TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 02 2020
EEN JAAR ZONDER GOUDEN EI | TUSSEN LAPTOP EN MOESTUIN | VERTIER IN VROEGER TIJDEN
ADVERTENTIE
Seizoen
’20-’21
Vergeten Een voorstelling over dementie Muziek van o.a. Brahms, Saariaho, Kokoras, Lidholm september 2020
Van Gogh in Me een audiovisuele totaalervaring met werken van Van Gogh en Klimt Muziek van o.a. Saint-Saëns, Debussy, Satie, Mahler en Schönberg oktober – november 2020
Weihnachts-Oratorium met Concerto Köln en Peter Dijkstra december 2020
Bruckners Mis in e met Hartmut Haenchen en blazers van het Nederlands Philharmonisch Orkest Muziek van o.a. Schütz, Mozart, Brahms en Bruckner januari 2021
Taverner & Tavener Twee grote Engelse componisten o.l.v. Peter Phillips, dirigent van de Tallis Scholars februari 2021
In Memoriam Het Requiem van Fauré door het Nederlands Kamerkoor en Amsterdam Sinfonietta Muziek van o.a. Bach, Fauré, Pärt en Sjostakovitsj maart 2021
Johannes-Passion met Concerto Köln en Peter Dijkstra maart 2021
Rautavaara’s Vespers van de toendra Monumentale koorwerken: de Finse tegenhanger van Rachmaninov’s Vespers april – mei 2021 Bekijk het hele overzicht op www.nederlandskamerkoor.nl
BESTEL NU UW ABONNEMENT
GENIET EXTRA VOORDELIG VAN HET SEIZOEN OUDE MUZIEK
U O
In het geval van annulering van concerten wegens de coronacrisis kunt u het aankoopbedrag omzetten in een donatie aan de getroffen musici, of het ticketgeld terug ontvangen.
D
EM
U
ZI E
K.
N
L/ AB
O
N
N
EM
EN
TE
N
Met een locatie-abonnement geniet u voordelig en gemakkelijk van het Seizoen Oude Muziek. Gaat u liever naar verschillende concertlocaties? Stel uw eigen serie van vier of meer concerten samen en profiteer van 15% korting.
OM TE BEGINNEN OP NAAR BETERE TIJDEN VAN DE REDACTIE Zelden zal een TOM een zo turbulent totstandkomingsproces hebben doorgemaakt als dit nummer. Aanvankelijk was deze aflevering grotendeels gewijd aan het Festival Oude Muziek Utrecht zoals dat komende zomer zou plaatsvinden. Inderdaad, ‘zou plaatsvinden’: voor het eerst in de geschiedenis is er een editie afgelast. Een dramatische beslissing voor alle betrokkenen, in de eerste plaats voor alle musici. Maar ook een onvermijdelijke beslissing. Festivaldirecteur Xavier Vandamme legt in het openingsartikel uit welke dilemma’s en vragen een rol hebben gespeeld in en rond het besluitvormingsproces. Met de afgelasting van het festival zijn we logischerwijs ook op zoek gegaan naar een andere invulling van deze TOM. Het zal u vast niet verbazen dat de ‘alternatieve’ inhoud een link heeft met de huidige situatie in de wereld. Zo vertellen enkele musici die komende zomer acte de présence zouden geven hoe ze de dagen doorkomen én hoe ze de toekomst voor zich zien. Vier andere musici geven via ‘luisterlijsten’ door van welke muziek zij al thuiszittend genieten. Verder krijgt een aantal artikelen uit het archief, over vrijetijdsbesteding in vroeger eeuwen, een tweede leven. Wellicht brengt het een of het ander u nog op ideeën… Vanzelfsprekend zijn er ook de vaste rubrieken. Zo zoomt ‘Beeldspraak’ in op een bijzonder zeventiende-eeuws portret van de Delftse familie Van der Dussen. ‘Uit de bron’ zoekt antwoord op de vraag of Mozart bij het componeren van zijn Hoornkwintet in Es leentjebuur kan hebben gespeeld bij zijn Nederlandse collega Willem Spandau. En zoals altijd zijn er diverse fraaie cd’s met korting te bestellen. Veel leesgenoegen gewenst! En: houd moed, op naar betere tijden! ■●
OM TE BEGINNEN Op naar betere tijden Van de redactie
51 live concertregistraties gratis online beschikbaar Online Festival Oude Muziek Utrecht Vastgelegd door Cappella Amsterdam Het testament van Lassus
2
22
24
RUBRIEKEN Instrumentaliteit Muziekschatten in het Rijksmuseum De fortepiano van Lodewijk Napoleon
8
Beeldspraak Het portret van de familie Van der Dussen Een ‘leesbaar’ schilderij
14
Uit de bron Een frappante gelijkenis tussen twee hoornwerken Leende Mozart van Spandau?
20
Vriendenhart
25
Cd-aanbiedingen
28
Cd-besprekingen Berichten Colofon
50 54 56
3
4
EEN JAAR ZONDER GOUDEN EI Het Festival Oude Muziek 2020 is geannuleerd. Festivaldirecteur Xavier Vandamme doet verslag van een paar bewogen maanden.
10
TUSSEN LAPTOP EN MOESTUIN Vier musici vertellen hoe hun leven er op dit moment uitziet én hoe zij de toekomst voor zich zien.
16
DE LUISTERLIJST VAN… Benieuwd waar musici naar luisteren in een periode waarin thuisblijven het voornaamste devies is? Een kwartet oudemuziekspecialisten stelde voor ons een lijst met favorieten op.
14
29
VERTIER IN VROEGER TIJDEN Uit het rijke TOM-archief diepten we een viertal artikelen op over de vrijetijdsbesteding van mensen in vroeger eeuwen. Van culinaire hoogstandjes tot tips over vals spelen bij trictrac.
4
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
TEKST /
BEELD /
Xavier Vandamme
Juri Hiensch
EEN JAAR ZONDER GOUDEN EI HET FESTIVAL OUDE MUZIEK 2020 IS GEANNULEERD
5
6
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
In 2020 zal het Festival Oude Muziek Utrecht, voor het eerst in zijn geschiedenis, niet plaatsvinden. De boodschap is verbijsterend. Ook voor ons. Nog steeds. Want wie had gedacht dat we ooit deze zin zouden moeten schrijven? En toch staat het er, zwart op wit.
A
XAVIER VANDAMME Foto: Marieke Wijntjes
DE KARMELIETENKERK IN BRUSSEL De stoelen zijn opgesteld met 1,5 meter afstand aan alle zijden.
an een beslissing zoals deze gaat uitgebreid wikken en wegen vooraf. In maart al waren we druk in de weer met het uitwerken van scenario’s. De ambitie was om het festival koste wat het kost te laten doorgaan. Dat we daarmee lange en uitputtende maanden van onzekerheid in zouden gaan, wilden we er graag bij nemen. Het leek ons immers ondenkbaar om de enorme schare aan enthousiaste festivalgangers het lonkende perspectief van een feestelijke oudemuziekhappening aan het einde van de zomer te ontzeggen. Tegen die tijd zou alles achter de rug zijn, toch? Een mooiere timing kon haast niet: we zouden vieren dat het openbare leven weer op gang komt. We koesterden visioenen van het uitbundigste festival ooit. Gaandeweg moesten we onze plannen bijstellen. Steeds meer seinen gingen van oranje op rood staan. Volksgezondheid en de maatregelen die het kabinet daaraan koppelde vormden het eerste en belangrijkste hoofdstuk daarin. Bijeenkomsten met grote groepen mensen werden als eerste verboden, en het werd steeds duidelijker dat de evenementenbranche als laatste weer zou mogen openen. Maar zelfs als festivals weer hadden mogen plaatsvinden vanaf, pakweg, augustus, hoe wijs was het dan geweest om de deuren meteen open te gooien en zoveel mogelijk publiek naar de Utrechtse kerken en concertplekken te lokken? De morele implicaties van onze keuze konden we niet naast ons neerleggen. Met het voorbijgaan van de weken volgden meer restricties, niet alleen landelijk maar ook internationaal. Hoe kun je een festival opzetten met musici van over de hele wereld, als er de facto geen vrij verkeer van personen geldt? Hoe moet je omgaan met de sterk uiteenlopende reguleringen in alle landen waar we mee te maken hebben? Hoe tref je productionele voorbereidselen als je niet eens internationale reizen kunt boeken? Steeds meer werden we geconfronteerd met de praktische onhaalbaarheid van onze dromen. Met enkel onzekerheden is het lastig plannen. Alsof we een kathedraal moesten bouwen op fundamenten van drijfzand. OPEENSTAPELING VAN DILEMMA’S En toch wilden we niet opgeven. Want wat zou er gebeuren met de meer dan duizend musici die we in de kou laten staan? Zij zijn de ware kracht achter het festival. Hun creativiteit is de grondstof waarmee we als programmeurs aan de slag gaan. De musici zijn de hoeders van het heilige vuur waarmee we een zo breed mogelijk publiek willen aansteken. Zij dragen het festival en dat maakt ons medeverantwoordelijk voor hun lot. En, net als met onze bezoekers, zijn de banden warm en vriendschappelijk. De dilemma’s stapelden zich op. Toch begon zich stilaan een beeld af te tekenen. België en Duitsland verordenden een verbod op festivals tot 31 augustus. In Nederland smeekte de popsector het kabinet om helderheid, lees: een ondubbelzinnige ban op festivals in de zomermaanden, zodat de force
EEN JAAR ZONDER GOUDEN EI / Het Festival Oude Muziek 2020 is geannuleerd
MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP INGRID VAN ENGELSHOVEN Tijdens het slotconcert van het Festival Oude Muziek Utrecht 2019 Foto: Marieke Wijntjes
De videocatalogus van het Festival Oude Muziek Utrecht is vanaf nu een jaar lang gratis beschikbaar. Zo kunt u uw favoriete festivalmomenten nog eens herbeleven of gemiste concerten in alle rust via de computer terugkijken. Lees meer op pagina 22.
7
majeure zou gelden en aan de onzekerheid een einde zou komen. Wat het Festival Oude Muziek Utrecht betreft was besloten om de knoop door te hakken voor we grote en onherroepelijke investeringen zouden doen, zoals het drukken en versturen van de brochure en het bevestigen van grote contingenten aan hotelovernachtingen. Want in tegenstelling tot collega-festivals die in maart en april noodgedwongen en last-minute moesten annuleren, hadden we een groot voordeel: we zaten zelf aan het stuur en preventief annuleren was een optie. Dat laatste is uiteindelijk gebeurd. Boven op alle overwegingen – de gezondheid en veiligheid van publiek, musici, vrijwilligers en medewerkers, de volledige afhankelijkheid van een bonte internationale regelgeving en de productionele problemen die daarmee samenhangen – kwamen argumenten van meer zakelijke aard. Nog los van een dreigend commercieel debacle leek het ons wijzer om de reserves van de organisatie niet tegen beter weten te riskeren voor een droom waarvan het elke dag duidelijker werd dat die, naar alle waarschijnlijkheid, onhaalbaar zou blijken. Liever dan de spreekwoordelijke kip met de gouden eieren te slachten, kozen we ervoor om het dan maar een jaar zonder gouden ei te stellen. We voelden ons gesterkt en gesteund in deze overtuiging door de boodschap van cultuurminister Van Engelshoven, die aankondigde dat ze in de eerste plaats 300 miljoen euro wilde investeren in de culturele instellingen die straks, wanneer de crisis is overgewaaid, als eersten de sector weer op gang moeten trekken en voor werkgelegenheid moeten zorgen. Ook hier was de teneur helder: neem je verlies als dat moet, maar zorg ervoor dat de continuïteit van je instelling niet in gevaar komt. Het officiële verbod van het kabinet op evenementen en festivals tot het einde van de zomer kwam enkele dagen na onze aankondiging dat er in 2020 geen Festival Oude Muziek Utrecht zou komen. In de tussentijd hadden we honderden blijken van begrip en sympathie ontvangen. De rest is geschiedenis. ALTERNATIEVEN Wat ons nu bezighoudt, is de vraag wat de volgende stappen zullen zijn. Eén beslissing is alvast genomen. De festivalprogrammering van 2020 verhuist integraal naar 2021. Met die planningsuitdaging zijn we op dit moment aan de slag. We gaan er daarbij voorlopig van uit dat het Festival Oude Muziek in 2021 wel degelijk plaats mag vinden. Misschien worden we in een later stadium gedwongen om veel radicalere beslissingen te nemen, en het festival een andere vorm te geven. De sector van de podiumkunsten blijkt erg kwetsbaar voor de uitdagingen van de coronacrisis, en er bestaat een kans dat we niet zomaar opnieuw kunnen overgaan tot de orde van de dag. Ook daarmee moeten we rekening houden. Wat 2020 betreft werken we aan alternatieven voor het festival, zodat we het contact met elkaar niet verliezen. Het online toegankelijk maken van festivalconcerten van de voorbije jaren is een eerste en belangrijke stap. De musici die waren geboekt gaan we financieel tegemoetkomen. De stichting Vrienden Oude Muziek wil zich hard maken om een bedrag van 250 duizend euro op te halen, dat rechtstreeks wordt geschonken aan de musici. We hopen dat andere landelijke en internationale collega’s ons voorbeeld volgen. En u als vriend draagt dit jaar, directer dan ooit, bij aan het verlichten van ongeziene problemen waar musici in deze crisis mee te kampen hebben. Hun en onze dank is groot. ■●
INSTRUMENTALITEIT
DE FORTEPIANO VAN LODEWIJK NAPOLEON
MUZIEKSCHATTEN IN HET RIJKSMUSEUM
in Parijs. Hoewel dit instrument vijf jaar na de Érard van Beethoven is gebouwd, is het klanktechnisch in wezen identiek aan het exemplaar waaraan de componist tussen 1803 en 1807 zijn muziek componeerde.
Dit jaar markeert de 250ste geboortedag van Ludwig van Beethoven. Over de hele wereld zijn tal van evenementen en culturele activiteiten georganiseerd om deze belangrijke componist te vieren. Drie jaar geleden, ruim voor het huidige festijn, wijdde het Rijksmuseum een feestelijke avond aan Beethoven. Bij die gelegenheid bespeelde de pianist Ronald Brautigam een van de topstukken uit de instrumentencollectie van het museum: de bijzondere fortepiano die in 1808 werd gemaakt door de beroemde gebroeders Érard
Unieke informatiebron Beethovens Érard verhuisde op 6 augustus 1803 van Parijs naar Wenen. Het instrument verschilde in alles van willekeurig welke Weense fortepiano uit die tijd. De nieuwe sonoriteit – vooral de dragende klank en het sterke basregister – had dan ook een directe invloed op de stijl van Beethoven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Waldsteinsonate, gecomponeerd tussen 2 november 1803 en 4 januari 1804, en andere pianowerken uit die periode, zoals de Appassionata-sonate en het Vierde pianoconcert. Deze Érard, thans gehuisvest in het Oberösterreichisches Landesmuseum in Linz, werd al tijdens het leven van de componist ingrijpend gewijzigd en is daarom niet langer een relevante informatiebron voor de uitvoering van de genoemde werken. Anders dan de fortepiano van Beetho-
ven en alle andere Érards van deze soort die bewaard zijn gebleven (slechts elf van de ongeveer tweehonderdvijftig geproduceerde instrumenten), bevindt de Érard van het Rijksmusem zich in vrijwel ongerepte staat. Het maakt dit instrument tot een unieke bron van informatie over de uitvoering van Beethovens muziek. 11000 livres De fortepiano werd door koning Lodewijk Napoleon gekocht voor het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Het voor die tijd luxueuze instrument kostte de jongere broer van de Franse keizer Napoleon de lieve som van 11000 livres; daarmee was het een van de duurste instrumenten die Érard tussen 1796 en 1808 verkocht. Toen Lodewijk in 1810 vluchtte, bleef de Érard in het Koninklijk Paleis. Daarna werd hij eigendom van de Nederlandse koninklijke familie, die hem in 1962 in langdurig bruikleen gaf aan het Rijksmuseum. Rijk versierd Ondanks de al genoemde klanktechnische overeenkomsten met de fortepiano
9
TEKST / Giovanni Paolo Di Stefano BEELD / Rijksmuseum, Amsterdam
van Beethoven is het exemplaar in het Rijksmuseum rijker versierd. De kast laat zwaar gewerkt fineer zien en heeft aan alle kanten koperen versieringen. Prachtig zijn ook de églomisé-decoraties op het naambord en de zijkanten links en rechts van het klavier. Deze voortreffelijke glasversieringen zijn gemaakt door de Franse meubelmaker en scenograaf Antoine Rascalon, wiens naam zichtbaar is aan de linkerkant van het naambord. Registerpedalen De hamers zijn bedekt met verschillende lagen leer die om een grote houten kern zijn gelijmd. De originele bekleding van de hamers verkeert nog steeds in buitengewoon goede staat. Vergeleken met de hamers van Weense fortepiano’s uit die tijd produceren ze een minder droge en meer grondtonige klank. Vrijwel alle textiel waar de toetsen op liggen is nog origineel en zeer goed geconserveerd, evenals de meeste snaren. De pedalen zijn bevestigd aan
een lier in plaats van aan een halfronde pedaalsteun zoals bij Beethovens Érard uit 1803. De registers zijn bij beide instrumenten echter identiek (van links naar rechts: luit, demper, studiepedaal en una corda). Bovendien bedient een extra kniehendel in het Rijksmuseum-instrument een fagotregister. Beethovens Érard was zijn eerste fortepiano met pedalen voor het activeren van de registers, die in Weense exemplaren tot ongeveer 1810 of zelfs later werden bediend door middel van kniehendels. Zoals al door veel deskundigen is benadrukt, toont de Waldstein-sonate het eerste voorbeeld van een ander gebruik van het demperpedaal. Net als bij Beethovens fortepiano kan de bespeler van het Amsterdamse instrument door middel van het una corda-pedaal het toetsenbord verschuiven om één enkele of twee snaren aan te slaan van elk koor van drie. Opzienbarend meubelstuk De vrijwel originele conditie van de Érard is te danken aan het feit dat hij sinds 1810 zelden is bespeeld. Bijgevolg was er geen reden om een van de onderdelen te veranderen,
en dus belandde het instrument in zijn oorspronkelijke staat in het Rijksmuseum. De fortepiano is sinds het vertrek van Lodewijk Napoleon in het Koninklijk Paleis op de Dam gebleven, waar hij meer dan honderdvijftig jaar als opzienbarend meubelstuk heeft gestaan. De status van museumstuk sinds de jaren zestig heeft verder behoud van het instrument verzekerd. ■●
De Érard is, samen met het portret van Lodewijk Napoleon van Charles Howard Hodges, permanent te bezichtigen in de Waterloozaal van het Rijksmuseum (zaal 1.12). Giovanni Paolo Di Stefano is conservator muziekinstrumenten van het Rijksmuseum.
10
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
TUSSEN LAPTOP EN MOESTUIN MUSICI IN TIJDEN VAN PANDEMIE
t
erwijl de discussie voor freelancemusici enkele maanden geleden nog over ‘Fair Practice’ ging, is de realiteit voor de meesten vandaag ‘No Practice’. Hoe ziet hun leven eruit, nu hun hele wereld tot stilstand is gekomen? We praatten met vier festivalmusici.
LIONEL MEUNIER: ONKRUID WIEDEN
LIONEL MEUNIER Foto: Tom Blaton
TEKST / Jan Van den Bossche
Op de website van Vox Luminis zijn nagenoeg alle concerten van het komende half jaar letterlijk doorgestreept. Meunier: ‘Daar hebben we bewust voor gekozen. We wilden het werk dat in die tournees is gaan zitten niet zomaar laten verdwijnen.’ Meunier woont in het Waalse Malonne. De dagelijkse wandeling van een kilometer naar zijn kantoor valt binnen de strenge Belgische regels onder de ‘noodzakelijke’ verplaatsingen. ‘Zo blijf ik een beetje in beweging,’ schertst hij. ‘Deze crisis treft ons op een hoogtepunt. Aanvankelijk deden we er wat lacherig over. We dachten nog in weken, nu moeten we hopen dat het geen jaren worden. Ik heb het nog steeds erg druk en heb voortdurend contact met de ensembleleden. Het is interessant om te zien hoe iedereen deze periode beleeft, hoe ze leven überhaupt. Via Zoom en Skype kom ik nu bij iedereen binnen. Iedereen zegt dat er een voor en na zal zijn, maar ik heb het gevoel dat ze het dan vooral over de anderen hebben. Stiekem hoopt men voor zichzelf toch op business as usual. Maar de toekomst is onzeker. Wat als we straks niet meer zo gemakkelijk kunnen reizen? Ik heb me sowieso voorgenomen om pas weer te beginnen wanneer iedereen kan meedoen. Het is met zijn allen of niet. Ik mis het repeteren, samen kijken waar de muziek ons heen brengt. Het videocontact met de ensembleleden doet me goed. Ook al laten mensen vooral merken dat het goed met ze gaat. Net zoals op Facebook: ‘Het gaat fantastisch, ik heb een brood gebakken.’ Dat is leuk natuurlijk. Zelf heb ik gisteren voor het eerst een asperge-risotto gemaakt. Maar weinig mensen durven te bekennen dat het slecht gaat. Ikzelf heb één dag gehad dat ik er helemaal doorheen zat. Toen ben ik hier op kantoor twee uur gaan liggen. Maar meestal ben ik te druk met het redden van het ensemble om verdrietig te zijn. En om te ontspannen ga ik onkruid wieden in de tuin.’
BEELD / Matthew Henry
12
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
EVA SALADIN: ‘IK LEER EEN PROGRAMMEERTAAL’ De Nederlandse barokvioliste Eva Saladin repeteerde begin maart in Bazel met barokorkest La Cetra aan een productie die ook Amsterdam zou aandoen. Saladin: ‘Eerst werd Bazel afgezegd, dat bleef bij onze generale repetitie. Maar toen kregen we te horen dat ook Amsterdam niet doorging. Ik ben meteen naar Tirol gereisd, waar mijn vriend woont. We konden beter op dezelfde plek zijn.
‘Ik voel me beter als ik EVA SALADIN Foto: Anna van Kooij
programmeer, in de tuin werk of kook’ Een maand lang heb ik niet gespeeld, ik werd er te treurig van. Ik probeerde te bedenken wat ik behalve vioolspelen nog interessant vind. Als musicus vergeet je weleens dat er zoveel andere dingen zijn. Zo leer ik nu een programmeertaal, iets wat ik altijd al wilde. Ik zie het vooral als hobby hoor, ik wil natuurlijk snel weer musiceren.’ Over online musiceren heeft ze gemengde gevoelens: ‘De behoefte om je muziek met anderen te delen begrijp ik, maar sommigen lijken het te doen uit angst om van de radar te verdwijnen. Maar we zijn allemaal minder zichtbaar op dit moment, het lijkt me niet nodig om de wereld eraan te herinneren dat je er nog bent. Met mijn ensemble Odyssee bereiden we nu overigens ook iets voor, maar persoonlijk voel ik de behoefte niet.’ Over de toekomst is ze niet optimistisch: ‘Wanneer het economisch niet zo goed gaat, wordt er al snel op cultuur bezuinigd. Ik heb ook geen idee hoe we dat straks gaan doen met grotere groepen concertbezoekers. Maar ik heb twee weken geleden besloten dat ik me niet meer zoveel met corona wil bezighouden. Het heeft een negatieve invloed op mijn humeur, al die sceptische berichten. Ik voel me beter als ik programmeer, in de tuin werk of kook. En ondertussen heb ik ook de viool weer opgepakt, gewoon sonates doorspelen met mijn vriend, voor het plezier.’
LEO VAN DOESELAAR: VIERHANDIG IN DE LOCKDOWN
LEO VAN DOESELAAR Foto: Marco Borggreve
In huize Van Doeselaar in Hilversum is net een prachtige Blüthner-vleugel geleverd. Het echtpaar en pianoduo Leo van Doeselaar en Wyneke Jordans gaat vierhandig repertoire van Brahms opnemen. Van Doeselaar: ‘Dit prachtige instrument van Edwin Beunk zou op dit moment eigenlijk met een orkest door Europa reizen, maar al die concerten zijn afgezegd, en dus kwam het beschikbaar voor onze opname. Eerst geloof je het niet, maar plotseling zit je tot in oktober met een lege agenda. Aanvankelijk voelde het als vakantie: uitslapen, opruimen, alle dagen koken… Je krijgt veel tijd om te studeren, maar zonder een concreet doel voor ogen is dat frustrerend. Gelukkig hebben we die Brahms-opname kunnen redden. ‘Vroeger’ zouden
TUSSEN LAPTOP EN MOESTUIN / Musici in tijden van pandemie
13
Wyneke en ik zo’n programma in een aantal dagen intensief ingestudeerd hebben, nu kunnen we structureel anderhalf uur per dag samenspelen.’ Ook Van Doeselaar is niet heel optimistisch wat de nabije toekomst betreft. ‘Ik ben bang dat we zolang er geen vaccin is niet in staat zullen zijn om voor grote groepen mensen te spelen. En dan is het ook maar de vraag in hoeverre onze doelgroep bereid zal zijn om dat risico te nemen. Wat dat betreft hebben we in de klassieke muziek een extra hobbel te nemen. Misschien leidt het tot nieuwe concertvormen. Ik mis het enorm om naar iets toe te werken, het liefst vier projecten door elkaar heen. Vóór corona was het misschien te druk, maar nu slaat de balans door in de andere richting. Ook het samenspelen mis ik. Gelukkig kan ik dat hier thuis met mijn vrouw doen.’
SÉBASTIEN DAUCÉ: ’NIET ALLES HOEFT STRAKS ANDERS’
SÉBASTIEN DAUCÉ Foto: Diego Salamanca HENRI DUMONT
Henry Dumont (Borgloon, 1610 – Parijs, 8 mei 1684) was een Zuid-Nederlandse componist, dirigent, organist en klavecinist.
Websites voxluminis.com evasaladin.com leovandoeselaar.com ensemblecorrespondances.com
Sébastien Daucé, organist, klavecinist en leider van Ensemble Correspondances, is aan het begin van de lockdown meteen naar zijn buitenverblijf in Bourgondië gereisd. ‘Normaliter verblijf ik hier maximaal tien dagen achter elkaar, maar nu dus al bijna twee maanden. We hebben de lente zien ontluiken, alle tulpenbollen zijn uitgekomen. Een van de weinige pluspunten van deze crisis.’ Ook Ensemble Correspondances viel de crisis rauw op het dak. ‘We waren op aandringen van een festivaldirecteur en tegen beter weten in toch nog met vijfenveertig musici naar Lyon afgereisd. Tijdens de repetitie kreeg ik per sms de annulering meegedeeld. Ik ben doorgegaan met repeteren, maar de musici zagen aan mijn gezicht dat er iets aan de hand was. We hebben tot slot toen nog het motet Super flumina Babylonis van Henri Dumont uitgevoerd. Erg symbolisch: in de tekst hangen we onze instrumenten aan de wilgen. In het begin zat ik vooral achter de computer. We hebben er echt voor gevochten dat onze musici het hoofd boven water konden houden, en dat is gelukt. In Frankrijk hebben we het geluk dat de positie van de freelancemusicus redelijk goed geregeld is. Naast dat lobbywerk was ik vooral bezig met onze programma’s. Ik maak eigen edities van alle stukken die we uitvoeren. De voorbije weken ben ik natuurlijk enorm opgeschoten. Daarnaast heb ik de moestuin. Mocht het nog veel langer gaan duren, dan hebben we in ieder geval geen gebrek aan eten. Ook hou ik bijen, over een paar weken oogsten we de eerste lentehoning.’ Over de toekomst is Daucé op een nuchtere manier redelijk optimistisch. ‘Ik hou niet zo van al die profeten die nu beweren dat alles straks anders moet. Natuurlijk gaan we hier dingen van leren. Maar er waren heel veel dingen die wel erg goed gingen, dingen die we moeten verdedigen en behouden. Iedereen moet vooral bij zichzelf blijven, denk ik. Wij hebben sinds enkele jaren op onze site een ’ecologisch handvest’, waarin we verantwoording afleggen over onze omgang met de aarde. Dat gaat over reizen met de trein en het onderhandelen over het wassen van hotellinnen. Aanvankelijk werd er wat om gelachen, maar nu wil iedereen het.’ ■●
BEELDSPRAAK
EEN ‘LEESBAAR’ SCHILDERIJ HET FAMILIEPORTRET UIT 1640 VAN HENDRICK VAN VLIET
kon worden achterhaald dat dit een portret moet zijn van Michiel van der Dussen en zijn gezin. Van der Dussen was een vermogende notabele. Hij en zijn echtgenote zouden zes kinderen krijgen, de jongste was in 1640 klaarblijkelijk nog niet geboren. De dag waarop Van Vliet het portret signeerde en dateerde, was de dertiende trouwdag van het Delftse echtpaar. De identificatie kan dus niet missen.
Ruim twee meter breed, meer dan anderhalve meter hoog: het is een knaap van een familieportret dat tot de pronkstukken behoort van Museum Prinsenhof Delft. Hendrick Cornelisz van Vliet, vooral bekend geworden als schilder van kerkinterieurs, signeerde het op 25 mei 1640. Wie zijn die mensen op dit bijna levensgrote doek? En wat hebben de muziekboeken en blokfluiten te betekenen? De vele attributen verschaffen misschien niet volledige opheldering, maar wel veel. Een
crucifix op de kast verraadt dat de heer des huizes en opdrachtgever zijn katholieke geloof kenbaar wenste te maken, in een protestantse Republiek. Hij wijst naar de lessenaar links, waarop een muziekboek staat. Het notenbeeld is identificeerbaar als de eerste baspartij van Factum est silentium van Hieronymus Praetorius, een achtstemmig motet voor de aartsengel Michael. De tekst ‘In Festo S. Michaelis’ is duidelijk leesbaar. Een Delftse schilder, een katholieke opdrachtgever, Michael: door de combinatie
Symboliek Wie vijf kinderen had en ze wilde laten portretteren, kon er desgewenst voor kiezen om ze als de ‘vijf zinnen’ (zintuigen) te vereeuwigen. Zo is het hier ook gegaan. De jongste, het staande meisje, heeft een pikkende vogel op de hand: het gevoel. De dochter rechts houdt een tros druiven vast: de smaak. De zus naast haar heeft een roos: de geur. De zoon in het midden houdt een hoge partij vast van het Praetorius-motet: het gezichtsvermogen. De andere zoon hanteert een blokfluit: het gehoor. Ook vader Michiel heeft een blokfluit vast en verder zwerven er nogal wat blokfluiten linksonder. De kunsthistorici Eddy de Jongh en Frauke
15
TEKST / Thiemo Wind BEELD / Hendrick Cornelisz van Vliet: Michiel van der Dussen en zijn gezin, 1640. Delft, Museum Prinsenhof Foto: Vereniging Rembrandt
Laarmann nemen zonder reserve aan dat de Van der Dussens hier hun liefde voor het blokfluitspel hebben geëtaleerd. Dit is maar zeer de vraag. Een symbolische betekenis ligt zeker zo sterk, of misschien wel meer voor de hand. Laarmann vergist zich als zij stelt dat de blokfluit in die tijd vooral werd geassocieerd met soldaten of boeren en herders. Het was een instrument dat in alle sociale geledingen van de maatschappij werd bespeeld (we hoeven maar te denken aan de Utrechtse jonkheer Jacob van Eyck), en daar is wel een verklaring voor: anders dan in omringende gebieden was het gangbaarste type in de Republiek niet de altblokfluit in g’ maar de sopraan in c”, aanmerkelijk kleiner en daardoor geschikt
DE BLOKFLUIT WERD BESPEELD IN ALLE GELEDINGEN VAN DE MAATSCHAPPIJ
voor kinderhanden. En jong geleerd is oud gedaan, ongeacht de sociale status. Als kinderen in de Gouden Eeuw werden geportretteerd, kregen ze vaak een blokfluit in hun handen. Een mooi voorbeeld is Elisabeth Spiegel, omstreeks 1639 met haar vier zussen als de vijf zinnen vereeuwigd door Dirck van Santvoort. Voor de verzinnebeelding van ‘het gehoor’ was het dus een gangbaar attribuut. Dat Van der Dussens zoon blokfluit speelde, is daarom niet gezegd. Voor Van der Dussen zelf geldt dit evenzeer. Want wat zien we bij hem? Om de kop van zijn blokfluit bevindt zich een metalen kapsel en om het uiteinde een metalen ring. Het is een devies dat rechtstreeks voortvloeit uit de vanitas-traditie. Zoals op vanitas-schilderijen bij snaarinstrumenten de vergankelijkheid werd gesymboliseerd door een gebroken snaar, zo kon bij blaasinstrumenten de onvolkomenheid worden getoond door een fikse barst of een versteviging ter voorkoming of reparatie van. Als vergankelijkheidssymbool past dit omkapselde instrument bij de oudste, de vader; de zoon heeft een instrument zonder
ELISABETH SPIEGEL geportretteerd door Dirck van Santvoort, ca. 1639
metalen verstevigingen. Het rommeltje blokfluiten linksonder kan er samen met de instrumenten van vader en zoon op duiden dat in het gezin verwoed blokfluit is gespeeld. Toch kan het evengoed een symbool zijn van huiselijke harmonie, net als het motet van Praetorius en de muziekboeken die vooraan slordig op de grond liggen verspreid. Een van de stemboeken, de altpartij, verraadt dat het Nervi d’Orfeo betreft, een Leidse madrigaalbundel uit 1605. ■●
Literatuur Frauke Laarmann, ‘Hendrick Cornelisz. van Vliet: Het gezin van Michel van der Dussen’, in: Oud Holland 113 (1999), 53-74. Eddy de Jongh, ‘ Muziek en schilderkunst’, in: Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, Amsterdam 2001, 261-273. Thiemo Wind, Jacob van Eyck and the others – Dutch solo repertoire for recorder in the Golden Age, Utrecht 2011, 41-44.
16
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
DE LUISTERLIJST VAN… TIPS VAN TOONAANGEVENDE MUSICI
W
at doen onze musici in deze verplicht concertloze periode? Veel studeren en veel luisteren, zo luidt de niet erg verrassende conclusie. We vroegen vier gelauwerde oudemuziekspecialisten een Spotify-lijst te maken met voorkeuren en tips. U treft hieronder de keuzes van de luitisten Christina Pluhar en Fred Jacobs, de countertenor Maarten Engeltjes en de blokfluitiste Lucie Horsch. Ze geven er ook een korte of langere toelichting bij. De lijsten zijn te beluisteren via oudemuziek.nl/playlists.
MAARTEN ENGELTJES Over de lijst als geheel: ‘Ik hoop dat u net zoveel luisterplezier beleeft aan deze afspeellijst als ik. Ik heb geprobeerd een lijst te maken met bekende en minder bekende pareltjes van veelal de grote componisten uit de barok. Uiteraard met een nadruk op geweldige zangers die ik al sinds mijn jeugd bewonder. Ik heb alle opera's, oratoria of cantates waar de werken uit komen zelf ook uitgevoerd in de loop der jaren en heb er mede daardoor speciale herinneringen bij.’ Toelichting op track 9: ‘Ik zoom graag in op de wonderschone folksong Annie Laurie, gezongen door Andreas Scholl. Hij is mijn leermeester en grote voorbeeld, met wie voor de maand mei en oktober van dit jaar een grote tournee door Nederland, België en Frankrijk gepland stond/staat. Een uniek duo-programma, waarin Andreas en ik onder andere duetten en aria’s van Purcell ten gehore brengen. Annie Laurie stond/staat gepland als toegift. MAARTEN ENGELTJES Foto: Hans van der Woerd ANDREAS SCHOLL
TEKST / Joost van Beek
BEELD / Insung Yoon
18
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
LUCIE HORSCH Over de lijst als geheel: ‘Juist in deze tijd waarin we geen concerten meer kunnen bezoeken, merk ik dat ik veel vaker naar opnamen luister. Mijn luisterlijst begint met een aria van Händel, gezongen door Lorraine Hunt Lieberson. De directheid en puurheid van de menselijke stem heeft mij altijd geïnspireerd bij het zoeken naar de ideale blokfluitklank. Zo begint mijn luisterlijst als het ware bij de oorsprong – de menselijke stem – en eindigt hij bij het symfonieorkest. Met twee ouders die allebei in orkesten spelen heb ik van huis uit veel orkestrepertoire meegekregen. Zo houd ik erg veel van de muziek van Brahms. Het is uiteindelijk een heel gevarieerde luisterlijst geworden, waarbij ik me heb laten inspireren door musici die ik bewonder.’
LUCIE HORSCH Foto: Dana van Leeuwen ENSEMBLE MASQUES Foto: David Samyn
Toelichting op track 8: ‘Afgelopen zomer hoorde ik het Ensemble Masques tijdens een concert in Italië de suite Les Nations van Telemann spelen, waarvan alle delen zijn gebaseerd op verschillende landen. Ik werd gegrepen door het spontane en energieke spel van het ensemble, dat de muziek van Telemann perfect tot leven wekte. Bovendien is Les Nations een meesterwerk, aangezien wij zelfs 250 jaar na Telemanns dood de karakteristieken van de verschillende culturen nog steeds meteen herkennen in zijn muziek.’
CHRISTINA PLUHAR Over de lijst als geheel: ‘Deze luisterlijst bevat opnamen van musici met wie ik heb samengewerkt of die me sterk hebben beïnvloed. In het bijzonder wil ik Rolf Lislevand noemen, die in de jaren negentig het luitspel naar een hoger plan heeft getild en een geheel nieuwe dimensie heeft gegeven. Wij luitisten hebben veel aan hem te danken.’
FRED JACOBS Over de lijst als geheel: ‘In deze tijd van thuisstudie zonder concerten denk ik vaak aan een passage uit de Burwell Lute Tutor (ca. 1660-1672), het luitinstructieboek dat gebaseerd is op de opvattingen van Ennemond Gaultier: ‘Je doet er goed aan om te spelen in een gelambriseerde kamer zonder meubels, als het kan; laat het gezelschap niet het aantal van drie of vier overtreffen want het geluid van een muis is een belemmering voor deze muziek.’ Ideale situatie voor een toekomstige muziekpraktijk? Voor een aantal stukken op mijn lijst in ieder geval wel. Daarnaast muziek voor wanneer alles weer kan.’
CHRISTINA PLUHAR Foto: Michal Nowak ROLF LISLEVAND Foto: Hervé Pouyfourcat
Toelichting op afzonderlijke tracks: 1. Michelagnolo Galilei, Toccata in f, door Anthony Bailes, luit. Michelagnolo, broer van de wereldberoemde Galileo, schreef in een stijl met zowel zuidelijke (Italiaanse) als noordelijke (Franse) elementen; hij werkte aan het hof van München, de stad waar zijn
DE LUISTERLIJST VAN… / Tips van toonaangevende musici
ANTHONY BAILES
CAROLE CERASI FRED JACOBS Foto: Dana van Leeuwen TON KOOPMAN Foto: Foppe Schut
De tracks zijn te beluisteren op onze website via de link oudemuziek.nl/playlists
19
enige bekende bundel met luitmuziek (1620) werd gepubliceerd. Onbekende muziek, prachtig gespeeld. 2. Luca Marenzio, Dolorosi martir, door La Compagnia del Madrigale. Deze uitvoering grijpt je naar de keel. En dan te bedenken dat de componist pas 26 was toen dit madrigaal, met heftige tekst, werd gepubliceerd (Lib. I, 1580). 3. Orlando Gibbons, Fantasia IV voor gambaconsort, door Phantasm. De fantasie van Gibbons (en Phantasm) kent geen grenzen. Het slot van dit stuk geeft een nieuwe betekenis aan het woord ‘syncope’. 4. Johann Jakob Froberger, Ricercar in d, door Gustav Leonhardt, klavecimbel. Hier klinkt voorname rust; Leonhardt laat het instrument werkelijk zingen. 4. Johann Anton Graf Losy von Losinthal, Aria in G, door Jakob Lindberg, luit. Nobele, elegante luitmuziek die van grote invloed was op Sylvius Leopold Weiss, en die optimaal tot haar recht komt op Lindbergs originele luit (S. Rauwolff, ca. 1590). 6. Georg Philipp Telemann, Suite in F, door Ensemble Eolus. Een spetterende uitvoering door twee knetterende hoorns, twee hobo’s en een fagot. Een waar feest! 7. Johann Sebastian Bach, koraalvoorspel Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ (BWV 639), door Ton Koopman, orgel. Heel doorleefd gespeeld op het Christian Müller-orgel van de Waalse Kerk in Amsterdam. Juist in dat deel van de stad was het aan het begin van de coronacrisis muisstil. 8. Jean-Philippe Rameau, Rondeau-Mouvement de Chaconne uit Zoroastre, door het Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Een ragfijne ‘petite’ chaconne die net zo goed een luitstuk had kunnen zijn. Let op de beweging van het refrain, heerlijk gespeeld. 9. Joseph Haydn, Allegretto innocentemente uit Sonate in G (Hob. XVI/40), door Carole Cerasi, fortepiano. Een van mijn lievelingsstukken, verfrissend uitgevoerd op een origineel Weens instrument (J. Schantz, ca. 1795). 10. Gabriel Fauré, Après un rêve (op. 7 nr. 1), door Véronique Gens, sopraan en Roger Vignoles, piano. Bij ‘Hélas! Hélas, triste réveil des songes’ komen altijd tranen. Ongelooflijk mooi gezongen (net als al die andere ‘mélodies françaises’). 11. Claude Debussy, Prélude no. VI, Des pas sur la neige, door Jos van Immerseel, piano. Wat een poëzie en klankbesef! Een ideale combinatie van componist, uitvoering en instrument (Érard, Parijs, 1897). ■●
UIT DE BRON
LEENDE MOZART VAN SPANDAU? EEN FRAPPANTE GELIJKENIS TUSSEN TWEE HOORNWERKEN
vinden van twee hoorntrio’s en een hoornkwartet. De noten van het kwartet intrigeren. Mozart! Het begin van diens Hoornkwintet (KV 407)! Mozart zou toch niet …? Het ‘Quattro da Spandau’ in E dat Breitkopf noemt, heeft de bezetting van obligate hoorn, twee violen en bas (cello). De weergegeven noten zijn ongetwijfeld die van de eerste viool, getuige de dubbelgrepen in de eerste maat (muz.vb. 1).
Willem Spandau (1741-1806), in dienst van het stadhouderlijk hof in Den Haag, stond bekend als een van de grootste hoornvirtuozen van zijn tijd. Volgens critici als Burney en Schubart was zijn toon zo fluwelig en aangenaam als een menselijke stem. We kennen drie hoornconcerten van Spandau, maar uiteraard heeft hij meer gecomponeerd. Zo zijn in een catalogus van de Leipziger uitgever Breitkopf uit 1784 de beginmaten te
De gelijkenis met de beginmaten van Mozarts Hoornkwintet in Es (muz.vb. 2) is frappant: twee keer een marsachtig ritme van kwartnoot, gepuncteerde figuur en kwartnoot, met daartussen een opwaartse sprong van een duodecime, gevolgd door een trapsgewijze afdaling. Volkomen identiek is het niet. Bij Spandau verloopt de afdaling primair in triolen, bij Mozart in achtsten. Spandau gaat dus sneller naar beneden en keert terug naar de toonhoogte van het begin, terwijl bij Mozart de tweede marsfiguur een kwart hoger ligt (met een uitgeschreven dubbele voorslag). Bij beide componisten speelt de eerste viool in eerste instantie dubbelgrepen, de
tweede keer niet. Berust de gelijkenis op toeval? Zou kunnen. Helemaal zonder clichématigheid is de opening niet. Tegelijk valt niet uit te sluiten dat de een het van de ander heeft afgekeken of afgeluisterd. Maar wie van wie? Mozart componeerde zijn kwintet zo goed als zeker in 1782 in Wenen; gepubliceerd werd het pas jaren na zijn dood. Dat Spandau het vrijwel direct leerde kennen en fluks een hoornkwartet componeerde dat binnen drie jaar bij Breitkopf in manus-
WOLFGANG AMADEUS MOZART Geportretteerd door Johann Nepomuk della Croce, 1780
21
TEKST / Thiemo Wind BEELD / Titelpagina van de Breitkopf-catalogus uit 1784 MUZIEKVOORBEELD 1 Spandau, Hoornkwartet in E: beginmaten
MUZIEKVOORBEELD 2 Mozart, Hoornkwartet in Es (KV 407): beginmaten
cript te koop was, lijkt niet zeer waarschijnlijk. (Bij uitgeverijen denken we tegenwoordig aan gedrukte werken, maar in de achttiende eeuw handelden zij ook in handgeschreven muziek. Het zijn deze manuscripten die Breitkopf in zijn catalogi opsomde.) Aanknopingspunten Zou het omgekeerde het geval kunnen zijn, dat Mozart zich door Spandau heeft laten inspireren? Dat klinkt minder onwaarschijnlijk, al hebben we Spandaus kwartet niet meer en weten we niets over het moment van ontstaan. Toch zijn er aanknopingspunten. In twee Nederlandse krantenadvertenties heeft Spandau concerten aangekondigd waar een hoornkwartet heeft geklonken: op 25 januari 1772 blies hij in Haarlem ‘een Concert en een Quartette’ (Haerlemse Courant, 18 januari), op 8 april 1778 speelde hij in Amsterdam ‘un Quatuor &
un Concerto de sa composition’ (Amsterdamsche Courant, 28 maart). Mogelijk was hier sprake van het ‘Breitkopf-kwartet’ en was dit een erkend succesnummer, dat als zodanig circuleerde. Er is nog een andere mogelijkheid. De kans is groot dat Mozart en Spandau elkaar hebben ontmoet, zij het vele jaren eerder. Op reis door Europa bracht het gezin Mozart in 1765 een bezoek aan het Haagse hof van stadhouder Willem V. Wolfgang Amadé was nog maar negen jaar jong. Vader Leopold noteerde in zijn dagboek een lijstje van musici die zij er troffen, en onder hen bevond zich ook Spandau. Stel dat aan het hof het hoornkwartet heeft geklonken … Dat was bijna twintig jaar eerder, zou je hiertegen kunnen inbrengen, en Mozart was nog maar negen. Maar hij was een wonderkind, gezegend met een onwaarschijnlijk muzikaal geheugen. Spandaus ope-
ningsmaten kunnen best als ‘oorwurm’ zijn blijven hangen. Hoe hardnekkig zoiets kon zijn, bewijst het Andante uit de Symfonie nr. 1 in Es (KV 16), een werk dat het kind Mozart als achtjarige in Londen componeerde. Het thema heeft een viertonig kopmotief dat Mozart meer dan twintig jaar later in zijn 41ste en tevens laatste symfonie, de ‘Jupiter’ (KV 551), zou gebruiken als kopthema (c”-d”-f”-e”) van de grandioze finale. Tussentijds gaf hij het ook nog een plaats in het eerste deel van zijn Symfonie nr. 33 in Bes (KV 319). Over sublimatie gesproken. Mozart en Spandau: de ware toedracht zullen we vermoedelijk nooit achterhalen. Het signaleren van de gelijkenis en het filosoferen erover is al spannend genoeg. ■●
Bron The Breitkopf Thematic Catalogue, The six parts and sixteen supplements, 1762-1787, ed. Barry Brook. New York 1966.
22
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
ONLINE FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 51 LIVE CONCERTREGISTRATIES GRATIS ONLINE BESCHIKBAAR
DE
videocatalogus van het Festival Oude Muziek Utrecht is vanaf nu een jaar lang gratis beschikbaar. Zo kunt u uw favoriete festivalmomenten herbeleven of gemiste concerten in alle rust terugkijken. Op dit moment zijn er al 28 concerten te zien. Deze online catalogus wordt maandelijks aangevuld met nieuwe concertregistraties. In totaal zijn er in september 51 concerten gratis beschikbaar. Een echt online Festival Oude Muziek. Het volledige releaseschema vindt u hieronder.
Ga naar stingray.com/oudemuziek en maak een gratis account aan door de promotiecode UtrechtEMF20 in te voeren. Log in en start direct met kijken. Veel plezier! ■●
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2019 NAPOLI – DE VERGETEN HOOFDSTAD VAN DE MUZIEK HIKBAAR VANAF 1 JUNI BESC
Cantar Lontano / Marco Mencoboni Francesco Durante: Missa per i morti Enrico Baiano Napels klavierstad: Pier Domenico Paradisi Vox Luminis & Il Gardellino / Peter van Heyghen Niccolò Jommelli: Requiem Marco Mencoboni Napels klavierstad: Giovanni Maria Trabaci Capriola di Gioia / Bart Naessens & Amaryllis Dieltiens Porpora: Napolitaan & kosmopoliet Coro Ghislieri / Giulio Prandi & Schola Gregoriana Ghislieri / Renato Cadel Tussen kerk en theater: Jommelli en Scarlatti
TEKST / Laura van den Boogaard
ONLINE FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT / 51 live concertregistraties gratis online beschikbaar
BAAR VANAF 6 JULI BESCHIK
Ensemble Odyssee & Raffaella Milanesi Farina, Amodei: serenata's en cantates •01-FOM-COVER-2019.pdf
1
18-07-19
11:01
Ensemble Aurora / Enrico Gatti De viool in Napels: Fiorenza, Marchitelli, Leo Jean-Marc Aymes Napels klavierstad: Giovanni de Macque L'Escadron Volant de la Reine Caresana, Ziani, Scarlatti: Settimana Santa
C
M
Y
CM
MY
CY
CMY
Eva Saladin, Daniel Rosin & Johannes Keller De viool in Napels: Cailò en zijn discipelen
K
Christiano Gaudio Napels klavierstad: Scarlatti en Durante BAAR VANAF 3 AUG BESCHIK
Concerto Soave / Jean-Marc Aymes Trabaci: Marcuspassie (wereldpremière) Le Miroir de Musique / Baptiste Romain Tinctoris’ geheime troost Bart Naessens Napels klavierstad: Alessandro Scarlatti Ensemble Castelkorn / Josef Žák De viool in Napels: Matteis en Guido Louise Acabo Napels klavierstad: Ascanio Mayone Marie Lys & Abchordis Ensemble / Andrea Buccarella Gennaro Manna: aria’s in wereldpremière BAAR VANAF 1 SEP BESCHIK
La Fonte Musica / Michele Pasotti Da Caserta en Filipotti: dulcedo et subtilitas OP DE HOOGTE BLIJVEN VAN NIEUWE RELEASES? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief of kijk op oudemuziek.nl/ondemand
Daedalus Ensemble / Roberto Festa Daedalus, addio… Andrea Buccarella Napels klavierstad: Gaetano Greco Utopia Giaches De Wert: van Gent via Napels naar de top Weser-Renaissance Bremen / Manfred Cordes Giovanni de Maque: madrigalen
23
24
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
HET TESTAMENT VAN LASSUS VASTGELEGD DOOR CAPPELLA AMSTERDAM
Het was een mooi affiche: Cappella Amsterdam met late motetten van Orlandus Lassus. Helaas viel ook deze concerttour ten prooi aan de COVID-19-pandemie. Een troost: het programma is te beluisteren op de nieuwste cd van Cappella, Inferno. Daniel Reuss, de dirigent van het koor, licht toe.
‘Toen Lassus deze werken componeerde was hij boven de zestig; in de zestiende eeuw was je dan al heel oud. Hij hield zich bezig met de laatste
ORLANDUS LASSUS werd in 1530 geboren in Bergen (in het huidige België). Als kapelmeester was hij werkzaam in achtereenvolgens Milaan, Napels, Rome, Antwerpen en München. Hij was zeer geliefd onder zijn tijdgenoten. Lassus’ seculiere composities zijn levendig en fris. Diep melancholisch daarentegen zijn de sacrale werken op deze cd. Ze dateren bijna allemaal uit 1594, het laatste levensjaar van de componist.
dingen, dus eigenlijk is het een soort muzikaal testament. De vergankelijkheid en de nietigheid van de mens komen sterk naar voren in de tekstkeuze, zoals de beroemde frase: ‘O dood, hoe bitter ben jij’. De stijl is typerend voor de late Lassus: heel sober en helder, en tegelijk zeer doorwrocht en complex. We hebben bij de opname gestreefd naar een bepaalde transparantie die alle subtiliteiten overbrengt. Wie echt wil genieten van deze muziek zou zich er eigenlijk een paar jaar in moeten verdiepen. In ieder geval verdient het aanbeveling om van
TEKST / Joost van Beek BEELD / Marc Driessen
tevoren de teksten te lezen en uit te zoeken wat ze betekenen. Lassus stond in zijn tijd bekend als iemand die ieder woord kon kleuren. Dat is in deze motetten niet anders. Zo doet hij met het woord ‘lassus’ – niet geheel toevallig ook zijn achternaam – altijd iets bijzonders. Woorden als ‘inferno’ en ‘tartarus’ krijgen steevast lage liggingen. Wie op deze manier luistert, hoort veel dingen die hem of haar anders zouden ontgaan. Toen ik deze muziek ooit in een bibliotheek vond, dacht ik al snel: oh, dat is mooi. Meestal hoor je van Lassus de Tranen van de Heilige Petrus, het requiem of de boetepsalmen. Deze late motetten worden echter sporadisch uitgevoerd. Wat mij betreft ten onrechte, ik vind ze fantastisch.’ ■●
LASSUS: INFERNO CAPPELLA AMSTERDAM O.L.V. DANIEL REUSS HARMONIA MUNDI HMM902650
VOORWOORD
25
VRIENDENHART XAVIER VANDAMME directeur-bestuurder
In nood leert men zijn vrienden kennen. Nu wisten we al wel dat onze Vrienden echte vrienden zijn. Het festival wordt nu al gemist. Dat blijkt uit de vele reacties die we de voorbije weken hebben ontvangen. We willen u danken voor zoveel steun en begrip. Uw hulp als Vriend en donateur is onmisbaar, en dit jaar misschien wel meer dan ooit. Het moge duidelijk zijn dat de musici tot de meest kwetsbare professionals in deze crisistijd behoren, terwijl ze de hele bestaansreden van ons festival zijn. We hebben daarom de keuze gemaakt om de vriendenbijdragen van dit jaar integraal ten goede te laten komen aan de musici de we voor het festival hadden geboekt. Dit is een belangrijk statement, ook internationaal. Immers: alleen samen kunnen we ons door deze barre tijd heen slaan. Ik wens u het allerbeste en hoop u snel weer in goede gezondheid te kunnen begroeten.■●
26
VRIENDENHART
COMPENSATIEFONDS De annulering van het Festival Oude Muziek Utrecht 2020 is een grote klap voor alle betrokkenen, maar vooral voor de musici die zouden optreden. Zij zijn de ware kracht van het festival maar lijden door de coronacrisis de zwaarste verliezen. In samenwerking met de Stichting Vrienden Oude Muziek creëren we een compensatiefonds van 250.000 euro waarmee we deze musici financieel kunnen ondersteunen. Zij ontvangen een vast bedrag per afgelast festivalconcert.
Uw Vriendenbijdrage komt dit jaar via het compensatiefonds volledig bij de musici terecht. Dit maakt de band tussen u als Vriend en de musici hechter dan ooit. Mocht u de musici extra willen ondersteunen met een eenmalige donatie, dan kan dat via oudemuziek.nl/extradonatie. Heel hartelijk dank, ook namens de musici. ■●
VRIENDENAANBIEDINGEN
27
Bestel de cd's eenvoudig online via oudemuziek.nl/vriendenaanbiedingen of via de bon in dit tijdschrift
PUBLIEKSONDERZOEK
NOWELL SYNGE WE BOTHE AL AND SOM GOTHIC VOICES LINN CKD 591 Het Britse ensemble Gothic Voices heeft de afgelopen decennia een schat aan middeleeuws repertoire toegankelijk gemaakt voor hedendaagse luisteraars. Met dit gevarieerde ‘feest van kerstmuziek in middeleeuws Engeland’ wordt die rijke traditie voortgezet. Perfectionisme en musiceerplezier gaan nog altijd hand in hand bij de Gothic Voices.
Wij zijn benieuwd wat het wegvallen van het festival met u doet. Wat mist u het meest? Hoe vult u uw tijd nu in? Zouden we nog iets voor u kunnen betekenen in deze festivalloze zomer? Tegelijkertijd willen we alvast wat verder vooruitkijken. Verheugt u zich op het moment dat de concertzalen weer opengaan, of wacht u liever de ontwikkelingen nog even af? Onder welke omstandigheden zou u zich tijdens toekomstig concertbezoek veilig voelen en welke rol kunnen wij daarin spelen?
Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
Deze en andere vragen komen aan bod in een door ons geïnitieerd publieksonderzoek. We nodigen u van harte uit om deze online enquête in te vullen. Helpt u mee? Ga naar oudemuziek.nl/onderzoek ■● GESUALDO: TENEBRAE GRAINDELAVOIX O.L.V. BJÖRN SCHMELZER GLOSSA GCDP32116 (3-CD) De aangrijpende Tenebrae Responsoria uit 1611 vormen het muzikale testament van Gesualdo. Graindelavoix voerde de drie uur durende cyclus vorig jaar uit tijdens het Festival Oude Muziek. Wie die uitvoering gemist heeft, of wie nogmaals wil genieten van de interpretatie van het Belgische ensemble, kan zijn of haar hart ophalen met deze gloednieuwe driedubbelaar. Normale prijs ca. € 45 Vriendenprijs € 36
28
VRIENDENAANBIEDINGEN
LEGATEN EN NALATEN
BERNARDI: LUX ÆTERNA – EIN SALZBURGER REQUIEM VOCES SUAVES & CONCERTO SCIROCCO ARCANA A470
TOCCATA: FROM CLAUDIO MERULO TO JOHANN SEBASTIAN BACH ANDREA BUCCARELLA RICERCAR RIC 407
Stefano Bernardi leverde van 1628 tot 1634 als Kapellmeister van de Salzburger Dom een belangrijke bijdrage aan de integratie van de Italiaanse nuovo stile in Oostenrijk. Zijn indrukwekkende Requiem is nu voor het eerst op cd verschenen. En hoe! De loepzuivere zang en de slanke klank van het orkest doen het innige karakter van deze muziek volledig recht.
Andrea Buccarella volgt de geschiedenis van de toccata van omstreeks 1600 tot in de achttiende eeuw: van Merulo, Sweelinck en Frescobaldi tot Buxtehude en Bach. Een inspirerende reis in elf etappes met de Italiaanse klavecinist als enthousiaste gids. Hij brengt het verre verleden dichtbij alsof hij ter plaatse improviseert: spelenderwijs, uitbundig in de versieringen, overtuigend raak in timing en opbouw.
Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
DUMESNY, HAUTE-CONTRE DE LULLY REINOUD VAN MECHELEN & A NOCTE TEMPORIS ALPHA 554
MOREL: PIÈCES DE VIOLE FUOCO E CENERE O.L.V. JAY BERNFELD PARATY 129264
De zeventiende-eeuwse haute-contre Louis Gaulard Dumesny was naar verluidt werkzaam als kok toen niemand minder dan Jean-Baptiste Lully zijn zangkwaliteiten ontdekte. Op deze cd kruipt de tenor Reinoud Van Mechelen in de huid van Dumesny. Een rijk een stijlvol programma met uiteraard muziek van Lully en verder werken van onder anderen Charpentier en Campra – de ene air tendre nog mooier dan de andere.
De Franse gambist en componist Jacques Morel was een leerling van de beroemde Marin Marais. Dat hoor je terug in zijn muziek, iets waar hij zich overigens geenszins voor schaamde. Deze Morel-opname van Fuoco E Cenere laat weinig wensen onvervuld. Het gezelschap ontleent zijn naam (Italiaans voor ‘vuur en as’) aan de Phoenix-mythe en laat met deze fraaie cd wederom vergeten repertoire als een feniks uit de as herrijzen.
Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
Normale prijs ca. € 22 Vriendenprijs € 17
Misschien staat u liever niet stil bij het moment dat u er niet meer bent. Toch kunt u de bestemming van uw nalatenschap alleen tijdens uw leven precies regelen. Wellicht wilt u uw nalatenschap deels omzetten in muziek, door het Seizoen en Festival Oude Muziek te steunen. Dit kan door de Stichting Vrienden Oude Muziek op te nemen in uw testament. Als u overweegt de Stichting Vrienden op te nemen in uw testament of als u behoefte heeft aan meer informatie, dan komen we graag met u in contact. We kunnen u helpen bij het opstellen van uw nalatenschap, of koppelen u aan onze notaris (Hermans & Schuttevaer Notarissen N.V). Maar hoe u het ook wilt inrichten: we zijn u altijd dankbaar. Kijk voor meer informatie op oudemuziek.nl/legaten of neem vrijblijvend contact op via j.dufornee@oudemuziek.nl
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG?
29
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG?
Op het moment dat deze TOM verschijnt is de door de overheid uitgevaardigde ‘intelligente lockdown’ alweer ruim twee maanden van kracht. Weliswaar zijn sommige beperkende maatregelen intussen wat versoepeld, maar de mogelijkheden om buiten de eigen erfafscheiding vertier te zoeken zijn nog steeds gelimiteerd. Deze situatie roept de vraag op hoe de mens zich vroeger in huiselijke kring verpoosde. Ter beantwoording van die vraag hebben we wat artikelen uit het archief gehaald. Ter leering ende vermaeck.
30
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
KOKEN IN DE BAROK De zintuiglijke sensaties van het baroktijdperk I
DAS BRANDENBURGISCHE KOCH-BUCH Herdruk uit 1989, Staatsmuseum Berlijn DETAIL STILLEVEN MET CITROENEN geschilderd door Luis Eugenio Meléndez, 17501775. Prado Museum, Madrid
TEKST / Jed Wentz en Marijke Schouten
DETAIL STILLEVEN toegeschreven aan Osias Beert, 1600 - 1624. Rijksmuseum, Amsterdam PASTEI uit De Cierlijcke Voorsnijdinge
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / Koken
ARCHIEF TOM 4 1995
H
et culturele klimaat van een tijdperk weerspiegelt zich niet alleen in de hogere kunsten, minstens zo belangrijk is de ermee gepaard gaande lifestyle. Eten, drinken, conversatie en muziek zijn in feite even zovele kanten van dezelfde medaille. Dat in de achttiende eeuw de genotsmoraal hoogtij vierde, komt juist in die lifestyle het beste tot uiting: daar glansden sieraden en gewreven meubelstukken in de gloed van houtvuren, daar ruisten fluwelen en zijden robes, en daar ook prikkelden parfums en edele aroma’s van specerijen het reukorgaan. Het barokke levensgevoel was doortrokken van sensuele genietingen, die een ontsnapping moesten bieden aan de realiteit. De relatieve welstand stond er borg voor dat grote hartstochten en nobele plichten ook daadwerkelijk gestalte konden krijgen; de hang naar erotiek en zinsbegoocheling verhevigde het dagelijks bestaan, dat aan de illusie zijn zingeving ontleende. Het Tijdschrift Oude Muziek wil meer aandacht besteden aan de streling van andere zintuigen dan het gehoor alleen. Het doorvorsen van het achttiende eeuwse koken hebben we ons als eerste taakgesteld. Kook, proef en laat uw tong u meevoeren naar de wereld van Das Brandenburgische Koch-Buch (1723). Casanova vond het drinken van een glaasje versgeperst sinaasappelsap dermate groot nieuws dat hij er in zijn achttiende-eeuwse memoires, vele jaren nadat de gebeurtenis had plaatsgehad, nog op terugkwam. Thee, koffie en chocolade waren weliswaar in de loop van de zeventiende eeuw geïntroduceerd, maar nog altijd nieuw genoeg om er in 1734 een Koffiecantate aan te wijden. Dergelijke dranken betekenden een revolutie in een tijdperk waarin het drinken van (licht-)alcoholische verversingen vanwege de slechte kwaliteit van het drinkwater bittere noodzaak was. Ook andere nieuwigheden die de schepen van de Oost-Indische Compagnie met zich meevoerden, met name de specerijen, vonden gretig ingang. De recepten uit Das Brandenburgische Koch-Buch, een gerenommeerd handboek voor gegoede burgers, geven goed weer wat er begin achttiende eeuw zoal op tafel verscheen. ‘Nach Standes Gebühr geehrteste Leserinnen!’ zo luidt de aanhef van het voorwoord in dit boek. Onnodig te zeggen dus dat in de achttiende eeuw zeer velen hun hele leven
31
weinig anders zagen dat koolsoep en brij. De voorliggende maaltijd bestaat uit een kersensoep vooraf, een pastei als hoofdgerecht en gevulde citroenen als dessert. De pastei was, met zijn eenvoudige basisvorm van korstdeeg en een eindeloos te variëren inhoud, al gedurende een aantal eeuwen een geliefde hoofdmaaltijd. Er zijn zowel zoete (met vruchten) als hartige (met vlees) varianten van bekend. Onze pastei is een combinatie van beide. Niet alleen over de bereiding, ook over het opdienen van de achttiende-eeuwse maaltijd valt het een en ander te vertellen. Om van de zorgvuldigheid van de behandeling van wat voor ons misschien een detailkwestie moge lijken een beeld te geven, zal in deze kookrubriek een gedeelte behandeld worden van De Cierlijcke Voorsnijdinge Aller Tafel-gerechten, Onderwijzende Hoe allerhande Spijzen, zo wel op de Vork als onder dezelve, aardiglik konnen voorgesneden, en in bequame ordre omgedient worden (Hieronymus Sweerts, Amsterdam 1664). Een citaat uit de Voor-reden daaruit: ‘Gezien hebbende de aardige manieren die Italianen, Hoogduytschen, Franschen en andere lantgenooten gebruycken in ’t voorsnijden en toedienen van allerhande tafel gerechten, en in tegendeel ondervindende de kleyne kennisse in dezen van velen hier te lande op Bruyloften en Maaltijden getoont wort; hebben wy getracht om iets daar van ten dienste van de zulcke door den druk in ’t licht te brengen; op dat de gene die niet moetwillens bot en onwetende willen blijven, eenig middel t’hunner onderrechtinge bekomen mochten.’ Wat volgt is dan een nauwkeurige beschrijving van het aansnijden van gerechten, waar het vlees en gevogelte betreft zelfs ‘op de vork’, wat zoveel wil zeggen als het volgens een vastliggend patroon van incisies ontleden van een gebraad, terwijl dat kunstig in balans wordt gehouden op een vleesvork. Aan dit werkje voor gevorderen, dat uiteraard vele jaren van studie vergde, zal in de toekomst de nodige aandacht worden besteed. Voor de pastei geeft De Cierlijcke Voorsnijdinge een om te beginnen wat makkelijker uitvoerbaar aansnijadvies. Men kan uiteraard het deksel rondom lossnijden, terzijde leggen en na het opscheppen van de pastei het deksel terugleggen om zodoende de inhoud warm te houden, maar wie het goed wil doen verdeelt het deksel ‘in zoveel stucken als hy noodig acht, beginnende ieder snede van ‘t midden des dekzels, en verdeelt zijnde, al de gedeelten rond’om de zijdkant, als een kroon overend te zetten, gelijk in onze print vertoont wort; ‘t welk als dan zeer cierlik staat en bequamelik met een lepel een weynig des pasceys met een stuk des dekzels te samen kan geschept en voorgedient worden.’ ■●
32
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
KERSENSOEP
4 pers.
1 kg kersen (vers of ingemaakt), zonder pit 2 sneetjes witbrood, zonder korst boter suiker en kaneel 1 fles lekkere, droge rode wijn
s Smelt een flinke klont boter in een grote braadpan en bak de kersen tot dat ze gaar zijn. Kersen door een zeef wrijven en apart bewaren. Smelt een klontje boter in een soeppan. Bak het brood aan beide kanten goudbruin. Strooi er suiker en kaneel over. Laat de suiker een paar seconden lichtjes karameliseren. Voeg de kersen, de fles wijn en 2 theekopjes water toe. Laat de soep inkoken.
PASTEI
6 pers.
1 kilo rund- of kalfsvlees, in blokjes gesneden 1 mergpijp 3 stengels bleekselderij 1 winterpeen 1 ui bosje peterselie 2 kopjes hele, gepelde walnoten 1 kopje rozijnen 15 pruimen (gedroogd of vers), zonder pit 3 harde handperen, geschild en in blokjes gesneden 1 kopje pijnboompitten 2 sinaasappels 2 eetlepels boter l eetlepel zwarte peper l eetlepel gemberpoeder ½ eetlepel verse nootmuskaat rode wijn
s Voorbereiding vulling Vlees, groenten en mergpijp in een ruime pan met 1½ liter water aan de kook brengen. Gedurende 1½ uur een bouillon
trekken. Haal het vlees en de groenten uit de pan. Bewaar het vlees. De bouillon tot de helft laten inkoken. Het vlees weer bij de bouillon doen en fruit, walnoten, pijnboompitten, boter, kruiden en een halve fles rode wijn toevoegen. Twee sinaasappels onder de kraan afboenen en heel dun afschillen. Sinaasappelschilletjes aan de vulling toevoegen. Het mengsel een uur op een laag pitje zachtjes laten sudderen. Bouillon afgieten, in een sauspan overdoen en tot de helft inkoken. Bouillon in de koelkast bewaren. Vulling afdekken en in de koelkast bewaren. (De vulling kan één of twee dagen van tevoren klaargemaakt worden.) Voorbereiding korstdeeg 500 gram bloem 250 gram koude boter, in blokjes gesneden 1 ei ½ kopje room
s Ingrediënten vermengen, tot een samenhangende bal kneden en afgedekt in de koelkast leggen tot de bereiding. Bereiding pastei De oven voorverwarmen op 200°C. Het deeg tot twee grote lappen uitrollen. Een springvorm invetten en één deeglap erin draperen. De vulling erin scheppen. Afdekken met de tweede lap deeg. Met de restanten van het deeg blaadjes, sterretjes, bloemen of opstaande randjes (zie afbeeldingen) ter versiering maken. Versieringen met eiwit op de pastei vastplakken. Snijd een rondje uit in het midden van de deksel om de pastei te laten ademen en bestrijk de bovenkant met eigeel. Bak de pastei in de oven gedurende 45 minuten. Serveer warm of koud. De bouillon verwarmen, zo nodig met een klontje boter binden en apart als saus opdienen.
GEVULDE GEBAKKEN CITROENEN
4 pers.
6 citroenen 1½ kop fijngehakte amandelen ½ kop suiker l theelepel kardemon 1 theelepel kaneel 1 snee droog witbrood 50 gram boter 2 eiwitten Voor de saus 1 groot glas rode wijn ½ kop suiker 1 theelepel saffraan klontje boter
s Voorbereiding De citroenen halveren en uithollen en de schillen circa 30 minuten in water koken tot ze zacht zijn. Daarna het bittere wit er met een lepel uitschrapen en het onderste puntje van de schillen afsnijden zodat ze kunnen blijven staan. De ontvelde partjes citroenvlees mengen met de amandelen, suiker, specerijen en het broodkruim. De schillen één nacht in koud water laten staan; het mengsel eveneens een nacht laten staan. Bereiding Oven voorverwarmen op 175°C. Boter smelten en in een ovenschotel gieten. Schillen vullen met het amandel-citroenmengsel en naast elkaar in de schotel plaatsen. Gedurende een kwartier verhitten. Eiwitten tot schuim kloppen en de citroenen ermee bedekken. Plaats de schotel weer in de oven en laat het eiwit bruin kleuren. Saus Intussen de wijn in een sauspan verwarmen, suiker en saffraan toevoegen en roeren tot alle ingrediënten vermengd zijn. Voeg een klontje boter toe om de saus te binden. Saus apart serveren.
Pronkstilleven, geschilderd door Adriaen van Utrecht, 1644. Rijksmuseum, Amsterdam
34
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
ZIELSGENOT EN LEEDVERMAAK: HET TRICTRAC-SPEL
De zintuiglijke sensaties van het baroktijdperk II
ARCHIEF TOM 2 1997
TEKST / Jed Wentz
TRICTRAC SPELERS ROND 1630, geschilderd door Dirck Hals (1591–1656)
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / Trictrac-spel
35
voor een plaatsje in het zonnestelsel van de Zonnekoning, waren het private en het publieke onontwarbaar met elkaar verknoopt. Zoals al eerder uit deze artikelenserie bleek (zie TOM 2, 1996 ) waren de intieme soupertjes van Lodewijk XV een poging om de koning te bevrijden van de constante druk van zijn verplichte publieke optredens. Lodewijk XIV kende zulk een voorrecht nog niet. Gevangen als hij was in een aan zijn eigen brein ontsproten moordend dagschema, ging de Zonnekoning elke dag weer op vaste tijden op en onder, en gaf hij zijn loop langs het aristocratische firmament van Versailles het aanzien van een oneindig toneelstuk waarbij hijzelf behalve als schrijver ook als hoofdrolspeler en regisseur betrokken was. Toch kon zelfs voor deze manipulerende en machtswellustige koning de boog niet altijd gespannen blijven. Het hofleven kende daarom vele mogelijkheden tot ontspanning. Zoals een schrijver van een handboek over spelletjes het uitdrukte: ‘Het is niet mogelijk dat een man zich onophoudelijk wijdt aan serieuze aangelegenheden, en daarom zijn er spelen uitgevonden om zijn geest te laven en nieuwe krachten op te doen.’1
D
at het spel, als voorname vorm van ontspanning voor volwassenen, door de eeuwen heen een belangrijke plaats heeft ingenomen, ligt voor de hand. Maar in de barok verstond men onder ‘spelen’ al heel gauw gokken. Het begrip ‘ontspanning’ moet hier dan ook meer gezien worden als een sleurdoor brekende activiteit, met alle consequenties van dien, dan als een vredig tijdverdrijf in de familiekring. Sport en spel gingen zeer vaak samen met de inzet van grote sommen geld, afkomstig van de spelers zelf. Wie verloor, schaarde zich daarmee onder de losers, die zonder omhaal uit de eigen kring werden gestoten. Erbij horen, je onderscheiden van het plebs door gedrag, bezit en dus stand was een zaak van leven en dood. Letterlijk, want zonder sociaal vangnet was het recht van de sterkste en de slimste een respectabel recht. Het paradoxale flirten met de ondergang door de ‘philocubes’, de dobbelsteenverslaafde, was dus een passie die niet alleen de zinnen verzette, maar ook werd gekenmerkt door fatalisme: de ultieme overgave aan de universele macht van Vrouwe Fortuna. ln het barokke Versailles, dat vergeven was van de even ambitieuze als afhankelijke adel die vocht
Lodewijk creëerde de mogelijkheid tot het spelen van bedoelde spelletjes tijdens zijn driewekelijkse grands jours d’appartement. Bij zulke gelegenheden werden de edelen aangemoedigd om, naast het genieten van muziek, dans en andere vermaken, zich te ontspannen door het op het spel zetten van een substantieel deel van hun fortuin. Een van de meest populaire spelen was het trictrac-spel, dat niet alleen in Versailles, maar in heel Europa een grote reputatie genoot. Trictrac werd al door de oude Grieken en Romeinen gespeeld en bleef ook tijdens de middeleeuwen geliefd. Maar volgens de anonieme auteur van Le Jeu du Trictrac (1715) bereikte het spel zijn perfectie aan het hof van Versailles, althans ‘men speelt dit wonderschone spel aan het hof van Frankrijk beter dan aan het hof van Wenen.’ 2 Volgens hem was trictrac de koning onder de nobele spelen: ‘Omdat dit spel vervuld is van bekoorlijkheden is het populair gebleven en wordt het boven alle andere spelen geprefereerd De grote heren en personen van kwaliteit, geest en verdienste zijn er vooral aan verslaafd omdat het meer dan alle andere spelen gekenmerkt wordt door de wisselvalligheid der dingen en de grillige wendingen van het Lot.’3 Het achttiende-eeuwse trictrac lijkt op het eerste gezicht op het moderne backgammon, maar is een veel gecompliceerder en dus ook moeilijker te beheersen spel. Net als backgammon wordt het gespeeld op een bord met 24 driehoekige velden die
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
afwisselend zwart en wit zijn (uit de achttiende eeuw zijn speeltafels bewaard gebleven van kostbare houtsoorten, ingelegd met ebbenhout en ivoor). De twee spelers hebben elk vijftien schijven (dames) die in tegengestelde richting hun rondgang over het bord maken volgens de uitkomst van de worp van twee dobbelstenen. Net als in backgammon geldt een enkele schijf op een veld als onbeschermd (dame découverte) en loopt dus de kans te worden geslagen door de tegenstander. Twee of meer schijven op een veld zijn veilig (dames couvertes) en het is dan ook onmogelijk ze te slaan of op dat specifieke veld een eigen schijf te plaatsen. Maar daarmee eindigt dan ook de overeenkomst met backgammon, want het doel van trictrac is niet om de schijven zo snel mogelijk het bord rond te krijgen, maar om twaalf ronden te winnen van elk twaalf punten. Met andere woorden, de speler die het eerst 144 punten vergaart wint het trictrac-spel en daarmee al het geld dat bij het spel is ingezet.
Subtiele strategie Het accent op het vergaren van punten in plaats van op het snelle spelen geeft het achttiende-eeuwse trictrac een compleet ander karakter dan backgammon. Om te beginnen vereist het spel extra voorzieningen; zes jetons of fiches zijn nodig om de punten bij te houden, terwijl hoornen bekers worden gebruikt om de marmeren dobbelstenen te werpen - het blijft tenslotte een gokspel. Voorts maakt het spelen om punten een subtiele strategie noodzakelijk die volkomen ontbreekt bij backgammon. Alhoewel in trictrac alle schijven starten
vanaf het eerste veld, en dus het hele circuit van het bord moeten afwerken, zijn hoge worpen en snel spel (jeu pressé) lang niet altijd voordelig; binnen het duizelingwekkende systeem van punten en tegenpunten kunnen in de verschillende stadia van het spel nu eens de hoge worpen en dan weer de lage worpen lucratief zijn. Het is ondoenlijk om de complete spelregels hier uit de doeken te doen, maar aan de hand van de meest gebruikelijke manieren om punten te vergaren kan wel een goede indruk van het verloop van het spelgegeven worden. Er zijn drie belangrijke schijfposities waarmee de speler punten kan verdienen: de petit jan: de velden 1-6 zijn bedekt de grand jan: de velden 7-12 zijn bedekt de jan de retour: de velden 19-24 zijn bedekt Al deze jans belonen de speler met vier punten; wanneer de velden worden volgemaakt middels een dubbele worp verdient de speler zes punten. Iedere volgende worp waarbij de jan intact blijft beloont de speler met extra punten.
Opwindend en onvoorspelbaar Maar er zijn nog veel meer manieren om punten te scoren. De meest gecompliceerde categorie van jans wordt jans de recompense genoemd. Deze jans in het bijzonder maken trictrac tot een opwindend en onvoorspelbaar spel. Er zijn twee soorten jans de recompense, en wel de jan de puissance en de jan de impuissance. Eerder is al opgemerkt dat iedere dame découverte (dus een enkele schijf op een veld) als onbeschermd geldt en door de tegenstander kan worden geslagen. Dat slaan wordt jan de puissance genoemd en beloont de tegenstander met vier punten als de dame découverte zich in de table du petit jan (de velden 1-6 ) bevindt, en met twee punten als het gaat om de table du grand jan (de velden 7-12). De term puissance wordt hier gebruikt omdat de speler die kan slaan de ander in zijn macht heeft, en wel omdat hij kan slaan als hij dat verkiest. Het is dus opmerkelijk genoeg niet noodzakelijk om ook daadwerkelijk te slaan om de punten te incas-
De trictracspelers, Willem Cornelisz. Duyster, ca. 1625. Rijksmuseum, Amsterdam
Trictrac-spel met benodigdheden
36
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / Trictrac-spel
Speeltafels, de Saint-Morien, naar Richard de Lalonde, 1784-1785. Rijksmuseum, Amsterdam
seren. ln het achttiende-eeuwse trictrac geldt de regel dat er puissance geclaimd kan worden en de punten kunnen worden binnengehaald, terwijl er daarna een heel andere zet gedaan wordt. Op deze manier blijft de onbeschermde schijf (dame!) van de tegenspeler in het spel, en als deze zijn schijf bij de volgende zet niet als de wiedeweerga weet te beschermen, dan bestaat de kans dat de dame ten tweede male wordt overweldigd en puissance moet ondergaan. Maar een puissance kan in specifieke situaties, bijvoorbeeld als bepaalde velden geblokkeerd worden, ook in het nadeel van de tegenspeler werken en wordt dan impuissance genoemd. De punten gaan dan naar degene die de aanval heeft afgeslagen.
Deze voor ons gevoel oneerlijke en ook onlogische manier om punten te vergaren staat niet zo maar op zichzelf. In feite weerspiegelen de spelregels van trictrac heel nauwkeurig de sociale structuur van het achttiende-eeuwse Europa, waar een nog grotendeels uit de middeleeuwen stammend systeem van rechten, wetten en verplichtingen de dienst uitmaakte. Bijna ieder aspect van het leven buitenshuis werd bepaald door de individuele maatschappelijke positie; van de kleding die men verplicht was te dragen (kleuren en stoffen waren klassegebonden) tot het recht van voorrang in drukke straten was het openbare leven tot in de details geregeld. Er zijn zelfs berichten van gigantische opstoppingen, veroorzaakt door stijfkoppen die geen plaats voor elkaar wilden maken, met name als onduidelijk was wie van de betrokkenen een hogere status had. Altijd was het zaak je bewust te zijn van de sociale status van iedereen in de omgeving, en van de rechten en de verplichtingen die daaraan verbonden waren. Een spel dat was gebaseerd op macht en onmacht past daarom volmaakt in de maatschappij van die tijd.4
Vals spel Trictrac is dus allereerst een zeer gecompliceerd gokspel, waarbij de dobbelsteen bij iedere worp voor rampspoed of triomf kan zorgen, maar draagt daarnaast ook elementen van het kansspel in zich.
37
Met name de verplichting om voortdurend de winst- en verliespunten correct te calculeren vergde een enorme concentratie van de spelers en hield hen in een permanente staat van vervoering. Maar er was meer dat de spelers in de ban van het spel hield, en wel de mogelijkheid van vals spelen. Sommige vormen van bedrog waren niet alleen toegestaan, maar speelden ook een belangrijke rol in de speltechniek van de achttiende-eeuwse speler. De meest voorkomende vorm van vals spel houdt verband met de puntenregistratie. Als gezegd werden speciale fiches gebruikt: om de stand bij te houden tot een van beide spelers de eindscore van 144 punten had bereikt. Maar wanneer, zoals zo vaak gebeurt in de loop van het spel, een speler vergat om zijn punten te registreren of daarbij een fout maakte, dan mocht de tegenspeler hem corrigeren en de punten voor zichzelf claimen. Zo’n correctie heet pesterig envoyer à l’ école. Maar het kan ook zijn dat, als gevolg van de ingewikkelde spelregels, het in sommige gevallen voordelig is de punten zogenaamd te vergeten, zodat de tegenspeler ze krijgt toebedeeld. Deze gang van zaken voegt een psychologische dimensie aan het spel toe, want dit soort bedrog kan alleen bedreven worden met een ijselijke koelbloedigheid en een uitgelezen bluftechniek. Zo niet, dan doorziet de tegenstander de opzet en zal hij op zijn beurt ‘vergeten’ de ‘vergeten’ punten op te merken. Het is duidelijk dat dan van ‘terugsturen naar school’ aan beide kanten geen sprake kan zijn.
Fysiek element Een andere vorm van vals spelen is een nog grotere belediging van ons rechtsgevoel. Toch was de methode even simpel als effectief: de dobbelstenen van de tegenspeler werden eenvoudig van tafel geveegd als er sprake was van een bijzonder gunstige worp, waarmee die dan teniet werd gedaan. Deze handeling stond bekend als rompre les dès en voegde een fysiek element toe aan een toch bij uitstek aan hersenactiviteit appelerend spel. De spelers werden erdoor gedwongen hun schijven snel te spelen, want wanneer de speler eenmaal een schijf had aangeraakt was rompre les dès niet langer toegestaan. De spelers moesten dus zowel uitkijken voor onverwachte handbewegingen als zelf zo alert mogelijk hun schijven spelen. Rompre les dès illustreert hoe gepassioneerd en opwindend het er tijdens een spelletje trictrac aan toe kon gaan: het kwam niet zelden voor dat, ondanks een vooraf gemaakte afspraak de dobbelstenen met rust te laten, ze in het vuur van het spel toch door onbeheerste spelers van tafel werden gemept. Deze heetgebakerde types konden dan wel rekenen op een strenge strafmaatregel.
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
Speeltafels, de Saint-Morien, naar Richard de Lalonde, 1784-1785. Rijksmuseum, Amsterdam
38
Niettemin was trictrac ook een spel waarbij zekere regels van wellevendheid in acht genomen dienden te worden. Het was tenslotte een spel voor de hogere standen: ‘De uitnemendheid, de schoonheid en de oprechtheid (zegt de uitgever!) die zich in dit spel openbaren, zijn er de oorzaak van dat dát gedeelte van de beau monde dat echt niveau heeft zich er met grote toewijding op werpt. Het is hun lievelingsspelletje geworden. Werkelijk, dit prachtige spel is zo edel en gedistingeerd dat het populairder is dan ooit. Speciaal de dames zijn er enorm aan verslingerd.’5 Om het exclusieve karakter van het spel te onderstrepen, waren er rituelen aan verbonden die de hogere klassen in staat stelden zich te onderscheiden van het plebs. Zo werden de witte, meestal ivoren dames als blijk van respect gegeven aan de speler met de hoogste rang, dan wel aan de eventueel deelnemende vrouwelijke speler. Maar de ware heer van stand gaf zijn vrouwelijke opponent juist de zwarte schijven. Met dit subtiele gebaar stelde hij de betreffende dame in staat de blankheid van haar handen beter te doen uitkomen tegen het diepe zware van het ebbenhout; l’amour was, net als l’argent, een van de bekoorlijkheden van het trictrac-spel.
Malle zinnetjes Een ander ritueel voor de incrowd was verbaal van aard: om het spel te verlevendigen moesten bij bepaalde worpen van de dobbelstenen malle zinnetjes of dubbelzinnigheden worden uit gesproken. Het juist kunnen reciteren van deze modieuze onzin was voor eenieder die zijn stand wilde ophouden noodzaak, want men paste er uiteraard voor ‘een groentje te lijken in dit spel.’6 Bij dubbel zes was de speler bijvoorbeeld verplicht te zeggen: ‘sonnez la trompette, Le diable est mort’ (‘blaas de trompet, de duivel is dood’). Dubbel één leidde tot ’ambezas, pas
grand fracas’ (dubbel één; veel geschreeuw, weinig wol’) en zes plus drie werd begeleid door de woorden : ‘Compagnon, sauve-toi’ (‘pas op, vriend’). Als een speler, hopend op veel punten, een slechte worp deed en geen enkele punt kon scoren, dat sprak zijn tegenspeler spottend ‘marquez tout’, oftewel ‘tel uit je winst’. En wanneer een speler noodgedwongen veel schijven op één veld moest plaatsen, wat bepaald onvoordelig is in dit spel, dan werd hem door zijn tegenstander op humorvolle wijze toegevoegd: ‘Votre bidet est bien chargé’, wat zoveel betekende als ‘uw kakstoel is lekker vol.’
Meedogenloos Maar de ware aantrekkingskracht van trictrac – dat wat de spelers aan het bord geklonken hield - was het samengaan van een grote technische beheersing van de speler, de ‘grillige wendingen van het Lot’ en de grote sommen geld die in het geding waren. Niet alle spelen in de barok konden prat gaan op deze combinatie. Les jeux d’application, zoals schaken, werden in de sociale context niet erg hoog aangeslagen vanwege de grote nadruk op de kundigheid van de speler, terwijl de geluksfactor hoegenaamd afwezig was. Aan de andere kant vereisten les jeux de hasard, zoals bijvoorbeeld het gokspel passe-dix, nagenoeg geen vaardigheden of strategisch inzicht; zij vroegen van de speler niet meer dan dat hij zichzelf en zijn geld onvoorwaardelijk overleverde aan de luimen van Vrouwe Fortuna.7 Jeux de Société werden door Montesquieu beschreven als ‘de meest plezierige vanwege de door een combinatie van behendigheid en geluk onvoorspelbare afloop.’ Trictrac was een van die spelen waarbij mentale inspanning werd gecombineerd met ‘les plaisirs de la surprise’8, en zodoende in gezelschap succes verzekerde. Mentale, maar meer in het bijzonder emotionele stimulatie was een heel belangrijke component in het beleven van plezier voor de achttiendeeeuwer. De kunstcriticus l'Abbé du Bos schreef in zijn Réflexions critique sur la poësie et la peinture het meedogenloze gedrag van zijn tijdgenoten toe aan een fundamenteel-menselijke behoefte om aan de verveling te ontsnappen. Volgens Du Bos zochten de achttiende-eeuwers, of zij nu luisterden naar muziek, keken naar kunst of speelden met
DE RIJKDOM EN STATUS VAN DE SPELERS WERD BENADRUKT EN HIELP HEN OM ZICH TE ONDERSCHEIDEN VAN DE MINDER FORTUINLIJKEN
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / Trictrac-spel
Financiële en sociale ondergang Kunnen ‘spelen’ was een noodzakelijke sociale vaardigheid, die de rijkdom en status van de spelers benadrukte en hen hielp om zich te onderscheiden van de minder fortuinlijken. Niettemin kon het gokspel, door pech of roekeloosheid, rechtstreeks leiden tot de financiële en sociale ondergang. De Encyclopédie onderstreept deze achttiende-eeuwse paradox. Het beschrijft het gokspel als ‘frivool tijdverdrijf dat amuseert en ontspant, maar dat soms eindigt in een verlies van fortuin en eer’. Toch moedigt het tegelijkertijd mensen ook aan om een gokje te wagen: ‘Men speelt vaak in de betere kringen; het is nuttig om te weten hoe te spelen om zijn metgezellen te amuseren, maar nog nuttiger is het om te weten hoe men zó speelt dat men er zelf niet het slachtoffer van wordt.’9 De Encyclopédie legt verder uit waarom gokspelen vaak zo ruïneus zijn. Gokschulden móésten eenvoudig betaald worden, op straffe van verlies van alle sociale geloofwaardigheid: ‘Waarom worden de schulden gemaakt tijdens het gokken zo stipt betaald in de hogere kringen, terwijl men toch veel minder scrupules heeft bij het negeren van heel wat edeler verplichtingen? Dat is omdat men bij het spelen vertrouwt op iemands woord van eer. Er is geen mogelijkheid om een verliezer voor het gerecht te slepen. Men heeft hem zijn vertrouwen geschonken, en dat mag niet beschaamd worden.’10 Sociale druk maakte het dus onmogelijk speelschulden te negeren zonder gezichtsverlies, en in een samenleving zonder sociale voorzieningen was de ondersteuning van maatschappelijk gelijken onontbeerlijk. In de achttiende eeuw bleef de boog dus immer gespannen: zelfs tijdens ontspannende activiteiten gingen zaken en plezier, het private en het publieke hand in hand. Zoals Du Bos al waarschuwde, kon het zoeken naar extreme gevoelsaandoeningen regelrecht leiden tot verslaving. Maar er moet voor worden gewaakt dat we daar in de twintigste eeuw onze eigen moraal betreffende verdorven zeden aan ophangen. De Ency clopédie beëindigt het artikel over gokspelen wat dat betreft met een voor ons wel heel ontnuchterende gedachte: ‘De passie voor het gokken is een van de meest funeste waarvan men bezeten kan zijn. De
mens kan zo hevig worden gegrepen door het spel dat geen enkele andere activiteit nog draaglijk voor hem is. Als hij zijn fortuin dan ook nog verliest, dan is hij voor de rest van zijn leven veroordeeld tot schier eindeloze verveling.’ ■● Speciale dank gaat uit naar Maj van Erven Dorens en Willem Kroesbergen voor het eindeloze geduld waarmee ze trictrac hebben gespeeld met de auteur, tot die het doorkreeg.
Pagina uit de Encyclopdédie van Diderot en d’Alembert met diverse speelborden
dobbelstenen, eerst en vooral naar een emotionele stimulans. Daarbij gold dat hoe groter het gevaar, hoe groter de kick en hoe zoeter dus het genoegen. Du Bos’ briljante analyse van de passie voor gokken werd later uitvoerig aangehaald in dat monument van de Franse Verlichting: de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert.
39
Noten De informatie voor dit artikel is ontleend aan de derde en vermeerderde versie van het anonieme Le Jeu du Trictrac, Paris 1715, aan de Encyclopédie (v.a. 1751) van Diderot en d'Alembert en aan de Académie Universelle des Jeux, Nouvelles édition, Amsterdam 1786. 1. Anon., Le Jeu du Trictrac, troisième edition, Paris 1715, p. i. 2. Ibidem, p. 2. 3. Ibidem, p. ii. 4. Voor een briljante uitleg van dit aspect van het leven in de Barok zie: M.S. Anderson, Europe in the Eighteenth Century 17-13-1783, London 1987. 5. Le Jeu du Trictrac, p. 3. 6. Ibidem , p. 13. 7. Voor een verslag van een gepassioneerd spelletje passedit dat eindigde in een steekpartij, zie: Diderot, Jacques le fataliste, Le livre de Poche, Paris 1983, p. 137. 8. Zie het artikel ‘Jeu’ in de Encyclopédie. 9. Idem. 10. Idem.
40
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
GEKWETSTE EER EN ENERVEREND WAPENGEKLETTER: DE KUNST VAN HET SCHERMEN
De zintuiglijke sensaties van het baroktijdperk III
ARCHIEF TOM 3 1997
TEKST / Marijke Schouten
BEELD / Duel uit de Encyclopédie van Diderot en d'Alembert, (Parijs, 1765)
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / Schermen
41
Parijse woning doodgestoken. Of hij niet snel genoeg was, of dat een degen toen al niet meer tot de vaste attributen van een heer behoorde, vermeldt de historie niet. In elk geval werd Hurlebusch, die van 1743-1765 de post van organist van de Oude Kerk in Amsterdam bekleedde, scheef aangekeken toen hij zich met vergulde degen en witzijden kousen op straat begaf ‘...eben wie ein Ambassadeur im Haag; da hingegen Amsterdammer Kaufleute, die verschiedenen Tonnen Goldes besitzen, sich ganz modest zu kleiden pflegen.’
H
et dragen van wapens was tot ver in de achttiende eeuw niet louter voorbehouden aan snode lieden, maar een vereiste voor iedere heer van stand. De degen maakte vast onderdeel uit van de kleding, en toonde behalve iemands sociale status ook zijn bereidwilligheid zijn eer te verdedigen als dat nodig mocht zijn. De Italianen begaven zich zelfs nooit op straat zonder tweezijdige bewapening: een degen links en een rapier rechts, voor alle voorkomende gevallen. Ook musici gingen niet onbewapend over straat en wisten hun mannetje te staan als de nood aan de man kwam. Wat te denken van bijvoorbeeld de jonge heethoofd Johann Sebastian Bach? Tijdens een schermutseling in 1703 op straat met een fagottist die zich ernstig door hem beledigd voelde (Bach noemde hem tijdens een repetitie dan ook een ‘Zippelfagottist’, een trutfagottist), trok hij onverwijld zijn degen. Bach was dus in staat een dergelijk wapen te hanteren, en alleen door tussenkomst van een leerling werd bloedvergieten voorkomen. Wie wel daadwerkelijk de degens met elkaar kruisten, waren de 23-jarige Mattheson en de 19-jarige Händel. De continuobegeleiding in Matthesons opera Cleopatra (1704) nam Händel voor zijn rekening, terwijl de componist zelf de rol van Antonius vervulde op het toneel. Toen Mattheson na Antonius’ zelfmoord in de derde akte zijn plaats aan het klavecimbel weer wilde innemen, weigerde Händel hem zijn plaats af te staan. De onenigheid liep zo hoog op, dat een duel volgde. Daarbij bracht Händel het er volgens Mattheson in zijn Ehren-Pforte alleen maar levend vanaf omdat een dodelijke steek afketste op een knoop van zijn jas. Leclair had minder geluk: in 1764 werd hij op de stoep van zijn
Aan het toch al royaal uitgevallen pretpakket van de Franse beau monde werd in de achttiende eeuw een aangenaam tijdverdrijf toegevoegd: het bezoeken van de schermzaal. In deze ontmoetingsplaatsen konden onder het genot van verversingen behalve lichte floretsteken ook de laatste nieuwtjes worden uitgewisseld. De ernstigste blessure die de galante nazaten van de middeleeuwse toernooiridders daarbij riskeerden was een schrammetje op het gezicht, dat door de dienstdoende arts onmiddellijk werd verzorgd zodat de sierlijk geklede dames met een gerust hart de verrichtingen van hun favoriet op de schermloper konden gadeslaan. Het mensvriendelijke, nieuwe wapen van de schermzaal, dat 'fleuret' of floret gedoopt was vanwege de gelijkenis van kling en kom met een bloem, typeert de stand van zaken in het achttiende-eeuwse schermen, waarbij het accent inmiddels was verlegd van kracht naar behendigheid en waarbij de punt, onschadelijk gemaakt door de beschermende dop, belangrijker was geworden dan het snijvlak. Schermen werd steeds minder de voorbereiding op het serieuze duel, en steeds meer boeiende sport met nauwkeurig vastgestelde spelregels. Dat was in de zeventienden eeuw wel anders geweest. In deze gouden eeuw van het duel, de tijd van D’Artagnan en Cyrano de Bergerac, bereikte het duelleren een hoogtepunt, wat tussen 1598 en 1608 aan meer dan achtduizend Franse edelen het leven kostte. Zelfs toen duels door Richelieu op straffe des doods werden verboden en de kerk op een gegeven moment niet alleen de duellisten maar ook de toeschouwers in de ban deed, wist men van geen ophouden. Naarmate het sportieve element bij het schermen in de achttiende eeuw sterker werd en wreedheid minder vanzelfsprekend, nam het aantal enthousiaste beoefenaars onder de hogere standen toe. Het succes van de nieuwe Franse schermschool deed topschermers uit heel Europa naar Parijs trekken. Onder hen bevond zich de Italiaanse graaf Angdo Tremamondo. Het duurde niet lang of het op sensatie worstelingen en gevechten – van een jachtpartij bij een feest tot grote militaire
42
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
Duel uit de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert, (Parijs, 1765)
zer was het minder vernederend als hij wist dat hij door een beroemd man was overwonnen.
veroveringen toe. Met een slag van dit wapen werd men ook tot ridder geslagen. De degen was lang en tweesnijdend, met een geul in het midden om het wapen minder zwaar en dus beter hanteerbaar te maken. Het was een wapen om mee te houwen en niet om mee te steken, zoals dat later gebruikelijk werd. Er kon een maliënkolder mee worden stukgeslagen en zelfs een zware helm mee worden gespleten; bij de toernooien was het wapen derhalve onmisbaar voor het behalen van de overwinning. Toen in de twaalfde eeuw de hoofse ideologie de omgangsvormen van de nieuwe ridderschap veredelde, ontstond langzamerhand een gedragscode waarin zelfbeheersing, geduld, beteugeling van hartstochten, zelfoverwinning en onverplichte gunsten verlenen hooggenoteerde eigenschappen werden. Een gevangen genomen ridder op zijn woord van eer vrijlaten om hem in de gelegenheid te stellen zijn eigen losgeld bijeen te brengen, in plaats van hem oneervol in een kerker te gooien tot zijn familie of vazallen hem vrijkochten, dát was hoofs gedrag. Net als de gewoonte van de onoverwinnelijke heer Walewein om zijn naam te noemen nadat hij een ridder had verslagen: hij was het niet verplicht, maar voor het gekrenkte zelfrespect van de verlie-
EEN FLINK LITTEKEN OP DE WANG GOLD DAN OOK ALS BEWIJS VAN MOED
In de zeventiende en achttiende eeuw was de degen een verplicht onderdeel van de kleding van aanzienlijken. Het maakte de maatschappelijke positie van de drager duidelijk en gaf aan dat hij indien nodig zou vechten en zich niet als een lafaard zou onttrekken aan een uitdaging om te duelleren. Een flink litteken op de wang gold dan ook als bewijs van moed, wat onder Duitse studenten – tot ver in deze eeuw! – gecultiveerd werd in de Schlagenmensur, een vorm van duel waarin met een scherpe sabelpunt op het gezicht gericht werd, waarna de ‘Kratz’ toelating tot een van de studenten corpora garandeerde. Voor de degen gold de restrictie dat deze alleen mocht worden gekruist met gelijken; edellieden die door een mindere waren beledigd lieten zo iemand door hun bedienden gewoon een aframmeling geven, terwijl werkelijk gevaarlijke tegenstanders via sluipmoordenaars werden uitgeschakeld.
Gekwetste eer Uit Oliviers bedekte termen ‘eer’ en ‘betreurenswaardige omstandigheden’ valt op te maken dat een achttiende-eeuwse aristocraat zijn wapen niet meer voor ieder wissewasje uit de schede zou trekken, maar dat de herinnering aan de roemruchte zeventiende-eeuwse degenvechters toch nog te vers in het geheugen lag om een gevoelig onderwerp als gekwetste eer via een gewone mondelinge verontschuldiging uit de wereld te helpen. En aangezien onder gekwetste eer niet alleen al te zeer op de proef gestelde verdraagzaamheid werd verstaan, maar ook minder hoogstaande gemoedsaandoeningen als wraak, hoogmoed, afgunst en zelfoverschatting, werden er nog gedurende het hele ancien régime – tot de Franse Revolutie voor korte tijd alle duels verbood en de schermzalen sloot – uitdagingsbrieven tussen edellieden uitgewisseld. De tekst daarvan luidde volgens de regels van de kunst van het duelleren: ‘Mijnheer, alles wat u hebt gezegd, hebt laten zeggen, hebt geschreven of hebt laten schrijven waarbij mijn eer werd aangetast, was onbeschaamd gelogen. Op schrift wil ik u geen onbeschofte beledigingen toevoegen, welke meer passend zijn voor lieden van lage afkomst dan voor cavaliers. Ik behoud mij derhalve het recht voor met de degen in de hand met u te spreken.’ Zo’n ‘gesprek’ vond plaats in de openlucht en bij het aanbreken van de dag, voordat de zon een van de partijen in de ogen zou schijnen. Na een groet aan de secondanten van de tegenpartij en de aanwezige arts luidde het commando ‘A vous’ en kon het duel zijn loop nemen. ■●
Title / Subtitle
Schermschool van de universiteit van Leiden, Willem Isaacsz. van Swanenburg naar Jan Cornelisz. van 't Woudt, 1644. Rijkmuseum, Amsterdam
43
44
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
EEN LUST VOOR HET OOG: DE FORMELE TUIN
De zintuiglijke sensaties van het baroktijdperk IV ARCHIEF TOM 4 1997
TEKST / Jolande van der Klis
BEELD / Gravure fontein in de tuin van Aldobrandini bij Rome
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / De formele tuin
45
‘De Fransen hebben vóór het tijdperk van Lodewijk XIV geen enkel idee van tuinarchitectuur of tuinieren gehad. Pas onder deze vorst is door André le Nôtre die kunst ontstaan en geperfectioneerd [... ]. Hij was een van die genieën die door de natuur werden begiftigd met de uitzonderlijke smaak en scherpzinnigheid die het ontwerpen en decoreren van tuinen vereist. Op dit gebied is hij ongeëvenaard en ook zijn meerdere heeft hij nooit leren kennen. Aan hem alleen danken wij de wonderen die de verrukkingen uitmaken van onze koninklijke paleizen en lustoorden.’ Aldus de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert uit 1751.
T
oen de Zwitserse filosoof De Crousaz in zijn Traité du beau (1715) onderstreepte dat verveling van alle menselijke emoties wel het moeilijkst te verdragen is (zie: Alles beter dan verveling, TOM 1, 1997), gaf hij tegelijkertijd ook drie kerneigenschappen aan die de potentie hebben onze verveling afdoende te verdrijven: omvang, originaliteit en veelzijdigheid. ‘Een zeer hoge kerktoren bevalt ons veel meer dan een kleine torenspits en we zien liever een berg dan een heuveltje; we ervaren daarbij meer schoonheid omdat zoiets zich levendiger aan ons presenteert en ons dus meer bezighoudt, zozeer zelfs dat we er langer bij verwijlen om onze ogen goed de kost de geven.’ Aldus De Crousaz, die er nog aan toevoegt: ‘Hoe nieuwer een indruk is, hoe meer de toestand waarin wij ons aanvankelijk bevinden, wordt gewijzigd.’ Iets groots, iets origineels of veelzijdigs verhoogt dus onze opmerkzaamheid, waardoor het gevoel te léven zich sterker aan ons opdringt, ons bestaan in zekere zin zelfs bevestigt: ik voel, dus ik ben. Nergens sterker dan in de tuinarchitectuur van de zeventiende en achttiende eeuw kunnen deze drie eigenschappen in zo’n zuiver gecombineerde vorm worden teruggevonden. Beginnend bij de tuinaanleg van Versailles onder Lodewijk XIV sloeg na 1665 door heel Europa de tuingekte onder het vermogende deel der mensheid toe, waarbij het tegen elkaar opbieden qua uitgestrektheid, afwisseling en de nieuwste snufjes een groot deel van zowel de aandacht als de financiële reserves opeiste.
Le Nôtre ontleende zijn ideeën aan André Mollet, de intendant van de koninklijke paleizen onder Lodewijk XIII en schrijver van Jardin de Plaisir (1651). En Mollet had het weer van Olivier de Serres, die in1600 in zijn Théâtre d’Agriculture het voor Frankrijk nieuwe gedachtegoed omtrent tuinarchitectuur verwoordde zoals Maria de Medici dat na haar huwelijk met Hendrik IV als bruidsschat meebracht. De tuinkunst op geometrische grondslag, zoals zij die in Italië gewend was, moest in Noord-Europa, met zijn veelal middeleeuwse ommuurde tuinen, nog geboren worden. Nee, dan Italië. Daar, geholpen door natuurlijke hoogteverschillen, snelstromende bergbeken en de rijke zuidelijke vegetatie, had zich in de zestiende eeuw een tuinarchitectuur van formaat ontwikkeld. De tuin van Aldobrandini bij Rome vormt hiervan met zijn verbluffende waterhuishouding het hoogtepunt. In het zicht van de villa ontspringt een bergbeek bovenaan de beboste helling uit een grot, waarna het water via een watertrap met zo’n geweld in een bassin neerstort, dat het zich op eigen kracht in holle pilaren weer een weg omhoog baant, om tenslotte van bovenaf door sleuven spiraalsgewijs langs dezelfde pilaren weer naar beneden te slingeren alvorens zijn weg bergafwaarts te vervolgen. John Evelyn, die de tuin in 1645 bezocht, schrijft: ‘Helemaal onderaan bevindt zich een kunstmatige grot, waarin waterorgels en verschillende soorten vogels op waterkracht tsjilpen en bewegen, en waar allerlei andere vertoningen en verrassende uitvindingen te zien zijn. [ ... ] Zo zijn er een heleboel manieren bedacht om argeloze bezoekers nat te spuiten, zodat je je nauwelijks kunt verplaatsen zonder een nat pak te halen. [ ... ] Maar de weergave van een storm is het meest overtuigend: er is zo’n geweld van regen, wind en donder dat het lijkt alsof je in een gigantisch noodweer bent terecht gekomen.’ Het natte pak kan hier zeer letterlijk genomen worden. De Franse filosoof Charles de Brosses be-
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
Parterre met broderiemotieven, André Le Nôtre, 1670 - 1680
schrijft in 1739 een tripje waarbij hij en zijn metgezellen in het nabij gelegen Mondragone door plotseling spuitende waterslangen werden verrast, om daarna actief in het waterballet te participeren. Na huiswaarts te zijn gekeerd om zich te verschonen werden zij vervolgens in Aldobrandini opnieuw door ‘bedriegertjes’ bespoten. Met als gevolg dat het gezelschap, door zijn droge kleren heen, het schamele diner noodgedwongen op de kamer moest gebruiken.
Tweezijdige symmetrie De bloei van de echte ‘formele’ tuin met zijn strenge lijnenspel speelde zich echter niet in Italië, maar in Noord-Europa af. De ontwerpen van André Mollet, met zijn strakke tweezijdige symmetrie, geschraagd door assenstelsels, met waterpartijen, fonteinen en parterres (rechthoekige vakken met een gestileerde beplanting), zijn er de neerslag van. De tuin moest bewonderd kunnen worden vanuit een centraal punt in het hoger gelegen huis. Bomen, hagen of schuttingen die het uitzicht zouden kunnen belemmeren waren daarbij niet gewenst. Allereerst moest de blik gevangen worden door de parterres de broderie, die bestonden uit ‘borduurwerken’ van een door buxushaagjes omsloten lijnenspel opgevuld met planten, wit zand en gekleurd steenslag. De parterres d’angloise, eenvoudiger uitgevoerde grasparterres, lagen wat verder van het huis af en werden gevolgd door bosquets, in het Nederlands ook wel wildernis genaamd en bestaande uit geometrisch gerangschikte boomaangeplant van verschillende hoogte. Maar de strenge belijning van de formele tuin was maar één aspect van de verbluffende weelde die het geheel diende uit te stralen. Paden omzoomd met heggen moesten in de bosquets zo geraffineerd worden aangelegd dat zij telkens een verrassend uitzicht boden op fonteinen of beelden. Fraaie taferelen, geschilderd op linnen en verplaatsbaar (bij regen werden ze fluks naar binnen gebracht),
standbeelden op sokkels, grotten, vormsnoeiwerk, volières, fonteinen en waterwerken, overal moest worden geappelleerd aan de wens van de wandelaar om verrast te worden. Van deze avontuurlijke bosquets was het nog maar een kleine stap naar de populaire doolhoven, waarin het betreden van elk doodlopend pad beloond werd met een zinnenstrelende ervaring. Ook een sterrenbos, een groot aangelegd bos met een sterpatroon van ruiterpaden uitkomend op een centraal punt met de een of andere bezienswaardigheid zoals een belvedère of uitkijkpost, mocht in geen enkele formele tuin van stand ontbreken. De ideeën van André Mollet, vastgelegd in de vele nagelaten ontwerpschetsen van zijn hand, bleven voor het merendeel fantasie. Het was André le Nôtre die zijn gedachtegoed als eerste op grote schaal in praktijk bracht. Hij is de man die Versailles op verzoek van Lodewijk XIV omtoverde tot een verpletterende lustoord waar alle vorsten van Europa, al of niet in onmin met Frankrijk levend, wel een voorbeeld aan móésten nemen. Sinds Versailles besefte de royalty van Europa dat ook de tuin, als getemde en opnieuw geordende natuur, in het verlengde van de pracht en praal van het paleis zelf, de ongebreidelde macht van de bezitter diende te symboliseren.
André Le Nôtre, geschilderd door Carlo Maratta, circa 1680
46
Vaux-le-Vicomte Maar het was niet Lodewijk die Le Nôtre als eerste in de gelegenheid stelde zijn baanbrekende werk op deze schaal te verrichten. Die eer komt toe aan zijn eerzuchtige minister van financiën Nicolas Fouquet, die al onder Mazarin het koninkrijk diende en zichzelf daarbij niet vergat. In 1641 kocht hij nabij Parijs gronden met drie dorpen erop, verplaatste die en legde op het aldus ontstane uitgestrekte terrein tussen 1656 en 1661 het paleis en de tuinen aan van Vaux-le-Vicomte. Le Vau werd de architect van de gebouwen, de schilder Le Brun hield zich
De tuin heeft een centrale lengteas die van het voorplein dwars door het huis helemaal tot achterin de tuin doorloopt. Eindpunt vormt een metershoog Herculesbeeld dat, staande op een glooiende helling, zich imposant tegen de hemel aftekent. Drie dwarsassen worden gevormd door lanen en een kanaal. De tuin is in zijn geheel open en wordt alleen omzoomd door bospartijen waarin schaduwrijke plekjes zijn gecreëerd. Volstrekte symmetrie beheerst de parterres de broderie, die qua ligging en afmetingen zijn afgestemd op het huis en tot achterin de tuin zijn aangelegd, afgewisseld met waterpartijen. De tuin is in al zijn elegantie en beheersing een voortzetting van het huis en kan in zijn geheel opgevat worden als een decor, dat door Le Nôtre perspectivisch is uitgewerkt. Fouquet bereidde de kersverse koning Lodewijk XIV op 17 augustus 1661 een schitterende ontvangst op het zo juist voltooide Vaux. Het programma, opgesteld door Le Brun, omvatte een wandeling door de tuinen, gevolgd door de bezichtiging van het kasteel. Daar aanschouwde Lodewijk Le Bruns meesterwerk: de zon, gesitueerd in een paleis van vlammen, waaromheen deuren zich bewogen als zijn dochters: uiteraard een metafoor voor de gastheer. De tuin diende vervolgens als het ravissante decor voor een diner, een ballet van Lully, een lofrede op de koning en een opvoering van Molières Les Fricheux met decors van Le Brun. Verlichte fonteinen spoten, vergulde gondels voeren de gasten rond en een immens vuurwerk met oorverdovende knallen besloot het feest. Lodewijk, alhoewel gevleid, was vooral ook beledigd door dit onverhulde machtsvertoon. Geen enkele van de koninklijke verblijven kon zich meten met deze weelde. Bovendien oordeelde Lodewijk de tentoongespreide rijkdom zo verdacht, dat hij Fouquet op 5 september liet arresteren en tot levenslang veroordelen. Alles wat Vaux tot lustoord maakte, eigende Lodewijk zich vervolgens letterlijk of figuurlijk toe. Alle in Vaux werkzame kunstenaars moesten zich beschikbaar stellen, terwijl de vele tuinbeelden en vazen werden gevorderd. Voor Le Nôtre betekenden deze ontwikkelingen zijn grote doorbraak. Direct in1661 werd begonnen met de bouw van een nieuw paleis op het terrein van het jachtslot Versailles, waarvoor Le Vau de ont-
werpplannen tekende. Vaux-le-Vicomte was het grote voorbeeld, en gedurende de volgende veertig jaar groeide Versailles uit tot het meest toonaangevende vorstenverblijf in Europa. Zelfs het imago van Zonnekoning dankte Lodewijk XIV aan zijn kleurrijke minister, die nooit meer vrijkwam en in 1680 in gevangenschap stierf.
Versailles De tuinen van Versailles kregen een ook voor die tijd ongelooflijke omvang, waarbij kosten noch moeite werden gespaard voor het egaliseren van het terrein, het graven van kanalen en het verplaatsen van volgroeide bomen. Een twee kilometer lange lengteas loopt door het Petit Parc, beginnend bij de koninklijke slaapkamer, het belangrijkste vertrek van het gebouw vanwege de koninklijke ontvangsten aldaar, en eindigend bij de fontein gewijd aan de Zonnegod Apollo. Daarachter strekt zich in dezelfde richting het 1,5 kilometer lange Grand Canal uit. Parterres de broderie en een parterre d’eau bevinden zich direct voor het paleis. Verderop in het park is meer aanplant in de vorm van bosquets te vinden die, doorsneden door lanen met telkens op strategische punten beelden, vazen en fonteinen, ieder een eigen thema had den. Het labyrint van Versailles herbergde tientallen fonteinen gewijd aan de fabels van Aesopus, ‘avec son explication en quatre vers.’ Bezichtiging van het complete park, een must voor
Plattegrond van tuin in Versailles met Latona-fontein, anoniem, naar André Le Nôtre, 1650 - 1700
bezig met de decoraties en André le Nôtre ontwierp de tuin. Door de verbluflend korte ontstaansperiode van vijf jaar en de eendrachtige samenwerking tussen de drie ontwerpers, is Vaux-le-Vicomte een schoolvoorbeeld geworden van de beoogde architectonische eenheid van de formele stijl.
47
Nicolas Fouquet, Minister van Financiën 1653-1661
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / De formele tuin
48
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
Het paleis en de tuinen van Vaux-le-Vicomte
alle gasten, duurde een hele dag. Lodewijk had er zelf een rondleiding voor opgesteld: La Manière de Montrer les Jardins de Versailles, waarvan verschillende versies bestaan. De ‘manière’ was een regelrechte verordening voor de volgorde waarin de verschillende aspecten van de tuin moesten worden bekeken. Aangekomen bij het Grand Canal konden bevoorrechte gasten het traject naar de Menagerie (dierentuin) en het Trianon (het retraite-oord van de koning) afleggen op een van de volwaardige zeilschepen, het fregat, de galei of een van de twee gondels, altijd gevolgd door een andere boot met muzikanten. Behalve als veerboten werden de schepen ook voor spiegelgevechten gebruikt; een detachement Venetiaanse zeelieden was daartoe permanent ondergebracht in Versailles. Tijdens het beroemdste spektakel op Versailles in 1664, getiteld Les Plaisirs de l’Ile Enchanté, vonden in de tuinen een week lang toernooien, spiegelgevechten, opera’s, toneel-, balletvoorstellingen en vuurwerken plaats.
Water en in het bijzonder de fonteinen speelden een heel belangrijke rol op Versailles. Steeds grotere en mooiere waterwerken moesten worden aangelegd, en die moesten in opdracht van Lodewijk altijd spuiten ‘à gueule bée’: met wijd geopende bek. Maar de realisitie hiervan was een voortdurend probleem. Omdat er geen verval was in het vlakke terrein, konden de fonteinen in elk geval nooit allemaal tegelijk spuiten. Daarom hanteerde men een uitgekiend systeem van na elkaar in werkingtredende waterwerken. Voor de koning en zijn gasten uitsnellende jongens gaven met fluit- en vlagsignalen aan hoe ver het gezelschap op zijn wandeling gevorderd was en welke fonteinen dus in werking dienden te worden gesteld.
Het Loo De invloed van Versailles was enorm. In Zweden verrees Drottningholm, in Rusland de Peterhof, in Wenen Schönbrunn en in Duitsland bijvoorbeeld
Schleissheim en Augustusburg. Ook (het vernieuwde) Hampton Court in Engeland en Het Loo bij Apeldoorn, de voornaamste paleizen van Willem III, zijn door Lodewijks levenswerk geïnspireerd. In de loop van de zeventiende eeuw waren door André Mollet in Nederland (Honselaarsdijk)en Engeland (Hampton Court) wel parterres aangelegd, maar geen van de tuinontwerpen sloot in geometrisch opzicht aan bij het huis, zoals in Versailles. Toen Willem III in 1650 stadhouder werd, erfde hij behalve Honselaarsdijk ook een aantal andere hofsteden. Maar de stadhouder had iets groters en moderners in zijn hoofd voor zijn gestaag groeiende jachtequipage en verwierf daartoe in 1684 Het Loo, dat uitgestrekte terreinen en de bijbehorende jachtrechten bezat. Jacob Roman realiseerde tussen 1685 en 1690 de bouw in baksteen van het corps de logis, het hoofdgebouw, ter weerszijden waarvan colonnades (zuilengalerijen) en vleugels verrezen. Toen Willem en zijn Engelse echtgenote Mary na de vlucht van Jacobus II naar Frankrijk in 1689 gekroond werden tot koning en koningin van Engeland, kreeg Willems vertrouweling Hans Willem Bentinck de penibele taak toebedeeld als ambassadeur in Frankrijk de ergste gevoeligheden glad te strijken. Daar maakte Bentinck, zelf een fervent tuinliefhebber en bewoner van de schitterende buitenplaats Sorgvliet, kennis met de inmiddels hoogbejaarde Le Nôtre. De opzet van Het Loo, nog verkerend in de eerste bouwfase, kreeg daardoor een nieuwe impuls die meer paste bij de nu koninklijke status van Willem. Terwijl Daniël Marot, een gevluchte Franse hugenoot, vanaf 1690 de inrichting van de vertrekken en de tuinen voor zijn rekening nam, werden de collonades bij de bassecour (het voorplein) vervangen door twee maal twee paviljoens. De verdiepte siertuin werd verdubbeld en de colonnades, die beklommen konden worden en een schitterend uitzicht boden, kregen een plaats als afsluiting daarvan. Het idee van de geometrische tuin aanleg en de architectonische eenheid van huis en tuin is op Het Loo nauwgezet uitgevoerd. De hoofdas van het geheel begint al voor het paleis en loopt dwars door het paleis heen tot aan het einde van de tuin. De vorm van de verdiepte benedentuin is rechthoekig en wordt links en rechts omsloten door 4 meter hoge met gras beklede wandelterrassen – een typisch Nederlands verschijnsel dat op Het Loo ook van praktische betekenis was doordat het bescherming bood tegen het voortdurende stuiven van het zand van de in die tijd nog vrijwel onbegroeide Veluwe.
VERTIER IN VROEGER TIJDEN, IDEEËN VOOR VANDAAG? / De formele tuin
Het geheel, waarin zich drie bassins en acht vierkante parterres bevinden – de vier binnenste met broderie, de vier buitenste à l’angloise –, wordt doorsneden door de oprijlaan naar het Oude Loo, waarachter de boventuin is gelokaliseerd. Op het westen, naast het corps de logis, bevond zich de koningstuin, met als opvallendste kenmerk de klosbaan of boulegrin (afgeleid van ‘bowling green’) waarop een soort croquet werd gespeeld. De aan de oostkant gelegen intiemere Koninginnetuin herbergt onder meer een berceau, een geheel van schaduwbiedende loofgangen van evengrote afmering als de klosbaan. Vanuit het onderhuis was er toegang tot deze tuin via de Koninginnegrot, een half ondergrondse ruimte met schelpen- en marmer mozaïk waarin zich behalve twee fonteintjes ook een binnen- en een buitenvolière bevonden.
Doolhof in de tuinen van Paleis het Loo, Jan van Call (I), 1694 - 1697
Waterwerken Het water voor de bassins, fonteinen en cascades of watertrappen werd over soms zeer grote afstanden, tot 9 kilometer toe, aangevoerd uit drie verschillende sprengen, waarbij vooral de in de Boventuin aangelegde Koningssprong, dié goed zichtbaar moest zijn vanuit het corps de logis en daarom met 33 stralen en zo’n 13 meter hoog diende te spuiten, een krachtige toevoer vroeg. Waterwerken als vermaak in de vorm van de verraderlijke bedriegertjes mochten ook in de Noord-Europese zeventiende-eeuwse lusthoven niet ontbreken. Op Het Loo waren zulke natte verrassingen onder andere multifunctioneel verwerkt in de terrassen en graspaden: zo kon meteen het gras worden gesproeid.
Er is een beschrijving van Willems lijfarts Walter Harris van een rondgang door de tuinen van Het Loo, daterend van omstreeks de voltooiing van He Loo in 1695, die veel weg heeft van die van Lodewijk voor Versailles. De perspectivische werking van de tuin als toneeldecor wordt versterkt door de ‘coulissen’ ter hoogte van de verschillende dwars-
49
assen. Voor verticale accenten zorgen fonteinen, vazen, gesnoeide bomen en beelden die met hun symbolische betekenis telkens een ander aspect van Willem als heerser benadrukken. Direct buiten de ommuring van de siertuin lagen oorspronkelijk nog weer andere tuinen, waaronder een doolhof, een kruidhof, een aantal grote visvijvers, moestuinen, wildweides en sterrenbossen. De uitgestrektheid van deze buitentuinen maakte het bezichtigen ervan te paard wenselijk.
Het Loo in de achttiende eeuw Veel plezier heeft het koninklijk paar niet van Het Loo gehad. Mary stierf eind 1694 in Londen aan de pokken, zonder na haar kroning Het Loo ooit te hebben teruggezien. Toen ook Willem in maart 1702 overleed viel na nog geen vijftien jaar het doek voor Het Loo als barokke koninklijke residentie – een lot dat Versailles bijna een eeuw later pas beschoren was. Juist de zintuiglijke aspecten van de formele tuin waren tijdens de politieke omwentelingen in Frankrijk en Nederland rond 1800 het doelwit van de getergde burgerij. De buitenschilderingen, de gecompliceerde waterwerken, de volières en menagerieën, de weidse labyrinten en de vergulde gondels, alles wat herinnerde aan de buitensporigheid van de toenmalige monarchie werd grondig uitgevlakt. Wellicht is dat de reden waarom bij de gerestaureerde tuinen uit de barok uitgerekend de wufte aspecten veelal niet opnieuw zichtbaar zijn gemaakt. Het strenge symmetrische lijnenspel dat op Versailles en Het Loo is teruggekeerd, wordt nu al te gemakkelijk, versleten voor typisch barok, terwijl het allesverklarende credo van de Crousaz, als spreekbuis van zijn tijd, naar de achtergrond is verdwenen: ‘Wij zijn geboren om vervuld van gevoel en aandoeningen te leven.’ ■●
Literatuur Christopher Thacker, Tuinen door de eeuwen heen, Amsterdam 1979 David Jacques & Arend Jan van der Horst red., De tuinen van Willem en Mary, Amsterdam/Zutphen 1988 Drs. A.C. Kranenburg-Vos, Het Loo, bouw, bewoning en restauratie, Amersfoort 1986 John Dixon Hunt ed., The Dutch Garden in the Seventeenth Century, Washington DC 1990
50 50
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
CD’s
BERNARDI: LUX ÆTERNA – EIN SALZBURGER REQUIEM VOCES SUAVES & CONCERTO SCIROCCO ARCANA A470
TEKST / Joost van Beek (JvB) Geerten Jan van Dijk (GJvD) Albert Edelman (AE) Eddie Vetter (EV)
Na hun succesvolle reanimatie van Giovanni Croce, maestro di cappella van de San Marco in Venetië, nemen de Zwitserse ensembles Voces Suaves & Concerto Scirocco ons ditmaal mee naar Salzburg. Daar was van 1628 tot 1634 een zekere Stefano Bernardi werkzaam als Kapellmeister van de Dom. Bernardi, geboren in Verona en een tijdgenoot van Monteverdi, leidde lange tijd een tamelijk onopvallend bestaan als kerkmusicus, eerst in zijn vaderland en later in Neisse (destijds onderdeel van het Habsburgse Rijk, thans onder de naam Nysa tot Polen behorend). Zijn statuur veranderde toen het stadsbestuur van Salzburg hem in 1627 benaderde met de vraag of hij het volgende jaar de artistiek leider wilde zijn van het wijdingsfestival ter ere van de nieuwe Dom (de oude was na een hevige brand gesloopt). Dat liet Bernardi zich begrijpelijkerwijs geen twee keer vragen. Tijdens het festival werden diverse van zijn composities uitgevoerd, waaronder een Te Deum voor twaalf separaat opgestelde koren van zangers en instrumentalisten. Deze werken zijn helaas niet bewaard gebleven, maar als we afgaan op een overgeleverd getuigenverslag moeten ze veel indruk hebben gemaakt. Bernardi zou uiteindelijk zes jaar in Salzburg blijven, een periode waarin hij het hoogtepunt van zijn loopbaan bereikte. Hij leverde er een belangrijke bijdrage aan de integratie van de Italiaanse nuovo stile met als belangrijke kenmerken de meerkorigheid en de concertante stijl. De hoge kwaliteit van zijn muziek blijkt onmiskenbaar uit zijn Requiem, waarvan het manuscript nog altijd in de archieven van de Dom ligt opgeslagen. Hij schreef het werk niet lang na het wijdingsfestival, een specifieke aanleiding is niet bekend. De indrukwekkende dodenmis van bijna drie kwartier krijgt van de Zwitsers zijn gedroomde discografische première. De loepzuivere zang en de slanke klank van het orkest doen het innige karakter van deze muziek volledig recht. In dat licht verdienen ook de opnametechnici beslist een pluim. De cd bevat verder nog drie motetten en evenzoveel instrumentale werken van Bernardi. Het gaat te ver om deze stukken als ‘bonus’ te bestempelen, maar duidelijk is dat het Salzburger Requiem hier de kroon spant. Een juweel van een cd! JvB
CD’S Cd’s
NOWELL SYNGE WE BOTHE AL AND SOM GOTHIC VOICES LINN CKD 591
LA GALANÍA & RAQUEL ANDUEZA ANIMA E CORPO AEC007
51
PORSILE: MANNAGGIA AMORE, CANTATAS FOR SOPRANO STEFANIE TRUE & LA CICALA O.L.V. INÊS D’AVENA PASSACAILLE 1061
Señoritas y señores: Raquel Andueza Het veertigjarige Britse ensemble
is terug, en hoe! Na een moeilijke tijd
Giuseppe Porsile is een van die vele
Gothic Voices treedt al een kwarteeuw
van zoeken waarin haar stem het bijna
nobele onbekenden uit de muziek-
op in min of meer dezelfde samenstel-
begaf, herontdekte ze stap voor stap
geschiedenis, wereldberoemd in zijn
ling. Bij de oprichting van de groep
haar eigen, ware geluid. En dat weet
eigen tijd om vervolgens samen met
waren vocale uitvoeringen zonder
te betoveren, zo liet ze vorig jaar ho-
zijn muziek zachtjes van het toneel te
opdringerige instrumenten buitenge-
ren tijdens het Festival Oude Muziek
verdwijnen. Nochtans schreef hij niet
woon verfrissend. Een schat aan mid-
in haar programma rond de ‘verloren
voor de minsten: bronnen melden dat
deleeuws repertoire is zo toegankelijk
dans’. Daarvan is nu een pracht-cd
hij ten huize van Richelieu in Wenen bij
gemaakt voor hedendaagse luiste-
verschenen. Het gekozen repertoire
de verjaardag van Lodewijk XIV een
raars. Met dit ‘feest van kerstmuziek
zou rond 1600 de Spaanse goede ze-
cantate mocht produceren met in de
in
zetten
den hebben bedreigd in woord, klank
hoofdrol Faustina Bordoni, vlak voor de
de tenoren Steven Harrold en Julian
én daad: verboden dansliederen, die
diva assoluta haar operadebuut maak-
Podger samen met de mezzosopraan
meestal zonder muziek overleefden,
te in de Habsburgse hofstad. De can-
Catherine King en de bariton Stephen
of juist alléén in muziek, ontdaan van
tates op deze heerlijke cd zijn beschei-
Charlesworth de rijke traditie voort.
hun al te pikante poëzie. Vertrekkend
dener van omvang, vrijwel steeds met
De muziek op deze cd was indertijd
vanuit de doorgaans toch eerder
blokfluit (hier bespeeld door La Cica-
niet alleen bestemd voor advent en
kunstige dan vulgaire teksten deed
la’s artistiek leider). De uitzondering is
kerst, maar ook voor het feest van
het ensemble La Galanía voor de re-
Qual per ignoto calle voor sopraan en
Maria Boodschap (25 maart). Het is
constructies beroep op zijn vaste
continuo (met de fabelachtige cellis-
een uitgekiend en afwisselend pro-
partner, musicoloog Álvaro Torrente,
te Rebecca Rosen), die trouwens ook
gramma met voornamelijk compo-
met verrukkelijk resultaat. De woor-
wel aan Vivaldi wordt toegeschreven,
sities uit de vijftiende eeuw: een- en
den springen vol leven van Andueza’s
maar dan in een versie voor altstem.
meerstemmige gezangen, bekende
lippen, begeleid door haar trouwe in-
Stefanie True schittert voortdurend, al
en minder bekende carols, maar bij-
strumentalisten met hun waaier aan
had ze in het klankbeeld gerust promi-
voorbeeld ook een misdeel van Leo-
kleuren en ritmes. Zarabanda, folías,
nenter naar voren mogen komen. Een
nel Power en een schitterend motet
canarias, seguidillas, vormen die we
Nederlands topproduct! AE
van John Dunstaple. Perfectionisme
leerden kennen dankzij de pionier
en musiceerplezier gaan nog altijd
van de Iberische oude muziek en die
hand in hand bij de Gothic Voices. EV
nu feller dan ooit klinken, gedragen
EL BAILE PERDIDO
door de jongere generaties. Gaat dat
middeleeuws
Engeland’
horen! AE
52
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
COSSONI: EINSIEDLER VESPER VOKALENSEMBLE NOVATIQUA BERN & KESSELBERG ENSEMBLE SOLO MUSICA SM 326
DUMESNY, HAUTE-CONTRE DE LULLY REINOUD VAN MECHELEN & A NOCTE TEMPORIS ALPHA 554
COLONNA: O SPLENDIDA DIES SCHERZI MUSICALI O.L.V. NICOLAS ACHTEN RICERCAR RIC 406
Met de achtstemmige psalmzetting
‘Natuur heeft hem geschapen, en
Giovanni Paolo Colonna was een
Laudate pueri Dominum van Carlo
kunst maakte hem een ster,’ aldus
muzikale duizendpoot. Naast orgel-
Donato Cossoni (1623-1700) is iets
een ooggetuige van de ‘meteorische’
bouwer was hij actief als organist,
bijzonders aan de hand. In het ma-
carrière van Louis Gaulard Dumesny.
muziekdirecteur
nuscript zijn alleen de partijen van
De zanger werkte zich vanuit het koor
hij opera’s en oratoria. Als kapel-
sopraan 1 en sopraan 2 volledig geno-
op tot een van dé stemmen van de
meester was hij verantwoordelijk
teerd. De overige stemmen zijn in lan-
Parijse opera, persoonlijk opgeleid
voor de kerkmuziek in de San Petro-
ge notenwaarden uitgeschreven, zon-
door alleenheerser Jean-Baptiste Lul-
nio-basiliek van Bologna. Het gigan-
der ritmisch verloop. Er moest dus het
ly zelf. Dumesny is de eerste van drie
tische kerkgebouw inspireerde hem
een en ander worden gereconstrueerd
haute-contres in wier huid Belgiës
– en vele collega-componisten – tot
voordat deze onbekende koormuziek
bejubelde Reinoud Van Mechelen de
groots
tot klinken kon worden gebracht.
komende jaren wil kruipen, een uit-
Beroemd zijn de twee tegenover el-
Het is niet helemaal duidelijk waar-
stekend excuus voor een overzicht
kaar geplaatste renaissance-orgels.
om de Milanese maestro di cappella
van les plus grands tubes van de tra-
Het is maar de vraag of de delen uit
Cossoni een groot deel van zijn par-
gédie lyrique – verfrissend na het le-
Colonna’s Opus 3 die op deze cd klin-
tituren aan de abdij van het Zwitser-
ger sopranen (en recent een bas) dat
ken ooit zijn uitgevoerd in de San
se Einsiedeln schonk. Wel is bekend
zo graag grasduint in de Grand Siè-
Petronio. De klein bezette en zeer
dat zijn muziek daar tot ver in de
cle. Het rijke en stijlvolle programma
beweeglijke
negentiende eeuw werd uitgevoerd,
zoekt naast Lully ongekende dieptes
of drie stemmen zouden verdrin-
zij het met de nodige aanpassingen.
op met onder anderen Collasse, Char-
ken in het 142 meter lange kerkge-
Het zijn ook twee Zwitserse ensem-
pentier, Gervais en Campra, de ene
bouw met een nagalm van twaalf
bles die op deze cd optimaal samen-
air tendre nog mooier dan de andere.
seconden. Aannemelijker is dat ze
werken in een vesper zoals de monni-
Van Mechelen hoeft zich nauwelijks
werden uitgevoerd in de kapel van
ken van Einsiedeln die ooit uitgevoerd
nog te bewijzen, al blijf ik soms ha-
een van de vele palazzi in Bologna.
zouden kunnen hebben. De rijke dub-
ken achter zijn Frans, dat een eigen
De muziek van Colonna valt op door
belkorigheid van Cossoni’s psalmzet-
vorm van historiserende uitspraak
de directe benadering van de tekst,
tingen steekt fraai af tegen de een-
lijkt te zoeken. A nocte temporis in
essentieel voor de schoonheid van dit
stemmige antifonen. Ook erg fijn: die
luxebezetting kan zich ondertussen
repertoire. Tegelijk slagen de zangers
barokharp die overal zo heerlijk door-
gemakkelijk meten met de groten. AE
van Scherzi Musicali erin de vele voor-
heen sprankelt. GJvD
en
opgezette
componeerde
meerkorigheid.
motetten
voor
twee
geschreven coloraturen tot hun recht te laten komen. Hun briljante stemmenpracht wordt gedragen door variërende basso continuo-kleuren van orgel, theorbe, violone en luit. GJvD
CD’S
53
TOCCATA: FROM CLAUDIO MERULO TO JOHANN SEBASTIAN BACH ANDREA BUCCARELLA RICERCAR RIC 407
MOREL: PIÈCES DE VIOLE FUOCO E CENERE O.L.V. JAY BERNFELD PARATY 129264
DUEL – PORPORA AND HANDEL IN LONDON LE CONCERT DE L’HOSTEL DIEU O.L.V. FRANCK-EMANUEL COMTE ARCANA A461
Dit is de eerste solo-cd van Andrea
Over de Franse gambist en compo-
Liefhebbers van oude muziek moeten
Buccarella, die ooit zijn muzikale car-
nist Jacques Morel is weinig bekend.
de stem van Giuseppina Bridelli on-
rière is begonnen als koorknaapje
Hij moet ergens tussen 1680 en 1730
dertussen al wel kennen. Ze werkte
in de Sixtijnse Kapel. In 2018 won hij
hebben geleefd. Waarschijnlijk had
samen met tal van gerenommeerde
het concours van Musica Antiqua in
hij connecties met het hof van ‘Zon-
ensembles en dirigenten. Tijdens het
Brugge en de afgelopen zomer trad
nekoning’ Lodewijk XIV, maar of hij
Napels-festival afgelopen zomer schit-
hij op in het Festival Oude Muziek. Op
daar ook een officiële post bekleed-
terde haar magnifieke mezzo nog in La
deze cd volgt hij de geschiedenis van
de weten we niet. Zeker is wel dat
Pazza, een programma van L’Arpeggi-
de toccata van omstreeks 1600 tot
Morel een leerling was van de be-
ata. Nu is daar haar eerste soloalbum.
in de achttiende eeuw: van Merulo,
roemde Marin Marais, aangezien hij
Deze cd speelt zich af in het Londen
Sweelinck en Frescobaldi tot Buxte-
dat zelf vermeldt in het voorwoord
van de achttiende eeuw, waar de gro-
hude en Bach. Het is geen stugge ge-
van zijn – aan Marais opgedragen –
te Händel een monopoliepositie innam
schiedenisles maar een inspirerende
Premièr livre de pièces de violle uit
als het ging om muziektheater. Hier
reis in elf etappes met de Italiaanse
1709. De bundel bestaat uit vier ze-
probeerde de gevierde operacompo-
klavecinist als enthousiaste gids. Op
ven- tot negendelige suites plus een
nist Nicola Porpora tussen te komen.
vier verschillende instrumenten van
losse chaconne. Morel is hoorbaar
Het resulteerde in een felle concurren-
Philippe Humeau, die recht doen aan
beïnvloed door zijn leermeester, maar
tiestrijd die Porpora weliswaar verloor
de uiteenlopende periodes en stijlen,
schaamt zich daar geenszins voor.
maar die ook Händels opera-imperium
brengt hij het verre verleden dichtbij
De opname van het Franse ensem-
in duigen liet vallen. Opvallend: beide
alsof hij ter plaatse improviseert. Een
ble Fuoco E Cenere – volgend jaar
componisten
vrije omgang met de overgeleverde
maart te beluisteren in het Seizoen
werk. In feite duelleerden ze vooral
bronnen is wel een voorwaarde om
Oude Muziek – laat weinig wensen
met het twistzieke Londense publiek.
het genre weer tot leven te brengen.
onvervuld. Het gezelschap ontleent
Dat leverde in ieder geval erg mooie
Buccarella doet het spelenderwijs,
zijn naam (Italiaans voor ‘vuur en
opera’s op. Bij Porpora lag het zwaar-
uitbundig in de versieringen, overtui-
as’) aan de Phoenix-mythe en geeft
tepunt op galante melodielijnen en
gend raak in timing en opbouw. EV
daarmee zijn belangrijkste doelstel-
veeleisende virtuoze zang. Händel
ling aan: vergeten repertoire als een
was het meer te doen om de kracht en
feniks uit de as laten herrijzen. JvB
praal van het muziektheater in zijn ge-
bewonderden
elkaars
heel. Een fraai voorbeeld daarvan is de balletsuite uit de opera Ariodante, op deze cd aanstekelijk uitgevoerd door Le Concert de l’Hostel Dieu. GJvD
54
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2020
berichtEN
BIBLIOTHEEK TON KOOPMAN NAAR GENT
wanhoop en over machteloosheid
re lezingen, workshops, concerten en
en feest. Kortom, ze zijn een afspie-
presentaties van jonge ensembles.
De muziekbibliotheek van Ton Koop-
geling van onze menselijke bestaan.
De plaats van handeling is BOZAR,
man verhuist naar Gent. Daar wordt
Het Nederlands Kamerkoor, de Tallis
het voormalige Paleis voor Schone
ze onderdeel van het Orpheus Insti-
Scholars, Det Norske Solistkor en The
Kunsten.
tuut, een internationaal onderzoeks-
Choir of Trinity Wall Street delen deze
en opleidingscentrum op het gebied
opnamen met de wereld om de stilte
van muziek en uitvoeringspraktijk.
mee te vullen, in de hoop dat we na
Het is de bedoeling dat Koopmans
de 150 dagen op een punt zijn waar
collectie op termijn ook in digitale
we weer live van muziek kunnen ge-
vorm beschikbaar komt. Een nieuwe
nieten. Het project 150 Psalms ging in
onderzoeksgroep, genaamd Resoun-
2017 in première tijdens het Festival
ding Libraries, zal projecten rond de
Oude Muziek.
ADVERTENTIE
verzameling gaan organiseren, zoals seminars, workshops en concerten. het historische Koetshuis van Hotel
EUROPEAN EARLY MUSIC SUMMIT
d’Hane-Steenhuyse, een achttiende-
Van 20 tot en met 22 november vindt
eeuws stadspaleis, naast het pand
in Brussel voor de eerste keer de Eu-
van het Orpheus Instituut.
ropean Early Music Summit plaats.
Fysiek krijgt de collectie een plek in
Het
evenement
wordt
georgani-
seerd door het Réseau Européen de
150 PSALMEN IN 150 DAGEN
Musique Ancienne (REMA), het Eu-
Het Nederlands Kamerkoor streamt
ropese netwerk van oudemuziek-
150 dagen achtereen 150 psalmen
festivals en -concertorganisatoren,
van 150 componisten. De thema’s
in samenwerking met de Associati-
van de psalmen, teksten van dui-
on Européenne des Conservatoires,
zenden jaren oud, zijn nog even ac-
Académies de Musique et Musik-
tueel als toen ze geschreven waren.
hochschulen (AEC), de vereniging
De psalmen verhalen over hoop en
van
verdriet, over leiders in tijden van
Op het programma staan onder ande-
de
Europese
conservatoria.
LAST VAN PIJN? Een verkeerde houding, ademhaling en stress zijn meestal de oorzaak. Met Alexandertechniek voor musici speel je voor altijd weer de sterren van de hemel!
Boek jouw introductiesessie bij Myrte van Westerop 06 2149 8977 www.myrtevanwesterop.nl
ADV. TOM-1.indd 1
16-03-20 11:37
ADVERTENTIE
EEN ZINDERENDE ZOMER VOL MUZIEK
utrechtsummerschool.nl
56
Colofon
COLOFON
Tijdschrift Oude Muziek ISSN 0920-6649 jaargang 35 / nr. 2 – mei 2020 verschijnt 4x per jaar uitgave en productie Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht adres Plompetorengracht 4 3512 CC Utrecht +31 (0)30 232 9000 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl vormgeving Doretta Rinaldi lay-out Esther de Bruijn drukwerk en bindwerk BCM coverbeeld Pier Luigi Valente redactie Hitske Aspers Laura van den Boogaard Juliette Dufornee Xavier Vandamme Jed Wentz Joost van Beek, eindredactie medewerkers aan deze uitgave Geerten Jan van Dijk, Giovanni Paolo Di Stefano, Albert Edelman, Jolande van der Klis, Marijke Schouten, Jan Van den Bossche, Eddie Vetter, Thiemo Wind heeft u vragen of opmerkingen? bereik ons via redactie@oudemuziek.nl of 030 232 9000 adverteren tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5 deadlines voor adverteren periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober donateur worden Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000. Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486. Het volgende nummer verschijnt medio augustus 2020.
ADVERTENTIE
MEER WETEN: OUDEMUZIEK.NL/GILDE
ONLINE FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT
51 LIVE CONCERTREGISTRATIES GRATIS ONLINE BESCHIKBAAR
MEER INFORMATIE EN AANMELDEN: OUDEMUZIEK.NL/ONDEMAND