inhoudsopgave Voorwoord
5
Aanbevelingen
7
Managementsamenvatting
9
Deel 1 Het Kompas: de Nederlandse onderhoudssector anno 2010
11
1.1
De Nederlandse onderhoudssector
11
1.2
Feiten en cijfers van de Nederlandse onderhoudssector
13
1.3
‘Het Kompas’: trends binnen de onderhoudssector in Nederland
21
Schaarste aan technisch geschoold personeel
22
Toenemende afhankelijkheid van technologie
22
Toenemende aanscherping van regelgeving en noodzaak tot ‘compliance’
23
Verandering in arbeidscultuur
23
Toenemende behoefte aan totaaloplossingen bij afnemers
23
Verandering in samenstelling van de beroepsbevolking
24
Toenemende aandacht voor duurzaamheid
24
Toenemende behoefte aan uitbesteding
25
Juridisering van de maatschappij
25
Toenemende behoefte aan onderscheidend vermogen
25
Deel 2 Typen onderhoudsbedrijven
27
2.1
Welke strategische focus past bij u?
28
Focus op efficiency
28
Focus op kennis en innovatie
29
Focus op de klant
30
2.2
Hoe maakt u een keuze?
31
Deel 3 Visiedocument 1: ‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’ 33 3.1
De toekomst van het onderhoud binnen de onroerendgoedsector
33
3.1.1
De onroerendgoedsector in Nederland
34
3.1.2
De onderhoudsmarkt binnen de onroerendgoedsector
34
3.1.3
De ontwikkeling van onderhoud aan woningen en utiliteitsgebouwen
35
3.1.4
Onzekerheden voor het onderhoud binnen de onroerendgoedsector
36
3.2
Vier scenario’s
39
3.2.1
‘Economische waarde’
39
3.2.2
‘Ecologische waarde’
43
3.2.3
‘Economische winst’
47
3.2.4
‘Ecologische winst’
50
3.3
Strategische opties
54
3.3.1
Opties voor bedrijven met een focus op efficiency
56
3.3.2
Opties voor bedrijven met een focus op kennis en innovatie
59
3.3.3
Opties voor bedrijven met een focus op de klant
62
3.3.4
Opties voor de NVDO als branchevereniging
64
3.4
Interview met Elco Brinkman
66
3.5
Interview met Ruud van Zijl
68
INHOUD
Verklarende woordenlijst
71
Deel 4 Visiedocument 2: ‘De technische arbeidsmarkt in 2020’
73
4.1
De toekomst van de technische arbeidsmarkt
73
4.1.1
De huidige (technische) arbeidsmarkt in Nederland
74
4.1.2
De relatie tussen de technische arbeidsmarkt en de onderhoudssector
75
4.1.3
De ontwikkelingen op de technische arbeidsmarkt
75
4.1.4
Onzekerheden in de technische arbeidsmarkt
76
4.2
Vier scenario’s
78
4.2.1
‘Global exchange’
79
4.2.2
‘Local exchange’
82
4.2.3
‘Global competition’
87
4.2.4
‘Local competition’
91
4.3
Strategische opties
95
4.3.1
Strategische opties voor de NVDO
4.3.2
Opties voor de onderhoudsbedrijven en -afdelingen
100
4.4
Interview met Jan van Zijl
103
4.5
Interview met Jasper Wesseling
105
95
Verklarende woordenlijst
109
Bijlage 1: Overzicht interviewpartners en klankbordorganisaties
111
Bijlage 2: Toelichting omvang Nederlandse onderhoudssector
113
Literatuurlijst
115
COLOFON Het NVDO Onderhoudskompas
Redactie:
Uitgever:
2010 is een uitgave van de
Bas Schulten, Ernst & Young
Industrielinqs pers en platform
NVDO, de Nederlandse
Advisory - Performance Impro-
Postbus 12936
Vereniging voor Doelmatig
vement
1100 AX Amsterdam
Onderhoud
Ellen den Broeder-Ooijevaar,
Tel. 020 3122088
Postbus 138
NVDO Verenigings Manager
Fax 020 3122080
3990 DC Houten
Elise Quaden,
www.industrielinqs.nl
Voorveste 2
Industrielinqs pers en platform
specials@industrielinqs.nl
3992 DC Houten
David van Baarle,
Tel. 030 6346040
Industrielinqs pers en platform
Fax. 030 6346041 www.nvdo.nl
Illustraties:
Eerste druk 2010
info@nvdo.nl
Maxime van Amersfoort
ISBN 978-90-78889-03-8 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de NVDO.
INHOUD
Voorwoord De Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud (NVDO) is de eerste en grootste Europese branchevereniging die door middel van belangenbehartiging, kennisoverdracht en netwerken, ondersteuning biedt aan bedrijven en personen die bij de besluitvorming op het gebied van onderhoud en installatiebeheer betrokken zijn en daarmee de Nederlandse onderhoudssector als ’s werelds beste helpt te presteren. Het faciliteren van kennisontwikkeling, kennisuitwisseling en kennisoverdracht is een van de belangrijkste doelstellingen van de NVDO. Met dit Onderhoudskompas geeft de NVDO een belangrijke aanzet voor het ontwikkelen van kennis over de Nederlandse onderhoudssector. Het is ons beleid om dit Onderhoudskompas jaarlijks te publiceren en het met behulp van uw reacties, input en initiatieven verder te vervolmaken. De waarde van het Onderhoudskompas is meervoudig. Ten eerste bieden de resultaten belanghebbenden een goede kijk in de keuken van de brede en pluriforme markt van onderhoud en installatiebeheer. Vervolgens gaat het Onderhoudskompas in op relevante marktontwikkelingen en trends. Bovendien vormt dit kompas een leidraad voor bedrijven die een beter beeld willen verkrijgen van de markt waarin zij actief zijn om zo de groeikansen die hierin opgesloten liggen nog beter te benutten. De markt voor onderhoud en installatiebeheer is een brede markt, die een dwarsdoorsnede vormt van een groot aantal sectoren en branches. Om u een goed beeld te geven van marktkansen en strategische opties, hebben we ervoor gekozen de onderhoudsmarkt per sector en thema in kaart te brengen en gebruik te maken van scenarioplanning. Dit heeft in 2010 voor de sector Onroerend Goed en het thema Technische Arbeidsmarkt een visiedocument opgeleverd, waarin meerdere toekomstsituaties worden geschetst die op zouden kunnen treden. Door te werken met scenario’s krijgen bedrijven meer zicht op de veranderende omgeving. De scenario’s helpen bedrijven bij het identificeren van marktkansen en het opstellen van de langetermijnstrategie. Als eerste en grootste brancheorganisatie binnen de Europese onderhoudssector vindt de NVDO het van groot belang dat de bedrijven binnen de sector alert en in staat zijn om snel en adequaat nieuwe kansen op te pakken. De toekomstscenario’s spelen hierbij een belangrijke rol en stellen u in staat om succesvol te kunnen blijven ondernemen. Tijdens het onderzoekstraject hebben fantastisch veel vertegenwoordigers uit de onderhoudssector met veel inzet en enthousiasme meegewerkt aan het opstellen van
VOORWOORD
de toekomstscenario’s. Ook de enquête, die in het kader van dit onderzoek is uitgezet, mocht op een bovengemiddelde respons rekenen. Dankzij uw medewerking kan ik dan ook met vol vertrouwen aankondigen dat bij het volgende NVDO Onderhoudskompas, editie 2011, opnieuw de feiten en cijfers van de sector worden getoond, begeleid door visiedocumenten waarin in elk geval de scenariostudies zijn opgenomen voor de sectoren Proces Industrie en Infra. Ik wil alle personen die op enigerlei wijze aan deze eerste versie van het NVDO Onderhoudskompas hebben bijgedragen hartelijk danken voor hun inzet. De resultaten van hun inspanningen zijn terug te vinden in deze publicatie. Ik ben er zeker van dat de boodschap u zal inspireren om uw visie op te toekomst vorm te geven en om te zetten in een effectieve strategie.
Bas Kimpel Voorzitter NVDO
VOORWOORD
Tijd voor Onderbouwing! Aanbeveling 1 Zonder een goede onderhoudsindustrie c.q. Maintenance, Repair en Overhaul (MRO)-sector staat alles in de Nederlandse economie en onze infrastructuur op losse schroeven. Technologie beheerst meer en meer onze samenleving en zonder kunnen we niet meer! Maar de technologie van onze kapitaalintensieve assets moet wel voortdurend onderhouden worden. Een sterke onderhoudsindustrie is daarom nodig om onze waardevolle industriële sectoren op termijn in Nederland te behouden, hiermee internationale uitstraling te creëren, het vestigingsklimaat te versterken en de export van goederen en diensten te bevorderen. Tevens is de onderhoudsindustrie essentieel voor het behoud van structurele werkgelegenheid en de ontwikkeling van kwalitatief onderwijs, opleidingen en onderzoek, waardoor de innovatiekracht toeneemt. Het NVDO Onderhoudskompas onderbouwt deze stelling. Eén van de stellingen is dat ruim driekwart van de ondervraagde NVDOleden verwacht dat de onderhoudssector de komende jaren verder zal groeien. Met name Procesindustrie en Onroerend Goed worden als groeisectoren aangemerkt. In dit onderhoudskompas komt dat met name tot uiting in de visiedocumenten. Hoogwaardig en innovatief onderhoud is behalve voor het behoud van onze industrie en duurzame werkgelegenheid ook van groot belang voor het verhogen van veiligheid en het verlagen van milieubelasting en energieverbruik. Bovendien genereren deze innovaties een toegevoegde waarde en een
positieve concurrentiepositie voor de BV Nederland in de wereld. Op initiatief van World Class Maintenance (WCM) hebben ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden de afgelopen drie jaar, samen met de NVDO en Profion, de handen ineen geslagen om de Nederlandse onderhoudsindustrie naar de internationale top te brengen. Door goede samenwerking tussen de vier O’s (Ondernemingen, Onderwijs, Onderzoek en Overheid) zijn vele innovatieprojecten gestart, opleidingen en trainingen op een hoger plan gebracht en de ontwikkeling van bedrijventerreinen conform het WCM-concept ter hand genomen. Bij het initiëren en uitvoeren van deze WCM-activiteiten bleek voortdurend dat consistente data en kenmerkende parameters voor de onderhoudsindustrie niet of nauwelijks aanwezig waren of in elk geval zeer moeilijk te vinden. De NVDO probeert met het opstellen van dit eerste Onderhoudskompas dit hiaat in te vullen en draagt daardoor bij aan de zo belangrijke (h)erkenning van de MRO-sector. World Class Maintenance steunt en onderschrijft dit NVDO Onderhoudskompas van harte en wil graag betrokken marktpartijen verder helpen om te komen tot een excellente performance in termen van kwaliteit, beschikbaarheid en betrouwbaarheid tegenover minimale levenscycluskosten, samen met de NVDO en Profion. Aad Veenman Voorzitter Raad van Toezicht Dutch Institute World Class Maintenance Aanbeveling 1
Aanbeveling 2 Het is alweer enige jaren geleden (2004) dat Profion een marktonderzoek heeft laten uitvoeren waaruit bleek dat binnen de MROsector voor €12 miljard aan onderhoud werd omgezet aan Nederlandse assets met een waarde van €225 miljard. In de jaren daarna zijn deze getallen niet verder geactualiseerd en onderbouwd. Het kwantificeren van de onderhoudsbehoefte is essentieel om aan beleidsmakers en uitvoerders duidelijk te maken hoe groot de uitdaging is om onze steeds complexere en groeiende infrastructuur en productiecapaciteit in topconditie te houden en te vernieuwen. Duurzaamheid in al haar facetten speelt hierbij een grote rol. Het NVDO Onderhoudskompas voorziet in deze broodnodige onderbouwing. Profion heeft de totstandkoming van het NVDO Onderhoudskompas reeds ondersteund door middel van het geven van persoonlijke interviews. Een van de conclusies uit het NVDO Onderhoudskompas is dat “Meer dan de helft van de bedrijven actief binnen de onderhoudsmarkt verwacht in de nabije toekomst meer mensen nodig te hebben”.
tekort aan onderhoudspersoneel het hoofd te bieden: - Het effectiever inzetten van bestaand personeel (Hands on Tool Time: HoTT). - Het verder verbeteren van de ontwerp- en onderhoudsprocessen teneinde de onderhoudsbehoefte tijdens de levensduur van het kapitaalgoed te verminderen. - Het bevorderen van de instroom in voor het onderhoud relevante opleidingen. Diverse studies geven aan dat de effectieve ‘Hands on Tool Time’ van technici in het veld in veel gevallen laag is en zelfs in de tijd gezien nog verder daalt. Dit ondanks geautomatiseerde planning en scheduling systemen. De eerste resultaten van de vaak eenvoudige maatregelen voortkomend uit het HoTT-project zijn bemoedigend en verminderen niet alleen de druk op de arbeidsmarkt maar verlagen ook de onderhoudskosten. Profion steunt van harte dit NVDO Onderhoudskompas en zal zich samen met de NVDO en WCM blijven inzetten voor het belang van excellent onderhoud voor Nederland. Roelf Venhuizen
Profion, de FME branchevereniging voor Professioneel Industrieel Onderhoud, zet zich op drie fronten in om het dreigende
Aanbeveling 2
Voorzitter Profion
Managementsamenvatting Het NVDO Onderhoudskompas biedt u als onderhoudsprofessional, manager, ondernemer of bestuurder een handzaam boek met trends, feiten en cijfers over de onderhoudsmarkt in Nederland. In deze eerste editie zijn twee visiedocumenten toegevoegd. Het eerste visiedocument, getiteld ‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’ beschrijft vier toekomstscenario’s waarin de onderhoudsmarkt binnen de onroerendgoedsector zich in 2017 kan bevinden. Het tweede visiedocument gaat in op het thema ‘technische arbeidsmarkt’ en beschrijft vier mogelijke scenario’s van de technische arbeidsmarkt in 2020. Beide visiedocumenten hebben als doel alle marktpartijen binnen de onderhoudssector te inspireren door een aantal vergezichten te bieden. De scenario’s zijn een goede basis om nieuwe kansen te definiëren en de strategie van bedrijf of afdeling te toetsen. Het eerste deel van dit NVDO Onderhoudskompas, genaamd ‘Het Kompas’, biedt u als lezer een overzicht van feiten, cijfers en
waar de sector de komende jaren mee te maken krijgt, is de schaarste aan technici. Een ontwikkeling die dit nog versterkt, is de toenemende afhankelijkheid van technologie. Asset owners, adviseurs en dienstverleners worden in toenemende mate afhankelijk van een kleinere hoeveelheid van goed geschoolde medewerkers. Om deze medewerkers te kunnen binden, moeten bedrijven hun arbeidsvoorwaarden verder flexibiliseren en aanpassen aan de behoefte van het individu. Werknemers wensen steeds vaker parttime te werken en zich on the job te blijven ontwikkelen via diverse trainingen en opleidingen. Werkgevers zullen zich met regelmaat af moeten vragen hoe ze technische medewerkers op slimme manieren kunnen blijven boeien en binden. In deel twee worden drie bedrijfsmodellen geïntroduceerd voor succesvolle bedrijven. Op basis van ervaring in diverse sectoren blijkt dat succesvolle (onderhouds) bedrijven een duidelijke focus hebben en zich onderscheiden van de concurrentie door
trends. Met een omzet zo’n 35-40 miljard euro per jaar en een werkgelegenheid van circa 300.000 personen (4% van de werkzame beroepsbevolking) vormt de onderhoudssector een belangrijk deel van de Nederlandse economie. Branchepartijen verwachten bovendien dat de omvang van de onderhoudsmarkt de komende jaren verder zal toenemen. Met name voor de sectoren procesindustrie, infra en onroerend goed is de groeipotentie sterk te noemen. Ondanks de hooggespannen verwachtingen, zijn er in de beweeglijke onderhoudsmarkt voldoende ontwikkelingen die de verwachte groei kunnen remmen. Een van de ontwikkelingen
op scherp gedefinieerde vlakken de beste te zijn. Een onderhoudsbedrijf of –afdeling kan zich onderscheiden door te kiezen voor een focus op efficiency, een focus op kennis en innovatie of door een focus op de klant. Elke richting biedt, indien op de juiste wijze uitgevoerd, zijn specifieke kansen. Wanneer bedrijven op meerdere gebieden excelleren, leidt dit vaak tot fragmentatie van aandacht en gebrek aan toegevoegde waarde. Het bedrijf raakt dan stuck in the middle. In de twee visiedocumenten wordt specifiek teruggekomen op specifieke kansen, bedreigingen en strategische opties voor bedrijven met verschillende profielen.
Managementsamenvatting
Het eerste visiedocument, getiteld ‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’, biedt u via een viertal scenario’s inzicht in mogelijke situaties waarin de onderhoudsmarkt zich in 2017 kan bevinden. De vier scenario’s zijn gebaseerd op de twee ‘kernonzekerheden’ die veel impact hebben op de toekomstrichting van de markt. Kernonzekerheid één is de aandacht die de Nederlandse politiek heeft voor de energieefficiency van gebouwen. Deze aandacht komt tot uitdrukking in snelheid waarmee de Nederlandse politiek stuurt op energieneutrale nieuwbouw voor woningen en utiliteitsgebouwen. De vraag is of de Nederlandse politiek de Europese richtlijn die streeft naar een energieneutrale bebouwing in 2020 volgt, of streeft naar het sneller voldoen aan deze norm. De tweede kernonzekerheid wordt gevormd door de toekomstfocus van asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector. De vraag is of asset owners en investeerders zich de komende jaren richten op het behalen van kortetermijnwinsten, of dat de nadruk meer komt te liggen op de langetermijnwaarde van hun portefeuilles. Veelal leggen (semi) publieke
geoptimaliseerd. Eigenaren met een kortetermijnfocus zien onderhoud in de regel vooral als een kostenpost die geminimaliseerd dient te worden. Voor onderhoudsbedrijven liggen er de nodige kansen om de strategische waarde van onderhoud richting beleggers en asset owners voor het voetlicht te brengen. Het tweede visiedocument gaat in op ‘de technische arbeidsmarkt in 2020’, waarbij tevens op basis van twee kernonzekerheden een viertal scenario’s is getekend. In deze scenarioset liggen ‘de mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie’ (hoog versus laag) en ‘het karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt’ (dynamisch versus statisch) aan de basis van de toekomstbeelden. Door de extreme varianten van deze twee kernonzekerheden te combineren, ontstaan vier combinaties. Aan het einde van dit visiedocument wordt eveneens stilgestaan bij een aantal strategische opties voor zowel de NVDO als voor individuele onderhoudsbedrijven en –afdelingen. Zo kan de NVDO de samenwerking tussen de branche en kennis- en onderwijsinstellingen vergroten om de beoogde schaarste op de tech-
asset owners en investeerders, zoals woningcorporaties, ziekenhuizen en bijvoorbeeld de Rijksgebouwendienst, meer nadruk op langetermijnwaarde en zijn private beleggers meer gericht op kortetermijn (transactie) winst. De laatste jaren lijkt de nadruk echter enigszins te verschuiven van een korte naar een langetermijnoriëntatie. Hierbij zijn onderhoudsbedrijven gebaat. Voor eigenaren die de langetermijnwaarde van vastgoed willen optimaliseren, is onderhoud van strategisch belang. Door onderhoudsbedrijven te betrekken bij het ontwerp van panden en systemen, kunnen de onderhoudskosten over de levensduur van het pand worden
nische arbeidsmarkt in 2020 te lijf te gaan. Daarnaast kan de vereniging een actieve rol vervullen bij het delen en borgen van (technische) kennis binnen de branche. Voor onderhoudsbedrijven en –afdelingen liggen er kansen om in te spelen op de toegenomen behoefte aan flexibiliteit op de onderhouds (arbeids) markt. Tevens biedt het detacheren van onderhoudsmedewerkers en het opzetten van een personeelspool met collega-bedrijven en instellingen een strategische optie voor onderhoudsbedrijven en -afdelingen om de schaarste voor te zijn en voldoende technische medewerkers te binden aan de organisatie.
10
Managementsamenvatting
Deel 1 - Het Kompas: de Nederlandse onderhoudssector anno 2010
In dit eerste deel van het NVDO Onderhoudskompas, genaamd Het Kompas wordt een overzicht gegeven van de feiten, cijfers en trends in de Nederlandse onderhoudsmarkt van 2010.
1.1 De Nederlandse onderhoudssector Vrijwel alle Nederlandse sectoren hebben te maken met ‘onderhoud’. De onderhoudssector vormt een dwarsdoorsnede van alle bedrijfskolommen in Nederland. Het is geen understatement om te stellen dat
zonder onderhoud alles op losse schroeven staat. Zo wordt er bijvoorbeeld onderhoud gepleegd aan (spoor)wegen, dijken, sluizen, fabrieken, pijpleidingen, inpakmachines, ziekenhuizen, appartementencomplexen, vervoersmiddelen en klimaatinstallaties. De NVDO heeft de onderhoudsmarkt ingedeeld in een zestal sectoren, namelijk: onroerend goed, infra, fleet, procesindustrie, manufacturing en food, beverage & farma. In het kader zijn de definities van deze sectoren weergegeven.
DEEL 1: HET KOMPAS
11
Definities NVDO onderhoudssectoren Onroerend goed: Al het gebouwgebonden
Procesindustrie: Onderhoud aan en rond
onderhoud aan seriematige woningbouw,
(continue) productieprocessen van vaste
utiliteitsbouw en industrieel onroerend goed
stoffen, vloeistoffen en gassen (bijvoor-
(zoals bedrijfs- en fabriekshallen).
beeld: chemie, energieproductie, olieraffinage, hoogovens en papierfabricage).
Infra: Onderhoud aan weg, water, rail en andere infrastructurele werken, zoals
Manufacturing: Onderhoud rondom de
havens en luchthavens. Maar ook aan
fabricageomgeving van (discrete) stuk-
infrastructuur zoals (elektriciteits)kabels en buizennetwerken.
productie van goederen en producteenheden (met uitzondering van het segment voedingsmiddelen (incl. drankenindustrie)
Fleet: Onderhoud aan rij- (exclusief per-
en farma).
sonenauto’s), vaar- en vliegtuigen actief in het professionele vervoer over land
Food, Beverage & Farma: Onderhoud
(incl. spoor), water en door de lucht.
rondom de fabricageomgeving van stukproductie van goederen en producteenheden binnen het segment voedingsmiddelen (incl. drankenindustrie) en farma.
Beheerders
Naast de bovengenoemde sectoren wordt er binnen de Nederlandse onderhoudsmarkt tevens een aantal rollen onderscheiden. Binnen dit NVDO Onderhoudskompas worden de volgende rollen onderscheiden:
‘Beheerders’ zijn bedrijven die het beheer van een ‘asset’, zoals een fabriek, gebouw of machinepark voor hun rekening nemen, vaak in opdracht van een asset owner. Onderhoud is een belangrijk onderdeel van het beheer van kapitaalgoe-
Adviseurs Adviseurs zijn bedrijven die
deren.
adviesdiensten verstrekken aan derden binnen de onderhoudsbranche (o.a. Original Equipment Manufacturers (OEMs) en toeleveranciers), bijvoorbeeld op het vlak van energiebesparing, (strategisch) onderhoudsmanagement of de toepassing van specifieke technieken. In veel onderhoudssectoren neemt de rol van ‘adviseurs’ toe.
Asset owners Asset owners zijn de eigenaren van de kapitaalgoederen die veelal het onderwerp van onderhoud zijn, zoals bijvoorbeeld fabrieken, machines, gebouwen, wegen of schepen.
12
DEEL 1: HET KOMPAS
Dienstverleners
Dienstverleners zijn bedrijven die hun onderhoudsdiensten aanbieden op de onderhoudsmarkt. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn installatiebedrijven, integrated facilitymanagementbedrijven of weg- en waterbouwbedrijven. De specialisatie van de dienstverlener hangt veelal af van het bediende onderhoudssegment
1.2 Feiten en cijfers van de Nederlandse onderhoudssector De Nederlandse onderhoudssector heeft een heterogeen karakter en strekt zich uit over een breed spectrum van sectoren. Mede vanwege het multi-sectorale karakter zijn er weinig statistieken van de onderhoudsmarkt beschikbaar. Statistische instanties als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houden geen feiten en cijfers bij over de onderhoudssector, waardoor er geen ‘primaire data’ voor de Nederlandse onderhoudssector beschikbaar zijn. Om deze reden is een aantal centrale kengetallen, zoals omvang van de markt en werkgelegenheid benaderd op basis van andere ‘primaire data’ die wel door centrale instanties als het CBS worden bijgehouden. Het kiezen voor een eenduidige benadering voor het bepalen van de omvang van en werkgelegenheid in de zes NVDO Onderhoudssectoren1, wordt daarnaast bemoeilijkt door het feit dat de sectoren qua onderhoudsbehoefte en -karakter van elkaar verschillen. Hoewel het een benadering betreft, kan er in deze paragraaf geconcludeerd worden dat de onderhoudssector qua omvang en werkgelegenheid een hoge relevantie heeft voor de Nederlandse economie. Het lijkt daarom relevant voor het Centraal Bureau voor de Statistiek om meer primaire data te gaan ontsluiten over de onderhoudssector.
Omvang In samenwerking met ING Economisch Bureau is de omvang van de onderhoudsmarkt in Nederland benaderd. In deze benadering wordt de totale omvang van de onderhoudsmarkt vastgesteld op zo’n 35 miljard euro2. Deze benadering vormt een optelling van de omvangbenadering van de zes individuele NVDO onderhoudssectoren,
zoals hieronder in figuur 1 is weergegeven. Uit de diagram in figuur 1 valt af te leiden dat de procesindustrie en de onroerendgoedsector samen ruim de helft van de onderhoudsmarkt vertegenwoordigen.
Figuur 1: Omvang en verdeling van de Nederlandse onderhoudsmarkt
Verwachte groei onderhoudsmarkt In het algemeen verwacht de branche dat er volop groeipotentieel zit in de onderhoudssector3. Ruim driekwart (79%) van de onderhoudspartijen verwacht dat de sector de komende jaren verder in omvang zal toenemen. Asset owners en dienstverleners verwachten de komende jaren met name een sterke groei binnen de procesindustrie (zie figuur 2). Adviseurs denken daar- naast dat de onroerendgoedsector sterk zal bijdragen aan de groei. De infrasector wordt door alle drie partijen aangemerkt als belangrijke groeimarkt voor onderhoud in de komende jaren. De fleetsector wordt door zowel asset owners,
DEEL 1: HET KOMPAS
13
dienstverleners als adviseurs gezien als de sector waarbinnen de groei de komende jaren beperkt zal zijn4.
asset owners en dienstverleners, gekenmerkt door vergrijzing en ontgroening. Bijna de helft (46%) van de medewerkers binnen de onderhoudssector is ouder dan 45 jaar. Circa 36% van de onderhoudsmedewerkers is tussen de 45 en 55 jaar en 8% van de medewerkers is 55 jaar of ouder (zie figuur 3). Het aandeel van medewerkers onder de 35 jaar is bij zowel asset owners als dienstverleners laag en derhalve ‘zorgelijk’ te noemen. Adviseurs binnen de onderhoudssector weten daarentegen wel jong talent aan zich te binden. Ruim 30% van de adviseurs, werkzaam binnen de sector is jonger dan 35 jaar.
“Het aandeel van medewerkers onder de 35 jaar is bij zowel asset owners als dienstverleners zorgelijk te noemen.”
Figuur 2: In welke onderhoudssectoren verwacht u de komende jaren de meeste groei?
Werkgelegenheid In 2010 werkten er ongeveer 300.000 duizend mensen in de Nederlandse onderhoudssector. Dit staat gelijk aan circa 4% van de totale werkzame beroepsbevolking in Nederland5.
Figuur 3: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw binnen de onderhoudssector
Leeftijdsopbouw6 De leeftijdsopbouw binnen
Diversiteit in medewerkers binnen de onderhoudssector In ruim tweederde van de
de onderhoudssector wordt, met name bij
bedrijven die actief zijn binnen de onder-
14
DEEL 1: HET KOMPAS
houdssector is minder dan 10% van de medewerkers een vrouw, terwijl 18% van de bedrijven binnen de sector beweert helemaal geen vrouwen in dienst te hebben. Bij dienstverleners binnen de onderhoudssector zijn naar verhouding de minste vrouwen werkzaam, zoals de rechtergrafiek van figuur 4 laat zien. Ook het aandeel arbeidsmigranten dat werkzaam is binnen de onderhoudssector is beperkt. In bijna de helft van de Nederlandse onderhoudsbedrijven wordt geen gebruik gemaakt van arbeidsmigranten voor het vervullen van technische functies. In circa tweederde van alle gevallen wordt tussen de 0%-5% van de technische functies vervuld door diensten van arbeidsmigranten. Het overige deel van de onderhoudsbedrijven (20%) geeft aan bij minder dan 50% van de technische functies gebruik te maken van de diensten van arbeidsmigranten.
Circa 40% van de onderhoudsbedrijven geeft aan dat er geen allochtone Nederlanders werkzaam zijn in technische functies binnen hun organisatie. Ongeveer hetzelfde deel geeft aan dat allochtone Nederlanders tussen de 0% en 10% van de technische functies vervullen. ÉÊn op de tien bedrijven beweert tenslotte voor meer dan driekwart van de technische functies allochtone Nederlanders in dienst te hebben.
Figuur 5: Percentage van de technische functies vervuld door arbeidsmigranten
Uit de rechter grafiek van figuur 6 valt af te leiden dat het aandeel van Nederlandse medewerkers met een allochtone achtergrond bij asset owners en dienstverleners iets hoger ligt dan bij adviseurs.
Figuur 4: Percentage vrouwelijke medewerkers binnen de onderhoudssector
DEEL 1: HET KOMPAS
15
toe. In ruim de helft van de bedrijven die actief is op de onderhoudsmarkt, wordt er op enige manier flexibel gewerkt, bijvoorbeeld in de vorm van thuiswerken (11%), parttime werken (16%), of zowel parttime als flexwerken (29%).
Figuur 6: Percentage technische functies binnen de onderhoudssector vervuld door allochtonen
“Het aandeel vrouwen dat werkzaam is in de onderhoudssector is nog steeds beperkt.” Flexibiliteit in de werkgelegenheid binnen de onderhoudssector Het gebruik van flexibele arbeidskrachten in technische functies, bijvoorbeeld in de vorm van tijdelijke contracten, uitzendkrachten of ZZP’ers, is beperkt. Een kwart van de onderhoudspartijen maakt voor het vervullen van technische functies geen gebruik van flexibele arbeidskrachten. Circa de helft van de onderhoudspartijen vult tussen de 0% en 10% van de technische functies in met flexibele krachten, terwijl het laatste kwart voor meer dan 25% gebruik maakt van flexibele krachten (zie figuur 7).
Niet alle onderhoudsbedrijven maken op dit moment gebruik van flexibele arbeidsregelingen om tegemoet te komen aan de toenemende behoefte aan flexibiliteit van hun medewerkers7. Zo’n 40% van de onderhoudspartijen zegt flexwerken of parttime niet toe te staan. Bij 11% van de onderhoudspartijen staat het productieproces flexibel werken of parttime werken niet
16
DEEL 1: HET KOMPAS
Figuur 7: Flexibiliteit binnen de onderhoudssector op het vlak van werkgelegenheid
“Binnen de onderhoudsmarkt wordt er slechts beperkt gebruik gemaakt van flexibele arbeidskrachten en -arbeidsregelingen.” Opleiding & ontwikkeling8 Op de vraag ‘Welk percentage van de medewerkers in uw organisatie is technisch geschoold?’, antwoordt bijna de helft van de onderhoudspartijen ‘tussen de 75% en 100%’. Ruim 30% van de onderhoudspartijen geeft aan dat minder dan de helft van de medewerkers binnen hun organisatie een technische achtergrond
heeft. Bij 20% van de onderhoudspartijen heeft slechts een kwart (25%) van de medewerkers een technische achtergrond. Het meest voorkomende opleidingsniveau van technisch geschoold personeel binnen onderhoudsbedrijven is mbo; bijna de helft van alle onderhoudsmedewerkers van asset owners of dienstverleners, heeft deze opleiding als hoogste opleiding genoten. Binnen de groep medewerkers met een mbo/mtsopleiding is onderscheid te maken tussen werknemers met een mbo niveau 1 en 2 profiel (35%) en een mbo niveau 3 en 4 profiel (65%). Circa 30% van de onderhoudsprofessionals heeft een hbo-achtergrond. Zoals de grafiek in figuur 9 laat zien zijn de meeste hbo’ers werkzaam bij adviseurs binnen de onderhoudssector. De resterende 20% van de onderhoudsprofessionals is gelijk verdeeld tussen een wo- en vmbo-profiel (beide 10%), zoals uit het taartdiagram van figuur 9 valt af te lezen.
Figuur 9: Verdeling onderhoudssector
opleidingsniveau
binnen
de
“Welk percentage van de medewerkers in uw organisatie is technisch geschoold?” Instroom en uitstroom op de technische arbeidsmarkt De instroom op de Nederlandse
Figuur 8: Aandeel van technisch geschoolde medewerkers bij onderhoudspartijen
technische arbeidsmarkt wordt voornamelijk bepaald door het aantal schoolverlaters. Daarnaast is er sprake van zij-instromers uit andere sectoren en arbeidsmigranten. Hier wordt de nadruk gelegd op schoolverlaters. Allereerst is het belangrijk te beseffen dat het vraagpatroon naar schoolverlaters varieert in de tijd. Tabel 1 laat zien dat de uitbreidingsvraag (vraag naar personen om te kunnen voorzien in een grotere vraag naar goederen en diensten) voor alle opleidingen negatief is voor de jaren 20092013, behalve voor de opleiding mbo techniek. Daarentegen is er bij alle opleidingsniveaus sprake van een hoge, positieve vervangingsvraag9. De totale vraag naar
DEEL 1: HET KOMPAS
17
Uitbreidingsvraag 2009-2013
Vmbo techniek Mbo techniek Hbo techniek Wo techniek
Vervangingsvraag 2009-2013
Totaal
-13.400 3.200 -16.000
73.200 150.900 49.800
59.800 154.100 33.800
-2.900
15.100
12.200
Tabel 1: Verwachte uitbreidingsvraag en vervangingsvraag van technici naar opleidingsniveau 2009-201310
mbo techniek schoolverlaters is het grootst en ligt op ruim 154.000 personen. Tabel 2 geeft, naast de totale vraag, de verwachte arbeidsmarktinstroom weer voor de jaren 2009–2013. Hierin is duidelijk te zien dat de meeste schoolverlaters in de techniek een mbo-profiel hebben. De mismatch (het verschil tussen de vraag en de instroom), blijft echter aanzienlijk voor niveau vmbo en mbo, respectievelijk 21.400 en 26.300 personen. Voor de hbo en wo techniekopleidingen geldt dat het aantal arbeidsmarktinstromers groter is dan de totale vraag naar technici met een dergelijk profiel. Deze
vertrouwen in hun eigen organisatie als het gaat om concurrentie om technisch talent. Van de bedrijven die problemen verwachten met het binden van voldoende technisch personeel, verwacht ruim de helft de meeste problemen bij het binden van voldoende medewerkers met een mbo-achtergrond, waarbij de grootste schaarste verwacht wordt op het niveau mbo 3-4. De verwachte problemen aan de onderkant (vmbo) en bovenkant (WO) van de markt zijn beperkt. Ruim een kwart van de onderhoudsbedrijven verwacht tevens problemen bij het binden van voldoende medewerkers
cijfers geven echter geen indicatie van de kwalitatieve aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven.
met een HBO opleiding.
Verwachting omtrent het binden van voldoende technisch geschoold personeel Ondanks het feit dat de schaarste aan technische geschoold personeel de komende jaren naar verwachting verder zal oplopen, verwacht slechts 34% van de onderhoudspartijen de komende jaren problemen rond het binden van voldoende technisch geschoold personeel. Het overgrote deel van de ondervraagde partijen denkt hun zaken goed op orde te hebben en heeft veel
18
DEEL 1: HET KOMPAS
Verandering van kwalificatie-eisen technisch personeel Een ruime meerderheid van de bedrijven en organisaties die werkzaam zijn binnen de onderhoudssector, verwacht dat de kwalificatie-eisen die gesteld worden aan technisch personeel de komende jaren zullen veranderen. Door de toenemende complexiteit van installaties en systemen en de behoefte vanuit de klant aan meer integratie van systemen en installaties, zal er niet alleen meer vaktechnische kennis en analytische vaardigheid van de onderhoudsmedewerker worden gevraagd, maar is er
Totale vraag (schoolverlaters)
Arbeidsmarktinstroom (schoolverlaters)
Vmbo techniek Mbo techniek Hbo techniek Wo techniek
Mismatch (schoolverlaters)
2009-2013
59.800 154.100
38.400 127.800
21.400 26.300
33.800 12.200
36.500 21.200
-2.700 -9.000
Tabel 2: Arbeidsmarktinstroom schoolverlaters en mismatch van schoolverlaters technici 2009-201311
ook meer kennis van bijvoorbeeld IT vereist. Daarnaast worden er door de veranderende klantomgeving ook de nodige eisen gesteld aan de sociale- en communicatieve vaardigheden van onderhoudsmedewerkers.
