8 Deel I behandelt de algemene begrippen van het vermogensrecht, met onder meer de vermogensleer en het onderscheid tussen de soorten goederen. Deel II is gewijd aan eigendom en eigendomsovergang. Aan bod komen bijvoorbeeld het eigendomsrecht zelf, onverdeeldheid en mede-eigendom, koop en kanscontracten. In deel III zijn de overeenkomsten inzake gebruik en genot van een goed aan de beurt, nl. huur, lening, erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, erfpacht en opstal. Deel IV bespreekt de diensten- en vaststellingsovereenkomsten. Het betreft aanneming, de Woningbouwwet, bewaargeving, sekwester, lastgeving en dading.
Bernard Tilleman is gewoon hoogleraar te Kortrijk en Leuven en decaan van de Rechtsfaculteit aan de KU Leuven. Alain Laurent Verbeke is gewoon hoogleraar Privaatrecht en Onderhandelen en bemiddelen aan de KU Leuven, waar hij codirecteur is van het Instituut Contractenrecht en van het Centrum voor Notariaat, en directeur van het Rector Dillemans Instituut Familiaal Vermogensrecht. Tevens is hij Visiting Professor of Law in Harvard en Professor of Law in Tilburg en UCP Lisbon. Hij is advocaat bij GREENILLE by Laga, aan de balies van Brussel en Kortrijk.
Vermogensrecht... in kort bestek 5de [druk].indd 1
Vermogensrecht in kort bestek
Vincent Sagaert is gewoon hoogleraar te Kortrijk en Leuven en directeur van het Instituut voor Goederenrecht, gastdocent aan de UHasselt en advocaat bij Eubelius te Brussel.
Vincent Sagaert, Bernard Tilleman en Alain Laurent Verbeke
In dit boek worden onder de noemer Vermogensrecht het goederenrecht en het contractenrecht op een unieke en geĂŻntegreerde wijze besproken.
recht in kort bestek
Vincent Sagaert, Bernard Tilleman en Alain Laurent Verbeke
Vermogensrecht in kort bestek Vijfde editie
19/09/19 16:08
VERMOGENSRECHT IN KORT BESTEK
RECHT IN KORT BESTEK
Bernard Tilleman Gewoon Hoogleraar KU Leuven/KULAK Decaan Rechtsfaculteit KU Leuven
Alain Laurent Verbeke Gewoon Hoogleraar KU Leuven Visiting Professor of Law Harvard Professor of Law in Lissabon en Tilburg Advocaat aan de balies van Brussel en Kortrijk
Editors
Instituut Contractenrecht KU Leuven – KULAK
Intersentia www.intersentia.be www.law.kuleuven.be/contracts
Nr. 8
VERMOGENSRECHT IN KORT BESTEK Goederen- en contractenrecht
Vincent Sagaert Bernard Tilleman Alain Laurent Verbeke
2019 Vijfde herziene uitgave
Antwerpen – Cambridge
RECHT IN KORT BESTEK Nr. 1
–
Nr. 2
–
Nr. 3 Nr. 4 Nr. 5 Nr. 6 Nr. 7
– – – – –
Nr. 8
–
Nr. 9 – Nr. 10 –
Alain Verbeke, Belgisch erfrecht in kort bestek, 2002, eerste uitgave, 2003, tweede herziene uitgave Alain Verbeke, Bijzondere overeenkomsten in kort bestek, 2004, eerste uitgave; Bernard Tilleman en Alain Verbeke, 2005, tweede herziene uitgave, 2006, derde herziene uitgave; Alain Verbeke, Nicolas Carette, Nele Hoekx en Kristof Vanhove, 2007, vierde herziene uitgave; Alain Laurent Verbeke, Pieter Brulez, Nicolas Carette en Nele Hoekx, 2010, vijfde herziene uitgave; Alain Laurent Verbeke, Indra Arteschene, Pieter Brulez, Nick Portugaels en Joris Swennen, 2013, zesde herziene uitgave; Alain Laurent Verbeke, Tom Gladinez, Joris Swennen, Kenny Troch en Nicolas Van Damme, 2016, zevende herziene uitgave Frederik Swennen, Personenrecht in kort bestek, 2008 Frederik Swennen, Gezins- en familierecht in kort bestek, 2008 Bart De Smet, Jeugdbeschermingsrecht in kort bestek, 2005 Yves Montangie (ed.), Mededingingsrecht in kort bestek, 2006 Jan Wouters, Internationaal recht in kort bestek, 2006, eerste uitgave; 2016, tweede herziene uitgave Vincent Sagaert, Bernard Tilleman en Alain Verbeke, Vermogensrecht in kort bestek. Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht, 2007, eerste uitgave; Vincent Sagaert, Bernard Tilleman en Alain Laurent Verbeke, 2010, tweede herziene uitgave; 2013, derde herziene uitgave; 2016, vierde herziene uitgave; 2019, vijfde herziene uitgave Herman De Cnijf en Luc Maes (eds.), Belastingrecht in kort bestek, 2011 Bernard Vanheusden en Geert Van Hoorick, Milieurecht in kort bestek, 2011, eerste uitgave; 2016, tweede herziene uitgave
Vermogensrecht in kort bestek. Goederen- en contractenrecht Vincent Sagaert, Bernard Tilleman en Alain Laurent Verbeke © 2019 Intersentia Antwerpen – Cambridge www.intersentia.be Omslagfoto: © M – Museum Leuven ISBN 978-94-000-1039-0 D/2019/7849/125 NUR 822 Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.
BEKNOPTE INHOUD Over de reeks Recht in kort bestek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii Woord vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . xi Inhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . xv DEEL I ALGEMENE BEGRIPPEN VAN HET VERMOGENSRECHT Hoofdstuk 1. Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Hoofdstuk 2. Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Hoofdstuk 3. Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten versus de wilsautonomie bij persoonlijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Hoofdstuk 4. Zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Hoofdstuk 5. De vermogensleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Hoofdstuk 6. Onderscheid der goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 DEEL II OVEREENKOMSTEN INZAKE OVERDRACHT VAN EIGENDOM Hoofdstuk 1. Omschrijving, inhoud en bescherming van het eigendomsrecht . . . . . . 47 Hoofdstuk 2. Mede-eigendom en onverdeeldheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 Hoofdstuk 3. Koop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Hoofdstuk 4. Kanscontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215 Hoofdstuk 5. Wettelijke wijzen van eigendomsverkrijging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232 DEEL III OVEREENKOMSTEN INZAKE GEBRUIK EN GENOT VAN EEN GOED Hoofdstuk 1. Huur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 2. Lening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 3. Erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 4. Recht van vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 5. Recht van erfpacht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 6. Recht van opstal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Intersentia
253 336 350 373 395 404
v
Beknopte inhoud
DEEL IV DIENSTENOVEREENKOMSTEN Inleiding: een overzicht van de dienstencontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 1. Aanneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 2. Bewaargeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 3. Lastgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
415 418 468 483
DEEL V VASTSTELLINGSOVEREENKOMSTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 507
vi
Intersentia
OVER DE REEKS RECHT IN KORT BESTEK Eind november 2002 verscheen bij Intersentia het boek Belgisch erfrecht in kort bestek. Hierin werd getracht om op beknopte wijze voor de niet- gespecialiseerde professional de krachtlijnen te schetsen van het Belgische familiaal vermogensrecht, in het bijzonder het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht. De formule bleek te beantwoorden aan een grote belangstelling, zodat reeds in juni 2003 een tweede herziene uitgave van dit boek verscheen. Aldus groeide de idee om het concept uit te breiden naar andere vakgebieden. De reeks Recht in kort bestek was geboren. De essentie van de reeks bestaat erin dat een analyse wordt geboden van een bepaald vakgebied, ruim of eng gedefinieerd, op een beknopte maar toch inzichtelijke en ook praktijkrelevante wijze. De doelgroep is de niet-gespecialiseerde professional die wil kennismaken met de belangrijke krachtlijnen en principes in de materie. Voetnoten en bibliografie blijven daarom zeer beperkt. Daarom is dit concept “In kort bestek” ook uitermate geschikt als cursusmateriaal voor studenten. De reeks staat open voor alle juridische disciplines. Het bindmiddel van de reeks en het vergelijkbare kenmerk van alle boeken die erin verschijnen, is het streven naar het “inzicht vanuit de basics”. Dit is de ambitie: met vlot geschreven boeken een analyse bieden van de belangrijke principes, de basisregels, zodat men hopelijk beter en praktisch inzicht verwerft. Editors van de reeks Recht in kort bestek zijn de professoren Bernard Tilleman en Alain Laurent Verbeke.
Intersentia
vii
WOORD VOOR AF Dit boek is de vijfde editie van het achtste nummer in de reeks Recht in kort bestek. Het concept van de reeks leent zich goed om de krachtlijnen van een vakdomein over te brengen aan studenten. Ook zij zijn immers professionals, hun beroep is de studie van het recht. Aan de vooravond van de colleges over een nieuw vakdomein zijn zij uiteraard niet gespecialiseerd. Dit boek wordt dan ook gebruikt als cursustekst bij de colleges Goederen- en Bijzondere Overeenkomstenrecht in de tweede bachelor rechten aan de Rechtsfaculteit van de KU Leuven op de campussen van Leuven, KULAK en Brussel en aan de UHasselt. Nu volgt een technische mededeling voor de studenten rechten, in het raam van de “volgtijdelijkheid”: voor het onderdeel Goederen- en Bijzondere Overeenkomsten worden de vakken Inleiding tot de Rechtswetenschap en Verbintenissenrecht voorondersteld als gekende materie. In deze vijfde editie is de materie geactualiseerd. Naast het verwerken van de belangrijkste rechtspraak op dit punt is ook de wetgeving uit de voorbije periode ingewerkt. Daarbij is met name te wijzen op het Woninghuurdecreet, de diverse wijzigingen in het Wetboek van economisch recht (o.a. consumentenrecht en insolventierecht) en het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Wat het goederenrecht betreft, is er een wetsontwerp goedgekeurd in de Ministerraad en neergelegd in het parlement dat een nieuw boek “Goederen” invoegt.1 Aangezien het lot van dit wetsontwerp onduidelijk is, zijn verwijzingen naar de artikelen uit het wetsontwerp overgenomen, vaak in voetnoot. Waar de wijziging in het wetsontwerp fundamenteler is, wordt de verwijzing in de tekst zelf toegelicht. Het aantal voetnoten is beperkt. Bij de aanhef van de hoofdstukken is een beknopte bibliografie opgenomen met een aantal verwijzingen die nuttig kunnen zijn voor wie zich verder in de materie wil verdiepen. Ten behoeve van de studenten is er niet alleen een beknopte maar ook een uitgebreide gedetailleerde inhoudsopgave opgenomen. Inzicht ontstaat en groeit inderdaad niet enkel door goed de basic principles te begrijpen, maar ook door deze scherp in een structuur te kunnen situeren en aldus permanent verbanden te leggen. Voor de zakelijke rechten kan voor een diepgaandere analyse worden verwezen naar V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014. De delen Woninghuur en Handelshuur zijn oorspronkelijk afkomstig uit Dekkers-Verbeke, Handboek Burgerlijk Recht, III, Antwerpen, 2007.
1
Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3348/1. Naar dit wetsontwerp wordt in dit boek verwezen als “Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht”.
