
17 minute read
Topsportbegeleiding aan de Amstel; een gesprek met Rutger Klauwers
from NVMT Magazine 2021
by NVMT
Een gesprek met Rutger Klauwers Topsportbegeleiding aan de Amstel
FOTO’S: ALTIN KAFTIRA EN HANS GERRITSEN
Advertisement
Sinds twee jaar is manueel therapeut Rutger Klauwers hoofd van het gezondheidsteam van Het Nationale Ballet in Amsterdam. Samen met een aantal collega’s en consulterende specialisten is het zijn taak om de dansers en danseressen te revalideren na blessures, maar vooral om ervoor te zorgen dat ze niet geblesseerd raken. Hoe wordt er medisch en paramedisch voor de dansers gezorgd, hoe positioneert Het Nationale Ballet zich nationaal en internationaal op dat gebied en hoe heeft de coronapandemie zijn werk beïnvloed. Alexander Reeuwijk zocht Rutger Klauwers op in de Nationale Opera & Ballet in Amsterdam en sprak, speciaal voor dit jubileummagazine, met hem.
‘Het is een beetje een doolhof hier,’ zegt Rutger Klauwers als we vanaf de artiesteningang aan het Waterlooplein de ingewanden van het opera- en ballethuis inlopen. Hij laveert door het gebouw alsof hij er al vele decennia werkt, groet iedereen, maakt een kort informeel praatje met een danser en knijpt een ballerina vaderlijk in de schouder en vraagt licht bezorgd hoe het met haar is. Ik loop achter hem aan, trap op, trap af, smalle gangetjes door en ineens staan we in de coulissen. De repetitie voor de komende opera is nog niet begonnen, dus we mogen nog even het podium oplopen. Het toneel is diep, de orkestbak afgesloten en het dieprode pluche van de stoelen geeft een warme gloed af. Ik krijg er een tinteling van in mijn buik en ik waan me heel even de eerste solist. Onmiddellijk denk ik aan de ijzeren discipline waarmee de dansers leven, de extreme fysieke belasting en mentale druk waaraan ze worden blootgesteld en het feit dat ze constant in absolute bloedvorm moeten verkeren. Ik druip af en volg Klauwers langs de kostuumateliers, kleedkamers en opslagruimtes, naar het hoofd van de kostuumafdeling Oliver Haller waar hij even iets moet overleggen over spitzen.
Nationale Opera & Ballet ligt in het hart van Amsterdam, ingeklemd tussen het Waterlooplein, de Amstel en de Groenburgwal, waar de filosoof Spinoza zijn lenzen sleep voordat hij uit de stad werd verbannen. Sinds midden jaren tachtig van de vorige eeuw is het halfronde gebouw de uitvalsbasis van Het Nationale Ballet, waar Klauwers
19
20
sinds twee jaar hoofd van het gezondheidsteam is.
‘O ja,’ zegt Klauwers tegen Oliver, vlak voordat we weer verder lopen, ‘ik kreeg een filmpje van een van de ballerina’s toegestuurd. Ze was de afgelopen periode in New York en heeft daar nieuwe spitzen aan laten meten. Ze hebben daar een statische en dynamische analyse van haar voeten gemaakt. De ballerina’s worden steeds assertiever, mondiger. En dat is een goede zaak. Zij moeten de prestatie op het toneel leveren en daar proberen we ze zo optimaal mogelijk in te faciliteren. Dit soort ontwikkelingen helpen heel erg.’
Ik ben pas een paar minuten binnen , maar ik krijg nu al een aardig idee van de positie van Klauwers tussen de dansers en de andere ondersteunende disciplines. Precies om tien uur vullen de gangen zich met pianospel. Klauwers weet meteen hoe laat het is: ‘De dagritmes hier zijn vrij strikt. Om tien uur begint de ochtend met de dagelijkse balletles. Altijd met live pianomuziek en met balletmeesters of docenten die rondlopen en opmerkingen maken. Vanuit de fysiotherapie proberen we zoveel mogelijk bij deze repetities te zijn. Zo kunnen we zien hoe dansers die hersteld zijn van blessures bewegen en kunnen we vragen beantwoorden van dansers of balletmeesters.’
Ik kijk door de patrijspoortjes en realiseer me dat het er precies zo uit ziet als ik me had voorgesteld: een pianist in de hoek van de ruimte, bars langs spiegels en dansers en danseressen die hun basispassen oefenen. Het is ontspannen, sierlijk, elegant en krachtig tegelijk; een klassiek beeld, alsof ik door een van de raampjes naar een levend schilderij van Edgar Degas kijk. Klauwers wijst me op een aantal dansers dat net terugkomt na een blessure. Hij houdt ze een paar minuten nauwlettend in de gaten,
voordat we onze rondleiding door het gebouw vervolgen. Direct naast de repetitieruimtes is het krachthonk, een kleine ruimte met zes krachtunits. Daar weer naast is een zaaltje waar pilateslessen worden gegeven, met een afgeschermd kamertje dat dienstdoet als massageruimte. Klauwers toont de ruimtes, waarbij het me opvalt hoe klein en basaal ze zijn, zeker als je bedenkt hoeveel dansers en danseressen er zijn, die dagelijks zeer intensief met absolute topsport bezig zijn. Klauwers knikt begrijpend: ‘We werken met zijn allen hard om de dansers zo fit en gezond mogelijk te houden. Deze ruimtes zijn misschien nog niet ideaal, maar het is in ieder geval al beter dan dat het was. Maar uiteraard heb ik nog wel wensen en die proberen we nu te realiseren door middel van sponsoring.’
We eindigen de rondleiding een etage hoger, op de afdeling met de balletmeesters en de audiovisuele afdeling. Hier zijn nog twee behandelkamers en een kleine zaal met een bar en een spiegel. We nemen plaats in behandelkamer van Klauwers. Het prikbord aan de muur hangt vol met wetenschappelijke artikelen. Tussen de papers hangt een “statement” van het medisch team, geschreven door Klauwers. Ik zie termen als “integrate scientific knowledge”, “quantifying ballet”, “performance” en “healthy choices”. Dat zijn nogal ambitieuze doelstellingen, merk ik op. ‘Zeker,’ zegt Klauwers. ‘Al is het statement dat ik heb opgesteld niet wat we nu al doen, maar waar we uiteindelijk naartoe willen. Je moet een stip aan de horizon zetten. En we werken er hard aan. Zeker als je je realiseert dat hier tot drie jaar geleden nog geen “in house” team aanwezig was. Fysio- en manueel therapeuten kwamen op consultbasis naar Het Nationale Ballet om blessures van dansers te beoordelen en te behandelen. Er was een samenwerking met de sportartsen uit het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis hier in Amsterdam en met externe fysiotherapeuten. Het komt erop neer dat de zorg vooral reactief was, eigenlijk als een klassieke particuliere praktijk. De zorg die werd geleverd was wel erg goed, maar aan preventie werd minder gedaan en aan voorlichting ook niet. Dat is nu anders.
Wat is er sinds jouw aantreden veranderd? ‘We hebben nu een “in house” paramedisch team van drie fysio- en manueel therapeuten. Geen van ons werkt fulltime, maar er is altijd wel iemand van ons aanwezig. Hierdoor kunnen we EBp richtlijnen ontwikkelen, zijn we in staat repertoire analyses te maken, kunnen data verzamelen, faciliteren we talentontwikkelingsprogramma’s en doen we aan performance
21
22
testing. Aan de hand hiervan kunnen we steeds doelgerichter preventief trainen en krijgen zo steeds meer inzicht in de ontwikkelingen van de dansers en de groep als geheel. Verder is de pilatesdocent vaker aanwezig en maken we gebruik van een diëtist en van psychologische begeleiding vanuit het Topsport Netwerk Amsterdam. Wat betreft de medische zorg blijven we gebruik maken van de sportartsen uit het olvg en werken we nauw samen met de huisartsen en diverse orthopedisch specialisten. Dit is wat er praktisch is veranderd sinds ik hier ben aangetreden. Onze benadering resulteert in een vertrouwensrelatie met de dansers. Daarnaast proberen we ons werk te verschuiven van het oplossen van problemen en het behandelen van blessures, naar het voorkomen ervan.’
Hoe verhouden jullie je tot andere, internationale dansgezelschappen? Is de medische zorg bij die gezelschappen ook zo georganiseerd? ‘Dat is zeer wisselend,’ zegt Klauwers. ‘Sommige gezelschappen, zoals het Royal Ballet in Londen en het Australian Ballet zijn veel verder dan dat wij zijn. Ze hebben een medische staf en zijn ook wetenschappelijk actief. Ze meten de dansers structureel, analyseren de data en integreren die data in de trainingen. En dat heeft daar ook al zijn vruchten afgeworpen. Door hun aanpak hebben ze significant minder fracturen of kruisbandletsel dan voorheen. Deze gezelschappen hebben ook echt meer middelen tot hun beschikking. Ze beschikken over meer budget en hebben meer mankracht. Ze publiceren ook artikelen over de onderzoeken die ze doen.’ Dat is ook ons streven en dat bedoel ik met “quantifying ballet”. We werken sinds kort nauw samen met een aantal andere gezelschappen, onder andere met The Royal Scottisch ballet, The Royal Danish ballet, The Norwegian National Ballet en The Royal Swedish ballet. Samen leren we van elkaar en gebruiken elkaars expertise.’
Ik lees ook “performance” en “healthy choices”. Ik kan me voorstellen dat die twee begrippen soms elkaar in de weg zitten. ‘Daar heb je wel gelijk in, denk ik,’ zegt Klauwers. ‘Bij veel dansers heerst de angst dat als ze geblesseerd zijn, ze uit de gratie raken. Kortom, dat een blessure direct gevolgen heeft voor hun carrière.’
Hoe bedoel je dat? ‘Nou, bijvoorbeeld dat je als danser van jongs af aan meekrijgt dat een blessure laat zien dat je kwetsbaar bent, en dat dit consequenties kan hebben voor bijvoorbeeld audities. Het gevolg daarvan kan zijn dat ze onnodig lang doorlopen met blessures en hun carrières zich daardoor niet of veel langzamer ontwikkelen. Sterker nog, voor veel dansers geldt zelfs dat het erbij hoort. No pain no gain. Ik heb voorbeelden gezien van Zuid-Europese ballerina’s die met te kleine spitzen dansten. De snijranden stonden in hun achillespezen. Hun werd gezegd dat ze niet moesten klagen, dat die pijn erbij hoort. En ook dat kleinere spitzen veel esthetischer zijn. Waanzin natuurlijk, maar als je dat als jong meisje krijgt ingeprent, raak je dat nog maar moeilijk kwijt.’
Wat is jullie rol daarin? Want dit gaat verder dan een “blessurebehandeling”. ‘Zeker, dat is zo. Het prettige van de huidige situatie ten opzichte van een paar jaar geleden is dat we nu permanent aanwezig zijn. Zodoende zijn we ook een constant aanspreekpunt voor de dansers en de staf. En dat niet alleen, we zien ze ook de hele tijd bewegen tijdens de repetities waarbij we aanwezig zijn. De sleutel is mijns inziens om als gezondheidsteam het vertrouwen te winnen van de dansers en open te communiceren met de artistieke staf.’