Samenwerking kennisinstellingen en het aanbieden van stages In het algemeen staan onderhoudsbedrijven welwillend tegenover samenwerking met onderwijsinstellingen en kenniscentra om de aansluiting van onderwijs op het bedrijfsleven te verbeteren. Circa 90% geeft aan hier open voor te staan, waarbij driekwart momenteel al samenwerkt. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking op het gebied van het samenstellen van onderwijscurricula of het fungeren als sparringpartner voor opleidingsdirecties. Ook worden er met regelmaat gastcolleges verzorgd en stages aangeboden. Meer dan 75% van de asset owners en 80% van de dienstverleners biedt meer dan 2 stageplekken aan.
Figuur 10: Verwachtingen omtrent het binden van voldoende technisch geschoold personeel
Figuur 11: Verwachte verandering kwalificatievereisten technisch personeel
DEEL 1: HET KOMPAS
19
Figuur 12: Hoeveel stageplekken biedt uw organisatie per jaar aan?
Figuur 13: Ziekteverzuim bij onderhoudsbedrijven
Veiligheid & Gezondheid Ziekteverzuim Bijna de helft van de onderhoudsbedrijven heeft een ziekteverzuimpercentage van tussen de 3% en 5%. Eenderde van de onderhoudsbedrijven heeft te maken met een percentage van 3% of minder. Slechts 1% heeft een ziekteverzuim hoger dan 7%12. De top 3 van sectoren met het hoogste zelfgerapporteerde verzuimpercentage in 2008 zijn de aardolie-, rubber- en kunststofindustrie, winning en distributie van water en vervoer door de lucht en over water13.
Incidenten
Eén van de basisoorzaken van veel geregistreerde incidenten bij de Arbeidsinspectie is het niet veilig uitvoeren van onderhoud. De cijfers ontwikkelen zich over de jaren echter positief. Steeds min-
20
DEEL 1: HET KOMPAS
der ligt deze oorzaak ten grondslag aan een zwaar ongeval. Andere oorzaken zijn te wijten aan ontwerp, of het niet volgen van procedures en training. Volgens de Arbeidsinspectie vindt 60% van de incidenten plaats tijdens de bedrijfsfase ‘productie’, 30% tijdens ‘onderhoud’ en 10% van de incidenten vallen onder de noemer ‘laden/lossen en slopen/bouwen’14. Iets minder dan twee derde van de onderhoudsbedrijven geeft aan met minder dan 2 incidenten te maken te hebben gehad in 2009. Een vijfde van de organisaties werd geconfronteerd met 2 tot 5 incidenten en een op de vijf bedrijven had met meer dan 5 incidenten te kampen. Het aantal ziekteverzuimmeldingen na incidenten laat zien dat de incidenten niet allen van ernstige aard zijn. Het merendeel (ruim 54%) van de incidenten veroorzaakte geen verzuim. Bij 30% van de onderhoudsbedrijven leidde minder dan 2 incidenten tot een ziekteverzuim15. In Nederland vinden (uitgaande van alle bedrijven in deze sectoren, dus niet alleen onderhoud) de meeste arbeidsongevallen plaats in de bouwnijverheid (6.500 per 100.000 werknemers), gevolgd door vervoer, opslag en communicatie (5.700 per 100.000 werknemers) en industrie en delfstofwinning (5.400 per 100.000 werknemers)16.
Productiviteit & Uitbesteding Arbeidsproductiviteit Bij gemiddeld 37% van de organisaties, werkzaam in de onderhoudsbranche, ligt de arbeidsproductiviteit (uitgaande van het aantal facturabele uren/ het aantal totaal beschikbare uren) boven de 75%. Figuur 14 geeft aan dat met name organisaties die hun uren dienen te verantwoorden (zoals adviseurs en dienstverle-
ners) een belangrijke bijdrage leveren aan dit gemiddelde. Eenzelfde groep organisaties (ruim eenderde) scoort qua productiviteit tussen de 55% en 75%, waarbij de verdeling tussen adviseurs, asset owners en dienstverleners hier dichter bij elkaar ligt dan in de hoogste categorie (productiviteit van > 75%) het geval is. Slechts 5% van de organisaties binnen de onderhoudssector heeft een arbeidsproductiviteit van 35% of lager.
Figuur 14: Arbeidsproductiviteit binnen de onderhoudssector
Uitbesteding Het gemiddelde uitbestedingniveau in de onderhoudsbranche is 55%. Ten opzichte van vijf jaar geleden is dit percentage met 10% gestegen. De verschillende sectoren laten een enigszins diffuus beeld zien. Zo wordt er in de olie & gas- en infrasector het meest uitbesteed (75%-80%) en de fleetsector het minst (30%). De komende jaren zal de trend van een stijgend uitbestedingpercentage verder doorzetten. Dit blijkt uit onderzoek dat recent door de sectie uitbesteden en toeleveren van onderhoud van de NVDO is uitgevoerd. Circa 40% van de bedrijven zegt te overwegen meer uitvoerend werk uit te besteden. Ongeveer de helft wenst de huidige situatie te continueren en slechts 10% geeft aan in de toekomst meer taken terug te nemen. Opmerkelijk hierbij
is dat bedrijven met een relatief hoog uitbestedingpercentage (boven de 60%) vooral aangeven in de toekomst meer uit te besteden, terwijl bedrijven die minder dan 35% uitbesteden over het algemeen aangeven in de toekomst meer taken terug te willen nemen17.
1.3 ‘Het Kompas’: trends binnen de onderhoudssector in Nederland De omgeving van de onderhoudsmarkt is volop in beweging. Diverse trends hebben een directe of indirecte invloed op de onderhoudsmarkt. Zo verandert de omgeving waarin onderhoudsbedrijven actief zijn onder invloed van: - Schaarste aan technisch geschoold personeel - Een toenemende aanscherping van regelgeving en noodzaak tot ‘compliance’ - Veranderingen in arbeidscultuur - Veranderingen in samenstelling van de beroepsbevolking - Een toenemende aandacht voor duurzaamheid - Juridisering van de maatschappij - Een verschuiving van verantwoordelijkheden naar lagere posities in de keten - Verdere globalisering van markten - Een toenemende onzekerheid rondom conjuncturele ontwikkelingen - Schaarste van grondstoffen Ook veranderen de eisen en wensen van afnemers binnen de onderhoudsmarkt, als gevolg van: - Een toenemende afhankelijkheid van technologie - Een toenemende behoefte aan totaaloplossingen bij afnemers - Een toenemende behoefte aan
DEEL 1: HET KOMPAS
21
uitbesteding - Een toenemende behoefte aan onderscheidend vermogen - Groeiende invloed van financiers De tien trends met de grootste impact op de onderhoudsmarkt worden in dit eerste deel van het Onderhoudskompas in volgorde van belang toegelicht18. Deze tien onderhoudstrends hebben hun weerslag op alle onderhoudssectoren die dit Kompas onderscheidt.
“Schaarste aan technisch geschoold personeel is de meest invloedrijke trend binnen de Nederlandse onderhoudsmarkt.” Schaarste aan technisch geschoold personeel Het imago van technische beroepen in Nederland is slecht te noemen. Een afnemende belangstelling voor techniek heeft als gevolg dat het aantal bèta- en techniekstudenten de afgelopen jaren structureel daalt. Jongeren die kiezen voor een (beroeps)opleiding geven in veel gevallen de voorkeur aan een carrière in de financiële of zakelijke dienstverlening in plaats van een carrière in de techniek. Dit leidt tot een daling van de instroom van jonge technische professionals op de arbeidsmarkt. De schaarste aan technisch geschoold personeel neemt sterk toe, omdat tegelijkertijd een groot aantal technische professionals afscheid neemt van de technische arbeidsmarkt als gevolg van de stijgende vergrijzing. Nadeel van het uittreden van de babyboomgeneratie is dat veel kennis en ervaring uit het arbeidsproces zal worden onttrokken. Slechts een deel van de schaarste aan technisch geschoold personeel kan worden opgevangen door de inzet van buitenlandse technici. Deze groep
22
DEEL 1: HET KOMPAS
verlangt bovendien speciale aandacht op het gebied van bijvoorbeeld talenkennis, huisvesting en kennis van lokale wet- en regelgeving.
Hersenkraker: “Hoe kunt u de kennisoverdracht tussen oudere en jongere werknemers verbeteren?” Toenemende afhankelijkheid van technologie De snelle technologische ontwikkeling, in het bijzonder binnen het domein van informatie- en telecommunicatietechnologie, biedt de onderhoudsmarkt volop kansen. Asset owners en dienstverleners grijpen de technologische mogelijkheden aan om processen en systemen verder te automatiseren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van geavanceerde onderhoudsmanagement- of -monitoring systemen. De snelle technologische ontwikkeling stelt de onderhoudssector in staat haar arbeidsproductiviteit sterk te vergroten en zaken als veiligheid en kwaliteit beter te beheersen. Keerzijde van de medaille is dat bedrijven, als gevolg van de toenemende technologische ontwikkelingen, steeds afhankelijker worden van techniek en hoogwaardig geschoolde mensen. Asset owners en gebruikers hebben daarnaast in toenemende mate behoefte aan een integratie van gebruikte systemen, om de beheersbaarheid en de bijbehorende kostenvoet van processen verder te verbeteren. Door de toename in technische ontwikkelingen en de behoefte aan een verdere integratie van gebruikte technieken en systemen neemt de complexiteit van systemen en processen toe, waardoor de afhankelijkheid van techniek en technisch geschoolde medewerkers tevens verder zal toenemen.
Hersenkraker: “Hoe bindt u technische medewerkers die uw technologische infrastructuur kunnen onderhouden?” Toenemende aanscherping van regelgeving en noodzaak tot ‘compliance’ Als gevolg van verdere aanscherping van regelgeving en voorschriften, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, bedrijfszekerheid, brandpreventie, energie-efficiency en milieu, dienen asset owners, dienstverleners en adviseurs in toenemende mate te voldoen aan diverse (vernieuwde) normenkaders. Een goed voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van een ISO-norm op het gebied van asset management op basis van de PAS55:200819 of de NTA8120:200920 beoordelingsmethodologie. De ontwikkeling van deze regelgeving en bijbehorende normenkaders heeft in veel gevallen verstrekkende gevolgen voor de onderhoudssector op het gebied van producten, diensten en werkprocessen. De noodzaak van ‘compliance’ met regelgeving en een transparante communicatie hierover worden binnen de onderhoudsmarkt verder versterkt door een toename in uitbesteding en een verdere juridisering van de Nederlandse samenleving (claimcultuur), waardoor aansprakelijkheidsrisico’s toenemen.
Hersenkraker: “Kunt u een goede inschatting maken van uw (aansprakelijkheids) risico’s?” Verandering in arbeidscultuur De
huidige beroepsomgeving is volop in beweging. Als gevolg van diverse ontwikkelingen is er een verschuiving van arbeidscultuur gaande. De invloed van nieuwe generaties en de invloed van verdere individualisering van de samenleving spelen een belangrijke rol.
Werknemers wensen steeds vaker parttime te werken (zowel mannen als vrouwen) en zich ‘in the job’ te blijven ontwikkelen middels diverse cursussen en opleidingen. Werknemers tonen zich nog maar beperkt loyaal aan hun werkgever. Het aantal werknemers dat voor ‘zichzelf’ begint als ZZP’er is de afgelopen jaren niet alleen fors toegenomen, maar ook het aantal werknemers dat na enkele jaren weer op zoek gaat naar een ‘nieuwe uitdaging’ binnen een andere bedrijfsomgeving is de afgelopen jaren sterk gestegen. Voor werkgevers wordt het hierdoor een steeds grotere uitdaging om personeel te blijven boeien en binden en kennisontwikkeling binnen de organisatie te blijven waarborgen.
Hersenkraker: “Waarom verlaten medewerkers uw organisatie?” Toenemende behoefte aan totaaloplossingen bij afnemers Als gevolg van de sterke groei in complexiteit van processen, de integratie van technische systemen en de omvang van bijbehorende administratieve werkzaamheden, hebben bedrijven en organisaties in toenemende mate behoefte aan partijen die een totaaloplossing kunnen bieden. Op het gebied van onderhoud betekent dit dat asset owners op zoek zijn naar één onderhoudsleverancier voor alle onderhoudsactiviteiten. Door complexe en veelal omvangrijke processen uit te besteden kunnen asset owners zich focussen op hun kernactiviteit en uiteindelijk meer aandeelhouderswaarde creëren. De toenemende vraag naar totaaloplossingen stelt zware eisen aan het organiserend vermogen van dienstverleners. Een totaaloplossing zal namelijk steeds vaker alleen door coördinatie tussen meerdere gespecialiseerde onderhoudsbedrijven plaats kunnen vinden.
DEEL 1: HET KOMPAS
23
Hersenkraker: “Kunt u de marge op uw dienstverlening verbeteren door uw klanten meer problemen uit handen te nemen?” Verandering in samenstelling van de beroepsbevolking De beroepsbevolking is aan het veranderen. Niet alleen in Nederland, maar tevens in veel andere westerse landen is de beroepsbevolking nadrukkelijk aan het vergrijzen. Dit heeft grote gevolgen voor de toekomstige samenstelling van de Nederlandse beroepsbevolking. Over tien jaar is ruim een derde van de Nederlandse bevolking ouder dan 50 jaar en 20% ouder dan 65 jaar21. Volgens cijfers van het CBS zal het personeelstekort op de Nederlandse arbeidsmarkt in 2010 verder oplopen naar zo’n 600.000 arbeidsplaatsen omdat veel babyboomers dan uit dienst treden en met pensioen gaan. Uiteraard zal de uittreding van de babyboomgeneratie ook ingrijpende gevolgen hebben voor de beroepsbevolking binnen de technische sectoren in Nederland. Behalve door vergrijzing wordt de samenstelling van de beroepsbevolking tevens beïnvloed door het toenemende aantal culturen binnen de Nederlandse beroepsbevolking, zo ook binnen de onderhoudsbranche. Medewerkers van onderhoudsbedrijven hebben in toenemende mate een diverse etnische achtergrond. Met name in de uitvoerende regionen van de arbeidsmarkt worden veel eisen gesteld aan vaardigheden van teamleiders om de werkzaamheden in een multicultureel team efficiënt, doelgericht en veilig uit te voeren.
24
DEEL 1: HET KOMPAS
“De technische arbeidsmarkt vervult een cruciale rol in de switch naar een meer proactieve onderhoudssector in Nederland.” Toenemende aandacht voor duurzaamheid Steeds meer bedrijven en particulieren houden bij hun aanschaf rekening met de ‘ecologische voetafdruk’ van producten en diensten. Deze toenemende aandacht voor duurzaamheid heeft uiteraard grote gevolgen voor de onderhoudsbranche. De veranderende eisen en wensen van afnemers vergen in de eerste plaats een aanpassing in de toepassing van duurzamere, en in veel gevallen ook complexere installaties, machines en technieken. Dit heeft in veel gevallen een belangrijke weerslag op de vereiste kennis en specialisatie bij zowel asset owners, dienstverleners en beheerders als adviseurs op de onderhoudsmarkt. Anderzijds heeft de toenemende aandacht voor duurzaamheid tevens gevolgen voor de manier waarop bedrijven met elkaar zaken doen. Zo nemen grote partijen in toenemende mate de milieuprestatie of ‘ecologische voetafdruk’ van hun partners en (potentiële) leveranciers mee in hun gunningsvereisten voor de uitgifte van nieuwe (onderhouds)contracten. Feit is dat bedrijven, overheid en particulieren in toenemende mate systematisch rekening houden met de maatschappelijke effecten van hun handelen en onderhoud kan worden gezien als een belangrijke voorwaarde om maatschappelijk verantwoord te kunnen ondernemen.
“De toenemende aandacht voor duurzaamheid heeft de komende jaren veel effect op de onderhoudsbranche.”
Toenemende behoefte aan uitbesteding
Een groot deel van onderhoud is uitbesteed. Het gemiddelde uitbestedingsniveau in de onderhoudsbranche is de afgelopen jaren met 10% toegenomen tot 55%. Dit komt deels door de groeiende behoefte van bedrijven en organisaties om flexibel te blijven, kosten en risico’s verder te beperken en zich te richten op het vergroten van de aandeelhouderswaarde. De groei in uitbesteding is tevens ingegeven door de toenemende complexiteit van assets, waardoor steeds meer specialistische kennis en kunde zijn vereist in het onderhoudsproces. Bij enkele bedrijven is er ook een ‘tegentrend’ zichtbaar, waarbij bepaalde onderdelen die eerst waren uitbesteed weer door het bedrijf zelf worden overgenomen (‘insourcing’). Vaak liggen hier concurrentieoverwegingen aan ten grondslag. Uitbesteding leidt in sommige gevallen tot meer samenwerking tussen bedrijven. Aangezien er in toenemende mate totaaloplossingen worden uitbesteed aan ‘consortia’ van bedrijven, is samenwerking voor veel dienstverleners en adviseurs noodzakelijk geworden om voor bepaalde ‘klussen’ in aanmerking te komen.
“Samenwerking is voor veel onderhoudsdienstverleners en –adviseurs noodzakelijk geworden om voor bepaalde ‘klussen’ in aanmerking te komen.” Juridisering van de maatschappij De Nederlandse maatschappij is aan het veranderen. Er is sprake van een toenemende juridisering van de Nederlandse samenleving, waarbij bedrijven steeds vaker aansprakelijk worden gesteld voor tekortkomingen in hun dienstverlening. Niemand blijft daarbij
buiten schot. Autoriteiten bestaan niet meer en we kijken dan ook niet op van claims tegen de overheid en commissarissen of bestuurders van rechtspersonen. Centraal in deze trend staat het feit dat andermans verantwoordelijkheid, of beter gezegd ‘de zorgplicht’, voorop wordt gesteld, terwijl de eigen verantwoordelijkheid van personen of bedrijven steeds verder naar de achtergrond wordt verdrongen. Een veelgebruikte term die met deze ontwikkeling in verband wordt gebracht is (de opkomst van) ‘de claimcultuur’. Voor de onderhoudsmarkt vormt de toenemende juridisering van de maatschappij een risico wanneer bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden door een asset owner worden uitbesteed aan een dienstverlener, beheerder of adviseur. Door het toenemende risico op claims dienen de werkzaamheden niet alleen uiterst zorgvuldig te worden uitgevoerd, maar tevens zorgvuldig te worden gedocumenteerd. De compliance ten aanzien van wet- en regelgeving en de transparantie hieromtrent is een cruciale factor voor zowel asset owners en dienstverleners als adviseurs binnen de onderhoudsmarkt.
Toenemende behoefte aan onderscheidend vermogen In een wereld met steeds meer nadruk op transparantie wordt het voor asset owners, dienstverleners en adviseurs steeds moeilijker zich te onderscheiden. Hierdoor neemt het belang van bijvoorbeeld een sterk gefocust bedrijfsmodel en de juiste communicatie en branding richting afnemers en belangrijke stakeholders verder toe. Bedrijven dienen nog beter te focussen om de gewenste klantwaarde te leveren en zichzelf nadrukkelijker te profileren om hun marktaandeel te behouden
DEEL 1: HET KOMPAS
25
of hun marktaandeel (ten koste van de concurrentie) verder uit te breiden. Het is daarbij van groot belang dat dienstverleners en adviseurs, in hun concurrentiestrijd, de toegevoegde waarde die zij met hun producten en services bieden aan bijvoorbeeld asset owners of gebruikers, goed zichtbaar maken.
Een onderbouwing hiervan is te vinden in bijlage 2
1
Een onderbouwing van deze benadering is terug te vinden in bijlage 2 van dit Onderhoudskompas
2
Bron: WCM (2007), World Class Maintenance in de Nederlandse Delta, Toekomstvisie op de Maintenance Repair &
3
Overhaul-(MRO) markt’ Bron: NVDO Onderhoudskompas ledenenquête (2010), het onderhoudssegment Food, Beverage en Farma is hier
4
buiten beschouwing gelaten Bron: CBS (2010), waarbij de totale werkzame beroepsbevolking is vastgesteld op 7.350.000
5
Bron: NVDO Onderhoudskompas ledenenquête (2010)
6
Voor een verdere uitdieping van het thema flexibiliteit op de arbeidsmarkt verwijzen we u graag naar het visiedocu-
7
ment ‘De Technische arbeidsmarkt in 2020’, verderop in dit Onderhoudskompas Bron: NVDO Onderhoudskompas ledenenquête (2010)
8
Deze vervangingsvraag wordt bepaald door al dan niet vervroegde – pensionering, arbeidsongeschiktheid, tijdelijke
9
terugtreding van de arbeidsmarkt, beroepsmobiliteit e.d. Bron: ROA (2009), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014’
10
Bron: ROA (2009), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014’
11
Bron: NVDO Onderhoudskompas ledenenquête (2010)
12
Bron: TNO Monitor Arbeidsongevallen in Nederland (2008)
13
Bron: Incidentenrapportage Arbeidsinspectie (2007)
14
Bron: NVDO Onderhoudskompas ledenenquête (2010)
15
Bron: TNO Monitor Arbeidsongevallen in Nederland (2008)
16
Bron: NVDO (2010), Enquête NVDO sectie uitbesteden en toeleveren van onderhoud (Suto)
17
Deze waarden zijn ontleend aan de uitkomsten van de grootschalige enquête die in de eerste helft van 2010 heeft
18
plaatsgevonden onder de leden van de NVDO Bron: British Standard Institution (2008) – PAS staat voor Public Available Specification en betreft een normering
19
voor ‘best practices’ in asset management. Bron: Nederlands Normalisatie Instituut (2009) – NTA8120 betreft een norm voor assetmanagement en stelt eisen
20
aan een veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor het elektriciteits- en gasnetbeheer Bron: CBS (2010),’Vijftigplussers op de arbeidsmarkt’
21
26
DEEL 1: HET KOMPAS
Deel 2: Typen onderhoudsbedrijven
In het eerste deel van dit Onderhoudskompas is ingegaan op de kenmerken van de markt en de belangrijkste ontwikkelingen die op de onderhoudsmarkt afkomen. In de komende delen wordt in de vorm van scenarioanalyses ingegaan op ontwikkelingen in de markt van onroerend goed en op ontwikkelingen op de technische arbeidsmarkt. Om de trends, ontwikkelingen en strategische opties die in dit NVDO Onderhoudskompas worden geschetst goed te kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van strategie voor uw eigen onderneming of afdeling, is het van belang goed te kunnen beoordelen welke ontwikkelingen relevant zijn. Het profiel van uw bedrijf of afdeling bepaalt welke kansen, bedreigingen en strategische opties u serieus moet nemen.
onmogelijk is om op elk gebied de verwachtingen van de klant te overtreffen. Succesvolle bedrijven begrijpen dat het, naast het bouwen aan een duurzame relatie, om focus gaat. Door op een bepaald vlak de klantverwachtingen te overtreffen is het mogelijk een bovengemiddeld rendement te behalen. Een goed voorbeeld uit de markt van consumentenelektronica is de MediaMarkt. De MediaMarkt richt zich op de klant die goede kwaliteit wil kopen tegen de laagste prijs. Door zich te richten op efficiency en doorloopsnelheid is deze organisatie in staat een bovengemiddeld rendement te realiseren. In dezelfde markt realiseert echter ook een bedrijf met een totaal andere filosofie een bovengemiddeld rendement. Bang & Olufsen is een productspecialist, die zich richt op een klantgroep die premium wil betalen
“Succesvolle bedrijven hebben een duidelijke focus en onderscheiden zich van de concurrentie door op bepaalde vlakken de beste te zijn.”
voor een superieur product met een superieure service. Voor een bedrijf als MediaMarkt zijn kansen om bedrijfsprocessen verder te optimaliseren van groot belang. Voor Bang & Olufsen is het echter relevanter om voorop te lopen op het vlak van technologie en design. Om de kansen en opties in dit Onderhoudskompas goed te kunnen interpreteren is het voor onderhoudsbedrijven van groot belang vast te stellen waar hun onderscheidend vermogen ligt. Waar bent u nu goed in als bedrijf? Op welke manier weet u zich de laatste jaren te onderscheiden van de concurrentie? Waarom komen klanten steeds
Als we succesvolle bedrijven, in zowel de onderhoudsbranche als andere branches, als voorbeeld nemen, dan valt het op dat deze bedrijven hun inspanningen zeer gericht inzetten. Succesvolle bedrijven hebben een duidelijke focus en onderscheiden zich van de concurrentie door op bepaalde vlakken de beste te zijn. Deze bedrijven begrijpen dat er een groot aantal verschillende type klanten en klantbehoeften is, maar dat het
DEEL 2: TYPEN ONDERHOUDSBEDRIJVEN
27
bij u terug? Onderscheidt u zich op basis van kostprijs, kwaliteit of de breedte van uw diensten? Hoewel in de onderhoudsbranche diverse voorbeelden zijn te vinden van bedrijven die met een specifieke productmarktfocus een goede boterham verdienen, zijn er ook veel bedrijven zonder duidelijk profiel. In een sterk veranderende markt is het van belang keuzes te maken en vast te houden aan een goed gedefinieerde groeirichting. De onderhoudsbedrijven of onderhoudsfuncties die dit doen zullen hier de vruchten van plukken. De onderhoudsbedrijven die een afwachtende houding aannemen en al het werk oppakken dat op hun pad komt, zullen ondervinden dat dit ten koste gaat van hun concurrentiekracht.
2.1 Welke strategische focus past bij u? In het vervolg van dit tweede deel van het Onderhoudskompas worden drie verschillende strategische focusgebieden gepresenteerd voor onderhoudsbedrijven. Afhankelijk van de sterke en zwakke punten van uw bedrijf en de behoeften van uw klanten, liggen sommige modellen meer voor de hand dan anderen. Aan de hand van deze materie dagen wij u uit om het profiel van uw onderhoudsbedrijf verder aan te schepen en te excelleren in één van deze bedrijfsmodellen. U zult ondervinden dat wanneer u gekozen heeft voor één van deze onderscheidende bedrijfsmodellen, de keuze uit kansen en strategische opties eenvoudiger wordt. U bent dan namelijk in staat om te kiezen voor kansen die aansluiten bij uw kernvaardigheden en uw bedrijf optimaal voor te bereiden op de toekomst. In de onderhoudsbranche is er een aantal manieren om toegevoegde waarde te leveren aan de klant. Grofweg kan hierbij een indeling worden gemaakt in drie
28
DEEL 2: TYPEN ONDERHOUDSBEDRIJVEN
type klantbehoeften. Zo zijn er klanten die kiezen voor de kostprijs van het product en de service die u uw klanten levert, klanten die kiezen voor de toegevoegde waarde die uw bedrijf levert in termen van hoogwaardige en specifieke productkennis en klanten die kiezen voor het feit dat u in staat bent een totaaloplossing te leveren om hun probleem volledig op te lossen. Onderhoudsbedrijven kunnen een concurrentievoordeel en een bovengemiddeld rendement realiseren door een keuze te maken voor een van de klantbehoeften en hierin te excelleren. Op het gebied van de andere klantbehoeften is marktconform presteren afdoende. Als onderhoudsbedrijf moet u zichzelf daarom voortdurend de vraag stellen of u wilt focussen op een efficiënt onderhoudsproces en een lage(re) kostprijs, op onderscheidende productkennis of op het bieden van een totaaloplossing voor uw klant. De verschillende strategische focusgebieden worden hieronder nader uitgewerkt.
Focus op efficiency Onderhoudsbedrijven die zich toeleggen op het efficiënt organiseren van het onderhoudsproces proberen hun klanten de producten en dienstverlening tegen een zo scherp mogelijke prijs/kwaliteit verhouding te leveren. De nadruk van deze capaciteitsbedrijven, zoals ze ook wel genoemd worden, ligt op het zo efficiënt mogelijk leveren van onderhoudscapaciteit, waardoor ze in staat zijn een laag kostenniveau te realiseren. Onderhoudsbedrijven die zich richten op operational excellence zijn in alle onderhoudssegmenten te vinden. Vaak richten ze zich op grootschalige onderhoudstrajecten, waar een efficiënte planning en organisatie het meeste effect hebben. In sectoren als infra en in mindere mate de
procesindustrie, waarin onderhoud voornamelijk op basis van prestatiecontracten wordt aanbesteed, ligt er veel toegevoegde waarde in een focus op efficiency. De werkzaamheden van op efficiency gefocuste bedrijven kunnen over het algemeen worden getypeerd als snel, slagvaardig en flexibel. Succesvolle capaciteitsbedrijven sturen op de efficiency en productiviteit van hun medewerkers. De efficiency wordt hierbij verbeterd, doordat deze bedrijven over het algemeen werken met een beperkte dienstenrange en gestandaardiseerde logistieke processen en werkprocessen. Dit type onderhoudsbedrijf richt zich nadrukkelijk op het verhogen van de Hands on Tool Time (HoTT). Uit een Industrie Benchmark is gebleken dat de HoTT van onderhoudswerkzaamheden ca. 52% is. Dit is relatief laag ten opzichte van de massaproductie (76%), machineproductie (70%) en handmatige productie (61%)23. Capaciteitsbedrijven zijn in staat kosten sterk te beheersen door gebruik te maken van schaalvoordelen bij
(management) bedrijven en opereren in veel gevallen reactief, waarbij ze door hun goede netwerk snel en flexibel opdrachten kunnen aannemen en inplannen.
inkoop en te investeren in optimale voorraadmanagement- en supply chain-oplossingen. Capaciteitsbedrijven die zich richten op het onderhoudsproces werken vaak in onderaanneming voor andere onderhouds
veel autonomie op de werkvloer. Het draait bij productspecialisten om kennisontwikkeling in de diepte in plaats van de breedte. Centrale begrippen in productspecialistische onderhoudsbedrijven zijn maatwerk, flexibi-
Focus op kennis en innovatie Onderhoudsbedrijven die zich richten op het leveren van kennis en innovatie proberen hun oplossingen voortdurend te verbeteren en streven daarvoor naar een voortdurende aanscherping van hun productkennis binnen het segment waarin ze actief zijn. Onderhoudsbedrijven met een focus op kennis van het product staan over het algemeen open voor nieuwe ideeĂŤn en proberen voortdurend vernieuwende oplossingen naar de markt te brengen. Om dit te kunnen bereiken wordt innovatie gestimuleerd en worden fouten nauwgezet geanalyseerd. Specialisten bouwen hun organisaties rondom expertise. Het belangrijkste kapitaal binnen deze bedrijven zijn de medewerkers. Het opleiden van deze onderhoudsmedewerkers staat dan ook centraal en er ligt
Klantwaarden en asset owners Bij het beschrijven van de verschillende
management als interne opdrachtgever.
typen strategische focus, wordt uitgegaan van de toegevoegde waarde die het onderhoudsbedrijf biedt. Bij dienstverleners
Ook onderhoudsafdelingen moeten nadenken over hun onderscheidend vermogen. De onderhoudsmanager zal moeten bepa-
spreken we hierbij automatisch van klantwaarden. De onderhoudsafdelingen van asset owners hebben formeel gezien geen
len bij welke diensten de afdeling zelf een hoge toegevoegde waarde biedt en welke diensten wellicht beter op de markt inge-
klanten, maar in de praktijk fungeert het
kocht dienen te worden.
DEEL 2: TYPEN ONDERHOUDSBEDRIJVEN
29
Aantal markttransacties stijgt voortdurend Momenteel besteden asset owners onge-
en gespecialiseerde dienstverleners vaak
veer 55% van hun onderhoudswerk-
beter in staat de gewenste kwaliteit te
zaamheden uit aan marktpartijen en in
leveren. Aan de andere kant sturen asset
sommige sectoren zoals olie & gas en
owners in toenemende mate op return
infra ligt dit percentage beduidend hoger (75% - 80%). Naar verwachting zal de komende 5 jaar het uitbestedingpercen-
on investment en ligt het investeren in een eigen onderhoudsafdeling (personeel, voorraden) minder voor de hand. Als
tage toe blijven nemen22. Dit komt door een aantal factoren. Aan de ene kant
gevolg van deze verschuiving zal het aantal ‘markttransacties’ de komende jaren sterk
neemt de complexiteit van het onderhoud
toenemen en stijgt het belang van een stra-
aan installaties toe en zijn professionele
tegische focus voor onderhoudsbedrijven.
liteit en klantgerichtheid. Onderhoudsbedrijven die zich richten op kennis en innovatie zijn vaak nauw gelieerd aan de Original Equipment Manufacturer (OEM) of Value Added Reseller (VAR). In veel gevallen zijn deze bedrijven after sales afdelingen van de OEM of de VAR, maar er kan ook sprake zijn van geautoriseerde onderhoudsbedrijven.
Focus op de klant Het derde bedrijfsmodel dat door onderhoudsbedrijven kan worden gebruikt voor het opbouwen van concurrentievoordeel is een focus op de bedrijfsvoering van de klant. Binnen dit bedrijfsmodel zijn techniek en efficiency secundair aan het realiseren van een totaaloplossing waar de klant om vraagt. Door mensen en kennis van het productieproces van klanten en materialen bijeen te brengen zijn klant intieme bedrijven in staat om op efficiënte wijze superieure oplossingen te realiseren. Voor zeer specialistische vraagstukken worden productspecialisten betrokken. Diensten die deze bedrijven zelf niet efficiënt genoeg kunnen uitvoeren, worden uitbesteed aan
30
DEEL 2: TYPEN ONDERHOUDSBEDRIJVEN
capaciteitsbedrijven. Klantintieme bedrijven verkopen niet wat de markt wenst, maar richten zich op het bieden van een totaaloplossing voor het probleem van de klant, waarbij de kracht van deze bedrijven voortkomt uit een combinatie van een ongeëvenaarde kennis van de klantomgeving met veel expertise van het totale onderhoud- en productieproces van de klant. Een focus op klantintimiteit brengt met zich mee dat klantintieme bedrijven binnen vrijwel alle segmenten van de onderhoudsmarkt actief zijn. Het zijn bedrijven die hun kennis in de volle breedte ontwikkelen. Uitgangspunt van deze bedrijven is het aangaan van een langetermijnrelatie met hun klanten en er wordt door deze bedrijven dan ook veel geïnvesteerd om de klantverwachting voortdurend te blijven overtreffen. Omdat klantintieme bedrijven sturen op klantloyaliteit zullen ze proberen zoveel mogelijk feedback van de klanten te ontvangen over hun functioneren. Veelal werken klantintieme bedrijven met accountmanagers en trainen zij de communicatieve vaardigheden van hun mensen nadrukkelijk.
Onderscheidt uw bedrijf/afdeling zich positief op het vlak van efficiency? Wanneer u de onderstaande vragen allen positief beantwoordt, is uw organisatie
optimale inzet van uw onderhoudsmedewerkers?
waarschijnlijk ingericht om onderhoudscapaciteit efficiënt te leveren.
• Bedraagt het aantal indirecte medewerkers per onderhoudsmedewerker minder dan een kwart?
• Heeft u de meest kritieke bedrijfsproces-
• Zijn de taken, verantwoordelijkheden
sen en (operationele) kostenposten in uw organisatie geïdentificeerd en geop-
en bevoegdheden van uw medewerkers helder vastgelegd en werkt u met
timaliseerd?
‘handboeken’ in uw organisatie?
• Weet u welke stappen u moet nemen om op basis van prijs de concurrentie
• Stuurt u uw onderneming op kritieke succesfactoren, zoals productiviteit?
aan te kunnen? • Hanteert uw organisatie een adequaat planningssysteem ten behoeve van de
• Voert u regelmatig effectiviteitmetingen uit in uw organisatie?
2.2 Hoe maakt u een keuze? Om een keuze te kunnen maken voor een bedrijfsmodel dat voor uw organisatie geschikt is, is het van belang om nauw aan te sluiten bij het profiel van het management van het bedrijf of de afdeling. Een bedrijfsmodel dat te ver af ligt van de sterke punten van een bedrijf of de kwaliteiten van het management, is gedoemd te mislukken. Aan de andere kant geldt ook dat een nieuw bedrijfsmodel dat te algemeen van aard is, zorgt voor onvoldoende onderscheidend vermogen om bovengemiddeld succes te boeken. Voor onderhoudsbedrijven is het van belang om helder te krijgen waar op het moment de sterke punten van het bedrijfsmodel liggen, omdat bij de organisatieverandering belangrijk is om voort te bouwen op de sterke punten van de onderneming. Om de sterke punten of kernvaardigheden van uw organisatie helder te krijgen is het belangrijk om te analyseren waarom
bepaalde klantgroepen graag zaken met uw organisatie doen. Is dat omdat deze klanten graag zaken doen met u als persoon, of omdat uw organisatie altijd een oplossing voor het probleem van de klant weet te vinden? Wordt uw organisatie door klanten benaderd vanwege de scherpe prijs, of omdat uw organisatie voorop loopt in de toepassing van nieuwe technieken? Daarnaast is het ook van belang om te kijken naar de rol die u als ondernemer of directie in uw organisatie vervult. Heeft u of uw directie een technische oriëntatie, stuurt u graag op cijfers en bent u erg gericht op de planning en het proces in uw bedrijf, of heeft u of uw directie juist een (externe) verkooporiëntatie? In het eerste geval biedt het een goede basis voor het ontwikkelen van een specialistisch bedrijf, terwijl een sterke planningsoriëntatie de juiste basis verschaft om processen te optimaliseren om zo tegen scherpere tarieven te kunnen opereren. In de visiedocumenten van dit
DEEL 2: TYPEN ONDERHOUDSBEDRIJVEN
31
Onderscheidt uw bedrijf/afdeling zich op het vlak van kennis en innovatie? Wanneer u de onderstaande vragen allen beantwoordt met ‘ja’, is uw bedrijf sterk gericht op kennis en innovatie.