Intersentia
ix
Woord vooraf
Maar dit boek is niet enkel bedoeld voor studenten. Geheel in de lijn van het concept van de reeks Recht in kort bestek wil het de basisregels van de belangrijkste zakelijke rechten en bijzondere overeenkomsten in het Belgische recht toelichten voor elke professional die niet gespecialiseerd is in de materie, maar er toch af en toe mee te maken heeft, of gewoon een en ander wil opfrissen. Zo hopen wij dat dit boek ook zijn weg zal vinden naar de talloze advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, magistraten, bedrijfsjuristen en zovele anderen die dagelijks bezig zijn met het recht. Dank aan onze medewerkers Sander Baeyens, Ghijsbrecht Degeest, Siel Demeyere, Tom Gladinez, Marie Heyvaert, Bram Maeschaelck, Kenny Troch, Frederik Van den Abeele, Nicolas Van Damme en Benjamin Verheye voor hun hulp bij de voorbereiding van deze nieuwe editie. Tot slot ook dank aan de uitgever, in de figuren van Hans Kluwer, Kris Moeremans en Pascale Van Houtte, die niet alleen zeer snel en efficiĂŤnt hebben gewerkt opdat het boek tijdig voor het nieuwe academiejaar bij de studenten zou geraken, maar die ook een extra inspanning hebben gedaan om de prijs voor de studenteneditie studentikoos te houden. Prof. dr. Vincent Sagaert Prof. dr. Bernard Tilleman Prof. dr. Alain Laurent Verbeke augustus 2019
x
Intersentia
INLEIDING Structuur In het BAMA-curriculum in Leuven, Brussel, Kortrijk en Hasselt wordt het vak Bijzondere Overeenkomsten gepaard of geclusterd met het vak Goederenrecht om samen te verbroederen tot één groot vak dat het Vermogensrecht omvat. De vier delen van het boek sluiten daarop aan. In het eerste deel wordt een overzicht gegeven van een aantal algemene leerstukken uit ons vermogensrecht. In de eerste plaats wordt nagegaan hoe de vermogensrechten kunnen worden ingedeeld, en wat de kenmerken zijn van respectievelijk persoonlijke en zakelijke rechten. Bovendien wordt het begrip vermogen van naderbij bekeken. In een tweede hoofdstuk – steeds binnen dit eerste algemene deel – wordt een indeling gemaakt van de goederen waarop zakelijke rechten betrekking kunnen hebben. In het tweede deel worden eigendom en de eigendomsovergang besproken. In een eerste hoofdstuk komt de inhoud van het eigendomsrecht aan bod, de bescherming die hieraan geboden wordt en de beperkingen die hierop aangebracht worden. In een tweede hoofdstuk wordt het onverdeelde eigendomsrecht (zgn. mede-eigendom) besproken. Het derde en vierde hoofdstuk besteden aandacht aan de contractuele wijzen waarop het eigendomsrecht wordt overgedragen. Hier worden koop en kanscontracten bekeken. Ten slotte wordt ook stilgestaan bij de wettelijke wijzen waarop eigendom kan overgaan. Hierbij wordt aandacht besteed aan de natrekking, bezit dat kan leiden tot verkrijgende verjaring en zaakvorming. In deel drie komen de bijzondere overeenkomsten aan bod die betrekking hebben op het gebruik en genot van eigendom. Ze komen in volgorde van intensiteit aan bod. Begonnen wordt dus met de overeenkomsten die zuiver persoonlijke rechten creëren: huur en lening. Nadien komen de specifieke zakelijke gebruiksrechten (erfdienstbaarheden) in het vizier, en ten slotte wordt stilgestaan bij de algemene zakelijke gebruiks- en genotsrechten (vruchtgebruik, erfpacht en opstal). Het vierde deel bespreekt dienstenovereenkomsten, met name aanneming, bewaargeving, en sekwester en lastgeving. In het laatste deel wordt kort ingegaan op de vaststellingsovereenkomsten, met een bijzondere focus op de dading. Aldus worden niet alle vermogensrechtelijke figuren besproken. Aan pacht bijvoorbeeld wordt geen aandacht besteed (zie verder). Ook de muurgemeenheid komt niet aan bod. Overeenkomsten die deel uitmaken van op zichzelf staande vakgebieden worden even-
Intersentia
xi
Inleiding
min toegelicht. Zo bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst, het vennootschapscontract, contract i.v.m. intellectuele-eigendomsrechten, het huwelijkscontract en de schenking, de borgstelling, inpandgeving en hypotheek. In het vak Goederen- en Bijzondere Overeenkomstenrecht wordt via de bespreking van specifieke contracten en zakelijke rechten voortgebouwd op de algemene regels over hoe overeenkomsten geldig tot stand komen, welke de gevolgen zijn van een overeenkomst en hoe aan deze gevolgen een einde komt. Deze principes zijn uitvoerig bestudeerd in het vak Verbintenissenrecht. Het verbintenissenrecht vormt de basis en kern van de vorming tot jurist. Elke student zou dan ook ieder jaar opnieuw zijn cursus Verbintenissenrecht moeten herhalen en opfrissen. Benoemde, onbenoemde en gemengde overeenkomsten De klassieke opdeling van een cursus Bijzondere Overeenkomsten volgens benoemde en onbenoemde overeenkomsten wordt verlaten. De reden hiervoor is onder meer dat de genoemde opdeling niet kan worden gehandhaafd voor zakelijke rechten. Zoals zal blijken, zijn onbenoemde zakelijke rechten ondenkbaar indien men zou vasthouden aan een gesloten systeem van het goederenrecht. Onbenoemde zakelijke rechten zijn in dat geval een contradictio in terminis. Dat is niet het geval voor contracten die zuiver persoonlijke rechten creëren. Daar geldt als principe de wilsautonomie, zodat partijen niet vastzitten aan de contracten waarvoor de wetgever een bijzondere regeling heeft ingesteld. Op grond hiervan kan men het onderscheid tussen benoemde, onbenoemde en gemengde contracten maken. Consument Vanuit de consumentenbescherming komt de contractvrijheid in het overeenkomstenrecht meer en meer onder vuur te liggen. Contractuele autonomie is ongetwijfeld in vele gevallen meer theorie dan werkelijkheid. Standaardovereenkomsten en standaardvoorwaarden (‘toetredingscontracten’) worden door de sterke economische partij, de producent of leverancier, de verhuurder, de bankier, opgelegd aan de klant, huurder of consument. Negotiëren en discussiëren, aanpassen en verfijnen, dat is allemaal niet aan de orde. De klant moet het contract nemen zoals het is. Het is buigen of barsten. Hierbij moet men zich goed realiseren dat het vaak zelfs niet een kwestie is van niet mogen discussiëren over de inhoud van het voorgestelde contract, maar veeleer van niet kunnen. De meeste mensen zijn helemaal niet vertrouwd met al die juridische fratsen en bijbehorend jargon, of nemen er de tijd niet voor door hun vele drukke activiteiten, en zien er ook het nut niet van in om geld uit te geven aan een raadsman die het contract voor hen zou kunnen doornemen en versterken, of hebben eenvoudig de middelen niet om een dergelijke juridische bijstand te betalen. Het is voor elke rechtenstudent, jurist in opleiding en in spe van wezenlijk belang om goed in te zien hoe de theoretische principes van ons rechtssysteem zich in de praktijk maar al te vaak stuk rijden op de praktische obstakels van het gelijk krijgen, bewijspro-
xii
Intersentia
Inleiding
blemen, procedurekwesties, veel tijd- en energieverlies, en bovenal de noodzaak om gedurende een voldoende lange periode een bekwame raadsman te kunnen betalen. Daar situeert zich de werkelijke achilleshiel van ons systeem: de kostprijs voor deskundige juridische begeleiding voor een voldoende lange tijd is zo hoog dat dit enkel is weggelegd voor de meer gefortuneerde burger, die op die manier de minder welstellende medeburger uitrangeert. De wetgever, Belgisch en Europees, probeert aan dit euvel wat te doen door op de ballon van de contractvrijheid te gaan zitten. Deze wordt van verschillende kanten zodanig verpletterd dat hij stilaan leegloopt. Dwingend recht wint dan ook in het contractenrecht aan belang. Pacht Een goed voorbeeld is het pachtcontract. Om allerlei redenen is de overheid van mening dat de pachter moet worden beschermd. De balans is echter zo ver doorgeslagen dat er eigenlijk van een contract bijna geen sprake meer is. Er is een strikte en zeer formele wettelijke regeling, die wij voor het overige niet bestuderen. De student tweede bachelor moet enkel weten dat er een Pachtwet bestaat die van toepassing is op de huur van onroerende goederen die hetzij vanaf de ingenottreding van de pachter, hetzij krachtens een overeenkomst tussen partijen in de loop van de pachttijd, hoofdzakelijk worden gebruikt voor een landbouwbedrijf.2 Weet dat bij om het even wat je wil doen of overwegen, je rekening zal moeten houden met tal van beschermende bepalingen in het voordeel van de pachter, zoals een wettelijke hypotheek of een recht van voorkoop. Je moet ook weten waar je nadere tekst en uitleg over de Pachtwet kunt terugvinden.3 Huur In aansluiting op de overbescherming van de pachter is er in de loop der jaren ook in het algemene huurrecht meer en meer een dwingende bescherming van de huurder binnengeslopen. Dat was al vele jaren zo met de regeling van de handelshuur, omdat de handelaar die in een gehuurd pand een handelszaak uitbaat, daar niet zomaar kan worden uitgezet ter vrijwaring van zijn “ fonds de commerce”. Met de problemen inzake huisvesting en het benadrukken van het recht op waardig wonen van elke burger is er sinds de jaren tachtig een toenemende druk waar te nemen ter bescherming van de huurder die een woning of appartement huurt als hoofdverblijfplaats. De Woninghuurwet van 20 februari 1991 en het Woonhuurdecreet van 9 december 2018 hebben een gebetonneerd huurregime vormgegeven. De huurder geniet een verregaande bescherming. Tal van dwingende regels leggen de contractvrijheid van de verhuurder aan banden. Ook hier kan wel eens de indruk ontstaan dat de balans wat is
2 3
Pachtwet van 4 november 1969, gewijzigd door wet 7 november 1988 en wt 13 mei 1999. Onder meer bij H. d’Udekem d’Acoz & I. Snick, Pachtovereenkomst, Brussel, Larcier, 2019; R. Gotzen, in Commentaar Bijzondere Overeenkomsten, Antwerpen, Kluwer, losbl.; V. & P. Renier, “Le bail à ferme” in Répertoire Notarial, VIII, II, Brussel, Larcier, 1992; E. Stassijns, Pacht in APR, Brussel, Story-Scientia, 1997.
Intersentia
xiii
Inleiding
doorgeslagen in de richting van de huurder. Niet elke verhuurder is een gemene haai die eropuit is de huurder als een citroen uit te persen. Ook de eenvoudige arbeider die van zijn ouders een werkmanshuisje heeft geërfd dat hij nu probeert te verhuren, is een verhuurder. Terecht is ooit door een notaris opgemerkt dat het gemakkelijker is om van je vrouw af te geraken dan van je huurder. Dat verschil is nog flagranter geworden met de sinds begin 2000 geldende regeling van de wettelijke samenwoning: een dergelijk partnership wordt simpelweg opgezegd bij eenzijdige schriftelijke verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1476, § 2 BW). Wetboek van economisch recht Daarnaast hebben de boeken VI en VII van het Wetboek van economisch recht een fundamentele invloed op tal van bijzondere overeenkomsten, die onder het toepassingsgebied van dit wetboek vallen. Artikel VI.84 WER geeft aan de rechter de mogelijkheid om de nietigheid uit te spreken van alle bedingen die, alleen of in samenhang met andere bedingen in de overeenkomst, een kennelijk onevenwicht scheppen tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen van de partijen. Dit is een catch-all blanco norm die kan tellen. De rechter kan, rekening houdend met de concrete omstandigheden en de algemene economie van het contract, rechtstreeks ingrijpen in de bewoordingen van het contract. Daarenboven vinden wij in deze wet ook nog een lange lijst van bedingen die sowieso verboden zijn. Artikel VI.83 WER sanctioneert als onrechtmatig en bijgevolg nietig, een hele waslijst van bedingen of combinaties van bedingen. Verder in dit boek wordt op diverse plaatsen verwezen naar artikel VI.83 WER. Bibliografie Bij diverse onderdelen wordt voorafgaand aan de tekst een beknopte bibliografie opgenomen. Daaraan moeten nog een aantal belangrijke algemene werken worden toegevoegd, die in principe niet meer verder in het boek worden herhaald. Het betreft klassiekers zoals De Page, Dekkers4, Laurent, Kluyskens, Les Novelles, RPDB, Répertoire Notarial en de losbladige Commentaar Bijzondere Overeenkomsten, Antwerpen, Kluwer. Verder verschijnen er sinds decennia belangrijke periodieke overzichten van rechtspraak in het TPR en de RCJB.
4
xiv
Met geactualiseerde edities voor zakenrecht, zekerheden, verjaring, verbintenissen, bewijs en bijzondere overeenkomsten: Dekkers-Dirix, II, 2005 en Dekkers-Verbeke, III, 2007. Intersentia
INHOUD Beknopte inhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v Over de reeks Recht in kort bestek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii Woord vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . xi DEEL I. ALGEMENE BEGRIPPEN VAN HET VERMOGENSRECHT Hoofdstuk 1. Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 § 1. § 2. § 3. § 4.
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De klassieke leer: een scherpe tweedeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De leer van het personalisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De leer van het neopersonalisme: het onderscheid tussen eigendom en beperkte vermogensrechten (kwalitatieve verbintenissen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 4 5 6
Hoofdstuk 2. Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 § 1. § 2. § 3. § 4.
Bescherming tegen insolvabiliteit (accessoire zakelijke rechten) . . . . . . . . . . . . . . 8 Volgrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Specialiteitsbeginsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Zakelijke subrogatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Hoofdstuk 3. Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten versus de wilsautonomie bij persoonlijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 § 1. § 2. § 3.
Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Wilsautonomie bij persoonlijke rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Gesloten stelsel versus open stelsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Hoofdstuk 4. Zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Hoofdstuk 5. De vermogensleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Intersentia
xv
Inhoud
Hoofdstuk 6. Onderscheid der goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 § 1.
§ 2. § 3.
§ 4. § 5. § 6. § 7.
Roerende en onroerende goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Onroerende goederen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Onroerende goederen uit hun aard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Onroerende goederen door bestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Onroerende goederen door het voorwerp waarop ze betrekking hebben . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Roerende goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Lichamelijke roerende goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Onlichamelijke roerende goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lichamelijke en onlichamelijke goederen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Openbare domeingoederen en private domeingoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Private domeingoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Openbare domeingoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangbare en niet-vervangbare goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbruikbare en niet-verbruikbare goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Goederen in de handel en goederen buiten de handel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cultuurgoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23 23 24 24 28 30 31 31 32 32 33 34 35 39 41 42 42
DEEL II. OVEREENKOMSTEN INZAKE OVERDRACHT VAN EIGENDOM Hoofdstuk 1. Omschrijving, inhoud en bescherming van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 § 1. § 2.
§ 3.
§ 4. § 5.
xvi
Omschrijving van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kenmerken van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Het eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Het omvattende karakter van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. De exclusiviteit van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Evoluties binnen het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Socialisering van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) De toenemende rol van het rechtsmisbruik in het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) De leer van de burenhinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Publiekrechtelijke beperkingen van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . 2. Dematerialisering van het eigendomsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Instrumentalisering van het eigendomsrecht: het ontstaan van fiduciaire eigendomsvormen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De bevoegdheden van de eigenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het eigendomsrecht als fundamenteel mensenrecht: de bescherming van art. 1 Eerste Protocol EVRM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
47 48 48 49 50 50 50 51 52 57 58 58 61 63
Intersentia
Inhoud
Hoofdstuk 2. Mede-eigendom en onverdeeldheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 § 1. § 2. § 3.
§ 4.
§ 5.
§ 6.
Meervoudige eigendom en mede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Algemeen: begripsomschrijving van mede-eigendom en onverdeeldheden . . . . Toevallige mede-eigendom (‘gewone mede-eigendom’) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Bevoegdheden van de deelgenoten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Verplichtingen van de deelgenoten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Einde van de toevallige mede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vrijwillige mede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Bijzondere toepassing: multi-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gedwongen mede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Rechten en plichten van de deelgenoten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Einde van gedwongen mede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Appartementsrecht als bijzonder geval van gedwongen mede-eigendom . . . . . 1. Appartementsmede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Akten van de appartementsmede-eigendom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Vereniging van mede-eigenaars . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Eigendomsoverdracht van een kavel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Procedures in verband met appartementsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
68 69 70 70 71 73 74 75 75 77 78 78 78 80 81 81 81 82 84 87 89
Hoofdstuk 3. Koop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 § 1. § 2.
Overzicht van de verschillende regimes van de koop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Constitutieve bestanddelen van de koopovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 1. Verbintenis met betrekking tot een goed en niet met betrekking tot een dienst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 i) Overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 ii) Diensten verschaft naar aanleiding van het verschaffen van een goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 2. Overdracht van een eigendomsrecht op een goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 i) Inleidend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 ii) Verkoop van andermans zaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 iii) Formaliteiten voor eigendomsoverdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 iv) Uitstel van eigendomsoverdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 v) Relativiteit van de overeenkomst en tegenwerpelijkheid aan derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 vi) Eigendomsoverdracht en tegenwerpelijkheid bij verkoop van onroerend goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 a) Compromis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Intersentia
xvii
Inhoud
§ 3.
xviii
b) Notariële akte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Tegenwerpelijkheid van het eigendomsrecht van de koper . . . . . d) Het flikkermoment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Werkelijke en schijnbare eigenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f) De stoute verkoper: dubbele verkoop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . g) Dwang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . h) Geen absolute bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii) Eigendomsoverdracht en tegenwerpelijkheid bij verkoop van roerend goed. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Tegenwerpelijkheid van het eigendomsrecht van de koper . . . . . b) Dubbele verkoop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Schuldeiser van de verkoper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d) Weten of behoren te weten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Eigendomsvoorbehoud en tegenwerpelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . 3. Tegen een prijs in geld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Vereiste van een prijs: schenking vs. verkoop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Vereiste van een prijs in geld: ruil vs. verkoop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bepaalde of bepaalbare prijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Totstandkoming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Toestemming – wilsovereenstemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Onderhandelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Aanbod . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Aanvaarding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Optieovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Voorkeur- en voorkoopovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vi) Koop met commandverklaring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii) Koop op proef . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Gebreken in de toestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Koopovereenkomsten met bijzondere informatieplichten en een herroepingsrecht voor de consument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Algemene regels met betrekking tot herroepingsrecht . . . . . . . . . . . . ii) Overeenkomst met een consument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Overeenkomst op afstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Overeenkomsten buiten verkoopruimten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Bekwaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Vertegenwoordigers en gerechtsdienaars . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Voorwerp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Bestaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) In de handel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bepaald of bepaalbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Sancties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Vorm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Bewijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8. Interpretatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
103 104 105 106 107 108 108 109 109 109 109 110 111 112 112 112 113 115 115 115 116 117 118 122 124 126 127 127 127 127 128 129 130 130 130 131 131 132 133 134 134 135 135
Intersentia
Inhoud
§ 4.
§ 5.
Overdracht van risico . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Oplossing naar intern recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Risico bij de eenzijdige overeenkomsten (bv. optieovereenkomst) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Risico bij de koop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Risico bij een voorwaardelijke koop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Risico bij nietigheid van de koop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Afwijkende bedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vi) Risico bij koopovereenkomsten gesloten tussen een onderneming of beoefenaar van een vrij beroep en een consument . . . . . . . . . . . . . . 3. Risico in internationale koopcontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbintenissen van de verkoper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Levering en verborgen gebreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1) Gemeen recht: dualisme tussen verplichting tot conforme levering en vrijwaring voor verborgen gebreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Levering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Voorwerp van de leveringsverplichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Verplichting tot conforme levering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Behoud van de zaak tot aan de levering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d) Kosten van levering en kosten van afhaling. . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Hoe gebeurt de levering? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f) Waar gebeurt de levering? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . g) Wanneer gebeurt de levering? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . h) Sancties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Vrijwaring voor verborgen gebreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Inleidend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Welk gebrek? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Hoe vrijwaren? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Doorbreken van vrijwaringsverplichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Exoneratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2) Consumentenkoop: monisme – verplichting tot conforme levering . . . . i) Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Voorwaarden aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Begrip (niet-)conformiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Anterioriteit van het gebrek aan conformiteit . . . . . . . . . . . . . . . . c) Waarborgtermijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d) Meldingstermijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Verjaringstermijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Remedies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Regres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Commerciële garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Intersentia
135 135 136 136 136 137 138 138 138 139 139 140 140 140 140 143 144 145 145 145 147 148 150 150 151 157 162 163 163 167 168 169 169 172 173 174 175 176 178 179
xix
Inhoud
ยง 6.
ยง 7.
xx
3) Vrijwaring voor gebreken op grond van Wet Productaansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Toepassingsgebied ratione personae . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Beschermde eiser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Geviseerde verweerder: aansprakelijkheid van producent en in subsidiaire orde van leverancier? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Toepassingsgebied ratione materiae: producten . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Aansprakelijkheidscriterium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Bewijslast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Mogelijke verweermiddelen van de producent (bevrijdende omstandigheden). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vi) Schadevergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii) Termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . viii) Exoneratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix) Samenloop met bestaande wettelijke regelingen voor slachtoffervergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Vrijwaring voor uitwinning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Vrijwaring voor uitwinning naar intern recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Vrijwaring voor eigen daad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Vrijwaring voor daden van derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Personen gehouden door de vrijwaringsverplichting . . . . . . . . . d) Jump-actie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Hoe vrijwaren voor uitwinning van derden?. . . . . . . . . . . . . . . . . f) Sancties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . g) Exoneratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Vrijwaring voor uitwinning volgens het Weens Koopverdrag . . . . . Verbintenissen van de koper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Zaak in ontvangst nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Aanvaarding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Bescherming van de verkoper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Prijs betalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Juridische kwalificatie en bewijs van betaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Voorwerp van de betalingsverplichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Is er recht op betaling in chartaal, giraal of elektronisch geld? . . . . . iv) Plaats van betaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Tijdstip van betaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vi) Schorsing van betaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Bescherming van de onbetaalde verkoper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Exceptio non adimpleti contractus (enac) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Voorrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Oneigenlijke revindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Ontbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Tussen partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Ten aanzien van derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Beding van wederinkoop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Vernietiging wegens benadeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
180 181 181 181 183 184 186 186 189 189 189 190 191 191 191 192 195 195 196 196 198 199 199 199 199 200 201 201 201 202 203 204 204 205 205 206 206 207 207 208 208 209 209
Intersentia
Inhoud
i) ii) iii) iv)
v)
Overeenkomsten waarop de regeling van toepassing is . . . . . . . . . . . Benadeling van de verkoper voor meer dan 7/12 . . . . . . . . . . . . . . . . . Mogelijkheid om afstand te doen van de nietigheidsvordering . . . . Procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Wie? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Wanneer? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Bewijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gevolgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Teruggave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Behoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
210 211 211 212 212 212 212 213 213 213
Hoofdstuk 4. Kanscontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215 § 1. § 2. § 3.
§ 4.
Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Spel en weddenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lijfrente. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Kenmerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Onder bezwarende titel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Lijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Werkelijke kans op winst of verlies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Art. 1974 en 1975 BW: objectieve onzekerheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Objectieve of subjectieve onzekerheid buiten de hypothese van art. 1974 en 1975 BW?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Ontbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Niet-afkoopbaar karakter van de lijfrente i.t.t. eeuwigdurende rente . . . . 7. Kostcontract . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tontine, aanwas en terugval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Tontine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Aanwas en terugval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Aleatoir karakter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
215 216 218 218 219 220 221 221 222 223 224 225 225 226 227 228 229
Hoofdstuk 5. Wettelijke wijzen van eigendomsverkrijging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232 § 1. § 2. § 3.
Onderscheid tussen overdracht en overgang van zakelijke rechten . . . . . . . . . . Natrekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verkrijgende verjaring door langdurig bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Het juridische begrip van bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Wezenskenmerken van bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Onderscheid met detentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Niet-wezenlijke kenmerken van bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Goede of kwade trouw van de bezitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Deugdelijkheid van het bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Goederen die vatbaar zijn voor bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Intersentia
232 232 236 236 236 237 238 238 239 241
xxi
Inhoud
4. 5.
§ 4.
Overdracht van bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gevolgen van bezit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Bezit van onroerende goederen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Bezit van roerende goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zaakvorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
241 242 242 246 248
DEEL III. OVEREENKOMSTEN INZAKE GEBRUIK EN GENOT VAN EEN GOED Hoofdstuk 1. Huur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253 § 1.
§ 2.
xxii
Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Geen zakelijk recht maar een persoonlijk genotsrecht . . . . . . . . . . . . ii) (On)lichamelijke (on)roerende zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Tegenprestatie in geld of in natura . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Aard. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Bekwaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Vormvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Bijzondere bewijsregel (art. 1715 BW) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Tegenwerpelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Gemene en bijzondere huur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Suppletieve gemeenrechtelijke regels en dwingende bijzondere beschermingsregels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Bijzondere huurregimes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wie krijgt bijzondere bescherming? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Lex specialis derogat generalibus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gemene huur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Verbintenissen van de verhuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Levering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Vrijwaring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Verbintenissen van de huurder. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Betalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Prijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Indexatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Kosten en lasten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Gebruiken en onderhouden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Teruggeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Beschermingsmechanismen voor de onbetaalde verhuurder . . . . . . . . . . . i) Voorrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Volgrecht en beslag tot terugvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Huurwaarborg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Duur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Bepaalde duur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
253 253 253 254 254 254 255 255 256 256 257 257 257 257 259 259 259 259 260 260 261 261 261 261 262 263 264 268 268 269 269 270 270
Intersentia
Inhoud
ii) Onbepaalde duur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Beëindiging op grond van onderlinge overeenkomst . . . . . . . . . . . . . ii) Ontbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Verval van rechtswege op grond van volledig tenietgaan van het verhuurde goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Wat niet tot het beëindigen van de huur leidt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Onderhuur en overdracht van huur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Toelaatbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Gevolgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Overdracht van het verhuurde goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Eerbiedigingsbeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Vaste datum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Uitzettingsbeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Geen vaste datum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vi) Verhaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8. Procesrechtelijke aspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Woninghuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Duur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Verbintenissen van de huurder. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Betalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Huurwaarborg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Kleine en dringende huurherstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Verbintenissen van verhuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Onderhuur en overdracht van huur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Overdracht van het verhuurde goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Procesrechtelijke aspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Studentenhuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Duur en beëindiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Verbintenissen van de huurder. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Verbintenissen van de verhuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Onderhuur en overdracht van huur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Handelshuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Duur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Verbintenissen van de huurder. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Betalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Prijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Indexatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Kosten en lasten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d) Huurprijsherziening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Teruggeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.
§ 3.
§ 4.
§ 5.
Intersentia
271 272 272 272 272 273 273 273 273 274 275 275 275 276 277 277 277 278 279 279 286 292 292 294 295 296 296 298 298 299 300 303 305 307 308 308 309 311 313 313 313 313 314 314 315
xxiii
Inhoud
4. 5.
6.
7.
Onderhuur en overdracht van huur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overdracht van het verhuurde goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Vaste datum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Geen vaste datum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Verhaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Huurhernieuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Uitzettingsvergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Procesrechtelijke aspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
317 322 323 323 324 324 324 332 335
Hoofdstuk 2. Lening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 336 ยง 1.
ยง 2.
Bruiklening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Persoonlijk gebruiksrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Niet-vervangbare (on)roerende zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Geen vruchttrekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Kenmerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Zakelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Om niet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Eenzijdig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) In beperkte mate intuitu personae . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Afgrenzing t.o.v. aanverwante contracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Verbintenissen van de ontlener . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Pluraliteit van ontleners: hoofdelijke aansprakelijkheid . . . . . . . . . . ii) Gebruik, bewaring en behoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Teruggave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Verlies door toeval. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Een dienst bewijzen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Verbintenissen van de uitlener . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Vrijwaring voor eigen daad maar niet voor derden. . . . . . . . . . . . . . . ii) Vergoeding van uitzonderlijke uitgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Vrijwaring voor schade resulterend uit de verborgen gebreken van de geleende zaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbruiklening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Kenmerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Eigendomsovergang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Voorwerp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Zakelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Om niet of onder bezwarende titel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Verbintenissen van de ontlener . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Lening op interest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
336 336 337 337 338 338 338 338 339 339 339 340 340 340 341 341 342 345 345 345 345 346 346 346 347 347 347 347 348
Hoofdstuk 3. Erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 350
xxiv
Intersentia
Inhoud
§ 1.
§ 2.
§ 3.
§ 4.
§ 5.
Wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Begrip en toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Vergoedingsplicht bij openbare erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Co-existentie tussen private en openbare erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Definitie en wezenlijke bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Indeling van de erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Erfdienstbaarheden door de mens gevestigd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Ontstaan van erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Verjaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Titel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bestemming door de huisvader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Het uitoefenen van de erfdienstbaarheden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De wettelijke en natuurlijke erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Vaak voorkomende wettelijke erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Recht van uitweg (‘noodweg’) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Afstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De beëindiging van erfdienstbaarheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
350 350 351 352 353 353 357 359 359 359 360 361 362 365 365 365 365 367 368
Hoofdstuk 4. Recht van vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 373 § 1.
§ 2. § 3.
§ 4.
§ 5.
Begripsomschrijving, maatschappelijke actualiteit en wezenskenmerken . . . . 1. Begrip ‘vruchtgebruik’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Afbakening van het vruchtgebruik tegenover aanverwante gebruiksrechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Maatschappelijke betekenis van het vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vestiging van het recht van vruchtgebruik: overdracht of voorbehoud . . . . . . Rechten en verplichtingen van de partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Rechten en verplichtingen bij aanvang van het vruchtgebruik . . . . . . . . . 2. Rechten en verplichtingen van de partijen tijdens de duur van het vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Rechten van de vruchtgebruiker t.a.v. het recht van vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Rechten van de vruchtgebruiker t.a.v. het bezwaarde goed . . . . . . . . iii) Verplichtingen van de vruchtgebruiker t.a.v. het bezwaarde goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijzondere vormen van vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Vruchtgebruik op verbruikbare goederen: oneigenlijk vruchtgebruik . . . 2. Vruchtgebruik op een juridische of feitelijke algemeenheid . . . . . . . . . . . . 3. Vruchtgebruik op een schuldvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde van het vruchtgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
373 373 375 376 376 378 378 380 380 381 386 388 388 390 391 392
Hoofdstuk 5. Recht van erfpacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 395 Intersentia
xxv
Inhoud
§ 1. § 2. § 3. § 4. § 5.
Begripsomschrijving en wezenskenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevoegdheden van de erfpachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verplichtingen van de erfpachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde van het recht van erfpacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afbakening van een recht van erfpacht tegenover vruchtgebruik en opstal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
395 397 400 401 402
Hoofdstuk 6. Recht van opstal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 404 § 1. § 2. § 3. § 4. § 5.
Begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wezenskenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vestiging van een recht van opstal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevoegdheden en verplichtingen van de opstalhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde van het recht van opstal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
404 405 407 409 410
DEEL IV. DIENSTENOVEREENKOMSTEN Inleiding: een overzicht van de dienstencontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 415 § 1.
§ 2.
Huidig recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Onderscheid aanneming, bewaargeving en lastgeving . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Onbenoemde en elders geregelde dienstencontracten: noodzaak van een gemeenrechtelijk dienstencontract . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hervorming? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
415 415 416 417
Hoofdstuk 1. Aanneming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 418 § 1.
§ 2.
xxvi
Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Omschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Huur van goederen en huur van werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Onderscheid met andere benoemde overeenkomsten . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Aanneming en verkoop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Aanneming en lastgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Beperkingen van de vrije keuze van de medecontractant . . . . . . . . . . . . . . i) Overheidsopdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Erkenning van aannemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Verplichte tussenkomst architect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbintenissen van de aannemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Goede uitvoering van het werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Aannemer – Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Architect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Architect en aannemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
418 418 418 419 421 421 422 423 423 424 426 426 427 427 428 428
Intersentia
Inhoud
2. 3. 4. 5.
§ 3.
§ 5.
§ 6. § 7.
§ 8.
Tijdige uitvoering van werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Levering en teruggave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sancties voor slechte of laattijdige uitvoering van het werk . . . . . . . . . . . . Tienjarige aansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Voorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Bouwwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Aannemingsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Zwaar gebrek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d) Zichtbaar of verborgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Fout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbintenissen van de opdrachtgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Werk mogelijk maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Prijs betalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Drie systemen voor prijsbepaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Onbepaalde prijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Vaste of bepaalde prijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Bestek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Prijs bij voorstudies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Aanvaarding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Aanvaarding dekt lichte zichtbare gebreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Aanvaarding dekt lichte verborgen gebreken niet . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Aansprakelijkheid van aannemer t.a.v. derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Quasi-delictuele aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Burenhinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderaanneming en nevenaanneming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Omschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Verhouding hoofdaannemer – onderaannemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Verhouding hoofdaannemer – opdrachtgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Verhouding onderaannemer – opdrachtgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Rechtstreekse vordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Voorrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Buitencontractuele aansprakelijkheid onderaannemer . . . . . . . . . . . Risico. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Einde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Eenzijdige beëindiging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Overlijden van de aannemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Woningbouwwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Beschermingswetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Toepassingsgebied – art. 1 en 2 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Overeenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Eigendomsovergang van gebouw of verbintenis te bouwen, te doen bouwen of te verschaffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Tot huisvesting van gezin bestemd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Te bouwen of in aanbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Intersentia
429 430 430 431 432 432 432 432 433 433 433 434 434 435 435 435 436 436 436 437 437 438 439 439 440 441 441 441 442 442 443 445 445 446 447 447 448 449 449 451 451 451 452 453 453
xxvii
Inhoud
vi) Koper moet betalen voor de voltooiing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii) Studieovereenkomsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . viii) Uitzonderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Kwalificatie – art. 3 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Verkoop of aanneming – geen lastgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Geen beding van wederinkoop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Overgang van eigendom en risico – art. 4 en 5 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Onmiddellijke overgang van eigendom voor de grond en bestaande opstallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Overgang van eigendom naarmate incorporatie (directe natrekking) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Overgang van risico . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Tienjarige aansprakelijkheid – art. 6 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Ook de verkoper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Van openbare orde?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Verplichte dubbele oplevering – art. 9 WB. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Specifieke gevolgen in de Woningbouwwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Vertrekpunt van de termijn voor de tienjarige aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Verplichte vermeldingen en bijlagen – art. 7 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8. Prijs – art. 8 en 10 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Vóór het sluiten van de overeenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Bij contractsluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bij het verlijden van de notariële akte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Na het verlijden van de notariële akte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9. Waarborg – art. 12 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Erkende aannemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Niet-erkende aannemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10. Sancties – art. 13 en 14 WB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Burgerrechtelijke sanctie: nietigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Tijdstip om de vordering in te stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Strafsancties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
454 454 455 456 456 456 456 456 457 457 457 457 458 458 458 460 460 461 462 463 463 463 464 464 464 465 466 466 467 467
Hoofdstuk 2. Bewaargeving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 468 § 1.
Gemeen recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Contract vs. louter gedogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Verbintenis tot bewaring en bewaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Accessoire verbintenis tot bewaring vs. karakteristieke of hoofdverbintenis tot bewaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Depositum: specifieke roerende lichamelijke zaak. . . . . . . . . . . . . . . . 2. Kenmerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Zakelijk contract . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
xxviii
468 468 469 469 469 469 470 470
Intersentia
Inhoud
ii)
§ 2.
§ 3.
Contract om niet of onder bezwarende titel, maar vermoeden van kosteloosheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Afgrenzing t.o.v. aanverwante contracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Verschil met huur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Verschil met bruiklening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Soorten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Bewaargeving uit noodzaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Hotelbewaargeving en sekwester . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Verbintenissen van de bewaarnemer (andere dan de bewaringsplicht) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Bewakingsplicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Teruggaveplicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Exoneratiebedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Discretieplicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Verbintenissen van de bewaargever. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Specifieke beëindigingsgronden van de bewaargeving . . . . . . . . . . . . . . . . Hotelbewaargeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Hotelhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Gast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Aansprakelijkheid van de hotelhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Principe: quasi-objectieve beperkte aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . ii) Uitzonderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . a) Eerste uitzondering – onbeperkte aansprakelijkheid. . . . . . . . . . b) Tweede uitzondering – geen aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . Sekwester . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Contractueel sekwester . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Voorovereenkomst tot sluiten van een bewaargevingsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Principiële toepasselijkheid regels gemeenrechtelijke bewaargeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Specifieke beëindigingsgronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Gerechtelijk sekwester . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
470 471 471 472 472 472 474 474 474 475 476 476 477 477 477 478 478 478 478 478 478 479 479 479 480 480 480 480 481 481 481
Hoofdstuk 3. Lastgeving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 483 § 1.
Gemeen recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Karakteristieke verbintenis: het stellen van rechtshandelingen . . . . ii) Lastgeving omvat onmiddellijke en middellijke vertegenwoordiging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Kenmerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Consensueel contract . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Intersentia
483 483 484 485 485 485
xxix
Inhoud
ii)
3.
4. 5.
6.
7.
8.
9.
Om niet of onder bezwarende titel, maar vermoeden van kosteloosheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bewijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Onderscheid bewijs lastgevingscontract vs. bewijs vertegenwoordigingsbevoegdheid (volmacht) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Bewijs tussen partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bewijs t.o.v. derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bekwaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbintenissen van de lasthebber. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Middelenverbintenis vs. resultaatsverbintenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Plaatsvervanging van de lasthebber . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Pluraliteit van lasthebbers: gezamenlijke aansprakelijkheid . . . . . . . iv) Rekenschap en verantwoording . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbintenissen van de lastgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Nakoming van de door de lasthebber aangegane verbintenissen . . . ii) Verbintenis tot schadeloosstelling van de lasthebber . . . . . . . . . . . . . iii) Pluraliteit van lastgevers: hoofdelijke aansprakelijkheid . . . . . . . . . . Omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Omvang van het mandaat wordt in principe vrij door partijen bepaald . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Interpretatieregel met betrekking tot de aan de lasthebber toevertrouwde zaken: algemeen en bijzonder mandaat . . . . . . . . . . . iii) Interpretatieregel met betrekking tot het soort rechtshandelingen dat de lasthebber mag stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Voorbeeld – Het mandaat ad litem van de advocaat . . . . . . . . . . . . . . Gevolgen van de lastgeving t.o.v. derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) De lasthebber blijft binnen de perken van het mandaat . . . . . . . . . . . ii) De lasthebber treedt buiten de perken van het mandaat . . . . . . . . . . Specifieke beëindigingsgronden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Overlijden van lastgever of lasthebber . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Onbekwaamverklaring, faillissement of kennelijk onvermogen van de lasthebber/lastgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Opzegging door de lastgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Opzegging door de lasthebber . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
487 488 488 488 489 490 491 491 492 493 493 494 494 495 495 495 495 496 496 496 497 497 500 502 502 503 503 505
DEEL V. VASTSTELLINGSOVEREENKOMSTEN § 1.
xxx
Constitutieve bestanddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Algemene omschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Vaststellingsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Gemeenrechtelijke vaststellingsovereenkomst vs. benoemde vaststellingsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Geschil. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Wederzijdse toegevingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Afgrenzing van dading t.o.v. aanverwante rechtsfiguren . . . . . . . . . . . . . .
509 509 509 509 510 511 511
Intersentia
Inhoud
§ 2.
§ 3.
§ 4.
§ 5.
i) Kwijtschrift voor saldo van rekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Minnelijke schikking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Bindend advies of bindende derdenbeslissing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Arbitrage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Bemiddeling (art. 1724-1737 Ger.W.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geldigheidsvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Bekwaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Toestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . i) Rekenfout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ii) Geen dwaling over het objectief recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iii) Feitelijke dwaling over de persoon of het voorwerp van het geschil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . iv) Bedrog . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v) Geweld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vi) Benadeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Voorwerp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vorm en bewijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Consensueel contract, schriftelijk te bewijzen, zelfs onder € 3.500 . . . . . . 2. Uitvoerbare titel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Interpretatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Gemeenrechtelijke interpretatieregels van art. 1156 en 1163 BW herhaald in interpretatieregels dading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Restrictieve interpretatie bij gelijk gebleven omstandigheden . . . . . . . . . . 3. Restrictieve interpretatie bij nieuwe onvoorziene of onvoorzienbare schade optredend na het sluiten van de dading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gevolgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Relatieve werking van de dadingsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Verplichting tot nakoming van de dading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Sanctie voor niet-nakoming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Declaratieve, uitzonderlijk translatieve, werking van de dading . . . . . . . .
Intersentia
511 512 512 512 513 514 514 514 514 515 515 517 517 518 519 520 520 520 521 521 521 522 522 522 523 523 524
xxxi
DEEL I ALGEMENE BEGRIPPEN VAN HET VER MOGENSRECHT
HOOFDSTUK 1 VER MOGENSRECHTEN: PERSOONLIJKE EN ZAKELIJKE RECHTEN Zie onder meer I. Durant, Droit des biens, Brussel, Larcier, 2017, 19-54; S. Ginossar, Droit réel, propriété et créance. Elaboration d’un système rationnel des droits patrimoniaux, Parijs, 1960; C. Lebon, Het goederenrechtelijk statuut van schuldvorderingen, Antwerpen, Intersentia, 2010; J. Limpens, “De l’opposabilité des contrats à l’égard des tiers. Contribution à l’étude de la distinction entre les droits réels et personnels” in Mélanges P. Roubier, Parijs, Dalloz, 1961, 89-104; V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 1-43; V. Sagaert, “Het goederenrecht als open systeem van verbintenissen? Poging tot een nieuwe kwalificatie van de vermogensrechten”, TPR 2005, 983-1086; V. Sagaert, “Wilsautonomie in het Belgische goederenrecht”, TPR 2019, 337-413; W. van Gerven, Algemeen Deel in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Antwerpen, Standaard, 1987, 85-105.
§ 1. INLEIDING 1. Inleiding – Zoals bekend, worden de vermogensrechten klassiek onderverdeeld in (1) persoonlijke rechten, (2) zakelijke rechten en (3) intellectuele rechten. Waar deze laatste categorie een creatie van de laatste decennia is, dateert het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke rechten reeds uit de Romeinse periode. In het Romeinse recht had dat onderscheid een procedurele betekenis, aangezien het geënt was op de remedies (‘actiones’) die ingesteld konden worden. De wetgever van 1804 heeft dit onderscheid verabsoluteerd. Twee van de drie boeken van het Burgerlijk Wetboek behandelen de vermogensrechten. De zakelijke rechten zijn ondergebracht in Boek II, terwijl de persoonlijke rechten zijn opgenomen in Boek III. Met deze scherpe tweedeling heeft deze wetgever willen reageren tegen het Ancien Régime, waar het feodaal stelsel op een verstrengeling tussen zakelijke en persoonlijke rechten was gebouwd. 2. Belang van het onderscheid – Het onderscheid tussen de persoonlijke en zakelijke rechten is niet zuiver theoretisch, maar heeft belangrijke consequenties. – het eerste (en belangrijkste) verschilpunt is dat enkel zakelijke rechten uitgerust zijn met de attributen van zakelijke rechten, die hieronder aan bod zullen komen; – het verschillende verjaringsregime: een persoonlijke vordering – met uitzondering van een vordering wegens buitencontractuele aansprakelijkheid – verjaart in begin-
Intersentia
3
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
–
–
sel na tien jaar (art. 2262bis BW), terwijl vorderingen tot sanctionering van zakelijke rechten verjaren na verloop van dertig jaar (art. 2262 BW); de verschillende aanknoping voor de territoriale bevoegdheidsregeling: persoonlijke rechtsvorderingen moeten worden gebracht voor de woonplaats van de verweerder (art. 624, 1° Ger. W.), onroerende zakelijke rechtsvorderingen behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de rechter van de plaats waar het goed gelegen is (art. 629 Ger.W.); het verschillende publiciteitsmechanisme: enkel zakelijke rechten moeten worden bekendgemaakt. Het publiciteitsmechanisme verschilt naargelang de aard van het goed: zakelijke rechten op een schuldvordering op naam worden bekendgemaakt door de kennisgeving aan of erkenning door de schuldenaar van die vordering (art. 1690 BW). Voor roerende zakelijke rechten wordt die rol vervuld door het bezit (art. 1141 BW) en voor onroerende zakelijke rechten door de hypothecaire publiciteit (art. 1 Hyp.W.). Het gevolg van dit onderscheid i.v.m. de bekendmaking van de zakelijke rechten is dat zakelijke rechten een grotere tegenwerpelijkheid hebben. Dit is wat vaak wordt aangeduid als de absolute gelding van de zakelijke rechten.
§ 2. DE KLASSIEKE LEER: EEN SCHERPE TWEEDELING 3. Objectief criterium – Volgens de klassieke leer is het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten gelegen in de inwendige structuur van het recht: zakelijke rechten verlenen een rechtstreekse heerschappij over een goed terwijl persoonlijke rechten aan iemand (‘schuldeiser’) aanspraak geven op een bepaalde gedraging vanwege een andere persoon (‘schuldenaar’). Met andere woorden: persoonlijke rechten creëren een rechtsverhouding tussen twee rechtssubjecten, terwijl zakelijke rechten een rechtsverhouding tot stand brengen tussen een rechtssubject en een rechtsobject. Weliswaar kan een persoonlijk recht bij wanprestatie van de debiteur tenuitvoergelegd worden op het volledige vermogen van de debiteur (art. 7-8 Hyp.W.), maar dat vermogen wordt pas op het ogenblik van de tenuitvoerlegging van de schuldvordering gefi xeerd. Tot zolang heeft een persoonlijk recht een subjectief karakter. In economische termen uitgedrukt: de zakelijke rechten hebben betrekking op goederen, terwijl de persoonlijke rechten betrekking hebben op diensten verleend door een schuldenaar. 4. Kritiek – Deze zienswijze is bekritiseerd omdat ze appelen met peren vergelijkt: ofwel moet men de subjectieve rechten omschrijven vanuit hun afdwingbaarheid tegenover derden, ofwel vanuit hun relatie met goederen. De klassieke benaderingswijze vermengt beide op grond van de misvatting dat zakelijke rechten niet afdwingbaar zouden zijn tegenover personen en persoonlijke rechten niets met goederen te maken zouden hebben. Geen van beide uitgangspunten is correct. Ten eerste kunnen ook persoonlijke rechten betrekking hebben op goederen. Als ik een goed uitleen, verkrijgt de ontlener een persoonlijk recht op dat goed. Ook een huurrecht of een eenzijdige verkoopbelofte doen een even directe band ontstaan tussen zijn titularis en het goed als een recht van vruchtgebruik of erfpacht. Deze kritiek wordt nog versterkt door de zgn. dematerialisering van het goederenrecht. Dat betekent dat zakelijke rechten steeds vaker op onlichamelijke goederen, waaronder persoonlijke rechten,
4
Intersentia
Hoofdstuk 1. Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten
komen te rusten. Welnu, velen vinden het moeilijk om te spreken van een rechtstreekse heerschappij van de zakelijk gerechtigde op een verbintenisrechtelijke verhouding. Van de andere kant doen ook zakelijke rechten rechtsverhoudingen tussen personen ontstaan. Hoewel het bij zakelijke rechten gaat om de tegenwerpelijkheid aan derden, zijn sommige derden dichter bij de rechtsband betrokken dan anderen. Zo vertoont een erfdienstbaarheid tussen een heersend en een lijdend erf in werkelijkheid veel gelijkenissen met een verbintenisrechtelijke relatie tussen de eigenaar van het heersend erf en de eigenaar van het lijdende erf. Hetzelfde kan worden gezegd van de verhouding tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar, waar wederzijdse rechten en verplichtingen bestaan die tussen die partijen op identieke wijze afdwingbaar zijn als verbintenisrechtelijke aanspraken. Te denken valt eveneens aan de juridische band die ontstaat door de onderlinge verplichtingen van de mede-eigenaars, tussen erfpachter/opstalhouder en grondeigenaar, enz. In al deze gevallen belet de grotere tegenwerpelijkheid niet dat de rechten in de onderlinge rechtsband op identieke wijze afdwingbaar zijn ongeacht hun zakelijke of persoonlijke aard.
§ 3. DE LEER VAN HET PERSONALISME 5. Absolute en relatieve rechten – De kritiek op het klassieke onderscheidingscriterium heeft geleid tot een “subjectivering” van zakelijke rechten. Dat betekent dat ook zakelijke rechten steeds meer worden gedefinieerd in termen van subject-subject verhoudingen. De basisgedachte van de leer van het personalisme, waarvan Planiol de grote pleitbezorger is, bestaat erin dat een rechtsverhouding enkel kan bestaan tussen rechtssubjecten, nooit tussen een rechtssubject en een goed. M.a.w.: zowel zakelijke rechten als persoonlijke rechten creëren een rechtsband tussen twee rechtssubjecten. Hier ontstaat voor het eerst de gedachte dat ook zakelijke rechten een verbintenisrechtelijke band doen ontstaan. De draagwijdte van die verbintenis verschilt echter bij persoonlijke en bij zakelijke rechten. Een persoonlijk recht zou een verbintenis doen ontstaan ten laste van één bepaalde persoon, namelijk de debiteur. Een zakelijk recht daarentegen vormt het complement van een universele passieve verbintenis, daar een zakelijk recht aan eenieder de verplichting oplegt om zich te onthouden van een inbreuk op het zakelijk recht. Bijgevolg wordt een zakelijk recht een absoluut recht genoemd, terwijl een persoonlijk recht een relatief recht zou zijn. De personalisten zien het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke rechten dus veeleer op het vlak van hun externe kenmerken. 6. Kritiek op deze leer – Ook de leer van het personalisme heeft de kritiek van de rechtsleer niet doorstaan. Het personalisme heeft de interne kenmerken (‘bevoegdheden’) en de externe kenmerken (‘tegenwerpelijkheid’) van vermogensrechten ten onrechte met elkaar verweven. Uit het feit dat persoonlijke rechten een rechtsverhouding tot stand brengen tussen twee bepaalde rechtssubjecten, is ten onrechte afgeleid dat persoonlijke rechten geen gevolgen hebben in de verhouding tot derden. Op het vlak van de tegenwerpelijkheid is het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke rechten immers slechts gradueel. De passieve verbintenis van eenieder om geen inbreuk te plegen op een zakelijk recht, bestaat immers ook ten aanzien van persoonlijke rechten.
Intersentia
5
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
Derden hebben de verplichting om zich te onthouden van inbreuken op persoonlijke rechten waarvan ze kennis hebben. Schenden ze deze verplichting, dan kunnen ze immers aansprakelijkheid oplopen. Dat is de kern van de theorie van derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk (art. 1382 BW). Ten onrechte is deze leer doorgaans louter gezien in termen van buitencontractuele aansprakelijkheid, terwijl ze in werkelijkheid de tegenwerpelijkheid van persoonlijke rechten betreft. Aldus moeten derden ook het bestaan van vorderingsrechten eerbiedigen of, uitgedrukt in termen van tegenwerpelijkheid, het bestaan van vorderingsrechten is tegenstelbaar aan derden. Het onderscheid op het vlak van de tegenwerpelijkheid, vloeit dan ook niet voort uit de aard van het recht, maar wel uit de publiciteit die aan het recht wordt verleend. Zakelijke rechten zijn tegenwerpelijk aan derden door het loutere vervullen van een publiciteitsmaatregel (bezit bij roerende goederen, hypothecaire publiciteit bij onroerende goederen, kennisgeving bij schuldvorderingen), terwijl persoonlijke rechten enkel tegenwerpelijk zijn aan derden die kennis hebben van het bestaan van die rechten. Die publiciteit heeft tot gevolg dat de verkrijger van een zakelijk recht in principe met kennis van zaken handelt, en dus ‘te kwader trouw’ is, terwijl een verkrijger van een persoonlijk recht vaak te goeder trouw handelt. Maar ook binnen de categorie van de zakelijke rechten bestaat een gradueel onderscheid: aldus is onroerende eigendom, omwille van het onroerende publiciteitssysteem, meer tegenwerpelijk aan derden dan roerende eigendom: de verkrijging te goeder trouw a non domino is niet mogelijk voor onroerende goederen die overgeschreven zijn, maar wel voor roerende goederen (art. 2279 BW).
§ 4. DE LEER VAN HET NEOPERSONALISME: HET ONDERSCHEID TUSSEN EIGENDOM EN BEPERKTE VER MOGENSR ECHTEN (KWALITATIEVE VER BINTENISSEN) 7. Hoofdonderscheid tussen eigendom en (andere) vermogensrechten – De leer van het neopersonalisme heeft, vooral onder invloed van het proefschrift van Ginossar, de beweging van het personalisme voortgezet door de zakelijke rechten af te bakenen in termen van een verbintenisrechtelijke verhouding. Volgens deze theorie is het eigendomsrecht het meest verheven recht, dat de indeling tussen zakelijke rechten en persoonlijke rechten overstijgt. Elk vermogensrechtelijk toebehoren, elke onttrekking van een goed aan de collectiviteit, maakt eigendom uit. Alle andere zakelijke en persoonlijke rechten worden omschreven in termen van verbintenissen. 8. Onderscheid tussen de (beperkt) zakelijke rechten en persoonlijke rechten – Het onderscheid tussen de (andere) zakelijke rechten en persoonlijke rechten is enkel hierin gelegen dat aan zakelijke rechten een kwalitatieve verbintenis beantwoordt, terwijl aan een persoonlijk recht een persoonlijke verbintenis beantwoordt. Aan een zakelijk recht beantwoordt een kwalitatieve verbintenis: de verbintenis van (meestal) de eigenaar van het goed om de beperkingen op zijn recht te eerbiedigen, is aangegaan qualita qua, d.w.z. als eigenaar van het goed waarop het zakelijk recht betrekking heeft. Een beperkt zakelijk recht is een bundeling van bevoegdheden die door de eigenaar
6
Intersentia
Hoofdstuk 1. Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten
moeten worden geëerbiedigd omwille van zijn hoedanigheid van eigenaar. Dat heeft ook tot gevolg dat, indien hij zijn hoedanigheid van eigenaar verliest (door verkoop, schenking, inbreng, ruil, enz.), de rechtsopvolger onder bijzondere titel gehouden is tot nakoming. M.a.w.: de rechtsopvolger onder bijzondere titel verkrijgt de hoedanigheid van schuldenaar omdat hij de hoedanigheid van eigenaar overneemt. De schuldenaar van een persoonlijk recht daarentegen is niet kwalitatief gehouden, maar wel onder persoonlijke titel. Persoonlijke rechten gaan in beginsel niet over op de rechtsopvolger onder bijzondere titel van het goed waarop de aanspraak indirect betrekking heeft. De relativiteit van de contracten leidt ertoe dat persoonlijke rechten enkel overgaan op algemene rechtsopvolgers en rechtsopvolgers onder algemene titel, maar niet op rechtsopvolgers onder bijzondere titel. M.a.w.: terwijl de schuldenaar van een zakelijk recht instaat voor een verbintenis met een goed, is de schuldenaar van een persoonlijk recht gehouden als titularis van zijn vermogen. 9. Appreciatie van deze leer – Ook de leer van Ginossar is aan kritiek blootgesteld. Deze kritiek richtte zich met name op de uitbreiding van het eigendomsrecht tot alle vermogensrechten. Daardoor zou het eigendomsrecht zijn eigenheid verliezen: “Si tout est propriété, il n’y a plus de propriété”, zo luidt het bij Dabin. Deze kritiek lijkt niet gerechtvaardigd. De uitbreiding van het eigendomsrecht tot onlichamelijke goederen heeft immers weerklank gevonden in de latere evolutie: de dematerialisering van het goederenrecht heeft ertoe geleid dat eigendom op onlichamelijke goederen vanuit economisch oogpunt steeds belangrijker wordt (zie infra). Bovendien heeft Ginossar het eigendomsrecht verheven boven de andere zakelijke rechten. Verder zal blijken dat het eigendomsrecht inderdaad een gemengd karakter heeft gekregen, in de zin dat het tot een grondrecht is uitgegroeid (zie infra, art. 1 Eerste Protocol EVRM). In plaats van het eigendomsrecht uit te hollen, heeft Ginossar dus de toekomstige evoluties van het eigendomsrecht weergegeven.
Intersentia
7
HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE KENMERKEN VAN ZAKELIJKE RECHTEN Zie onder meer: J. Dabin, “Une nouvelle défi nition du droit réel”, Rev.trim.dr.civ. 1962, 20-44; R. Dekkers, “Du neuf sur les droits réels”, JT 1960, 697-698; V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 31-43; V. Sagaert, Zakelijke subrogatie, Antwerpen, Intersentia, 2003, 792 p.
§ 1. BESCHER MING TEGEN INSOLVABILITEIT (ACCESSOIR E ZAKELIJKE R ECHTEN) 10. Omschrijving – Traditioneel wordt voorgehouden dat zakelijke rechten zijn uitgerust met een ‘recht van voorrang’. Dit laat toe dat een zakelijk recht niet aangetast wordt door de samenloop die ontstaat in geval van insolvabiliteit van de degene die het goed onder zich heeft.5 Om de rangorde te bepalen tussen de zakelijke rechten op eenzelfde goed, moet het anterioriteitsbeginsel worden toegepast: het zakelijk recht dat als eerste gevestigd is – of correcter: tegenwerpelijk is gemaakt aan derden – zal primeren op een later zakelijk recht.6 Persoonlijke rechten daarentegen zijn wel onderworpen aan de regel van gelijkheid van schuldeisers. Zij kunnen bijgevolg slechts delen na de uitbetaling van de zakelijk gerechtigden. Bijgevolg loopt de persoonlijk gerechtigde het risico van insolvabiliteit van zijn schuldenaar. 11. Kritiek op het begrip – De omschrijving ‘recht van voorrang’ beantwoordt niet aan de realiteit: het feit dat een zakelijk gerechtigde wordt beschermd tegen de insolvabiliteit van zijn debiteur is in principe niet te verklaren doordat hij een recht van voorrang kan laten gelden in de samenloop, maar wel vanuit het feit dat het zakelijk recht geen deel uitmaakt van het vermogen dat aan samenloop onderworpen is. M.a.w.: zakelijke rechten verlenen geen recht van voorrang in de boedel, ze blijven buiten de boedel. Enkel bij de accessoire zakelijke rechten – dit zijn de zakelijke rechten die een schuldvordering beschermen in de samenloop (pand, hypotheek) – kan men spreken van een daadwerkelijk recht van voorrang.
5 6
8
Zie ook art. 3.5 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Zie ook art. 3.4, eerste lid Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Intersentia
Hoofdstuk 2. Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten
Art. XX.139 WER bepaalt nu uitdrukkelijk dat de beslissing van de curator om een einde te maken aan lopende overeenkomsten geen afbreuk kan doen aan zakelijke rechten.7
§ 2. VOLGR ECHT 12. Omschrijving – Het volgrecht betekent dat de derde-verkrijger van een goed van rechtswege gebonden is door de zakelijke rechten die op het goed rusten.8 De zakelijke rechten zijn dus tegenwerpelijk aan de derde-verkrijger van het goed waarop ze gevestigd zijn. Met andere woorden: het goed kan enkel worden vervreemd zoals bezwaard met het zakelijk recht. Persoonlijke verplichtingen daarentegen worden door de schuldenaar in personam gecontracteerd, en gaan dus in principe niet automatisch mee over op een derde-verkrijger onder bijzondere titel. De derde kan derhalve uitgewonnen worden door de uitoefening van het zakelijk recht dat op het door hem gekochte goed rust. Indien hij echter verbeteringen heeft aangebracht aan het uitgewonnen goed, kan hij wel een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking tegen de uitwinnende partij laten gelden (art. 103, tweede zin Hyp.W.). 13. Nuancering – Het volgrecht is niet absoluut bij alle zakelijke rechten. Het vindt zonder uitzondering toepassing voor onroerende zakelijke rechten die bekendgemaakt zijn in de hypothecaire registers. Een wettelijke toepassing daarvan vindt men bij hypotheekrechten: zie art. 96 Hyp.W. Bij roerende goederen wordt het volgrecht uitgeschakeld in verhouding tot de derde-bezitter te goeder trouw (art. 2279 BW9). Indien het roerend goed is gestolen van de ware eigenaar, wordt het volgrecht van deze laatste tegenover een derde-verkrijger te goeder trouw beperkt tot drie jaar. Een voorbeeld bij onroerende goederen: stel dat A met B een overeenkomst tot vestiging van een recht van opstal sluit op een aan B toebehorend onroerend goed, dat onmiddellijk wordt overgeschreven in de hypothecaire registers. Er wordt bedongen dat dit recht van opstal twee maanden nadien een aanvang neemt. In de loop van die twee maanden verkoopt B zijn grond aan C. A zal zijn opstalrecht kunnen opeisen, ook uit handen van C, die kennis kon hebben van het opstalrecht op het ogenblik van de verkrijging door de hypothecaire registers te raadplegen. Daarnaast heeft het Burgerlijk Wetboek uitzonderlijk ook persoonlijke rechten met een volgrecht uitgerust, zoals het huurrecht: de huurder kan zijn huurrecht tegenwerpen aan de achtereenvolgende verkrijgers van het gehuurde goed, op voorwaarde dat de huurovereenkomst vaste dagtekening heeft (‘huur breekt koop’: art. 1743 BW; zie voor een verdere uitwerking: infra).
7 8 9
Deze bepaling kwam er in reactie op cassatierechtspraak: Cass. 3 december 2015, Arr.Cass. 2015, 2851, RW 2016-17, 1113, noot V. Sagaert, TBH 2016, 846, noot J. Malekzadem. Zie ook art. 3.4, tweede lid Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Zie art. 3.28 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht.
Intersentia
9
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
§ 3. SPECIALITEITSBEGINSEL 14. Omschrijving – Een zakelijk recht kan enkel betrekking hebben op geïndividualiseerde zaken. Een zakelijk recht kan niet gevestigd worden op een ‘abstracte waarde’ zonder dat aangeduid wordt in welk goed deze ‘waarde’ gelokaliseerd is, maar enkel op aanwijsbare goederen.10 Dat verhindert overigens niet dat een zakelijk recht kan worden gevestigd op een feitelijke of juridische universaliteit, d.i. een geheel van goederen dat aan een afzonderlijk zakenrechtelijk statuut wordt onderworpen, voor zover dat geheel zelf kan afgebakend worden ten opzichte van de goederen die geen deel uitmaken van deze universaliteit.11 Te denken is aan een effectenportefeuille en een handelszaak. Indien het onderpand van zakelijke rechten niet langer identificeerbaar is, kan het zakelijk recht niet meer worden uitgeoefend. Bijgevolg, zo wordt klassiek aangenomen, maakt vermenging van het object een einde aan het zakelijk recht.12 Indien bijvoorbeeld de houder van soortgoederen deze goederen vermengt met goederen van dezelfde soort waarvan hij zelf eigenaar is, komt het eigendomsrecht van de eigenaar in het gedrang. Volgens de gangbare opvatting wordt degene in wiens handen de vermenging plaatsvindt dan eigenaar van het geheel. Aan de oorspronkelijke eigenaar van het gedeelte van dat vermengde geheel rest dan enkel een persoonlijk recht dat niet uitgerust is met een recht van voorrang en dus geen bescherming verleent bij insolvabiliteit van de detentor. 15. Nuancering – Recenter is de opvatting opgekomen dat vermenging het eigendomsrecht niet doet teloorgaan, maar dat er een mede-eigendomsrecht ontstaat tussen de oorspronkelijk exclusieve eigenaars van de vermengde goederen. Bijvoorbeeld: A betaalt een bedrag van € 5000 aan B. Deze laatste boekt dat bedrag over op zijn eigen bankrekening, waarop reeds € 5000 eigen gelden van B ingeschreven stonden. B gaat de dag nadien failliet, zonder dat er nog boekingen verricht zijn met betrekking tot die bankrekening. Nadien komt aan het licht dat de betaling vanwege A onverschuldigd was. Wanneer de vermenging een wijze van eigendomsverkrijging vormt, zou de zakenrechtelijke positie van A verloren zijn gegaan, zodat hij als concurrente schuldeiser zijn schuldvordering moet indienen in het faillissement. Verdedigd wordt dat de vermenging geen eigendomsverkrijging is, maar een loutere bewijsmoeilijkheid doet ontstaan voor A. Dat zou kunnen opgelost worden door de rechten op het vermengde geheel (i.c. de bankrekening) op collectieve wijze te beoordelen. Dan zou er een collectieve eigendom ontstaan tussen A, die gerechtigd is op 50%, en de gefailleerde, die eveneens gerechtigd is op 50%. Volgens die laatste opvatting zou A dus een zakelijk recht kunnen laten gelden op 50% van het banksaldo, wat betekent dat hij voor die 50% buiten de failliete boedel zou blijven. Die ontwikkeling heeft bijkomende armslag gekregen door art. 20 Pandwet13: “De vermenging van vervangbare goederen die volledig of gedeeltelijk met een pandrecht zijn 10 11 12 13
10
Zie ook art. 3.8, § 1 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Dit blijkt ook expliciet uit art. 3.8, § 1 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht: “een bepaald goed dan wel een bepaald geheel van goederen”. Zie ook art. 3.12 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Wet 11 juli 2013 tot hervorming van de roerende zekerheden BS 2 augustus 2013. Hierna wordt de wet verkort aangeduid als Wet Roerende Zekerheden. De wet is op 1 januari 2018 in werking getreden. Intersentia
Hoofdstuk 2. Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten
bezwaard door een of meer pandgevers, laat het pandrecht onverlet. Zijn er meerdere pandhouders, dan kunnen zij hun pandrecht op de vermengde goederen doen gelden in verhouding tot hun rechten.” Deze bepaling is ook van toepassing bij eigendomsvoorbehoud en past de algemene principes inzake mede-eigendom toe. Die tendens wordt verankerd in art. 3.12 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht.
§ 4. ZAKELIJKE SUBROGATIE 16. Begrip – Het specialiteitsbeginsel verzet zich niet tegen een veralgemeende toepassing van zakelijke subrogatie (‘zaakvervanging’) binnen het domein van het goederenrecht. Er is sprake van zakelijke subrogatie wanneer het zakelijk recht bij het verlies van het oorspronkelijk object blijft voortbestaan op een vermogensbestanddeel dat in de plaats van het oorspronkelijke object is getreden.14 Aldus kan het zakelijk recht door zakelijke subrogatie na het verlies van het oorspronkelijke object blijven voortbestaan op de tegenwaarde van dat initiële onderpand. Daardoor wordt de waarde van het zakelijk recht gehandhaafd in het vermogen van de zakelijk gerechtigde. 17. Toepassingsgevallen – Van de figuur van de zakelijke subrogatie bestaan tal van wettelijke toepassingsgevallen: – bij zakelijke zekerheidsrechten: art. 10 Hyp.W.; art. 45, 2°, derde lid Hyp.W.; art. 28, vierde lid Hyp.W.; art. 1561, tweede lid Ger.W.; art. 9 en 70 Pandwet; – bij afwezigheid: art. 124 BW; – bij anomale nalatenschap: art. 747, tweede lid BW en art. 353-16, 2° BW; – in het huwelijksvermogensrecht: art. 1400, 5 BW en art. 1402-1404 BW; – ter bescherming van het eigendomsrecht: art. XX.196, tweede lid WER; – binnen het strafrecht: art. 43bis Sw. 18. Zakelijke subrogatie als algemeen rechtsbeginsel? – Een eeuwenoud twistpunt is of zakelijke subrogatie ook toepassing kan vinden buiten deze wettelijke toepassingsgevallen, m.a.w. of zakelijke subrogatie een algemeen rechtsbeginsel vormt. De negentiende-eeuwse doctrine ging uit van een zeer restrictieve benadering: zakelijke subrogatie werd gezien als een juridische fictie die derhalve enkel toepassing kon vinden binnen de wettelijke toepassingsgevallen, die dan nog restrictief moesten worden geïnterpreteerd. Deze restrictieve benadering moest aan het begin van de twintigste eeuw plaats ruimen voor een ruimere opvatting die uitging van het begrip ‘waardebestemming’. Zakelijke rechten die zien op de waarde van het object waarop ze betrekking hebben, zouden zich lenen tot zakelijke subrogatie ook buiten de uitdrukkelijk bij wet voorziene gevallen. Gedacht werd daarbij voornamelijk aan zakelijke zekerheidsrechten en zakelijke rechten die betrekking hebben op een algemeenheid van goederen. In de recente rechtsleer wordt een ruimere opvatting verdedigd en gesteld dat alle zakelijke rechten beschermd worden door de figuur van zakelijke subrogatie, onder strikt af te bakenen voorwaarden. Door zakelijke subrogatie wordt immers een vermogensver-
14
Zie ook art. 3.10 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Voor een analyse: zie V. Sagaert, Zakelijke subrogatie, Antwerpen, Intersentia, 2003.
Intersentia
11
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
schuiving zonder oorzaak verhinderd: er wordt voorkomen dat de waarde van het zakelijk recht door het teloorgaan van het oorspronkelijke object plots in eens anders vermogen zou terechtkomen. De voorwaarden voor zakelijke subrogatie moeten echter wel duidelijk afgebakend worden. Deze voorwaarden zijn: – enkel de titularis van een zakelijk recht wordt beschermd door zakelijke subrogatie. Indien bijvoorbeeld een eenzijdige verkoopbelofte was toegestaan op een zaak, kan de optiehouder na het teloorgaan van die zaak de optie niet meer lichten op de verzekeringsuitkering die verschuldigd was uit hoofde van dat schadegeval. De optie verleent immers een zuiver persoonlijk recht. Het zakelijk recht mag niet intuitu rei zijn, d.w.z. dat het zakelijk recht ook nuttig kan worden uitgeoefend op een andere zaak dan het oorspronkelijke object. Erfdienstbaarheden, die door hun kenmerken geen enkel nut hebben buiten het dienend erf (zie infra), kunnen niet overgaan op een andere zaak. Zakelijke rechten die in beginsel betrekking hebben op hun onderpand in natura, maar die toch hun waarde kunnen behouden los van deze zaak, worden eveneens beschermd: eigendom, mede-eigendom, vruchtgebruik enz.; – het oorspronkelijke object van het zakelijk recht gaat teloor, waardoor het zakelijk recht niet kan voortgezet worden op die zaak. Het kan zowel gaan om een juridisch verlies (verkoop, schenking, omruiling) als om een materieel verlies (tenietgaan, beschadiging); – het oorspronkelijke object van het zakelijk recht moet vervangen zijn door een andere zaak, die de waarde van het oorspronkelijke object vertegenwoordigt. Bijvoorbeeld: de verzekeringsuitkering in geval van materieel verlies, de verkoopprijs in geval van juridisch verlies, het ruilgoed in geval van omruiling enz.; – zakelijke subrogatie is een subsidiaire rechtsfiguur: er kan geen beroep worden op gedaan indien de zakelijk gerechtigde door andere zakenrechtelijke (volgrecht) of verbintenisrechtelijke remedies (pauliaanse vordering, aansprakelijksvordering) zijn positie kan handhaven; – het oorspronkelijke onderpand vóór de vervanging en het in de plaats tredende vermogensbestanddeel nadien moeten op elk ogenblik in de vervangingsketen individualiseerbaar geweest zijn. Wanneer het zakelijk recht meer dan één vervanging overleefd heeft, moet het voorwerp van het zakelijk recht op elk ogenblik van de vervangingsketen identificeerbaar geweest zijn. Dat is een gevolg van het specialiteitsbeginsel dat de zakelijke rechten kenmerkt (zie supra).
12
Intersentia
HOOFDSTUK 3 HET NUMERUS CLAUSUS-BEGINSEL BIJ ZAKELIJKE RECHTEN VERSUS DE WILSAUTONOMIE BIJ PERSOONLIJKE RECHTEN Zie onder meer B. Akkermans, The principle of numerus clausus in European Private Law, Antwerp, Intersentia, 2007, F. Gotzen, “Zakelijke rechten: plaats en aantal in het burgerlijk recht”, RW 1978-79, 2337-2346; J. Hansenne, “La limitation du nombre des droits réels et le champ d’application du concept de service foncier” (noot onder Cass. 16 september 1966), RCJB 1968, 170-191; M. Muylle, De duur en de beëindiging van zakelijke rechten, Antwerpen, Intersentia, 2012.
§ 1. HET NUMERUS CLAUSUS-BEGINSEL BIJ ZAKELIJKE R ECHTEN 19. Omschrijving – Traditioneel wordt aangenomen dat het continentale goederenrecht gekenmerkt wordt door zijn gesloten karakter, aangeduid als het ‘numerus claususbeginsel’. Het numerus clausus-beginsel houdt in dat vermogensrechten slechts zakelijke werking kunnen hebben voor zover dit door de wet wordt erkend, en het goederenrecht laat niet toe dat partijen nieuwe zakelijke rechten tot stand brengen. Dit beginsel zou toelaten om een louter formele afbakening tussen zakelijke en persoonlijke rechten te maken, zodat de theoretische discussies over de afgrenzing zonder belang zouden worden. Er bestaat geen algemene wettelijke grondslag voor het beginsel. Een wettelijke neerslag van het numerus clausus-beginsel op zekerheidsrechten vindt men in art. 7-8 Hyp.W., dat de gelijkheid tussen de schuldeisers bevestigt (‘paritas creditorum’) en enkel aan wettelijke uitzonderingen een reden van voorrang toekent. Als bijzondere toepassing van het algemene numerus clausus beginsel is deze bepaling niet beperkt tot zakelijke zekerheden in de strikte zin van het woord, maar strekt ze zich uit tot alle zakelijk werkende mechanismen die ertoe strekken om een goed te onttrekken aan de samenloop, bijvoorbeeld ook op de zekerheidseigendom (zie daarvoor infra). Wanneer in het Belgische recht het numerus clausus-beginsel ter sprake komt, wordt steevast verwezen naar het arrest Blieck van 16 september 1966. Het Hof van Cassatie oordeelt dat “het litigieuze recht in het leven geroepen is ten behoeve niet van een erf of van een wel bepaalde persoon, maar van een gemeenschap, een last van openbaar nut
Intersentia
13
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
insluit […]. Een dergelijke last dient niet als een zakelijk recht, maar als een persoonlijke verbintenis te worden aangemerkt […].”15 Indien het Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht zou worden aangenomen, wordt het gesloten systeem van het goederenrecht in art. 3.3 verankerd. 20. Opsomming van de zakelijke rechten – Het gesloten systeem van het goederenrecht heeft tot gevolg dat het mogelijk zou moeten zijn om een opsomming te geven van de zakelijke rechten.16 Deze kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën, de zakelijke hoofdrechten en de accessoire zakelijke rechten (‘zakelijke zekerheden’). Zakelijke hoofdrechten zijn de zakelijke rechten die een zelfstandig bestaan hebben en op zelfstandige wijze kunnen worden overgedragen. Art. 543 BW geeft een louter exemplatieve opsomming. Het meest volmaakte zakelijke hoofdrecht is het eigendomsrecht. Alle andere zakelijke rechten zijn zakelijke rechten op een goed waarvan iemand anders eigenaar is. Het gaat om: de mede-eigendom, het recht van erfpacht, opstal, vruchtgebruik, gebruik en bewoning, erfdienstbaarheden. Erfdienstbaarheden vormen bovendien een vreemde eend in de bijt, omdat ze ook accessoir zijn aan een heersend erf (zie infra). Zakelijke zekerheidsrechten zijn zakelijke rechten die hoofdzakelijk tot doel hebben om de nakoming van een schuldvordering te voldoen. Ze verlenen aan de titularis enkel het recht om als eerste uitbetaald te worden uit de opbrengst van het goed waarop ze betrekking hebben. Het gaat om de bijzondere voorrechten, retentierecht, pand (m.b.t. roerende goederen) en hypotheek (m.b.t. onroerende goederen en schepen). 21. Eigendom als accessoir zakelijk recht – Ook het eigendomsrecht krijgt tegenwoordig vaak de finaliteit van een zakelijke zekerheidsrecht, doordat het eigendomsrecht steeds vaker tot doel heeft om een schuldvordering te waarborgen. Men spreekt van een fiduciaire eigendom. Twee vormen kunnen worden onderscheiden: de overdracht van eigendom tot zekerheid (‘fiduciaire eigendomsoverdracht tot zekerheid’) en de voorbehouden eigendom tot zekerheid (‘eigendomsvoorbehoud’ of ‘leasing’). De spanning die bestaat tussen de fiduciaire eigendom en het numerus clausus-beginsel komt aan de orde bij de bespreking van de evoluties binnen het eigendomsrecht (zie infra). In het Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht is een volledig hoofdstuk aan de fiducie gewijd (art. 3.38 e.v.). 22. Kritiek op en draagwijdte van het numerus clausus-beginsel – Ook het numerus clausus-beginsel wordt niet unaniem aangenomen. Hoewel dit beginsel doorgaans wordt beschouwd als fundamenteel uitgangspunt van het Belgische goederenrecht, is het thans onder vuur komen te liggen. De grondslag voor dit beginsel ligt in het huidige recht immers niet voor de hand. Enkel artikel 543 BW komt in aanmerking, maar deze bepaling kan niet als limitatief worden opgevat. De wetgever laat geen exhaustief karakter vermoeden, aangezien de wetgever niet bepaalt dat men geen andere zakelijke rechten kan hebben. Het exemplatieve karakter van de opsomming wordt bovendien aangetoond door de manifeste onvolledigheid ervan. Naast het feit dat de
15 16
14
Pas. 1966, I, 63, RCJB 1968, 116, noot J. Hansenne. Zie ook art. 3.3 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Intersentia
Hoofdstuk 3. Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten versus de wilsautonomie bij persoonlijke rechten
later ontstane zakelijke rechten uiteraard niet worden vermeld (erfpacht, opstal), wordt in deze bepaling evenmin melding gemaakt van sommige autonome zakelijke rechten (mede-eigendom), noch van de accessoire zakelijke rechten (pand, hypotheek, bijzondere voorrechten). 23. Beperking van het numerus clausus-beginsel – Bij de algemene gebruiks- en genotsrechten (vruchtgebruik, erfpacht, opstal) speelt de wilsautonomie in de eenentwintigste eeuw een grote rol (zie infra). De gelding van het numerus clausus-beginsel is grotendeels beperkt tot de eigendom, erfdienstbaarheden en zakelijke zekerheidsrechten. Bij die laatste categorie ligt de bekommernis van de gelijkheid van de schuldeisers hieraan ten grondslag. Voor beide eerstgenoemde categorieën is aan de afkeer van het feodale regime op dubbele wijze vormgegeven: (1) het ondeelbare eigendomsbegrip van art. 544 BW (zie infra); (2) het negatieve karakter van de erfdienstbaarheden (zie infra).
§ 2. WILSAUTONOMIE BIJ PERSOONLIJKE R ECHTEN 24. Uitgangspunt – Het numerus clausus-beginsel uit het goederenrecht staat lijnrecht tegenover het beginsel van de wilsautonomie in het verbintenissenrecht. In principe zijn contractpartijen vrij om de inhoud van een persoonlijk recht zelf te bepalen in de mate dat ze hierbij niet ingaan tegen een regel van openbare orde, goede zeden of dwingend recht. Het gevolg hiervan is dat ze niet alleen benoemde overeenkomsten tot vestiging van een persoonlijk recht kunnen sluiten, maar ook onbenoemde en gemengde overeenkomsten. 25. Benoemd contract – Een aantal bijzondere contracten worden in het Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk en vrij uitvoerig geregeld. Dat zijn benoemde contracten. Klassiekers zijn koop, huur en lening. Ook alle overeenkomsten tot overdracht of vestiging van een zakelijk recht behoren hiertoe. Benoemde overeenkomsten bieden een uitgewerkt kader van regels. Dit biedt rechtszekerheid en eenvormigheid in het rechtsverkeer. Partijen kunnen daarop terugvallen en moeten niet alles in detail uitwerken. Nochtans is dit wettelijke raamwerk grotendeels suppletief recht. Partijen kunnen in beginsel van de regels uit het Burgerlijk Wetboek afwijken en andere regelingen treffen. Contracten die zakelijke rechten instellen, mogen evenwel niet raken aan de essentie van de zakelijke rechten. Vanuit de fi losofie van het Burgerlijk Wetboek is het eerder uitzonderlijk dat er in het contractenrecht dwingende regels zijn, waaraan de contractvrijheid niet kan tornen. Dit aanvullende of suppletieve karakter van de rechtsregels biedt vele mogelijkheden aan de sterkste contractant om zijn wil op te dringen. In de praktijk wordt daar dan ook gretig gebruik van gemaakt. Vanuit het perspectief van de consumentenbescherming worden echter meer en meer dwingende regels opgelegd, zodat ook in het contractenrecht, via bijzondere wetgeving, een tendens in de richting van meer dwingend recht en minder contractuele autonomie kan worden vastgesteld.
Intersentia
15
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
26. Onbenoemd contract – Een aantal andere contractvormen zijn gegroeid uit de praktijk en worden onbenoemde contracten genoemd. Hiervan is geen wettelijke regeling terug te vinden, niet in het Burgerlijk Wetboek en vaak ook niet in andere bijzondere wetgeving, hoewel meer en meer voorstellen van wetgeving op dat gebied op tafel komen te liggen. Denk aan factoring en franchising. De lijst is veel langer dan dat, want de creativiteit van de praktijk is groot en gevarieerd. Het is van belang een richtlijn voor ogen te hebben betreffende de regels van toepassing op onbenoemde overeenkomsten. Vooreerst zijn ook deze contracten onderworpen aan het algemeen verbintenissenrecht. Aldus zijn onder meer van toepassing: de regels over het ontstaan van verbintenissen (toestemming, bekwaamheid, voorwerp, oorzaak), de regels over de gevolgen van de overeenkomsten (uitvoering te goeder trouw, risicoleer, interpretatie), de regels over de modaliteiten van de verbintenissen (voorwaarde, termijn, hoofdelijkheid), de regels over het tenietgaan van verbintenissen, de regels inzake bewijs. Vaak kunnen de wettelijke bepalingen van benoemde overeenkomsten als een analogieregel worden toegepast op vergelijkbare onbenoemde contracten. Zo zal in een licentieovereenkomst nuttig gebruik worden gemaakt van basisprincipes uit het huurrecht: bijvoorbeeld ongestoord genot van octrooi of warenmerk, normaal gebruik, onderlicentie zoals een onderhuur. 27. Gemengd contract – De realiteit is altijd vindingrijker dan de fictie. In de praktijk vinden wij daarom ook vaak contractvormen die moeilijk in één vakje kunnen worden ondergebracht. Zij lijken van alles wat te hebben. Het zijn gemengde contracten waarin wij elementen van meerdere benoemde contracten kunnen onderscheiden en die toch op zichzelf een juridische eenheid uitmaken. Zo een gemengd contract is eigenlijk een onbenoemd contract, een kind van meerdere benoemde contracten. Denk aan het reiscontract tussen een toerist en een reisbureau. Wij vinden hierin sporen terug van aanneming van werk (vervoer, rondleidingen), lastgeving (reserveren van hotelkamers), bewaargeving (bagage) enz. Verschillende benaderingen zijn denkbaar (zie ook Deel III, hoofdstuk 1). Je zou naast het algemeen verbintenissenrecht een aantal eigen regels kunnen toepassen, een sui generis-benadering waar juristen vaak dol op zijn. Je zou ook kunnen kiezen voor een cumul of combinatie van alle regels uit alle contracten waarvan aspecten in de mengvorm verschijnen. Erg praktisch lijkt dit niet, zeker als een en ander met elkaar in conflict komt. Te verkiezen is de absorptietheorie of de zogenaamde ‘sponsbenadering’. Naast het algemene verbintenissenrecht zijn de regels van het meest dominante contracttype van toepassing. Dit functioneert als een spons die alles opzuigt. Hierbij kan het wel even moeilijk zijn om te bepalen welk type dominant is, maar uiteindelijk is dat een kwestie van knopen doorhakken, en dat moet een jurist permanent doen. Het zal in geval van twijfel of betwisting de rechter zijn die deze taak op zich neemt.
§ 3. GESLOTEN STELSEL VERSUS OPEN STELSEL 28. Numerus clausus en wilsautonomie – Uit het voorgaande blijkt op het eerste gezicht een tegenstelling. Binnen het verbintenissenrecht kunnen partijen in beginsel om het even welke inhoud geven aan een vermogensrecht, voor zover ze niet ingaan
16
Intersentia
Hoofdstuk 3. Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten versus de wilsautonomie bij persoonlijke rechten
tegen het dwingend recht, de openbare orde en de goede zeden. Zakelijke rechten daarentegen zijn gekenmerkt door een gesloten systeem. Zakelijke rechten kunnen worden gevestigd bij contract, voor zover de partijen zich bij de contractvorming hebben gericht naar de wettelijk erkende zakelijke rechten. Terwijl in het verbintenissenrecht benoemde contracten zijn gegeven maar partijen op geldige wijze een sui generis-contract kunnen sluiten, is dat dus niet mogelijk bij een overeenkomst tot vestiging van een zakelijk recht. 29. Nuancering van het onderscheid – Hieruit mag evenwel niet worden afgeleid dat de vrije wil van de partijen in het goederenrecht geen rol zou te spelen hebben. Naast de kritiek die op het gesloten systeem kan worden geuit de lege ferenda (zie supra), moet ook rekening worden gehouden met het feit dat partijen de vrijheid hebben om naar eigen goeddunken invulling aan hun zakelijk recht te geven, voor zover ze de wezenlijke kenmerken van het zakelijk recht waarnaar ze zich richten, eerbiedigen. Bij de meeste zakelijke rechten worden de modaliteiten grotendeels overgelaten aan de partijen en voorziet de wetgever in een aanvullend systeem voor het geval de partijen een bepaald aspect niet in hun contractuele verhouding hebben geregeld. De partijen zijn er dan enkel toe gehouden om, behalve de enkele bepalingen van dwingend recht, een beperkte kern van wezenskenmerken van het betrokken zakelijk recht te eerbiedigen. Dat suppletieve karakter is bijzonder uitgesproken bij het recht van erfpacht en opstal, maar speelt ook bij de rechten van vruchtgebruik, gebruik en bewoning en mede-eigendom. Het speelt veel minder bij erfdienstbaarheden, eigendom en zakelijke zekerheden. Omgekeerd zou ten onrechte een verabsoluteerde wilsautonomie toegedicht worden aan het verbintenissenrecht. In de inleiding is reeds aangetoond dat de regels van openbare orde en dwingend recht steeds talrijker worden, bijvoorbeeld in het consumentenrecht, huurrecht enz. De wilsautonomie bij persoonlijke rechten is dus relatief.
Intersentia
17
HOOFDSTUK 4 ZAKELIJKE EN PERSOONLIJKE RECHTSVORDERINGEN Zie onder meer V. Sagaert, “Het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke vorderingen. Het verjaringsregime van zakelijke vorderingen nader geanalyseerd” in I. Claeys, Verjaring in het privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 1-30; V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 43-50.
30. Rechtsvorderingen – Aan het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten hangt ook het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen vast. Rechtsvorderingen zijn de remedies die vasthangen aan subjectieve rechten op voet van oorlog. Zakelijke rechtsvorderingen zijn alle vorderingen die tot voorwerp hebben hetzij de uitoefening of erkenning, hetzij de verdediging in rechte van het eigendomsrecht of een beperkt zakelijk recht. Niet alleen een vordering tot opeising van een zakelijk recht (‘actio confessoria’), maar ook een zgn. actio negatoria, d.i. een vordering tot ontkenning van rechten van derden (bv. vruchtgebruik of erfdienstbaarheden) op een goed, wordt als zakelijke rechtsvordering beschouwd. Onder een actio negatoria begrijpt men uitsluitend een vordering tot stopzetting en verbod om een inbreuk te plegen op een zakelijk recht. Daarvan te onderscheiden zijn de vorderingen tot herstel van de schade die de onrechtmatige inmenging in het zakelijk recht teweegbrengen. Deze laatste vorderingen zijn wel als persoonlijke vorderingen te beschouwen, en bijgevolg onderworpen aan art. 2262bis BW. Zijn nog als zakelijke rechtsvorderingen te beschouwen: een vordering tot afpaling, een vordering tot onteigening, een hypothecaire vordering enz. De (hybride) aard van de vordering wegens burenhinder wordt in het hoofdstuk over eigendom verder geanalyseerd. Persoonlijke vorderingen worden gezien als vorderingen waardoor de titularis aanspraak maakt op een prestatie van een andere persoon om iets te geven, te doen of te laten. 31. Belang van het onderscheid – Het onderscheid is op diverse niveaus van belang: – vooreerst speelt het onderscheid een rol op het vlak van de territoriale bevoegdheid van de rechter. Zakelijke vorderingen moeten worden gebracht voor de rechter van de plaats waar het goed waarop de vordering betrekking heeft, is gelegen (art. 624 Ger.W.). Bij persoonlijke rechten is de algemene verwijzingsregel voor de territoriale bevoegdheid te vinden in artikel 624 Ger.W.;
18
Intersentia
Hoofdstuk 4. Zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen
–
–
17
in principe kunnen enkel zakelijke rechtsvorderingen worden uitgeoefend in een insolventieprocedure, geen persoonlijke vorderingen. Het Hof van Cassatie heeft hieraan echter in een recent arrest afbreuk gedaan door te oordelen dat een “leasingnemer die de geleasede goederen ter beschikking heeft gesteld van de later gefailleerde schuldenaar heeft hoedanigheid en belang om op grond van de overeenkomst de geleasede goederen terug te vorderen uit de boedel”17; sinds de wet van 10 juni 1998 is het onderscheid ook van belang voor de verjaringstermijn: zakelijke vorderingen verjaren in principe na dertig jaar (art. 2262 BW), persoonlijke vorderingen verjaren in principe na tien jaar, met uitzondering van de vorderingen uit onrechtmatige daad die aan een bijzonder verjaringsregime onderworpen zijn (art. 2262bis, tweede lid BW). Nochtans is het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen niet altijd even duidelijk. Zo bijvoorbeeld wordt de aard van een vordering uit burenhinder betwist (zie infra). Ook een vordering tot nietigverklaring heeft een gemengd karakter: ze heeft een verbintenisrechtelijke grondslag, maar heeft door de retroactieve werking wel zakenrechtelijke gevolgen. Toch wordt doorgaans aangenomen dat een vordering tot nietigverklaring onder art. 2262bis, eerste lid BW valt, en dus verjaart na verloop van tien jaar.
Cass. 7 juni 2013, RW 2013-14, 579, noot D. Gruyaert.
Intersentia
19
HOOFDSTUK 5 DE VER MOGENSLEER Zie onder meer E. Dirix, “Art. 7 Hyp.W.” in Comm. Voorr.&Hyp., Antwerpen, 1998; D. Gruyaert, De exclusiviteit van het eigendomsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016; V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 52-58; M.E. Storme, “Van trust gespeend? Trusts en fiduciaire figuren in het Belgisch privaatrecht”, TPR 1998, 703-819; W. van Gerven, Algemeen Deel in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Antwerpen, Standaard, 1987, 238-255.
32. Begripsomschrijving – Hoewel het vermogensbegrip slechts sporadisch aan bod komt in het Burgerlijk Wetboek, gaat het om een centrale notie van ons vermogensrecht. Het vermogen is het geheel van in geld waardeerbare rechten en plichten dat aan een bepaalde persoon toebehoort. Activa of passiva die niet in geld kunnen worden uitgedrukt – zoals de persoonlijkheidsrechten, familiale rechten enz. – behoren niet tot het vermogen.18 33. Het vermogen als emanatie van de persoon – Volgens de klassieke leer van het vermogen, die uitgewerkt is door de Franse rechtsgeleerdheden Aubry en Rau in de negentiende eeuw, moet het vermogen worden beschouwd als de emanatie van de persoon. Dit kwam tot uiting in hun drievoudige vermogensleer: (1) elk rechtssubject heeft een vermogen. Het vermogen is onvervreemdbaar. Het kan enkel overgaan door een rechtsovergang onder algemene titel, d.w.z. voor natuurlijke personen bij overlijden op de erfgenamen, algemene legatarissen of legatarissen onder algemene titel of voor rechtspersonen bij fusie, splitsing of opslorping. Dit kan ook verklaren waarom de rechtsverkrijgende onder algemene titel gehouden blijft tot de passiva van de rechtsvoorganger; (2) enkel rechtssubjecten hebben een vermogen; (3) alle rechtssubjecten hebben één en slechts één vermogen. Ze kunnen hun vermogen dus niet ‘compartimenteren’. Dit is de zgn. eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen. Deze laatste regel heeft een groot belang in het executierecht: in principe strekken alle activa van een rechtssubject tot gemeenschappelijke waarborg van zijn schuldeisers (art. 7-8 Hyp.W.; art. 3.36 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht). Indien een schuldenaar zijn verbintenis niet nakomt, kan elke schuldeiser kiezen op welk actiefbestanddeel van de schuldenaar hij zijn schuldvordering zal tenuitvoerleggen (uitz. art. 1563 Ger.W.). Dit vermogen vormt het gemeenschappelijk onderpand van zijn schuldeisers. 18
20
Vgl. art. 3.35 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht. Intersentia
Hoofdstuk 5. De vermogensleer
Dit vermogen wordt evenwel slechts gefi xeerd op het ogenblik dat de schuldeiser zijn verhaalsrechten uitoefent. Tot zolang heeft het vermogen een vlottend karakter: de schuldeiser moet de wijzigingen in het vermogen, ten gevolge van de transacties van de schuldenaar, ondergaan (uitz. art. 1167 BW). 34. Uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen – Op het principe dat een rechtssubject zijn vermogen niet kan verdelen, bestaan uitzonderingen. Traditioneel heeft de wet een aantal gevallen van onbeslagbaarheid ingesteld. Deze zijn terug te vinden in art. 1408 e.v. Ger.W. Klassiek wordt aangenomen dat goederen niet aan de verhaalsrechten van de schuldeisers kunnen worden onttrokken indien de wetgever daarin niet uitdrukkelijk heeft voorzien. Recenter is ook te wijzen op de betreffende de onbeslagbaarheid van de gezinswoning van de zelfstandige. Om het risico van ondernemerschap te van een zelfstandige te beperken, wordt de mogelijkheid geboden om zijn zakelijke rechten op het onroerend goed, waarin hij zijn hoofdverblijfplaats gevestigd heeft, niet vatbaar voor beslag te verklaren. Deze verklaring moet overgeschreven worden in de hypothecaire registers.19 Dat verkleint het risico voor de schuldenaar in geval van professionele aansprakelijkheid. Zo wordt het onderscheid tussen een zelfstandige die als natuurlijke persoon zijn beroep uitoefent en de zelfstandige die dat doet via een rechtspersoon, verkleind. Recent wordt vastgesteld dat er zich (steeds meer) gevallen van vermogenssplitsing voordoen waarin de wet niet heeft voorzien. Het is in steeds meer gevallen mogelijk om een zekere bestemming met zakelijke werking te verlenen aan bepaalde vermogensbestanddelen, waardoor die goederen worden onttrokken aan de verhaalsrechten van de andere schuldeisers dan de bestemmeling van die goederen. Aldus ontstaat er een compartimentering in de vermogens in functie van bepaalde bestemmingen. 35. Gevallen van vermogenssplitsing – In een aantal gevallen heeft deze vermogenssplitsing een vereffeningsoogmerk. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de aanvaarding van een nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving (art. 802 BW), die de rechtverkrijgende onder algemene titel wil beschermen tegen een deficitaire nalatenschap. De verhaalsrechten van de hereditaire schuldeisers worden dan beperkt tot de nalatenschap en strekken zich niet uit tot de rest van het vermogen van de schuldeiser. De boedelscheiding (art. 878 BW) heeft tot doel om de schuldeisers te beschermen, doordat ze verhindert dat de schuldeisers van de erfgenaam ook verhaalsrechten zouden kunnen uitoefenen op de hereditaire goederen. Een ander voorbeeld is de mogelijkheid voor een zelfstandige om een verklaring van onbeslagbaarheid af te leggen bij authentieke akte, waardoor zijn voornaamste gezinswoning gevrijwaard wordt tegen beslag van professionele schuldeisers (art. 77 e.v. wet 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV)). Andere vormen van vermogenssplitsing hebben een beheersoogmerk. Te denken valt bijvoorbeeld aan de vermogenssplitsing ten gevolge van het huwelijksvermogensstelsel. Het gemeenschappelijk huwelijksvermogen vormt noch een soort mede-eigendom noch een afzonderlijke rechtspersoon. Het is een bestemmingsgebonden vermo-
19
Art. 72 e.v. wet 25 april 2008 houdende diverse bepalingen, BS 8 mei 2007 (ed. 3). Over deze wet: zie A. Coppens, “Niet-beslagbaarheid woning zelfstandige”, NjW 2007, 914-920.
Intersentia
21
Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
gen. Hetzelfde geldt bij een maatschap: hoewel er geen vermogenssplitsing intreedt, worden de maatschapsgoederen toch onttrokken aan de verhaalsrechten van de privéschuldeisers van de maten. Die splitsing van het vermogen met het oog op beheer komt scherp tot uiting bij bankrekeningen. In principe behoort een bankrekening altijd toe aan de tenaamgestelde, en kan door diens schuldeiser bijgevolg (derden)beslag worden gelegd op die rekening. Het feit dat die gelden verbonden zijn aan een bepaalde bestemming doet daaraan geen afbreuk. Schuldeisers van de tenaamgestelde kunnen bijgevolg hun verhaalsrechten op de banktegoeden uitoefenen en aldus de bestemming van de gelden frustreren. Een uitzondering daarop bestaat voor de zgn. kwaliteitsrekening. Dat is een rekening waarbij bij de tenaamstelling wordt aangegeven dat de titularis de rekening houdt in een bepaalde hoedanigheid of kwaliteit (‘qualitate qua’). Te denken valt bijvoorbeeld aan de kantoorrekening van een notaris, die als doorgeefluik fungeert voor de koopprijs bij de verkoop van een onroerend goed of de derdenrekening van een advocaat. Doorgaans werd aangenomen dat een dergelijke rekening onttrokken is aan de verhaalsrechten van de schuldeisers van de tenaamgestelde. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de figuur van de middellijke of onrechtstreekse vertegenwoordiging. Het Hof van Cassatie heeft recent die zakelijke werking van de kwaliteitsrekening echter ondergraven door te oordelen dat “de geldsommen die gestort worden op een derdenrekening die de advocaat op zijn eigen naam en voor eigen rekening opent, bij gebrek aan specifieke wettelijke bepalingen, behoren tot de schuldvordering van die advocaat op de bank en zich met het geheel van zijn vermogen vermengen. De persoonlijke schuldeisers van die advocaat kunnen derhalve in de handen van de bank derdenbeslag laten leggen op het creditsaldo van die rekening”.20 In reactie op andersluidende cassatierechtspraak 21 heeft de wetgever de kwaliteitsrekening van de advocaat, notaris en gerechtsdeurwaarder beschermd tegen de private schuldeisers van de tenaamgestelde van de rekening in art. 8/1 Hyp.W. De gelden op de kwaliteitsrekening worden onttrokken aan de private schuldeisers van de betrokken beroepsgroep.22 Ook de vermenging op de kwaliteitsrekening doet hieraan geen afbreuk, wat spoort met de hierboven geschetste evolutie (zie supra). Dit wordt ook verankerd in art. 3.37 Wetsontwerp Hervorming Goederenrecht.
20 21 22
22
Cass. 27 januari 2011, RW 2010-11, 1022, noot V. Sagaert. Cass. 27 januari 2011, Arr.Cass. 2011, nr. 79, RW 2010-11, 1775, noot V. Sagaert. V. Sagaert en D. Gruyaert, “Een nieuw wetgevend kader voor de kwaliteitsrekening”, RW 201415, 522-533. Intersentia