17 minute read
Beeldspraak
MUZIEK UIT HET HART
VERHALEN ROND HET CHANSONNIER CORDIFORME
Advertisement
Benieuwd hoe dit Chansonnier cordiforme klinkt? In onze online catalogus vindt u een registratie van Ensemble Leones & Marc Lewon.
AFB. 1
In de late middeleeuwen, toen eenmaal de boekdrukkunst was uitgevonden, experimenteerde men volop met de vormgeving van het boek. Het uitzonderlijkste voorbeeld heeft de vorm van een hart, bevat een verzameling met liefdesliederen, en is gemaakt voor een geestelijke met een slecht karakter. Dit Chansonnier cordiforme, zijn repertoire en de andere hartvormige handschriften vullen een bijzonder hoofdstuk in de geschiedenis van het laatmiddeleeuwse boek.
Een schilderij dat sinds twee jaar als bruikleen te zien is in het Rijksmuseum toont een adellijke dame, zo blijkt uit haar kleding en de sierraden die ze draagt (afb. 1). Op de achtergrond zien we de contouren van een stad waarin Brugge te herkennen valt. In haar handen houdt ze een opvallend gebedenboek vast: het heeft de vorm van een hart. De adellijke dame stelt Catharina van Alexandrië voor. Ze is herkenbaar aan het zwaard en het gebroken rad dat aan haar voeten ligt. De voorstelling van Catharina vormt de rechterhelft van een paneel, links is Hiëronymus afgebeeld. Dit prachtige Brugse schilderij dateert uit de jaren 1480-1490.
Het hartvormige gebedenboek trekt meteen de aandacht omdat het zo bijzonder is, en dit wordt nog benadrukt doordat het boek een tamelijk centrale positie inneemt op het paneel. Is het louter een luxe attribuut van een rijke dame, of heeft het, door zijn hartvorm, een specifiekere betekenis? De vraag naar de symbolische betekenis van dergelijke details op schilderijen houdt kunsthistorici al generaties lang bezig en leidt
TEKST /
Johan Oosterman
BEELD /
AFB. 1 De heilige Hiëronymus en de heilige Catharina van Alexandria, Anoniem ca. 14801490. Amsterdam, Rijkmuseum
nog altijd tot scherpe meningsverschillen. Ik ga ervan uit dat de vorm van het gebedenboek hier niet toevallig gekozen is.
Symbool
Het hart als symbool voor de liefde dateert uit de late middeleeuwen. Wat wij nu als een universeel symbool zien, moet eens nieuw zijn geweest. In elk geval moet het snel populair zijn geworden en zeker in Europa is het herkend als een krachtig beeld: een geliefde ‘emoji’ die breed inzetbaar was. In liefdesliederen wordt soms een hart getekend waar je het woord ‘hart’ of ‘herte’ moet lezen en in devotionele teksten is het heilig hart van Christus een geliefde voorstelling, die uitdrukking geeft aan de liefde van God voor de mensen. Het hart staat zowel voor de zinnelijke liefde (amor) als voor naastenliefde (caritas). Al snel verschijnt het hart niet alleen op afbeeldingen maar worden er ook hartvormige voorwerpen gemaakt. De opmerkelijkste zijn de uiterst zeldzame boeken in de vorm van een hart. Het ‘cordiforme’ boek is voor zover valt na te gaan een uitvinding uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, de tijd waarin het gedrukte boek aan zijn opmars begon en waarin handgeschreven boeken geleidelijk aan een andere rol kregen. Vaker dan daarvoor zien we experimenten met de materiële gedaante van het boek: zwart perkament, trompe l’oeil-effecten en ook het hartvormige boek zijn er manifestaties van. Vaak spelen kringen rond het Bourgondische hof daarbij een rol. Het moet een motor van artistieke vernieuwingen zijn geweest. Er zijn maar vier hartvormige boeken bewaard gebleven, allemaal afkomstig uit de late vijftiende en vroege zestiende eeuw. Het gaat hier om een Frans getijdenboek, een Deense verzameling liefdesballades, een Italiaans boek met luittabulatuur en het Chansonnier cordiforme, het bijzonderste van de vier. Terwijl alle andere hartvormige boeken pas bij opening hun vorm tonen, is het Chansonnier, bewaard in Parijs (Bibliothèque nationale de France, Département des Manuscrits, Rothschild 2973) al vóór opening herkenbaar als een hart. Na opening liggen er dus twee harten naast elkaar.