• Loopt uw organisatie voorop in het aanbieden van nieuwe diensten op de markt? • Is technische knowhow de belangrijkste
• Is uw organisatie ingericht rondom het voortdurend verbeteren van productkennis? • Spelen onderzoek en ontwikkeling een belangrijke rol binnen uw organisatie? • Doet u ten opzichte van uw concurrentie veel aan productontwikkeling en
kernvaardigheid van uw organisatie? • Stuurt u uw onderneming op kritieke succesfactoren, zoals in 1 keer verholpen storingen? • Wordt u met regelmaat door ander onderhoudsbedrijven ingehuurd op basis van uw expertise?
productverbetering? • Is de mate van structurele kennisoverdracht tussen medewerkers hoog te noemen?
Onderscheidt uw bedrijf/afdeling zich op het vlak van klantkennis? Wanneer u de onderstaande vragen allen beantwoordt met ‘ja’, is uw bedrijf sterk
• Is klanttevredenheid de belangrijkste maatstaaf bij het inrichten van uw
gericht op ontzorging van de klant. • Werkt uw organisatie voornamelijk
onderhoudsproces? • Is de houding van uw bedrijf ten aanzien van externe samenwerking erg
klantgericht? • Focust uw bedrijf zich continu op het ontwikkelen van totaaloplossingen voor
open? • Huurt u met regelmaat andere onderhoudsbedrijven in om een totaaloplos-
de individuele klant? • Doet u regelmatig onderzoek naar de
sing te kunnen bieden aan uw klant? • Hebben uw medewerkers met een ope-
behoeften van uw klanten en past u uw dienstverlening hier continu op aan?
onderhoudskompas wordt ingegaan op strategische opties voor onderhoudsbedrijven in de drie beschreven focusgebieden. Hiermee kunnen onderhoudsbedrijven op basis van
rationeel contact met de klant een grote mate van beslissingsbevoegdheid?
hun marktfocus bepalen welke strategische opties een bijzondere strategische relevantie bezitten.
Bron: NVDO (2010), Enquête sectie uitbesteden en toeleveren van onderhoud (Suto)
22
Bron: Profion (2010), ‘Hands on Tooltime project’
23
32
DEEL 2: TYPEN ONDERHOUDSBEDRIJVEN
Deel 3 - Visiedocument 1: ‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’
3.1 De toekomst van het onderhoud binnen de onroerendgoedsector In dit visiedocument is een viertal scenario’s opgesteld van de onroerendgoedsector in 2017. De scenario’s zijn toekomstplaatjes die laten zien hoe de sector er in de toekomst uit kan zien, wat de kansen zijn voor onderhoudsbedrijven binnen de onroerendgoedsector en welke concurrentiepatronen kunnen ontstaan. Hoewel de werkelijkheid
in 2017 niet in één beeld vast te leggen is, bieden de scenario’s houvast voor asset owners, dienstverleners en bestuurders bij het beoordelen van strategie en het anticiperen op veranderingen. De scenario’s die worden gepresenteerd, zijn extreme toekomstplaatjes. Het denken in extremen is belangrijk om bestuurders en ondernemers binnen de onderhoudssector alvast na te laten denken hoe zij op de juiste
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
33
wijze in kunnen spelen op kansen en bedreigingen af kunnen wenden.
3.1.1 De onroerendgoedsector in Nederland Met de term onroerendgoedsector doelen we in dit visiedocument op drie segmenten die voor de onderhoudssector relevant zijn; seriematige woningbouw, utiliteitsbouw en industrieel vastgoed. De focus binnen de onroerendgoedsector in Nederland ligt reeds jaren op de nieuwbouw van panden, zoals woningen, winkelcentra en kantoorgebouwen. Belangrijke maatstaf hiervoor is de groei van de voorraad uitgedrukt in bouwvolume. Ondanks het feit dat in 2010 het merendeel van de Nederlandse bedrijfstakken weer een economische groei laat zien, vertoont de bouwproductie in Nederland een verdere krimp. De gevolgen van de recessie waren in het eerste halfjaar van 2010 duidelijk zichtbaar in de woningbouwproductie: het aantal gereedgekomen woningen lag ruim 33% lager dan in dezelfde periode een jaar eerder24. Ook de nieuwbouw binnen het utiliteitssegment kreeg een flinke klap te verwerken als gevolg van een verdere afname van de bedrijfsinvesteringen in 2010. De circa 4 miljoen m2 overcapaciteit die in de kantorenmarkt is ontstaan, gecombineerd met een laag vertrouwen, houdt bedrijfsinvesteringen voorlopig op een laag pitje25. 2011 laat naar verwachting een nulgroei zien. De nieuwbouw van woningen trekt volgens ING Economisch Bureau in 2011 licht aan, maar de investering in bedrijfsgebouwen daalt. Hoewel de groei van de bestaande voorraad woningen en utiliteitspanden moet komen uit de nieuwbouw, is de nieuwbouw niet het belangrijkste segment voor de onderhoudssector. Het meeste onderhoud binnen
34
de onroerendgoedsector wordt gepleegd aan de bestaande voorraad woningen en panden, met als doel de waarde van deze voorraad in stand te houden. De vraag naar nieuwbouwwoningen heeft echter ook effect op de vraag naar groot onderhoud en modificatie. Wanneer de vraag naar woningen en panden de nieuwbouwvolumes overstijgt, zal dit een positief effect hebben op groot onderhoud en renovatie.
3.1.2 De onderhoudsmarkt binnen de onroerendgoedsector Met de onderhoudsfunctie binnen de onroerendgoedsector wordt primair het gebouwgebonden onderhoud bedoeld, zoals onderhoud aan gevels, kozijnen, installaties (o.a. klimaatsystemen, liftinstallaties, gebouwgebonden verlichting, brandpreventiesystemen e.d.) en bijvoorbeeld daken. Het onderhoud aan gebouwen omvat een breed spectrum aan werkzaamheden. Al deze werkzaamheden hebben met elkaar gemeen dat ze primair gericht zijn op het in stand houden van (de waarde van) de bestaande voorraad gebouwen. Hierbij betekent ‘in stand houden’ niet alleen het bewaken van de fysieke conditie van het gebouw, maar ook het verbeteren van de functionele conditie. Bij het onderhoud in de onroerendgoedsector zijn veel verschillende partijen betrokken. Naast bijvoorbeeld bouw-, installatie- en specifieke onderhoudsbedrijven zijn dat woningcorporaties en beheerders van woningen of bedrijfscomplexen met eigen onderhoudsdiensten. Zoals figuur 15 laat zien, is de onderhoudsmarkt niet gelijk aan de onderhoudsbehoefte. Dit heeft te maken met het feit dat onderhoud niet altijd direct wordt uitgevoerd op het meest geschikte moment. Asset owners kunnen er voor kiezen om (een deel van) het noodzakelijke
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
onderhoud uit te stellen. Hier kunnen praktische redenen voor zijn, zoals de behoefte om het onderhoud aan panden te bundelen. Ook spelen financiële overwegingen vaak een rol. Uit historische cijfers blijkt dat in periodes waarin de economische groei stagneert, veel onderhoud aan gebouwen wordt uitgesteld tot in financieel betere tijden.
Figuur 15: Van behoefte naar markt
“Met de term onderhoudsmarkt wordt in dit visiedocument de onderhoudsinspanning bedoeld die door asset owners (o.a. eigenaar, gebruiker, belegger of woningcorporatie), dienstverleners (onderhoudsbedrijven) en adviseurs binnen de onroerendgoedsector wordt
ging staan consumptieve bestedingen en bedrijfsinvesteringen onder druk. Ook de onderhoudsmarkt heeft daar onder te lijden. Dat de onderhoudsmarkt in 2010 nog vrij constant heeft kunnen opereren, is mede te danken aan de stimuleringsmaatregelen die de overheid, als gevolg van de economische crisis, in het leven heeft geroepen. Op de lange termijn laat de onderhoudsbranche naar verwachting een trendmatige groei zien, zoals weergegeven in tabel 326. De jaarlijkse groei van de onderhoudsproductie binnen de onroerendgoedsector beweegt zich rond een langetermijntrend, waarbij de ontwikkeling van de markt voor onderhoud van utiliteitsgebouwen is gerelateerd aan de groei van het bruto binnenlands product (BBP). De mate waarin jaarlijks van deze trend wordt afgeweken, wordt bepaald door de conjunctuur. Het relatief hoge (geschatte) groeicijfer dat de onderhoudsmarkt in 2015 en 2017 laat zien, heeft te maken met een inhaalslag op het gebied van achterstallig onderhoud dat in de komende jaren naar verwachting zal ontstaan.
Kortetermijnontwikkeling van de onderhoudsmarkt De goedkeuring van de
uitgevoerd.”
3.1.3 De ontwikkeling van onderhoud aan woningen en utiliteitsgebouwen Als gevolg van de economische vertra-
Crisis- en herstelwet28 aan het begin van 2010 heeft op korte termijn een positieve invloed op de ontwikkeling van de onderhoudsmarkt, aangezien projecten door deze wettelijke maatregel naar voren zullen wor-
Woningen
(Geschatte) jaarlijkse verandering in % 2009 2010 2011 2015 -0,5 0,0 1,5 2,0
201727 2,0
Utiliteitsgebouwen Totaal onderhoud
-0,3 -0,8
2,0 2,0
-2,0 -2,0
1,0 2,5
3,0 2,5
Tabel 3: Overzicht ramingen van onderhoudsmarkt voor gebouwen (bron: CBS, EIB) DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
35
den gehaald door asset owners. Hoewel het in totaal om een groot aantal projecten gaat uit diverse categorieën, treft de wet de onderhoudssector binnen het onroerend goed met name op het gebied van duurzame energie en de bevordering van de stedelijke ontwikkeling. Ook bevat de crisis- en herstelwet bijzondere voorzieningen die het toestaan om bij wijze van experiment ten behoeve van innovatieve ontwikkelingen af te wijken van bestaande wetgeving op het gebied van wonen, milieu en ruimtelijke ordening. Dit laatste biedt de onderhoudssector concreet ruimte voor meer complexgewijze renovatie van bijvoorbeeld huurwoningen29. Tevens biedt het pakket tijdelijke maatregelen dat de minister van Financiën recent heeft ingevoerd, in een poging de Nederlandse woningmarkt vlot te trekken, ruimte voor verdere ontwikkeling binnen de onderhoudsmarkt30. Zo zal bijvoorbeeld de verlaging van het BTW-tarief op arbeid voor renovatie en verbouwing van de eigen woning een positief effect hebben op de marktvraag naar renovatie en onderhoudswerkzaamheden. Een andere ontwikkeling die op korte termijn invloed zal hebben op het onderhoud binnen de onroerendgoedsector is de leegstandswet die in de zomer van 2010 is aangenomen. Dit initiatief, om verval van woningen en panden als gevolg van leegstand tegen te gaan, kan op korte termijn een positieve impuls vormen voor de onderhoudssector. Temeer omdat asset owners als gevolg van deze wet een ruimere mogelijkheid krijgen tot tijdelijk verhuur van onroerend goed.
De onderhoudsmarkt voor gebouwen op middellange termijn De ontwikkeling van de onder-
door een aantal factoren. Naast de groei in voorraadwoningen en utiliteitsgebouwen, wordt de onderhoudsmarkt beïnvloed door de veroudering van de gebouwenvoorraad31. De mate van uitbesteding van het onderhoudswerk door bedrijfsmatige eigenaren van onroerend goed (asset owners) is bepalend voor de verschuiving van de onderhoudstaak van asset owners naar beheerders en dienstverleners binnen de onderhoudsmarkt. De afgelopen jaren schommelde het totale aandeel van het onderhoud aan gebouwen rond de 20% van de totale productie in de woning- en utiliteitsbouw. De verwachting is echter dat dit aandeel de komende jaren verder zal stijgen als gevolg van de dalende (nieuwbouw)pro ductiecijfers. De gemiddelde groeivoet van het woningonderhoud bedroeg de afgelopen 10 jaar circa 1,7% per jaar, terwijl de onderhoudsgroei aan utiliteitsgebouwen in dezelfde periode sneller toenam. De productiegroei in het utiliteitssegment groeide gemiddeld met 2,4%32.
3.1.4 Onzekerheden voor het onderhoud binnen de onroerendgoedsector De uitgangspunten van de vier scenario’s komen tot uitdrukking in een assenkruis. Om te komen tot een assenkruis worden de meest extreme waarden van de twee kernonzekerheden die uit de scenarioanalyse naar voren zijn gekomen tegen elkaar afgezet. Op de x-as staat de ‘(politieke) aandacht voor de energie-efficiency van gebouwen’ (weinig versus veel aandacht) en op de y-as staat de ‘toekomstfocus van asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector’ (een korte- versus een langetermijnfocus).
houdsmarkt binnen de onroerendgoedsector wordt op de middellange termijn beïnvloed
36
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
De (politieke) aandacht voor de energieefficiency van gebouwen De regelgeving rond de energieprestatie van gebouwen vormt een belangrijke ontwikkeling voor de onderhoudsbranche binnen zowel de utiliteitsbouw als seriematige woningbouw. Normering van de energie-efficiency van gebouwen heeft niet alleen directe gevolgen voor nieuwbouw, maar tevens voor bestaande gebouwen. De energienormering heeft direct effect op de aard en complexiteit van de werkzaamheden voor de onderhoudsbranche. De onderhoudsbranche zal over voldoende kennis moeten beschikken om energiebesparing te realiseren wanneer de nationale normering, uitgedrukt in de EPC voor woningbouw en de gecategoriseerde EPN33 voor utiliteitsbouw, sterk naar beneden wordt bijgesteld in 2017. Om inzicht te geven in de energiezuinigheid van woningen, kantoren, winkels, scholen, zorginstellingen en andere gebouwen is per 1 januari 2008, bij verkoop of verhuur, reeds een energielabel verplicht gesteld. Per 1 januari 2010 is het energielabel vernieuwd. Hoewel het energielabel een nuttig instrument vormt om objectief te informeren over de energieprestatie van een gebouw en energiebesparing te stimuleren, wordt het label door de markt nog slechts beperkt ingezet.
Toekomstfocus van asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector De toekomstfocus van asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector vormt een tweede kernonzekerheid en heeft een direct effect op de manier waarop het onderhoud aan gebouwen wordt vormgegeven. Met de term toekomstfocus wordt gedoeld op de terugverdientijd die verschillende type asset owners koppelen aan hun investeringen in
vastgoed. Asset owners met een kortetermijnfocus richten zich in de regel op een korte terugverdientijd en investeren alleen in verbeteringen die op relatief korte termijn renderen. Deze asset owners zijn vaak transactiegedreven. Asset owners met een langeretermijnfocus richten zich meer op een duurzame exploitatie van het vastgoed en zijn meer genegen tot fundamentele investeringen, die het exploitatieresultaat verbeteren. Vaak zijn (semi)publieke asset owners en investeerders, zoals woningcorporaties, ziekenhuizen en bijvoorbeeld de Rijksgebouwendienst, meer gericht op de (middel)lange termijn dan beleggers en investeerders die actief zijn op de onroerendgoedmarkt. Deze asset owners hechten veel waarde aan een gunstige langetermijnexploitatie van hun vastgoed en kennen een ‘strategische rol’ toe aan onderhoudsbedrijven. Aangezien onderhoudskosten een belangrijk onderdeel van de exploitatie vormen, zijn asset owners met een langetermijnfocus vaak genegen onderhoudsbedrijven te betrekken bij de keuzes die in een nieuwbouw- of renovatiefase worden gemaakt. Vaak leiden hogere initiële investeringen, in bijvoorbeeld hoogwaardige materialen of systemen, tot een lagere total cost of ownership over de volledige levensduur van een pand. Traditioneel hebben beleggers een relatief korte toekomstfocus en zien zij vastgoed als een vermogensobject dat ook op korte termijn dient te renderen. Door een bovengemiddelde focus op marktwaarde en (kortetermijn)rendement, wordt onderhoud aan een gebouw nogal eens als een restpost gezien. Wanneer asset owners en investeerders met een kortetermijnfocus worden geconfronteerd met bijvoorbeeld veel
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
37
leegstand of een neerwaartse druk op de huurinkomsten, zal dit consequenties hebben voor hun investeringen in onderhoud. Onderhoudspartijen worden in deze situatie veelal op basis van prijs ingehuurd en opereren vanuit een meer reactieve houding. De basis van de scenario’s die in dit deel worden gepresenteerd ligt in de twee belangrijke onzekerheden die zojuist zijn besproken. Figuur 18 illustreert het assenkruis waarin de extreme waarden van deze twee belangrijke onzekerheden tegen elkaar zijn afgezet. Op de x-as staat de (politieke) aandacht voor de energieefficiency van gebouwen. En op de y-as staat de toekomstfocus van asset owners en investeerders (beleggers). Door de extreme varianten van de twee kernon-
zekerheden te combineren ontstaan een viertal combinaties die aan de basis van de scenario’s liggen. De getoonde labels dekken de lading van de scenario’s en vormen geen waardeoordeel over wenselijkheid van de verschillende scenario’s.
Figuur 18: Scenarioframe ‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’
De (politieke) aandacht voor de energie-efficiency van gebouwen De eerste ‘kernonzekerheid’ betreft de aandacht voor de energie-efficiency van gebouwen in het tijdvak 2010-2017. Deze aandacht voor de energie-efficiency van gebouwen komt tot uitdrukking in snelheid waarmee de Nederlandse politiek de Europese richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (de EPBD34) zal doorvoeren. Zal de Nederlandse politiek ervoor kiezen de EU-voorschriften slechts te volgen en te streven naar een energieneutrale nieuwbouw voor woningen en (enkele categorieën van) utiliteitspanden in 2020? Of zal de Nederlandse politiek als ‘beste jongetje van de Europese klas’ al in 2017 streven naar een energieprestatie norm van 0,0? Weinig aandacht
Aandacht voor de energie-efficiency van gebouwen
Veel aandacht
Figuur 2: de x-as
De toekomstfocus van de asset owner/investeerder De tweede ‘kernonzekerheid’ betreft de toekomstfocus van asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector in 2017. Met andere woorden: is er sprake van een langetermijnfocus bij deze asset owners en investeerders of domineert in 2017 de kortetermijngerichtheid binnen de onroerendgoedsector? Lange termijn focus
Toekomst focus asset owner/investeerder
Figuur 3: de x-as
38
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Korte termijn focus
3.2 Vier scenario’s Nu duidelijk is geworden wat de uitgangspunten van de verschillende scenario’s zijn, worden ze beschreven. De scenario’s zijn stuk voor stuk extreme afbeeldingen, maar zijn allen denkbaar. De scenario’s zijn een hulpmiddel om na te denken over de toekomst. Bij het opstellen van strategie doen ondernemingen er verstandig aan hun keuzes aan alle scenario’s te spiegelen. Is een strategische optie in elk scenario relevant, dan is ze robuust. Past een optie niet in elk scenario, dan kleeft er een risico aan. In dit deel wordt achtereenvolgens ingegaan op het ‘Economische waarde’-, het ‘Ecologische waarde’-, het ‘Economische winst’- en het ‘Ecologische winst’-scenario. In elk scenario wordt de macro-omgeving, de directe bedrijfsomgeving en de marktvraag toegelicht. Tevens wordt er per scenario een overzicht gegeven van de belangrijkste uitdagingen voor de onderhoudssector.
3.2.1 ‘Economische waarde’ In het ‘Economische waarde’-scenario is er sprake van een beperkte aandacht voor energie-efficiency van gebouwen. Daarnaast is een overgroot deel van de asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector gericht op het langetermijnrendement van vastgoed.
byinspanningen wordt het belang van een robuuste bouw- en onderhoudssector nauwelijks onderkend. Sinds 2010 heeft Nederland gekozen voor meer kernenergie en voor CO2-reductiedoelen die niet verder gaan dan de Europese minimumnorm. Ingegeven door de investeringen in kernenergie en de beperkte economische ontwikkeling zijn de energieprijzen slechts zeer beperkt gestegen, wat de betaalbaarheid van energie ten goede komt. Veel subsidieregelingen op het gebied van energiebesparing en duurzaamheid zijn, mede door de enorme bezuinigingsopgaaf van de afgelopen jaren, teruggedrongen of zelfs stopgezet.
Belangrijke kenmerken van het ‘Economische waarde’-scenario • Beperkte economische ontwikkeling zet rem op de onroerendgoedsector in Nederland • Beperkte investeringen in renovatie, herontwikkeling en uitbreiding van panden • Politieke betrokkenheid bij de bouwen onderhoudssector is laag • Betaalbaarheid van energie is goed • Weinig aandacht voor energieefficiency van gebouwen • Focus van asset owners en investeerders is gericht op lange termijn
Macro-omgeving Het is 2017. Als gevolg van een zwalkend overheidsbeleid en een verslechterde exportpositie is de Nederlandse economie sinds 2010 maar nauwelijks gegroeid. Pogingen van de regering om regeldruk te beperken hebben helaas niet kunnen bijdragen aan de gewenste economische groei. Politici richten zich meer op het verdelen van welvaart dan de creatie van welvaart. Ondanks de nodige lob-
De beperkte economische ontwikkeling van de afgelopen jaren en het kwakkelende producenten- en consumentenvertrouwen hebben hun uitwerking op de onroerendgoedmarkt niet gemist. Waar vastgoed in de jaren ’90 van de vorige eeuw zeer courant was en vaak van eigenaar wisselde, is dit in het tweede decennium van de 21ste eeuw niet langer het geval. Het rendement uit
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
39
vastgoed wordt niet langer vooral uit transacties gehaald, maar uit huurpenningen. In plaats van kortetermijntransactiewinsten, is de nadruk komen te liggen op de langetermijnverhuurbaarheid van panden. Zowel binnen de woningmarkt als binnen de utiliteitsmarkt, is verhuurbaarheid cruciaal. Investeringen in nieuwbouw, verbouw en renovatie die door asset owners en investeerders worden gedaan, zijn gericht op het verhogen van de flexibiliteit van panden. Zowel woningen als kantoorgebouwen dienen architectonisch van goede kwaliteit te zijn en vooral snel te kunnen worden aangepast aan veranderende wensen van (nieuwe) huurders. In panden wordt gebruik gemaakt van zaken als verplaatsbare wanden, flexibele waterleidingen, aansluitpunten voor elektra in alle plekken van het pand, et cetera. Qua duurzaamheidverplichtingen voldoen de meeste private asset owners en beleggers aan de norm. Publieke asset owners willen zichzelf nog wel eens ietwat stringentere normen opleggen dan de minimumnorm die de EPBD aan de EU-lidstaten stelt. Een echte prikkel tot duurzaamheid ontbreekt echter als gevolg
Het gebrek aan vraag naar duurzame oplossingen biedt de Nederlandse onroerendgoedmarkt slechts een beperkte impuls om met innovatieve energiebesparende systemen te komen. De complexiteit van onderhoud is de laatste jaren nauwelijks toegenomen. In veel gevallen kan de installatie- en onderhoudsbranche op het gebied van energie-efficiency volstaan met het aanbieden van ‘end of pipe’-oplossingen, waarbij bestaande systemen worden aangepast en er geen investeringen in nieuwe klimaatsystemen noodzakelijk zijn. Er is weinig aandacht voor innovatie en Research & Development (R&D) op het gebied van gebouwen en gebouwgebonden systemen en er heeft dan ook weinig verandering plaatsgevonden op het vlak van de integratie van deze systemen. Doordat onderhoudswerkzaamheden in complexiteit niet zijn toegenomen en opdrachtgevers proberen kosten terug te dringen is de concurrentie op de onderhoudsmarkt fors toegenomen. De vraag naar hoogwaardige technologische kennis beperkt zich tot nichegebieden. Veel onderzoek op dit gebied vindt in andere landen plaats met als gevolg dat Nederland haar
van de lage energieprijs en de relatief hoge investeringen die noodzakelijk zijn.
positie als ‘innovatief’ land op het gebied van energiebesparing kwijtraakt.
Tijdlijn ‘Economische waarde’-scenario 2011 De Nederlandse overheid reduceert haar inspanningen op het vlak van duurzaamheid tot het Europese minimum en investeert in kernenergie. 2012 Na een korte opleving in 2011 raakt de Nederlandse economie opnieuw in recessie. 2014 Om verhuurbaarheid te bevorderen kiest de onroerendgoedsector voor flexibele bouw. 2016 Gebrek aan focus in politiek en bedrijfsleven leidt tot gebrek aan impuls Nederlandse economie. 2017 Door de beperkte economische en technologische ontwikkeling is de aandacht voor innovatie en hoogwaardige technologische oplossingen binnen de onroerendgoedsector laag. Figuur 19: Tijdlijn ‘Economische waarde’-scenario
40
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Bedrijfsomgeving Binnen het ‘Economische waarde’-scenario moet de onderhoudsbranche het op eigen kracht doen. Er is voldoende vraag, maar de concurrentie is groot, in het bijzonder binnen het private deel van de markt. Dit is een gevolg van het feit dat onderhoudswerkzaamheden relatief eenvoudig zijn en dat (bouw)bedrijven die zich vroeger vooral op nieuwbouw richten, nu een graantje van de onderhoudsmarkt willen meepikken. Ondanks het feit dat asset owners en investeerders vastgoed in de regel lang in portefeuille hebben, lonen zware investeringen in energie- en klimaatsystemen nauwelijks als gevolg van de lage energieprijzen. De meeste woningen en utiliteitspanden voldoen slechts aan de minimale EPC/EPN-normen. Beoordelingssystemen, die voor handen zijn om de duurzaamheid van gebouwen te bepalen (bijvoorbeeld energielabels), worden door private asset owners slechts zeer beperkt gebruikt. Enkel bedrijven en woningbouwcorporaties die duurzaamheid als speerpunt hebben aangemerkt, passen de principes van een beoordelingsstandaard toe en proberen de energieprestatie van hun vastgoed voortdurend te verbeteren. Duurzaamheid is in dit scenario een nichemarkt en voorbehouden aan een klein aantal gespecialiseerde onderhoudsdienstverleners, die veelal meerjarencontracten afsluiten met ‘groene’ asset owners. De rol van onderhoudsbedrijven is het afgelopen decennium geleidelijk gewijzigd. Onderhoudsbedrijven worden vaker dan vroeger betrokken bij de ontwerpfase van zowel nieuwbouw- als renovatieprojecten. Veel asset owners en investeerders zien ‘onderhoudsvriendelijk’ (her)ontwikkelen van onroerend goed als een kans om de total cost of ownership van hun assets terug te dringen en langetermijnrendementen veilig
te stellen. Bij de aanbesteding van onderhoudswerkzaamheden is het bedrijfsleven echter zeer kostenbewust. Wanneer private asset owners langetermijnonderhoudscontracten aangaan met onderhoudsbedrijven, is een jaarlijkse efficiencykorting vaak onderdeel van het contract. Binnen het publieke domein wordt meer gewerkt met PubliekPrivate Samenwerking (PPS)-constructies waardoor onderhoudspartijen in veel gevallen langjarig betrokken zijn bij projecten. De samenwerking binnen consortia leidt in de regel tot multidisciplinaire samenwerking tussen bijvoorbeeld asset owners en beheerders, beheerders en dienstverleners of dienstverleners en adviseurs, allen met als doel om de total cost of ownership van assets verder terug te dringen.
Het ‘Economische waarde’-scenario biedt een redelijk aantrekkelijke markt voor dienstverleners en beheerders. Een toenemende behoefte aan flexibiliteit en een
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
41
behoefte tot het beheersen van risico’s bij asset owners, leidt binnen het ‘Economische waarde’-scenario niet alleen tot een sterke toename in de vraag naar flexibele, multifunctionele panden, maar tevens tot een toename in uitbesteding van het onderhoud en beheer van assets. Belangrijke kanttekening bij deze tendens is het feit dat asset owners hun onderhouds- en beheersbehoefte nog steeds vaak op basis van prijs aanbesteden. In de praktijk ontstaan er hierdoor diverse spanningen tussen ‘kennisbedrijven’ en ‘capaciteitsbedrijven’. In veel gevallen worden ‘kennisbedrijven’ ingezet om de langetermijngerichte gebouwgebonden installatie te installeren, terwijl de ‘goedkopere’ capaciteitsbedrijven, veelal via onderhoudsperformancecontracten worden ingezet om vervolgens het onderhoud te plegen. Als gevolg van historisch lage nieuwbouwvolumes in alle segmenten van de onroerendgoedmarkt hebben veel bedrijven de afgelopen jaren hun focus verlegd naar onderhoud. De concurrentie is hevig. Een aantal toeleveranciers van gebouwgebonden installaties en systemen heeft de onderhoudsmarkt betreden met innovatieve verhuur- en leasevarianten, met als doel een deel van de markt naar zich toe te trekken. In veel van deze gevallen biedt de leverancier een full operational lease-constructie aan, waarin het onderhoudsrisico wordt overgenomen. Onderhoudsbedrijven die zelf leaseproducten willen ontwikkelen investeren in kennis op het gebied van financiering en risicomanagement.
Vraag vanuit de markt De vraag vanuit de markt is zoals gezegd tam. Als gevolg van de tegenvallende economische groei en een historisch laag consumenten- en
42
producentenvertrouwen, is de investeringsbereidheid bij asset owners en investeerders zeer laag. Alleen die aanpassingen die de verhuurbaarheid van bestaande utiliteitspanden of woningen verbeteren, worden doorgevoerd. Nieuwbouw vindt alleen nog plaats op zeer gewilde locaties. De overcapaciteit op de kantorenmarkt, die al aan het begin van deze eeuw is ontstaan, is verder opgelopen tot ruim 5 miljoen m2. Vooral klassieke kantoorlocaties langs snelwegen, ver verwijderd van openbaar vervoer (OV) en andere faciliteiten, staan leeg. Een afnemend ruimtegebruik per werknemer en een toename van thuiswerken heeft de afgelopen jaren de leegstand vergroot.
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘Economische waarde’-scenario • Het omgaan met hevige concurrentie van toetreders in de onderhoudsmarkt als gevolg van historisch lage nieuwbouwvolumes binnen zowel het seriematige woningbouw- als utiliteitsegment • Het aanbieden van langetermijnonderhoudscontracten tegen scherpe tarieven • Het (eventueel risicodragend) participeren in PPS-consortia • Een zeer lage investeringsbereidheid bij asset owners en investeerders
Zowel binnen het seriematige woningbouwals het utiliteitssegment is er, in het kader van de verhuurbaarheid van vastgoed, veel aandacht voor de eindgebruiker, die nadrukkelijke eisen stelt op het gebied van kwaliteit, service en comfort. De trek naar de Randstad
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
heeft zich de afgelopen jaren verder doorgezet, waarbij zakelijke gebruikers de voorkeur geven aan utiliteitspanden (met name kantoren) dicht in de buurt van openbaar vervoer (OV), winkels en andere faciliteiten.
3.2.2 ‘Ecologische waarde’ Het ‘Ecologische waarde’-scenario wordt gekenmerkt door een hoge mate van aandacht voor energie-efficiency van gebouwen gecombineerd met een langetermijnfocus van asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector.
Macro-omgeving Binnen
het ‘Ecologische waarde’-scenario is sprake van een stabiele economie, waarin het thema duurzaamheid prominent op de agenda van overheid en bedrijfsleven is beland. De Nederlandse regering beseft zich dat de gebouwde omgeving circa 30% van fossiele energie in Nederland verbruikt en is daarom een vergroeningsoffensief gestart. Via diverse stimuleringsmaatregelen probeert de overheid energiebesparing in de gebouwde omgeving te stimuleren. De Groenregeling is sterk vereenvoudigd, waardoor projecten makkelijker een groenverklaring kunnen verkrijgen voor energiebesparing in utiliteitsgebouwen en woningen en hiermee in aanmerking komen voor financiering tegen een lagere rente. Ook is de Energie-investeringsaftrek voor utiliteitsgebouwen verhoogd en zijn de subsidies voor energieneutrale woningen vergroot. De regering stelt al jaren alles in het werk om het energiebesparingstempo te verhogen. Het bedrijfsleven maakt niet alleen dankbaar gebruik van de overheidsmaatregelen, maar stelt zelf ook alles in het werk om de energieprestatie van gebouwen te verbeteren. Banken bieden rentekortingen voor panden met een hoge energie-
prestatie en vastgoedbeleggers bieden hun cliënten helder inzicht in de milieuprestatie (energieverbruik, watergebruik, CO2-uitstoot) van hun fondsen. De sterke focus op duurzaamheid heeft geleid tot een omslag van een korte- naar een langetermijnfocus. Om milieuprestaties te garanderen zijn forse initiële investeringen noodzakelijk, die alleen op de langere termijn worden terugverdiend door lagere gebruikskosten (met name energiekosten).
Belangrijke kenmerken van het ‘Ecologische waarde’-scenario • Stabiele economische groei sinds de crisisjaren 2008- 2009 • Regering stimuleert verduurzaming van gebouwde omgeving • Veel politieke betrokkenheid bij de bouw en onderhoudssector in Nederland, vanwege hoge CO2-uitstoot • Nederland verscherpt energieprestatienormen voor gebouwen • De focus van asset owners, investeerders en gebruikers van panden en seriematige woningen is gericht langetermijnrendement • Scherpe milieudoelstellingen leiden tot inzet complexe technische oplossingen
De stringente energieprestatienormering van de overheid heeft al in 2017 geleid tot energieneutrale woning- en utiliteitsbouw. Inmiddels is het niet ongebruikelijk dat panden per saldo een positief milieueffect realiseren, door bijvoorbeeld groene energie terug te leveren aan energiemaatschappijen. Nederland wordt beschouwd als voorloper. De stringente milieunormen hebben asset owners, dienstverleners en adviseurs
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
43
echter voor grote uitdagingen gesteld. Om aan de stringente eisen te voldoen, hebben partijen in de keten nauw samengewerkt om tot innovatieve oplossingen te komen. Consortia van bouwbedrijven, energiemaatschappijen, installatiebedrijven, onderhoudsbedrijven, banken en adviseurs hebben gezamenlijk innovatieve projecten opgepakt. Milieuefficiency is echter niet het enige thema dat de markt transformeert. Ook het eisenpakket van de eindgebruiker is fors toegenomen. Zij stellen hoge eisen aan zowel woningen als utiliteitsgebouwen op het gebied van duurzaamheid, kwaliteit, flexibiliteit en comfort. Dit heeft ertoe geleid dat er veel renovatie en groot onderhoud aan panden wordt gepleegd. Natuurlijk vindt er ook nieuwbouw plaats, maar asset owners en investeerders voelen zich, gestimuleerd door de overheid, vooral verantwoordelijk voor de verduurzaming van de bestaande voorraad. Een belangrijke steun in de rug bij de verduurzaming van de bestaande voorraad wordt geboden door de diverse duurzame vastgoedfondsen en pensioen-
fondsen. Deze fondsen willen de waan van de dag uit hun beleggingsportefeuille weren en zijn bereid panden decennia lang in de portefeuille te houden. Vanuit maatschappelijk perspectief investeren deze fondsen niet alleen in klimaatneutrale woningen, maar ook in vormen van zorg en diverse woondiensten. De sterke focus op milieuprestatie heeft geleid tot een toenemende complexiteit in gebouwgebonden systemen en specialistische onderhoudsgebieden. De vraag naar hoogwaardige technologische kennis is sterk toegenomen en experts zijn schaars. Gestimuleerd door de overheid investeren bedrijven in R&D en innovatie op het gebied collectieve warmtesystemen en operationeel energiemanagement. De investeringen in kennis hebben als prettige bijkomstigheid dat Nederland wordt gezien als een interessant land op het gebied van innovatie en dat hoogwaardige kennis in toenemende mate een exportproduct wordt.
