16 minute read

Woonbootbewoners aan het woord

‘Woonbootbewoners houden van een rafelrandje’

Het zijn de oudste bewoners van het Oosterdok, de woonbootbewoners aan de vijf pieren onderaan de Prins Hendrikkade. In de jaren dat ze hier wonen, hebben ze het Oosterdok onherkenbaar zien veranderen. Ondertussen moesten ze zelf continu strijd leveren om hun ligplekken te mogen behouden.

Advertisement

‘Toen ik hier kwam was het een afwerkplek.’ Karin van Nes, sinds 1986 woonbootbewoner aan het Oosterdok, kan zich die beginjaren nog goed herinneren. ‘De heroïnehoertjes kwamen met hun klanten van het Centraal Station deze kant op, op zoek naar een rustig plekje.’

“En junks, die waren er veel. Die moest je soms met harde hand van de pier verwijderen, anders gingen ze niet weg,” weet Eric van den Broek nog, sinds 1993 woonbootbewoner. “De methadonbus kwam hier iedere week, verderop op de brug konden de junks hun injectienaalden omruilen voor nieuwe schone naalden. En er werd veel beroofd. Hoe vaak ik in de struiken geen leeggehaalde koffers heb gevonden. De pieren waren in die jaren het afvalputje van de stad.” Karin beaamt: “Ik heb me best vaak onveilig gevoeld. Dat veranderde pas toen ik een hond nam.”

Niet dat ze er ooit weg wegwilden. Karin: “Woonbootbewoners houden wel van een rafelrandje, het moet niet al te aangeharkt zijn. Leven en laten leven, die houding. En een gevoel van vrijheid, dat hoort ook bij ze. Het gevoel dat je morgen alle trossen los kan gooien en de volle zee kan opvaren. Dat doe je niet, maar het idee dat het kán, daar gaat het om.”

Post CS

Dat gevoel van vrijheid, dat delen Eric en Karin nog steeds. Ondertussen hebben ze in die jaren het Oosterdok enorm zien veranderen. Karin: “Toen ik hier kwam, had je vrij uitzicht op alles. Licht en lucht hadden vrij spel. Aan de overkant was het leeg, behalve dan het gebouw van Post CS, het postkantoor waar wij onze brievenbussen hadden. Ik liep daar elke dag heen om mijn post op te halen.”

Dat veranderde allemaal met de plannen voor de ontwikkeling van het Oosterdokseiland. Eric: “Wij hoorden pas laat over wat er aan de overkant te gebeuren stond. Misschien ook omdat we al die jaren vooral bezig waren zelf te overleven, want de gemeente wilde ons hier weg hebben. Eerst zou hier een haven komen voor de rondvaartboten, daarna zou het drijvende Chinese restaurant naar onze kant verplaatst worden. We hebben duizenden ideeën langs zien komen. Maar bij alle plannen was de boodschap hetzelfde: jullie moeten weg.”

Griezelige mensen

Dat dat niet is gebeurd, daar zijn ze nog iedere dag trots op. Karin: “We hebben daar al die jaren tegen gestreden. Tegelijkertijd waren we altijd bereid om mee te denken. Ik denk dat dat de doorslag heeft gegeven. De gemeente vond ons wel leuke mensen. Dat hadden ze niet verwacht, er was op het stadhuis zoveel beeldvorming over woonbootbewoners, alsof we onaangepaste en ook een beetje griezelige mensen zijn. Dat we gewoon aardige mensen waren, dat was voor veel gemeenteambtenaren een verrassing.”

Eric: “Die beeldvorming over woonbootbewoners is er nog steeds. Hoe vaak hebben we niet gehoord: je kunt je boot toch wel een stukje verplaatsen? Alsof je dat zomaar doet. Je moet dan meteen alle leidingen en aansluitingen verleggen.” Karin: “En je gaat je hechten aan de plek waar je ligt, de kade, de kadetuin, de buren. Je vraagt walbewoners toch ook niet of ze met hun huis een stukje verderop willen staan?”