Jean de Montchenu
5 Dit chansonnier is gemaakt voor Jean de Montchenu, vicaris-generaal van de bisschop van Genève in de jaren waarin dit boek vervaardigd is. In 1468 bekende hij zich tot de aanhangers van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, niet lang daarna behoorde hij tot de aanhangers van de Franse koning Lodewijk XI. De Bourgondische invloed was sterk in de omgeving waar Montchenu verbleef en zijn chansonnier getuigt er nadrukkelijk van. Waar het boek precies gemaakt is, valt wat lastiger vast te stellen. Er is wel geopperd dat het uit de Bourgondische Nederlanden afkomstig zou zijn, maar sinds kort lijkt de Savoye,
AFB. 2
AFB. 2
Chansonnier cordiforme, frontispice: Fortuna, Cupido en een vrouw die geraakt is door de pijl van Cupido. Parijs, Bibliothèque Nationale de France
AFB. 3
Chansonnier cordiforme, fol. 42v-43r: Ockeghem, ‘Ma bouche rit et ma pensee pleure’. Parijs, Bibliothèque nationale de France
het gebied waar Montchenu verbleef in het gevolg van de bisschop van Genève, de sterkste papieren te hebben. Hartvormige boeken zijn zeldzaam en dat is niet verwonderlijk. Ze zijn moeilijk om te maken en uiterst kostbaar, zeker wanneer ze van perkament zijn gemaakt. De vorm van het halve of hele hart moet uit een min of meer rechthoekig vel perkament worden gesneden. Alle hartvormige bladen moeten daarbij identiek van vorm en afmetingen zijn. Er is daardoor meer afval dan gebruikelijk. Het Chansonnier was door zijn unieke vorm nog lastiger om te maken, terwijl er bovendien nog meer perkament nodig was. Het gaat in dit geval bovendien om heel dun perkament van hoge kwaliteit. Al voor het beschreven werd, vergde dit boek enorme investeringen. Wie zo’n boek liet maken beschikte over ruime middelen en wilde zonder twijfel imponeren. Jean de Montchenu was zo iemand. De eerste pagina van het boek bevat nog geen tekst of noten maar een miniatuur waarop links Fortuna is afgebeeld op haar rad (afb. 2). Boven haar zien we Cupido die een pijl heeft afgeschoten op de dame die rechts is afgebeeld en die in haar hart is geraakt. Deze voorstelling verbeeldt de kracht van de liefde en maakt tevens duidelijk dat ze wisselvallig is en verraderlijk. Onder Fortuna is het wapenschild van Jean de Montchenu afgebeeld.
Liefdesliederen
Het boek bevat 43 liefdesliederen waarvan er veertien alleen hier te vinden zijn. De eerste dertien composities zijn Italiaanse chansons over de liefde, twee daarvan met teksten van de Venetiaanse dichter Leonardo Giustiniani (ca. 1383-1466). De Italiaanse chansons worden gevolgd door dertig chansons in het Frans. Die vormen een voorbeeldige afspiegeling van het Frans-Bourgondische repertoire uit het midden van de vijftiende eeuw: daaronder componisten uit een vorige generatie, zoals Binchois en Dufay, en ook volop eigentijdse componisten zoals Ockeghem, Busnois, Barbingant en Hayne van Ghizeghem. Ook hier gaat het om liederen over verlangen,
onbereikbare en verloren geliefden, over weemoed en melancholie. Een prachtige voorbeeld is het mooie chanson van Johannes Ockeghem dat begint met de verzen:
‘Ma bouche rit et ma pensee pleure / Mon oeil s’esjoye et mon cuer maudit l›eure’ [Mijn mond lacht en mijn gedachten huilen / Mijn oog verheugt zich maar mijn hart vervloekt het uur] (afb. 3).
Het zit vol met de antithesen die zo goed bekend zijn uit het werk van Petrarca, maar die feitelijk kenmerkend zijn voor de liefdeslyriek gedurende vele eeuwen. In de tweede strofe vervloekt de ik zijn hart:
Ha cueur pervers faulsaire et mensongier Dictes comment avez osé songier Que de faulcer ce que m’avez promis Puis qu’en ce point vous vous volez vengier Pensez bientost de ma vie abregier Vivre ne puis au point ou m’avez mis. [O, pervers, vals en leugenachtig hart, / vertel me hoe je durft te dromen / om terug te komen op wat je beloofd hebt / omdat je op dit punt wraak wilt nemen. / Overweeg eerder om mijn leven te bekorten / want ik kan niet leven in de situatie waarin je me gebracht hebt.]
Het is een fascinerende tekst in een boek dat de vorm van een hart heeft. Het hart, zo zou je denken, roept louter positieve gevoelens op. Maar juist het hart wordt hier als de ultieme verrader afgeschilderd. Het hart van de minnaar is onbetrouwbaar. Hier dient zich de vraag aan hoe Jean de Montchenu deze woorden heeft beluisterd of gelezen. Hij was een geestelijke maar wel met wereldlijke statuur. Zag hij zijn hart als verrader die hem verleidde tot zinnelijke liefde? Dat zou een religieus man sieren. Maar het is veel aannemelijker dat hij de genoegens van die liefde uit ondervinding kende, en dat hij zonder al te veel verzet toegaf aan dat perverse hart. Tijdgenoten typeerden hem als ‘een bijzonder onbetrouwbaar individu, schaamteloos,
AFB. 3
haatdragend, losbandig en rijk aan ondeugden’, gedrag dat ertoe leidde dat hij in 1496, een jaar voor zijn dood, werd geëxcommuniceerd. Dat plaatst het hartvormige chansonnier met liefdesliederen in een heel ander perspectief.
Schilderijen
De vier bekende hartvormige boeken zijn verschillend wat betreft inhoud en achtergronden. Ze komen uit Italië, Frankrijk en Denemarken. Een van de bewaarde boeken is een getijdenboek, de andere drie bevatten wereldlijke liederen, waarvan twee met muzieknotatie. De drie schilderijen waarop hartvormige boeken staan, zijn zonder uitzondering uit de Bourgondische Nederlanden afkomstig. Ze tonen alle drie een getijdenboek in een context van grote devotionele toewijding. Dat is uiteraard evident bij de voorstelling met de heilige Catharina. De andere twee panelen, beide toegeschreven aan de Meester van Sint Goedele, tonen een rijke man in gebed. De achtergrond maakt in beide gevallen duidelijk dat het om leden van geestelijke broederschappen gaat: op het ene schilderij, nu
AFB. 4
Jongeman met boek. Meester van Sint Goedele, Zuidelijke Nederlanden, ca. 1480. New York, Metropolitan Museum of Art
in het New Yorkse Metropolitan Museum of Art, is een kapel te zien waarin een man (vermoedelijk dezelfde die we op de voorgrond met het getijdenboek zien) geknield het heilig Sacrament vereert (afb. 4). Het andere schilderij bevindt zich in de National Gallery te Londen (afb. 5). Op de achtergrond bevindt zich een kerkportaal waar religieuzen naar binnen gaan, en waar een jonge man zo te zien ook op het punt staat de kerk te betreden. de tot God. Maar misschien heeft hij het boek, behalve uit liefde voor de mooie meerstemmige liefdesliederen, vooral ook laten maken om te imponeren. IJdelheid zal hem niet vreemd zijn geweest, deze geestelijke met een slecht karakter die een jaar voor zijn dood, bij zijn excommunicatie, pijnlijk heeft ervaren dat het lot kan wisselen. Maar hij was gewaarschuwd door de openingsminiatuur en door diverse teksten in dit boek: ‘Fortune par ta cruauté, Pour deul ou pour adversité’ is de aanhef van een van de chansons: Fortuna is wreed en brengt verdriet of tegenspoed. Maar terwijl de eigenaar van dit boek hardhandig van zijn voetstuk is gevallen, is zijn bezit in alle glorie bewaard gebleven als een van de meest uitzonderlijke chansonniers uit de late middeleeuwen. ■●
Ook hier suggereert de voorstelling dat de man met het boek in handen lid is van een broederschap. De twee schilderijen met een jonge man zijn sterk verwant en worden aan dezelfde kunstenaar toegeschreven. Ook het schilderij met Hiëronymus en Catharina is te verbinden met deze twee werken: Catharina houdt haar boek vast op identieke manier als de man op het schilderij uit Londen. De drie schilderijen tonen niet alleen dat hartvormige getijdenboeken bekender geweest moeten zijn dan het ene bewaarde exemplaar doet vermoeden, ze tonen eveneens dat dergelijke handschriften al vroeg in Bourgondische kringen bekend waren. Wellicht ligt daar zelfs de oorsprong. Ook het Chansonnier cordiforme heeft immers een uitgesproken Bourgondische connectie. De betekenis van de boekvorm is daarbij kennelijk van meet af aan meerduidig geweest: teken van wereldlijke liefde (en daarmee, zou je denken, bij uitstek bruikbaar als geschenk aan een geliefde) maar ook van de caritas, de naastenliefde, nadrukkelijk te verbinden met geestelijke broederschappen en vanaf de late middeleeuwen steeds vaker verbeeld in de devotie tot het Heilig Hart. In het Chansonnier cordiforme is de inhoud wereldlijk en gaat het, als er al sprake is van liefde, om amor. Maar het is een boek dat gemaakt is voor een geestelijke van aanzien, die geacht werd toch in de eerste plaats aandacht te hebben voor naastenliefde en de lief-
De vier bekende hartvormige handschriften zijn (1) Pesaro, Biblioteca Oliveriana, 1144, 16de eeuw, (2) Kopenhagen, Kongelige Bibliotek, Thott 1510, ca. 1550, (3) Parijs, BnF, latin 10536, 15de eeuw en (4) Parijs, BnF, Rothschild 297, 15de eeuw. Een uitgave met uitvoerig van commentaar van het Chansonnier cordiforme: Chansonnier de Jean de Montchenu, éd. Geneviève Thibault et David Fallows, Parijs 1991. Over de schilderijen is uitvoerige literatuur die te vinden is via de websites van de genoemde musea. 19 chansons zijn te beluisteren op de cd Straight from the Heart: The Chansonnier Cordiforme door het Ensemble Leones (uitgave: Naxos).
AFB. 5 Portret van een jonge man. Meester van Sint Goedele, Zuidelijke Nederlanden, laat 15de eeuw. Londen, National Gallery
TOEGEWIJD EN TEGENDRAADS
De musicerende nonnen van Napels en hun liefde voor het psalterium
BEELD HEILIGE CLARA VAN ASSISI Foto: pxhere
TEKST /
Franziska Fleischanderl T erwijl vermeldingen van vrouwelijke musici in de acht-
tiende eeuw uiterst dun zijn gezaaid, wijzen in vrouwenkloosters gevonden bronnen op het bestaan van een levendige en virtuoze muziekpraktijk. Franziska
Fleischanderl en haar ensemble Il Dolce Conforto doken in de levensverhalen en het repertoire van Italiaanse nonnen, voor wie musiceren vaak een schaars lichtpunt was in een streng bestaan. Met aria’s uit passiecantates van Manna, Caputi en
Piccinni en het wonderlijke psalterium van Fleischanderl klinkt de troost van de muziek in het komende Seizoen Oude Muziek zoeter dan ooit. De artistiek leider van het ensemble, die momenteel de laatste hand legt aan haar dissertatie over allerhande aspecten van het psalterium in de Italiaanse barok, licht het programma zelf toe.
In het begin van de zestiende eeuw waren de poorten van de vrouwenkloosters in Italië bepaald niet hermetisch gesloten. Ondanks de – in principe strikte – opsluiting konden de nonnen naar believen in- en uitlopen, kregen ze bezoek en geschenken, en beheerden ze hun eigen bezittingen. De sterke economische positie van de vrouwenkloosters zorgde voor een nauwe relatie met de buitenwereld, wat evenwel een voortdurende inbreuk op de kloosterprincipes met zich meebracht. De door de kloosters ontvangen gelden, afkomstig uit onder andere vrouwenarbeid, donaties en bruidsschatten, werden gebruikt voor weelderige ceremonies, privéamusement, kunst-
BEELD /
via Franziska Fleischanderl
IL DOLCE CONFORTO Foto: Daniele Caminiti
NICCOLÒ PICCINNI Gravure van Hippolyte Pauquet, Gallica Digital Library
LEZIONE SECONDA
in een stemboek voor sopraan met psalterium en orgel. Niccolò Piccinni, 1772 opdrachten en fraai uitgeruste appartementen voor de nonnen. Deze situatie was de kerkelijke autoriteiten een doorn in het oog; de herinvoering van strikte opsluiting was dan ook een essentieel onderdeel van het Concilie van Trente (1545-1563). Onder het mom van morele bezorgdheid streefde de kerkleiding naar ontkoppeling van de sterke relatie tussen de nonnen en de stad respectievelijk hun aristocratische families. De nieuwe regelgeving stuitte bij de nonnen vanzelfsprekend op flinke weerstand. Ze weigerden om de drastische inperking van het privéleven en de persoonlijke vrijheid, evenals de strikte regulering van liturgische vieringen en seculiere feesten, te accepteren. Daardoor sorteerde het conciliebesluit met name in de omgeving van Napels weinig effect, de scheiding van klooster en wereld bestond eigenlijk alleen op papier.
Dubbelleven In de achttiende eeuw hadden de nonnen nog steeds een sterke band met de stad en hielden ze er veel aristocratische gewoontes op na die grondig indruisten tegen de bedoelingen van het Concilie van Trente. Daarbij moet worden opgemerkt dat het religieuze leven voor de jonge vrouwen vaak geen vrijwillige keuze was. Om de macht, het eigendom en het erfgoed van de familie te behouden, was de toetreding tot het klooster geen persoonlijke, maar een familiebeslissing. Daarom steunden de machtige en invloedrijke families de nonnen in hun rebellie; ze vreesden dat hun dochters anders het klooster zouden verlaten of in een ernstige persoonlijke crisis met mogelijk zelfs suïcidaliteit zouden terechtkomen. De kloosters op hun beurt probeerden het verblijf van de nonnen zo aangenaam mogelijk te maken, gewend als de jongedames waren aan een stadse, glamoureuze levensstijl. Bijgevolg ontstond een curieus dubbelleven binnen de muren van het klooster. De nonnen, die al tijdens hun jeugd in hun adellijke huizen een uitstekende muziekopleiding hadden genoten, bleven hun artistieke vaardigheden in het klooster ontwikkelen en brachten die naar een opmerkelijk hoog niveau, vergelijkbaar met professionele musici. Ze kochten kopieën van de nieuwste opera-aria’s, gaven lokale componisten compositieopdrachten en voerden voor en met elkaar toneelvoorstellingen op. Zo waren de vrouwenkloosters gemeenschappen die grote affiniteit met muziek toonden. Vaak beschikten ze over zelf gefabriceerde salons of minitheaters, om de musicerende nonnen een podium te bieden. Overbodig om te vermelden dat de kerkelijke autoriteiten het kunstenaarschap van de non als volstrekt ongepast beschouwden; de Napolitaanse bisschoppen vaardigden dan ook herhaaldelijk beperkende maatregelen uit. Desondanks lukte het de querulante en wilskrachtige nonnen – gedreven door gevoelens van verzet of zelfbeschikking, of beide – om deze tegelijk florerende en provocerende praktijk eeuwenlang in stand te houden. Ze wisten precies hoe ze op charmante wijze konden schakelen tussen toewijding en tegendraadsheid: enerzijds droegen ze de zorg voor de eenvoudige gewijde gezangen tijdens de dagelijkse religieuze vieringen, anderzijds oefenden ze in het geheim hun zang- en speelkunsten, wat leidde tot een ongelooflijke virtuositeit. Ze presenteerden hun vaardigheden vervolgens publiekelijk (en waarschijnlijk met veel trots) tijdens de kerkelijke hoogfeesten. Die momenten waren dé artistieke en sociale hoogtepunten voor de nonnen: musicerend op de galerij achter het stalen rasterwerk – niet zichtbaar maar wel hoorbaar, en op die manier met de buitenwereld verbonden.