Bedrijfsomgeving In het ‘Ecologische waarde’scenario heeft de onderhoudsbranche een
Tijdlijn ‘Ecologische waarde’-scenario 2011 De energieprestatie-eis (EPC) voor nieuwe woningen wordt vanaf 1 januari 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6. 2012 De strakke koers die het rechtse kabinet in 2010 heeft ingezet in een poging de bezuinigings-opgaaf op korte termijn uit te voeren zet de duurzaamheid discussie opnieuw op scherp. 2014 Onder hevige druk van de oppositie wordt de energieprestatie-eis (EPC) voor nieuwe woningen vanaf 1 januari 2014 aangescherpt van 0,6 naar 0,3 en besteedt de overheid op alle gebieden nog louter klimaatneutraal aan. 2016 Met GroenLinks in het kabinet doet de Nederlandse politiek er alles aan de samenleving verder te verduurzamen. 2017 De energieprestatie-eis (EPC) voor nieuwe woningen is vanaf 1 januari 2017 aangescherpt tot 0,0 waardoor Nederland als eerste Europese land een energieneutrale nieuwbouw eist. Figuur 20: Tijdlijn voor het ‘Ecologische waarde’-scenario
44
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
sterke professionaliseringsslag doorgemaakt. Onderhoudsbedrijven participeren met regelmaat in PPS-constructies, waardoor ze betrokken zijn bij het ontwerp van systemen en installaties en de effecten op de onderhoudsbehoefte dienen te bewaken. De complexiteit van nieuwe systemen en de benodigde integratie tussen diverse systemen, zoals brand- en evacuatiesystemen, verlichtingssystemen, netwerkmanagement en CCTV-systemen, zorgen ervoor dat asset owners en investeerders veel van hun onderhoudswerkzaamheden uitbesteden aan specialistische onderhoudsdienstverleners. Capaciteitsbedrijven slagen er steeds minder in het aangenomen werk kwalitatief goed uit te voeren. Veel capaciteitsbedrijven houden zelfstandig hun hoofd moeilijk boven water en kiezen ervoor om in onderaanneming te werken voor kennisintensievere onderhoudsbedrijven die een totaaloplossing bieden aan hun klant. Door samenwerking tussen asset owners, dienstverleners en andere partijen uit de bouwen onderhoudsketen, zoals toeleveranciers en adviseurs, kunnen de hoge ambities en langetermijndoelen van asset owners en investeerders worden gerealiseerd. De toenemende samenwerking binnen de keten vergt overigens ook een professionalisering op het gebied van communicatie tussen deze partijen. Veel grote onroerendgoedbeheerders maken gebruik van geïntegreerde automatiseringspakketten, om de communicatie met de asset owner, de dienstverlener en de gebruiker optimaal te kunnen laten verlopen. Veel onderhoudscontracten tussen asset owners en beheerders en beheerders en dienstverleners zijn de afgelopen jaren veranderd van een (kortetermijn)inspannings verplichting naar een (langetermijn)resu
ltaatsverplichting, waarbij de (multidisciplinaire) onderhoudsinspanning aan een gebouw tegen een vast bedrag per periode wordt aangenomen. Voor deze contracten dienen onderhoudsbedrijven een belangrijke trade-off te maken tussen lage initiële kosten en hoge vervangingskosten of vice versa. Daar waar onderhoudsbedrijven geen risicodragende onderhoudscontracten zijn aangegaan, vraagt de klant nadrukkelijk om een strategisch onderhoudsadvies en ondersteuning op het gebied van onderhoudsmanagement. Met name grote asset owners maken hierbij gebruik van de diensten van specialistische onderhoudsadviseurs, die bedrijven helpen de kosten en risico’s (zowel maatschappelijk als financieel) van onderhoud verder te optimaliseren. De toegenomen complexiteit van de gebouwgebonden systemen en bijbehorende onderhoudswerkzaamheden zorgen ervoor dat de toetredingsdrempels binnen dit scenario relatief hoog zijn. En hoewel de toeleveranciers van complexere gebouwgebonden systemen hun macht in de keten verder zien toenemen, leidt dit zelden tot een toetreding tot de onderhoudsmarkt zelf.
Vraag vanuit de markt Veel marktpartijen vragen louter ‘groene’ oplossingen, zowel op het gebied van nieuwbouw en verbouw als renovatie van panden. Door diverse stimuleringsmaatregelen, gericht op het verbeteren van de voorraad oude kantoorpanden, het terugdringen van de leegstand en het verbeteren van de energieprestatie, biedt renovatie van bestaande panden een aantrekkelijk alternatief. Met name die panden die sterk zijn verouderd, maar wel op de juiste locaties gesitueerd zijn, vormen interessante herontwikkelingsdoelen. Het gebruik van energie service com-
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
45
panies (ESCO’s) heeft de afgelopen jaren een sterke vlucht genomen. Consortia van bouw-, installatie- en onderhoudsbedrijven nemen daarbij de energievoorziening van panden voor eigen rekening en risico over35.
Naast het feit dat er binnen dit scenario alleen nog nieuwbouw van energieneutrale gebouwen is toegestaan, is er ook aandacht voor andere ecologische aspecten van gebouwen. Zo rapporteren veel bedrijven standaard en periodiek hun ‘CO2- en watervoetafdruk’ die samenhangt met hun bedrijfsactiviteiten en wordt de onderhoudsbranche uitgedaagd mee te denken hoe organisaties hun voetafdruk kunnen verkleinen. Duurzaamheid is voor vele organisaties een onmisbare ‘Key Performance Indicator’ geworden. Daarnaast staat het principe van total cost of ownership centraal binnen de onroerendgoedsector en wordt de kosteneffectiviteit van gebouwge-
46
bonden systemen en onderhoudsprogramma’s over de volledige levensduur van een gebouw geoptimaliseerd. Diverse monitoringsystemen bieden niet alleen een beoordelingsmethode om de duurzaamheid en kosteneffectiviteit van een gebouw te beoordelen, maar bieden tevens handvatten om bestaande gebouwen te analyseren en verbeteren. Zowel de Rijksgebouwendienst als private asset owners en investeerders passen bovengenoemde beoordelingssystemen dan ook volop toe. Zowel binnen de seriematige woningbouw als de verschillende marktsegmenten van de utiliteitsbouw spelen de eisen en wensen van gebruikers een nadrukkelijke rol in de strategie van asset owners en investeerders. De afgelopen jaren is er binnen de onderhoudsmarkt een verschuiving opgetreden van relatief simpele producten en diensten die veelal reactief (op afroep) werden geleverd, naar het leveren van totaaloplossingen. De veeleisende gebruiker verwacht een proactieve, sturende houding van de onderhoudsdienstverlener en wenst op de hoogte te worden gehouden van de status en frequentie van onderhoud aan en beheer van het pand. Omdat gebruikers en asset owners veelal slechts één aanspreekpunt wensen voor hun onderhoudsvraag, is het op orde hebben van de informatievoorziening in de keten cruciaal voor het verlenen van de juiste servicegraad. Monodisciplinaire bedrijven hebben het binnen dit scenario moeilijk, aangezien gebruikers slechts beperkt ‘gestoord’ willen worden (vooral binnen de seriematige woningbouw), waardoor het voor onderhoudsbedrijven aantrekkelijk wordt om meerdere onderhoudsdisciplines in hun operationele bedrijfsvoering te combineren (zoals schilderen, isoleren en vervangen van glas of hele kozijnen, etc.).
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘Ecologische waarde’-scenario • Complexiteit van gebouwgebonden installaties en systemen sterk toegenomen • De markt vraagt om een sterk proactieve houding van de onderhoudssector en geeft de voorkeur aan één aanspreekpunt (bieden van een totaaloplossing) • De vraag naar multidisciplinaire onderhoudsdienstverleners met specialistische kennis is sterk toegenomen • Samenwerking binnen de keten vereist een verdere professionaliseringsslag binnen de onderhoudssector
teerd in een sterke opleving van de onroerendgoedmarkt. Opgejaagd door een focus op aandeelhouderswaarde en beleggingswinsten ligt de focus van de private asset owners en investeerders in de onroerendgoedsector nadrukkelijk op het behalen van kortetermijnrendementen. Het aantal vastgoedtransacties is hoog en het strategische belang dat beleggers aan vastgoed hechten lijkt inmiddels te leiden tot een heuse vastgoedbubble.
Belangrijke kenmerken van het ‘Economische winst’-scenario • Nederlandse economie heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld • De overheid stimuleert ondernemerschap en creëert een aantrekkelijk
3.2.3 ‘Economische winst’ In het ‘Economische winst’-scenario is er sprake van een kortetermijntoekomstfocus bij asset owners en investeerders, gecombineerd met een beperkte aandacht voor de energieprestatie van gebouwen.
vestigingsklimaat • Politieke betrokkenheid bij de bouw en onderhoudssector in Nederland is zeer beperkt • Nederland voldoet aan het hoogst noodzakelijke op het gebied van de Europese energieprestatievoorschriften van gebouwen • Aantal transacties in vastgoedsector is sterk gestegen als gevolg van kor-
Macro-omgeving Economisch gaat het bin-
tetermijnfocus vastgoedbeleggers
nen het ‘Economische winst’-scenario erg goed. De Nederlandse economie heeft een sterke groei, van gemiddeld zo’n 4% per jaar, genoteerd sinds de crisis jaren 2008– 2009. De regeringen die sinds 2010 aan de macht zijn, hebben met een aantal succesvolle ingrepen op het gebied van overheidsfinanciën en regeldruk de Nederlandse economie nieuw elan gegeven. Ondernemerschap wordt sterk gestimuleerd en het vestigingsklimaat in Nederland behoort inmiddels tot de mondiale top. Het hoge welvaartsniveau in Nederland heeft geresul-
Door de grote nadruk op kortetermijnwinsten, wordt onderhoud beschouwd als een rest(kosten)post. Onderhoud wordt zowel door private als publieke asset owners gebundeld en op prijs aanbesteed. De betrokkenheid van de Nederlandse regering bij de bouw- en onderhoudssector is beperkt. Het thema duurzaamheid heeft haar prominente plek op de politieke agenda verloren. Diverse issues op het gebied van Europese samenwerking, immigratie, monetaire sta-
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
47
biliteit en het terugdringen van het begrotingstekort eisen de aandacht van politici op. Daarbij is er steeds meer scepsis ontstaan over de impact van CO2-uitstoot op klimaatverandering. Door deze verschuiving van prioriteiten zijn diverse stimuleringsmaatregelen op het gebied van duurzaamheid binnen de onroerendgoedsector een stille dood gestorven. Nederland voldoet aan de norm en niet meer dan dat. De EPC/EPN-norm is beperkt teruggebracht en marktpartijen kunnen met conventionele technieken aan de norm voldoen. Door het gebrek aan aandacht voor energie-efficiency van gebouwen binnen zowel de seriematige woningbouw en de utiliteitsbouw als het industriële vastgoed, worden er weinig investeringen gedaan in innovatie en R&D. Het gevolg is een zeer beperkt aanbod van innovatieve energiebesparende onderhoudssystemen en oplossingen. Relatief goedkope en individuele (‘end of pipe’)oplossingen zijn afdoende en dragen bij aan het optimaliseren van het kortetermijnrendement voor asset owners en investeerders. De onderhoudsmarkt is nadrukkelijk een capaciteitsmarkt, waarin aanbieders streven
naar schaalvoordelen en efficiency. Het kunnen aanbieden van een scherpe prijs-kwaliteitverhouding is cruciaal in een sterk prijsgedreven markt. De focus op kosten leidt tot de inzet van goedkope technologieën. De schaarste op de technische arbeidsmarkt binnen dit scenario heeft een sterk kwantitatief karakter en vormt vrijwel de enige reden waarom onderhoudsdienstverleners nog redelijke tarieven kunnen rekenen. De zeer beperkte vraag naar hoogwaardige technologische kennis binnen het onderhoudsdomein komt met name van (semi)publieke asset owners zoals woningcorporaties die, in tegenstelling tot de marktpartijen, met een langere terugverdientijd voor investeringen rekenen. Binnen de kantorenmarkt is de behoefte sterk veranderd. Er is een toenemende vraag van gebruikers naar flexibele, multifunctionele panden. Het populaire ‘nieuwe werken’, waarbij flexwerken en thuiswerken centraal staan, is hier debet aan. Door de forse groei van de economie in de afgelopen jaren is de vraag naar nieuwe flexibele en multifunctionele panden hoger dan het aanbod. Er is hierdoor een interessante markt
Tijdlijn ‘Economische winst’-scenario 2011 Een rechts kabinet heeft zich voorgenomen een zeer scherp geformuleerde bezuinigingsambitie te combineren met meer vrije marktwerking en zelfregulering in het bedrijfsleven en de maatschappij. 2012 De Nederlandse economie lijkt zich geheel te hebben ontworsteld aan de economische vertraging die door de crisis in de jaren 2008 – 2009 was ingezet. 2014 De vraag naar woningen en utiliteitspanden heeft zich hersteld en overstijgt het (nieuwbouw) aanbod. Veel bedrijven zoeken hun heil daarom op de snel groeiende renovatiemarkt. 2016 De overheid voert een volgend duurzaamheidbeleid en conformeert zich aan de minimumnormen van de Europese Unie. 2017 Een druk op de prijzen voor onderhoudsdiensten heeft de afgelopen jaren een consolidatiegolf binnen de onderhoudssector veroorzaakt. Figuur 21: Tijdlijn voor het ‘Economische winst’-scenario
48
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
ontstaan op het gebied van renovatie van en groot onderhoud aan (kantoor)panden op aantrekkelijke locaties. Kleinere regionaal gesitueerde kantoorpanden verheugen zich in een toenemende belangstelling, aangezien de congestie op de Nederlandse wegen de mobiliteit van werknemers sterk beperkt.
Bedrijfsomgeving Binnen het ‘Economische winst’-scenario domineren private beleggers en investeerders met een nadrukkelijke kortetermijnfocus de Nederlandse onroerendgoedsector. Dit heeft zich onder andere vertaald in een sterke toename van het aantal transacties. Onderhoud wordt beschouwd als een post die de kortetermijnkasstromen negatief kan beïnvloeden en hierdoor te veel kapitaalbeslag opeist. Als gevolg van een focus op aandeelhouderswaarde is het uitbesteden van de onderhoudsdiensten tegen een vast tarief een interessante optie voor veel investeerders en (institutionele) beleggers. Nieuw ontwikkelde panden binnen zowel de seriematige woningbouw als de utiliteitsbouw voldoen slechts aan de hoogst noodzakelijke prestatienormering. Veranderingen en aanpassingen aan gebouwen ten behoeve van de verbetering van de energie-efficiency vinden pas plaats als dat nadrukkelijk geëist wordt door de eindgebruiker. Het thema duurzaamheid speelt bijna geen rol bij de private gebruiker; er is weinig tot geen vraag naar duurzame producten en oplossingen vanuit de markt, met uitzondering van enkele spelers in het publieke domein. De onderhoudsmarkt heeft de afgelopen jaren een hoog groeicijfer gekend, vooral omdat er door de groeiende vraag naar representatieve panden een ware inhaalslag op het gebied van achterstallig onderhoud
heeft plaatsgevonden. De keuze voor het uitbesteden van de onderhoudswerkzaamheden is binnen dit scenario zeer sterk financieel gedreven. De onderhoudsmarkt is een duidelijke vragersmarkt, waarin de prijsconcurrentie tussen dienstverleners erg hevig is. De samenwerking tussen asset owners en dienstverleners vindt veelal plaats op basis van contracten met een beperkte duur. Als gevolg van de zoektocht naar schaalvoordelen, heeft zich de afgelopen jaren een ware consolidatiegolf op de markt van onderhoudsdienstverleners voorgedaan. Vooral de middelgrote capaciteitsdienstverleners zijn in aantal sterk gedaald en in volume sterk gegroeid. De concurrentie is door de relatief lage toetredingsdrempels moordend en onderhoudsbedrijven worden geconfronteerd met concurrenten uit onverwachte hoek. Zo hebben facilitymanagementbedrijven, die al actief waren bij dezelfde groep klanten in de markt, hun foothold in de onderhoudsmarkt sterk vergroot. Door hun grote volume en brede productportfolio zijn deze partijen in staat zeer scherpe tarieven te hanteren.
Vraag vanuit de markt In het ‘Economische winst’-scenario is er, mede vanwege het stopzetten van allerlei stimuleringsmaatregelen, weinig aandacht voor duurzaamheid bij vastgoedbezitters. Private asset owners en investeerders voldoen aan de hoogst noodzakelijke normeringen op het gebied van energieprestaties van gebouwen. Alleen als de verhuurbaarheid van panden verbetert door meer aandacht te schenken aan energie-efficiency, is de asset owner bereid hierin te investeren. Binnen het (semi)publieke domein is er meer ruimte voor energie-efficiency aangezien woningcorporaties en ziekenhuizen niet primair zijn overgeleverd aan de grillen van
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
49
de markt, maar zich vaker richten op een langetermijnrendement.
Door de economische groei die dit scenario kent, investeren eigenaren veel in achterstallig onderhoud, het renoveren van bestaande panden en de aanbouw van nieuwe panden. Echter bij deze trajecten worden onderhoudsbedrijven nauwelijks betrokken in de bouwfase. De asset owner en investeerder nemen bij het maken van een investeringsbeslissing de onderhoudskosten van een pand niet in beschouwing. Het onderhoud is in hun ogen een taak voor de beheerder of gebruiker van het pand.
3.2.4 ‘Ecologische winst’ In het ‘Ecologische winst’-scenario stimuleert de regering de energie-efficiency van gebouwen. Daarnaast is er sprake van een kortetermijnfocus bij (private) investeerders en asset owners binnen de onroerendgoedsector.
Macro-omgeving Als gevolg van een tweede
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘Economische winst’-scenario • Marges voor onderhoudsdiensten staan onder druk als gevolg van sterke prijsconcurrentie • De kwantitatieve krapte op de arbeidsmarkt is in het ‘Economische winst’-scenario sterk toegenomen • De eisen en wensen van private en publieke asset owners en investeerders verschillen sterk • De kortetermijnfocus van private klanten laat weinig ruimte voor professionalisering van de onderhoudsfunctie • Onderhoud wordt over het algemeen binnen het ‘Economische winst’-scenario gezien als rest (kosten) post
50
economische dip na de crisisjaren 2008– 2009 heeft de Nederlandse economie een grillig verloop gekend. Per saldo is de Nederlandse economie het laatste decennium niet gegroeid. Ondanks het gebrekkige economische draagvlak, staat het thema duurzaamheid centraal binnen de Nederlandse samenleving. De Nederlandse politiek doet er alles aan de samenleving sterk te verduurzamen. Als gevolg van het grote besparingspotentieel binnen de gebouwde omgeving, mag de onroerendgoedsector zich verheugen in de nodige aandacht. Een serie van verscherpingen van de energienorm, heeft geleid tot een situatie waarin de Nederlandse woningen utiliteitsbouw vrijwel geheel energieneutraal is geworden. Vanaf 2017 zijn de EPC en EPN (voor de meeste utiliteitscategorieën) teruggebracht naar ‘0,0’. Nederland loopt op dit gebied sterk voorop ten opzichte van
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
andere EU-lidstaten, die in de regel meer nadruk leggen op het stimuleren van hun economie. Milieuefficiency is niet het enige thema dat de markt transformeert, aangezien ook het eisenpakket van eindgebruikers in alle segmenten van de markt fors is toegenomen. Zowel zakelijke als particuliere eindgebruikers stellen hoge eisen op het gebied van kwaliteit, flexibiliteit en comfort. Hoewel veel private asset owners en investeerders voornamelijk een kortetermijnrendementfocus hebben, ziet een deel van de markt in dat het beantwoorden van de sterk veranderde behoeften van de eindgebruikers ook een unieke kans vormt om de rendementen op hun investeringen te vergoten door te kiezen voor een duidelijk nichestrategie. Gesteund door de opkomst van diverse duurzame vastgoedfondsen ontwikkelen deze private niche-investeerders diverse groene concepten die duidelijk boven de markt uitsteken op het gebied van comfort, kwaliteit en duurzaamheid. Als grote asset owner heeft de Rijksgebouwendienst de afgelopen jaren ook grote stappen gezet in het verduurzamen van haar asset portfolio. De overheid besteedt alleen nog maar groen aan en stelt daarnaast als afnemer van onderhoudsdiensten het total cost of ownershipprincipe centraal bij al haar aanbestedingen. Bij renovatie van bestaande panden maakt de Rijksgebouwendienst maximaal gebruik van de technische potentie van een pand om de energie-efficiency te optimaliseren en de ‘CO2-voetafdruk’ te minimaliseren. Diverse ‘end of pipe’-oplossingen, die voorheen binnen de onderhoudssector breed werden toegepast om de levensduur van installaties te verlengen, zijn niet langer afdoende en worden vervangen door
intelligentere en complexere installaties en systemen. Dit heeft tevens directe gevolgen voor de benodigde vaardigheden en competenties van partijen die actief zijn binnen het onderhoud.
Belangrijke kenmerken van het ‘Ecologische winst’-scenario • Nederlandse economie heeft zich in de afgelopen jaren gestabiliseerd • Binnen de politiek is er veel aandacht voor een verdere verduurzaming van de onroerendgoedsector • Veel technologische ontwikkelingen op het gebied van de energie-efficiency van gebouwen: complexiteit van systemen en installaties neemt toe • Kortetermijnvisie overheerst bij asset owners en investeerders • Het publieke domein loopt sterk voorop op het gebied van duurzaamheid, er wordt voornamelijk in consortia aanbesteed • Sterke tweedeling tussen onderhoudsbedrijven die zich richten op technische kennis en onderhoudsbedrijven die zich richten op het leveren van capaciteit tegen een geschikte prijs
Bedrijfsomgeving Hoewel het aantal transacties binnen de onroerendgoedsector zich nog wel onder de waarden van eind 2008 bevindt, keert het vertrouwen in de onroerendgoedsector binnen het ‘Ecologische winst’-scenario zeer langzaam terug. In tegenstelling tot de langetermijnfocus in het publieke domein, richten de private asset owners en investeerders zich nadrukkelijk op het optimaliseren van de kortetermijnrendementen.
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
51
Tijdlijn ‘Ecologische winst’-scenario 2010 De energieprestatie-eis (EPC) voor nieuwe woningen wordt vanaf 1 januari 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6. 2012 De economie komt niet op gang. De omvang van de Nederlandse economie bevindt zich nog onder het niveau van 2007. 2014 Een links georiënteerd kabinet trekt de teugels stevig beet om de Nederlandse samenleving na enkele jaren van vertraging alsnog sterk te verduurzamen. 2016 Publieke asset owners stimuleren zwaar een verduurzaming van hun vastgoed. 2017 De energieprestatie-eis (EPC) voor nieuwe woningen is vanaf 1 januari 2017 aangescherpt tot 0,0, waardoor Nederland als eerste Europees land een energieneutrale nieuwbouw eist. Figuur 22: Tijdlijn voor het ‘Ecologische winst’-scenario
De perceptie van veel private asset owners, is dat onderhoud slechts een zeer beperkte invloed heeft op de totale kosten van een gebouw en te veel kapitaalsbeslag opeist. Onderhoud wordt daarom beschouwd als een noodzakelijke kostenpost, die als gevolg van de nadruk op aandeelhouderswaarde dient te worden geminimaliseerd. In het geval van nieuwbouw ligt de nadruk op het minimaliseren van de kosten van de initiële investering en worden de operationele kosten tijdens de levensduur van een gebouw naar de achtergrond verdreven. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat er bij veel private partijen onvoldoende inzicht is in het verloop van de onderhoud- en servicekosten tijdens de levensduur van een gebouw. Als gevolg van de focus op aandeelhouderswaarde is het uitbesteden van het onderhoud aan assets tegen een vast jaarlijks bedrag een interessante optie geworden voor veel private investeerders en (institutionele) beleggers. Veranderingen en aanpassingen aan gebouwen ten behoeve van de verbetering van de energie-efficiency vindt bij veel private partijen slechts plaats nadat dit nadrukkelijk geëist wordt door de overheid.
52
Door de sterk toegenomen complexiteit van het onderhoud slagen capaciteitsbedrijven er steeds minder goed in het aangenomen werk kwalitatief goed uit te voeren. Aangezien duurzaamheid voor vele organisaties een onmisbare KPI is geworden, kunnen veel capaciteitsbedrijven hun hoofd zelfstandig moeilijk boven water houden
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
en kiezen ervoor om in onderaanneming te werken voor kennisintensievere onderhoudsbedrijven die een totaaloplossing kunnen bieden aan hun klant. Tevens is er binnen dit scenario een belangrijke rol weggelegd voor diverse beoordelingssystemen op het vlak van de voetafdruk van panden. Vooral binnen het publieke domein (o.a. door de Rijksgebouwendienst), maar ook binnen nichesegmenten op de private markt, worden bovengenoemde beoordelingssystemen volop toegepast. Slechts een enkele private asset owner gebruikt een dergelijk beoordelingssysteem, veelal onder druk van een vereniging van eigenaren of op nadrukkelijk verzoek van de eindgebruiker van een pand die de asset owner als goede huurder niet wil verliezen. De onderhoudsmarkt heeft binnen het ‘Ecologische winst’-scenario de afgelopen jaren een gezonde groei gekend. Door de vraag vanuit zowel het private domein als de overheid naar nieuwere, complexe technieken is er binnen het ‘Ecologische winst’-scenario sprake van een aantrekkelijke markt voor onderhoudsbedrijven. De recente groei in de vraag naar representatieve panden heeft in de periode 2015–2017 een inhaalslag op het gebied van achterstallig onderhoud opgeleverd. De keuze voor het uitbesteden van de onderhoudswerkzaamheden is binnen dit scenario zeer sterk financieel gedreven, waarbij het wegleggen van het risico in de markt tegen een vaste prijs voor veel private partijen de belangrijkste driver vormt. De private onderhoudsmarkt is een duidelijke vragersmarkt, waarin de prijsconcurrentie tussen dienstverleners erg hevig is. Er is binnen het private deel van de onroerendgoedmarkt slechts zeer beperkt sprake van partnering tussen asset
owners/investeerders en dienstverleners, omdat de toegevoegde waarde van een dergelijke samenwerking niet wordt ingezien. Binnen het publieke domein daarentegen wordt steeds vaker in consortia aanbesteed waarbij de total cost of ownership van de nieuw- of verbouw van een pand centraal staat. De samenstelling van deze consortia kan sterk wisselen en wordt bepaald door de uiteindelijke eisen en wensen van de (eind)gebruikers van een pand. Binnen het publieke domein maakt de onderhoudsbranche een belangrijk onderdeel uit van deze consortia, waarbij er intensief wordt samengewerkt tussen architect, adviseurs, bouwers, installateurs, asset owner en onderhoudsdienstverlener/-adviseur. Door het duidelijke verschil tussen de eisen en wensen in het publieke en private deel van de markt, ontstaan er steeds meer bedrijven die een nadrukkelijke keuze maken voor één van de beide marktsegmenten en zich specialiseren binnen de private of publieke onderhoudsmarkt. De drempels om tot de onderhoudsmarkt toe te treden zijn, mede door de stijgende complexiteit van technieken en integratie van systemen, relatief hoog, waardoor de concurrentie vanuit de facility managementhoek binnen dit scenario beperkt is. Wel hebben diverse toeleveranciers hun betrokkenheid bij de onderhoudsmarkt sterk vergroot.
Vraag vanuit de markt Binnen het ‘Ecologische winst’-scenario stellen eindgebruikers hoge eisen op het gebied van duurzaamheid, kwaliteit, flexibiliteit en comfort. ‘End of pipe’-technieken worden hierbij beschouwd als verleden tijd. Naast de strenge regulering op het gebied van energieprestatienormen van gebouwen wordt er tevens vanuit de gebruiker (veelal via de beheerder) veel
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
53
druk uitgeoefend op investeerders en asset owners. Gebruikers van onroerend goed stellen het daarnaast erg op prijs indien vroegtijdig gecommuniceerd wordt over de verschillende aspecten die het onderhoud met zich meebrengt. De betrokkenheid van de eindgebruiker bij de duurzaamheid van gebouwen conflicteert binnen dit scenario met de kortetermijnwinst en rendementfocus van veel investeerders. De strenge regelgeving vanuit de regering wordt door private asset owners en investeerders gezien als een blok aan het been en de normeringen rondom energie-efficiency worden met de hakken over de sloot gehaald.
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘Ecologische winst’-scenario • Groot verschil in behoeften tussen private en publieke asset owners en investeerders • Behoefte aan proactieve dienstverlening met één aanspreekpunt (totaaloplossing) vanuit (semi)publieke markt • Kortetermijnfocus van private klanten laat weinig ruimte voor professionalisering van de onderhoudsfunctie • Sterk toegenomen complexiteit van gebouwgebonden installaties en systemen • Marges voor onderhoudsdiensten staan onder druk als gevolg van sterke prijsconcurrentie
3.3 Strategische opties Nu er in de voorgaande scenario’s een duidelijk beeld is geschetst van het krachtenveld in de verschillende toekomstvoorstellingen
54
van de onderhoudsmarkt binnen de onroerendgoedsector, wordt in deze paragraaf stilgestaan bij strategische opties voor onderhoudsbedrijven en onderhoudsafdelingen. De strategische opties die in dit hoofdstuk de revue passeren bieden concrete handvatten voor bedrijven en afdelingen om tot strategische keuzes te komen. Naar analogie van de drie focusgebieden die in deel 2 zijn beschreven, staan we in dit hoofdstuk apart stil bij strategische opties voor bedrijven met een focus op efficiency, de klant en kennis en innovatie. Door strategische opties te koppelen aan de toekomstscenario’s ontstaat een beeld van het toekomstpotentieel van de optie. De hieronder beschreven strategische opties zijn daarom tevens beoordeeld op hun relevantie in de vier geschetste toekomstscenario’s (zie tabel 4, 5 & 6). Opties die in elk scenario relevant zijn (bijvoorbeeld een focus op schaalvergroting of operationele kostenbeheersing) vormen veilige investeringsgebieden en noemen we ‘robuuste opties’. De opties die slechts in enkele scenario’s relevant zijn (bijvoorbeeld transfer van kennis over de grens) bevatten meer risico en dienen idealiter te worden gecompenseerd door (beperkte) investeringen in de overige scenario’s. Enkele strategische opties die hieronder worden besproken kunnen binnen elk van de drie focusgebieden, als beschreven in deel 2 van dit Onderhoudskompas, relevant zijn en worden daarom getypeerd als ‘generieke opties’. Voorbeelden van generieke opties zijn, ‘het aanbieden van onderhoudscontracten’ en ‘procesautomatisering’. Generieke opties zijn in tabel 4, 5 & 6 bovenaan weergegeven.
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Uw strategische focus als startpunt Het zou kunnen dat u als ondernemer of
realiseren van een totaaloplossing waar de
afdelingshoofd binnen de onderhouds-
klant om vraagt.
branche bij het lezen van de scenario’s veel kansen hebt gezien, maar deze wellicht niet aansluiten bij de huidige
Voor het maken van een keuze voor één van deze focusgebieden is het voor u als
vaardigheden van uw bedrijf of afdeling. Anderzijds is het ook mogelijk dat u
ondernemer of manager van groot belang te weten waar de sterke en zwakke punten
een heel helder beeld heeft ten aanzien
van uw bedrijf of afdeling en de behoeften
van het bedrijfsmodel dat u wilt volgen, maar het lastig vindt dit te concretiseren.
van uw (interne) klanten liggen. Het profiel van uw huidige bedrijf of afdeling dient
Ons advies aan bestuurders en onderne-
namelijk als belangrijk startpunt voor het
mers die met dergelijke vragen worden geconfronteerd, is allereerst een keuze te maken voor een primair bedrijfsmodel
bepalen welke strategische opties relevant zijn voor uw bedrijf. Op basis van uw primaire bedrijfsoriëntatie en bijbehorende
en het profiel van het bedrijf op basis hiervan, over tijd, verder aan te scher-
strategische focus kunt u namelijk na gaan denken over strategische opties die bij het
pen. In het eerste deel van dit NVDO Onderhoudskompas zijn drie strategische focusgebieden voor onderhoudsbedrijven
profiel van uw bedrijf of afdeling passen en die een goede uitwerking hebben in de geschetste toekomstscenario’s.
gepresenteerd, namelijk: Het risicoprofiel van uw onderneming - Focus op efficiency Deze bedrijven of afdelingen worden
Zoveel ondernemers en bestuurders, zoveel strategische oriëntaties. Het ene bedrijf of
gekenmerkt door een nadrukkelijke plan-
de ene afdeling is bereid tot het nemen van
ningoriëntatie en sterke focus op het onderhoudsproces. Bedrijven met een duidelijke focus op efficiency worden ook
een groot risico in ruil voor de mogelijkheid van bovengemiddelde winsten, terwijl andere bedrijven of afdelingen wellicht wat
wel capaciteitsbedrijven genoemd. - Focus op kennis en innovatie
meer risicomijdend opereren en continuïteit voorop stellen. De scenariomethodiek faciliteert beide risicobenaderingen. De
Deze bedrijven of afdelingen worden gekenmerkt door een techniekoriëntatie en
ondernemer of bestuurder met een high risk, high reward-houding kan zijn keuze
een focus op het onderhoudsproduct. - Focus op de klant
maken uit de door hem optimaal geachte strategische opties, of kan inzetten op de scenario’s waar hij in gelooft. De risicomij-
Deze afdelingen of bedrijven worden gekenmerkt door een nadrukkelijke focus op de bedrijfsvoering van de klant en het
dende ondernemer of bestuurder daarentegen, kan kiezen voor de strategische opties die in elk scenario goed uitpakken.
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
55
3.3.1 Opties voor bedrijven met een focus op efficiency Onderhoudsbedrijven of –afdelingen die zich toeleggen op het efficiënt organiseren van het onderhoudsproces proberen hun afnemers de producten en dienstverlening tegen een zo scherp mogelijke prijs-kwaliteitverhouding te leveren. Deze capaciteitsbedrijven zijn in alle segmenten van de onderhoudsmarkt te vinden. Met name in onderhoudssectoren als infra en onroerend goed, waarin onderhoud voornamelijk op basis van inspanningscontracten wordt aanbesteed, ligt veel toegevoegde waarde in een focus op efficiency.
Strategische opties (focus op efficiency) Generieke opties Standaardisering van bedrijfsprocessen/ procesautomatisering (onderhoud) Aanbieden van onderhoudscontracten Inleen van medewerkers concurrentie Overige opties Schaalvergroting Operationele kostenbeheersing Optimaliseren financieel management Detachering capaciteitsmedewerkers
Capaciteitsbedrijven zijn in staat kosten sterk te beheersen door gebruik te maken van schaalvoordelen bij inkoop en te investeren in een optimale voorraadmanagement- en supply chainoplossingen. Capaciteitsbedrijven die zich richten op het onderhoudsproces werken vaak in onderaanneming voor andere onderhouds(management)bedrijve n en opereren in veel gevallen reactiever, waarbij ze door hun goede netwerk snel en flexibel opdrachten kunnen aannemen en inplannen. Tabel 4 geeft een overzicht van de strategische opties die beschikbaar zijn voor capaciteitsbedrijven. Deze worden hieronder nader toegelicht.
Economische waarde
Ecologische waarde
Economische winst
Ecologische winst
■■□
■■□
■■■
■■■
■■□
■■□
■■□
■■□
■■□
■□□
■■■
■□□
■■□
■■□
■■■
■■■
■■□
■■□
■■■
■■□
■■□
■ ■□
■■■
■■□
■■□
■□□
■■■
■□□
Tabel 4: Strategische opties voor onderhoudsbedrijven en -afdelingen met een focus op efficiency
56
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Totaal
■ ■ ■ ■ ■ ■■■■■□□ ■ ■ ■ ■ ■ ■■■□□□□ ■ ■ ■ ■ ■ ■■□□□□□ ■ ■ ■ ■ ■ ■■■■■□□ ■ ■ ■ ■ ■ ■■■■□□□ ■ ■ ■ ■ ■ ■■■■□□□ ■ ■ ■ ■ ■ ■■□□□□□
Standaardisering van bedrijfsprocessen/ procesautomatisering (onderhoud) Het standaardiseren van het onderhoudsproces vormt voor vrijwel alle bedrijven, ongeacht hun specifieke bedrijfsfocus (efficiency, de klant, kennis & innovatie), een waardevolle strategische optie om toegevoegde waarde te bieden aan opdrachtgevers. Veel kansen liggen er voor onderhoudsbedrijven op het gebied van elektronisch ketenmanagement en enterprise resource planning (ERP), bijvoorbeeld door gebruik te maken van procesautomatisering, zoals een onderhoudsmanagement systeem (OMS). In een dergelijk, veelal elektronisch OMS worden de planning, rapportage, storingsanalyse, inkoop en het materiaalbeheer rondom het standaard onderhoud aan een gebouw of project vastgelegd. Procesautomatisering is voor vrijwel alle partijen in de onderhoudssector relevant ongeacht hun primaire bedrijfsfocus (efficiency, product, klant). Procesautomatisering kan zowel worden ingezet voor het stroomlijnen van de interne organisatie als voor het stroomlijnen van de communicatie met de klant(systemen). Bedrijven dienen procesautomatisering echter op hun eigen manier in te zetten. Zo zal een capaciteitsbedrijf meer gericht zijn op het optimaliseren van productiviteit en het terugdringen van de ‘waste’ (lean management) in zijn proces, terwijl een bedrijf met een strategische focus op de klant meer wenst te sturen op kritische prestatie-indicatoren als ‘klanttevredenheid’ en het terugdringen van het risico op ‘storingen’. Daarnaast kunnen bedrijven met een klantfocus het OMS bijvoorbeeld koppelen met de automatiseringssystemen van de klant, om zo de tijdigheid en juistheid van de informatievoorziening rondom onderhoud te verzekeren. Door deze onderhoudsfuncties via een OMS te standaar-
diseren, wordt optimalisatie van het proces mogelijk en kunnen onderhoudstaken als het bewaken, reinigen, afstellen, aanvullen en vervangen van onderdelen op efficiënte wijze worden uitgevoerd. Standaardisering van bedrijfsprocessen is een strategische optie die in vrijwel alle scenario’s relevant is. Hierdoor vormt het een zeer interessant gebied om als onderhoudsbedrijf of afdeling in te investeren.