Sander Rutten, medewerker projectteam Oosterdokseiland, zelf woonbootbewoner aan de Levantkade in het Oostelijk Havengebied én voorzitter van de Woonbootvereniging Amsterdam, is aangeschoven bij Eric en Karin. Hij herkent hun gevoelens van vrijheid als woonbootbewoner. En hij herkent de beeldvorming. “Dat is één van de dingen waar we ons als vereniging voor inzetten: die beeldvorming over woonbootbewoners te verbeteren.”

Zwemwedstrijden in het Oosterdok

Wat ze van het Oosterdokseiland vinden? Karin: “De skyline is hoger dan ik had gewild. Maar goed, ik snap dat er woningen moeten komen. Ik ben blij met de bibliotheek. En ik vraag me af hoe leefbaar het is aan de andere kant. Wij vormen als woonbootbewoners een kleine en behoorlijk hechte leefgemeenschap. Ik denk dat dat aan de overkant niet zo is, daarvoor is het te groot en te massaal.”

Ja ze zou daar best iets aan willen veranderen. “Het Double Tree organiseert al regelmatig gezamenlijke opruimmiddagen. We gaan dan met z’n allen het Oosterdok langs om afval op te ruimen van de kades. Vóór corona organiseerde het Double Tree ook gezellige buurtborrels, dat bracht bewoners bij elkaar. En wij organiseerden zwemwedstrijden in het Oosterdok. Het zou mooi zijn als dat soort initiatieven weer werden opgepakt. “Ik denk dat Booking.com daar wel voor open staat,” reageert Sander. “Ik zou zeker eens bij ze aankloppen.”

Meer gezamenlijkheid, en ook: een schoner Oosterdok, dat is wat ze graag zouden willen. Karin: “Als je ziet wat bezoekers soms achterlaten op de steigers en kades, het is echt smerig. Dat komt doordat er nergens afvalbakken staan op de lage kade. Ja er staan er twee, die heb ik zelf neergezet.” Eric: “Als de gemeente Amsterdam het rondje Oosterdok zo promoot, begin dan met fatsoenlijke afvalbakken. En zorg voor mooie kadetuinen. Die van Karin is één van de mooiste van het hele Oosterdok. Een mooi voorbeeld om te volgen, lijkt me.”

‘Dit is leuker dan rechttoe rechtaan bouwen’

Züblin is de coördinerend aannemer voor de bouw van de City Campus. Dat betekent overzicht houden over het gehele bouwproject, zorgen voor een strakke planning en, vooral, blijven investeren in een goede verstandhouding met alle partijen op de bouwplaats, vertellen projectdirecteuren Frank de Roo en Edwin Zevenhoven.

Uitdagend, ja dat is het juiste woord, beamen Frank de Roo en Edwin Zevenhoven, twee van de drie projectdirecteuren van Züblin. De Roo: “Zelfs toen we al drie en een half jaar bezig waren, zeiden we regelmatig tegen elkaar: hé dit hoekje kende ik nog niet, dat is anders dan ik dacht.” Zevenhoven beaamt: “Ik had ooit een bedrijfsleider die tegen me zei: Edwin, je weet pas hoe een gebouw in elkaar zit als je er ’s avonds thuis op de bank met je ogen dicht doorheen kan lopen. Dat zou ik hier niet doen, je valt meteen. Vrijwel niets in het gebouw is hetzelfde.”

Geen misverstand, de mannen genieten dagelijks van hun werk op de bouwplaats. De Roo: “Dit is once in a lifetime. Juist dat je continu moet bedenken: hoe krijgen we dít probleem nu weer opgelost, dat maakt het aantrekkelijk. Dat is leuker dan rechttoe rechtaan bouwen. Bovendien zie je het gebouw groeien, dat motiveert.”

Maar puzzelstukjes waren er genoeg. De eerste puzzel waar ze voor stonden was: hoe houden we tijdens de bouw de parkeergarage open? De Roo: “Sluiten was geen optie. Voor de bewoners en andere gebruikers van het eiland was er geen alternatieve parkeerplek. Het is ons gelukt de garage open te houden door naast het spoor een crashdeck te bouwen, een hulpconstructie waar je veilig onderdoor kunt rijden. Dat voorkomt dat voorwerpen die onverhoopt uit de kraan vallen op het parkeerverkeer terechtkomen.” Deze constructie vormt tegelijkertijd onderdeel van de reusachtige staalstructuur die de uitkraging draagt vanaf de vierde verdieping. De Roo: “Die structuur weegt in totaal 290 ton. De stalen kokerligger en de dwarsliggers die de verbinding vormen met de rest van het gebouw, wegen tientallen tonnen per stuk. We konden dat nooit in één geheel naar de bouwplaats krijgen en moesten dat in stukken transporteren.”

Transport over water

Omdat het een eis was van de gemeente Amsterdam om zo min mogelijk vrachtwagenverkeer door de stad te laten rijden, moest dat grotendeels over water. De Roo: “We

Als coördinerend aannemer is Züblin verantwoordelijk voor de planning van de City Campus. De Roo: “We houden het overzicht over de voortgang van de bouw, en sturen nevenaannemers en andere bouwers aan. Die planning is ‘a hell of a job’. Voor de ruwbouwplanning hebben we te maken met vier partijen: de bekisters en betonstorters, de betonvlechters, de staalbouw en ICO voor de leidingen en de elektra. Bij de afbouw bewaken we de planning van 25 partijen op de bouwplaats. Om daar overzicht over te houden, hebben we een deelplanning gemaakt per zone en per dag. Zo weten we precies wie waar aan het werk is en wat er die dag op het programma staat.” hebben eerst vrijwel alle grond uit de bouwput, vijftig duizend kubieke meter, per schip afgevoerd richting Afrikahaven. De stalen delen voor de staalconstructie zijn per schip naar de bouwplaats vervoerd, evenals de paalfundering, de prefabdelen van de trappen, een deel van de standaardwapening en de staalplaatbetonvloer. Dat ging goed, maar transport over water is duur, omdat je een handeling extra moet organiseren. Veel van het materiaal moest eerst per vrachtwagen naar de hub, de tussenschakel, in de Afrikahaven worden gebracht. Vandaar ging het per schip naar de bouwplaats. Een logistiek huzarenstukje, maar het is gelukt.” De aangeleverde stalen elementen werden gemonteerd op de stalen tafelconstructie onder de vierde verdieping. Zevenhoven: “Ze werden daar aan elkaar gelast – maanden werk – tot één dragend geheel. Een enorme klus, omdat we stukken staal van elk 20 – 30 ton moesten monteren met een tolerantie van nog geen twee millimeter. Er was nauwelijks marge.”

Met de voeten op tafel

Dat lukt alleen als de verstandhouding goed is. De Roo: “Dat moet je blijven onderhouden, want dat gaat niet vanzelf. Daarvoor zijn de belangen te groot. Vandaar dat we regelmatig sessies organiseren met de voeten op tafel, om met elkaar te bespreken: welke problemen voorzien we, en hoe komen we daar samen uit? Je kunt je daar dan alvast op voorbereiden, zodat je er niet door overvallen wordt.”

Je móet zulke sessies doen bij grote bouwprojecten als de City Campus, stelt De Roo, anders escaleert het. “Dat moeten open gesprekken zijn, zonder dat er notulen van geschreven worden. Dat is woord om woord. En als er dan toch zaken afgesproken moeten worden, dan kun je die later tijdens de bouwvergadering bekrachtigen. Maar de boodschap is: blijven praten met elkaar. Je hakken in het zand zetten, dat heeft geen zin.”

De ‘voeten-op-tafel-sessies’ zorgden ook voor een goede verstandhouding tussen architect en aannemer. Zevenhoven: “We hebben het in het begin moeilijk met elkaar gehad. We zeiden regelmatig tegen Van Berkel: “Wat jij tekent, dat is niet uitvoerbaar. We willen het mooiste gebouw van Amsterdam voor je bouwen, maar geef ons de kans om dat te doen.” Door regelmatig hierover samen in gesprek te gaan, zijn we daar goed uitgekomen. Sindsdien verloopt de samenwerking prima.”

De Roo: “Het is onze taak als coördinerend aannemer om zulke dingen bespreekbaar te maken. Het ontwerp van de City Campus is prachtig, de uitkraging is fantastisch bedacht, maar wij moeten bedenken hoe je dat technisch kunt uitvoeren op de bouwplaats. Of dat nu gaat om de uitkraging, de schuine boomkolommen of de dragende staalconstructie. Bij elk bouwproject is er een spanningsveld tussen het architectonisch ontwerp en de technische uitvoering ervan. Daar kom je meestal goed uit, maar alleen als je daarover in gesprek blijft met elkaar. Anders lukt het niet.”

Een gevel waarin water, lucht en wolken worden weerspiegeld, het klinkt prachtig, maar technisch is het een uitdaging, weten Joost Schins en Hans Jansen van Scheldebouw, de gevelbouwer van de City Campus op het Oosterdokseiland.

Een rimpeling in het water, dat wordt hét beeld van de gevel van de City Campus. Alsof het water van het Oosterdok erin weerspiegeld wordt. Architectonisch een geweldig idee, maar hoe máák je het? Om dat geometrisch na te bootsen, dat was een hele klus, legt Hans Jansen uit, lead concept designer van Scheldebouw, verantwoordelijk voor het conceptuele ontwerp van de gevelelementen. “De architect heeft gekozen voor zogenoemde ezelsoren, driehoeksvormige panelen die elk onder een andere hoek staan. Het zijn als het ware scherven van glas die de rimpelingen van het water laten terugkaatsen in de gevel.”

Hoe die rimpeling gaat werken, is nu zichtbaar geworden. De gevelelementen zijn in rap tempo gemonteerd aan de staal- en betonconstructie van de City Campus. “Deze elementen beslaan ongeveer tweederde van het totale geveloppervlak, zo’n tienduizend vierkante meter,” vertelt Joost Schins, projectmanager van Scheldebouw. “Dat zijn geprefabriceerde elementen die opgeslagen liggen in de loods van Scheldebouw in Middelburg. We hebben de gevelelementen daar onder optimale omstandigheden kunnen opbouwen. Ja, het is goed verlopen, we hebben volle bak montagesnelheid kunnen draaien. Dat komt mede door de goede samenwerking met architect, aannemer en constructeur.”

De visuele mock-up, ofwel het testen van een proefopstelling op ware grootte in het designlab van Scheldebouw, dat was een spannend moment bij de verdere ontwikkeling van de gevelelementen, herinnert Jansen zich. “Het ontwerp dat we hadden bedacht, konden we testen op ware grootte: de glaskeuze, de coating, de verdere detaillering van de profielen. Zo van: geeft het de uitstraling zoals we die voor ogen hadden? In grote lijnen was dat zo. Die toetsing heeft tot verdere detailleringen geleid, maar vormde uiteindelijk het startschot: ja dit is het, dit wordt de gevel.”

Passen als een jas

De gevel, de bekleding van de plint en de glazen dakconstructie van de twee atria, dat is het werk van Scheldebouw. Een prachtige klus, maar de architect heeft ons daarmee wel op onze limieten gebracht, lacht Schins. “De glazen schil moet passen als een jas. Doe dat maar eens, met zo’n complexe staal- en betonconstructie die nog in beweging is én grote uitkragingen heeft.”

Dat was niet eenvoudig, vult Jansen aan. “Het gebouw is constructief uitdagend. Het is geen rechte doos, er zitten grote overstekken in. Bovendien mag de gevel qua tolerantie maximaal twee millimeter afwijken, de marge is vrijwel nul.” Maar we zijn erin geslaagd, vindt Schins. “Oók in de overgang van ontwerp naar uitvoering, want er zit altijd een spanningsveld in ons werk als gevelbouwer. We ontwerpen, totdat we transformeren naar een productiebedrijf. En dat alles binnen een strakke planning. Die spanning is voelbaar bij elk bouwproject, maar bij de City Campus wel in het bijzonder.” Ja ze zijn trots dat ze hebben mogen meewerken aan de City Campus. Jansen: “Dit is een pareltje van moderne gevelbouw. Ik kijk nu al uit naar de James Bond film van 2025, als Bond door de grachten scheurt van Amsterdam. Dit gebouw komt daarbij zeker in beeld.”

‘Wij zorgen door de afbouw voor de mooiste appartementen van Amsterdam!’

Begeleiding op maat, waarbij de woonwensen van de koper centraal staan, dat is de rol van Aalberts Bouw in het gehele traject van koop tot inrichting van de 41 luxe appartementen van ODE Apartments, vertelt Elroy Schallenberg, projectleider bij Aalberts.

De koper bij de hand nemen en zijn wensen vertalen in een prachtige woonomgeving, dat is volgens Elroy Schallenberg de rol van het kopersbegeleidingsteam van Aalberts gedurende het traject van koop tot inrichting van de 41 luxe appartementen van Ode Apartments. Begin 2022 is de afbouw van deze appartementen, met een woonoppervlakte variërend van 66 m2 tot 302 m2, van start gegaan. De planning is dat de woningen vanaf eind 2022 worden opgeleverd. “De appartementen zijn casco opgeleverd door het bouwteam onder aanvoering van Züblin. Wij zorgen er door de afbouw voor dat het straks de mooiste appartementen van Amsterdam worden, met een panoramisch uitzicht over de historische binnenstad.” De woonwensen van de koper zijn daarbij leidend. “We bieden begeleiding op maat. Als een koper dit grotendeels zelf wil regelen, dan is onze rol een andere dan wanneer iemand zegt: ik ben gepensioneerd, ik ga op deze plek resideren, ik wil zelf stap voor stap het proces doorlopen, maar word daar graag bij begeleid.

Het eerste wat wij dan willen weten is: welke indeling van het appartement wenst u, waar wilt u slapen, waar komt de woonkamer? Als die vragen zijn beantwoord, gaan we samen nadenken over sanitair, type deuren en klinken en het verlichtingsplan. Zo begeleiden we de koper tót het moment dat hij de sleutel krijgt.”

“Onze kopersbegeleiders zitten in een Amsterdamse showroom klaar om de kopers te begeleiden bij al hun keuzes op het gebied van indeling, sanitair, tegels en keukens. We willen dat mensen daarbij continu het gevoel hebben van: wow, ik koop iets bijzonders. Als dat lukt, dan hebben we het goed gedaan. Daarna dragen we de kopers over aan de adviseurs van de showroom voor de verdere afspraken.”

Rijdende trein

“Dit project is voor ons een uitdaging omdat wij aanhaken op een al rijdende trein, met partijen die al langer aan het werk zijn op de bouwplaats”, vervolgt Schallenberg. “Het is bijvoorbeeld belangrijk dat we aansluiten op datgene wat door de architect en het BPD-verkoopteam is bedacht. Verder werken we nauw samen met ICO. Die verzorgt de technische installatie voor de domotica, de slimme technologie, voor alle 41 appartementen. Wij moeten onze processen goed op elkaar afstemmen, zodat wij de expertise van ICO kunnen overbrengen op de koper. Dat lukt alleen als de samenwerking goed is. Alleen op die manier kunnen we de kopers goed begeleiden bij het realiseren van hun ideale woning.”

‘We willen dat mensen continu het gevoel hebben van: wow!’

Sneak preview

Colofon Redactie: BPD | Bouwfonds Gebiedsontwikkeling Eindredactie: Marlous Mok Vormgeving: Scrambled Ads Fotografie: Wietse Visser, bymip, Michel van Dijk, Martha Schoemaker & Mhamed Aroug Artist impressies: UNStudio & Theo van Leur Tekst: Michel van Dijk, Ilja Kraaier, UNStudio, Jeroen Galle & Marlous Mok

©2022 BPD

Small island, great place

oosterdokseiland.nl

This article is from: