuidwestelijk naar Scandinavië. Volgens Faveyts en De Smet (2007) zouden Steenarenden in Vlaanderen uit Scandinavië of uit de Alpen kunnen komen. Maar in Falsterbo zijn Steenarenden op najaarstrek, zoals reeds vermeld, zeldzaam met gemiddeld slechts twee vogels per najaar in de periode 1973-2006. Intrigerend is ook dat er zich op meer en meer

plaatsen in Duitsland Steenarenden ophouden, weg van de Alpenpopulatie (pers. med. Marc Herremans en Observation.org), en dit vooral ten Noorden van de lijn Enschede-Berlijn. Een Zweedse oorsprong van deze vogels is niet onwaarschijnlijk (al zijn er ook waarnemingen in Oost-Polen). Dat de recente Belgische waarnemingen met deze Duitse vogels te maken hebben is dus zeker niet onmogelijk. Zolang er echter geen harde bewijzen (geringde of gezenderde individuen …) zijn, blijft het gissen naar de oorsprong van de in België waargenomen Steenarenden. Maar we kunnen ons wel vinden in de conclusie van Faveyts & De Smet dat “gezien de stabiele of toenemende populaties in de meeste Europese landen verwacht zou mogen worden dat Steenarenden iets frequenter bij ons opduiken, maar misschien is ons landschap te versnipperd.” Met drie waarnemingen in twee jaar gaat het zeker in de goede richting.

REFERENTIES BirdLife International (2017) Species factsheet: Aquila chrysaetos. Geraadpleegd op www.birdlife.org. Dutch Birding (www.dutchavifauna.nl/species/Steenarend) European Raptors Biology and Conservation (www.europeanraptors.org/raptors/golden_eagle.html) W. Faveyts & G. De Smet, Zeldzame Roofvogels in Vlaanderen, Themanummer Roofvogels in Vlaanderen, Natuur.Oriolus, 2007. D. Forsman, The Raptors of Europe and The Middle East – A Handbook of Field Identification, London, 1999. D. Forsman, Flight Identification of Raptors of Europe, North Africa and the Middle East, London, 2016. M. Hens (red.) 2000. – Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 2001. P. Herroelen & R. De Fraine, Inventaris van de Vogels van Brabant 1900-1974, Brussel, 1975. L. Lippens en H. Wille, Atlas van de Vogels in België en West-Europa, 1972. J.E. Sluiters, Prisma Vogelboek, Utrecht/Antwerpen, 1968 Waarnemingen.be http://artportalen.se/Image/879338

Luc Hendrickx luchendrickx2003@yahoo.com

Activiteiten april-juni 2017 Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de website (www.natuurstudiegroepdijleland.be/activiteiten) Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo. com/group/Dijlevallei/) en de NSGD facebookpagina (www.facebook.com/natuurstudiegroepdijleland). Eenmalig wordt hieronder slechts een kort overzicht van de activiteiten gegeven. De volledige activiteitenkalender kunt u raadplegen in het bijgevoegde document.

VOORJAAR Voorjaarstrektellingen

15 JUNI - 7 JULI 2017 Zoekavonden Vuurvliegjes

ZATERDAG 29 EN ZONDAG 30 APRIL 2017 Big Day

EIND JUNI 2017 Opleidings- en zoekavond Vliegend hert

MEI 2017 Zoekavonden Veenmol


Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw

Bestuur Luc Hendrickx

Voorzitter, Penningmeester, Watervogeltellingen luchendrickx2003@yahoo.com 0477-19 28 35

Kris Van Scharen

Erevoorzitter kris.van.scharen@telenet.be

Maxime Fajgenblat

Gert Vandezande

Trektelcoördinator gert.vandezande@telenet.be

Kelle Moreau

Archivaris kelle.moreau@gmail.com

Bruno Bergmans

bruno.bergmans@scarlet.be

Secretaris maxime.fajgenblat@gmail.com

Bart Creemers

Roel Uyttenbroeck

Hans Roosen

Gert Vanautgaerden

André Verboven

Ledenadministratie roel_uyttenbroeck@hotmail.com Vuursalamander vanautgaerden.gert@gmail.com

Pieter Moysons

ABV-coordinator, Regioadmin pieter_moysons@hotmail.com

Jonathan Menu

bart.creemers@gmail.com Vleermuizen roosenhans@yahoo.com andre.karine.verboven@telenet.be

Robby Stoks

robby.stoks@yahoo.com

Herwig Blockx

herwigblockx@yahoo.com

jona.menu@gmail.com

Redactie

Website

Hoofdredactie

Webmaster

Clos des Poplis 17, 1332 Genval 0478 92 36 60 maxime.fajgenblat@gmail.com

thomas.vdberghe@gmail.com

Maxime Fajgenblat

Redactieteam

Jonathan Menu, Gert Vanautgaerden, Luc Hendrickx, Kelle Moreau & Herwig Blockx.

Abonnementen Roel Uyttenbroeck

Voor al uw vragen i.v.m. uw abonnement roel_uyttenbroeck@hotmail.com

Colofon

Thomas Vandenberghe Inhoud

Maxime Fajgenblat

maxime.fajgenblat@gmail.com

Waarnemingsarchivaris Kelle Moreau

kelle.moreau@gmail.com

Werkgebied Leuven, Bertem, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Hoeilaart, Tervuren, Kortenberg & Herent.

Rondzendlijst Dijleland http://groups.yahoo.com/neo/groups/Dijlevallei/info maak een Yahoo ID aan en klik op ‘join group’. Bij aanmeldingsproblemen, contacteer roel_uyttenbroeck@hotmail.com

www.natuurstudiegroepdijleland.be

Regiopag.: dijleland.waarnemingen.be - facebook.com/natuurstudiegroepDijleland

De Boomklever Driemaandelijks tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland. De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de biodiversiteit in het Dijleland en verschijnt viermaal per jaar (maart, juni, september, december). Abonnement Geïnteresseerden kunnen de Boomklever ontvangen door overschrijving van 15 € op rek.nr. BE8600 115521 6850 van de Natuurstudiegroep Dijleland met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 20 € of meer. Copyright Het copyright van de teksten, illustraties en foto’s blijft bij de respectievelijke auteurs, tekenaars en fotografen. Overname is enkel mogelijk mits hun uitdrukkelijke toestemming en bronvermelding. Natuurpunt vzw Natuurpunt is de grootste vereniging voor natuur en landschap in Vlaanderen. Ze telt meer dan 88 000 gezinsleden en beheert 19 000 hectare natuurgebied. Lid worden van Natuurpunt vzw kan door storting van 27 € op rekeningnummer BE17 2300 0442 3321. www.natuurpunt.be Lay-out Walda Verbaenen - walda@walda.be Druk Drukkerij Atlanta - Diest info@drukkerijatlanta.be www.drukkerijatlanta.be Oplage: 240 ex. V.U.: Luc Hendrickx, Naamsestraat 142 bus 1 - 3000 Leuven


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.