In dit Bijbelboek rouwt Jeremia om de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel (586 v. Chr.). Volgens de profeet is de ramp geheel te wijten aan het gedrag van het volk Israël: het zou een straf van God zijn voor hun zonden. Het is vooral dit boek waarmee Jeremia voortleeft als naamgever van het werkwoord jeremiëren.
SEIZOEN OUDE MUZIEK
HEMELSE SIRENEN Il Dolce Conforto / Franziska Fleischanderl
di 27 okt / 19.00 & 21.00 Lelystad, Agora Theater
wo 28 okt / 19.00 & 21.00 Amsterdam, De Waalse Kerk
do 29 okt / 19.00 & 21.00 Westzaan, Zuidervermaning
vr 30 okt / 19.00 & 21.00 Deventer, Penninckshuis
za 31 okt / 19.00 & 21.00 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen
oudemuziek.nl/ dolceconforto
Opera en kerkmuziek Ten behoeve van de vieringen in de Heilige Week lieten de nonnen de beste lokale operacomponisten talrijke toonzettingen van de Klaagliederen van Jeremia creëren, de zogeheten Lezzioni. In het achttiende-eeuwse Napels was er een toenemende tendens om operastijlen toe te passen in de kerkmuziek. De aangezochte componisten speelden daarop in en daagden de buitengewone technische en muzikale vaardigheden van de nonnen uit door allerlei soorten ornamenten, toonsprongen en andere virtuositeiten in hun muziek op te nemen. De Lezzioni werden vaak uitgevoerd door vrouwenstem, obligaat psalterium en basso continuo. Deze bezetting komt althans voor in eenentwintig composities afkomstig uit verschillende kloosters in en rond Napels (San Gregorio Armeno, Santa Maria Donna Romita, Oratorio dei Girolamini en San Lorenzo in San Severo). Daaruit blijkt niet alleen de populariteit van het psalterium onder de musicerende nonnen, maar ook dat de genoemde instrumentatie op meerdere plaatsen tegelijk onafhankelijk van elkaar werd toegepast, en dus niet slechts de keuze was van een individuele non of een enkel klooster. Mede dankzij de nonnen werd de bezetting met obligaat psalterium min of meer de standaard voor de Lezzioni.
Glinsterend geluid Eeuwenlang was het psalterium een van de weinige in de kerk geaccepteerde instrumenten. Behalve dat het instrument symbool staat voor koning David, wordt het veelvuldig in de Bijbel genoemd, met name in de Psalmen, en in de bijbelcommentaren van vroege kerkvaders. In het achttiende-eeuwse Napels vormde het psalterium de verbindende schakel tussen katholieke symboliek en aristocratisch amusement, tussen kerk en salon, tussen kloosterlijke en seculiere expressie. Daardoor was het bij uitstek geschikt voor de Napolitaanse passiemuziek, die operastijl en kerkmuziek met elkaar verweefde en op die manier rouw én vreugde uitdrukte. Het intieme en delicate geluid van het psalterium paste wonderwel bij het ingetogen karakter van de Lezzioni en opende op een bijzondere manier de oren van het publiek in de donkere kerk. Daarbij was het glinsterende geluid van de metalen snaren een welkome aanvulling op de gebruikelijke combinatie van alleen zang en orgel. Met verfijnde schoonheid verrijkte het psalterium de klank in dynamiek en helderheid. Veel Napolitaanse operacomponisten, zoals Francesco Feo, Niccolò Piccinni, Antonio Sacchini, Gennaro Manna, Antonio Caputi en Gaspare Gabellone gaven het psalterium een plek in hun werken.
Speciale status Over het algemeen profiteerde het instrument enorm van zijn speciale status in de vrouwenkloosters, omdat de nonnen de hoogste normen stelden aan zowel de muziek als de uitvoering daarvan. Dat verklaart waarom de Lezzioni voor de Heilige Week tot de hoogtepunten van het repertoire behoren. Omgekeerd genoten de nonnen om meerdere redenen van het psalterium: dat gaf hen artistieke vreugde, was verbonden met hun aristocratische roots en zorgde voor de gewenste afleiding in het dagelijks kloosterleven. ■●