11 minute read

ACV-GROEP MAAKT OPLEI

ACV-GROEP MAAKT OPLEIDINGSGIDS VOOR EIGEN MEDEWERKERS

Eind februari bracht ACV-groep een opleidingsgids uit in de vorm van een ‘ouderwets’ papieren boekje. Zes vragen staan bij de diverse trainingen en opleidingen steeds centraal. Corine Koops van ACV-groep vertelt hoe het boekje tot stand is gekomen en waarom is gekozen voor deze opzet.

Advertisement

Sinds vier jaar werkt Corine Koops als HR-manager bij ACV-groep. Daarvóór werkte ze in de commerciële sector. Naast de aandacht voor leiderschap en interne processen viel het uitgebreide opleidingsaan-bod van ACV-groep haar op. “Dat verraste mij. Ik merkte echter ook dat er geen goed overzicht was van het opleidings- en trainingsaanbod. Hierdoor kwam ik op het idee om een toegankelijke oplei-dingsgids te maken. Met dit boekje kunnen medewerkers zelf uitzoeken wat ze nog willen leren en krijgen ze een goed beeld van de mogelijkheden.” De ervaring bij ACVgroep is dat digitale oplei-dingstools binnen de organisatie niet goed werken. Daarom viel de keuze op een papieren versie. Het boekje viel bij iedereen thuis op de deurmat. Koops: “Gezinsleden van onze medewerkers zijn erg betrokken bij onze organisatie en kunnen zelf ook zien welke opleidingsmogelijkheden er zijn. Even-tueel kunnen ze hierin een stimulerende rol spelen.” TEKST: ANS AERTS BEELD: ACV

LEEFSTIJL

Koops plaatste een bericht over de opleidingsgids op LinkedIn en was verrast door de vele enthousiaste reacties. “Zo’n papieren boekje is eigenlijk 'old school', maar mensen blijken het heel leuk te vinden en willen ook zoiets maken voor hun eigen organisatie.” Ook de reacties van de medewerkers van ACV-groep zijn positief. “We hebben bijvoorbeeld een medewerker die nooit een opleiding of training wilde volgen. Hij heeft het boekje thuis gekregen en stuurde onlangs een bericht dat hij interesse heeft in twee opleidingen. Hoe leuk is dat?” De vraag: ‘Wat heb je nodig om veilig en goed te kunnen werken?’ vormde de basis voor het samenstellen van de gids. Het boekje verduidelijkt ook welke trainingen en opleidingen er onder code 95 vallen. Een medewerker kan bijvoorbeeld de keuze maken voor de training communicatieve vaardigheden voor chauffeurs, digitale tachograaf en boordcomputers, of een training fysieke belasting. Maar ook de training ‘leefstijl’, waarin aandacht wordt besteed aan een goed eetpatroon en een gezonde manier van leven kan iemand volgen in het kader van code 95.

ICOONTJES

Het boekje oogt fris en toegankelijk, met tabbladen die aangeven of een opleiding is bedoeld voor het werk in het beheer van de openbare ruimte, de inzameling of de technische dienst. Daarnaast is er een tabblad ‘kantoor’, met bijvoorbeeld een excel- en

Wijkcoördinator Jacob Meijer van ACV bladert door de nieuwe opleidingsgids.

een timemanagement-training en een tabblad ‘extra opleidingen’, waaronder bijvoorbeeld BHV valt. Bij elke afzonderlijke opleiding en training staan dezelfde zes vragen die worden beantwoord: Voor wie is het bedoeld? Hoelang duurt het? Is het voor Code 95? Is er een examen aan verbonden? Wat is de geldigheidsduur? Voor wie is het verplicht? Koops: “Dit zijn de zes vragen die medewerkers altijd aan ons stellen. Door deze vragen voor elke training en opleiding te beantwoorden, wordt het heel laagdrempelig.” Een knelpunt bij de ontwikkeling van het boekje van ACV-groep was het vinden van een goede vorm. Koops: “Hiervoor hebben wij een extern bureau ingeschakeld. Toen wij vertelden over de zes vragen, hebben zij bedacht om dit voor elke opleiding en training terug te laten komen via zes verschillende icoontjes. Dat is een gouden greep geweest, waarmee het boekje heel toegankelijk is geworden. Daarom krijgen we zoveel enthousiaste reacties.”