Het aanbieden van onderhoudscontracten De verkoop van onderhoudscontracten aan asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector biedt daarnaast een waardevolle strategische optie voor vrijwel alle bedrijven. Natuurlijk zal de inhoud van het onderhoudscontract per strategisch focusgebied verschillen, waarmee tevens de ‘fit’ in de verschillende scenario’s (zoals weergegeven in de tabellen 4, 5 en 6) voor deze strategische optie anders wordt. Zo zal een onderhoudscontract voor bedrijven met een focus op efficiency (focus op capaciteit) meer gericht zijn op het optimaliseren van de onderhoudsfunctie teneinde de kosten beter te kunnen beheersen, terwijl een onderhoudscontract voor bedrijven met een focus op de klant meer gericht is op het ontzorgen van deze klant. Bij langetermijncontracten kunnen onderhoudsbedrijven met een focus op efficiency nadenken over het verstrekken van een jaarlijkse efficiencykorting of een bonussysteem.
Inleen van medewerkers van/door concurrentie In scenario’s waar de markt voor het onderhoud erg grillig is en er een nadrukkelijke focus ligt op het terugdringen van de kosten van onderhoud door asset owners en investeerders kunnen onderhoudsbedrijven en -afdelingen overwegen medewerkers
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
57
aan collega-bedrijven uit te lenen, of juist van collega-bedrijven in te lenen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een gezamenlijke ‘pool’ van medewerkers waaruit kan worden geput. Deze mogelijkheid van het in- en uitlenen van personeel van collega-bedrijven vormt een waardevolle optie voor onderhoudsbedrijven en –afdelingen,
Operationele kostenbeheersing Onderhouds-
ongeacht hun specifieke bedrijfsfocus, om qua omvang mee te kunnen bewegen met de markt en waardevolle medewerkers ook in periode van beperkte marktvraag te kunnen behouden.
kunnen onderhoudsbedrijven bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden aangaan met Oost-Europese collega-bedrijven, die tegen lagere uurtarieven kunnen opereren. Ook binnen het huidige onderhoudsproces is ruimte voor verbetering, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van moderne technieken op het gebied van modern onderhoud met behulp van sensoren, waarmee het aantal arbeidsgangen naar de locatie van de opdrachtgever kan worden gereduceerd.
Schaalvergroting Het vergroten van schaal biedt onderhoudsbedrijven vaak ruimte om kosten- en efficiencyvoordelen te boeken. Daarnaast biedt een grotere schaal ook de gelegenheid om risico’s beter te spreiden over verschillende sectoren en markten. Onderhoudsbedrijven kunnen hun schaal vergroten door het aangaan van een fusie of het doen van een overname. Kleinere onderhoudsbedrijven kunnen hun schaal in bepaalde werkzaamheden vergroten door zich hierin te specialiseren. Schaalvoordelen kunnen ook worden gerealiseerd door samenwerkingsverbanden aan te gaan, bijvoorbeeld op het gebied van inkoop of marketing. De belangrijkste voordelen van schaalgrootte zijn te boeken in de backoffice van het onderhoudsbedrijf (inkoop, administratie, marketing, operationele ondersteuning), maar schaalgrootte kan ook belangrijke voordelen bieden op het gebied van marktbewerking en het aannemen van grote werken. Investeringen in schaalgrootte zijn met name relevant in het ‘Economische winst’ en het ‘Ecologische winst’-scenario, waar veel nadruk ligt op prijsconcurrentie.
bedrijven en -afdelingen kunnen hun kostenstructuur binnen de onroerendgoedsector op meerdere manieren verbeteren. Een manier is het in de hand houden van loonkosten, bijvoorbeeld door het werken met Oost-Europese arbeidskrachten. Als gevolg van de invoering van de dienstenrichtlijn
Optimaliseren van financieel management Het optimaliseren van het financieel management van onderhoudsbedrijven en –afdelingen vormt tevens een strategische optie waarvan onderhoudspartijen de komende jaren volop kunnen profiteren, mits goed uitgevoerd. Een voorbeeld van het optimaliseren van financieel management wordt gevormd door het effectiever managen van kasstromen en werkkapitaal binnen de (onderhouds)organisatie. In dit kader kan ook gedacht worden aan het analyseren van de winstgevendheid van klanten. Door aanbod bij klanten te differentiëren kan de winstgevendheid bij deze klanten mogelijk worden geoptimaliseerd.
Detachering van capaciteitsmedewerkers binnen de onroerendgoedsector Een manier om te profiteren van de te verwachten schaarste aan technisch personeel in de komende jaren is
58
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
het starten van detacheringactiviteiten voor onderhoudspersoneel binnen de onroerendgoedsector. Zoals hiervoor in de scenario’s is beschreven zijn asset owners en investeerders, met name in het ‘Economische winst’- en het ‘privaat initiatief’-scenario, mede onder druk van de arbeidsschaarste geneigd hun onderhoudswerkzaamheden
van gebouwen biedt in meerdere scenario’s kansen voor onderhoudsbedrijven. Niet alleen voor bedrijven met een focus op het leveren van kennis en innovatie, maar ook voor bedrijven die zich richten op het bieden van een totaaloplossing aan de klant. Doordat duurzaamheid en een verbetering van de energieprestatie van
uit te besteden. Volgens deskundigen ontstaat er veel vraag naar partijen die in staat zijn vaktechnische kennis en capaciteit, zoals onderhoudsmonteurs, te leveren op flexibele basis. Voor onderhoudsbedrijven met een focus op efficiency en met voldoende omvang (waardoor ze bijvoorbeeld hun eigen onderwijsactiviteiten bezitten), kan detachering van capaciteitsmedewerkers een interessante optie zijn. Het onderhoudsbedrijf wordt dan feitelijk een uitzendbureau van onderhoudspersoneel. Wanneer gekozen wordt voor deze optie ligt samenwerking met een gespecialiseerde partij op het vlak van administratieve afwikkeling voor de hand.
gebouwen in vrijwel alle scenario’s een rol speelt, biedt het leveren van innovatieve onderhoudsoplossingen op dit gebied volop kansen voor onderhoudsbedrijven. De Europese Energy Performance Building Directive (EPBD) heeft als doel om uiterlijk in 2020 tot energieneutrale nieuwbouw te komen. Hoewel het Europese doel duidelijk is, blijft het de vraag in hoeverre de nationale politiek prioriteit geeft aan het op kortere termijn verbeteren van de energie-efficiency van gebouwen. De sterk toenemende duurzaamheidoriëntatie zal de komende jaren voor onderhoudsbedrijven in ieder geval ruimte bieden op het gebied van operationeel energiemanagement. Hierbij valt onder meer te denken aan het opzetten van een energiemonitoringsysteem, het energetisch optimaliseren van stook- en koellijnen en het uitvoeren van verbruiksanalyses.
3.3.2 Opties voor bedrijven met een focus op kennis en innovatie Onderhoudsbedrijven en -afdelingen die zich onderscheiden met een nadruk op kennis en innovatie, proberen hun oplossingen voortdurend te verbeteren. Om dit te kunnen doen, streven deze bedrijven naar een voortdurende aanscherping van hun productkennis binnen het onderhoudssegment waarin ze actief zijn. In deze paragraaf zal kort in worden gegaan op de strategische opties die er voor onderhoudsbedrijven en –afdelingen binnen de onroerendgoedsector beschikbaar zijn (zie tabel 5).
Energiemanagement De sterke aandacht voor het verbeteren van de energie-efficiency
Partnering Partnering is een strategische optie die toeziet op samenwerking tussen het onderhoudsbedrijf of de onderhoudsafdeling enerzijds en toeleveranciers, adviesbureaus en opdrachtgevers anderzijds, met als doel om gezamenlijk te komen tot innovatieve onderhoudsoplossingen binnen de onroerendgoedsector. Asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector worden geconfronteerd met een aantal belangrijke uitdagingen. Deze uitdagingen liggen vooral op het gebied van het
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
59
Strategische opties (focus op kennis en innovatie) Generieke opties Standaardisering van bedrijfsprocessen/ procesautomatisering (onderhoud) Aanbieden van onderhoudscontracten Energiemanagement Inleen van medewerkers concurrentie Overige opties Partnering Transfer van specifieke kennis Leasen/verhuren van installaties Participatie in ESCO’s Onderhoudspreventie/ -minimalisatie Detacheren onderhoudsmedewerkers
Economische waarde
Ecologische waarde
Economische winst
Ecologische winst
Totaal
■■□
■■□
■■■
■■■
■■■■■■■■■■□□
■■■ ■□□
■■■ ■■■
■□□ ■□□
■□□ ■■■
■■■■■■■■□□□□ ■■■■■■■■□□□□
■■□
■□□
■■■
■□□
■■■■■■■□□□□□
■■■
■■■
■□□
■■□
■■■■■■■■■□□□
■■□
■■■
□□□
■■□
■■■■■■■■□□□□
■■■ ■□□
■■■ ■■■
■□□ ■□□
■□□ ■■■
■■■■■■■■□□□□ ■■■■■■■■□□□□
■■■
■■■
□□□
■□□
■■■■■■■□□□□□
■■□
■□□
■■■
■□□
■■■■■■■□□□□□
Tabel 5: Strategische opties voor onderhoudsbedrijven en -afdelingen met een focus op superieure dienstverlening
efficiënter inregelen van hun onderhoudsfunctie (minimaliseren van de total cost of ownership), het tegemoet komen aan de toenemende eisen en wensen van huurders en bewoners, de toenemende noodzaak tot energiebesparing en een verbetering van de energetische eigenschappen van panden. Tegelijkertijd neemt de behoefte tot het beheersen van de risico’s en het uitbesteden van onderhoud toe, waarbij veel asset owners en investeerders de voorkeur geven aan het werken met vaste partijen. Er liggen dan ook veel mogelijkheden voor onderhoudsbedrijven om in vaste verban-
60
den, bijvoorbeeld samen met beheerders en toeleveranciers, dienstverlening te ontwikkelen voor grotere asset owners en (institutionele) investeerders. Een vast verband kan proactief meedenken over zaken als het optimaliseren van het onderhoud, het modificeren van panden en het verbeteren van energie-efficiency. Daarnaast is een vast verband beter in staat de risico’s van de asset owner op het gebied van onderhoud aan panden over te nemen tegen een vaste vergoeding per periode, doordat het risico op deze manier beter wordt gespreid over verschillende partijen.
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Transfer van specifieke kennis op het gebied van onderhoud naar het buitenland De complexiteit en geavanceerdheid van gebouwgebonden systemen, installaties en technieken nemen de komende jaren toe. Tevens is het verbeteren en waarborgen van zaken als kwaliteit, veiligheid en comfort een belangrijk issue binnen de Nederlandse onroerendgoedsector. Onderhoudsbedrijven met een duidelijke focus op kennis en innovatie zullen zich de komende jaren extra moeten specialiseren (o.a. door middel van opleidingen) om hun kennis, nieuwe ontwikkelingen en innovatieve technieken op peil te houden. Kennis op het gebied van energie-efficiency, ICT, domotica en comfort zijn noodzakelijk om de komende jaren aan de marktvraag te voldoen. Transfer van deze specifieke onderhoudskennis naar buitenlandse vestigingen is met name relevant in de scenario’s ‘Ecologische waarde’ (zowel binnen het publieke als private domein) en ‘Ecologische winst’ (met name binnen het publieke domein). Om een zorgvuldige transfer van kennis op het gebied van onderhoud plaats te kunnen laten vinden is het van belang de kennis in het doelland goed te borgen, bijvoorbeeld door een belang te nemen in een bedrijf (buitenlandse dienstverlener) waarbinnen de kennis kan worden ondergebracht om vervolgens vermarkt te worden.
Het leasen /verhuren van (gebouwgebonden) installaties Het aanbieden van innovatieve verhuur- en leasevarianten voor gebouwgebonden installaties en systemen, biedt voor onderhoudsdienstverleners en/of –adviseurs tevens een interessante strategische optie om een deel van de onderhoudsmarkt voor langere termijn aan de organisatie te verbinden. Met name een full operational leaseconstructie is voor onderhoudsdienstver-
leners een interessante propositie, waarbij de dienstverlener het onderhoudsrisico van de asset owner overneemt. Onderhoudsbedrijven die zelf leaseproducten willen ontwikkelen, dienen hiervoor wel te investeren in kennis op het gebied van financiering en risicomanagement.
Participatie in Energy Service Companies (ESCO’s) Het participeren in Energy Service Companies, afgekort als ESCO’s, kan voor onderhoudsbedrijven een interessante optie vormen in het ‘Ecologische waarde’- en ‘Ecologische winst’-scenario. Een ESCO levert diensten op het gebied van energiebesparing, verzorgt de financiering, het beheer en exploitatie van deze diensten, rekent een vergoeding gekoppeld aan de behaalde energiebesparing vastgelegd in een prestatieovereenkomst en monitort de besparing door bemetering en controle. ESCO’s kunnen een belangrijke rol vervullen bij het realiseren van energiebesparing en de levering van duurzame energie aan asset owners en beheerders van onroerend goed. Partijen als woningcorporaties, projectontwikkelaars en (private) beleggers hebben in het algemeen weinig ervaring met de inpassing van een efficiënte en duurzame energievoorziening en kunnen de hulp van externe partijen daarom vaak goed gebruiken.
Onderhoudspreventie/- minimalisatie Door de toenemende eisen en wensen van gebruikers (huurders en bewoners van onroerend goed) en het verschuiven van de focus van private asset owners en investeerders naar de lange termijn in het ‘Economische waarde’- en het ‘Ecologische waarde’-scenario, wint het verrichten van proactief en preventief onderhoud aan belang. Onderhoudsbedrijven hebben met name in de
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
61
twee bovengenoemde scenario’s kans om op basis van een langdurige relatie met asset owners, die idealiter start aan de tekentafel bij de bouw of renovatie van een pand of project, het onderhoud aan panden te minimaliseren. Dit kan door asset owners en investeerders te begeleiden bij de keuze in materialen, klimaatsystemen en onderhoudsdetectiesystemen teneinde onderhoud gedurende de levensduur van een pand of project zoveel mogelijk te beperken. Voor grotere onderhoudsbedrijven liggen er op dit gebied tevens kansen om mee te investeren in renovatie of nieuwbouwprojecten. Omdat het onderhoudsbedrijf mee kan beslissen over de materialen en inrichting van de onderhoudsfunctie (bijvoorbeeld door gebruik van bepaalde onderhoudsdetectiesystemen) kan het een scherp onderhoudscontract voor lange duur ter tafel brengen, waarbij er tevens bijvoorbeeld een jaarlijkse efficiencykorting aan de klant kan worden verrekend.
Detacheren van onderhoudsmedewerkers Een manier om te profiteren van de toenemende complexiteit en behoefte aan vaktechnische specialisten, evenals de verwachte kwalitatieve schaarste aan technisch personeel in de komende jaren, is het starten van detacheringactiviteiten voor onderhoudsmedewerkers. Deze optie is met name relevant binnen het ‘Ecologische waarde’ en ‘Ecologische winst’-scenario. In tegenstelling tot de eerdergenoemde strategische optie voor onderhoudsbedrijven en –afdelingen met een focus op efficiency, betreft het hier met name kennisintensieve functies, waarvoor onderhoudsmedewerkers met specialistische kennis gevraagd worden. Zeker bij die (private) asset owners en investeerders die het rendement op hun investeringen vei-
62
lig willen stellen door het onderhoud aan de gebouwen tegen een vast bedrag per maand uit te besteden aan bijvoorbeeld een beheerder, biedt het aanbieden van detacheringkrachten aan deze beheerders een uitkomst. Naast het leveren van detacheringkrachten aan beheerders, kan de onderhoudssector deze krachten uiteraard ook leveren aan asset owners of collega-bedrijven die geen middelen hebben om deze specialisten zelf op te leiden en in dienst te nemen. In de scenario’s waar de schaarste aan technische specialisten groot is, wint deze optie uiteraard aan potentie.
3.3.3 Opties voor bedrijven met een focus op de klant Voor veel onderhoudsbedrijven en –afdelingen ligt de nadruk van oudsher op het bieden van productkennis en vakmanschap en in mindere mate op het ‘ontzorgen’ van de klant. Een expliciete klantfocus is echter een zeer interessante groeirichting voor onderhoudsbedrijven, zowel binnen het (semi)publieke domein (o.a. scholen, zorginstellingen, woningcorporaties en de Rijksgebouwendienst) als binnen het private domein. Richting beide klantgroepen kunnen onderhoudsbedrijven meerwaarde bieden door het leveren van totaaloplossingen, eventueel aangevuld met een resultaatverplichting waarbij het onderhoudsbedrijf een deel van het onderhoudsrisico aan een pand of serie panden tegen een vaste vergoeding per periode overneemt. In deze paragraaf wordt een aantal strategische opties kort besproken. Een overzicht van deze opties vindt u tevens in de onderstaande tabel.
Het aanbieden van onderhoudscontracten De verkoop van onderhoudscontracten aan asset owners en investeerders binnen de
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Strategische opties (focus op de klant) Generieke opties Onderhoudscontracten Standaardisering van bedrijfsprocessen/ procesautomatisering (onderhoud) Energiemanagement Inleen van medewerkers concurrentie Overige opties Leasing en financiering installaties Partnering Innovatieve PPSconstructies (meerjarig) Aanbieden van keuringen & inspecties
Economische waarde
Ecologische waarde
Economische winst
Ecologische winst
Totaal
■■■
■■■
■■□
■■□
■■■■■■■■■■□□
■■□ ■□□
■■□ ■■■
■■■ ■□□
■■■ ■■■
■■■■■■■■■■□□ ■■■■■■■■□□□□
■■□
■□□
■■■
■□□
■■■■■■■□□□□□
■■■
■■■
■■□
■■□
■■■■■■■■■■□□
■■■
■■■
■□□
■■□
■■■■■■■■■□□□
■■□
■■■
■□□
■■□
■■■■■■■■□□□□
■□□
■■■
□□□
■□□
■■■■■□□□□□□□
Tabel 6: Strategische opties voor bedrijven en afdelingen met een focus op de klant
onroerendgoedsector, biedt in het bijzonder voor klantintieme bedrijven kansen in het ‘Economische waarde’- en het ‘Ecologische waarde’-scenario. Temeer omdat (private) asset owners en investeerders in deze scenario’s veelal vanuit een langetermijnhorizon redeneren. Binnen deze onderhoudscontracten zullen zaken als klanttevredenheid en het ontzorgen van de klant centraal staan.
Leasing en financiering van installaties Het aanbieden van de mogelijkheid tot het leasen en financieren van (gebouwgebonden) installaties binnen de onroerendgoedsector is tevens een goede manier om toegevoegde waarde te bieden aan asset owners. Zowel in de scenario’s waar de (private) asset owners en investeerders voornamelijk
een langetermijntoekomstfocus hebben, als de scenario’s waarin de kortetermijnfocus domineert, biedt deze optie kansen voor onderhoudsdienstverleners. In het eerste geval biedt het aanbieden van een financieringsovereenkomst voor asset owners een aantrekkelijk alternatief wanneer er een combinatie wordt gemaakt met het optimaliseren van de onderhoudsfunctie en terugdringen van de onderhoudskosten op lange termijn. In het geval van een (private) asset owner met een nadrukkelijke kortetermijnfocus, vormt het aanbieden van financiering of leasingdiensten juist een goed alternatief om het risico van de investering te reduceren en het werkkapitaal, wat anders vast zou zitten in de aanschaf van een installatie, in te zetten voor andere doeleinden. Daarnaast biedt het aanbieden
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
63
van leasing en financieringsfaciliteiten voor onderhoudsdienstverleners een interessante mogelijkheid om voor langere termijn onderhoudscontracten mee te verkopen in deze overeenkomst. Feit is wel dat voor de uitvoering van deze optie, onderhoudsbedrijven goed op de hoogte dienen te zijn van de mogelijkheden én risico’s van lease- en financieringsconstructies.
Het aanbieden van keuringen en inspecties Het aanbieden van onafhankelijke keuringen en inspecties, bijvoorbeeld op het gebied van ISO certificering36, is een manier om toegevoegde waarde te bieden aan de klant binnen de onroerendgoedsector. Keuringen en inspecties op het gebied van bijvoorbeeld de energieprestatie van gebouwen zijn met name relevant binnen de scenario’s waar de aandacht voor energie-efficiency van gebouwen hoog is, zoals binnen het ‘Ecologische waarde’- en ‘Ecologische winst’-scenario. De objectieve toetsing van de energieprestatie van gebouwen of gesubsidieerde duurzaamheidsmaatregelen (o.a. op het gebied van decentrale energieopwekking, zoals middels zonnepanelen) speelt tevens in een aantal scenario’s een belangrijke rol, waardoor ook hier volop mogelijkheden liggen voor onderhoudsbedrijven.
3.3.4 Opties voor de NVDO als branchevereniging Nadat er in het voorgaande is ingegaan op de strategische opties voor asset owners en dienstverleners binnen de onroerendgoedsector, wordt in het laatste deel van deze paragraaf een beschrijving gegeven van een aantal strategische opties voor de NVDO als brancheorganisatie. Uitgangspunt bij deze opties is dat de NVDO, gegeven de beschreven toekomstscenario’s, goed
64
na dient te denken over de wijze waarop zij haar leden, bestaande uit asset owners, dienstverleners en adviseurs, op een goede wijze kan ondersteunen bij het realiseren van hun doelstellingen. Gezien de aard van deze bedrijven en het aantal, ligt individuele ledenservice (bijvoorbeeld door middel van ondersteuning op het gebied van arbeidsmarkt, samenwerking met andere partijen e.d.) minder voor de hand, maar is er een aantal collectieve thema’s waarbinnen de NVDO als brancheorganisatie het gezamenlijk belang goed kan dienen. Uit het onderzoek dat ten grondslag ligt aan deze scenariostudie komt de rol van de NVDO bij de volgende collectieve thema’s prominent naar voren.
Voorlichting omtrent de rol van onderhoud binnen de onroerendgoedsector Een eerste gebied waarop de NVDO een belangrijke rol kan vervullen is het verschaffen van voorlichting aan asset owners, investeerders, maar ook dienstverleners binnen de onroerendgoedsector over nieuwe ontwikkelingen en innovaties op het gebied van onderhoud en installatiebeheer. Met name op het gebied van duurzaamheid en energieefficiency kan de onderhoudsbranche een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen en ambities van de Nederlandse onroerendgoedsector. Veel bedrijven binnen de bouw- en onroerendgoedsector zijn echter conservatief en kiezen daarom misschien zelfs onbewust voor het traditionele proces rondom nieuwbouw en renovatie, waarbij de onderhoudspartijen veelal pas na de ontwerp- (en bouw)fase worden betrokken. Hierbij wordt dan voorbij gegaan aan de voordelen en potentiële besparingsmogelijkheden wanneer onderhoud eerder ter tafel wordt gebracht. De onderhoudsbran-
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
che kan daarom in zijn geheel profiteren van (door de NVDO geregisseerde) gezamenlijke voorlichtingscampagnes omtrent best practices en nieuwe (innovatieve) onderhoudsoplossingen binnen de sector.
Arbeidsmarkt Een tweede thema waar de NVDO een belangrijke toegevoegde waarde kan bieden is op het gebied van arbeidsmarktbeleid. De verwachte toename in schaarste aan technisch personeel wordt in de toekomst een belangrijk knelpunt dat de groei van de onderhoudssector in het ergste geval kan bedreigen. Enerzijds liggen er taken voor de NVDO om te werken aan het imago van het technische beroep. Door jongeren reeds op jonge leeftijd te interesseren voor techniek, kan de instroom van technische opleidingen worden verbeterd. Daarnaast kan de NVDO samenwerking onder haar leden stimuleren op het gebied van het gezamenlijk ontwikkelen van scholing. Een derde punt waar de NVDO een rol in kan spelen is het optreden als intermediair bij het aantrekken van buitenlands technisch talent. Daarnaast kan de brancheorganisatie haar leden voorlichten over de wijze waarop eenvoudig toegang kan worden gekregen tot goed opgeleide buitenlandse arbeidskrachten.
Samenwerking Een andere rol die de NVDO kan bekleden, is die van promotor van samenwerking. Historisch gezien is de onderhoudsbranche een sterk concurrerende branche, waarin samenwerking beperkt is. De laatste jaren ontstaat er echter een aantal belangrijke thema’s die men vooral gezamenlijk dient te adresseren. Het aantrekken en opleiden van personeel is zo’n thema, maar ook het voorlichten van asset owners en investeerders
op het gebied van nieuwe ontwikkelingen binnen onderhoud en installatiebeheer. De onroerendgoedsector wordt vanuit de NVDO reeds bewerkt vanuit een specifieke sectie (de Sectie Onroerend Goed), hetgeen het eenvoudiger maakt om op een beperkt aantal thema’s binnen de onderhoudsbranche actief samen te werken.
Lobby richting politiek Tot slot kan het belang van een goede lobby richting de politiek niet genoeg worden benadrukt. Zo kan de NVDO ervoor kiezen om te lobbyen voor een overheidsbeleid dat nadrukkelijker is gericht op het stimuleren van een langetermijnfocus van beleggers, asset owners en investeerders binnen de onroerendgoedsector, teneinde de onderhoudssector een kans te gunnen zich nadrukkelijker te professionaliseren en zich als business partner richting deze partijen te profileren. Een soortgelijke strategie kan worden gevolgd om de energie-efficiencynormering sneller in te faseren richting een energieneutrale nieuwbouw in 2017. Om meer invloed uit te kunnen oefenen, is het raadzaam in de lobby de samenwerking te kiezen met andere brancheverenigingen die een vergelijkbare doelstelling hebben binnen de onroerendgoedsector in Nederland (bijvoorbeeld Bouwend Nederland of UNETO-VNI). Naast een gerichte lobby richting politiek, ligt er voor de NVDO tevens een belangrijke taak om haar leden frequent op de hoogte te houden van de consequenties van de diverse overheidsmaatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van subsidieregelingen, normeringen e.d.
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
65
3.4 Interview met Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland
Verschuiving in gebruik en beleving Bouwend Nederland is met ongeveer 5000 aangesloten bouwbedrijven de grootste ondernemersorganisatie in de bouw. Voorzitter Brinkman kijkt voor het visiedocument onroerend goed naar de gebouwde omgeving in het komende decennium. Veranderend gebruik en duurzaamheid zijn leidend voor de ontwikkelingen in de markt.
Bouwend Nederland is de vereniging van bouw- en infrabedrijven. De kerntaken zijn belangenbehartiging, brancheontwikkeling en individuele dienstverlening aan haar lidbedrijven. De totale bouwsector is in Nederland goed voor zes procent van het bruto binnenlands product en voor een productie van 60 miljard euro. De sector biedt werk aan ruim 450.000 mensen. Brinkman: ‘Er is veel somberheid geweest in de markt. We zitten nu in de staart van de crisis. Maar het lijkt wel een lange staart te zijn.’ De economische situatie heeft uiteraard gevolgen gehad voor de bouw. Er was, en is, weinig financiële ruimte voor grote projecten. De overheid trekt zich verder terug als geldschieter en de laatste dampen van subsidieregelingen trekken op. Er zal anders gewerkt moeten worden. Er blijven veel banen in en rond de bouw. Crisis of niet, werk is er steeds. Het verschuift wel. Brinkman: ‘Kijk maar eens op een bouwplaats. Nog maar zo’n vijftien procent van het werk gebeurt op de werf. De rest wordt voorbereid in de fabriek.’ Het
66
betekent dat de complexiteit van het werk toeneemt. Om de zaken simpeler en efficiënter te kunnen bouwen, is meer denkwerk nodig en speelt logistiek een sleutelrol. Ook de factoren onderhoud en onderhoudbaarheid nemen toe met de groeiende wens voor duurzame gebouwen. Dat zorgt ook voor een ander profiel van de collega. Nu is circa twintig tot vijfentwintig procent van de beroepsbevolking op hbo-niveau aan de slag, naar verwachting groeit dat percentage naar veertig. Bij woningbouw wordt de massale aanpak van nieuwbouw in de komende jaren waarschijnlijk verdreven door kleinere projecten. De waarde en leefbaarheid van een woning worden daarbij steeds meer bepaald door de omgeving. Brinkman: ‘Factoren als infrastructuur, scholen, stilte, groenvoorzieningen en winkels maken een wijk prettig om te wonen. Daar kunnen gemeentes invloed op uitoefenen. De huurder of koper/ gebruiker krijgt weer meer te vertellen en te kiezen.’ Bij kantoren is ook de gebruiker de bepalende factor. Daar is de trend
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
om meer geïntegreerd met de omgeving te bouwen. Wonen en werken weer terug bij elkaar in plaats van gescheiden. Uiteraard geen zware industrie, maar wel kantoren bij woonwijken.
In de markt voor kantoren speelt duurzaamheid de komende decennia een steeds grotere rol. Niet alleen op het gebied van energie-efficiency wordt afgewogen of een gebouw interessant is voor een investeerder en een huurder. Ook andere duurzame factoren wegen mee. Brinkman: ’Er is duidelijk te merken dat investeerders en gebruikers meer en meer ontzorgd willen worden. Voor zowel de bouw als exploitatie van gebouwen wil men alle voordelen van de beschikbare techniek, maar zonder echt in detail alle producten te kennen. Daar kunnen ze hulp bij gebruiken. Onze bedrijven schuiven daarom steeds eerder aan in het traject. Om vanaf dag één mee te denken over technische mogelijkheden.’ De belevingswaarde van een pand wordt daarbij steeds belangrijker. Brinkman: ‘De wegwerparchitectuur wordt verdrongen door gebouwen waar de waarde van comfort, ligging, energie-efficiency en uitstraling worden erkend. Het is voor elk bedrijf natuurlijk verschillend, maar het gebruik wordt duurzamer.’ Het vertaalt zich ook door in de focus van investeerders. Eind jaren ’90 van de vorige eeuw was er een heel korte horizon. Gebouwen verwisselden vaak van eigenaar en huurder. Die wisselingen hebben als nadeel dat een gebouw steeds aantrekkelijk gehouden moet worden voor nieuwe huurders. Met de nieuwe focus op beleving en duurzaamheid komt vaak ook meer rust. Dit geeft ook voor investeerders meer zekerheid op het gebruik van de panden.
De aandacht voor nieuwe gebouwen betekent niet dat er in de bestaande gebouwen geen werk zit. Brinkman: ‘Kijk alleen al naar het aanbod van woningen uit de jaren ‘50 en ‘60 van de vorige eeuw. Dat zijn bijna drie miljoen woningen. Daar moet het nodige aan gedaan worden. In het kader van groot onderhoud maar ook renovatie met dezelfde focus als de nieuwbouw. De wensen van de gebruikers zijn zwaarder gaan wegen. Ook hier gaat men voor de beleving.’ Er vindt een aantal duidelijke verschuivingen plaats. De beleving van een gebouw wordt belangrijker, zowel als woning en als kantoor. Duurzaamheid in toepassing en omgeving wegen steeds zwaarder. Maar er is voor de kantorenmarkt nog een verschuiving zichtbaar. Brinkman: ’Er is nog steeds veel werk dat in kantoren plaatsvindt. Veel dienstverlening en werk voor hoger opgeleid personeel kan vanachter het bureau. De ontwikkeling van automatisering heeft er daarbij toch voor gezorgd dat er minder ruimte nodig is. Geen grote papierfabrieken meer maar efficiëntere kantoren met flexplekken. Ook dat heeft zijn weerslag op de functie, het gebruik en het beheer van kantoren.’ De verschuivingen in gebruik en functie van woonwijken en kantoorgebouwen blijft ook voor verschuiving in het werk zorgen. Veranderende wensen en functionele specificaties maken dat de sector meer waarde toe kan voegen aan het ontwerp- en bouwproces. De complexiteit van het werk neemt toe, de wensen aan onderhoudbaarheid nemen toe en er komen nieuwe schakels in de waardeketen van het bouwproces. Met een overheid die de omgevingsvoorwaarden kan scheppen voor comfortabel gebruik van gebouwen, zorgt de markt voor duurzame verschuivingen.
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
67
3.5 Interview met Ruud van Zijl, directeur van BAM Techniek
Van onderhoud naar dienstverlening De vastgoedmarkt is veranderd. De scheve verhouding tussen vraag naar en aanbod in zowel bestaande als nieuwe gebouwen heeft ook gevolgen voor de dienstverlening die geboden wordt. Dat geldt voor bouwen en onderhouden. Er zijn sectoren waar de komende jaren nog groei te vinden is maar alles bij elkaar zijn de komende zeven jaren waarschijnlijk geen vette jaren. Een verschuiving in het aanbod kan daar weerstand tegen bieden.
‘In de komende jaren zien we nog groei voor vastgoed in de zorgsector. Vooral binnen de utiliteitsbouw is de markt verzadigd en instandhouding van gebouwen en installaties heeft niet direct de hoogste prioriteit.’ Ruud van Zijl is directeur van BAM Techniek. Hij zet voor het visiedocument onroerend goed zijn schets van de vastgoedmarkt neer. ‘Zorginstellingen zoeken elkaar op en clusteren daarbij hun afdelingen en aanbod. Dat heeft gevolgen voor huisvesting en dienstverlening. Ook de patiëntenzorg verandert. Waar mensen vroeger in een zaal lagen, ligt men nu alleen of met z’n tweeën op een kamer.’ Bij de functionele veranderingen voor gebouwen, speelt techniek een belangrijke rol. Van Zijl: ‘Nog niet zo lang geleden kon je alleen een telefoon aan bed krijgen, nu zijn entertainmentsystemen voor de patiënt gewoongoed en zijn alle medische gegevens voor de arts aan bed beschikbaar. Dat heeft natuurlijk directe gevolgen voor de gebouwinstallaties en het onderhoud daaraan.’ De verregaande integratie van technieken en systemen moet de zorgsector efficiënter en beter maken. Ver-
68
bouwingen en nieuwbouw bieden daar de komende jaren nog het nodige werk. De rol van de dienstverlener verandert daarbij net zo snel. Van Zijl: ‘Als BAM zijn we bijvoorbeeld mede-eigenaar van een ziekenhuis. We hebben mee geïnvesteerd in het gebouw en zijn onder andere verantwoordelijk voor alle gebouwgebonden installaties. Deze publiekprivate samenwerking is interessant omdat we door mee te investeren in staat zijn onze kennis van Life Cycle Costs (LCC) in te zetten en daarmee de stichtings- en exploitatiekosten te verlagen. Integrale inzet van kennis rondom ontwikkeling, bouw en exploitatie is hierbij een must. We zijn tenslotte end to end verantwoordelijk en daarmee ligt de prikkel voor innovatieve oplossingen op de juiste plaats. En we zijn de komende jaren zeker van het werk aan de installaties en gebouwen.’ Met een half oog wordt voor deze constructies naar Engeland gekeken. Daar is de markt al een stuk verder met PPS-constructies. Van Zijl: ‘We merken een kanteling in de bewustwording. Deze aanpak vereist ander management, een andere financiering en een heel ander traject van voorbereiding,
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
rollen en verantwoordelijkheden.’ In andere sectoren van de vastgoedmarkt is de situatie anders. Er zijn per direct veel gebouwen beschikbaar voor kopers en huurders en dat heeft invloed op de vraag naar bouw, revitalisatie en onderhoud. De huurder kan kiezen uit een groot aanbod. Bij die keuze worden functie van het gebouw, onderscheidend vermogen en prijs gewogen. Als je veel te kiezen hebt, kies je de mooiste. Van Zijl: ‘De keuze voor nieuwbouw of het revitaliseren van gebouwen blijft moeilijk. Bestaande gebouwen hebben op dit moment een hoge restwaarde en worden daarmee na een verjongingskuur relatief duur. Dan kan nieuwbouw veel interessanter zijn.’ Bij de keuze spelen ligging, energierichtlijnen, comfort en exclusiviteit een rol. Nieuwe gebouwen zijn, in de basis, energie-efficiënter en met bestaande gebouwen kunnen strenge eisen worden omzeild. Van Zijl: ‘Het zou schelen als er meer overheidsinvloed op de vastgoedmarkt zou komen. Een bouwstop op nieuwbouw zorgt dat er weer schaarste komt. En dat maakt dat bestaande gebouwen een tweede of derde leven kunnen krijgen.’ Voor zowel bestaande als nieuwe gebouwen geldt dat de rol van de techniek toeneemt. Technische systemen worden geavanceerder, meer en meer geïntegreerd in het gebouw en meer gekoppeld. Van Zijl: ‘Een mooi voorbeeld is als het licht in een kamer niet aan is geweest, de schoonmaker die dag ook niet langs hoeft te komen. Maar herkenbaarder is het wanneer een klimaatsysteem zodanig gekoppeld is aan het beheersysteem dat er alleen gestookt en geventileerd zal worden in ruimtes waar mensen aanwezig zijn. Zeker gezien de ontwikkelingen rondom ’het nieuwe werken’ valt hiermee winst te behalen. Techniek maakt daarbij veel mogelijk.’