23
Ik denk terug aan de korte gesprekjes die Klauwers op de gang had met twee dansers. Even de vinger aan de pols houden door te laten merken dat ze worden gezien. Maar hoe start je met het vastleggen van data rondom de dansers? ‘Dat proberen we enigszins pragmatisch aan te pakken,’ legt Klauwers uit. Nieuwe dansers worden niet alleen medisch gekeurd, maar we onderwerpen ze ook aan “performance tests”, en een uitgebreid orthopedisch onderzoek, zodat we een beter zicht krijgen op de capaciteiten van de individuele danser. Dat leggen we vast in een database. Zo kunnen we de data makkelijk terughalen en krijgen we na verloop van tijd een ontwikkelingsprofiel van de dansers. Daarnaast leggen we de blessures wekelijks vast.’
Vastleggen is goed en zeer potentieel waardevol. Maar het betekent ook dat je vervolgens iets met die data moet. Krijg je daar voldoende de ruimte voor? Klauwers fronst een beetje: ‘Dat is een goede. Je moet begrijpen dat de balletwereld redelijk conservatief is en ook behoorlijk hiërarchisch is ingesteld. Daarnaast is er nauwelijks echte concurrentie, al willen we natuurlijk tot de beste gezelschappen van de wereld blijven behoren. Ik bedoel vooral dat ballet geen wedstrijd is én dat de zaal altijd vol zit. Mede daarom is het van belang om data te verzamelen. Het is altijd beter om met goede onderbouwing te overleggen met de artistieke leiding.’ Je zou kunnen stellen dat we in de afgelopen anderhalf jaar in dat opzicht ook een soort vuurdoop hebben gehad. Maar door het meten en het vastleggen van de gegevens hebben we de dansers voor zover mogelijk optimaal kunnen begeleiden tijdens de coronaperiode, zonder voorstellingen en met maar zeer beperkte toegang tot het gebouw. Maar met de data die we eerder hadden verzameld, konden we de dansers op maat gemaakte programma’s aanbieden. Hier zie je ook onze internationale
24 samenwerking terug. We hebben samen met het Danish Royal Ballet en het Scottish National Ballet een programma opgezet om de invloed van covId op het deconditioneren van de dansers te monitoren. Het was sowieso een mooi staaltje teamwork. De technische dienst heeft in heel korte tijd voor alle dansers een stuk bar en een eigen stukje dansvloer gemaakt, zodat ze binnen de mogelijkheden toch optimaal konden trainen.
Belangrijk werk! Is het ook de bedoeling dat het leidt tot een wetenschappelijke publicatie? Klauwers lacht: ‘Wie weet, ooit, in de toekomst. Maar we hebben daar op dit moment nog niet de kennis en de middelen voor. Het is wel ons streven hoor, maar voorlopig doen we het vooral voor eigen gebruik. Dat neemt niet weg dat we de wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet volgen. Er is een wetenschappelijk tijdschrift speciaal voor dans gerelateerd onderzoek, The Journal of Dance Medicine & Science,’ zegt Klauwers en hij wijst naar de muur waarop enkele artikelen uit het tijdschrift zijn geprikt. ‘Maar we maken vooral gebruik van wetenschappelijke literatuur uit de sportgeneeskunde. Er zijn best veel overeenkomsten. Maar we moeten wel zelf zorgen voor de vertaalslag naar onze eigen doelgroep .’ Klauwers komt zelf uit de topsportfysiotherapie. Na zijn studie fysiotherapie werkte hij in Utrecht bij Tamminga, waar hij veel topsporters, vooral hockeyers en atleten, behandelde en begeleidde. Vanuit die praktijk heeft hij een stage gedaan bij Fysiotherapie Keizersgracht, waar hij is “blijven plakken”. Daar kwam hij in aanraking met de danswereld. Toen hier de positie hoofd medische dienst beschikbaar kwam, heb ik gesolliciteerd. En ik werd aangenomen.’
En? Lukt dat? Het is natuurlijk een wonderlijke periode waarin je bent gestart. Klauwers lacht: ‘Dat kun je wel zeggen. Ik ben hier nu twee seizoenen en die zijn voor een groot gedeelte in het water gevallen door corona. Ik was nog maar net begonnen toen de pandemie om zich heen greep. De theaters gingen dicht en ook de trainingszalen waren verboden toegang. Dat was echt erg zwaar voor de dansers. Tegelijkertijd creeert zo’n periode ook ruimte. En die zorgde ervoor dat we het medisch team zoals het er nu is, hebben kunnen vormgeven en er goed over na hebben kunnen denken.’
Wat is het gevolg van covid geweest voor de behandeling van de dansers? Of was er eigenlijk geen verschil? ‘Zeker wel, covId heeft wel degelijk invloed op de dansers en hun blessures. Normaal gaat het bijna allemaal om overbelastings-
klachten. Maar de afgelopen anderhalf jaar zagen we veel acute blessures aan spieren en pezen. Daarnaast is uiteraard de conditionering een potentieel probleem,’ zegt Klauwers. ‘Maar ik denk dat we het binnen de mogelijkheden goed hebben gedaan. We hebben, zoals ik al eerder zei, alle dansers een stukje vloer en een bar gestuurd, om thuis optimaal te kunnen trainen. Verder hebben we ze veel onlinelessen aangeboden, gestimuleerd om buiten te gaan rennen en konden ze pilates- en krachtoefeningen krijgen. We staan nu aan de vooravond van de eerste optredens mét publiek. Ik voel de spanning onder de dansers, maar volgens mij zijn ze er klaar voor!’
Mocht er een danser geblesseerd raken, hoe ziet een revalidatietraject er hier dan uit? ‘We beginnen natuurlijk met een screening, het stellen van een diagnose en het maken van een behandelplan. De revalidatie en evaluaties doen we volgens het Return to Dance Continuum. Aangezien topsport van dans verschilt (en topsporters van dansers) is het belangrijk de vertaalslag te maken van het Return to Sport continuum naar de dansrealiteit binnen Het Nationale Ballet. Over het algemeen is het programma van een topsporter consistenter dan dat van een danser. Waar een voetballer elk weekend een voetbalwedstrijd heeft, gaat een danser van voorstellingsperiode naar voorstellingsperiode. Waar de voetballer “slechts” voetbalt, beoefent de danser meerdere dansstijlen, afhankelijk van de artistieke agenda. Om de constante in belasting en agenda te zoeken is er daarom gekozen om de eerste Return to Dance fase op te hangen aan de gestructureerde opbouw van een balletles. Gedurende het gehele Return to Dance proces neemt de autonomie van de danser toe. Door actief te participeren in het gehele traject krijgt de danser steeds meer controle/kennis/coping skills om met de
25

situatie om te gaan. In de loop van het proces neemt hierdoor de externe controle van het Health Team af en de interne controle van de danser toe, opdat hij/zij goed is voorbereid om weer zelfstandig aan het werk te gaan. In dit proces werken we nauw samen met de balletmeesters.’
Je hebt manuele therapie aan de somt gestudeerd. Heb je dat nodig voor jouw functie hier? ‘Dat denk ik wel. Ik vind het essentieel. Maar, ik heb niet alleen manuele therapie gestudeerd. Ik heb ook de opleiding sportfysiotherapie gevolgd. Dat is de ideale combinatie, denk ik. Toch heb ik veel aan mijn opleiding manuele therapie. Het is het totaalpakket. Ik heb er goed leren denken in kinetische ketens, waarbij je niet alleen kijkt naar het lichaamsdeel waarin de danser klachten heeft, maar ook hoe en waar hij of zij eventueel compenseert. Daarnaast heb ik aan de somt pas echt goed leren onderzoeken en dank ik veel aan de begeleiding van Ruud Klein die mij veel geleerd heeft vanuit zijn jarenlange ervaring als manueel therapeut. Echt voelen is belangrijk, want de kleinste beperking kan voor een danser al een probleem zijn. Dat betekent overigens niet dat ik veel manipuleer. Als je dat te vaak doet heb je kans op instabiliteit en daarmee zijn ze dan verder van huis.
Klauwers neemt een slok van zijn koffie en vervolgt zijn verhaal: ‘Wat behandelingen en technieken betreft, benader ik het vak redelijk pragmatisch. Tegenwoordig wordt het vak wel steeds meer “knowledge based”. Dat is op zich goed, al denk ik dat de waarde van “experience based” therapie en echt contact niet moet worden onderschat. Binnen Het Nationale Ballet probeer ik sowieso verder te kijken dan een behandeling of een behandeltraject. Mijn hogere doel is om uiteindelijk een cultuuromslag te bewerkstelligen. We willen het korte termijn denken vervangen voor een lange termijnvisie ten behoeve van talentontwikkeling en om de autonomie van de danser te ontwikkelen. Dat betekent dat je niet van productie naar productie kijkt maar meer naar de belasting van de dansers door het seizoen heen. Dat houdt dan wel in dat ze soms wat minder belastbaar zijn, maar daar heeft uiteindelijk iedereen profijt van, ook het gezelschap. Maar dat is niet vanzelfsprekend. Het artistieke resultaat staat hier — begrijpelijk — voorop, niet altijd het individuele gezondheidsaspect. En vergis je niet, Alexander, de balletcultuur staat hier stevig. Het Nationale Ballet bestaat dit jaar zestig jaar en behoort tot de vijf beste balletgezelschappen van de wereld. En je weet: succes maakt behoudend. Kortom, je verandert een cultuur niet zomaar en dat moet je ook niet willen. Maar het gezondheidsteam wil de dansers zo goed mogelijk begeleiden binnen de kaders. En daar hebben we data voor nodig.’

27
28
Dat klinkt veelbelovend en ambitieus! En ik vind het echt indrukwekkend wat je in zo’n relatief korte tijd voor elkaar hebt gekregen. Welke positie je hebt verworven binnen Het Nationale Ballet en wat je op (para)medisch gebied al hebt gerealiseerd. Maar staan jullie, zo’n drie jaar nadat je hier bent aangetreden, daar waar je had gehoopt? Heb je het gevoel dat jullie op koers liggen? ‘Dank je! Ik denk zeker dat we aardig op weg zijn, al kunnen er altijd dingen beter. Je moet je bedenken dat we hier met 35 verschillende nationaliteiten werken. Dat levert onherroepelijk problemen in de communicatie op. Daarnaast zie je binnen de verschillende nationaliteiten ook uiteenlopende opvattingen over gezondheid. Een van de belangrijkste doelen was om laagdrempelig bereikbaar te zijn voor de dansers, en dat is zeker gelukt. In de afgelopen zes maanden hebben we ongeveer 97% van alle dansers wel in de behandelkamers gehad. Kortom, ze weten ons goed te vinden en het vertrouwen in ons groeit. De dansers en het gezondheidsteam beginnen elkaar steeds beter te begrijpen en aan te voelen. Maar er zijn zeker nog uitdagingen voor de komende periode.
Klauwers kijkt op de klok. Zijn laptop heeft al een aantal keer geluiden gemaakt, ten teken dat er een volgende afspraak staat te wachten. Klauwers maakt nog snel een rondje met me langs de kamers van artistiek directeur Ted Brandsen, algemeen directeur Stijn Schoonderwoerd en manager particuliere fondsenwerving Nadja van Deursen, voordat we bij de artiesteningang afscheid nemen. Ik stap het Waterlooplein op, terug de realiteit in. Het is nog warm, maar de herfstkou zit al in de lucht. Links van me staat de Mozes en Aäronkerk, schuin voor me rijst de Portugese synagoge op. Tussen de fietsenstallingen en de artiesteningang staan een paar dansers een luchtje te scheppen: beenwarmers aan de voeten en een zweetband om het hoofd. Ik knik naar ze, met diep respect.