WETTELIJKE HOBBELS BIJ KLEINSCHALIGE VERWERKING GFT EN SWILL BUURTCOMPOSTEREN IN DE KNEL?

In je eigen wijk gft-afval en swill verwerken, groeit in populariteit; goed om gft uit het restafval te trekken en goed voor de sociale cohesie. Maar er zijn wettelijke hobbels om het resultaat ervan als meststof in te zetten. Recent onderzoek brengt de knelpunten in beeld, als eerste stap naar het verkennen van mogelijke verbeteringen. Een nuttig rapport, maar er is ook kritiek.

Samen met de buurt je gft en etensresten verwerken in het wormenhotel of thuis in de Bokashi-emmer. Kleinschalige initiatieven om de organische reststromen uit huishoudens en restaurants (‘swill’ genoemd), te verwerken bloeien op. Tal van verwerkingsmethoden worden beproefd. Bij een groot aantal botst het toepassen van het verwerkte materiaal als meststof met de huidige regelgeving, zo wijst een in maart verschenen onderzoek van het Wageningse onderzoeksbureau LeAF uit. “Het was de hoogste tijd voor duidelijkheid”, vertelt adviseur afval- en materialenbeleid Paula Huismans van Rijkswaterstaat Leefomgeving, de opdrachtgever van de studie. “Met dit onderzoek wilden we te weten komen wat de risico’s zijn en of er verbeteringen nodig en ook mogelijk zijn. Als Rijksoverheid waarderen we dit soort initiatieven en willen we deze ondersteunen, maar vanzelfsprekend mogen er geen risico’s zijn voor mens en milieu. Het moet verantwoord en veilig zijn, vooral als we er de gewassen mee bemesten die we opeten.”

De studie van LeAF werd begeleid door experts van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Landbouw, de NVWA en uitvoeringsorganisatie Bodem+. Het rapport gaat in op een palet aan toegepaste verwerkingsmethoden, van thuiscomposteren, vergisten en fer

TEKST: PIETER VAN DEN BRAND

menteren tot commerciële technieken. “Het onderzoek bevestigt ons vermoeden dat het voor overheden lastig is de tal van verwerkingsmethoden te beoordelen op wat ze technisch precies inhouden, wat voor producten ze maken en of ze wel op de bodem gebracht mogen worden”, vervolgt Huismans. “De hoofdconclusie is dat de meerderheid van de producten, die deze methoden opleveren, niet voldoen aan de wettelijke eisen die gelden voor compost. Met mogelijke nabewerkingsstappen kan dat wel het geval zijn. Dat is precies waar we meer inzicht in wilden hebben, niet alleen voor overheden maar ook voor initiatiefnemers zelf. De wetgeving eromheen is complex, ook die kennis hebben we met deze studie toegankelijk willen maken.”

COMPOST

Ter vergelijking is de grootschalige productie van compost in het onderzoek meegenomen, namelijk het enige product uit gft en swill, dat aan de wettelijke eisen voldoet en als meststof toegepast

mag worden. Verwerkers zijn gevalideerd door de NVWA en de compost is – volgens het door de sector ingestelde certificatieschema Keurcompost – vrij van onkruidzaden en ziektekiemen door de constante temperatuur in het composteerproces (60-70 graden). Ook het gehalte aan stikstof en fosfaat (voedingsstoffen voor gewassen) is stabiel en de compost bevat een hoog gehalte stabiele organische stof, wat de bodemvruchtbaarheid op de lange termijn ten goede komt. Het pokon-achtige materiaal uit het wormenhotel, dat oprukt in stadswijken zonder tuinen en onvoldoende ruimte voor een composthoop, is vanwege de kans op ziektekiemen niet direct te gebruiken, stelt de LeAF-studie. Een nabehandeling tot compost is niet mogelijk.