Nieuwe technieken betekent nieuwe kennis en soms ook een andere werkwijze. De mensen die aan deze techniek moeten werken, moeten blijven leren, flexibeler zijn dan voorheen en meer allround zijn. Van Zijl: ‘We merken dat veel uitvoerend werk naar ZZP’ers verschuift en de toegevoegde waarde bij opdrachten van onze specialisten moet komen. Deze mensen zijn waardevol maar tegelijkertijd ook schaars in onze sector. Om daar op in te spelen, moeten wij als werkgevers interessant blijven en duidelijker laten zien welke perspectieven we bieden.’ Gebouwen en dienstverleners kunnen zich onderscheiden door voor hetzelfde geld meer te bieden. Van Zijl: ‘We moeten als sector veel meer als dienstverleners gaan optreden in plaats van ons als onderhoudsbedrijf op te stellen. Meer outputgericht aan de slag in plaats van actiegericht. Daarbij praat je dan niet meer met je opdrachtgever over zes uur werk aan een installatie maar vooral over 98 procent beschikbaarheid. De integratie van techniek maakt daarbij heel veel mogelijk. Wij hebben inmiddels zelfs modellen waarbij het onderhoudsregime van luchtbehandeling wordt gekoppeld aan het verwachte ziekteverzuim. Het klinkt vergaand, maar het kan.’ Van Zijl gelooft voor de komende jaren in samenwerkingen waarbij dienstverleners meer en meer risicodragend gaan participeren: ‘Opdrachtgevers kunnen dan kiezen voor toegevoegde waarde. We kunnen het verschil maken als we bijvoorbeeld ook eens ‘s avonds onderhoud uitvoeren. Wij zullen als werkgevers flexibeler moeten worden naar de markt en naar onze medewerkers. Met die verschuiving zal de kwaliteit van de technische dienstverleningsmarkt in het vastgoed toenemen.’
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
69
Bron: CBS (16 september, 2010), ’Woningbouw blijft achter’
24
Bron: EIB (2010), ’Kantorenleegstand, probleemanalyse en oplossingsrichtingen’. Door een bijzondere samenloop
25
van vraag- en aanbodfactoren bedraagt de leegstand in de kantorensector 6,3 miljoen m2 aan het einde van 2009. Volgens bovengenoemd rapport van het EIB zou een leegstand van ca. 2 miljoen m2 kantoorruimte wenselijk zijn, als frictie en conjuncturele leegstand. Het overige deel kan daarom aangemerkt worden als overcapaciteit. Bron: EIB (2010), ’Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2010’
26
Betreft een conservatieve extrapolatie van de schattingen van EIB en ING Economisch Bureau
27
Deze wet die is aangenomen op 31 maart 2010 is gericht op de versnelling van projecten in het ruimtelijke domein
28
en bevat regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten in de periode 2010-2014 Bron: http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/32127_crisis_en_herstelwet
29
Deze tijdelijke maatregelen gericht op de Nederlandse woningmarkt zijn 30 augustus 2010 aangenomen en per
30
oktober 2010 effectief. De tijdelijke verlaging van het BTW tarief van 19% naar 6% op arbeidskosten voor de renovatie van woningen vervalt per 1 juli 2011. Naarmate gebouwen ouder worden neemt de onderhoudsbehoefte gemiddeld genomen toe.
31
Bron: EIB (2010),’Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2010’
32
EPC/EPN staat voor Energie Prestatie Coëfficiënt (woningbouw) en de (gecategoriseerde) Energie Prestatie Normering
33
(utiliteitsbouw). In dit laatste geval bestaat er een Energie Prestatie Norm per categorie binnen de utiliteitsbouw, zoals ziekenhuizen, scholen, kantoorpanden et cetera. EPBD staat voor ‘Energie Performance Building Directive’ (2002/91/EC /EPBD, 2003). Dit betreft een Europese
34
richtlijn die tot doel heeft de energieprestatie van gebouwen binnen de Europese Unie te verbeteren. Op 19 mei 2010 is er een gereviseerde EPBD-richtlijn (2010/31/EU) goedgekeurd. Deze gewijzigde richtlijn, die als basis dient voor de nationale regelgeving rondom de energieprestatie van gebouwen, moet uiterlijk in 2012 omgezet zijn in nationale regelgeving. De asset owner betaalt de (historische) energiekosten aan het consortium en het consortium verduurzaamt het
35
pand om de marge tussen kosten en opbrengsten van de levering van warmte te vergroten Een goed voorbeeld in deze context is de internationale ISO 23045: 2008 standaard waarmee de energie-efficiency
36
van gebouwen kan worden getoetst.
70
DEEL 3: Onderhoud binnen de onroerendgoedsector
Verklarende woordenlijst Overzicht van woorden met bijbehorende verklaring ‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’ Capaciteitsbedrijven Wanneer
zijn zoveel mogelijk afgeschaft en
bepaald door berekeningen vastge-
bedrijven zich nadrukkelijk richten
het aanvragen van vergunningen
legd in de NEN 2916-norm. De EPN
op het zo efficiënt mogelijk leveren
is transparanter en eenvoudiger
is een gecategoriseerde prestatie-
van onderhoudscapaciteit spreken
geworden.
norm, wat betekent dat de norm
we ook wel van capaciteitsbedrijven.
verschilt per utiliteitscategorie, zoals Energy Performance Building
ziekenhuizen, scholen, kantoorpan-
CCTV CCTV staat voor Closed
Directive (EPBD) EPBD staat
den e.d.
Circuit TV Installatie, zoals
voor ‘Energie Performance Building
bijvoorbeeld toegepast bij camera-
Directive’ (2002/91/EC /EPBD,
Energy Service Company (ESCO)
toezicht in en rond gebouwen.
2003). Dit betreft een Europese
ESCO, dat staat voor Energy Service
richtlijn die ten doel heeft de ener-
Company betreft een bedrijf dat
Crisis- en herstelwet Sinds 31
gieprestatie van gebouwen binnen
diensten levert op het gebied van
maart 2010 is in Nederland de
de Europese Unie te verbeteren.
energiebesparing of energie effi-
Crisis- en herstelwet (CHW) van
Op 19 mei 2010 is er een gerevi-
ciency, daarbij de financiering van
kracht. Deze wet is gericht op het
seerde EPBD-richtlijn (2010/31/EU)
maatregelen verzorgt, garant staat
verkorten van procedures, waar-
goedgekeurd. Deze gewijzigde
voor de te behalen besparingen, de
door bouwprojecten sneller kunnen
richtlijn, die als basis dient voor de
eigen beloning laat afhangen van de
worden uitgevoerd. Het gaat onder
nationale regelgeving rondom de
behaalde prestatie en zich verant-
meer om de aanleg van wegen
energieprestatie van gebouwen,
woordelijk opstelt voor de bemete-
en bedrijventerreinen en de bouw
moet uiterlijk in 2012 omgezet zijn
ring en controle van deze prestatie.
van woningen en windmolenpar-
in nationale regelgeving. Leegstandswet Op basis van de
ken. Met de Crisis- en herstelwet beoogt het kabinet een economische
Energie Prestatie Coëfficiënt
Leegstandswet kan een woning tij-
impuls te geven aan de bouw- (en
(EPC) EPC staat voor energie-
delijk worden verhuurd. Doel hiervan
onderhouds)sector ten tijde van de
prestatiecoëfficiënt en is een index
is om de leegstand van woonruimte
economische crisis.
die de energetische efficiency van
te verminderen door tijdelijke
nieuwbouw aangeeft. De EPC voor
verhuur te vereenvoudigen. Hoewel
Dienstenrichtlijn Om tegen 2010
woningbouw wordt bepaald door
deze leegstandswet in het huidige
een echte interne markt voor dien-
berekeningen vastgelegd in de NEN
economische tij meer ruimte biedt
sten tot stand te brengen streeft de
5128-norm. In Nederland geldt
voor koopwoningbezitters, gelden er
dienstenrichtlijn ernaar de vrijheid
voor woningbouw sinds 2006 een
voor de verhuur via deze leegstands-
van vestiging van dienstverleners
EPC-eis van 0,8. De EPC-berekening
wet echter wel strikte voorwaarden.
(bijvoorbeeld onderhouds- of instal-
is opgenomen in het bouwbesluit,
latiebedrijven) in andere EU-lidsta-
en sinds 1995 is het verplicht deze
Original Equipment Manufac-
ten en het vrije verkeer van dien-
bij een bouwaanvraag in te dienen.
turer (OEM) OEM, dat staat voor
sten tussen de lidstaten onderling te
Vanaf 2011 geldt de strengere norm
Original Equipment Manufacturer,
vergemakkelijken. De dienstenricht-
van 0,6. De verwachting is dat vanaf
betreft een bedrijf (fabrikant) dat
lijn is ingevoerd per 28 december
2015 de norm gesteld wordt op 0,4.
een origineel product fabriceert.
2009 in alle EU-lidstaten + IJsland,
Deze term wordt veelal gebruikt om
Liechtenstein en Noorwegen. Daar-
Energie Prestatie Norm (EPN)
de relatie tussen de klant (bijvoor-
mee is de Europese interne markt
EPN staat voor de (gecategori-
beeld een onderhoudsdienstverlener
voor diensten een stuk toeganke-
seerde) Energie Prestatie Normering
of asset owner) en leverancier aan
lijker geworden: oneerlijke regels
gericht op de utiliteitsbouw en wordt
te duiden.
verklarende WOORDENLIJST
71
Total Cost of Ownership (TCO) TCO staat voor Total Cost of Ownership en omvat de totale eigendomskosten van een kapitaalgoed, bijvoorbeeld een kantoorgebouw. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de acquisitiekosten zoals initiële aanschafprijs, maar wordt er ook gekeken naar kosten als rente, afschrijving, onderhoud, beheer e.d. Daarmee is TCO een zuivere manier om ‘zelf doen’ te vergelijken met ‘uitbesteden’. Value Added Reseller (VAR) VAR staat voor Value Added Reseller en betreft bedrijven die producten aanbieden aan klanten en daarbij tevens de bijbehorende implementatie en ondersteuning verzorgen.
72
verklarende WOORDENLIJST
Deel 4 - Visiedocument 2: ‘De technische arbeidsmarkt in 2020’
4.1 De toekomst van de technische arbeidsmarkt
leners en bestuurders alvast nadenken over een slimme manier om voldoende technisch
In dit visiedocument zijn vier scenario’s opgesteld van mogelijke toekomsten waarin de Nederlandse technische arbeidsmarkt zich in 2020 kan bevinden. Deze scenario’s zijn beschreven met als doel de branche te stimuleren om na te denken over de wijze waarop de technische arbeidsmarkt zich zou kunnen ontwikkelen. Door nu de toekomst te verkennen, kunnen asset owners, dienstver-
geschoold personeel vast te houden voor de onderhoudsmarkt. Hoewel elk van de vier beschreven scenario’s even ‘voorstelbaar’ is, zijn scenario’s altijd extreme toekomstplaatjes. De werkelijke toekomst waarin de technische arbeidsmarkt zich in 2020 bevindt, zal delen van de scenario’s bevatten. Het denken in extremen is echter belangrijk om ook deze mogelijke
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
73
situaties op de juiste wijze te kunnen interveniëren in de technische arbeidsmarkt.
4.1.1 De huidige (technische) arbeidsmarkt in Nederland Op de arbeidsmarkt in Nederland tekent zich in 2010, na de crisisjaren 2008 – 2009, een voorzichtig herstel af. Het aantal werkelozen is licht gedaald, tot ruim 5,5% van de werkzame beroepsbevolking van zo’n 7,4 miljoen personen37 en het aantal banen is licht gestegen. Het aantal openstaande vacatures is vrij stabiel, de CAO-loonstijging erg gematigd en het aantal WW-uitkeringen neemt af38. Er is echter nog wel sprake van een forse krapte op de arbeidsmarkt; in het tweede kwartaal van 2010 waren er 115.000 openstaande vacatures39, waarvan ongeveer 16.000 in de technische sector. De vacaturegraad (het aantal vacatures per 1000 banen) van de technische sector is 13 ten opzichte van een vacaturegraad van 16 voor de gehele arbeidsmarkt40. Hoewel de groei binnen de Nederlandse industrie in de zomer van 2010 wat is afgevlakt, maakt deze sector aan het begin van het derde kwartaal nog steeds een behoorlijke groei door.
Figuur
23:
Overzicht
maandelijkse
Nederlandse
Op basis van de Purchase Managers Index (PMI) kan worden geconcludeerd dat de productieomvang van de Nederlandse industrie voor de veertiende maand op rij groeide en het aantal nieuwe orders navenant toenam41. De consequentie van bovengenoemde groei is dat er na een periode van krimp, waarin weinig geïnvesteerd is in de sector (de investeringen in de industrie waren in 2009 gemiddeld 10% minder dan het jaar ervoor), weer een toenemende vraag naar (technische) arbeidskrachten zal ontstaan, waardoor ook binnen de technische arbeidsmarkt in 2010 de eerste tekenen van herstel zichtbaar zijn.
De onderhoudssector als belangrijk onderdeel van de technische arbeidsmarkt Het aantal personen dat werkzaam is in de technische sector bedraagt ruim 2.4 miljoen, wat gelijk staat aan 30,2% van de beroepsbevolking42. Een eenduidige definitie van de technische arbeidsmarkt is moeilijk te vinden, vaak wordt deze markt aangeduid door een opsomming van sectoren, beroepen en opleidingen. De technische arbeidsmarkt wordt hierbij omschreven als dat deel van de arbeidsmarkt waarop de vraag naar en het aanbod van technische functies plaatsvindt. In dit visiedocument staat de onderhoudssector centraal. Zoals in deel 1 is beschreven, zijn er in 2010 circa 0,3 miljoen personen werkzaam binnen deze sector. De onderhoudssector vormt feitelijk een horizontale doorsnede van vrijwel alle technische bedrijfskolommen. De NVDO richt zich binnen de onderhoudssector op de volgende bedrijfskolommen:
inkoopmanagersindex (bron: NEVI, 1 september 2010)
- Onroerend goed - Infra - Fleet
74
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
- Procesindustrie - Manufacturing - Food, Beverage & Farma
4.1.2 De relatie tussen de technische arbeidsmarkt en de onderhoudssector Vanwege het heterogene karakter van de onderhoudssector is het interessant te onderzoeken hoe de relatie tussen de technische sector in Nederland, de technische arbeidsmarkt en de onderhoudssector precies is. Om dit toe te lichten, dienen de hiervoor genoemde bedrijfskolommen, waar de NVDO zich op richt, als illustratie.
Lokaal georiënteerde versus verplaatsbare onderhoudssectoren Allereerst valt er een onderscheid te maken in lokaal georiënteerde en verplaatsbare onderhoudssectoren. Bedrijven in lokaal georiënteerde sectoren, zoals de onroerendgoedsector, infra- en delen van de fleet- en food-, beverage- en farmasector hebben met elkaar gemeen dat zij voor hun behoefte aan arbeid sterk afhankelijk zijn van lokaal aanbod. De procesindustrie, manufacturing en andere delen van de food-, beverage- en farmasector zijn gemakkelijker
houdssectoren. Zo wordt het onderhoud aan bijvoorbeeld onroerend goed in economisch mindere tijden vaak gereduceerd tot het minimaal noodzakelijke, terwijl grote delen van de infrasector ten tijde van laagconjunctuur nog al eens profiteren van anticyclische investeringen door de overheid. In sectoren waar de veiligheid van de assets voorop staat, zoals in een groot deel van de procesindustrie en fleet het geval is, is het onderhoud tevens minder gevoelig voor conjuncturele ontwikkelingen. Ditzelfde geldt ook voor delen van de manufacturing en food-, beverage- en farma-industrie, waarbij niet alleen veiligheid, maar veelal ook hygiëne en gezondheidsfactoren een belangrijke stimulans zijn voor goed onderhoud. Tot slot heeft de economische grilligheid van de technische sector zelf ook een belangrijke invloed op de vraag naar onderhoud. Zo is de chipsector veel conjunctuurgevoeliger dan de procesindustrie.
De onderhoudssector: vacatures op alle niveaus Niet alleen binnen de technische arbeidsmarkt, maar ook binnen de technische onderhoudssector openbaart de schaarste
verplaatsbaar en bedrijven zijn daardoor in staat zich naar het aanbod van (goedkopere) arbeid toe te bewegen. Sommige bedrijven hebben de laatste jaren bepaalde arbeidsintensieve bedrijfsprocessen naar goedkopere loonlanden verplaatst of overwegen kennisintensieve bedrijfsprocessen (bijv. R&D-activiteiten) naar landen te verplaatsen waar hoogwaardige technische kennis in ruime mate beschikbaar is.
zich op vrijwel alle niveaus. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden zijn er binnen de onderhoudssector vacatures te vinden op het niveau van vmbo en mbo tot aan hbo+ en wo. Een extra uitdagend element voor de onderhoudssector is dat er in toenemende mate, naast technische competenties en vaardigheden, ook sociale competenties en vaardigheden vereist zijn van sollicitanten.
Relatie tussen conjunctuur en onderhoudsbehoefte Naast de verplaatsbaarheid is er
4.1.3 De ontwikkelingen op de technische arbeidsmarkt
tevens een belangrijk verschil in de conjunctuurgevoeligheid van de verschillende onder-
Het afgelopen decennium zijn er veel ontwikkelingen opgetreden die invloed uitoefe-
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
75
nen op de technische arbeidsmarkt in brede zin. Ten eerste is er sprake van vergrijzing van de Nederlandse (beroeps)bevolking, waardoor het aanbod van technische arbeidskrachten zal afnemen. Volgens het CBS zal het aandeel 65-plussers stijgen van 15% in 2009 tot circa 20% rond 202043. Daarnaast is er een toenemende behoefte aan flexibiliteit waarneembaar, zowel aan de aanbodzijde (flexibel werken, deeltijd werken, thuiswerken) als aan de vraagzijde (inzet van tijdelijke werknemers, uitzendkrachten, zelfstandigen zonder personeel). De combinatie van schaarste en behoefte aan flexibiliteit heeft er aan bijgedragen dat het aantal ZZP’ers binnen de Nederlandse arbeidsmarkt in de volle breedte de afgelopen jaren fors is gestegen; van ruim 660 duizend in 1998 naar 954 duizend personen in 2006, wat gelijk staat aan een groei van 6% naar 9% van de totale beroepsbevolking. Door de economische crisis is het aantal ZZP’ers echter (tijdelijk) teruggevallen, maar de verwachting is dat dit aantal bij een herstel van de economie weer verder zal toenemen. Gegeven de grote uitstroom van personeel uit de technische sector, vooral als gevolg van de vergrijzing, is er de noodzaak ontstaan om zowel het aantal instromers als de productiviteit van de huidige werknemers binnen de onderhoudssector verder te vergroten. Er zijn verschillende manieren om deze gewenste instroom in de technische sector te vergroten. In de eerste plaats dient de sector zich te ontdoen van haar negatieve imago. Dit negatieve imago dempt de instroom van technische opleidingen en zet de technische sector op een achterstand ten opzichte van andere sectoren. Op het punt van het aantal afgestudeerden in een bètarichting blijft
76
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
Nederland echter hardnekkig laag scoren, terwijl de leerprestaties van 15-jarige leerlingen in Nederland op dit punt wel bovengemiddeld zijn44. Ook het aandeel van technische opleidingen bij zowel het hbo en wo45 als v(m)bo daalt gestaag46. Om de schaarste binnen de technische sector te beteugelen, liggen er vooral kansen op het vlak van bij- en opscholing. Het voortdurend opleiden van werkenden binnen de technische sector leidt tot productiviteitsgroei, wat bijdraagt aan het terugdringen van de schaarste. De scholingsdeelname in de technische sector ligt momenteel echter een stuk lager dan in andere sectoren. Een alternatieve mogelijkheid om de schaarste binnen de technische sector verder te beteugelen, ligt op het vlak van het opleiden of omscholen van specifieke groepen als werklozen, uitzendkrachten, zij-instromers en arbeidsmigranten.
4.1.4 Onzekerheden in de technische arbeidsmarkt Reeds enkele jaren is de vraag naar technisch geschoolde mensen binnen de arbeidsmarkt groter dan het aanbod, waardoor er sprake is van schaarste. Wanneer de economie zich zal herstellen, neemt de krapte op de technische arbeidsmarkt, zowel in kwantitatieve- als kwalitatieve zin, verder toe. Hierdoor vormt het dossier arbeidsmarkt één van de grootste uitdagingen voor de toekomst van de technische sector in Nederland.
Technische sector in concurrentie met andere sectoren binnen de economie Een complicerende factor bij het nadenken over verruiming van het aanbod aan technische arbeidskrachten is het feit dat de technische sector met andere sectoren (zoals zorg, welzijn en onderwijs) concurreert om personeel.
De technische sector zal deze concurrentie aan moeten blijven gaan, maar dient tevens sterk te investeren in technologie en innovatie met als doel de productiviteit van de huidige arbeidspopulatie binnen de sector verder te vergroten. Investeren in kwantitatieve en kwalitatieve verruiming van het technische arbeidsmarktaanbod is cruciaal, aangezien het een belangrijke vestigingsvoorwaarde is voor (internationale) bedrijven. Wanneer Nederland niet langer in staat is voldoende geschoold personeel en een goede kennisinfrastructuur te bieden, zullen veel technische bedrijven hun activiteiten verplaatsen naar andere landen met de juiste randvoorwaarden. Dit geldt voornamelijk voor de verplaatsbare sectoren. Bedrijven in de lokaal georiënteerde sectoren zullen voor hun bedrijfsactiviteiten afhankelijk blijven van het lokale aanbod van arbeidskrachten.
Voorwaarde voor succes: het scheppen van de juiste randvoorwaarden in Nederland Om als technische sector succesvol te zijn, is het van groot belang dat de Nederlandse overheid, samen met het bedrijfsleven, de juiste randvoorwaarden schept om het land aantrekkelijk te houden als vestigingslocatie. Eén van de randvoorwaarden is het creëren van een technologisch hoogstaande economie, waarin de overheid duidelijke keuzes maakt in haar (investerings)beleid voor de technische sector in Nederland. De bereidheid om een gerichte industriepolitiek te voeren, is echter onzeker en heeft buitengewoon veel invloed op de toekomst van de technische arbeidsmarkt in Nederland. Met een gerichte industriepolitiek daarentegen kan Nederland waarborgen dat het binnen een aantal geselecteerde technische kernsectoren meedoet met de wereldtop. In een
competitieve wereld is deze specialisatie van groot belang om op lange termijn te kunnen overleven. Een tweede cruciale randvoorwaarde voor het succes van de technische sector is een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt. Momenteel is er sprake van een statische arbeidsmarkt, waarin wet- en regelgeving ervoor zorgen dat er weinig ruimte is voor dynamiek en flexibiliteit. De overheid dient ervoor te kiezen de arbeidmarkt te dynamiseren om tegemoet te komen aan de behoefte aan flexibiliteit bij zowel vragers als aanbieders van arbeid. Het is echter bijzonder onzeker of en hoe de overheid de komende jaren zal ingrijpen in de arbeidsmarkt. De basis van de scenario’s die in dit deel worden gepresenteerd ligt in de twee belangrijke onzekerheden die zojuist zijn besproken. Deze onzekerheden komen tot uitdrukking in een assenkruis, zoals weergegeven in figuur 26. Op de x-as staat de investeringsoriëntatie binnen de Nederlandse economie. De industriepolitiek van de overheid kan een hoge mate van specialisatie stimuleren, maar kan ook leiden tot een lage mate van specialisatie. Op de y-as staat het karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt. Zoals besproken is het onzeker of deze in de toekomst een dynamisch of statisch karakter zal verkrijgen. Door de extreme varianten van de twee kernonzekerheden te combineren ontstaan vier combinaties die aan de basis van de scenario’s liggen.
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
77
De mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie De eerste ‘kernonzekerheid’ betreft de mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie. Is de investeringsoriëntatie van de Nederlandse overheid (en de particuliere sector) gefocust op het stimuleren van een aantal specifieke technische ‘kernsectoren’ (hoge mate van specialisatie) of maakt de overheid geen keuzes en stimuleert zij alle vormen van technische sectoren wat gelijk staat aan een lage mate van specialisatie? Hoog
Mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie
Laag
Figuur 2: de x-as
Het karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt De tweede ‘kernonzekerheid’ betreft het karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt. De vraag is of de huidige regulering van de arbeidsmarkt van kracht blijft of dat er verandering optreedt. Een mogelijke versoepeling van het ontslagrecht, het aanscherpen van de criteria voor uitkeringen als de WW, en het beter faciliteren van ZZP’ers op de arbeidsmarkt, behoort tot de mogelijkheden om een dynamischere arbeidsmarkt te creëren, waarin meer ruimte is om te beantwoorden aan de toenemende behoefte aan flexibiliteit. Het is de vraag of het karakter van de arbeidsmarkt zal dynamiseren, of dat de huidige statische arbeidsmarkt een feit blijft? Dynamisch
Het karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt
Statisch
Figuur 3: de y-as
De scenario’s illustreren vier mogelijke toekomsten waarin de technische arbeids-
Figuur 26: Het scenarioframe van ‘de technische arbeidsmarkt in 2020’
4.2 Vier scenario’s Nu duidelijk is geworden wat de uitgangspunten van de verschillende scenario’s zijn, worden de toekomstbeelden beschreven.
78
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
markt zich in 2020 kan bevinden en de positie die de onderhoudsmarkt hierbinnen in zal nemen. Hoewel de scenario’s stuk voor stuk extreme afbeeldingen betreffen, zijn ze elk logisch denkbaar. De daadwerkelijke toekomst in 2020 zal elementen uit de verschillende scenariobeelden bevatten. Op het eerste gezicht zullen bepaalde scenario’s wellicht meer voor de hand liggen, maar tussen nu en 2020 is elke ontwikkelingsrichting mogelijk. In dit deel wordt achtereenvolgens ingegaan op het ‘global exchange’, ‘local exchange’, ‘global competition’ en ‘local competition’scenario. In elk scenario wordt een beschrij-
ving gegeven van de macro-omgeving, de arbeidsmarkt, het vraag en aanbod binnen de technische sector en de onderhoudsmarkt.
4.2.1 ‘Global exchange’ In het ‘global exchange’-scenario is sprake van een hoge mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie en een dynamische arbeidsmarkt.
Macro-omgeving Het is 2020. De economi-
van de markt en voor sommige betekent dit vertrek uit Nederland. In het ‘global exchange’-scenario is er in Nederland nauwelijks meer sprake van manufacturing en zijn delen van de food-, beverage- & farmaindustrie gereloceerd. De Nederlandse technische sector kent in toenemende mate een sterk gespecialiseerd karakter; niet alle technische sectoren bevinden zich meer op de Nederlandse markt, terwijl andere technische sectoren zich in de wereldwijde kopgroep bevinden.
sche- en politieke crisisjaren aan het begin van het afgelopen decennium hebben geleid tot een nieuw elan in de Nederlandse economie. De Nederlandse regering beseft zich dat een sterke en gefocuste industrie cruciaal is voor een gezonde economische groei en een versterking van de positie van Nederland als kennisland. In nauw overleg met het bedrijfsleven zijn scherpe keuzes gemaakt voor industriële niches, waarin Nederlandse bedrijven meedoen met de wereldtop. De wereldwijde concurrentie in het ‘global exchange’-scenario is moordend. Internationale handelsbarrières voor goederen, diensten, kapitaal, arbeid en kennis zijn praktisch verdwenen en het bedrijfsleven zoekt een locatie waar alle randvoorwaarden voor succes aanwezig zijn. Het overheidsbeleid is gericht op het scheppen van de juiste randvoorwaarden om innovatie en productiviteitsgroei te stimuleren in kernsectoren. Met behulp van gerichte publiekprivate investeringen wordt in Nederland ingezet op onder meer (petro)chemie, telecom, biotechnologie en de energiesector. De centrale thematiek in deze sectoren is de nadruk op hernieuwbare grondstoffen en het terugdringen van de milieubelasting. De sectoren die geen prioriteit krijgen, ondervinden de tucht
Figuur 27: Het ‘global exchange’-scenario
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
79
De arbeidsmarkt De krapte op de technische arbeidsmarkt is de afgelopen jaren toegenomen en vormt een belemmering voor de groeipotentie van de Nederlandse economie. De politiek weet dat de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt moet worden verbeterd om kernsectoren beter te kunnen ondersteunen. Het creëren van een dynamische arbeidsmarkt is één van de speerpunten van politiek Den-Haag. Onlangs heeft het kabinet het voor elkaar gekregen de gebruikelijke ontslagvergoeding te vervangen door een flexibel inzetbare studiebeurs voor de werknemer waar afscheid van wordt genomen. Op Europees niveau heeft Nederland sterk bijgedragen aan een migratieplan, waarin wordt gestreefd naar internationale ‘brain circulation’. De Nederlandse kennismigrantenregeling is sterk versoepeld en de nationale overheid heeft gemeenten geïnstrueerd om de juiste voorzieningen te treffen om expats aan Nederland te binden.
ven en te behouden groot. Veelal wordt de Belangrijke kenmerken van hetcomjuiste expertise via digitale ‘network ‘global exchange’-scenario munities’ gevonden en wordt een duurzame flexibele • Hoge schil mategecreëerd. van globalisering Wanneer werknemers in loondienst werken, eisen • Scherpe focus opwillen technische kernze eensectoren; bepaaldedemate van flexibiliteit en er technische markt wordt wordt gekenmerkt voornamelijk gewerkt met persoonsdoor specialisme gebonden arrangementen opimpuls het aan gebied • Wet- en regelgeving geeft van arbeidsvoorwaarden. Vakbonden hebdynamische arbeidsmarkt; er is veel ben zich ontpopt complete serviceorgabeweging en tot flexibiliteit nisaties die het individu faciliteren en zich • Technische sector heeft zeer goed richtenimago op specifieke doelgroepen, zoals jongeren en gepensioneerden. bieden • Gecentraliseerd, kwalitatief Zijhoogmet hun concept-CAO’s slechts richtlijnen staand onderwijs voor onderhandelingen. • Niet complexe, arbeidsintensieve onderhoudswerkzaamheden
naar
locaties buiten Nederland verplaatst • Kennisintensivering
in
onderhoudsmarkt
Vraag en aanbod in de technische sector De
Een interessant aspect van de dynamisering van de arbeidsmarkt is de versoepelde wet-
technische sector is sterk gespecialiseerd en loopt voorop door gerichte innovatie en inzet van hoogwaardige technologie. De industrie is weer sexy en wordt met name
en regelgeving voor de inzet van ZZP’ers. ZZP’ers kunnen zich vrij bewegen op de arbeidsmarkt en bij langdurige werkzaamheden voor dezelfde opdrachtgever wordt door de fiscus niet direct een arbeidsrelatie vermoed. Daarnaast heeft de overheid samen met de vakbonden eindelijk de sociale zekerheid in de vorm van pensioenopbouw en verzekeringen geregeld. De groei van het aantal ZZP’ers illustreert de sterke individualisering van de maatschappij. Hoewel het innovatieve karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt een impuls heeft gekregen, is de uitdaging voor HR-afdelingen van organisaties om geschikt personeel te wer-
door jongeren gezien als een aantrekkelijke werkgever met goede ontwikkelings- en carrièremogelijkheden. De overheid en het bedrijfsleven beseffen echter dat ze voortdurend moeten werken aan de kwaliteit van de kennisinfrastructuur om de Nederlandse industriële ‘hotspots’ te beschermen. Binnen elk gespecialiseerd cluster is een universiteit gevestigd die haar onderwijs- en onderzoeksprogramma nauw afstemt op de specifieke behoefte. Deze universiteiten proberen ook talent uit het buitenland aan te trekken. De dynamische arbeidsmarkt in Nederland maakt hierbij de inzet van kennismigranten makkelijker, waardoor
80
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
de kwalitatieve krapte op de technische arbeidsmarkt gedeeltelijk kan worden ingevuld. De dynamiek op de arbeidsmarkt en de technologische ontwikkelingen van de afgelopen jaren heeft de kwalificatie-eisen van technisch personeel sterk doen veranderen. De nadruk is komen te liggen op specialistische kennis en communicatieve vaardigheden, waarbij IT–kennis centraal staat. Om de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verkleinen, heeft het bedrijfsleven een nieuw onderwijsmodel geïnitieerd. In zeven regio’s van Nederland zijn ‘centers of excellence’ opgericht waar scholieren, studenten, werkzoekenden en technische professionals worden opgeleid, opgeschoold en/of omgeschoold. De competentieprofielen en het curriculum van opleidingen wordt vastgesteld in een nauwe samenwerking tussen het bedrijfsleven en kennisinstellingen en sluiten naadloos aan bij de (inmiddels) geharmoniseerde functieprofielen in het technisch bedrijfsleven. Binnen dit onderwijsmodel wordt het duale stelsel gestimuleerd, waarbij scholieren en studenten al in een vroeg stadium in aanraking komen met de praktische zaken die werken
onderhoudskrachten met een mbo 3 en 4 profiel is de schaarste minder snel gegroeid (zie figuur 30).
Figuur 28: Verandering gebruik flexibele arbeidskrachten in ‘global exchange’-scenario
Figuur 29: Verandering inzet arbeidsmigranten in ‘global exchange’-scenario
in de techniek met zich meebrengen.
De onderhoudsmarkt De sterke focus op innovatie binnen kernsectoren en de inzet van hoogwaardige technologie heeft ertoe geleid dat de behoefte aan minder complexe, arbeidsintensieve onderhoudswerkzaamheden is afgenomen. De markt voor dit type onderhoud is minder snel gegroeid en daarmee is ook de schaarste op het gebied van lager opgeleiden (vmbo en mbo niveau 1 en 2) afgenomen. De meeste onderhoudskrachten op niveau mbo 1 en 2 zijn werkzaam in lokaal georiënteerde sectoren, zoals infra, bouw en delen van fleet en food. Voor
Rond de technische kernsectoren heeft zich een sterk en hoogwaardig onderhoudssegment ontwikkeld. In de slipstream van de aanpassingen aan het primaire proces van klanten, heeft de onderhoudssector zich technologisch ontwikkeld, waardoor Nederland zich voor in de wereldwijde kopgroep op dit gebied heeft weten te positioneren. Daarbij heeft de onderhoudsmarkt zich getransformeerd naar een proactievere markt. Via diverse strategische partnerships met asset owners en toeleveranciers is de onderhoudsmarkt al in een vroeg stadium betrokken bij het ontwerp van assets
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
81
Schaarste hoger opgeleiden het grootst Binnen het ‘global exchange’-scenario is de schaarste binnen de technische sector, onder invloed van de hoogwaardige technologische ontwikkeling, op het niveau mbo 3 - 4 en hbo+ verder opgelopen. Dit terwijl de schaarste op het niveau van vmbo/mbo 1-2 is afgenomen. Figuur 30: Ontwikkeling van de schaarste op de onderhoudsmarkt per opleidingsniveau in het ‘global exchange’-scenario
om op deze manier onderhoudskosten te optimaliseren. De onderhoudsmarkt binnen de technische kernsectoren wordt getekend door kwantitatieve en kwalitatieve krapte op het niveau van hbo’ers en wo’ers. De sterk ontwikkelde ‘centers of excellence’ voorzien gedeeltelijk in deze behoefte, maar mede omdat de competentieprofielen snel veranderen, blijft er een mismatch bestaan tussen vraag en aanbod van technische onderhoudsprofessionals. Binnen de technische kernsectoren wordt voornamelijk ‘all electric’ gewerkt; er is veel gestuurd vanuit IT en er zijn minder ‘puur mechanische’ processen. Deze ontwikkeling heeft een grote invloed op de onderhoudswerkzaamheden. De ITdimensie is hierbij belangrijker dan ooit en via monitoringssystemen zijn er weinig improvisatieonderhoudswerkzaamheden en kan er veel gepland onderhoud plaatsvinden. Dit bevordert de productiviteit van de onderhoudsmonteur. Er kan echter nog wel worden gesteld dat onderhoud plaatsgebonden is en de onderhoudsmonteur zich voor het daadwerkelijke onderhoud nog steeds bij de asset moet bevinden. Door middel van het gebruik van Personal Digital Assistents (PDA’s) en intelligente
82
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
administratieve systemen wordt er allerlei informatie van de onderhoudswerkzaamheden bijgehouden (wie, wat, wanneer, hoe lang, etc.) en kan de efficiency van het onderhoud continu verbeterd worden. Één van de kwalificatie-eisen die sterk is veranderd, met name door de globalisering, is de talenkennis. Doordat er op internationaal niveau kennis wordt gedeeld en meer met buitenlanders wordt gewerkt, moet er naast Nederlands, Engels en Duits nog minstens één vreemde taal worden gesproken, zoals Arabisch of Chinees. Naast het optimaliseren van de Hands on Tool Time, ligt de nadruk zoals reeds eerder vermeld voor de onderhoudsmedewerker op communicatieve vaardigheden. Naast communicatie met collega’s is de juiste en tijdige communicatie met klanten sterk in belang toegenomen. Eén van de belangrijkste aspecten van deze communicatie is tijdigheid en volledigheid in het verschaffen van managementinformatie, zowel in de klantorganisatie (asset owner) als de eigen organisatie (asset owner/dienstverlener).
4.2.2 ‘Local exchange’ Het ‘local exchange’-scenario wordt gekenmerkt door een lage mate van specialisatie
binnen de Nederlandse economie, in combinatie met een dynamische arbeidsmarkt.
De macro-omgeving Het is 2020. De wereld is als gevolg van de wereldwijde economische crisis in de jaren 2008-2010 fundamenteel veranderd. Terugkijkend luidde ‘de val’ van China een periode van sterke verandering in. Toen de Amerikaanse economie in 2014 opnieuw sterk in recessie raakte, had dit een forse impact op de exportpositie van China. De groei in China zakte in, bedrijven kwamen in de rode cijfers en banken bleven zitten met een enorme hoeveelheid oninbare vorderingen. De bankencrisis die volgde leidde tot faillissementen, werkloosheid en tot grote politieke instabiliteit. China nam niet langer de wereldwijde economie op sleeptouw en dit had veel gevolgen voor landen zoals Nederland die afhankelijk waren van export. Door de sterke verstoring van de wereldhandel in het tweede decennium van de 21ste eeuw, is de keerzijde van de vrije markteconomie pijnlijk duidelijk geworden. Uit bescherming van hun eigen economieën, werpen landen handelsbelemmeringen op en streven ze zelfvoorzienendheid na. De globalisering is gestagneerd en op Europees niveau is er nog maar beperkt draagvlak voor een gezamenlijke aanpak van grensoverschrijdende problemen.
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘global exchange’-scenario • Kwantitatieve en kwalitatieve schaarste op mbo (niveau 3, 4), hbo en wo niveau • Opscholen van onderhoudsprofessionals met vmbo en mbo niveau 1 en 2 profiel • Snelle technologische ontwikkeling binnen vaktechnische disciplines • Integratie van arbeidsmigranten binnen de bedrijfscultuur • Sterke verandering kwalificatie-eisen onderhoudsprofessionals
In Nederland is de politiek sterk versplinterd. Een roep om zelfvoorzienendheid en aarzeling om fundamentele keuzes te maken heeft geleid tot een gebrek aan focus in de Nederlandse industriepolitiek. Nederland wordt gekenmerkt door een heterogene, sterk gefragmenteerde technische sector, zonder duidelijke focusgebieden. Het innovatie- en vestigingsbeleid van de overheid differentieert niet naar sector en is vooral gericht op het vasthouden van zoveel mogelijk industrie en werkgelegenheid in Nederland. Bij een sterke afname van de export, probeert de overheid de economische groei te bevorderen door de binnenlandse consumptie te stimuleren. Met de marketingcampagne ‘Made in Holland’ wil de overheid bereiken dat de Nederlandse burger weer trots is op producten en diensten uit eigen land.
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
83
Figuur 31: Het ‘local exchange’-scenario
De arbeidsmarkt De overheid is van mening dat het creëren van een dynamische arbeidsmarkt de ontwikkeling van een innovatieve economie zal versnellen. Hiernaast verwacht de regering dat een goed functionerende en flexibele arbeidsmarkt een manier is om openbare financiën te verbeteren, de belastinginkomsten te laten toenemen en de uitkeringskosten beter te kunnen beheersen. De wet- en regelgeving op het gebied van de arbeidsmarkt is flink hervormd de afgelopen jaren. Een voorbeeld hiervan is de afschaffing van
84
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
de wettelijke ontslagbescherming. Bedrijven nemen hierdoor minder risico bij het aannemen van werknemers, waardoor er meer kansen liggen voor de ‘kwetsbare groepen’ op de Nederlandse arbeidsmarkt. Omdat de criteria voor diverse uitkeringen zijn aangescherpt met als doel de totale uitkeringssom terug te dringen, is er aan de onderkant van de arbeidsmarkt een grote groep werkzoekenden bijgekomen. Werklozen die onvoldoende inspanning leveren om weer aan het werk te raken, worden via strafkortingen op hun uitkering genoodzaakt zich actiever richting de arbeidsmarkt te bewegen. Hoewel de overheid zich met haar ‘Made in Holland’-campagne focust op producten en diensten uit eigen land, ziet zij in dat dit alleen maar bereikt kan worden door meer (buitenlands) aanbod te realiseren op de arbeidsmarkt, waardoor de (kennis)migran tenregeling is versoepeld. In het ‘local exchange’-scenario hebben de maatregelen om de arbeidsmarkt de dynamiseren het nodige effect. Het is voor werkgevers makkelijker om personeel aan te nemen, omdat een eventueel ontslag minder kostbaar is. Dit verhoogt de arbeidsmobiliteit en stimuleert werknemers om hun kennis en kunde voortdurend te ontwikkelen. Een baan voor het leven is voorgoed verleden tijd en werknemers investeren in hun zelfredzaamheid. In de arbeidsvoorwaardelijke sfeer zijn individuele arrangementen op het gebied van arbeidsvoorwaarden aan de orde van de dag. Per saldo functioneert de arbeidsmarkt in het ‘local exchange’-scenario efficiënter en is de productiviteit in Nederland gestegen.
Belangrijke kenmerken van het ‘local exchange’-scenario • Globalisering
is
gestagneerd;
op
Europees niveau is er slechts beperkt draagvlak voor samenwerking • Overheid voert een generiek investeringsbeleid zonder specifieke focus op (technische) sectoren; er is een generalistische, heterogene markt • Wet- en regelgeving geeft impuls aan dynamische arbeidsmarkt; er is veel beweging en flexibiliteit • Technische sector kampt nog steeds met een slecht imago • Onderwijs biedt breed aanbod aan opleidingen, met beperkte diepgang in het curriculum • Onderhoudsmarkt wordt getypeerd door grote diversiteit aan onder-
verliest de technische hoek regelmatig de strijd. Een groot probleem van de technische sector is dat ze geen scherp profiel bezit. De thuismarkt is beperkt, waardoor bedrijven geringe expansiemogelijkheden hebben en niet voldoende schaal bezitten om qua innovatie en arbeidsvoorwaarden bij de top te horen. Een bijkomend probleem is dat de kwaliteit van initieel onderwijs is verslechterd. Gebrek aan gerichte overheidsinvesteringen en gespecialiseerde hoogwaardige technologische bedrijvigheid heeft een dempend effect op de kwaliteit van het onderwijs. Veel schoolverlaters kiezen voor een carrière in de dienstverlening en er is sprake van weinig zij-instroom.
houdswerkzaamheden • Relatief hoge uitbestedingsgraad van onderhoud
Vraag en aanbod binnen de technische sector De Nederlandse technische sector ondervindt in haar jacht naar personeel veel concurrentie van andere sectoren. Met name de financiële sector en de ICT-sector zijn een geduchte concurrent. Doordat er binnen deze sectoren meer flexibiliteit geboden wordt,
Figuur 32: Verandering gebruik flexibele arbeidskrachten in ‘local exchange’-scenario
Schaarste op alle niveaus Binnen het ‘local exchange’-scenario ondervindt de onderhoudssector in haar ‘jacht naar de juiste mensen’ veel concurrentie van andere sectoren. Het gebrek aan kennisontwikkeling binnen onderwijs en bedrijfsleven noopt veel talent om haar heil over de grens te zoeken. Figuur 34: Ontwikkeling van de schaarste op de onderhoudsmarkt per opleidingsniveau in het ‘local exchange’-scenario
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
85
De onderhoudsmarkt Parallel aan de ontwik-
Figuur 33: Verandering gebruik arbeidsmigranten in ‘local exchange’-scenario
Hoewel het algemene beeld pessimistisch is, compenseert de sterke dynamiek op de arbeidsmarkt het nodige. Technische bedrijven proberen zich te onderscheiden op de markt door werknemers interne opleidingsprogramma’s te bieden en baangaranties in het vooruitzicht te stellen. Ook werken bedrijven zeer actief samen met ZZP’ers die zich op elk niveau van de arbeidsmarkt bevinden. In toenemende mate ontstaan er satellietstructuren, waarbij bedrijven zich in sterke netwerken van ZZP’ers begeven. Het werken met ZZP’ers biedt met name een oplossing voor de bestaande capaciteitsproblemen. In het algemeen kan geconcludeerd worden dat Nederlandse bedrijven het gedeeltelijk voor elkaar krijgen de benodigde expertise aan zich te binden, maar van hoogwaardige kennisontwikkeling is geen sprake. Het gebrek aan diepgang in kennisontwikkeling binnen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven noopt toptalent om haar heil te zoeken in het buitenland. Het ‘local exchange’-scenario kent dientengevolge zowel kwantitatieve als kwalitatieve krapte op de technische arbeidsmarkt.
86
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
kelingen binnen de verschillende technische sectoren, is er binnen de onderhoudsmarkt gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel. Het brede industriële landschap in Nederland en de beperkte investeringen in techniek hebben ertoe geleid dat het onderhoudsvak niet veel is ontwikkeld. Onderhoudswerkzaamheden hebben een generalistisch karakter en worden in dit scenario vooral reactief uitgevoerd. Het gaat veelal om standaard werkzaamheden en het aandeel van complexe diagnoses is beperkt. Doordat er vooral sprake is van standaardwerkzaamheden, zijn er nog steeds relatief veel handjes nodig om de onderhoudswerkzaamheden te klaren. De schaarste op de arbeidsmarkt dwingt bepaalde onderhoudsbedrijven te investeren in arbeidsproductiviteit en het vergroten van de Hands on Tool Time van de onderhoudsmonteur. Doordat ‘asset owners’ en onderhoudsbedrijven te maken hebben met personeelsschaarste wordt naarstig gezocht naar creatieve oplossingen. Sommige onderhoudsbedrijven hebben nieuwe modellen ontwikkeld om op een slimme wijze ZZP’ers in te kunnen zetten. Deze bedrijven richten zich op de verwerving van opdrachten en de communicatie met de klant en laten ZZP’ers de opdrachten uitvoeren. In sommige gevallen gaat dit zover dat ZZP’ers feitelijk als franchisenemers acteren. Het onderhoudsbedrijf levert de ZZP’er tegen een vergoeding gereedschap, faciliteiten zoals bestelbusjes, reclamemateriaal en vooral klanten. De ZZP’er voert de werkzaamheden uit voor eigen rekening en risico, waarbij hij gebruik maakt van administratieve ondersteuning van het onderhoudsbedrijf op het vlak van facturatie, administratie en dergelijke. Ook de onderhoudsbedrijven
die niet met ZZP’ers werken, proberen hun personeel zo goed mogelijk te belonen op basis van kwaliteit en productiviteit.
4.2.3 ‘Global competition’ In het ‘label 3’-scenario is er sprake van een hoge mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie gecombineerd met een erg statische arbeidsmarkt.
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘local exchange’-scenario • Schaarste op alle niveaus • Slechte imago technische sector • Integratie van arbeidsmigranten binnen de bedrijfscultuur • Vlucht van technische geschoold personeel andere sectoren • Gemiddelde verandering kwalificatie eisen onderhoudsprofessionals
Macro-omgeving Het is 2020. Na de econo-
en productiviteit.
Figuur 35: Het ‘global competition’-scenario
mische crisisjaren van 2008 – 2009 heeft de Nederlandse economie het afgelopen decennium een bescheiden groei gekend. Door toenemende mondiale samenwerking is het vertrouwen in het wereldwijde handelsstelsel sterk toegenomen. De vrije markteconomie is krachtiger dan ooit tevoren en bepaalt de verhoudingen in de wereld. Stapsgewijs zijn nagenoeg alle verstoringen van de vrije markt weggenomen en inmiddels kan er bijna gesproken worden van een perfect concurrerende mondiale markt. Hoewel Nederland profiteert van de sterke wereldhandel, is de wereld er niet eenvoudiger op geworden. De economische groei in Nederland is grilliger, door de nauwe vervlechting met het mondiale economische systeem. Bovendien doet de tucht van de markt zijn werk en houden alleen uiterst efficiënt opererende bedrijven het hoofd boven water. Opkomende landen als Brazilië, India en China hebben zich getransformeerd tot efficiënte, agressieve economieën die op internationaal niveau voor sterke concurrentie zorgen. Nadat Nederland in het tweede decennium van de 21ste eeuw een aantal vooraanstaande sectoren is ver-
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
87
loren (bijvoorbeeld snijbloementeelt), is de regering in actie gekomen. De regering voert in nauw overleg met de vakbonden een klassieke industriepolitiek met een duidelijke meerjarenfocus op het ontwikkelen van een aantal sterke ‘technische kernsectoren’. Kenmerkend van het beleid van de overheid is dat zij zelf als regisseur acteert en in overleg met scholen, universiteiten, lokale overheden en vakbonden de voorwaarden schept voor scherp gedefinieerde kernsectoren. Er zijn verscheidene stimuleringsmaatregelen geïnitieerd. Voorbeelden van deze stimuleringsmaatregelen zijn gerichte investeringen in fundamenteel onderzoek, een vrijstelling van collegegeld voor bepaalde technische opleidingen, subsidiëring van R&D-centra en grote fiscale kortingen op alle onderzoeks- en scholingsinspanningen. Daarbij waarborgt een gericht belastingregime de aantrekkelijkheid van Nederland voor het behoud en aantrekken van hoofdkantoren van internationaal toonaangevende bedrijven. In het ‘global competition’-scenario doet Nederland mee met de wereldtop op het vlak van (petro)chemie, biotechnologie, dredging, offshore en duurzame energie. Ondersteunende sectoren (infra, bouw en delen van de fleetsector) profiteren van de ontwikkeling binnen de kernsectoren. Grondgebonden sectoren, zoals grote delen van de food-, beverage- & farma-industrie zijn actief in Nederland om de lokale samenleving te voorzien van (bederfelijke) producten en diensten.
De arbeidsmarkt In het ‘global competition’scenario zitten de vakbonden zeer sterk in het zadel. Met de overheid wordt overeengekomen dat arbeidsmigratie relevant is bij extreme schaarste in bepaalde sectoren.
88
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
Volgens de vakbonden is het de taak van de overheid om de Nederlandse arbeidsmarkt te beschermen en te ontwikkelen. De overheid introduceert inderdaad beschermende wet- en regelgeving. Zo is het ontslagrecht opnieuw aangescherpt en hebben ondernemingsraden verregaande bevoegdheden gekregen. Er zijn weer veel bedrijven die een baan voor het leven bieden, met na 40 jaar werken een ruim pensioen. De verscherpte regels en vooral de kosten die hieruit voortvloeien, zijn een doorn in het oog voor veel bedrijven en ondernemers.
Belangrijke kenmerken van het ‘global competition’-scenario • Hoge mate van globalisering • Scherpe focus vanuit overheid op technische kernsectoren; technische markt gekenmerkt door specialisme • Complexe wet- en regelgeving resulteert in statische arbeidsmarkt; weinig beweging en flexibiliteit • Technische sector heeft goed imago • Gecentraliseerd, kwalitatief hoogstaand onderwijs • Niet complexe, arbeidsintensieve onderhoudswerkzaamheden naar locaties buiten Nederland verplaatst • Veel advieswerk op onderhoudsmarkt
Het aantrekken van Europese migranten is lastig en de groei van het aantal ZZP’ers is al enkele jaren gestagneerd. Het gebrek aan wet- en regelgeving omtrent de inzet en bescherming van deze laatste groep heeft hier aan bijgedragen. In het ‘global competition’-scenario hebben de vakbonden een sterke positie en houden zij met hun CAOonderhandelingen diverse (technische) sectoren stevig in de greep.
De sterke focus op het collectief en de starre regelgeving hebben een averechtse werking op het moraal en de creativiteit van werknemers. Hoewel werknemers een prima beloning ontvangen, ervaren ze weinig prikkel om te investeren in hun vaardigheden. Excellente prestaties worden te weinig beloond. De onvrede onder ambitieuze jonge medewerkers is groot en velen kiezen voor een carrière in het buitenland. Voor de Nederlandse werkgevers ontstaat hiermee een sterk tekort aan kwalitatief hoogstaand personeel. Het bedrijfsleven wordt door deze schaarste beperkt in haar groei en probeert met alle beperkingen naarstig het schaarse talent voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden.
Vraag en aanbod binnen de technische sector In het ‘global competition’-scenario is er sprake van een specialisatie binnen de technische sector, gerichte innovatie en inzet van hoogwaardige technologie. Gerichte investeringen vanuit zowel de publieke als private sector versterken het ontstaan van Nederlandse ‘hot spots’; clusters van hoogwaardig technische activiteiten die een belangrijke rol vervullen in de wereldwijde kopgroep. Het onderwijs in Nederland is dankzij zware overheidsingrepen afgestemd op de technische kernsectoren. Er zijn ‘centers of excellence’ opgericht, waar studenten specialistisch worden opgeleid om uiteindelijk in één van de technische kernsectoren werkzaam te worden. Bedrijven worden slechts beperkt betrokken bij het opstellen van competentieprofielen en de samenstelling van het curriculum van de diverse opleidingen. Gegeven de schaarste aan hoogwaardig opgeleid talent is er tussen de technische kernsectoren sprake van hevige concurrentie om (inter)nationaal talent aan te trekken
en te behouden. Daarbij komt dat er toenemende concurrentie van andere landen is, waarbij met name de opkomende landen als Brazilië, India en China een grote aantrekkingskracht uitoefenen op jong talent. Buitenlandse bedrijven met flexibelere arbeidsregelgeving benutten hun voordeel ten opzichte van de Nederlandse situatie volop in de ‘war on talent’. Met individuele beloningsarrangementen trekken zij internationale deskundigen aan. Het Nederlandse bedrijfsleven probeert gezamenlijk werknemers te interesseren voor een baan in de techniek. Hierbij worden jongeren aangesproken, maar de focus ligt hierbij met name op het groeiende, onbenutte arbeidspotentieel van vrouwen en allochtonen in de samenleving. Het Nederlandse bedrijfsleven beseft zich hierbij terdege dat het behouden van personeel cruciaal is, vanwege de grote schaarste. Buiten de beperkingen van de CAO’s wordt gezocht naar zaken als interessante traineeships, internationale uitwisseling van personeel, ruime studiebeurzen en principes van ‘het nieuwe werken’ om medewerkers te blijven boeien en binden. Hiernaast is het hebben van een toonaangevende bedrijfsschool een ‘must have’ en wordt er flink geïnvesteerd om de kwaliteit van deze bedrijfsspecifieke scholen hoog te houden. In vergelijking tot andere Europese landen, wordt er in Nederland slechts beperkt gewerkt met ZZP’ers. Door de beperkende wet- en regelgeving op het gebied van de arbeidsmarkt is het aantal ZZP’ers minimaal. Om toch in te kunnen springen op de grillige conjuncturele ontwikkelingen is de nadruk des te meer komen te liggen op het gebruik van uitzendkrachten. De uitzendbureaus nemen een centrale positie in op de arbeidsmarkt en leveren voornamelijk
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
89
krachten voor de kennisgerelateerde functies. Ten opzichte van 2010 zijn de meeste uitzendbureaus bijna opleidingsinstellingen geworden.
Figuur 36: Verandering gebruik flexibele arbeidskrachten in ‘global competition’-scenario
Figuur 37: Verandering gebruik arbeidsmigranten in ‘global competition’-scenario
De onderhoudsmarkt In de loop der jaren is de functie van de onderhoudsmarkt sterk veranderd. Waar onderhoud in het verleden vooral werd gezien als een middel om zo spoedig mogelijk storingen op te lossen, heeft het nu een sterk preventief karakter. De primaire processen van bedrijven moeten permanent doorgang vinden en productiestops voor onderhoudsdoeleinden zijn ongewenst. Om productieprocessen en kapitaalsgoederen zo onderhoudsvriendelijk mogelijk te maken, worden onderhoudsdienstverleners en adviseurs veel betrokken bij het ontwerp van vaste activa en er worden hogere eisen gesteld aan de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van machines en installaties. Veelal signaleren de installaties zelf wanneer preventieve vervanging van componenten noodzakelijk is en wordt het onderhoudsbedrijf hiervan via mobiele technologie op de hoogte gebracht. Vanuit de asset owners is er veel aandacht voor de ratio ‘onderhoudskosten per beschikbaar uur voor productie’ en verschillende Nederlandse onderhoudsbedrijven concurreren op deze ratio. Voornamelijk in de technische kernsectoren heeft de onderhoudssector bijgedragen aan belangrijke productiviteitswinst in het primaire proces van bedrijven. Via brancheorganisaties als de NVDO delen onderhoudsbedrijven op Sterke schaarste mbo 3/4 en hbo+ In het ‘global competition’-scenario ondervindt de onderthoudssector, met name binnen de kernsectoren, veel hinder van de statische arbeidsmarkt. In hun behoefte aan flexibiliteit en avontuur ziet de onderhoudssector veel jong talent op de niveaus mbo 3-4 en hbo+, naar andere sectoren vertrekken.
Figuur 38: Ontwikkeling van de schaarste op de onderhoudsmarkt per opleidingsniveau in het ‘global competition’-scenario
90
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
internationaal niveau hun kennis. Onderhoudsbedrijven gebruiken overigens niet alleen techniek om hun eigen werkzaamheden beter te stroomlijnen. Bedrijfkundige inzichten op het vlak van betere planning, slimmere werkvoorbereiding en betere onderdelenvoorziening dragen sterk bij aan het verhogen van de Hands on Tool Time van de onderhoudsmonteur. In het ‘global competition’-scenario is er veel massaproductie verplaatst naar lage lonen landen. De ‘grondgebonden’ sectoren in Nederland hebben nog steeds behoefte aan onderhoudspersoneel met een mbo niveau 3 en 4 profiel, maar over het geheel is de vraag naar dit niveau medewerkers stabiel en is er geen sprake van een gebrek aan personeel. Het tegendeel is waar voor onderhoudsprofessionals met een hbo of wo niveau. Onderhoud heeft een cruciale rol gekregen in het verbeteren van de productiviteit van primaire processen en hoog opgeleide onderhoudsprofessionals zijn schaars. Binnen de verschillende ‘centers of excellence’ en bedrijfsscholen is er veel aandacht voor het vakgebied onderhoudsmanagement. Dit vakgebied is sterk in ontwikkeling en onderhoudsprofessionals dienen met regelmaat te worden bijgeschoold. Technische en probleemoplossende (diagnosetechnieken) vaardigheden staan centraal, maar er is in toenemende mate aandacht voor sociale vaardigheden. Enerzijds is de onderhoudssector door de sterke toetreding van vrouwen en allochtonen cultureel veel diverser geworden, anderzijds zijn de eisen aan heldere communicatie met de klant sterk toegenomen. Een facet dat de eisen aan communicatieve vaardigheden verder versterkt, is de toename van zogenaamde snijvlakberoepen. Technologisch hoogstaande preventieve
onderhoudsoplossingen worden in toenemende mate ingezet in niet-technische sectoren, zoals zorg en onderwijs.
4.2.4 ‘Local competition’ Het ‘local competition’-scenario wordt gedomineerd door een statische arbeidsmarkt in combinatie met een lage mate van specialisatie binnen de Nederlandse economie.
Macro-omgeving Het
is inmiddels 2020. Terugkijkend kan men concluderen dat de crisisjaren aan het einde van het vorige decennium, veel impact hebben gehad op de economie en de vrije marktwerking. De mondiale economie ontwikkelt zich beperkt en er is weinig kapitaal beschikbaar om economieën te moderniseren. Westerse overheden trachten nu al een decennium om hun economieën met stimuleringsprogramma’s te prikkelen. De consument is echter angstig en spaarzaam. In plaats van de economie te stimuleren, leggen de uit de hand gelopen overheidsfinanciën van veel landen juist druk op de politieke en economische stabiliteit. Binnen de Europese Unie zijn de eerste lidstaten gedwongen om uit te treden door een gebrek aan begrotingsdiscipline. Als gevolg van een gebrek aan economische groei is er de laatste jaren sprake van een golf van protectionisme. Europese lidstaten hebben soevereiniteit en zelfredzaamheid bovenaan de agenda staan en nationale economieën worden beschermd met invoerheffingen, exportsubsidies en overige maatregelen. Ook Nederland beschermt haar economie met verve. Het gevolg van de nadruk die de regering legt op zelfredzaamheid en autonomie is dat zij systematisch heeft geweigerd om keuzes te maken in het industriële profiel van Nederland. Behoud van bedrijvigheid, banen
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
91
en een divers industrieel landschap is voor de overheid belangrijker dan het bereiken van de wereldtop in technische deelsectoren. Het Nederlandse politieke landschap is sterk versplinterd. De roep om zelfvoorzienendheid en aarzeling in het maken van fundamentele keuzes heeft geleid tot een gebrek aan focus in de Nederlandse industriepolitiek. Gevolg hiervan is dat Nederland wordt gedomineerd door een sterk gefragmenteerde, heterogene technische sector zonder duidelijke focusgebieden. Het innovatie- en vestigingsbeleid van de overheid differentieert niet naar sector en is vooral gericht op het vasthouden van zoveel mogelijk industrie en werkgelegenheid in Nederland.
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘global competition’-scenario • Kwantitatieve en kwalitatieve schaarste op mbo-(niveau 3, 4), hboen wo-niveau • Opscholen van onderhoudsprofessionals met vmbo- en mbo-niveau 1 en 2 profiel • Integratie van allochtonen en vrouwen binnen de bedrijfscultuur • Vlucht van technisch geschoold personeel naar andere sectoren en landen • Sterke verandering kwalificatie-eisen onderhoudsprofessionals
92
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
Figuur 39: Het ‘local competition’-scenario
De arbeidsmarkt De vergrijzing heeft een duidelijke impact op de samenleving en mede om deze reden houdt het kabinet vast aan de traditionele verzorgingsstaat. Er zijn kleine inkomensverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen werkenden en niet-werkenden. De Nederlandse arbeidsmarkt wordt gedomineerd door regels- en voorschriften die niet beantwoorden aan de behoefte aan flexibiliteit bij zowel werkgever als werknemer. De beperkte ruimte voor flexibiliteit op de arbeidsmarkt (bij-
voorbeeld gedeeltelijk thuiswerken) wordt, indien mogelijk, volop gebruikt. Sectoren die deze flexibiliteit niet kunnen bieden (bijvoorbeeld de procesindustrie), hebben veel moeite om jong en kundig personeel vast te houden. Veel technisch opgeleide werknemers kiezen voor snijvlakberoepen in niet technische sectoren, bijvoorbeeld in de zorg en welzijnsector.
Figuur 40: Verandering gebruik flexibele arbeidskrachten in ‘local competition’-scenario
Belangrijke kenmerken van het ‘local competition’-scenario • Het afgelopen decennium werd gekenmerkt door een beperkte economische ontwikkeling • De Nederlandse politiek is sterk lokaal georiënteerd en beschermt haar eigen markt • Landsgrenzen worden gerespecteerd, het beleid richt zich op het behoud van zoveel mogelijk industrie in Nederland • De arbeidsmarkt wordt in de greep gehouden door stringente wet- en regelgeving • De beperkte flexibiliteit op de (technische) arbeidsmarkt wordt waar mogelijk volop benut • Mede door gebrek aan een duidelijke focus blijft Nederland qua technologische ontwikkeling achter • Het (technische) onderwijs wordt gekenmerkt door veel verschillende opleidingen met beperkte diepgang in het opleidingscurriculum • Beperkte mismatch tussen vraag en aanbod van kwalificatievereisten op de technische arbeidsmarkt • Bedrijven maken slechts beperkt gebruik van een flexibele schil
Figuur 41: Verandering gebruik arbeidsmigranten in ‘local competition’-scenario
Zowel de opkomst van deze snijvlakberoepen als de vlucht naar sectoren die de behoefte aan flexibiliteit beter kunnen beantwoorden, leiden tot een toename van de kwantitatieve schaarste binnen de technische sector. De sterke belemmeringen die de overheid op het vlak van arbeidsmigratie heeft opgegooid, verergeren de problemen op de technische arbeidsmarkt. Binnen dit scenario is het binnenhalen van (Europese) arbeidsmigranten een zeer ingewikkeld proces, aangezien de regelgeving op dit gebied door de politiek sterk is aangescherpt ter bescherming van de lokale markt. Ook de groei van zelfstandigen zonder personeel op de arbeidsmarkt is al enige jaren afgevlakt. De nadrukkelijke aandacht voor het collectief boven die van het individu maakt dat de wet- en regelgeving omtrent zelfstandigen sinds 2010 niet
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
93
veel verder tot ontwikkeling is gekomen. En hoewel de schaarste op de markt nog steeds ruimte laat voor ZZP’ers, hebben velen van hen toch weer voor het comfort van een vast arbeidscontract met pensioenregeling gekozen.
Vraag en aanbod binnen de technische sector Het heterogene karakter van de technische sector in Nederland biedt werkgelegenheid aan een zeer brede groep technisch opgeleiden. Echter, binnen het ‘local competition’-scenario heeft de technische sector zijn glans duidelijk verloren. Het gebrek aan onderscheidend vermogen van de technische sector in Nederland gecombineerd met een zeer statische arbeidsmarkt, heeft ertoe bijgedragen dat veel jong technisch talent zijn of haar heil in het buitenland zoekt. Jonge talentvolle technisch opgeleide medewerkers zoeken een flexibele baan bij een (internationaal) toonaangevende organisatie. De starre arbeidsmarktregels in Nederland maken dat het voor Nederlandse bedrijven vrijwel onmogelijk is om in deze behoeften te voorzien. De uittocht van met name hoger opgeleide technici (hbo+) heeft binnen de technische sector een negatieve kennisspiraal tot gevolg. Naast de kwantitatieve krapte (met name op het gebied van mbo 3 en 4) is hierdoor tevens, vooral aan de bovenkant van de technische arbeidsmarkt, een kwalitatieve schaarste ontstaan. De situatie is complex, aangezien ook studenten nauwelijks kiezen voor een technische opleiding. De toestroom van afgestudeerde hbo- en wo’ers in de techniek is de afgelopen jaren sterk teruggevallen en de technische sector verliest in de concurrentie om de student van bijvoorbeeld de zorgsector die als gevolg van de vergrijzing ook met enorme
94
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
arbeidstekorten kampt. Ook de relatief stabiele sectoren als de financiële- en ICT sector bieden een populair vergezicht voor studenten, met name vanwege de goede beloning en de ruime mogelijkheden tot flexibel werken. In het ‘local competition’-scenario zijn technische bedrijven bijna genoodzaakt hun personeel zelf op te leiden. Het beroepsonderwijs is erop gericht om scholieren en studenten zo breed mogelijk op te leiden. Het gevolg hiervan is dat de diepte binnen het curriculum van veel opleidingen beperkt is en dat bedrijven zelf hun medewerkers moeten bekwamen. Er is niet langer sprake van gespecialiseerde opleidingen en een centraal gecoördineerde innovatiepolitiek. Technologische ontwikkelingen worden binnen de bedrijfsmuren ingezet.
De onderhoudsmarkt Door een gebrek aan een duidelijke focus binnen de technische sector heeft de onderhoudssector de afgelopen jaren weinig stimuli tot verandering gekend. De industriële sector is breed en weinig gedifferentieerd, waardoor er geen kruisbestuiving plaatsvindt tussen technologisch hoogstaande bedrijven. Door de beperkte specialisatie en de langzame technologische ontwikkeling, zijn de toetredingsdrempels tot de onderhoudsmarkt relatief laag gebleven. De concurrentie binnen de onderhoudsmarkt is dan ook hevig, waarbij men elkaar met name op prijs bevecht. Onderhoud wordt in veel sectoren nadrukkelijk ingezet als middel om reactief op storingen in te kunnen springen, risico’s te beheersen en levensduurverlenging te bewerkstelligen. Onderhoudsdienstverleners en adviseurs worden slechts in enkele gevallen betrokken bij het ontwerp van vaste activa. Hoewel enkele onderhoudsbedrijven zich hebben
weten te specialiseren binnen een aantal vaktechnische disciplines en hiermee buiten de grillige prijsconcurrentie kunnen blijven, vormt het gebrek aan hoogwaardig technisch personeel in veel gevallen een beperking voor de groei van deze bedrijven. Niet alleen voor specialistische onderhoudsbedrijven of afdelingen, maar ook voor de meer capaciteitsgerichte bedrijven is de ITdimensie belangrijker dan ooit. En hoewel de sector via de IT-dimensie de schaarste niet kan oplossen, vormt het wel een belangrijk middel om de kosten van het onderhoud binnen de prijscompetitieve markt sterk terug te dringen. Zo worden monitoringssystemen ingezet om onderhoudswerkzaamheden beter te kunnen timen en plannen, wat de Hands on Tool Time van de onderhoudsmonteur sterk heeft verhoogd. Daarnaast kan door middel van het gebruik van PDA’s en intelligente administratieve systemen allerlei informatie rondom de onderhoudswerkzaamheden worden vastgelegd en geanalyseerd (wie, wat, wanneer, hoe lang, etc.), waardoor de efficiency van het onderhoud continu verbeterd kan worden. Echter, ook in dit scenario is veel van het onderhoudswerk nog steeds plaatsgebonden en moet de onderhoudsmonteur zich voor het daadwerkelijke onderhoud nog steeds bij de asset bevinden.
4.3 Strategische opties In de besproken scenario’s is een beeld geschetst van mogelijke omstandigheden waarin de technische arbeidsmarkt zich kan bevinden in 2020. In dit deel wordt ingegaan op strategische opties en interventiemogelijkheden die zowel de NVDO als haar leden ter beschikking hebben om de kwantitatieve en kwalitatieve schaarste aan technisch personeel zo goed mogelijk binnen de perken te houden. De
opties en interventiemogelijkheden vormen mogelijkheden om de uitdagingen die in elk scenario zijn geschetst aan te gaan.
Belangrijke uitdagingen voor de onderhoudsmarkt in het ‘local competition’-scenario • Schaarste op alle niveaus, maar met name aan de onderkant van de markt • Slecht imago technische sector • Vlucht van technische geschoold personeel naar andere sectoren en landen • Achteruitgang in functie van onderhoud
4.3.1 Strategische opties voor de NVDO De NVDO richt zich op het professionaliseren van de onderhoudsmarkt in Nederland. Een belangrijk middel om haar doelen te bereiken, is het verwerven van informatie voor haar leden, het stimuleren van kennisoverdracht en het behartigen van algemene belangen. Om professioneel onderhoud te kunnen garanderen, is het voor de gezamenlijke onderhoudsbedrijven van groot belang dat er voldoende geschoolde onderhoudsmedewerkers beschikbaar zijn om te voldoen aan de vraag uit de markt. Voor de branche als collectief ligt er daarom een aantal belangrijke taken. Enerzijds dient ze zich in te spannen om de populariteit van de technische arbeidsmarkt te promoten. Anderzijds dient ze de kennis te bevorderen met gerichte educatie. Het type kennis dat de gezamenlijke onderhoudsbedrijven dienen te ontwikkelen en over te dragen, hangt sterk samen met de scenario’s die zich de komende jaren in de technische arbeidsmarkt zullen aftekenen. Zo zal de rol van het collectief, in de scenario’s
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
95
Schaarste hoger opgeleiden het grootst Binnen het ‘local competition’-scenario is de schaarste binnen de onderhoudssector op alle niveaus nog steeds (erg) hoog. Mede als gevolg van het negatieve imago van de technische sector zijn vooral de mbo 3/4 en hbo+ -vacatures erg moeilijk te vervullen. Figuur 42: Ontwikkeling van de schaarste op de onderhoudsmarkt per opleidingsniveau in het ‘local competition’-scenario
met een meer gespecialiseerde markt (zoals in het ‘global exchange’- en het ‘global competition’-scenario), zich specifieker focussen op een aantal technische kernsectoren, dan in de scenario’s waarin geen duidelijke keuze tussen technische kernsectoren wordt gemaakt. In tabel 7 wordt een aantal strategische mogelijkheden benoemd, dat die de gezamenlijke onderhoudsbedrijven in staat kan stellen de technische arbeidsmarkt zowel kwalitatief als kwantitatief te beïnvloeden.
Ontwikkelen van specifieke kennis en vaardigheden De NVDO heeft het overdragen van kennis omtrent onderhoud en installatiebeheer, evenals het realiseren van een netwerk om deze kennisoverdracht in de praktijk te brengen, als één van haar belangrijkste doelstellingen geformuleerd. Om deze reden biedt de NVDO op dit moment al diverse trainingen en opleidingen aan in de Maintenance Academy. Om nog beter tegemoet te kunnen komen aan de ontwikkelingen die op de branche afkomen en de kwalitatieve mismatch in de arbeidsmarkt te verkleinen, kan de NVDO op een groot aantal gebieden kennis ontwikkelen en overdragen aan haar leden. Onderwerpen die in het ‘global exchange’- en ‘global competition’-scenario van belang zijn, zijn spe-
96
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
cialistisch van aard en liggen bijvoorbeeld op het gebied van equipment effectiveness en het uitvoeren van onderhoud op afstand. Een ander belangrijk onderwerp van training en opleiding ligt op het gebied van het verhogen van de efficiency en productiviteit van onderhoudsbedrijven, bijvoorbeeld door specifiek te focussen op trainingen die de Hands on Tool Time van onderhoudsmedewerkers vergroten. In elk scenario neemt de IT-dimensie van onderhoudswerkzaamheden sterk toe. PDA’s, monitorings- en planningssystemen en onderhoudsmanagementsystemen (OMS) zullen steeds vaker en breder worden toegepast. De snelheid van deze ontwikkeling zal gedeeltelijk bepaald worden door de economische groei en bijbehorende technologische ontwikkeling. Het aanbieden van specifieke trainingen en opleidingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) vormt hiermee voor de gezamenlijke onderhoudsbedrijven een robuuste strategische keuze. Dit geldt tevens voor het aanbieden van specifieke trainingen op het gebied van ‘soft skills’. Hierbij kan gedacht worden aan communicatie- en sociale vaardigheidstrainingen, waarbij de nadruk ligt op klantcontact en het vervullen van een ‘business partner’-rol
Strategische opties
Global Local Global Local exchange exchange compe- competition tition
Totaal
Ontwikkelen van specifieke kennis en vaardigheden - Gericht op ITontwikkelingen - Gericht op kwalitatieve kennisontwikkeling - Gericht op efficiency en productiviteit - Gericht op ‘soft skills’ - Gericht op integratie/ talenkennis Ondersteunen van zelfstandigheid/ flexibiliteit Strategische samenwerking met uitzendorganisatie Kennisdeling en kennisborging Samenwerking met kennis- en onderwijsinstellingen optimaliseren Voorlichting over onderhoud en onderhoudstechniek Lobby richting politiek
■■■
■■□
■■■
■■□
■■■■■■■■■■□□
■■■
■■□
■■■
■□□
■■■■■■■■■□□□
■■□
■■□
■■□
■■■
■■■■■■■■■□□□
■■■
■■□
■■□
■□□
■■■■■■■■□□□□
■■■
■■□
■■□
□□□
■■■■■■■□□□□□
■■■
■■■
■■□
■□□
■■■■■■■■■□□□
■■■
■■■
■■□
■□□
■■■■■■■■■□□□
■■□
■■□
■■□
■■□
■■■■■■■■□□□□
■■□
■■□
■■□
■■□
■■■■■■■■□□□□
■■□ ■□□
■■□ ■□□
■■□ ■■■
■■■ ■■■
■■■■■■■■□□□□ ■■■■■■■■□□□□
Tabel 1: Strategische opties voor de NVDO
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
97
door de onderhoudsprofessional. Tot slot vormt de toenemende globalisering een belangrijke aanleiding voor training en opleiding. Wanneer het aantal arbeidsmigranten zal toenemen, kan de NVDO haar leden adviseren omtrent integratie van verschillende nationaliteiten en culturen. Specifieke trainingen op het gebied van cros-
arbeidskrachten gezamenlijk op te pakken binnen de onderhoudssector bestaat tevens de mogelijkheid om via specifieke trainingen opleidingstrajecten specialisten op te leiden die door meerdere organisaties kunnen worden uitgezonden voor specifieke onderhoudshandelingen. Daarnaast dienen er natuurlijk ook breed opgeleide onderhouds-
scultureel management en talencursussen zullen in relevantie toenemen.
professionals beschikbaar te komen die via deze constructie op diverse onderhoudstaken flexibel kunnen worden ingezet.
Ondersteunen van zelfstandigheid en flexibiliteit op de onderhoudsmarkt Het ondersteunen van specifieke (flexibele) doelgroepen binnen de onderhoudsmarkt en met name de groeiende groep zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers), is een strategische optie voor de NVDO die in elk scenario relevant is. Door ZZP’ers goed te ondersteunen, neemt het aanbod van goed geschoolde professionals in de onderhoudsmarkt toe en wordt de schaarste op de arbeidsmarkt verkleind. ZZP’ers zijn graag onderdeel van een sterk en betrouwbaar netwerk van waaruit ze hun kennis en commerciële vaardigheid kunnen uitbouwen. Door het organiseren van (internationale) netwerkevenementen of het ontwikkelen van een ZZP ‘broker’-platform kan de NVDO zich gericht als intermediair voor deze professionals positioneren.
Strategische samenwerking met uitzendorganisatie Om als branche proactief te reageren op de schaarste op de onderhoudsmarkt is het tevens een interessante optie voor de gezamenlijke onderhoudsbedrijven om een strategische samenwerking aan te gaan met een uitzendorganisatie. Doel van deze samenwerking is een hoogwaardige ‘pool’ te creëren van onderhoudsprofessionals die flexibel kan worden ingezet. Door deze samenwerkingsconstructie op het gebied van flexibele
98
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
Kennisdeling- en kennisborging De vergrijzing binnen de technische arbeidsmarkt zal binnen nu en een aantal jaren leiden tot een grote uitstroom van ervaring en kennis. Door het relatief traditionele karakter van bepaalde (lokale) sectoren, zoals de bouwsector, zal de uitstroom van deze kennis en ervaring een groot effect hebben. Het is daarom voor de NVDO een strategische optie om zich als brancheorganisatie hard te maken voor het op de juiste manier delen en borgen van deze kennis en ervaring. Zo zouden de gezamenlijke onderhoudsbedrijven de kennis en ervaring van gepensioneerde onderhoudsprofessionals beter kunnen benutten door hen een actieve rol te geven binnen de branche, bijvoorbeeld in de vorm van ‘onderhoudsambassadeur’. Deze ambassadeurs kunnen vervolgens jongere collega’s, die een rol vervullen als manager of ondernemer binnen de onderhoudsbranche, terzijde staan met raad en daad. Hiernaast kan een ‘platform van gepensioneerde onderhoudsprofessionals’ ervoor zorgen dat deze mensen op latere leeftijd nog bij kunnen dragen aan kennisontwikkeling in de vorm van het spreken op een congres en het deelnemen aan bepaalde klankbordgroepen. Een andere optie die beschikbaar is voor de geza-
menlijke onderhoudsbedrijven betreft het oprichten van een R&D-centrum (deels met behulp van overheidssubsidies), waarin collectief gewerkt kan worden aan het ontwikkelen van kennis en hoogstaande technologieën op het gebied van onderhoud.
Samenwerking met kennis en onderwijsinstellingen optimaliseren In een poging de schaarste op de technische arbeidsmarkt gedeeltelijk te dempen kan de NVDO de samenwerking met kennis- en onderwijsinstellingen op het gebied van onderhoud verstevigen. In een constructieve samenwerking met onderwijsen kennisinstellingen kan de NVDO in de eerste plaats een betere match tussen vraag en aanbod van kwalificatie-eisen bewerkstelligen. Dit kan bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een volwaardig curriculum gericht op onderhoud. De NVDO fungeert dan als het ware als een (informatieve) schakel tussen de vraag vanuit het bedrijfsleven en het aanbod vanuit het onderwijs. Tevens zou de NVDO haar samenwerking met kennis- en onderwijsinstellingen optimaal kunnen inzetten om de participatie op de arbeidsmarkt te verhogen, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van specifieke opleidingstrajecten voor vrouwen en allochtonen, of door delen van de (bestaande beroeps)bevolking op te scholen.
Voorlichting over onderhoud en onderhoudstechniek Een belangrijk aspect in het verminderen van de schaarste op de technische arbeidsmarkt is het bevorderen van de instroom. Om de ‘techniek’ weer aantrekkelijk te maken is het van belang de awareness voor techniek in de maatschappij te vergroten. Om dit te bewerkstelligen, zijn er voor de NVDO (evenals voor de individuele onderhoudsbedrijven) verschillende
opties voor handen. Ten eerste kan de NVDO, wellicht samen met andere brancheverenigingen binnen de techniek, voorlichting op basisscholen verzorgen over ‘de Nederlandse techniek’ en wat een baan in de techniek precies in kan houden. Op het middelbaar en hoger beroepsonderwijs kunnen scholieren en studenten warm worden gemaakt om daadwerkelijk een functie in de onderhoudsbranche te gaan bekleden. Ook op dit vlak kan een strategische samenwerking met andere brancheverenigingen leiden tot betere resultaten.
Lobby richting politiek Het belang van een goede lobby richting de politiek kan niet genoeg worden benadrukt. Onderwerpen als het functioneren van de Nederlandse arbeidsmarkt en de ontwikkeling van Nederland als kennisland lijkt de laatste jaren in Den Haag op het netvlies te komen, maar dit resulteert niet altijd in concrete initiatieven om het concurrentievermogen van Nederland te verbeteren. De NVDO heeft een belangrijke rol om de overheid te herinneren aan haar ambitie om als hoogwaardig kennisland op globaal niveau mee te spelen in de eredivisie. Zo kan de NVDO met concrete voorstellen komen omtrent versoepeling van arbeidsmarkt wet- en regelgeving om aan de vraag naar meer flexibiliteit, bij zowel de aanbieders als vragers op deze markt, te kunnen voldoen. Om meer invloed uit te kunnen oefenen, is het een optie om samen te werken met andere brancheverenigingen van zowel binnen als buiten de technische sector, door bijvoorbeeld samen een lobbyist of bestuurslid met een breed politiek netwerk aan te stellen.
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
99
4.3.2 Opties voor de onderhoudsbedrijven en -afdelingen In deze paragraaf wordt een aantal mogelijkheden besproken voor onderhoudsbedrijven en –afdelingen om effectief om te gaan met de schaarste op de arbeidsmarkt. Hoewel de specifieke invulling van de strategische opties zal variëren met de strategische focus van het onderhoudsbedrijf (focus op efficiency, de klant, kennis en innovatie), zijn de besproken opties voor elk bedrijf of afdeling binnen de technische arbeidsmarkt in meer of mindere mate relevant.
Inspelen op toenemende behoefte aan flexibiliteit Onderhoudsbedrijven zullen de komende jaren op strategisch niveau moeten omgaan met een toenemende behoefte aan flexibiliteit van werknemers. In vergelijking met andere sectoren, loopt de technische sector niet voorop in het aanbieden van flexibele arbeidsvoorwaarden. De komende jaren zal er echter meer maatwerk nodig zijn om werknemers te blijven boeien en binden. Een manier om in te spelen op de toenemende behoefte aan flexibiliteit aan de aanbodzijde van de technische arbeidsmarkt, is het aanbieden van flexibele arbeidsvoorwaarden waarin niet het collectief, maar het individu centraal staat. Voorbeelden van flexibele arbeidsvoorwaarden liggen op het vlak van het aanbieden van parttime werk, flexibelere arbeidstijden en individuele arrangementen op het gebied van secundaire arbeidsvoorwaarden. Daarnaast zullen werknemers steeds meer belang hechten aan persoonsgebonden opleidingsbudgetten om op deze manier aan persoonlijke ontwikkeling te werken. Om op de trend naar meer flexibiliteit in te kunnen spelen, dienen de meeste technische bedrijven een cultuuromslag in te
100
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
zetten, waarbij de sociale strategie van het bedrijf en het human resource management centraal komt te staan. Deze strategische optie is in elk scenario relevant.
Flexibiliteit medewerkers vergroten Om in te spelen op de toenemende grilligheid in de omvang en het type vraag naar onderhoudswerkzaamheden, is het voor bedrijven van belang om medewerkers zo flexibel mogelijk in te kunnen zetten. Het verhogen van de interne mobiliteit van arbeidskrachten is in toenemende mate van belang. Dit kan gerealiseerd worden door werknemers permanent op te leiden, bijvoorbeeld met behulp van een bedrijfsschool of intern trainingscentrum. Hiernaast is het een mogelijkheid om te investeren in technologische ontwikkeling en automatisering, waardoor grote delen van het arbeidsintensieve capaciteitswerk kunnen worden overgenomen door (ver)nieuw(d)e technische systemen. Ook is het een optie om een ‘flexibele schil’ rondom de organisatie te vormen. Door permanent een groep tijdelijke contractanten, uitzendkrachten en ZZP’ers in te zetten kan het bedrijf ‘mee-ademen’ met de kwalitatieve en kwantitatieve vraag uit de markt. Het vinden van de juiste match en het borgen van kennis en ervaring is een uitdaging bij deze optie. Een oplossing hiervoor kan gevonden worden in het poolen van werknemers met andere onderhoudsbedrijven en het aangaan van strategische samenwerkingsverbanden met uitzendbureaus, intermediairs en de NVDO.
Inleen van medewerkers door concurrentie In scenario’s waar de markt voor het onderhoud erg grillig is en er een nadrukkelijke focus is op het terugdringen van de kosten voor onderhoud kunnen onderhoudsbedrij-
Strategische opties
Inspelen op behoefte aan flexibiliteit Vergroten flexibiliteit medewerkers Inleen van medewerkers concurrentie Internationaliseren Detachering onderhoudsmede- werkers
Global Local Global Local Totaal exchange exchange compe- competition tition ■■□
■■□
■■■
■■■
■■■■■■■■■■□□
■■■
■■■
■■□
■■□
■■■■■■■■■■□□
■■□ ■■■
■■□ ■□□
■■□ ■■□
■□□
□□□
■■■■■■■□□□□□ ■■■■■■□□□□□□
■■□
■□□
■■□
■□□
■■■■■■□□□□□□
Tabel 2: Strategische opties voor onderhoudsbedrijven en - afdelingen
ven en - afdelingen overwegen medewerkers aan collega-bedrijven in- of uit te lenen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een gezamenlijke ‘pool’ van medewerkers waaruit kan worden geput. Deze mogelijkheid van het in- en uitlenen van personeel van collega-bedrijven kan een waardevolle optie zijn voor bedrijven om qua omvang mee te kunnen bewegen met de markt.
Internationaliseren Voor bedrijven werkzaam in de globaal georiënteerde sectoren geldt dat in de ‘global exchange’ en ‘global competition’-scenario’s de eenvoudig te verplaatsen productieprocessen veelal niet meer in Nederland plaatsvinden, waardoor ook de onderhoudswerkzaamheden mee verplaatsen naar het buitenland. Voor dienstverleners binnen de onderhoudssector is het ‘mee-verhuizen’ met deze bedrijven een valide strategische optie. Een samenwerking met, of een overname van een lokale dienstverlener in het buitenland kan een volgende stap zijn. Om hun diensten globaal aan te
kunnen bieden, zullen veel dienstverlenende bedrijven moeten internationaliseren en zich moeten oriënteren op een globaal werkveld. Dit houdt in dat handleidingen en bedrijfscommunicatie in meerdere talen aanwezig moeten zijn en dat bedrijven moeten investeren in het opbouwen van hun internationale netwerk. Een andere mogelijkheid om toegevoegde waarde te bieden in een internationaal speelveld is door middel van het exporteren van specifieke kennis op het gebied van onderhoudssystemen vanuit Nederland. Een vereiste hierbij is dat er wordt geïnvesteerd in kennisontwikkeling en –borging op de locatie waar deze kennis wordt toegepast.
Detachering van onderhoudsmedewerkers Een manier om in te spelen op de verwachte schaarste aan technisch personeel in de komende jaren is het starten van detacheringactiviteiten voor onderhoudspersoneel. Volgens deskundigen is er vraag naar partijen die in staat zijn vaktechnische kennis
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
101
en capaciteit, zoals onderhoudsmonteurs, te leveren op flexibele basis. Het onderhoudsbedrijf wordt dan feitelijk een uitzendbureau van onderhoudspersoneel. Wanneer gekozen wordt voor deze optie ligt samenwerking met een gespecialiseerde partij op dit gebied, zoals een uitzendbureau, voor de hand.
102
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
4.4 Interview met Jan van Zijl, voorzitter van de MBO Raad
Inniger contact tussen bedrijfsleven en onderwijs Arbeidsmarktonderzoeken gaan uit van blijvende schaarste aan technisch opgeleid personeel. Op alle onderwijsniveaus verwachten de experts tekorten. Om personeel aan zich te binden, zullen bedrijven zich meer moeten committeren aan het technisch onderwijs, vindt Jasper Wesseling, directeur Ruimtelijk Economisch beleid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. ‘Techniek is altijd in beweging. Om het onderwijs daarop aan te sluiten moeten de partijen constant met elkaar communiceren.’
‘Tussen de timmerman van 1910 en 1970 is eigenlijk niet heel veel verschil. Die zijn beiden opgeleid tot vakmensen. Maar de timmerman van nu is veel meer een ondernemer. Naast dat hij zijn vak verstaat, heeft hij ook de competenties om met een team of met opdrachtgevers om te gaan.’ Met deze zin schetst Van Zijl hoe het middelbaar beroepsonderwijs de laatste jaren evolueert. ‘Met de verschuiving naar competentiegericht onderwijs wordt gezorgd voor vakkennis en algemene vaardigheden. Dit onderwijs is erop gericht te bevorderen dat mensen duurzaam klaar zijn voor de arbeidsmarkt in plaats van dat ze alleen passen op een enkele vacature.’ Competentiegericht onderwijs is vrij nieuw en niet zonder aanloopproblemen. Toch is het de manier om nu te zorgen voor langdurig beschikbare vakmensen in de toekomst. Mensen die door kunnen groeien in hun vak en sector. De instroom van nieuwe werknemers krimpt met de jaren. In absolute aantallen komen er gewoon minder kinderen op school. Dat zet zich ook door op de arbeidsmarkt. Van
Zijl: ‘De instroom op het mbo blijft achter. Niet alleen doordat er minder kinderen zijn. Ook door Havo-isering. Met die term bedoel ik dat meer kinderen naar algemeen vormend onderwijs gaan terwijl veel van deze kinderen beter thuis zouden zijn op een mbo- opleiding, bijvoorbeeld in de techniek.’ En technische opleidingen staan daar niet alleen in. Van Zijl: ‘De tekorten op de technische arbeidsmarkt zijn duidelijk. Maar vergeet niet dat bijvoorbeeld de zorg, logistiek en horeca er ook last van hebben.’ De aandacht voor de krimpende instroom is volgens Van Zijl terecht. ‘Zeker voor technische opleidingen is het belangrijk dat je aan de basis begint en daar dus jong voor kiest. De herintredende man of vrouw van rond de veertig kan niet zomaar in een technisch beroep aan de slag. Daar legt techniek het af tegen zorg en andere disciplines.’ Het is dus zaak om vaak en veel aandacht te krijgen voor technische opleidingen. Er is nog wel ruimte voor groei in het aantal meisjes. Van Zijl: ‘Er zit een stijging in
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
103
het aantal technisch geschoolde vrouwen, maar die is nog klein.’ Ook voor het vergroten van de instroom van allochtonen op technische opleidingen is werk nodig. ‘De bouw en elektrotechniek zij nu niet heel populair. Deze sectoren hebben een imago van vuil werk en overalls. Dat is het werk waar de ouders van deze kinderen voor naar Nederland zijn gekomen. Hun eigen kinderen willen ze een andere toekomst bieden.’ Werken aan het imago speelt dus een belangrijke rol. Van Zijl: ‘Defensie heeft laten zien dat je met een sterke imagocampagne kan zorgen voor een brede, nieuwe instroom. Voor deze taak staat de techniek nu ook.’ Door steeds goed zichtbaar te zijn als belangrijk vakgebied kan de beroepskeuze voor techniek worden geholpen. ‘Frapper toujour’ aldus Van Zijl. Bij loopbaanoriëntatie en keuzebegeleiding moet een technische opleiding een logische keuze worden. En daarvoor is zichtbaarheid van het vakgebied nodig. ‘Gelukkig wordt daar hard aan gewerkt. Onder andere door het platform Betatechniek’ , aldus Van Zijl. In de technische arbeidsmarkt is ook aandacht voor doorleren. Mensen met een technische achtergrond kunnen in deeltijd verder leren. Daar is en blijft overheidssteun voor nodig. Van Zijl: ‘De mensen met techniek in de vingers die verder willen, kunnen met een aanvullende opleiding voor het vakgebied behouden blijven en zo veel betekenen. Daarvoor is voor de lange termijn ondersteuning van de overheid nodig.’ Van Zijl doelt op kabinetsplannen om te bezuinigen op de overheidsbijdrage aan opleidingen voor dertigplussers. Bezuinigen op de opleidingen van zogeheten herintreders en zij-instromers is slecht voor de Nederlandse industrie, slecht voor de economie, slecht voor mbo-opleidingen en ook slecht voor
104
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
het imago van techniek. Daar is volgens Van Zijl niemand bij gebaat. Bedrijfsscholen bieden volgens de voorzitter van de MBO Raad geen alternatief voor volwasseneneducatie op mbo-scholen. ‘Op bedrijfsscholen worden werknemers veelal getraind om op een bepaalde vacature te passen. Voor het bedrijf is dat op de korte termijn van groot belang, maar in het mbo leiden we juist breder en duurzamer op. En dat willen we graag met het bedrijfsleven doen.’ Voor een breed inzetbare technische beroepsbevolking in de komende jaren zijn competentiegerichte technici nodig. Mensen die met hulp van het bedrijfsleven zijn opgeleid tot vakbekwame en communicatief vaardige specialisten. Van Zijl: ‘Technische infrastructuur voor technische opleidingen is zeer kostbaar. De industrie kan een bijdrage leveren aan het adequaat opleiden van specialisten door mee te investeren in de installaties op scholen en de kennis van de mensen uit het veld te gebruiken voor de lespakketten. En door meer mensen uit het bedrijfsleven les te laten geven op scholen.’ Zo worden de mbo-studenten met actuele techniek en met praktische inzichten opgeleid tot de technische ondernemers van de toekomst.
4.5 Interview met Jasper Wesseling, directeur Ruimtelijk Economisch beleid van het ministerie van Economische Zaken
Inniger contact tussen bedrijfsleven en onderwijs Arbeidsmarktonderzoeken gaan uit van blijvende schaarste aan technisch opgeleid personeel. Op alle onderwijsniveaus verwachten de experts tekorten. Om personeel aan zich te binden, zullen bedrijven zich meer moeten committeren aan het technisch onderwijs, vindt Jasper Wesseling, directeur Ruimtelijk Economisch beleid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. ‘Techniek is altijd in beweging. Om het onderwijs daarop aan te sluiten moeten de partijen constant met elkaar communiceren.’
Dat Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich bekommert om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, blijkt wel uit de initiatieven die de afgelopen jaren uit de koker van het ministerie rolden. Zo is een Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt (TOA) opgericht, zorgden regionale arrangementen voor aansluiting op het bedrijfsleven en is per regio een focus aangebracht om het onderwijs meer te stroomlijnen (Pieken in de Delta). Het ministerie van EL&I denkt de samenwerking tussen vmbo, hbo en wo nog beter te kunnen stroomlijnen, maar probeert tevens het ondernemerschap bij de technici van de toekomst te stimuleren. Nieuwe ondernemingen leveren immers nieuwe banen op.
Hoe ziet u de komende tien jaar de ontwikkeling van de technische arbeidsmarkt in Nederland? ‘De komende jaren kenmerken zich door schaarste. Een ondernemer zoekt de oplossing voor dat probleem meestal eerst in eigen bedrijf. Hij zal dan ook proberen meer
uit het zittende personeel te halen door scholing en technische en sociale innovatie. Pas wanneer die rek eruit is, zal de extra benodigde instroom als oplossing worden opgepakt. Hoewel het onderwijs jaarlijks slechts vijftien procent van de jaarlijks benodigde instroom levert, is deze instroom natuurlijk van groot belang. Om vroegtijdig een greep te krijgen op deze nieuwe aanwas zoeken veel bedrijven contact met het onderwijs. Dat kan door stageplekken aan te bieden en ook door daadwerkelijke inbreng in het onderwijs via bijvoorbeeld jetnet en technet. Nog een mooi voorbeeld van samenwerking zijn de Centres of Expertise op hbo- en de Centra voor Innovatief Vakmanschap op mbo-niveau. Een ander deel van de instroomaanpak betreft de zij-instroom. Mensen die om welke reden dan ook tijdelijk uit het arbeidsproces zijn gestapt. Hier zijn interessante groepen bij zoals hoogopgeleide vrouwen en hoogopgeleide ouderen. Om deze groepen weer in het arbeidsproces op te nemen, is een taak weggelegd voor SZW. Ook kan
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
105
de markt nog terugvallen op het arbeids- en kennismigratiebeleid. Jaarlijks zijn er zo’n 50.000 tewerkstellingsvergunningsaanvragen bij UWV en zo’n 5.000 aanvragen voor verblijfsvergunningen voor kennismigranten bij de IND.’
Hoe kan de Nederlandse overheid bijdragen aan een hogere participatie van vrouwen en allochtonen in de techniek? ‘Vrouwen zijn beslist niet minder geïnteresseerd in techniek en technologie, maar de stap om het ook te gaan studeren wordt vergemakkelijkt als de opleiding of studie een sterke relatie heeft met de maatschappij. Cijfers laten zien dat vrouwen eerder kiezen voor medicijnen en gezondheidswetenschappen dan voor theoretische natuurkunde. Bij de opzet van opleidingen en studies wordt hier ook rekening mee gehouden met als positief resultaat dat het aantal meisjes dat techniek gaat studeren toeneemt. Wat allochtonen betreft, lopen we op tegen de situatie dat techniek, zeker wat betreft de lagere opleidingsniveaus, een ongunstig imago heeft. Met specifieke campagnes wordt wel geprobeerd de allochtone leerlingen en studenten te bereiken, maar het blijft moeilijk.’
Gaat Nederland vooral de kant van technische dienstverlening op? ‘Nederland is al voor tachtig procent een dienstverlenende economie. De dienstverlening in den brede is zeer verweven met en afhankelijk van de industrie. Die kan je dus niet los van elkaar zien. De technische dienstverlening kan alleen maar goed functioneren en op wereldniveau presteren als het weet heeft van en een basis heeft in vernieuwende industriële bedrijvigheid met een grote toegevoegde waarde. Een basis
106
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
die het ook nog in de eigen ‘achtertuin’ , in het eigen land en in het eigen relatienetwerk ‘om de hoek’ moet hebben.’
Wat is de rol van Economische Zaken voor de arbeidsmarkt in Nederland? ‘We stimuleren dat er meer technisch opgeleiden komen. Om dat te bereiken, werken we samen met het Ministerie van OCW en Platform Bètatechniek in het deltaplan Bètatechniek. Zo stimuleren we verbanden dan wel relaties op landelijk niveau tussen bedrijven en onderwijs- en onderzoekinstellingen. De belangrijkste boodschap is dat de afstemming tussen vraag en aanbod in het onderwijs en de arbeidsmarkt sterk moet worden verbeterd. Techniek en technologie zijn altijd in beweging. In deze sectoren is het moeilijk in te schatten welke banen of beroepen er over vijf tot twintig jaar zijn. Veel beroepen in deze sectoren bestonden tien jaar geleden immers ook niet. Dit vraagt een bijzondere inspanning van het onderwijs en ook van het bedrijfsleven zelf. Als zij niet goed met elkaar in contact zijn en blijven, is de kans groot dat vraag en aanbod op korte en zeker op lange termijn niet goed op elkaar aansluiten. Mede om die reden is het belangrijk dat scholen en bedrijven goed samenwerken en kennis en mensen uitwisselen om up-to-date te blijven. Dit kan het best worden gedaan in een regionale setting. De afgelopen jaren is hier veel ervaring mee op gedaan en in geïnvesteerd en dat heeft al veel verbeterd.’
Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden
37
Bron: CBS (sept 2010)
38
Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden
39
Bron: CBS (2010), ‘Aantal vacatures stabiliseert’
40
Bron: NEVI, Purchasing Managers Index (PMI), (september 2010) NEVI geeft maandelijks (1e werkdag van de
41
maand) de inkoopmanagersindex uit. Deze samengestelde index geeft een algeheel beeld van de staat waarin met name de industrie van Nederland verkeert. De PMI is echter ook een belangrijke indicator voor de staat van de gehele economie van Nederland Bron: KMR Techniekbarometer (2009 – 2010)
42
Bron: CBS (2009), ’Regionale prognose 2009–2040: vergrijzing en omslag van groei naar krimp’
43
Bron: CBS (2009), ’Het Nederlandse ondernemingsklimaat in cijfers 2009’
44
Bron: CBS (2009), ’Ontwikkelingen in de instroom in het hoger onderwijs’
45
Bron: CBS (2009), ’Jaarboek onderwijs in cijfers 2009’
46
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
107
108
DEEL 4: De technische arbeidsmarkt in 2020
Verklarende woordenlijst Overzicht van woorden met bijbehorende verklaring ‘De technische arbeidsmarkt in 2020’ Flexibele arbeidskrachten De
belang, aangezien een betere HoTT
spiegelt grofweg het percentage
term ‘flexibele arbeidskrachten’
een (beperkende) dempende wer-
van de inkoopmanagers die betere
wordt binnen dit Onderhoudskom-
king heeft op het verwachte tekort
zakelijke voorwaarden rapporteert
pas gebruikt als verzamelnaam voor
aan goed opgeleide onderhoudspro-
dan in de voorgaande maand. Een
arbeidskrachten met een tijdelijk
fessionals die de komende jaren zal
score van de PMI onder de 50,0
dienstverband, uitzendkrachten
ontstaan.
geeft daling van de industriële
en andere flexwerkers, waaronder
activiteit aan, een score boven het Personal Digital Assistent
kritische punt van 50,0 duidt op een
(PDA) PDA staat voor ‘Personal
groeiende economie. Een score van
Hands on Tool Time (HoTT) HoTT
Digital Assistant’. Een zakcomputer
50,0 duidt erop dat er geen veran-
staat voor ‘Hands on Tool Time’ en
(palmtop-PC) waarbij een tekstver-
deringen hebben plaatsgevonden.
betreft een indicator voor de tijd dat
werker, agenda, gegevensbestand,
Hoe groter de afwijking van 50,0,
een medewerker met een bepaald
e-mailkoppelingen, modem en fax
hoe groter de mate van verandering
gereedschap/bepaalde machine
zijn opgenomen in een apparaat van
in de index is.
bezig is. HoTT is daarmee een indi-
zakformaat. Een PDA is een klein
cator voor de tijd dat een onder-
draagbaar toestel dat computer-,
Zelfstandige Zonder Personeel
houdsmedewerker daadwerkelijk
telefonie-, fax- en netwerkfuncties
(ZZP’er) Een zelfstandige zonder
productief is. Hierbij gelden activi-
combineert.
personeel (ZZP’ers) is een onder-
ZZP’ers.
teiten als wachten op vergunningen,
nemer die geen personeel in dienst
halen van materialen als indirect
Purchasing Manager’s Index
heeft. De ZZP’er is zelfstandig in die
productief en worden niet meege-
(van de Nederlandse Vereniging
zin dat hij/zij geen arbeidsovereen-
teld in de directe productiviteit.
voor Inkoopmanagement NEVI)
komst heeft. Er is geen sprake van
HoTT speelt een belangrijke rol in de
De Purchasing Manager’s Index
een gezagsverhouding, waardoor de
verhouding tussen opdrachtgever en
(PMI) is een belangrijke indicator
ZZP’er geen werknemer is en niet
opdrachtnemer, met name binnen
om een algeheel beeld te verkrijgen
onder de wettelijke bepalingen voor
de context van prestatiecontracten.
over het sentiment en de economi-
werknemers valt.
Daarnaast heeft het verhogen van
sche bedrijvigheid in de verschil-
de HoTT ook een maatschappelijk
lende industrieën. De PMI weer-
verklarende WOORDENLIJST
109
Bijlage 1: Overzicht interviewpartners en klankbordorganisaties
Voor de totstandkoming van dit Onderhoudskompas is gesproken met vertegenwoordigers van de volgende organisaties:
Het Kompas Interviews Bouwend Nederland • Technische Universiteit Delft • Shell Nederland Raffinage • Rijkswaterstaat • World Class Maintenance
‘Onderhoud binnen de onroerendgoedsector in 2017’ Interviews OVG Projectontwikkeling • ING Real Estate • Woningcorporatie Ymere • Ministerie van VROM/ Rijksgebouwendienst • TVVL • Imtech Nederland • Jones Lang Lasalle • Burgers Ergon • Triodos Bank Klankbordgroep Rijksgebouwendienst • Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) • Cofely Maintenance Solutions • PRC Damen • Necap Benelux • BAM Techniek • NVDO
‘De technische arbeidsmarkt in 2020’ Interviews SEOR, Erasmus Universiteit Rotterdam • UNETO-VNI • De Unie • AM • VNO-NCW/MKB Nederland • Vereniging FME • Kivi-Niria • Corus • Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid • Eaton Holec Klankbordgroep UNETO-VNI • Stork • MBO-Raad • Randstad Techniek • NVDO
BIJLAGEN
111
Bijlage 2: Toelichting omvang Nederlandse onderhoudssector
Zoals reeds beschreven in deel 1.2 van dit Onderhoudskompas (‘Feiten en cijfers van de Nederlandse onderhoudssector’) is de Nederlandse onderhoudssector, mede vanwege haar horizontale karakter, slecht gedocumenteerd. Het gevolg hiervan is dat er vrijwel geen primaire data beschikbaar zijn die betrekking heeft op de onderhoudssector in Nederland. Om in deze eerste editie van het NVDO Onderhoudskompas toch te komen met cijfers omtrent de omvang van de zes NVDO Onderhoudssectoren, is ervoor gekozen deze cijfers te benaderen. In samenwerking met ING Economisch Bureau zijn verschillende methoden, om de omvang van de NVDO onderhoudssectoren te benaderen, onderzocht.
Benadering op basis van assetwaarden: moeilijk te verdedigen In de eerste plaats is er een poging ondernomen om een inschatting te maken van de onderhoudssector door de assetwaarden binnen deze sectoren te vermenigvuldigen met een onderhoudsratio. Om te komen tot een benadering is er, via primaire data die beschikbaar zijn bij het CBS, op twee manieren een overzicht gemaakt van de assetwaarden voor de bedrijven die actief zijn binnen de zes NVDO onderhoudssectoren. Namelijk via de methode van boekwaarde47 en die van investeringswaarde48. Er is echter geconcludeerd dat de relatie met de onderhoudsmarkt op basis van deze cijfers moeilijk onderbouwd kan worden.
De keuze voor een sectorspecifieke benaderingsmethode Door het verschil in karakter van elk van de zes onderhoudssectoren is voor de cijfers met betrekking tot de omvang van de onderhoudssector zoals gepubliceerd in deel 1.2 ‘Feiten en cijfers van de Nederlandse onderhoudssector’ vervolgens gekozen voor een sectorspecifieke aanpak.
Procesindustrie, Manufacturing, Food, Beverage & Farma en Fleet Voor de sectoren procesindustrie, manufacturing, food, beverage & farma en fleet is de omvang van de onderhoudsmarkt benaderd op basis van de ratio onderhoudskosten/totale omzet in deze specifieke onderhoudssectoren. De totale omzet van de betreffende sectoren is bepaald op basis van de SBI indeling van het CBS49.
BIJLAGEN
113
De onroerendgoedsector Voor de sector onroerend goed is aangesloten bij de WOZ-waarden (Wet Waardering Onroerende Zaken) voor Nederlandse woningen en niet-woningen50. Deze gegevens zijn vermenigvuldigd met een onderhoudsratio gebaseerd op desk research.
Infra De omvang van de onderhoudsmarkt binnen de infrasector is in kaart gebracht door middel van publiek beschikbare gegevens met betrekking tot onderhoudsactiviteiten van een aantal partijen dat deze markt (grotendeels) beheert51.
Werkgelegenheid binnen de zes onderhoudssectoren in Nederland Om de werkgelegenheid voor de zes onderhoudssectoren te benaderen, is gekozen om aan te sluiten bij de gegevens omtrent arbeidsvolume en werkzame personen, die via het CBS beschikbaar zijn52. Om de deze ‘algemene’ werkgelegenheidscijfers vervolgens te vertalen naar het niveau van onderhoud, is er ook hier gekozen voor het gebruik van een ratio, die voor elk van de sectoren individueel is bepaald.
Bron: CBS (2008), ‘Financiën van alle ondernemingen; niet-financiële sector naar activiteit’ Bron: CBS (2008), ‘Investeringen in materiële vaste activa door bedrijven’
47 48
Bron: CBS (2008), ‘Financiën van alle ondernemingen; niet-financiële sector naar activiteit’
49
Bron: CBS (2009), ‘Waarde onroerende zaken’
50
Bron: Jaarverslagen verschillende gemeenten en provincies, Jaarverslag ProRail (2009),
51
Jaarverslag Rijkswaterstaat (2009), Jaarverslag TenneT (2009) Bron: CBS (2008), ‘Bedrijfsleven; arbeids- en financiële gegevens, per branche’
52
114
BIJLAGEN
Literatuurlijst Arbeidsinspectie (2007), ‘Incidentenrapportage’ CBS (2010), ‘Aantal vacatures stabiliseert’ CBS (2009), ‘Het Nederlandse ondernemingsklimaat in cijfers 2009’ CBS (2009), ‘Jaarboek onderwijs in cijfers 2009’ CBS (2009), ‘Ontwikkelingen in de instroom in het hoger onderwijs’ CBS (2009), ‘Regionale prognose 2009–2040: vergrijzing en omslag van groei naar krimp’ CBS (2010), ‘Vijftigplussers op de arbeidsmarkt’ CBS (2010), ‘Woningbouw blijft achter’ EIB (2010), ‘Kantorenleegstand, probleemanalyse en oplossingsrichtingen’ EIB (2010), ‘Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2010’ Ivara (2005), ‘Key Performance Indicators, Measuring and Managing the Maintenance Function’ KMR, ‘Techniekbarometer 2009 – 2010’ NEVI, Purchasing Managers Index (PMI), (september 2010) NVDO (2010), Enquête NVDO sectie uitbesteden en toeleveren van onderhoud (Suto) NVDO (2010), Onderhoudskompas ledenenquête Profion (2010), ‘Hands on Tool Time project’ ROA (2009), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014’ TNO, ‘Monitor Arbeidsongevallen in Nederland’ (2008) WCM (2007), ‘World Class Maintenance in de Nederlandse Delta, Toekomstvisie op de Maintenance, Repair & Overhaul-markt’ http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/32127_crisis_en_herstelwet
LITERATUURLIJST
115