Andere producten, waaronder die uit de Bokashi-emmer, worden als onvoldoende gehygiëniseerd en onvoldoende stabiel beoordeeld. Volgens dit Japanse fermentatieproces wordt organisch materiaal vermengd met kalk, kleimineralen en een mengsel van micro-organismen, dat de fermentatie tot een humusachtig eindproduct op gang brengt. Compostering kan dit materiaal volgens het LeAF-rapport echter in een goed product omzetten. “Bokashi kan daarom als voorbehandeling een prima toepassing zijn op het balkon van flats”, zegt Huismans. “Het prikkelt bewoners om hun etensresten niet bij het restafval te doen. Voor sommige initiatieven kunnen de strenge conclusies uit het rapport teleurstellend zijn, maar het onderzoek geeft aan wat er voor nabehandeling mogelijk is om wel aan de eisen te voldoen. Soms wordt er onvoldoende organisch materiaal omgezet, wat je met een langere composteertijd en hogere temperaturen wel kunt realiseren. Wat we in het onderzoek laten zien, is dat alles valt of staat met een goede uitvoering van de methode en zo schoon mogelijk ingangsmateriaal. Zaak is daar goed op te letten.”

Als volgende stap wil Rijkswaterstaat een document gaan opstellen, waarin de lessen uit het onderzoek nog eens goed op een rij worden gezet. “Wat er daarna moet gebeuren, is niet aan ons, maar aan het ministerie en aan de politiek. Voor ons was dit een leerzaam onderzoek, waarvan we verwachten dat ook gemeenten daar veel aan zullen hebben. Ze hoeven het niet allemaal zelf meer uit te zoeken”, zegt Huismans.

Het eerste wormenhotel in de Rotterdamse wijk Blijdorp, een initiatief van het Rotterdams Milieucentrum en Stichting Buurtcompost (Foto: Daisy Rosema).

WORMENHOTEL

In Amsterdam is Riny de Jonge inderdaad blij met het LeAF-rapport. “Het geeft een nuttig en deskundig overzicht van processen en producten, al vallen helaas de emissies van verwerkingstechnieken buiten de scope van de studie. Onder biologen is volop discussie over de methaanuitstoot. Het lijkt me goed daar ook naar te kijken.” Vanuit de gemeente is De Jonge al sinds 2014 betrokken bij een aantal kleinschalige initiatieven in de hoofdstad. In Bos en Lommer heeft een groep bewoners met een grote gezamenlijke binnentuin drie compostmolens in gebruik voor het bemesten van groenten en fruit in hun tuin. Een grootschaliger toepassing zijn de zo’n negentig wormenhotels, die kriskras door Amsterdam op straat zijn terug te vinden. De meeste wormenbakken zijn in het beheer van groepen van circa vijftien huishoudens. Ook is er een ondergronds wormenhotel dat zeventig gezinnen bedient. “De bewoners zijn erg te spreken over de kwaliteit van hun wormencompost. De compostdeskundigen achter de wormenhotels stellen dat dit product waardevoller is voor de bodem dan gecertificeerde Keurcompost. Maar in het onderzoeksrapport wordt geen uitspraak gedaan over de feitelijke toegevoegde waarde voor de bodem van wormencompost en ligt nogal sterk de nadruk op mogelijk aanwezige ziektekiemen. Er lijkt een relatie te worden gelegd tussen ziektekiemen en dierlijke etensresten, die in de wormenbak terechtkomen. Een voorwaarde voor deelname aan de wormenhotels is dat mensen er geen etensresten, waaronder vlees, in deponeren. Je zou daar als Rijksoverheid met regulering op in kunnen zoomen”, zegt De Jonge, die benadrukt dat het LeAFrapport nog niet binnen de gemeente is besproken. “Verder vind ik het overdreven dat bovengrondse wormenhotels als een bedrijfsmatige activiteit worden gezien. Buurtcomposteren is net zo kleinschalig als thuiscomposteren.”

Ook Auke Doornbosch van de gemeente Hengelo is kritisch op het LeAF-rapport. Als projectleider circulaire economie is Doornbosch in de Twentse stad actief met het ontwikkelen en realiseren van initiatieven als stadslandbouw, recycle- en upcycle-projecten en lokale kringloop.

Van Afvalkalender tot Website met Servicedesk 21-9000-0449-01 NVRD GRAM 2019 aug 190x62mm.indd 1 27-06-19 10:43

klantenservice

communicatie inwoners

Uw inwoners optimaal helpen bij afvalinzameling? Opzet biedt complete oplossingen voor alle afvalcommunicatie. Digitale afvalkalenders, websites met servicebalie, apps en ondersteuning.

Ruim 3 miljoen huishoudens maken gebruik van onze succesvolle oplossingen. We bieden maatwerk waarin alle software perfect op elkaar aansluit.

Meer weten? Neem vrijblijvend contact op.

Opzet_1162-02.indd 1

21-9000-1162-02 GRAM

opzet.nl | 023 53 88 200

Stof tot Grondstof www.sympany.nl

08-04-2020 16:51

“Bokashi levert een hoogwaardig en veelzijdig product op, maar wordt in het rapport weggezet als meststof voor gewassen. Het activeert echter ook het bodemleven en je kunt het als bodembedekker gebruiken om onkruid tegen te gaan. Dat betekent veel minder schoffelen. Bokashi is een bewerkelijk proces, maar als je het goed doet, hou je een mooi product over dat verder composteert in de grond.”

HERIJKING

Doornbosch trekt de onderzoeksvraag in de studie in twijfel. “De onderzoekers moesten kijken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de kleinschalige verwerking van gft en swill binnen de bestaande regelgeving. Dat is een wel erg nauw uitgangspunt. De vraag moet juist luiden of de huidige wetgeving niet aan een herijking toe is. Dat zou je verder moeten onderzoeken. Het is niet meer dan logisch dat dit soort nieuwe verwerkingsmethoden tegen regels oplopen. Dat is bij elke vorm van innovatie het geval. Anders kun je niet van echte vernieuwing spreken.”

Vanuit de Maasstad staat Carolien van Eykelen haar collega in Hengelo bij. De gemeente Rotterdam wil flinke stappen maken om de verwerking van gft nieuwe impulsen te geven. “Dit rapport biedt ons daarvoor niet direct nieuwe hulpmiddelen”, zegt de beleidsadviseur Rotterdam Circulair. “We weten dat de huidige wetgeving voor de lineaire economie is gemaakt. Het is bijna onmogelijk om binnen deze wettelijke kaders proefprojecten uit te voeren.” Ook is er meer regie nodig vanuit Den Haag, verwijst Van Eykelen naar het september vorig jaar verschenen adviesrapport van de Taskforce Herijking Afvalstoffen. De in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde Taskforce constateert, dat de toepassing van producten uit afvalstromen over meerdere departementen is versnipperd en het urgentiegevoel lijkt te ontbreken. “Terwijl we nu door moeten pakken naar het opschalen naar circulariteit”, hamert Van Eykelen, “om voor gft nieuwe bestemmingen als grondstof te vinden. We moeten afspraken maken om experimenten uit te voeren, waarbij er voldoende veiligheidsgaranties en geen risico’s zijn

Compostmolens op de tijdelijke Tuinfabriek in het Utrechtse Hoog Catharijne (Foto: Ralph Kaumera).

voor mens en milieu. Zaak is deze proeven wetenschappelijk te documenteren om over de effecten betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Ook is het belangrijk de kennis van alle experimenten van gemeenten te verzamelen op een centrale plek, om daarvan te leren en samen verder te komen. Ik denk dat daarbij een rol voor een organisatie als Rijkswaterstaat is weggelegd.” zoek was echter vooral de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Ik constateer dat dit als nuttig ervaren wordt. De LeAF-studie is een startpunt om te kijken wat wenselijk en mogelijk is. We nemen de wensen van gemeenten beslist mee. Maar houd er rekening mee dat niet alle verwerkingsvormen mogelijk gemaakt kunnen worden. Voor de overheid zal veiligheid voorop blijven staan.”

STARTPUNT

Bij Rijkswaterstaat begrijpt Huismans dat het voor sommige gemeenten wellicht te langzaam gaat. “Ons doel met dit onderKijk ook op de kennisbibliotheek van VANG-HHA: www.vang-hha.nl/kennisbibliotheek/@223559/kleinschalige-verwerkingsmethoden-gft-swill/

This article is from: