COOP-kracht

Page 1

COOP-kracht Coรถperaties in de regio Roermond-Echt in verleden en heden 1860-2012


COOP-kracht Coöperaties in de regio Roermond-Echt in verleden en heden | 1860-2012

Colofon Uitgegeven in 2012, het Internationale Jaar van de Coöperatie (Verenigde Naties).

Tegeltableau van de coöperatieve winkel, hoek Hendriklaan en Burg. Rauppstraat te Roermond.

Het betreft een onderzoek naar historie, spreiding, ontwikkeling en functies van de coöperaties – waarin

Uitgever en auteur hebben alles ondernomen om de

aandacht voor de lokale coöperaties – met voorts een blik

rechthebbenden van de afbeeldingen in dit boek te

naar heden en toekomst. Het onderzoek, de publicatie van

achterhalen. Zij die desondanks toch menen recht te

dit boek en een lesbrief komen voort uit een voorstel van

kunnen laten gelden op een afbeelding kunnen contact

de Ledenraad van de Rabobank Roermond-Echt.

opnemen met de uitgever: Rabobank Roermond-Echt

Het eerste exemplaar van deze uitgave werd op 15 oktober

Postbus 35 6040 AA Roermond

2012, als onderdeel van de Kieskringbijeenkomst, door de ledenraad uitgereikt aan de directie van Rabobank

Begeleiding door afdeling CCM, Roel Schenk en de directie.

Roermond-Echt.

Met een voorwoord door directievoorzitter J.H.M. (Jos) Rutten.

Uitgave:

Rabobank Roermond-Echt

Speciale dank aan:

Auteur:

drs. Luc Wolters, Historie Present, Simpelveld

Ruud Lamboo, die veel documentatie over Roermondse coöperaties ter beschikking stelde.

© Rabobank Roermond-Echt en auteur (2012) Met dank aan: Vormgeving: Creation Station, Roermond

‘Bie Tiel’ (’t Reutje), Pierre Coenen (Montfort),

Druk:

ARS Grafisch, Roermond

mw. Geraedts (Linne), P. Goldsmits (Heemkundevereniging

Fotografie:

Karel Bingen, Peter Wijnands, Luc Wolters,

Roerstreek), Annemie Grosveld-Penders (AB Werkt),

Limburg in Beeld, Ons Zuiden, heemkunde-

Jan Heemels (Herkenbosch), mr. Marcel Richter (Linne),

verenigingen en de personen en organisaties

Har Rutten (Streekmuseum Stevensweert/Ohé en Laak),

die bij de betreffende afbeelding worden

Frans Schreurs (Heemkundevereniging Echter Landj),

genoemd.

Henri Smeets (Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal), G.J.A. van Sprakelaar (SAWIN, Coöperatie ‘Midden-Limburg’

Interviews:

ua, secretaris-zaakvoerder), mr. Jèn Steijvers (LLTB,

L. (Louis) Cox jr. (CRV), drs. P.J.M. (Paul) Jansen (VION),

directiesecretaris), Wim Vleeshouwers (CZ, secretaris Raad

J. (Jack) Janssen (AB Werkt), Noud Janssen (LLTB),

van Bestuur), Henk Wenteler (Melick), ing. Peter Wulms

F. (Frans) de Rond (LIVAR), H.L.J. (Har) Scheepers (Rabobank)

(Coöperatie Boerenbond Helden e.o.). Agrifirm, Centre Ceramique, GAR, LLTB,

ISBN/EAN-nummer: 978-90-815398-2-1

Rabobank Kenniscentrum Herten, RHCL.


COOP-kracht Coรถperaties in de regio Roermond-Echt in verleden en heden 1860-2012 3


4

COOP-kracht


Voorwoord Met trots bied ik u, leden van onze coöperatieve bank, deze bijzondere uitgave aan. Ik doe dat mede namens onze ledenraad, die in het kader van het VN Jaar van de Coöperatie het idee opperde om onderzoek te doen naar de regionale historie van de coöperatieve bedrijfsvorm.

Coöperaties worden wel eens weggezet als ouderwets en conservatief. Als iets dat uiteindelijk niet zal kunnen overleven in een kapitalistisch economisch systeem. Ze zijn niet winstgevend genoeg, neigen als gevolg van hun democratische structuur naar traagheid en missen simpelweg de cultuur en ambitie om hun concurrenten bij te kunnen houden. Niets is minder waar. Neem de bankensector. Tijdens de financiële crisis bleken coöperatieve banken stabieler, veerkrachtiger en heel wat crisisbestendiger dan hun niet-coöperatieve collega’s. Coöperaties kunnen dus wel degelijk het verschil maken, en in veel gevallen doen ze dat ook. In mijn ogen zijn coöperaties zeker niet gedateerd, maar zijn zij juist de toekomst: door een breed draagvlak zijn ze sterk en door een gedeelde ambitie vaak zeer innovatief. Niet vreemd dat de coöperatie als organisatievorm wint aan populariteit. In ons onderzoek leest u er meer over. Buiten de organisatorische en structurele kenmerken worden coöperaties ook gedreven door zeer specifieke waarden. Solidariteit, samenwerking, de strijd tegen sociale uitsluiting en zorg om mens en milieu zitten verankerd in coöperatieve ondernemingen en 5


6

COOP-kracht


Voorwoord

onderstrepen de sterke toewijding aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Samen bereik je meer dan alleen. De coöperatieve ondernemingsvorm heeft het sociaaleconomische landschap van Europa drastisch veranderd. Het was vaak de drijvende kracht achter belangrijke verbeteringen van lokale economieën en gemeenschappen.

“Samen bereik je meer dan alleen” Het is zeer terecht dat de VN coöperaties dit jaar in het middelpunt van de aandacht hebben geplaatst. Coöperaties – en niet alleen de coöperatieve banken – spelen een belangrijke rol in onze samenleving, omdat zij toegang verschaffen tot kennis, middelen en allerlei vormen van dienstverlening. Ook in minder gangbare gebieden. Coöperaties hebben een lange geschiedenis van verantwoordelijkheid en sociale samenhang. Ook in onze regio, zo leren de navor-singen die ten grondslag liggen aan deze uitgave. Maar wat uit de onderzoeken en gesprekken vooral blijkt: de coöperatie heeft niet alleen een rijk verleden, ze heeft ook de toekomst.

Enkele op coöperaties in de regio Roermond-Echt betrekking hebbende gebouwen. Foto’s: collectie Ruud Lamboo, Karel Bingen, Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal en auteur.

Jos Rutten Directievoorzitter 7


8

COOP-kracht


Voorwoord directievoorzitter

5

Inleiding

11

Voorgeschiedenis

15

Interview Frans de Rond De Limburgse landbouw

19 23

Interview Har Scheepers

33

Interview Jack Janssen

47

Interview Paul Jansen

63

De noden van de arbeider

67

Interview Louis Cox

75

Interview Noud Janssen

89

Heden en toekomst. Coรถperatieve bespiegelingen

93

Tot besluit

115

Coรถperaties en Onderlinge verzekeringen

119

Literatuur en bronnen

153

Websites en afkortingen

157 9


10

COOP-kracht


Het jaar van de coöperatie biedt een ideale gelegenheid onze blik te richten op een organisatievorm, die in Limburg veel tot stand heeft gebracht. Zo heeft de Rabobank Roermond-Echt verzocht om onderzoek te doen naar historie, spreiding, ontwikkeling en functies van de coöperaties, maar vooral ook aandacht te besteden aan heden en toekomst.

Dat dit een klus van enige omvang is, moge blijken uit het feit dat diverse coöperaties lijvige jubileumboeken hebben uitgegeven, terwijl het navolgende overzicht van coöperaties in Midden-Limburg binnen een uitgezet tijdspad en passend binnen een bescheiden boekbestek moet worden gerealiseerd. Er is daarom gekozen voor een vierdeling met aandacht voor de ontstaanstijd, tegenwoordige tijd, actuele analyse van de coöperatie en een lijst van coöperaties. Daar het ondoenlijk is om binnen deze opzet de start en ontwikkeling van de vele coöperaties te kunnen beschrijven, is ervoor gekozen om speciaal de ontstaansperiode van de lokale coöperaties voor het voetlicht te brengen. Behalve de achtergronden is er ook aandacht voor de drijfveren om te komen tot – juist – de coöperatie als vorm van samenwerking om bepaalde problemen gezamenlijk te lijf te gaan. Gebeurtenissen vinden niet vanzelf plaats. Zeker geen noviteiten. Doorgaans zitten er geëngageerde mensen achter. Zo ook bij het coöperatiegebeuren of, liever gezegd, de beweging om de boerenstand te organiseren en de krachten te bundelen. Daarom worden enkele voortrekkers van de coöperatieve gedachte kort geportretteerd. 11


Een aantal interviews met personen uit het hedendaags coöperatiewezen bieden ons een actuele dwarsdoorsnede van het belang van deze organisatievorm, de betrokkenheid, overwegingen, uitdagingen en de motivatie van personen die er thans deel van uitmaken. In het derde deel wordt getracht een analyse te geven van de wijze waarop de coöperatievorm zich heeft ontwikkeld en verspreid. De lokale coöperaties zijn door fusie alsmaar groter geworden, maar dat niet alleen. Productiewijzen, maatschappij, opvattingen, leefwijzen zijn ingrijpend veranderd. Toch heeft de coöperatieve samenwerking zich niet alleen op vertrouwde maar ook op nieuwe vlakken ontplooid en bovendien in het buitenland furore gemaakt. De tussenstand wordt opgemaakt.

12

COOP-kracht

Tot slot wordt een aanzet gegeven tot een overzicht van de coöperaties die in het werkgebied RoermondEcht actief zijn geweest of dat nog zijn. De lijst van ruim honderdvijftig lokale coöperaties toont aan hoezeer de samenwerkingsvorm verspreid en ingeburgerd was en is. Zonder hulp van velen komt een dergelijke studie niet gereed. Dank gaat uit naar de geïnterviewden en alle personen die informatie leverden. Dit betrof veelal het overzicht van huidige en voorbije coöperaties in Roermond-Echt e.o. Grote ondersteuning bood Roel Schenk van de Rabobank. Veel dank voor alle coöperatie! Luc Wolters


Inleiding

13


Graan en brood waren eerste levensbehoeften. Het was dus niet vreemd dat vroege coรถperaties zich daarom bekommerden. Tekening: Planje, LLTB (1951)

14

COOP-kracht


Voorgeschiedenis Eerste levensbehoefte Samenwerking is al zo oud als de mensheid. De krachten moesten gebundeld worden om zaken te kunnen bereiken. Uitgangspunten waren dat er gezamenlijke belangen waren en de mensen het inzicht hadden dat samenwerken meer bracht dan alleen doorploeteren. De samenwerking in coöperatieve zin stamt uit de tweede helft van de achttiende eeuw. In GrootBrittannië is er omstreeks 1760 voor het eerst sprake van coöperatieve meelfabriekjes. Het product meel is niet toevallig. In de achttiende eeuw waren er geregeld volksopstanden over brood als voornaamste levensbehoefte. Hierin verbetering te brengen, was dus een ‘struggle for life’. De Napoleontische oorlogen verergerden de graancrisis alleen maar en gaven dus extra aanleiding om de beschikbaarheid van graan en brood te verbeteren en derhalve bijvoorbeeld incidenteel voedselcoöperaties te starten.

In socialistisch vaarwater Voor een grote uitbreiding van coöperaties zou de sociale hervormer Robert Owen (1771-1858) zorgen, die de zaak in het Engelse Parlement bepleitte en een tijdschrift over dit thema startte. Er kwamen in het Verenigd Koninkrijk honderden coöperaties met

tienduizenden leden. Ook een winkelformule werd op dit model gestoeld. Lichtend voorbeeld van de coöperatieve winkel werd de in 1844 gestarte ‘Rochdale Society of Equitabe Pioneers’, waarbij de winst jaarlijks in de vorm van dividend terug kwam bij de leden van de coöperatie op grond van hun inkopen in de winkel. Echter mede door Owen kwamen de coöperaties in politiek-sociaal vaarwater; de beweging werd omhelsd door het socialisme en in verband gebracht met communisme en marxisme. Waar het aanvankelijk een middel was om arbeiders te verenigen, werd het onder de rode vlag meer en meer een optie om de omstandigheden van arbeiders te verbeteren, evenwel zonder de eigenlijk door deze bewegingen gewenste revolutie, maar binnen het kapitalistisch bestel. Die socialistische en communistische vrijage maakte de coöperatievorm in de ogen van velen verdacht. Zo keek de Kerk met argusogen naar de coöperatieve ontwikkelingen, zoals die zich bijvoorbeeld in de industriesteden van Frankrijk en België voordeden. In eigen land waren er ook diverse vroege initiatieven, waaronder een coöperatief experiment door socialistisch voorman Domela Nieuwenhuis, maar die liepen veelal op niets uit.1

1

Bron: Defoort (2006) 34-49 en 163 e.v.; NKO, 31.10.1896 15


‘The Rochdale Society of Equitabe Pioneers’ toonden zich pioniers door in 1844 een coöperatieve winkel te starten. Foto: site The Rochdale Pioneers.

Wet op de Coöperatieve Verenig ing In Nederland komt er in 1876 enig schot in de coöperatieve gedachte. In dat jaar nam het Parlement namelijk – voor het eerst – een coöperatiewet aan. Hiermee werd de mogelijkheid geschapen om organisaties in de vorm van een coöperatie te starten. De ‘Wet op de Coöperatieve Vereeniging’ handelt over een vereniging met een bedrijf dat werd gevoerd ten behoeve van, en voor rekening en risico van de leden met het doel hun stoffelijke belangen te behartigen. Nederland kende al een eerdere wet, die handelde over de vereniging, maar hiermee werd bij uitstek de ‘gewone’ vereniging beschreven. De coöperatie vroeg om een apart wettelijk kader, dat door een commissie werd voorbereid. Men leek erop gewacht te hebben, want al een jaar later startte in het Zeeuwse Aardenburg de eerste aankoopcoöperatie. Vervolgens liet ook de

eerste zuivelcoöperatie niet lang meer op zich wachten: die kwam in 1886 in het Friese Warga tot stand. Gevolgd door een tuinbouwveiling in Broek op Langedijk. Hierna werd de eerste boerenleenbank – volgens het coöperatieve principe – in 1896/1897 gestart.2

Opzet van de coöperatie Met de vereniging van personen in een coöperatieve vereniging werd een nieuwe rechtspersoon gecreëerd. Daarvoor moesten bepaalde beslissingen genomen worden over de opzet. Hierbij telden vragen als: hoe zou eenieders inbreng afgerekend worden? Waarop was de uitkering van de participanten gebaseerd? Behalve de winstverdeling en dividendberekening moest ook aangegeven worden hoe de aansprakelijkheid geregeld werd. Leden zijn in beginsel 2

16

COOP-kracht

Bron: Sluyterman e.a. (1998) 19-30; Griffioen (2009) 12-13; NVR, 15.07.1876


Voorgeschiedenis

Vo orb e eld organisatievorm aansprakelijk voor verplichtingen en verbintenissen die de coöperatie is aangegaan. Daarom moest in dat opzicht een en ander geregeld worden. Als er een tekort zou zijn bij de ontbinding van de coöperatie konden de leden en zij die minder dan een jaar oud-lid waren hierop aangesproken worden. Deze aansprakelijkheid kon echter in de statuten van de coöperatie op een bepaald bedrag per lid worden gemaximeerd of zelfs geheel worden uitgesloten. Veel beginnende zuivelcoöperaties kozen bijvoorbeeld voor de Gewijzigde Aansprakelijkheid (G.A.). Dat hield in dat als er bij een faillissement of ontbinding van de vereniging tekorten zouden zijn, ieders aandeel in het tekort berekend zou worden naar rato van de hoeveelheid melk, door het betreffende lid gedurende de laatste vijf boekjaren geleverd. Bij overschot zou de berekening op dezelfde wijze plaatsvinden. Andere principes om de aansprakelijkheid van de leden te regelen, waren de zogenaamde Beperkte Aansprakelijkheid (B.A.) of Uitgesloten Aansprakelijkheid (U.A.).

Een vergelijkbare samenwerkingsvorm werd ook gevonden bij verzekeringen. Er was bij de boerenstand al bekendheid met de verzekering, die door een maatschappij werd aangeboden en waarvoor een vaste premie moest worden voldaan. Die maatschappij nam het risico en dekte dit af door alle verzekerden ruimschoots voldoende te laten betalen waardoor zijzelf winst kon maken. De nieuwe verzekeringsvorm was de zogenaamde ‘onderlinge verzekering’, hetgeen inhield dat allen die zich bij de verzekering aansloten, samen de kosten droegen in geval van schade, bijvoorbeeld brand bij een boer of sterfte onder zijn vee. Een andere naam voor de onderlinge verzekering was de ‘waarborgverzekering’. Alle verzekerden stortten een bedrag in het waarborgfonds waaruit eventuele schades onder de leden vergoed werden. De onderlinge verzekering zou onder de boeren een grote opmars maken en wordt gerekend tot de coöperatieve werkwijze.

17


18

COOP-kracht


Interview

Fran s de Rond Ag rari sch onder nemer te Echt Drijvende k racht achter Livar (Limburgs varken)

Coöperatie moet op zoek naar product met emotie Uit de verhalen van zijn vader weet Frans de Rond hoezeer de coöperatie vroeger leefde. Maar ook hoeveel opoffering het kostte. Er waren toen leden die zich met have en goed garant stelden voor de verplichtingen die coöperaties – zoals de boerenleenbank – aangingen. Of dat op die wijze in de huidige tijd nog mogelijk is, waagt hij te betwijfelen. ‘Vroeger zat de coöperatie in de genen en dat is in de huidige individualistische samenleving wel anders’. Toch ziet hij vandaag de dag ook nog kansen, maar die vergen inspanningen.

Coöperaties geen doel op zich “Een coöperatie als de Rabobank heeft zichzelf in het verleden bewezen”, meent Frans de Rond. “Met de kredieten aan boeren hebben we grote sprongen vooruit kunnen maken”. In vergelijking tot andere landen is hierdoor veel meer geld voor landbouwdoeleinden ter beschikking gekomen.

Op grond hiervan konden veel initiatieven worden ontwikkeld. “Maar coöperaties moeten geen doel op zich worden, van almaar groeiende organisaties, die vooral goed voor zichzelf en de continuïteit van de organisatie zorgen”, waarschuwt hij. Dan zou veel geld in de dode hand komen. Funest voor investeringen. Daarentegen moet juist het doel van de aangesloten leden gediend worden. “De coöperaties moeten zichzelf opnieuw uitvinden, zichzelf vernieuwen om opnieuw bestaansrecht te verwerven”. Hoe dat zou kunnen, daar heeft Frans de Rond wel ideeën over.

19


Aandacht voor marketing Met de Livar-organisatie – een BV omwille van het makkelijker in- en uitstappen van participanten – heeft hij een product neergezet, waarbij mensen een gevoel hebben. Een kloostervarken, dat vrij rond kan lopen, door de cisterciënzers van Lilbosch verzorgd wordt en grote meditatieve aandacht krijgt, zijn de associaties rondom het Limburgse varken. Coöperaties hebben zijns inziens onvoldoende aandacht voor de emoties van de klant. De Rond geeft het voorbeeld van een man die een fraaie nieuwe auto heeft gekocht. Prompt wordt hem gevraagd hoeveel vermogen de motor heeft. “Ach”, meent hij, “dat interesseert me niet, ik vind de auto gewoon mooi”. Juist mensen met zulk een gevoel voor beleving kun je overhalen met een goed en pakkend product. “Coöperaties – bijvoorbeeld in de zuivel – leggen nu vrijwel uitsluitend nadruk op het zo veel en zo goedkoop mogelijk produceren. Maar vergelijk dat eens met een merk als Coca Cola, dat steevast een percentage van de opbrengst in marketing steekt. Juist door het creëren van een gevoel – bijvoorbeeld met een herkenbaar regioproduct – kunnen ook coöperaties hun producten beter vermarkten. Niet door meer en goedkoper”.

Het individu strelen De grote individualisering in de samenleving acht hij een nadeel bij de wens om tot samenwerking te komen. Maar het is inmiddels ook een gegeven. Het staat haaks op het wij-gevoel, dat de coöperatie

20

COOP-kracht

uitdraagt. Het heeft een beetje een stoffig imago van ‘iedereen is gelijk’. Terwijl de huidige tijd juist zou vragen om een leus als: ‘eer de verschillen’. De coöperatie moet je niet het gevoel geven in een keurslijf te worden gedrongen. Het individu moet juist gestreeld worden. Zo ontmoette Frans bij zijn zoektocht naar participanten voor het Livar-project soms de nodige scepsis, ook al schetste en garandeerde hij de voordelen van het concept. Zijn overtuiging: “Mensen gaan uit van eigen kracht, maar deinzen terug van samenwerking en het inboeten aan beslissingsbevoegdheid. Daarom leeft menige kleine ondernemer liever met zelf opgelegde armoede dan met voorgespiegelde rijkdom”. Een gemiste kans dus.


Interview

Coöperatieve kansen Ook bij fervente individualisten is nog coöperatieve winst te behalen. Frans verhaalt van een ondernemer in de glastuinbouw, die hij ontmoette bij een cursus. Die maakte hem vertrouwd met de opvatting dat een ondernemer zijn ‘core business’ altijd zelf moet doen, nooit samen! Het telen van groenten achter glas was in diens geval datgene, dat hij nooit zou uitbesteden. “Maar”, zo vervolgde de tuinbouwer, “daaromheen zijn wel tal van andere activiteiten, die je samen veel makkelijker en beter kunt doen”. Denk maar aan het sorteren van de producten, de afzet, maar ook de inkoop van energie, specifiek getrainde en flexibele arbeidskrachten via een eigen uitzendbureau. Kortom: laat mensen doen waar ze goed in zijn, maar de randactiviteiten lenen zich voor een bundeling van krachten. Dat zou zomaar op coöperatieve basis kunnen.

21


“Waar Maatschappij en Boerenbond Gaan samen hand in hand, Daar bloei op Limburgs grond Met Uwen steun de landbouwstand!� BRON: Spreuk op een triomfoog te Swalmen, bij gelegenheid van het bezoek van de Commissaris van de Koningin (1897). NKO, 20.07.1897

22

COOP-kracht


De Limburgse landbouw Bevolkingsg roei Midden-Limburg wordt gekenmerkt door zandgronden. Voor zover ze in cultuur waren gebracht, vond hierop landbouw plaats. In de negentiende eeuw waren dit vanouds kleine familieondernemingen, die zich met akkerbouw bezighielden – daar lag het accent op – en er voorts enige stuks vee op na hielden. Deze lokale landbouw was erop gericht om als keuterboeren rond te kunnen komen en voor zover het al grotere belangen diende, dan toch hooguit de voedselvoorziening van de eigen streek.

Inmiddels tekende zich vanaf omstreeks 1830-1840 een aanzienlijke groei van de bevolking af. Deze extra monden konden alleen gevoed worden dankzij extra ingrepen. Zo werden er nog niet in cultuur gebrachte gronden geschikt gemaakt voor de landbouw, zoals in het oostelijk deel van Echt, waardoor bestaande kernen als Diergaarde/Maria-Hoop, Echterbosch en Koningsbosch groeiden. Ook in Vlodrop en Swalmen werden nieuwe gronden ontgonnen. Maar dat proces kon lokaal niet alsmaar doorgaan.3

Procentuele bevolkingsg roei van enige Midden-Limburgse gemeenten 1840-1947 4

Maasniel Swalmen Herten Melick-Herkenbosch Sint-Odiliënberg Vlodrop Echt Roermond

1830 (100) (100) (100) (100) (100) (100) (100) (100)

1840 101 104 112 104 112 93 112 110

3

1899 194 186 164 174 143 116 172 229

1920 261 245 197 237 171 211 252 298

1930 283 294 210 262 181 179 294 309

1947 422 371 278 212 193 180 376 393

Bron: Jansen en Rutten (1992) 35-45; Beckers (2006) 68 4 Bron: Beckers (2006) 66 23


Landbouwcrisis De landbouw werd getroffen door een grote crisis. In de Verenigde Staten waren in het middenwesten grote gebieden ontgonnen, waarop graan werd geteeld. Vervolgens kwam dit door de nieuwe spoorwegverbindingen tot in de havensteden aan de kust, waar het via schepen de markten in Europa overspoelde. De Nederlandse regering, die van liberale snit was, greep niet in. Graan was er als gevolg van de internationale concurrentie opeens in overvloed. Het basisproduct van veel kleine boeren was plotsklaps amper nog iets waard.

De landbouw geraakte hierdoor in een diepe crisis (1878-1895), die zijn hoogtepunt omstreeks 1885 kende. Het was een identiteitscrisis, want er werden diverse wegen bewandeld, waardoor de landbouw een geheel andere invulling zou krijgen.

Maatschappij van Landbouw De landbouw was tot dan toe amper georganiseerd; met name de kleine boeren ploeterden zelfstandig voort. Wel was er een Limburgse Maatschappij van Landbouw, maar die telde onder haar leden zeer weinig kleine, maar vooral middelgrote en grote boeren. Juist die konden zich – ook in tijden van crisis in de landbouw – vrij goed helpen. De noodzaak tot verandering werd er daarom minder gevoeld. De Maatschappij telde eind negentiende eeuw 480 leden, werd officieel door de Provincie erkend en ontving enige subsidie. Ze stelde een zogenaamde ‘wandelleraar’ aan om de landbouwers in hun eigen gemeenschap te onderrichten over bedrijfsrationalisatie en samenwerking. De Maatschappij kende diverse plaatselijke afdelingen. Die droegen veelal de naam ‘casino’ in de betekenis van een locatie waar onderhoudende agrarische bijeenkomsten plaatsvonden. Afgelegen herbergen droegen die naam ook wel.5

5

24

COOP-kracht

Bron: Gedenkboek “Landbouwbelang” (1939) 6; Derix (1990) 15-21; Planje (ed.) (1951) 70


De Limburgse landbouw

Landbouwcasino’s De eerste landbouwcasino’s ontstonden omstreeks 1870, toen zich noviteiten op landbouwgebied aandienden; deze nodigden uit hierover met collega-akkerbouwers of -veehouders te overleggen en spoorden aan tot gezamenlijke activiteiten. Er werden lezingen en voorlichtingen georganiseerd. Onderlinge verzekeringen werden afgesloten en fokhengsten of -stieren werden voor gezamenlijk gebruik aangeschaft. Er werd over nieuw voer en kunstmatige meststoffen overlegd; die werden

getest om zo het beste te kunnen kiezen, dat vervolgens op kleine schaal gezamenlijk werd ingekocht. Ook werden samen wel landbouwwerktuigen aangeschaft, zoals in Linne, waar het plaatselijk casino besloot tot aankoop van twee dorswerktuigen met stroschudder. Het casino telde zestien leden, veelal de grotere en welgestelde boeren. Door dit soort samenwerking en gezamenlijke inkoop was al een eerste grondslag voor toekomstige coöperatie gelegd. Dat was hoognodig.6

La nd bouwca sino’s te V lodrop en Echt

Voordat de boerenleenbanken en andere agrarische coöperaties tot stand kwamen, was de boerenstand maar met mate georganiseerd. De grotere boeren vonden zich in zogenaamde Landbouwcasino’s. Dat was lokaal een samenwerkingsverband van boeren, dat vooruitlopend op de coöperatieve gedachte al zorgde voor gezamenlijke in- of verkoop. Dit gebeurde voor de zaden, het graan, de kunstmest en de zuivelproducten. Dat de vroege landbouwcasino’s een tamelijk elitair karakter kenden, althans een verzamelplaats voor grote boeren waren, mag blijken uit het casino te Vlodrop. Hiervan werd in februari 1872 baron J.L.Th.A.L. van Scherpenzeel-Heusch (1799-1872) de president. De uit een burgemeestersfamilie stammende J. Maessen werd secretaris. In het bestuur waren voorts vertegenwoordigd iemand van het Steenhuis, van de Schurenhof, een landbouwer en burgemeester Klaessen. Na de dat jaar overleden baron Scherpenzeel werd Maessen president. Het casino werd in 1873 bezocht door wandelleraar Corten van de Maatschappij van Landbouw, waarbij de casino’s waren aangesloten, die er een voordracht over landbouw en veeteelt hield. Het Landbouwcasino Echt zorgde bovendien voor promotie van de producten. Zo werd er in 1885 een tentoonstelling van Land- en Tuinbouw georganiseerd. Deze was groots opgezet. Er was een loterij aan verbonden en er werden penningen geslagen die aan de prijswinnaars van de expositie werden uitgereikt. Drie jaar later was het Echter casino initiatiefnemer voor een gezamenlijke verkoop van boter; er werd in 1888 een wekelijkse botermijn gestart. Dat er behoefte was aan een bundeling van krachten op het gebied van zuivel, mag blijken uit de grote navolging die botermijnen en zuivelfabriekjes zouden krijgen.*

*

6 Bron: Theunissen (1987) 139; Siemes (2011) 47-53 Bron: GAR, Archief Vlodrop, inv. nr. 569: Notulen Landbouwcasino (1872-1873); Laugs (1970) 43; Hanssen (2003) inv. nrs. 3504 en 3505 25


Werken in Duitsland De alternatieven die door de landbouw aangegrepen werden, waren niet voldoende om alle boerenzonen daarin een plek te bieden. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat de bevolking al langere tijd fors in omvang toenam en de keuterboerbedrijfjes er onvoldoende werk en eten voor konden bieden. Meer dan eens was er een huis-aan-huis inzameling nodig om een boer, na tegenslag of sterfte onder het vee, er weer bovenop te helpen. Er werden daarom ook andere wegen bewandeld. In 1897 werd geklaagd over een slechte oogst: met name de rogge liet het afweten. Zelfs wie een zolder vol graan had, had nog niets verdiend als gevolg van de lage prijzen. Bovendien waren de meeste boeren pachters, dus met vaste lasten. Om toch aan hun financiĂŤle verplichtingen te voldoen, zouden ze vee moeten verkopen, maar hiervoor waren de grenzen gesloten. Daarom waren er velen die moesten kiezen tussen verhongeren of hard werken in Duitsland. Menigeen ging de grens over om in Duitsland brikken te bakken. Daar was nog goed geld te verdienen. Maar het resultaat was dat veel huizen langs de grens dichtgetimmerd waren; de bewoners waren elders. Limburg zat in een uithoek, waar de klappen vielen. Zeer velen moesten in Duitsland hun brood verdienen. Het leverde een veel beter loon op, maar het leidde wel tot ontwrichte dorpsgemeenschappen en families aan deze zijde van de grens.7

Velen emigreerden naar de Verenigde Staten. De agrarische crisis was er mede aanleiding voor. Foto: Quaghebeur e.a. (1990) 14.

7

26

COOP-kracht

Bron: NKO, 03.08.1897 en 13.04.1898; DRL, krantenartikel


n. voor.

De Limburgse landbouw

Landverhuizers

Landbouw in beweg ing

Het massale Amerikaanse graan was een gevolg van grootse, nieuwe ontginningen die door veel nieuwe boeren aldaar gerealiseerd werden. Daarvan waren er genoeg afkomstig uit Europa. Midden-Limburg kende ettelijke tientallen landverhuizers, die een nieuw bestaan in het land van de onbegrensde mogelijkheden zouden zoeken. Daar werd gratis landbouwgrond in het vooruitzicht gesteld.

De landbouw was volop in beweging met de introductie van kunstmest en van op stoom aangedreven machines, bijvoorbeeld om te dorsen of graan te malen. De landbouwcrisis kwam niet geheel onverwacht. Er was al voor gewaarschuwd en er was geadviseerd over te stappen op veeteelt. Dit gebeurde ook massaal, althans door de boeren die het zich konden permitteren. Was de mest van het vee eerst nodig voor het land, nu kwam landbouw met teelt van voedergewassen ten dienste van veeteelt te staan. Hoewel de veeteeltproducten vlees en zuivel aanvankelijk minder last hadden van prijsschommelingen, raakten de vele boeren en boertjes met hun producten in het fluctuerende speelveld van vraag en aanbod. Teveel veeteelt deed ook op dit vlak de prijzen dalen. Dus werd de veestapel weer wat ingekrompen. Een andere vluchtweg was de fruitteelt, waarvan in Zuid-Limburg veel gebruik werd gemaakt. Ook groenten werden door de nieuwe industriële centra gevraagd. De boeren geraakten erdoor in de ban van de internationale concurrentie en werden een speelbal van de kapitaalbezitters en handelaren.

De eerste golf – speciaal uit het gebied tussen Sittard en Echt/Montfort – vond al in 1862-1863 plaats, toen aan de overzijde van de oceaan nog de Amerikaanse burgeroorlog woedde. Lotsverbetering dreef de Amerikagangers, die toch het boerenbestaan van hun ouders en voorouders wilden voortzetten, maar dan op een andere leest. Het tijdstip van de tweede golf laat zich welhaast voorspellen: namelijk in 1887, op het hoogtepunt van de agrarische crisis.8

8

Bron: Smeets, ‘Lotsverbetering’, 187-216 27


Belemmerende factoren

Coöperatieve boterproductie

‘Er moest iets gebeuren’, was bij velen de gedachte. De boeren waren het navelstaren beu. Toch duurde het geruime tijd voordat initiatieven tot stand kwamen. Er was immers al een Maatschappij van Landbouw, die echter niet de kleine boeren verenigde of vertegenwoordigde. Die laag opgeleide keuterboeren op de zandgronden kenmerkten zich door een passieve houding en vrij gesloten bedrijfsvoering. Ze meenden aan zichzelf overgeleverd te zijn en wantrouwden de harde buitenwereld. De communicatiemiddelen waren slecht; weinigen hadden of lazen een krant. Voorts was de liberale regering een struikelblok om economisch de krachten te bundelen. De aandacht voor de landbouw was destijds toch al onvoldoende groot; het departement van Binnenlandse Zaken had een ‘afdeling landbouw’, maar pas in 1905 kwam er een ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel. Een andere grote horde, die overwonnen moest worden, was het veto van de katholieke kerk in Limburg. Deze had zich de laatste decennia sterk geëmancipeerd en zich veel zeggenschap – ook op niet-religieuze terreinen – weten toe te eigenen. Zo ook of en hoe boeren en arbeiders georganiseerd konden worden.9

Een van de eerste terreinen, waarop samenwerking van de boeren nodig was om een voor allen beter resultaat te bereiken, was de productie van boter. De meeste boeren hadden doorgaans slechts enkele stuks vee, waarvoor toch alle werkzaamheden voor boterbereiding moesten plaatsvinden. Het was gewoonlijk een aangelegenheid van de boerin om elke morgen in alle vroegte om vier uur de koeien te melken. Vervolgens moest de room van de melk worden geschept, die moest verzuren, gekarnd worden, gekneed en geperst worden om de boter te bereiden. Het was een arbeidsintensief proces, dat

Onderwijzer J.J.C. Ament, initiator van coöperatieve zuivelverwerking. Foto: Planje (1951)

9

28

COOP-kracht

Bron: Planje (1951) 69-70


De Limburgse landbouw

telkens een flinke inspanning eiste en toch maar een veelal geringe opbrengst kende. Schaalvergroting in combinatie met machinale boterproductie zouden een beter rendement opleveren dan bij het zelf karnen. Daarvan zouden de kleine boeren nog het meest profiteren. In 1886 hadden de eerste boeren in het Friese Warga zich verenigd in een zuivelfabriekje. Het duurde nog tot 1892 vooraleer ook Limburg zijn eerste boterfabriekje kreeg. Dit gebeurde in Tungelroy onder leiding van het lokale schoolhoofd J.J.C. Ament, die zijn inspiratie in het Belgische Bree had opgedaan.

Hij wist in Tungelroy 48 boeren voor zijn plan te winnen om samen een handgedreven karntoestel aan te schaffen. Deze zogenaamde centrifuge slingerde door de middelpuntvliedende kracht het vet uit de melk. Dit voorbeeld kreeg op diverse plaatsen navolging. Ook de landbouwleraren wezen de boeren op de te behalen voordelen. Desondanks was er nog genoeg argwaan bij de boeren, die zo lang op zichzelf aangewezen waren geweest. Ettelijke agrariërs moesten er niets van hebben: “Van de boterfabrieken komen vette vrouwen en magere kalveren”, was een vaak gehoorde opmerking.10

J. J. C . A men t Zuivelpionier De schoolmeester en kosterszoon Joannes Josephus Cornelis Ament (Stramproy 1864 – Amsterdam 1932) gaf in 1892 de belangrijke aanzet tot de start van de eerste coöperatieve zuivelfabriek in Tungelroy. Inspiratie hiervoor had hij in het Belgische Bree opgedaan. Ament begon als onderwijzer te Beegden (1883-1891) en werd hoofd der lagere school te Tungelroy (1891-1905). Hierna zou zijn leven grotendeels in het teken van de agrarische wereld staan. In 1905 werd hij zuivelconsulent in Limburg (tot 1920): “Wanneer Ament had gesproken was tot de coöperatieve zuivelverwerking op talrijke plaatsen praktisch besloten”. Hij werd bij de start van de zuivelfabriek St.-Christoffel in Roermond benoemd tot lid van de commissie van toezicht. Hij was bestuurslid en ondervoorzitter van de Federatieve Nederlandse Zuivelbond en secretaris en voorzitter van de Zuid-Nederlandse Zuivelbond. Hij was omstreeks 1918 regeringscommissaris voor de graanverzameling in Limburg en werd directeur van de LLTB te Roermond (1920-1932). Hij woonde sedertdien in Roermond. Voorts was hij lid voor de RKSP van de Tweede Kamer (1922-1932), waar hij zich vooral bezig hield met landbouw en landbouwonderwijs. Hij werd na zijn overlijden in Amsterdam begraven in Roermond (1932).*

*

10 Bron: Jansen en Rutten (1992) 283-286 Bron: www.parlement.com; DRL, krantenartikel d.d. 09.03.1909 29


Succesformule centrifuge Binnen enkele jaren kwamen op coöperatieve basis centrifuges op handkracht tot stand. Om zich in een coöperatie te verenigen, moesten keuzes worden gemaakt over aansprakelijkheid en winstverdeling. Bij zuivelcoöperaties was dit doorgaans de zogenaamde Gewijzigde Aansprakelijkheid (G.A.) naar rato van de ingebrachte melk. Ook het als dividend uit te keren overschot werd aldus toegekend. Voor de berekening van eenieders vergoeding, werd de door ‘meester Ament’ opgestelde formule gehanteerd, namelijk zes cent per kilogram boter. Evenals in Tungelroy kwam het initiatief doorgaans niet van de lokale boeren zelf, maar gaven notabelen er de aanzet toe. Ook werden zuivelcursussen aangeboden door de landbouwmaatschappij en de ZuidNederlandse Zuivelbond (ZNZ). Binnen enkele jaren waren honderden zuivelfabriekjes als paddenstoelen uit de grond geschoten, waarbij duizenden kleine boeren waren aangesloten, die ieder gemiddeld maar 2,75 melkkoeien hadden. De fabrieksmatige boterproductie nam fors toe en leverde de boeren goede resultaten op. De coöperatievorm had een nieuwe trend ingeluid.11

Interieur van een ‘fuu’ (handmelkerij) omstreeks 1900 Foto: Quaghebeur e.a. (1990) 46 11

30

COOP-kracht

Bron: T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 25-27


De Limburgse landbouw

f D e c en tr if ug e o ‘fuus’

Binnen een paar jaar veroverde de ‘centrifuge’ zich een plek in de dorpsgemeenschap. De eerste ontstond in 1892 onder aansporing van de lokale onderwijzer Ament in Tungelroy. Een jaar later waren er al dertien. Ze kwamen voort uit een lokale vereniging van veehouders (een zogenaamde samenmelkerij), die in een coöperatie en voor gezamenlijke rekening machines aankochten om hun melk volgens de nieuwste inzichten te bewerken tot boter en deze gezamenlijk op de markt te brengen tegen een goede prijs. Door samenwerking kwamen de – vaak kleine – veehouders sterker te staan. Het was bovendien beter voor de veestapel, voor het voederen en fokken. Er werd door de machinale boterproductie zuiniger met melk omgegaan en deze bracht daarom meer boter op. Dit terwijl de op deze wijze bewerkte melk of boter ook kwalitatief betere producten opleverde en hygiënischer was. De centrifuge was de naam voor de machine, die van melk boter maakte en – als pars pro toto – ook de naam van het gebouwtje,

waarin de machine huisde (ook: ‘de fabriek’). Uit een schets omstreeks 1900 ontlenen we dat de centrifuge (of ‘fuus’) een middelpunt van het dorp werd. Op de zaterdagavond was het er een drukte van belang met aan en af rijdende kruiwagens, hondenwagens etc., alle beladen met blikken melk. Het ronddraaiende machientje deed zijn werk, het bestuur van de coöperatie zag toe op een goed verloop, terwijl de jongste dorpsroddels werden uitgewisseld door babbelende vrouwen en giechelende meisjes. Alle boeren, die hun melk bij de centrifuge bezorgden, waren er samen eigenaar van. Ze kozen samen het bestuur, dat financiële verantwoording aflegde. Zowel de winst als het verlies deelden de participanten onder elkaar. Door de boterbereiding te centraliseren, werd veel gewonnen aan hygiëne. Waar vroeger elke boer zelf voor propere zuivelbereiding moest zorgen, werd hierin nu met de centrifuge voorzien. Er werd ook een melkcontrole ingevoerd om het vetgehalte te bepalen en daarmee

de waarde van de melk in relatie tot de boterfabricage te kunnen vaststellen. De geproduceerde boter werd vervolgens aan de botermijn bezorgd – zoals te Roermond – die zorgde dat de prijzen niet te laag zouden zakken. Dat was voordien wel anders. Toen werd thuis boter gemaakt, waarvoor meer melk nodig was en dat bij hitte een lastige klus was. Het eindproduct, de boter, werd vervolgens bezorgd bij een winkel, die voor de verkoop zou zorgen. Uitbetaald werd er zelden tot niet. Integendeel, doorgaans werden goederen uit de winkel meegenomen ter waarde van de boter of werd er zelfs gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op de pof te kopen. Immers, waar de boter gebracht werd, had de winkelier vooruitzicht op nieuwe inkomsten. Zelden bracht de boter dus geld op en zelden was de inkoop goedkoop. Boter was een ruilmiddel. De winkeliers of grotere boeren waren afhankelijk van handelaars, die sjacherden met de prijzen en zorgden voor onzekere inkomsten van de boterleveranciers.* *

Bron: NKO, 22.07.1893 en 18.08.1900 31


32

COOP-kracht


Interview

Har Scheepers oud-directievoorzit ter Rabobank Roer mond e.o.

Een coöperatie zonder basis is gedoemd te verdwijnen In een bespiegeling over coöperaties en de Rabobank toont oud-directeur Har Scheepers zich kritisch en bezorgd: “Als er niets verandert, geef ik de Rabobank nog 25 jaar”. Dat klinkt onheilspellend, geeft hij ook zelf toe, maar de bezorgdheid komt voort uit de grote veranderingen die de Roermonds-Echtse bank heeft doorgemaakt – belangrijke koerswijzigingen – die in de laatste jaren veel coöperatieve waarden teloor hebben doen gaan. “Daarmee is het verhaal over de meerwaarde van de coöperatie voor de leden amper nog uit te leggen. Dat ondermijnt de reden van het bestaan”.

Boerenleenbank zonder boeren Har Scheepers blikt terug op zijn komst als directeur naar de Roermondse Rabobank. Die bank, ontstaan in het buitengebied van de Kapel, had zich in de binnenstad gevestigd. Zijn voorganger, directeur Harrie Sliepen (“Ik leid de enige boerenleenbank zonder boeren”) had er de middenstand aan zich weten te binden met spaar- en beleggingsadviezen.

Alleen met de idee van de coöperatie kon hij niets; hij geloofde er zelfs niet in. De verplichting om allen die een financiering kregen, lid te maken van de coöperatie werd omzichtig nagekomen. De betreffende middenstanders werden lid vaak zonder dat ze het zelf wisten. Ze kregen niet eens uitnodigingen voor vergaderingen, die miniem per advertentie in een krantje aangekondigd werden en waar maar tien mensen op afkwamen. Maar de bank draaide als een tierelier. Na Scheepers’ aantreden als directeur viel er echter een lijk uit de kast. Medewerkers van de bank bleken hun klanten wat extreem behulpzaam te zijn geweest, met het wegsluizen van geld naar Zwitserland. Het daaropvolgende Fiod-onderzoek en de vier jaar durende rechtsgang zouden het imago van de bank veel kwaad berokkenen. 33


Enkel ondernemers als leden

Nieuw beleid “een drama”

Er moest en zou schoon schip worden gemaakt. Daartoe zou de coöperatieve bankgedachte nieuw leven worden ingeblazen. Hiervoor maakte zich de Echtse econoom drs. Pierre Coenemans, Eerste Kamerlid voor het CDA en coöperatieman in hart en nieren, bijzonder sterk. Met die nieuwe marsorders op zak, gingen Scheepers en de zijnen – aanvankelijk met enige scepsis – aan de slag. Maar niet zonder er een Roermondse draai aan te geven. De bank zou niet zozeer een kredietcoöperatie worden, maar een netwerkcoöperatie! Het lidmaatschap zou enkel voor ondernemers zijn weggelegd. Deze opvatting was redelijk spectaculair. Er werd veel geld gestoken in communicatie, vooral om de voordelen van het lidmaatschap bij de doelgroep onder de aandacht te brengen. De bank bood met lezingen en excursies, veelal gesegmenteerd naar bedrijfstak, een ideaal platform om te netwerken. Een deelname van veertig tot vijftig procent van de leden, zoals Roermond die kende, was ongekend in Rabo-land. De nieuwe formule sloeg aan; steeds meer ondernemers werden lid en toonden zowaar eigenaarschap van de bank door mee te denken en kritische vragen te stellen tijdens de ledenvergadering. Het principe van de exclusiviteit voor ondernemers werd volgehouden. Har Scheepers: “de coöperatieve bank had zich hervonden of beter: opnieuw uitgevonden!”

Dit ging door totdat de Rabobank landelijk een nieuw ledenbeleid afkondigde. “Het was een drama”, volgens Scheepers, “iedereen mocht en moest ook lid worden. De Rabo moest groter worden dan de ANWB. Maar er was geen beleid; het was visieloos”. De Rabobank Roermond heeft zich tegen het plan gekeerd en tot het uiterste verzet. Met bestuursvoorzitter Constant de Waal toog Scheepers naar de Rabovergadering in Utrecht. Waarom moesten ze hun goede coöperatieve model prijsgeven? En waarheen moesten ze met die hoge ledenparticipatie als er zulke grote aantallen leden kwamen? Naar het MECC? Maar hun betoog was aan dovemansoren gericht.

34

COOP-kracht

Veel leden, maar geen betrokkenheid Er is wel nog gepoogd te werken met het nieuwe beleid, maar dat zette geen zoden aan de dijk. Inderdaad groeide het ledental fors en kwam er middels de ledenraad een getrapte vertegenwoordiging. “Maar je kunt niets met die grote aantallen leden”, betoogt Scheepers, “de betrokkenheid is nihil. Als coöperatief ondernemer moet je jezelf telkens de vraag stellen: had ik dit ook kunnen doen als ik geen coöperatie was?”, vindt Scheepers. Bij de nieuwe ontwikkelingen moet je deze vraag zijns inziens dan steeds vaker met ‘ja’ beantwoorden. “De maatschappelijke betrokkenheid via het verstekken van lokale schenkingen is groot, maar rechtvaardigt dat je bestaan als coöperatie? Sterker nog: een coöperatie moet zijn roots kennen, moet


Interview

Rabobank, Willem II Singel, Roermond Foto: Karel Bingen

een verhaal naar de leden toe hebben. Campina doet dat goed, toont zich coöperatie. De eertijds zo bloeiende Roermondse Eiermijn is een voorbeeld van het tegendeel: ze raakte los van de leden, sloeg op drift en ging kopje onder. Er is geen succesvolle coöperatie die niet ook een goed verhaal naar de

leden heeft. Daarom: de Rabobank moet herijken, moet zich hervinden. Er moeten leden zijn, die zich eigenaar voelen, medeverantwoordelijkheid dragen. Anders is ook deze coöperatie gedoemd te verdwijnen”.

35


Een destijds moderne melkinrichting en boterfabriek. Foto: Strampoy, jaren twintig

g Zuivelvo orlich ti n Maasbracht Aan de basis van een nieuwe zuivelverwerking liggen kennis en inzicht. De coöperatieve boterfabriek van Maasbracht had dat al vroeg in de gaten. Zij vroeg in 1898 de provinciale zuivelconsulent Van Weijdom Claterbos om een lezing te houden over het maken van boter, die ook toegankelijk was voor niet-leden van de zuivelcoöperatie (‘samenmelkerij’). Hiervoor werd het schoollokaal ter beschikking gesteld. Veel vrouwen waren daarbij aanwezig; het melken en de boterbereiding werden immers tot de taken van de vrouw gerekend. De consulent sprak over het melken en het verzorgen van de melk. Hij benadrukte de nadelige gevolgen van onoplettendheid of onkunde. Juist bij zuivel waren hiermee veel voordelen te behalen, temeer natuurlijk middels een coöperatie. Ondanks dat de voordracht op carnavalsmaandag plaatsvond, was er een “talrijk en aandachtig gehoor”.*

Zuivelbond Onmiddellijk nadat lokaal de eerste zuivelfabriekjes tot stand waren gekomen, werd er een koepelorganisatie in het leven geroepen. Want productie aan de basis in de plaatselijke coöperatieve zuivelfabriekjes kon niet zonder een goede afzet. Zo kwam het al in 1893 tot een federatieve samenwerking in de Zuid-Nederlandse Zuivelbond (ZNZ). Deze kwam onder de bezielende leiding van Jan Truijen te staan, die ook bij diverse andere initiatieven vanuit de agrarische wereld betrokken was. De ZNZ stelde een zuivelconsulent aan, die de boerenorganisaties in de dorpen kon bezoeken om er voorlichting te geven. Veelal gaf dit ook de aanzet tot de start van een plaatselijke centrifuge, beheerd door een boerencoöperatief. De onderwijzer Ament, in 1892 de initiator van de eerste Limburgse zuivelcoöperatie in Tungelroy, was van 1905 tot 1920 zuivelconsulent in Limburg. Behalve de ZNZ kwam er ook een Federatieve Nederlandse Zuivelbond tot stand. Bij beide organisaties vervulde Ament leidende bestuursfuncties. * Bron:

36

COOP-kracht

NKO, 17 en 23.02.1898


De Limburgse landbouw

Ontwikkelingen in de zuivel Tijden veranderden. Er waren al ras nieuwe productiemethoden gekomen, die vroegen om een grootschaliger aanpak. Wat ook zwaar woog, was dat boter niet meer het enige gewenste eindproduct was. Er waren tal van andere zuivelproducten, waarnaar vraag kwam. Die diversiteit was op dorpsniveau niet meer te bereiken. Daarom werd de overstap gemaakt om de melk niet meer lokaal te verwerken, maar regionaal (zoals in Roermond, Maasbracht en Posterholt) of nog later in grote fabrieken, zoals te Roermond. De melk werd in de welbekende melkbussen (‘tuut’) aan het boerenerf opgehaald. Nog later kreeg de melkveehouder – mits hij voldoende vee had – een container geplaatst, waarin deze zijn voorraad melk verzamelde, die eens in de zoveel tijd werd opgehaald door de zuivelfirma. Die was door een fusiegolf van zuivelondernemingen deel geworden van een groter geheel. Maar met name in de zuivel zijn diverse grote spelers uit de coöperaties voortgekomen. Die zijn veelal op coöperatieve basis blijven werken, hoewel de schaal alsmaar vergrootte. Zo werd in 1975 nog steeds 87% van de totale hoeveelheid Nederlandse melk door coöperaties verwerkt. Het aanbod voor de consument nam met de jaren allengs toe. De vroegere melkventer bood op den duur een scala aan zuivelproducten aan. De supermarkten hadden natuurlijk nog meer mogelijkheden tot productdifferentiatie: de consument heeft de keuze uit melk, chocolademelk, vla, yoghurt, kwark etc., alles in vele smaken, soorten en maten. Een dergelijke ontwikkeling is ook voor andere agrarische coöperaties te onderkennen.

Ontwikkeling buitenland Terug naar de ontstaanstijd van de coöperaties. Nederland liep niet voorop bij de bundeling van krachten van de boerenstand, integendeel. In de tijd dat hier de eerste zuivelcoöperaties tot stand kwamen, waren enkele jaren eerder in Duitsland al zogenaamde verenigingen van boeren (‘Bauernvereine’) en coöperatieve banken tot stand gekomen. Ook in het aangrenzende bisdom Luik waren na aansporing van de bisschop plaatselijke organisaties van boeren ontstaan, die een godsdienstig en maatschappelijk karakter droegen. Hieruit is tenslotte in 1890 de Belgische Boerenbond voortgekomen. Behalve boerenverenigingen waren in Duitsland, Frankrijk, Italië, Rusland en België ook al honderden kredietkassen en -banken tot stand gekomen, evenals in Hongarije en Servië (in 1897 was er in het ZuidFranse Tarbes zelfs een Raiffeisen-congres!). In Nederland duurde het langer vooraleer de in acute nood verkerende boerenstand zich wist te verenigen. Een bundeling van krachten stuitte

37


op wantrouwen. Van de liberale regering, die de economie op zijn beloop wilde laten, maar ook de katholieke kerk hield in het boerenrijke zuiden graag de vinger aan de pols. Bovendien was de coöperatieve gedachte, op grond waarvan zoveel initiatieven door boeren gerealiseerd zouden kunnen worden, elders al gekaapt door de socialisten, waardoor het in de ogen van bestuur en kerk direct een negatieve bijsmaak had gekregen. Pas toen het echt niet langer kon met de boeren, er schrijnende armoede heerste en zelfs de oogsten amper nog geld in het laatje brachten, moest er wel ingegrepen worden.12

12

38

COOP-kracht

Burgemeester en Kamerlid Jan Truijen, ‘Boerenkoning’. Foto: Planje (1951)

P .J . (Ja n ) Tr uijen 'Boerenkoning' De landbouwerszoon Jan Truijen (Altweert 1838 – Meijel 1919) was een groot promotor van samenwerking in de noodlijdende landbouwsector en van de coöperatieve werkwijze. Hij werd de eerste voorzitter van de Limburgse Christelijke Boerenbond (1896-1901) en van de Limburgse Landbouwbond (1901-1909). Hij was hiervoor een geschikte, want gezaghebbende persoon, op grond van zijn bestuurlijke carrière en agrarische achtergrond. Hij werkte aanvankelijk op het bedrijf van zijn ouders, was landmeter, werd gemeentesecretaris van Meijel (1869-1873), wethouder van Weert (1873-1876), wethouder van Meijel (1886-1895), lid van Provinciale Staten (1886-1919), lid van de Tweede Kamer (18941901) en burgemeester van Meijel (1895-1913). In de Kamer was Truijen als R.K. afgevaardigde geen opvallend lid; hij sprak er wel over de Boterwet. Maar als burgemeester en boerenvoorman speelde hij een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling van de landbouw in Limburg. Hij was tevens voorzitter van de door hem in 1893 opgerichte Zuid-Nederlandse Zuivelbond. Zijn bijnaam luidde ‘de Boerenkoning van Limburg’. Zijn zoon P.W.H. Truijen volgde hem als Kamerlid op.*

Bron: NKO, 13.02.1896, 10.12.1896, 02.09.1897, 05.01.1898, 01.02.1898; MAR 25.09.1897 * Bron: www.parlement.com; Korsten (1996) 54; DRL, krantenartikel d.d. 09.03.1909


De Limburgse landbouw

Pa ter en E ls en Gerlach u s va n d ‘Boerenapostel’ pater Gerlachus van den Elsen. Foto: Sluyterman (1998) 24

Nederlandse Boerenbond In 1896 vond in Utrecht de oprichting plaats van de Nederlandse Boerenbond. De Kerk hield er grip op, daar de bond het Christendom erkende als de grondslag van de maatschappij. Doel van de bond was een koepel te bieden, waar de zelfstandige boerenverenigingen zich bij aan konden sluiten. Er waren van meet af veel doelstellingen om na te streven. De bond verklaarde zich tegen slechte gewoonten en misbruiken, voor het bevorderen der spaarzaamheid, het nastreven van een rechtvaardige en doelmatige hervorming van de agrarische wetgeving, het stichten van coöperatieve aan- en verkoopverenigingen, het afsluiten van verzekeringen enz. De boerenbonden waren belangrijke initiators voor het opereren op coöperatieve basis. Jan Truijen, inmiddels burgemeester van Meijel, was bij dit Nederlandse initiatief betrokken. Hij was eerder oprichter van de Zuivelbond en begreep dat de organisatie van het zuivelwezen niet voldoende was om de boeren te helpen. De Limburgse boeren waren erbij gebaat zich onderling te verenigen en gemeenschappelijke regelingen op touw te zetten. Daarom publiceerde hij in de loop van 1896 conceptstatuten voor lokale boerenbonden. Binnen de Nederlandse Boerenbond zou Limburg na Brabant qua getalssterkte de tweede positie innemen.13

De boerenzoon, pater Gerlachus van den Elsen (1853-1925), staat vooral in Noord-Brabant als voorvechter van de boerenstand en het coöperatiewezen te boek. Met zestien jaar trad hij in bij de Nobertijnen van Heeswijk. Hij volgde de priesteropleiding en hield zich veel met sociale kwesties bezig. Als boerenzoon ging hem het lot van de boerenbevolking ter harte, die in armoede de agrarische crisis moest ondergaan. Hij ging de boer op en droeg met zijn engagement bij aan de organisatie van de boeren in de Noord-Brabantse Boerenbond. Ook elders hielp hij bijvoorbeeld mee om te zoeken naar een goede kunstmest; zo zond de pater aan de afdeling Maasbracht van de Boerenbond als proef een zak Thomasslakkenmeel: men moest het maar eens proberen. Nadien zouden de boeren zweren bij dit product. Van den Elsen, bijgenaamd ‘de boerenapostel’, ijverde voorts op tal van plaatsen in de regio voor de oprichting van boerenleenbanken en stond mede aan de wieg van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (1898). In de ogen van de pater waren de boerenleenbanken veeleer maatschappelijke dan financiële instellingen. Ze waren zijns inziens een instrument om “den woeker te weren, den landman in zijn nood bij te staan, maar ook spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid te bevorderen”. In Van den Elsens geboortehuis te Gemert is het Boerenbondsmuseum gevestigd. Zijn drijfveer? Wie een beter leven wil, moet zich organiseren.* *

13 Bron: Planje (1951) 70-72 Bron: Planje (1951) 18; www.BoerenBondsmuseum.nl/index.PhP/Pater-van-den-elsen 39


Burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen bedacht een banksysteem. Foto: Sluyterman (1998) 21

Start Boerenbond in Limburg Nog datzelfde jaar 1896 werd in Roermond de Christelijke Limburgse Boerenbond opgericht. De eerste voorzitter werd ‘Boerenkoning’ Jan Truijen, terwijl de nog jonge Jos. Hendrickx uit Asselt secretaris werd. Er bestonden destijds al circa dertig lokale afdelingen, terwijl dat aantal een jaar later al tachtig bedroeg. Dit kwam niet in de laatste plaats doordat de boerenbond een christelijke grondslag gekozen had, waardoor de lokale dorpspriesters ijverden voor de totstandkoming van boerenverenigingen. De Boerenbond is in 1897 onder meer al gevestigd in: Asselt, Echt, Herten, Maasbracht, Maasbrachterbeek, Maasniel, Montfort, Ohé en Laak, Peij, Stevensweert en Swalmen. Het bestuur van de Bond kon direct een aantal belangrijke taken ter hand nemen. Zo werd er al snel werk gemaakt van de gezamenlijke inkoop, ondanks het feit dat er geen beschikking was over een eigen kantoor of personeel. Er werd een commissie belast met de aankoop van kunstmest per wagonlading, die binnen een jaar groeide tot bijna anderhalf miljoen kilo. Ook kwamen er aanbestedingen voor de aankoop van veevoeder als lijnmeel of lijnkoeken. Er werd onderzocht hoe onderlinge verzekeringen gerealiseerd konden worden, zoals tegen hagel of het overlijden of gewond raken van paarden. Bovendien werden er stappen ondernomen om te komen tot de oprichting van op de boerenstand gerichte banken. Werk te over dus.

Fr .W . Raiffei sen Bank-initiator De Duitse plattelandsburgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen (1818-1888) trok zich het lot van de arme boerenbevolking aan en ontwikkelde een kredietsysteem voor de landbouw. In zijn standplaatsen Weyerbusch en Flammersfeld (in de Westerwald, ten zuidoosten van Bonn) zag hij de noden van de boerenstand. Gezinnen kwamen aan de bedelstaf doordat ze geleend geld aan woekeraars verschuldigd waren. Dit terwijl er juist behoefte was aan kapitaal om investeringen te doen, die noodzakelijk waren om de vernieuwingen in de landbouwbewerking bij te benen. Raiffeisen werkte daarom een model uit van lokale spaar- en leenkassen. Ze verstrekten krediet op lange termijn en tegen een lage rente. In 1849 kwam de eerste dusdanige bank tot stand, waarvan de opzet nog verbeterd werd en die daarna zeer veel navolging vond. In Nederland schaarden de Boerenbonden zich achter dit systeem; ook de geestelijkheid engageerde zich hiervoor.*

*

40

COOP-kracht

Bron: Raiffeissen / Duijzer (2012); Sluyterman (1998) 19-22


De Limburgse landbouw

Een boerenbank, maar hoe? De Boerenbond zocht naar mogelijkheden voor noodzakelijke kredieten ten behoeve van boeren die gezamenlijke investeringen wilden doen. Voor de geldverschaffing was een bank nodig. Bij de toenmalige banken zouden de boeren weinig gehoor vinden. Die kenden vaak een specifieke opzet als handelsbank of spaarbank. Daarom dacht de Boerenbond ook aan toegespitste, op de boerennoden gerichte banken. Over de opzet daarvan werd nagedacht, het nodige geschreven en gediscussieerd. Men was wel gecharmeerd van het Duitse voorbeeld van de Raiffeisense spaar- en kredietkassen, dat daar en elders al veel navolging had gekregen. Het streven was om veel lokale afdelingen op te richten. Toch was er nog onenigheid of deze banken gestoeld moesten worden op de verenigingswet uit 1855 of de coöperatiewet uit 1876. In Limburg werd door Frans van Dam een boekje geschreven: De Raiffeisen-cassen of 15

Landbouwbanken (Sittard 1897). Vervolgens ontwierp de Noord-Brabantse Boerenbond bankstatuten overeenkomstig de coöperatiewet. Het Centrale bestuur van de Boerenbond besloot vervolgens dat Boerenleenbanken, wilden ze door de Boerenbond erkend worden, als coöperatie moesten zijn ingericht naar de wet van 1876. Dit hield onder meer in dat de sommen die opgenomen en maximaal uitgeleend konden worden, per jaar konden verschillen en afhankelijk waren van het aantal leden van de bank. Ze moesten daarom door de algemene vergadering worden vastgesteld, zoals dit ook in de Duitse en Belgische coöperatieve bankstatuten was vastgelegd. De coöperatieve opzet van de bank is dus geen vanzelfsprekendheid geweest, maar is tot stand gekomen na een rijpe discussie binnen de Boerenbond. Nadien werden toch beide soorten banken – al dan niet volgens de coöperatiewet – geaccepteerd.15

Bron: MAR, 29.02.1896 en 28.10.1897; NKO, 25.02.1896, 05.12.1896, 10.12.1896, 12.12.1896, 17.12.1896, 24.12.1896, 03.07.1897 en 18.11.1897; Jansen en Rutten (1992) 296-301 41


Eerste Boerenleenbank te Swalmen Na de Brabantse zette ook de Limburgse Boerenbond stappen om te komen tot de oprichting van Raiffeisense spaar- of voorschotbanken. Binnen de Bond was er een commissie in het leven geroepen om dit te bewerkstelligen. Deze bestond uit mr. Tasset te Roermond, rustend pastoor Klinkenberg te Schinnen, hoofd der school J. Claessen te Sittard, kapelaan Th. van der Marck te Heel en Jos. Hendrickx te Swalmen. Deze laatste was de secretaris van de Limburgse Boerenbond. Deze bond loofde fl. 25,- uit voor de eerste tien Raiffeisenbanken in Limburg. Die bonus kan Swalmen niet zijn ontgaan. Want aanvang november 1897 maakte de commissie de balans op en bleek er alvast één bank notarieel te zijn opgericht, namelijk die te Swalmen. Het plan was de statuten van deze bank in enkele Limburgse kranten te publiceren om hiermee ook andere afdelingen van de Boerenbond aan te sporen een eigen bank te starten. Dat de eerste bank in Swalmen tot stand kwam, kan welhaast geen toeval zijn. Daar was niet alleen in de persoon van kapelaan Souren een geestelijk adviseur actief, die een grote sociale bewogenheid had, maar bovendien was het de woonplaats van de jonge en zeer actieve secretaris van Boerenbond, die nota bene zelf de boer op ging om op diverse plekken bij de lokale afdelingen van de Boerenbonden lezingen te geven over de gezamenlijke aankopen van mest- en voederstoffen maar ook over de spaarbanken. Daarmee werd de Swalmense bank nog gestart vóór de oprichting van de twee Nederlandse koepelorganisaties van coöperatieve banken in 1898.16

Boerenbondsecretaris en boerenleenbankstimulator Jos Hendrickx Foto: Korsten (1996) 47

ck x J. H . (Jo s ) Hendri Eerste secretaris Bij de start in Roermond van de Christelijke Limburgse Boerenbond op 10 november 1896 werd Jos Hendrickx (1873-1928) uit Asselt-Swalmen de eerste secretaris. Hij werd tevens lid van de commissie van de Boerenbond inzake de Raiffeisenbanken. Hij was onvermoeibaar in de weer om bij tal van lokale afdelingen (in oprichting) te spreken over het belang van de Boerenbond en van de coöperatieve kredietkassen. Zo schreef hij een groot beschouwend artikel na een jaar Limburgse Boerenbond, dat in 1897 in de krant verscheen. Mede door zijn toedoen en dat van kapelaan Souren kwam in Swalmen in 1897 de eerste Limburgse Boerenleenbank tot stand. Hendrickx was ontvanger van de gemeente Swalmen (1899-1904). Na de fusie tot de Limburgse Landbouwbond werd hij daarvan de eerste secretaris. Toen Truijen in 1909 aftrad als voorzitter, stelde hij voor een fonds naar hem te noemen. Als gevolg van een faillissement besloot de Bond Hendrickx in 1912-1913 te schorsen als secretaris* *

42

COOP-kracht

16 Bron: NKO, 09.11.1897 Bron: Korsten (1996) 47; Planje (1951) 107; NKO, 09.11.1897; GAR, Archief der voormalige gemeente Swalmen, inv. nr. 1138


De Limburgse landbouw

Boerenleenbanken In de maanden na de eerste bank in Swalmen werden op diverse plaatsen banken opgericht. Ze schoten als paddenstoelen uit de grond. In februari 1898 waren inmiddels van zeven banken de statuten in de Staatscourant gepubliceerd, namelijk Swalmen, Kerkrade, Schinnen, Beesel, Hunsel, Ell en Heel, waar kapelaan Van der Marck zat die lid was van de Bankcommissie van de Boerenbond. De Sittardse statuten waren nog in behandeling. Toch schijnen niet alle banken voor een coöperatieve opzet gekozen te hebben. Van de genoemde zouden enkel Swalmen en Kerkrade de coöperatiewet (1876) als leidraad hebben gekozen, terwijl de overige terugvielen op de meer algemene Wet op het Recht van vereniging en vergadering (1855). Noord-Brabant telde op dat moment tien boerenleenbanken, in hoofdzaak ten oosten van Eindhoven. Eind 1898 kwam het tot de oprichting van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. Er ging aanvang december in Venlo een vergadering van alle Limburgse en Brabantse banken aan vooraf. Hier waren 22 van de dan 27 actieve banken vertegenwoordigd. Behalve in de woonplaatsen van de boerenbestuurders Truijen (Meijel) en Verheggen (Buggenum) was inmiddels ook een Boerenleenbank in Maasbracht tot stand gekomen. In 1898 kwam niet alleen de koepel van zuidelijke banken in Eindhoven tot stand, maar ook de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank in Utrecht, die de noordelijke banken zou verenigen. Dat men met deze inspanningen op de juiste weg zat, bleek toen de paus in 1902 liet weten dat boerenbonden en Raiffeisenkassen “aan zijn verlangen beantwoordden”. 17

“Dat de Boerenleenbank in hoogste bloei moge brengen onschatbare welvaart, zolang er ten Oosten van Roermonds Bisschopsstad onder de schutse van enen Heilige Laurentius ware boeren wonen, innig aaneengesloten in enen machtigen Boerenbond”

BRON: Tekst op de oorkonde bij gelegenheid van de stichting van de Boerenleenbank in Maasniel opgesteld door kapelaan Kusters (1904). Beckers (2006) 64 17

Bron: Munnix (1993) 153-180; NKO, 11.12.1897, 26.02.1898 en 06.12.1898; MAR 20.12.1902 43


Coöperatieve g raanmolen in Linne Het graan moest gemalen worden. Hiervoor waren de boeren aanvankelijk afhankelijk van een wind- of watermolen. In Linne was er een windgraanmolen met twee arbeiders – en ook een moutmolen met vijf werknemers – maar de afhankelijkheid van de wind bleef. Een opmerkelijk, want duur initiatief kwam van de grond, dat in 1906 gestart werd. Het betrof een graanmolen, aangedreven door een motor en op coöperatieve basis. Vijftig aandeelhouders schaarden zich achter dit voornemen. Dit waren uiteraard de lokale graanproducenten. In maart 1907 werd de molen aanbesteed en de bouw was al in juli voltooid. Net op

tijd voor de oogst. Dat jaar al telde ook deze molen twee werknemers. De coöperatieve stoomgraanmolen ‘St. Hendricus’, zoals de molen volledig heette, was gebouwd aan de huidige Marktstraat. Hij draaide aanvankelijk op een zuiggasmotor. In 1911 werd het een stoommeelmolen, aangedreven met motor van 1 pk. Enkele jaren later is sprake van een benzinemotor. In 1931 was de molen nog in werking. Nadien raakte die in onbruik. Het gebouw bood later ruimte aan een café met de toepasselijke naam Mill Pub, maar is nu woonhuis. Een gevelsteen wijst op de oude functie als molen.* *

44

COOP-kracht

Bron: Theunissen (1989) 61; Richter (1994) 15-16


De Limburgse landbouw

Botsingen met de handel Het kon niet uitblijven dat met het tot stand komen van een dergelijke omvangrijke organisatie, die de krachten van velen bundelde en die zich ten doel stelde misstanden in de handel tegen te gaan, het zou komen tot botsingen met de handelaren. Dezen hadden eerder vrij spel, konden tamelijk monopolistisch of marktverdelend optreden en daardoor (te) hoge prijzen vragen of (te) lage prijzen bieden. De eenzaam opererende boeren, die van deze producten of deze afzet afhankelijk waren, vormden een gemakkelijke prooi. Dat werd verleden tijd met de realisatie van lokale en provinciale boerenbonden, leenbanken, zuivelcoöperaties en aankoopcommissies. Dat de Boerenbond geen kleine speler was op het gebied van grootscheepse landbouwinkopen, mag wel blijken uit het feit dat in 1897 al een omzet van meer dan 5,5 miljoen kilo meststoffen, zaadgoed enz. aangeschaft werden. Het krachtenveld werd langzaam herschikt. Maar de handelaren gaven hun terrein niet zonder slag of stoot prijs. Ze probeerden monopolieafspraken te maken met de leveranciers en poogden de boerenbond en zijn coöperaties in een kwaad daglicht te stellen door laster of geruchten over solvabiliteit. In 1901 laaide een strijd op over de prijspolitiek tussen de aankoopcommissie van de Boerenbond en een syndicaat dat de befaamde kunstmeststof Thomasslakkenmeel aanbood. Het syndicaat verleende een handelaar het alleenverkooprecht, hetgeen de prijs opdreef. De boerencommissie bracht een ander merk in omloop. Dit werd vervolgens door de

handelaren verdacht gemaakt. Bovendien kostte het moeite de boeren te overtuigen dat het goedkopere, eigen merk gelijkwaardig was, maar dat soort problemen werden mettertijd door volharding overwonnen. De boerenorganisaties wisten lastercampagnes glansrijk te doorstaan en bewezen zich als speler op de markt. Toch boterde het nog een tijdlang niet goed. Nog in 1905 is er sprake van een NoordBrabantse boteroorlog, waarbij de handelaren, die nu aangewezen waren op de botermijn, de krachten bundelden om de prijzen te kunnen beïnvloeden en de grote uitvoer naar België laakten met geruchten dat de mijn en de bank verlies leden.18

18

Bron: Gedenkboek Landbouwbelang (1939) 6-8; Derix (1990) 15-21; NKO, 11.02.1897; diverse krantenberichten 1905 45


46

COOP-kracht


Interview

Jack Jan ssen Algemeen directeur AB Werk t Zuid-Nederland

Commercieel en coöperatief bijten zich niet De coöperatie van de agrarische bedrijfsverzorging (AB) kent in diverse regio’s in Nederland een verschillende invulling. Zo bepaalt elke coöperatie zelf haar strategie. In Limburg betreft het een bloeiend bedrijf, dat met expansie en groei groot is geworden. Aan het roer daarvan staat algemeen directeur Jack Janssen. Voorzien in behoefte Binnen de boerenstand werd in de jaren zestig de behoefte aan vervanging op het boerenbedrijf groot. Deze bedrijven waren – enkele uitzonderingen daargelaten – toen nog niet zo omvangrijk; de boer was de spil ervan. Werd hij ziek of kreeg hij een ongeval, dan kwam er van de verzekering wel een uitkering. Maar het bedrijf moest ook doorgaan. De LLTB drong aan op een ‘agrarische bedrijfsverzorging’, die met goede invallers op dergelijke omstandigheden kon inspringen. Hierbij kwam nog de opvatting dat ook de boer op vakantie moest kunnen, waarvoor de overheid in die tijd nog een subsidie regelde. Met de oprichting van de

agrarische bedrijfsverzorging (AB) werd voorzien in deze behoefte. Maar de omstandigheden wijzigden. Veel kleinere boeren vielen sindsdien af en grotere agrarische bedrijven groeiden alsmaar, waarbij meer geautomatiseerd werd. Dit vroeg om specifieke kennis bij de vervanging op het bedrijf. De kleinere coöperaties, die hier destijds voor zorgden, hadden moeite deze ontwikkelingen bij te benen. De toenmalige boerenbestuurders groeiden het personeelsbeleid en het daarbij horende werkgeverschap van meer dan dertig personen boven het hoofd. Tijd voor drastische wijzigingen.

47


Ambities temperen Dat was het moment dat Jack Janssen in beeld kwam, die Bedrijfskunde aan de Agrarische Hogeschool gestudeerd had. Met de fusie in 1997 zouden de coöperatieve taken (vervanging van zieke agrariërs), de werkgeversfunctie voor de bijbehorende medewerkers, een aanvullende detacheringorganisatie (voor de groeiende bedrijven in de intensieve veehouderij) en een uitzendtak voor het seizoenswerk in de tuinbouw, samengevoegd worden. Janssen schetst de timide sfeer bij zijn aantreden. Hij repte tegenover het toenmalige bestuur dat hij de omzet in twee jaar wel wilde verdubbelen. De voorzitter liet temperend weten: “Het is goed dat je die ambitie hebt, maar vertel dit soort verwachtingen liever alleen aan mij”. De groeiverwachtingen bleken echter reëel. In de loop der jaren werden de bakens verzet en bleek er telkens ruimte voor meer en groter. Janssen kijkt terug op de organisatie van toen: “We werden als een jonge hondenclub gezien”, en: “Achteraf kunnen we stellen dat we met de ogen dicht in een gat in de markt zijn gevallen”.

48

COOP-kracht

Dienstbaar aan de leden AB hield voortdurend het belang van de leden voor ogen. Er zijn nu ongeveer 1.200 boeren en tuinders, die zijn aangesloten. Voor hun basiscontributie krijgen ze gegarandeerde vervanging bij ziekte tegen een kostendekkend uurtarief, bij een hogere contributie tegen een gereduceerd tarief. Het scheelt de zelfstandigen op de kosten van hun arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ook in vakantievervanging wordt voorzien. Vervolgens heeft AB zich enkele gespecialiseerde taken met agrarische affiniteit eigen gemaakt, zoals rundveepedicure en asbestsanering. Het fungeert als uitzendbureau voor met name de seizoenafhankelijke tuinbouw en verzorgt detachering van vakbekwaam agrarisch personeel in met name de veehouderij. Maar in alle eerlijkheid, moet Janssen bekennen: “enkele van de op de coöperatie gerichte activiteiten zijn zeer laag renderend. Commercieel zijn ziektevervanging van ondernemers, een kenniscentrum (scholing en opleiding van


Interview

personeel) en een adviesbedrijf voor Human Resources Management minder interessant”. Daarom keert coöperatie AB geen dividend uit. Wel wordt het vervangingswerk bij boeren, dat toch (nog steeds vaak) als duur wordt ervaren, tegen een voordelig – lees: ten hoogste kostendekkend – tarief aangeboden en betreft het gegarandeerd gekwalificeerd en gemotiveerd personeel. Zo komt het dividend in de vorm van kennis en continuïteit bij de leden terug: “Voor hen zijn er tevens informatieve bijeenkomsten, bijvoorbeeld over veiligheid, omgang en communicatie met personeel, etc.”.

Gek walificeerde werk nemers binden Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat AB een forse groei heeft doorgemaakt. Bij de fusie in 1997 werden 200.000 uren arbeid verzorgd, terwijl dit aantal thans 2,8 miljoen uren bedraagt. Dat is verveertienvoudigd! Binnen de uitzendbranche heeft het bedrijf een toppositie, maar is minder prominent in de markt zichtbaar dan de commerciële vakbroeders. AB heeft vele jaren van dertig procent groei gekend. Hiervoor was een steeds verdere professionalisering van de organisatie nodig. Bovendien werden er nieuwe activiteiten – waaronder ook branchevreemde – ontplooid, zoals hovenierswerk of wegenbouw. Daarnaast worden de diensten behalve aan leden ook aan niet-leden aangeboden, zoals aan gemeenten, wegenbouwers of bedrijven die zich op

groenvoorziening richten. Dat klinkt als onstuimige groei, maar directeur Janssen licht de vele voordelen toe: “Goede werknemers verlieten vroeger het bedrijf omdat ze aan een nieuwe uitdaging toe waren. Welnu, die uitdaging ligt met een breed scala aan werkzaamheden nu ook binnen AB. De gekwalificeerde mensen blijven dus. Daarvan profiteert ook de agrariër, die vervanging nodig heeft. Ook die krijgt vakpersoneel dat van vele markten thuis is”.

Uitwassen van het kapitalisme Janssen relativeert de cijfers: “Er wordt weliswaar 48½ miljoen omzet gedraaid, maar de winst daarover bedraagt slechts acht ton euro. Dat is dus best marginaal. Juist dan is het goed om met commercieel interessante en toch branchegerelateerde activiteiten het geheel aan werkzaamheden winstgevend te houden”. Omdat de markt in Limburg verzadigd is, heeft AB zijn oog laten vallen op Noord-Brabant. Daar zijn weliswaar ook twee AB’s actief, die ieder amper tien miljoen omzet halen. AB Limburg opende onlangs een vestiging in het Brabantse Veghel en noemt zich sindsdien AB Werkt. Janssen: “De groei en de commercie zitten in onze genen”. Maar hij zag onlangs in de Verenigde Staten ook de uitwassen van het kapitalisme met grote armoede versus puissante rijkdom. Dat sterkt hem in de coöperatieve gedachte dat samenwerking voor ieder zo zijn voordelen heeft.

49


Boerenleenbankinitiator en priester Theo van der Marck Foto: ‘Rabobank Heel’

Fusie in de landbouw Rond de eeuwwisseling van 1900 waren er dus twee boerenorganisaties. Enerzijds de Maatschappij van Landbouw, waarin de grotere boeren en pachters vertegenwoordigd waren en die diverse adellijke kasteelheren als bestuurders kende. Anderzijds de als kool gegroeide Boerenbond, die de vele lokale Boerenbonden omvatte, die op tal van plaatsen door heel Limburg ontstaan waren en de kleine boeren in grote aantallen verenigden. Er werd van diverse zijden aangedrongen op fusie. Pas toen de conceptstatuten voldeden aan het door de kapelaan en geestelijk adviseur Van der Marck bepleite christelijk karakter, kon de Christelijke Boerenbond hiermee akkoord gaan. In 1901 werd de fusie gerealiseerd en kwam de Limburgse Landbouwbond tot stand. Later werd dit de welbekende Limburgse Land- en Tuinbouwbond (L.L.T.B., 1919). Met overgrote meerderheid werd Jan Truijen gekozen tot voorzitter en Jos Hendrickx tot secretaris, beiden afkomstig uit de gelederen van de getalsmatig veel sterkere voormalige Christelijke Boerenbond. Met de fusie kwam een einde aan de federatieve aansluiting van deze bond bij de Nederlandse Boerenbond. Limburg stond op eigen benen. Wel sloot de Limburgse Landbouwbond zich aan bij het Nederlands Bureau voor coöperatieve aankoop van kunstmest om zo goedkoop mogelijk te kunnen inkopen. De Limburgse Landbouwbond richtte zich op het coöperatiewezen, het onderwijs en de voorlichting.19 *

50

COOP-kracht

P ries ter Th. van der Marck De priester Th.H.A.M. (Theo) van der Marck (Helmond 1868 – Roermond 1953) toonde zich een groot stimulator bij de oprichting van boerenleenbanken in de regio. Na zijn priesterwijding werd hij kapelaan in Heel (1894-1904). In 1896 werd hij bovendien hoofdredacteur van het katholieke dagblad Maas- en Roerbode. Hij zag al vroeg in dat de agrarische stand zeer geholpen zou zijn bij kredietverschaffing volgens het systeem Raiffeisen. Hierover schreef hij een brochure, die voor dertig cent verkocht werd. Die werd geroemd om zijn duidelijke en heldere schrijfstijl en kreeg nog een herdruk in 1924. Hij schetste de allerbelabberdste toestand van de landbouw voor de oprichting van de boerenleenbanken. Op zijn standplaats Heel kwam al vroeg een bank tot stand, waarvan Van der Marck het bestuurssecretariaat op zich nam. Ook op andere plaatsen hield hij voor deze zaak een pleidooi, maakte deel uit van de bondscommissie en was geestelijk adviseur van het bestuur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven (1906-1942). Hij verzorgde een gedenkboek bij het 25-jarig bestaan van die bankenkoepel. Inmiddels was hij rector te Roermond (1904-1915) met vrijstelling voor het hanteren van zijn vaardige pen. Hij werd later secretaris van het Bisdom Roermond (1915-1949) en kanunnik van het Kathedraal Kapittel.*

19 Bron: Planje (1951) 72-73 en 79-82; Jansen en Rutten (1992) 288-294 Simonis (2001) 341; Munnix (1993) 167; G. Linssen (2010) 61; ‘Rabobank Heel’, 298-299; Sluyterman (1998) 29; NKO / M&R, 13.10.1906 en 24.05.1924


De Limburgse landbouw

Nieuwe kredietbanken Met de realisatie van Boerenleenbanken had de Christelijke Boerenbond al grote vooruitgang geboekt, dankzij de daartoe ingestelde Raiffeisen-commissie. Ook onder de Limburgse Landbouwbond werd de organisatie van het landbouwkrediet grotendeels overgelaten aan die betreffende commissie. Hiervan was kapelaan Th. van der Marck niet alleen secretaris, maar vooral de grote initiator. Om elders de oprichting van boerenleenbanken te bevorderen, richtte hij zich speciaal tot de dorpsgeestelijkheid, die als adviseur van de lokale boerenbonden fungeerde. In zijn eigen standplaats Heel gaf Van der Marck het goede voorbeeld: hier kwam de bank nog in 1897 tot stand, notuleerde de kapelaan de eerste vergadering en fungeerde deze als lid van de Raad van Toezicht.

20

Behalve Van der Marck waren er nog enkele pioniers van het boerenleenbankwezen in Limburg, namelijk kapelaan J.M. Souren – lid van de eerste Raad van Toezicht van de Eindhovense Centrale Boerenleenbank – en Jos Hendrickx (beiden uit Swalmen) alsmede Jan Truijen (burgemeester van Meijel). Uit een overzicht van de stichtingsjaren van de lokale banken uit de laatste jaren van de negentiende en het eerste decennium van de twintigste eeuw blijkt hoe snel het principe van de boerenleenbank zich verspreidde: Swalmen (1897), Maasbracht (1898), Sint-Odiliënberg (1902), Posterholt (1902), Vlodrop (circa 1902), Herten (1902), Echt (1903), Melick (1903), Maasniel (1904), Herkenbosch (1904), Pey-Echt (1904), Stevensweert (1905), Linne (1907) en Ohé en Laak (1907).20

Bron: Planje (1951) 82-84; ‘Rabobank Heel’ (1990) 298-299; NKO, 11.12.1897 en 06.12.1898 51


Aalmoezenier J.M. Souren was voor krediet- en winkelcoöperatie Foto: Het Veldeke

A a lmo ez enier J.M. Souren De priester Joannes Mathias Souren (Nuth 1868 – Weert 1951) zou furore maken als eerste aalmoezenier van het bisdom. Die betrokkenheid bij de werkende stand bracht hem ertoe zich te engageren voor de lokale boerenleen-banken. Na zij priesterwijding werd Souren aangesteld als kapelaan te Swalmen (1891-1900). Bij de oprichting van de Centrale Boerenleenbank in Eindhoven werd hij lid van de Raad van Toezicht (1898); die functie vervulde hij tot hij werd overgeplaatst naar Wijck-Maastricht. Voor de Boerenleenbank bleef hij wel inspecteur voor Limburg. Inmiddels was in Swalmen de eerste Limburgse Boerenleenbank tot stand gekomen. De sociaal betrokken Souren was in Maastricht nodig als aalmoezenier der werklieden. De stad telde veel arbeiders en het risico dat de socialisten er grip op zouden krijgen, achtte de Kerk niet gering. Als kapelaan in Wijck (1900-1902) en van de Sint-Servaas (1902-1911) had hij vrijstelling voor zijn taken als arbeidsaal-moezenier; hij was er mede-oprichter en gangmaker van de in 1902

opgerichte R.K. Coöperatieve Verbruiksvereniging De Ster. Hierna was hij pastoor te Maastricht (1911-1930) en pastoordeken te Weert (1930-1949), de plaats waar hij zou overlijden. Aan een toespraak van kapelaan Souren voor de Christelijke Limburgse Boerenbond (1898) ontlenen we het volgende citaat: “Reeds al te lang heeft het gebrek aan crediet er toe bijgedragen om den landbouw te drukken en het platteland te verarmen Dat gemis aan crediet doet het kleine grondbezit gebukt gaan onder den zwaren last van hypotheek ja zelfs heeft het in meerdere plaatsen van ons dierbaar Limburg den landman overgeleverd aan de handen van gewetenlooze uitzuigers en woekeraars die zich voeden met zweetdroppelen van den zwoegenden boer”.*

Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eindhoven Foto: Sluyterman e.a. (1998) 28 *

52

COOP-kracht

Bron: Ubachs en Evers (2005) 133 en 495; Simonis (2001) 399; NKO, 06.12.1898, 16.08.1898 en 15.05.1901


De Limburgse landbouw

Onderling verzekeren Vanuit de georganiseerde boerenstand (Boerenbond, Landbouwbond, LLTB) werden diverse initiatieven ontplooid, die op een coöperatieve werkwijze gestoeld waren. Het betrof naast de bank de coöperatieve inkoop en het onderling verzekeren. Om bij het laatste te beginnen: bij de bedrijfsvoering van een boerenbedrijf loopt men risico’s. De oogst is in bepaalde mate afhankelijk van het weer. Zo kan een zomers onweer met hagel een vernietigende uitwerking hebben op de veldvruchten. Dat zijn risico’s, die een boer alleen niet kan dragen. Evenzo geldt dit voor brand, die het boerenbedrijf in de as kan leggen of voor sterfte onder het vee, speciaal het trekpaard, dat kostbaar en onmisbaar was. Tot slot valt daar ook het ziek worden van de boer onder; een algemene ziektewet was er nog niet. Op al deze terreinen verrichtte de boerenorganisatie baanbrekend werk voor de leden en voorzag onmiskenbaar

in een grote behoefte. De werkwijze om gezamenlijk de verzekeringskosten te dragen, bleek uit de benaming ‘onderlinge verzekering’. Die kwam er op het vlak van: 21 • onderlinge hagelverzekering (mede naar aanleiding van vernietigingen van oogst door hagelslag in 1898); gestart in 1899; hiervan was Galiart uit Stevensweert directeur (1902) • brandassurantie; gestart in 1902; directeur hiervan was Galiart (1906) • onderlinge paardenverzekering; gestart in 1901 • onderlinge Limburgse ongevallenverzekering; gestart in 1910; directeur hiervan werd Verheggen uit Maasbracht • onderlinge Limburgse ziekteverzekering (later de Boeren- en Tuinders Onderlinge, die in 1923 als gevolg van de inwerkingtreding van de Landen Tuinbouwongevallenwet, werd opgericht) 21

Bron: Planje (1951) 88-97; Jansen en Rutten (1992) 306-308 53


54

COOP-kracht


De Limburgse landbouw

Bestuur en directie van Coöperatie Landbouwbelang te Roermond (1939) | Foto: Landbouwbelang / Agrifirm

Coöperatieve inkoop: Landbouwbelang Al in de laatste decennia van de negentiende eeuw had zich de noodzaak geopenbaard voor boeren om meststoffen en veevoeder gemeenschappelijk in te kopen. De landbouw maakte een structurele verandering door, waarbij kunstmest in de plaats kwam van stalmest en ruwvoeder vervangen werd door maïs en koeken. Hierdoor was de boer niet meer zelfvoorzienend maar aangewezen op de handel en de prijsvorming van vraag en aanbod. De lokale handelaar had vrijwel een monopolie en omdat het de boer aan middelen ontbrak, was deze vaak ook nog zijn financier. Er werd in die markt flink gemarchandeerd met de prijzen, reden om de krachten te bundelen. Door de mistoestanden in de handel leverde coöperatieve inkoop beduidend economisch voordeel op. Om die positie te

verwerven, moest wel nog menig robbertje met de handel uitgevochten worden, die zijn lucratieve zaakjes niet zomaar prijs wilde geven. Een commissie namens de Boerenbond en Landbouwbond was belast met de coöperatieve aankoop. Tot 1909 richtte deze zich enkel op de aankoop van kunstmest en nadien ook op die van veevoederartikelen. Dit nam evenwel dusdanige vormen aan dat de vorming van een eigen organisatie niet uit kon blijven. Daarom werd in 1914 de Centrale Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging ‘Landbouwbelang’ in Roermond opgericht. Hiervan werden de Limburgse Landbouwbond en de boerenbonden lid. In veel van die afdelingen werden vanwege de Bond depots opgericht, waarin de aangekochte voorraden lokaal konden worden opgeslagen.22 22

Bron: Planje (1951) 84-88; Gedenkboek Landbouwbelang (1939) 7-8 en 12; Derix (1990) 21-27; Jansen en Rutten (1992) 301-303 55


Coöperatieve Roermondse Eiermijn (1904)

Mijnen en veilingen voor coöperatieve afzet Sedert de boeren georganiseerd waren, werden steeds meer initiatieven ontplooid. Op coöperatieve basis, dat laat zich verstaan, want coöperatie was het nieuwe credo. Nadat de productiezijde van het boerenbedrijf sterk verbeterd was met kredietverlening, bundeling van krachten voor de aankoop en het verzekeringswezen, werd het oog gericht op de afzet van de producten. Er was dus niet één coöperatie die al die terreinen omvatte, maar het was de boerenstandorganisatie die middels diverse coöperaties met specifieke taken alle facetten van de land- en tuinbouw organiseerde en verbeterde. Roermond vervulde daarin een spilfunctie. Daar kwam de Coöperatieve Roermondse Eiermijn (1904), die in zijn soort de grootste van het land werd, de Groenten- en Fruitveiling (1904) en de Coöperatieve Botermijn (1905). De veiling liep aanvankelijk niet goed en stopte. In 1911-1912 kreeg deze met de Coöperatieve Roermondse Fruit, Groenten en Aardappelveiling een succesvol vervolg.23 23

56

COOP-kracht

Bron: Van Lieshout (1991); Planje (1951) 84-88; Jansen en Rutten (1992) 304-306


De Limburgse landbouw

De mijn Als in Limburg over de mijn gesproken wordt, is de eerste associatie de steenkolenmijnen, die in het zuiden van de provincie een enorme omvang en exploitatie gekend hebben en ook arbeiders uit het MiddenLimburgse aangetrokken hebben. Hoe zijn dan de begrippen botermijn en eiermijn te verstaan? Waren dit plekken, waar de boterberg en eiervoorraad van zodanig omvangrijke aard waren, dat men zich er ondergronds kon wanen om er een weg door te banen? Geenszins. Het woord ‘mijn’ is in dit geval een plaats waar bij opbod of afslag (dus met op- of aflopende prijs) iets in het openbaar verkocht werd. De benaming was met name van toepassing voor plekken waar vis, boter en eieren in partijen verhandeld werden. Die zou zijn afgeleid van de kreet ‘Mijn!’, die werd geslaakt als iemand voor een bepaalde prijs bood op een partij.

57


Burgemeester en deputé J.Th. Verheggen bestuurde ook de boeren. Foto: Planje (1951)

De latere burgemeester en gedeputeerde J.Th. Verheggen (Buggenum 1859-1940) was een promotor van de coöperatieve gedachte. Evenals Ament richtte hij in zijn dorp een coöperatieve zuivelfabriek op (1892) en was hij enkele jaren later mede-initiator voor de Zuid-Nederlandse Zuivelbond. Hij werd in 1896 bij de start van de Boerenbond bestuurslid en volgde Truijen in 1909 op als voorzitter. Enkele jaren nadien verzelfstandigde de aankoopcommissie tot de coöperatie Landbouwbelang. Hij bleef tot zijn dood voorzitter van de LLTB. In 1912 was hij bovendien tot voorzitter van de Nederlandse Boerenbond gekozen. Dit deed hij naast een politiekbestuurlijke carrière. In 1884 was hij raadslid in Buggenum geworden, gevolgd door het wethouderschap en in 1896 het burgemeesterschap. Dat jaar werd hij lid van Provinciale Staten. Van 1915 tot 1939 was hij gedeputeerde. In 1939 bezocht prins Bernhard de LLTB, met wie Verheggen onder meer de Coöperatieve Roermondse Eiermijn bezocht.*

J. T h . Verhe gg en burgemeester en deputé

Prins Bernhard werd in 1939 ontvangen door de LLTB en bezocht de grootste Nederlandse eiermijn in Roermond. *

58

COOP-kracht

Bron: Korsten (1996) 102 en 107


De Limburgse landbouw

Landbouwonderwijs Niet zozeer omdat het een coĂśperatieve werkwijze betrof, maar wel om aan te tonen hoe integraal de samenwerking binnen de boerenorganisaties ter hand werd genomen, moge nog verwezen worden naar de educatieve tak. Hier zal bovendien de innemende rol van Roermond in tot uitdrukking komen. De grote omwentelingen in de laatste decennia van de negentiende eeuw brachten een andere productievorm teweeg, maar boden de agrariĂŤr ook tal van nieuwe inzichten op het gebied van planten- en dierenvoeding. Om de boeren hiervan op de hoogte te brengen, werd aanvankelijk gewerkt met provinciale land- en tuinbouwleraren. Nadien werden er twee consulenten aangesteld: voor het zuivelwezen de pionier op dat vlak J. Ament, inmiddels woonachtig in Roermond, en ir. Jacq. Timmermans voor de veeteelt. In 1907 werd met het vakblad Land en Vee gestart, een uitgave van de Limburgse Landbouwbond en de Zuid-Nederlandse Zuivelbond. Het werd in Roermond bij Waterreus gedrukt. Behalve voorlichting kwamen er proefvelden, -boerderijen en tentoonstellingen. Ook van scholing werd werk gemaakt. Zo ging in 1914 de in Roermond gevestigde Vereniging tot verschaffing en bevordering van opvoeding en onderwijs ten behoeve van de land- en tuinbouwende stand (Vereniging voor Landbouwonderwijs) van start. Maar niet alles speelde zich in de stad af. Er was ook behoefte aan landbouwhuishoudonderwijs voor meisjes, dat gegeven werd in de onderwijsinstelling van de zusters ursulinen in Posterholt. 24

Aan het landbouwonderwijs in de Roerstreek herinnert het torentje dat resteert van het Ursulinenklooster te Posterholt, waar meisjes voorbereid werden op een bestaan als boerin. Foto: auteur

24

Bron: Korsten (1996); Planje (1951) 97-101; G. Linssen (2010) 73-74; Jansen en Rutten (1992) 309-313 59


Georganiseerde landbouw De landbouw blijkt na al die ingrepen en zelf opgezette ondersteuning vervolgens goed georganiseerd. Aankoop en afzet zijn coöperatief geregeld, er is voorzien in kredietverstrekking en onderwijs. De landbouw kan zich goed ontwikkelen en ontplooien. Een opgaande lijn volgt. Dit duurt tot aan de Eerste Wereldoorlog. De oorlog, waarin de geïsoleerde positie van Limburg navrant wordt, dwingt de boeren weer het accent te leggen op de voedselvoorziening en dus op de akkerbouw. Export over de grens naar Duitsland en België zijn onmogelijk geworden. Na de oorlog blijkt het zeer moeilijk te zijn om de weg weer in te slaan naar de veredelingslandbouw, waarbij akkerbouw in dienst staat van de veeteelt. Ook op tuinbouwgebied gebeurt het nodige. In 1919 wordt de nieuwe naam van de standsorganisatie Limburgse Land- en Tuinbouwbond. Hoe dan ook, dankzij alle organisaties en coöperaties weten land- en tuinbouw zich verzekerd van goede omstandigheden om de agrarische bedrijven te doen bloeien en groeien. Dat dit niet vanzelf ging, spreekt voor zich; er waren pieken en dalen, afhakers en doorzetters. Desondanks is het mede aan de coöperaties te danken dat de Nederlandse agrarische sector vandaag de dag tot de wereldtop behoort. Dat is geen kleine verdienste.

60

COOP-kracht


De Limburgse landbouw

Coöp eratieve nig ing Werk tuig en vere

Ohé en Laak

Een voornamelijk naoorlogse vorm van een coöperatieve vereniging was die voor gezamenlijke aanschaf en gebruik van landbouwmachines. De ontwikkelingen hadden namelijk niet stilgestaan. Grotere en duurdere machines boden de landbouwers meer mogelijkheden. Om die ontwikkelingen goed te kunnen volgen en toch niet allemaal dezelfde landbouwmachines aan te schaffen, die veelal in een bepaald procedé van planten, onderhouden of oogsten van gewassen uitermate van pas kwamen, sloten de landbouwers wederom de handen ineen en werden deze machines op coöperatieve basis samen aangeschaft.

Schutterij Sint-Sebastianus Herkenbosch Foto: Fred Vliegen, 2012

Een voorbeeld hiervan is de Coöperatieve vereniging tot Exploitatie van Landbouwwerktuigen en Landbouwmachines ‘Het Maasland’ G.A., die in 1949 in Ohé en Laak werd opgericht. Vijf landbouwers, W.J.L. Indemans, P.J. Ras, KA.J.H. Beunen, P.J.A.R. Cranssen en A.H. Bongaarts, vervoegden zich bij de notaris om de Coöperatieve Werktuigenvereniging ‘Het Maasland’ te starten. Het doel was landbouwwerktuigen en landbouwmachines te verwerven door eigendom of huur en deze te exploiteren ten behoeve en ten dienste van de bedrijven van haar leden.* * Bron: Collectie Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak, ‘Bijvoegsel Staatscourant d.d. 03.06.1949, met dank aan Har Rutten 61


62

COOP-kracht


Interview

Paul Jan sen Director Cor porate Public Af fairs Ag ri bij VION Commi ssari s Rabobank Roer mond-Echt

We hebben de beste Food & Ag ro van de wereld Dankzij zijn coöperatief curriculum vitae heeft Paul Jansen een brede kijk op de land- en tuinbouw en de daaruit voortgekomen coöperaties. Zijn vader leidde al een tuinbouwcoöperatie, terwijl hij directeur was bij de afzetcoöperatie Campina Melkunie, bij de aan- en verkoopcoöperatie Landbouwbelang en sinds 2003 bij VION Food Group, een voedingsmiddelenconcern met een omzet van ruim 9 miljard Euro omzet, waarvan agrarische standsorganisatie ZLTO enig aandeelhouder is. Bovendien is hij commissaris bij de Rabobank. Hij spreekt gepassioneerd over de enorm geprofessionaliseerde agrarische bedrijfstak, die zo groot is kunnen worden dankzij samenwerking.

De beste boeren Het is te danken aan de vele coöperaties en andere samenwerkingsverbanden, die boer en tuinder rondom zich gevormd heeft, dat deze zijn werk optimaal kan uitvoeren. Er is kapitaal, noodzakelijke ingrediënten worden samen aangeschaft en voor

gezamenlijke afzet wordt zorg gedragen. Hierdoor is de bedrijfstak van boer en tuinder enorm professioneel geworden. Jansen hierover: “Met eenderde van de agrarische productie zijn we in Nederland al zelfvoorzienend; tweederde gaat naar de export! We zijn de tweede exporterende natie in de wereld op agrarisch gebied!”. We zijn koploper in onderwijs, voorlichting en onderzoek. “De totale agrarische infrastructuur klopt. We hebben de beste Agro en Food sector en de beste boeren van de wereld!”. 63


Maatschappelijke ref lectie Maar de omvang van stallen en veestapels kent ook zijn keerzijde. “Hiermee zijn we hier en daar ook wel boven de maat der dingen gegroeid”, moet Jansen toegeven. De groei heeft de grens van maatschappelijke acceptatie bereikt. Het besef is wederzijds. “Iedere boer en tuinder snapt dat hij alleen door kan boeren als hij zuinig is op zijn maatschappelijk kapitaal: zijn grond en vee. En daar wil ik aan toevoegen: het draagvlak in zijn omgeving – ook dat is maatschappelijk kapitaal”. Vandaar het pleidooi voor duurzaamheid. De Agro-sector wil daarin voorop blijven lopen. Want een combinatie van het dichtstbevolkte land, dat tevens de grootste agrarische exporteur is, levert spanning op. Duurzaamheid en maatschappelijk draagvlak zijn dus nodig. Voor VION geldt bijvoorbeeld ook dat het dierenwelzijn voorop staat: “Als je in die branche niet duurzaam te werk gaat, kun je geen zaken doen. Zo werd met de Dierenbescherming en Albert Heijn in Nederland het ‘Beter Leven’ kenmerk geïntroduceerd. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn soortgelijke initiatieven ontplooid”.

Boergenoteerd De coöperaties hebben de agrariër veel gebracht. En doen dat nog steeds. “In alle agrarische sectoren zijn de coöperaties nog altijd leidend. Kijk maar naar de aankoopzijde van kunstmest dan wel de afzet via de veiling of van de zuivelproducten. Het coöperatieve aandeel in de zuivel ligt zelfs boven de 90%”. Dankzij de coöperaties hebben de boerenproducenten een directe lijn naar de markt. Langs deze weg kunnen de wensen van de markt snel vertaald worden naar de boeren. De coöperatie staat garant voor continuïteit en vervult de brugfunctie tussen leveranciers en ledenproducenten. “En dat doen ze onderscheidend goed”, betoogt Jansen: “Het leidt waar nodig tot aanpassingen in de keten”. Hij vult aan: “Het is een feit dat in landen waarin coöperatieve banken actief zijn, de toegang tot krediet beter is en de rentekosten voor boeren beduidend lager zijn”. De omvang van menige coöperatie is na complete fusiegolven van zodanige aard, dat bij gewone bedrijven een beursgang overwogen zou worden. Dit past evenwel niet bij het ledenmodel van de coöperatie en evenmin bij het strategisch aandeelhoudersmodel van VION. Jansen speelt met woorden: “VION is niet beursgenoteerd maar boergenoteerd”.

Buitenlandse groei Diverse coöperaties wagen zich aan groei in het buitenland. VION, dat actief is in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Spanje, VS, Polen, Brazilië, China, Rusland en Thailand, is een ultiem voorbeeld van expansie buiten Nederland. Ook Friesland Campina, Agrifirm en de Rabobank hebben bijvoorbeeld deze stap gezet. Daar gaat altijd een fikse discussie met de leden, die aan de basis van de Nederlandse coöperatie staan, aan vooraf. De centrale vraag luidt: staat die groei ten dienste van de leden? Die hebben hun geld niet bijeengebracht om het elders weg te laten vloeien. “De ledenstructuur zorgt ervoor dat er aardig wat checks en balances ingebouwd zijn, om te voorkomen dat het een buitenlands mislukt avontuur wordt. Het wordt een strategische keuze die door de basis gedragen wordt”.

64

COOP-kracht


Interview

Georganiseerd vertrouwen De binding tussen leden en coöperatie verschilt nogal. “Dat is inherent aan het type coöperatie en de wederzijdse afhankelijkheid”, betoogt Jansen. De afhankelijkheid was bij aan- en verkoopcoöperatie Landbouwbelang niet zo groot; voor de boeren gold geen afnameplicht van de goederen die de coöperatie aanbood. Bij Friesland Campina daarentegen is de verbondenheid met de leden onverminderd erg hoog. De leden hebben een leverplicht, de coöperatie een afnameplicht. Bovendien moeten de leden de coöperatie financieren. De leden kunnen stemmen over het beleid van de organisatie waarvan ze maar liefst voor tachtig procent van hun inkomen afhankelijk zijn. Dat is bij de Rabobank wel anders, die eveneens een bijzondere, getrapte, coöperatieve signatuur heeft. De lokale Rabobank heeft leden en de lokale Rabo’s zijn op hun beurt leden van Rabobank Nederland. Hier is geen sprake van een verplichte financiering door de leden, die voorts weinig plichten hebben. De wederzijdse afhankelijkheid is gering en daarmee ook de verbondenheid. Voor het functioneren van een coöperatie – eender welke – moet het gevoel aan de basis, bij de leden goed zijn; Jansen spreekt in dit verband over “georganiseerd vertrouwen”.

Belang van medewerkers De Rabobank voert als adagium ‘Dichtbij en betrokken’. Maar door fusies van lokale banken neemt het aantal vestigingspunten af. Daarmee komen de plaatselijke zichtbaarheid en binding in het gedrang. Klanten moeten natuurlijk vertrouwen hebben in en tevreden zijn met hun bank. Maar dat geldt evenzeer voor andere banken. Er zijn daarom aparte activiteiten voor leden, die bovendien inspraak hebben via de ledenraad. Vervolgens is er nog een coöperatief fonds, dat lokale goede doelen steunt, van het ouderenwerk tot de schutterij en harmonie. Er wordt dus zichtbaar wat teruggegeven aan de gemeenschap. Jansen wil daarbij het belang van het personeel onderstrepen: “Medewerkers hebben extra meerwaarde als ze actief betrokken zijn bij lokale verenigingen en initiatieven. Dat ligt in het verlengde van het beleid dat de bank wil uitdragen. Het welzijn van mensen en verenigingen gaat de bank ter harte. Dat moet ook via de medewerkers in woord en daad uitgedragen worden. Daarmee is niet alleen dat personeelslid lokaal onderscheidend maar is de bank als werkgever dat ook”.

Samen sterk Coöperaties zijn ledenorganisaties en daardoor betrokken. De Rabobank wil weten wat er lokaal speelt en wil regionaal herkenbaar zijn. Daarin is de bank onderscheidend. Leden en ledenraad denken mee over de toekomst en binden de bank regionaal. Bij geen andere bank wordt er lokaal (zoveel) geïnvesteerd. Los daarvan speelt een toenemende digitalisering en vergrijzing en duikt de vraag op hoe jongeren erbij zijn te betrekken. Zij weten vaak onvoldoende van een coöperatie en haar werkwijze. Vragen als: wat is het? en wat kun je ermee? moeten voor hen invulling krijgen. Jansen besluit: “De essentie blijft. Coöperaties staan voor blijvende waarden als soliditeit en samen sterker. Waar de klant werkelijk centraal staat in ons doen en laten. Dat moeten we iedere dag waar maken, juist in de snel veranderende omstandigheden”.

65


De socialisten stelden zich strijdbaar op. Ze waren begaan met het lot van de arbeider AďŹƒche SDAP

66

COOP-kracht


De noden van de arbeider Evenals de landbouwer had ook de

bundeling van krachten. Echter even-

Vakbonden werden in het bisdom Roermond aanvankelijk geweerd omdat ze het socialisme zouden kunnen verspreiden en het materialisme bevorderen. Dit terwijl het aandeel personen dat werkzaam was in de industrie jaarlijks toenam.

min als bij de landbouwer, had ook

“Socialisme bedreig t

de arbeider dit niet zelf in de hand.

katholieke eenheid”

arbeider behoefte aan organisatie en

Deze groei nam in Limburg een grote vlucht in Maastricht en na de eeuwwisseling van 1900 in de Mijnstreek. Ook Roermond kende al vroeg een arbeidersklasse. In Maastricht werd de eerste afdeling van de Sociaal-Democratische Bond opgericht (1889), in Roermond de tweede (1892), gevolgd door de start van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (1894). De socialisten waren elders al veel langer bekommerd om de arbeidersbelangen. Ze richtten hun kijker op Limburg. Daar trokken de mijnen – waaronder enkele staatsmijnen – arbeiders van divers pluimage, van elders uit het land, buitenlanders en protestantse leidinggevenden. Het leverde haarscheurtjes in het katholieke bolwerk op en vroeg om een reactie.25 25

Bron: Kreukels (1986); NKO, 01.02.1897 en 30.08.1900 67


Een vroe ge e w in kelc o ö p era ti

te Roermond

Naar het vroege Engelse voorbeeld kwamen er ook in ons land winkelcoöperaties van en voor arbeiders, maar die leidden alle maar een kort bestaan. Een langer leven was de coöperatie onder de veelzeggende naam ‘Eigen Hulp’ beschoren. Die ging in 1876 in Den Haag van start, maar richtte zich niet op arbeiders maar op ambtenaren (alleen zij dus, die “geheel of gedeeltelijk hun bestaan vinden (…) in loon van arbeid van de geest”). Omstreeks de jaarwisseling van 1888-1889 wist een onderafdeling zich hiervan al te Roermond te vestigen. De vereniging, waarvan ene Kok te Maastricht als voorzitter optrad en L. Bingen te Roermond 2e secretaris was, ging leden aanwerven. Die kregen heel wat voordelen voorgeschoteld. Ze konden twee maal per maand opgeven welke kruidenierswaren ze wilden kopen, die afkomstig waren uit de coöperatieve winkel van Eigen Hulp te Den Haag. Voorts had de vereniging met de lokale brood- en banketbakker Langenhoff een overeenkomst gesloten, waarbij deze al zijn waren tegen zeven procent korting aanbood, mits ze contant werden betaald. Tevens werd de leden een winstverdeling in het vooruitzicht gesteld, die in 1887 maar liefst tien procent had bedragen. Met circulaires probeerde de winkelcoöperatie op zich attent te maken en leden te werven.*

De Kerk en het sociale vraagstuk Een kader voor het bisdom om op het sociale vraagstuk – waarin de arbeider centraal stond – te reageren, bood de encycliek Rerum Novarum (1891). Hierin pleitte paus Leo XIII voor een samenhangende katholieke sociale actie. Op grond daarvan wilde het bisdom geen arbeidersverenigingen maar koos het voor ideële volksbonden. Deze beoogden diverse standen bijeen te brengen; geen klassenstrijd maar onderlinge verzoening. Zo werd in Roermond in 1893 een afdeling van de R.K. Volksbond opgericht die zich bekommerde om verbetering van de zeden, het geestelijk leven en maatschappelijke verheffing, maar amper voeling *

68

COOP-kracht

Bron: NKO, 15.01.1889; Defoort (2006) 165


De noden van de arbeider

“De bank is uitgegroeid van een sociale instelling naar een zakelijk bedrijf met een sociale inslag” Bron: Vaststelling bij gelegenheid van tachtig jaar Rabobank Pey-Echt (1984)

met de achterban had. Weliswaar waren werkgerelateerde kwesties (’s nachts en ’s zondags werken, door vrouwen of kinderen, loon en arbeidsduur, coöperaties, verzekeringen en weerstandskassen) geagendeerd voor het landelijk Vakcongres van de Volksbond in 1895, maar invulling geven aan praktijkgerichte verlangens van de werklieden, zoals arbeidsvoorwaarden, kwam nauwelijks van de grond. In Duitsland was de sociale kwestie al tijdens de Katholiekendag van 1876 geagendeerd. Voorstellen over de oprichting van spaar- en levensverzekeringskassen, ondersteuning van de coöperatieve arbeid en regeling van arbeids-

omstandigheden werden toen al aangenomen. Mondjesmaat maakte de Kerk ook hier te lande meer werk van de sociale kwestie. In 1900 kwam de provinciale Volksbond tot stand, waarvan kapelaan Souren (uit Swalmen) geestelijk adviseur werd en redacteur van het bondsblad. Deze Souren werd in 1900 benoemd tot aalmoezenier te Wijck-Maastricht. Daarmee was hij de eerste priester in Nederland die voor sociaal werk werd vrijgesteld. Allengs kreeg de Kerk aandacht voor de eigenlijke problemen van de arbeiders en reageerde ze niet meer alleen uit angst voor de eigen positie.26

26

Bron: G. Linssen (2008) 139-140; Van Esser en Houben (2012) 81-83; NVR, 23.09.1876; NKO, 24.08.1895 69


Veel arbeidersgezinnen leefden in armoedige omstandigheden. Tekening: R.B., Engeland, 19e eeuw

Schrijnende armoede Ondanks dat de Kerk allengs meer oog kreeg voor de belangen van boeren en arbeiders, duurde het nog enige tijd vooraleer ze daadwerkelijk voeling kreeg met de noden van de achterban. In de stad met de vele standen was er een stand in Roermond, die zich nauwelijks tot niet vertegenwoordigd wist. Dat waren de arbeiders. Er ontwikkelden zich schrijnende toestanden. Er heerste armoede, waar ook de soepkokerij geen soelaas voor bood. De woonomstandigheden van families in het Begijnenhof, die als curiositeit zelfs meermaals gefotografeerd en in katholieke bladen afgedrukt werden, vormden amper een aanleiding voor bestuurders hier iets aan te doen. In de stad namen de prijzen van het voedsel hand over hand toe. Zo lang als de landbouw niet goed genoeg georganiseerd was, was de aanvoer ongeregeld. De neringdoenden vormden in 1902 samen een vereniging, ‘De Hanze’. Hiermee waren de aanbieders van levensmiddelen en andere

goederen al vroeg georganiseerd. De weinige winkeliers die bepaalde producten aanboden, konden afspraken over de prijzen maken. Zo besloten de gezamenlijke slagers van Roermond bijvoorbeeld in september 1910 om de prijs van het vlees te verhogen. Al dan niet gestuurd door winkeliers, maar in ieder geval geproduceerd door inmiddels georganiseerde boeren, vertoonde bijvoorbeeld de boterprijs een stijgende lijn (van ruim vier gulden in 1909 naar ruim acht in 1930, maar in de jaren 1917-1919 met pieken tot tien, dertien en vijftien gulden per kilo). Bovendien belemmerden protectionistische maatregelen van aangrenzende landen de vrije import en export van noodzakelijke levensmiddelen. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Limburg was ingesloten tussen twee oorlogvoerende landen, werd de situatie klemmend en de levensmiddelenvoorziening schrijnend duur. 27

27

70

COOP-kracht

Bron: DRL: NKO, 19.11.1901 EN 11.10.1902; NMR 15.09.1910; RMR 28.06.1918.


De noden van de arbeider

In de rij voor levensmiddelen. Foto: film The Rochdale Pioneers

De Volksbond organiseert de arbeider Desondanks namen de arbeiders niet zelf het heft in eigen handen, bijvoorbeeld om coöperaties op touw te zetten. Ook hier was het initiatief hoofdzakelijk aan de koepelorganisaties. Pas na de reorganisatie van de Volksbond ontplooide deze op de noden van de leden geënte initiatieven. Zo werd in 1908 gestart met een kolencoöperatie, waarbij arbeiders een heel jaar wekelijks konden inleggen (lees: sparen) om tegen voordelige prijs hun wintervoorraad kolen aan te kunnen kopen. Twee jaar later werd als onderafdeling van de Volksbond een coöperatieve broodbakkerij ‘Voor den Werkman’ gestart. Wederom betrof het een op de eerste levensbehoefte – ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ – geënte coöperatie. Net zoals de allereerste

achttiende-eeuwse Engelse coöperatieve meelfabriekjes. ‘Voor den Werkman’ ontwikkelde zich al ras tot een winkelcoöperatie. De Volksbond kreeg in 1913-1916 een nieuwe naam en heette sindsdien de R.K. Werkliedenvereniging. Deze nam in 1916 de exploitatie van de winkel ter hand, waar in de tijd van grote schaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog – en na de opzienbare rijstkwestie – de goedkope door de regering ter beschikking gestelde levensmiddelen werden aangeboden. In deze winkel aan de Dr. Leursstraat was bijvoorbeeld volgens eerste aankondigingen voorlopig verkrijgbaar: verse eieren, rundvet, kaas, haring, (iedere donderdag bij vooruitbestelling) verse zeevis en margarine.28

28

Bron: DRL: NMR, 03.02.1910, 26.02.1910, 01.03.1910, 07.04.1910, 01.04.1916 en 19.08.1916 71


Chris tiaan Hendrik Hubert Ev e r s Coö pera tie dire cteur

Christiaan Evers werd van machinist bij de spoorwegen voorzitter en bedrijfsleiderdirecteur van de R.K. coöperatie Voor den Werkman (nadien De Welvaart). Foto: SHCL

Hoezeer het leven van iemand door de coöperatie bepaald kan worden, blijkt ook uit de levensloop van Christiaan Hendrik Hubert Evers. Als machinist bij de Staatsspoorwegen was hij al vroeg betrokken bij de R.K. coöperatieve bakkerij ‘Voor den Werkman’. In 1912 was hij bestuurslid, het jaar daarna voorzitter. Uit hoofde daarvan overlegde hij met de burgemeester over de prijzen van de levensmiddelen. Coöperatie en R.K. Werkliedenvereniging drongen aan op voldoende en betaalbare levensmiddelen van regeringswege. Dat jaar kwam een er een

winkel met regeringartikelen, die later de winkel van de coöperatie zou worden. Evers ruilde zijn machinistenbestaan in om bedrijfsleider cq. directeur van de winkelcoöperatie te worden. Hij propageerde de coöperatieve gedachte en wist ‘Voor den Werkman’ (sinds 1928 ‘De Welvaart’) tot grote bloei te brengen. Bovendien werd hij gekozen in de gemeenteraad. Nog in 1933 wordt hij genoemd als bedrijfsleider van de bakkerij De Welvaart, die inmiddels aan de Nassaustraat een nieuw pand betrokken heeft.*

*

Bron: DRL, NMR 27.06.1916 en 27.04.1929; Limburger Koerier, 16.05.1935; NKO, 16.05.1935; Archief notaris Brinkman, inv. nr. 93, d.d. 28.02.1915, inv. nr. 98, d.d. 18.02.1918; GAR, Bibliotheek, Jaarverslag en balans 1916; GAR, I.5 (1729) 13545 / I.5 (1766) 15239, 8; kopieën uit: GAR, aanvraag z.d., advies publieke werken d.d. 18.05.1920; aanvraag d.d. 03.02.1921; bewoningsoverzichten 72

COOP-kracht


De noden van de arbeider

Liberalen en andersdenkenden Het organiseren van katholieke boeren en arbeiders lijkt het alleenrecht van de Kerk. Als die organisatie met grote grip op de bevolking overstag is, dan worden beroepsgroepen, verenigingen en nadien coöperaties gevormd. Hoewel het overgrote deel der bevolking rooms-katholiek was, gold dat niet voor allen. Bovendien was er uitgerekend in Roermond in de negentiende eeuw een felle polemiek opgelaaid tussen katholiek en liberaal. De groep liberalen werd niet alleen gevormd door andersdenkenden maar ook door zelfbewuste katholieken, die de zeggenschap van de Kerk over vele zaken buiten het geloof ter discussie stelden. In dat licht valt de onderafdeling van de coöperatieve verbruikersvereniging ‘Eigen Hulp’ te verklaren, die in 1888-1889 in Roermond tot stand kwam. Met deze organisatie werden echter niet de belangen van de arbeidende klasse gediend, die ook toen al in armetierige omstandigheden leefde en werkte; integendeel, dit was juist een coöperatie voor een rijke schare ambtenaren. Omdat noch armoede noch naastenliefde hiermee gemoeid waren, enkel calculerende ambtenaren die nog meer loon wilden overhouden, wekte deze coöperatie wrevel op. 29 Uitbuiting van de verbruiker door de keten tussen winkelier en groothandel. Er moest voor voedsel veel betaald worden. Tekening: Oosterhuis (2000) 65

29

Bron: VOV, 16.02.1878 en 15.09.1883; NKO, 15 en 29.01 en 01.02.1889 73


74

COOP-kracht


Interview

Loui s Cox Oud-lid Raad van Commi ssari ssen Coöperatieve Rundvee Verbetering

Een coöperatie is een bedrijf met lange termijnvisie Louis Cox is een ondernemende agrariër. De rundveehouderij aan de Kloosterweg in het buitengebied van Roermond telt 120 melkkoeien en 65 hectare land, waar gras en maïs als veevoer op groeien. Melkrobots nemen veel werk uit handen en de bewerking van het land gebeurt veelal met loonwerkers. Een nieuwe loot aan het bedrijf betrof de start van een peuterspeelzaal op een plek waar de kinderen veel met dieren contact konden hebben. Gezamenlijk belang De interesse hiervoor was groter dan verwacht, zodat het uitgroeide tot een kinderdagverblijf, dat geleid wordt door echtgenote Marion. Enkele jaren geleden verwierf het echtpaar de Heisterhof. De in desolate toestand verkerende hoeve werd door hen gedurende drie jaar in oude glorie hersteld. Hier is nu de hoofdlocatie van de kinderopvang met circa vijftig kinderen, terwijl de dependance aan de Kloosterweg opvang biedt aan dertig spruiten.

Als rundveehouder was Cox al vroeg vertrouwd met standverenigingen LLTB en LTO en maakte hij deel uit van de vakgroep melkveehouderij. “Een stal met goede melkkoeien is geen vanzelfsprekendheid”, stelt hij. “Daarvoor moet voortdurend aan zogenaamde ‘veeverbetering’ middels een fokprogramma gewerkt worden”. De Coöperatieve Rundvee Verbetering (CRV) zorgt hiervoor. Hierin werd Louis Cox actief. Hij noemt het: “opkomen voor gezamenlijk belang”. De CRV is 75


voortgekomen uit de zogenaamde KI-stations (Kunstmatige Inseminatie), onder meer in Heythuysen en Wijnandsrade. Er vonden fusies plaats in de jaren zeventig en tachtig, terwijl in 1998 de CRV als grote landelijke speler tot stand kwam. Deze bediende leden en niet-leden. Daarmee vond de coöperatieve ledenorganisatie de Nederlandse Mededingingsautoriteit op haar pad, die meende dat de leden niet voorgetrokken mochten worden. Door het grote marktaandeel (meer dan vijftig procent) van de CRV kwam de speciale relatie met de leden onder druk maar de NMA bond toch in.

Melkgeld voor marketing “De waarde van het lid zijn van een coöperatieve organisatie uit zich in het invloed hebben op het bedrijf, het mee bepalen wat er gaat gebeuren, kortom de zeggenschap”, betoogt Cox, “en dat is een groot goed”. Hij zag het als lid van Campina. “Dat is weliswaar uitgegroeid tot een bedrijf van enorme omvang maar is de coöperatieve gedachte trouw gebleven. De commissarissen zijn nog steeds ook boeren. De RvC houdt niet alleen toezicht, zoals in een commercieel bedrijf, maar bewaakt ook de strategie, doet aan beleidsbepaling. Is er een nieuw beleid in de dop, dan moet dat voorgelegd worden aan de ledenvergadering. Die moet

76

COOP-kracht

het goedkeuren, daar moet voor de nieuwe plannen vertrouwen gewonnen worden. In de melkveehouderij is dat goed gedaan. Er is veel werk gemaakt van marketing en er is een sterk merk neergezet. Dat gaat gepaard met forse investeringen in de productontwikkeling en is dus gegaan ten koste van het direct uitgekeerde melkgeld. De ledenvergadering had er fiducie in”.

Meeste leden en derde speler in de wereld Cox engageerde zich voor de CRV (CR Delta), waarvan hij na afdelingsbestuurder te zijn geweest, in 2002 door de ledenraad gekozen werd als commissaris. De RvC heeft er een voorname taak: de directie zorgt voor de uitvoering, terwijl deze samen met de RvC het strategische beleid voor de toekomst uitstippelt aan de hand van signalen afkomstig van de leden of uit de markt. Dat speelde in de tijd dat de CRV voor ’t eerst ook de vleugels in het buitenland uitsloeg door een geplande fusie met de Vlaamse Rundvee Verbetering (VRV). “Het was een lastige klus omdat met de VRV veel Belgische overheidssubsidies gemoeid waren; bovendien waren de culturen binnen de coöperaties vrij verschillend”, blikt Louis terug. “De CRV is op zijn gebied overigens geen kleintje. Integendeel. Het is nationaal de grootste coöperatie qua ledental en bindt circa negentig procent van de rundveehouders aan zich voor een minimaal lidgeld van € 50,- per jaar. De CRV is voorts


Interview

internationaal de grootste coöperatie en het derde grootste bedrijf in deze branche. Buiten de businessunits in West-Europa zijn er dochterbedrijven in Nieuw Zeeland, de VS, Tsjechië, Brazilië en ZuidAfrika. Hiermee wordt voorzien in een breed aanbod van fokprogramma’s en inseminatie-mogelijkheden”.

Als oubollig weggezet De visie op lange termijn, die de RvC moest ontplooien, vroeg om inzicht en diepgang. Cox volgde daarom een NICE-bestuurdersleergang van de Nationale Coöperatieve Raad aan de Universiteit van Nijenrode. Aan de Business Universiteit werd hij bevestigd in de wijze waarop coöperaties destijds door de ogen van de zakenwereld gezien werden. “De coöperaties zijn jarenlang als oubollig weggezet door ondernemingen. Daar telde het snelle geld: hoge winsten, aandelen omhoog en tevreden aandeelhouders”. Hoe anders is de coöperatieve wereld. “Daar speelt een goedkoop en betaalbaar product, dat voldoende ontwikkeld is en dat een goede prijs-kwaliteitverhouding kent”. Het waren kenmerken waar het toonzettende grote geld weinig om maalde. Dat was in 2004-2005.

Belang van boerencommissarissen Tijdens de bestuurdersleergang onderzocht Cox de verschillen tussen professionele en boerenbestuurders bij de coöperatie. “Het heeft grote meerwaarde als – tenminste – enkele bestuurders van coöperaties zelf nog boer zijn. Ze spreken uit ervaring, bedenken het niet vanachter een bureau. Hun gezonde boerenverstand zorgt ervoor dat ze niet met wilde plannen aan de haal gaan”. Hij constateert volop beweging in de branche. “In een tijdperk van economische mondialisering en groter groeiende coöperaties, afnemende invloed van landbouworganisaties en politieke vertegenwoordiging, zoeken coöperaties hun heil in

groei, fusie en internationalisering. Alleen dan tel je mee in de markt. Maar het zijn en blijven ledenorganisaties, waarbij betrokkenheid bij de leden en kennis van hun noden en wensen van groot belang is. In de spagaat tussen het professionele management van een grote groeiende en vaak internationaal opererende coöperatie en de leden die aan de basis staan, is het van groot belang dat de organisatie over een mix aan commissarissen kan beschikken. Zowel zij die bedrijfsvoering en strategie vanuit kennis en ervaring kunnen beoordelen. Maar ook boerencommissarissen, namelijk om met kennis van de markt het belang van de leden te vertegenwoordigen en de coöperatie ten dienste van de boerenleden te houden. Het is balanceren: niet op de stoel van het bestuur te gaan zitten en toch de afstand met de leden niet te groot laten worden”.

Sperma niet te duur Inmiddels zijn we enkele jaren verder. De economische crisis heeft ver om zich heen gegrepen en diepe sporen achtergelaten. “Opeens”, merkt Cox op, “is de coöperatie weer ‘hot’. Vroeger werd gezegd dat er te weinig snelheid in zat, dat alles moest worden voorgelegd aan de leden. Diverse banken stonden op omkiepen en moesten door de staat gered worden. Niet de Rabobank. Een beursgenoteerd bedrijf, dat op de snelle winst uit is, heeft al moeite om aan de aandeelhouders een slecht jaar uit te leggen, laat staan als het langer duurt. Een coöperatie hoeft daarentegen geen hoge winst te maken, maar wel op termijn een blijvend voordelig aanbod hebben. Daar zitten een compleet andere denkwijze en structuur achter. Die zorgen voor veel grotere gedegenheid en duurzaamheid”. Als rundveehouder kent hij de CRV de bondige taak toe: “Grote winst maken hoeft niet zo nodig, als de fokkerijproducten, waaronder het sperma, maar niet te duur zijn!”

77


Behalve levensmiddelen bood de verbruikerscoรถperatie ook brandstof, zoals kolen, aan. Foto: Limburg, jaren twintig

78

COOP-kracht


De noden van de arbeider

Calculerende ambtenaren Los van de kerkelijke bevoogding kreeg die vroege winkelcoöperatie van ambtenaren, die hun beurs wilden sparen, een vervolg in de oprichting van de Coöperatieve Verbruiks- en Winkelvereniging Het Centrum. Dit geschiedde in 1915, dus tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen de prijzen van levensmiddelen fors stegen. Maar dit geschiedde ook vijf jaar na de start van de door de R.K. Volksbond geïnitieerde coöperatieve broodbakkerij ‘Voor den Werkman’, die zich behalve om brood ook om andere levensmiddelen bekommerde. Het Centrum was evenals Eigen Hulp bijna drie decennia eerder een coöperatie van ambtenaren, die hierin een middel tot besparing zagen. Zo was de voorzitter hoofdinspecteur van de Zuid-Nederlandse Zuivelbond, controleerde de secretaris als rijksklerk de grondbelasting en waren andere bestuursleden

ambtenaren van de belastingen, staatsspoorwegen, posterijen, veldwacht, infanterie en kadaster. In de oprichtingsakte werd uiteraard aandacht besteed aan de doelstelling. Die werd als volgt geformuleerd: “Het doel der vereniging is aan hare leden tegen door het bestuur vastgestelde prijzen onvervalschte levensmiddelen en andere benodigdheden van elken aard en van goede hoedanigheid te verschaffen, alsmede om de algemeene belangen der leden te bevorderen”. “De verkoop heeft plaats tegen gerede betaling. Ook aan niet-leden kan verkocht worden, zonder dat zij enige aanspraak kunnen maken op winstaandeel”. De coöperatie, die binnen de kortste keren een slagerij overnam en een bakkerij bouwde, richtte zich al snel ook op brandstoffen en werd daarmee een gedegen concurrent van menige middenstander.30

30

Bron: DRL: GAR, kopie akte d.d. 13.02.1915. 79


De Eerste Wereldoorlog Feit is dat de Eerste Wereldoorlog een katalysator was voor het tot stand komen van winkelcoöperaties. Dit werd in de hand gewerkt door de geïsoleerde positie, waarin het neutrale Nederland en speciaal het tussen oorlogvoerende landen ingeklemde Limburg zich bevonden. Er was gebrek aan talloze levensmiddelen. De prijzen stegen rap, zelfs van basisvoedsel als brood en zuivel. De regering probeerde hier grip op te krijgen en er sturing aan te geven door middel van rantsoenering. Niet alleen van levensmiddelen, maar ook van brandstoffen. De regering kocht hele partijen op om die lokaal tegen vastgestelde tarieven te verkopen. Er is zelfs sprake van van hogerhand beschikbaar gesteld ‘regeringsvet’. Niet altijd wist het bestuur met deze middelen de juiste personen te bereiken, die er behoefte aan hadden. Zie het voorbeeld van de regeringsrijst in Roermond, waar velen zich aan vergrepen. Echter veel overheidsmaatregelen legden de handel beperkingen op; ze werden niet begrepen door de consumenten en leidden tot wrevel. Veel klanten gingen vergeefs naar de winkel, waar de regeringsartikelen uitverkocht waren, er was gedrang, er werd gescholden. In die omstandigheden en vooral als gevolg van de hoge prijzen vonden de coöperatieve winkelverenigingen een goede voedingsbodem. Tijdens en na de oorlog kwamen een regeringswinkel, nadien winkel van de R.K. Coöperatie tot stand, evenals de coöperatie Het Centrum, die levensmiddelen, brandstof en in 1919 ook schoenen ging verkopen.

In 1919 vestigde de coöperatieve groothandelsvereniging De Handelskamer een bijkantoor in Roermond. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd bovendien een socialistische winkelcoöperatie in Roermond gevestigd. Dit gebeurde ondanks een bisschoppelijk schrijven tegen de socialisten, dat in alle kerken van het diocees werd voorgelezen. Het was een filiaal van de Coöperatieve socialistische broodbakkerij en verbruiksvereniging Het Volksbelang te Maastricht, die in 1915 filialen in Heer en Limmel realiseerde en 1600 leden telde. Het toont het belang aan van de Eerste Wereldoorlog in een weliswaar neutrale maar niet onberoerd gebleven provincie.31

31

80

COOP-kracht

Bron: RMR, 21.01.1916 en 17.05.1918; DRL: NKO/M&R 14.06.1918 en 02.10.1919. Ubachs en Evers (2005) 133 en 560


De noden van de arbeider

De Eerste Wereldoorlog (onder meer bekend van de loopgraven en het gebruik van gifgas), waarbij de ons omliggende landen BelgiĂŤ en Duitsland betrokken waren, zorgde in Limburg voor isolement en hoge prijzen voor levensmiddelen. Beelden van door gifgas getroffen Britse soldaten en Duitsers in de loopgraven bij de Aisne (Fr.).

81


Eerste Wereldoorlog leidt tot Eier-oproer De Roermondse Eiermijn – de grootste van het land! – vond gewoonlijk in Duitsland een kooplustige afzetmarkt. Daarom werd een groot deel van de verkochte eieren via het spoor naar Duitsland getransporteerd. De mobilisatie in augustus 1914 zorgde voor een kink in de kabel. Vervoer per spoor naar Duitsland was niet meer mogelijk. Om toch het buurland te kunnen beleveren, werden vrachtauto’s en paard en wagen gecharterd en beladen. Dit was echter buiten de waard gerekend, althans de Roermondenaren uit de achterbuurten kwamen in verzet tegen de uitvoer van eieren in tijd van schaarste, nota bene naar het zich agressief manifesterende Duitsland. Het volk mishandelde de voerman en dreef paard en wagen terug naar de Eiermijn. De directeur, Jules Breukers, belde met het stadhuis, bracht de burgemeester op de hoogte en vroeg om politieondersteuning. De burgemeester begaf zich direct naar de Eiermijn. Volgens de directie van de mijn kreeg de burgemeester slappe knieën: in plaats van de orde te handhaven met de opgetrommelde politie, gaf hij toe aan de eis van het volk om geen uitvoer te laten plaatsvinden alvorens de bevolking van eieren voorzien zou zijn. Verstoken van politiehulp, kon de coöperatie de eieren niet uitvoeren en moest deze de grote voorraad – 700.000 stuks – tegen te lage prijs verkopen, hetgeen een schadepost van fl. 14.000,- veroorzaakte, zo deed de directie bij het Ministerie van Oorlog zijn beklag over de burgemeester. De burgemeester was een heel andere mening toegedaan, waarover

82

COOP-kracht

hij nadien aan de gemeenteraad en de garnizoenscommandant verantwoording aflegde. Toen hij namelijk ter plekke kwam, hing er een plakkaat: “eieren à 2 cts. per stuks”. De directeur deed vervolgens doodsbenauwd zijn verhaal en gaf toe de eieren aan de gevraagde prijs wel te willen verkopen. De burgemeester spoorde hem aan om dat buiten aan de menigte te laten weten. Dat deed hij pas nadat de burgervader verklaard had dat hij onder diens bescherming stond. Eenmaal buiten meende de directeur dat de burgemeester maar beter de mededeling kon doen dat ’s anderendaags iedereen zoveel eieren zou kunnen kopen als men zou willen tegen 2 cent per stuk. Deze deed hiervan kond en garandeerde bovendien dat de eieren die dag de mijn niet zouden verlaten. Het volk was uitgelaten en bracht al zingend de burgemeester naar huis. ’s Anderendaags was de stemming omgeslagen. Een bestuurslid had gezegd: “Liever sla ik alle eieren kapot en neem er een bad in dan dat ik ze goedkoop verkoop”. De bestuursleden speelden namelijk zelf voor handelaar en doorverkoper van eieren. De oorlogsomstandigheden leenden zich daar goed voor; de vraag in Duitsland was onverminderd groot, maar het aanbod slonk. Hoe werkte die handel dan? Welnu, de coöperatieve mijn genoot alleen die inkomsten die ter plekke geboden en betaald werden. Begin augustus 1914 was geen enkele Duitser in de mijn om te bieden. Nee, juist de bestuursleden hadden tonnen aan eieren ingekocht


De noden van de arbeider

om die naar de grens te brengen en daar tegen hogere prijs door te verkopen aan Duitse opkopers. Het zouden deze karren zijn, die door de menigte waren tegengehouden. Het volk doorzag het dubbelspel van de bestuurders en directeur van de mijn. Maar ook de verkoop aan het publiek bracht weinig soelaas. Slechts tien procent van de zeven ton eieren werd aan de Roermondenaren verkocht. De overige 630.000 stuks werden alsnog door opkopers aangekocht om te verhandelen. Het bleef nog lang onrustig rondom de mijn. De directeur had uit angst voor represailles zijn gezinsleden naar zijn vader in Neer laten brengen. Het leger patrouilleerde enkele dagen in de buurt van de mijn. Er heerste een broeierige sfeer, niet goed voor de eieren, maar evenmin voor de coรถperatieve gedachte achter de mijn.*

Directeur Jules Breukers van de Coรถperatieve Roermondse Eiermijn riep de steun van het stadsbestuur in, toen de mijn door een menigte belaagd werd. Over wat was voorgevallen, verschilden directeur en burgemeester van mening.

*

Bron: NKO, 27.04.1915; RMR, 04.09.1915 83


Rumoer over regeringsrijst Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist Nederland weliswaar neutraal te blijven, maar het contact met de aangrenzende bij de oorlog betrokken landen Duitsland en België werd afgesloten. Dit had heel wat gevolgen. De regering moest overgaan tot een grootscheepse rantsoenering van levensmiddelen. Dit diende vooral om de financieel weinig draagkrachtigen te ondersteunen en te blijven voorzien van de eerste levensbehoeften. Bij de regulering van de voedselvoorziening van overheidswege werden lokaal maximumprijzen voor voedsel vastgesteld en werd van regeringswege voedsel ter beschikking gesteld, dat onder of tegen deze maximumprijzen verkocht werd. Bij veel gezinnen was de nood hoog in deze dure tijden. Er heerste armoede. De maatregelen waren dus pure noodzaak. Desondanks werd er in het Roermondse al gauw over vriendjespolitiek gesproken, doordat bijvoorbeeld bij de visafslag nog voor aanvang van de publieke verkoop porties gereed lagen om afgehaald te worden door dienstbodes van deze of gene. Ook werd geklaagd over dure groenten, bijvoorbeeld toen de door de burgemeester vastgestelde maximumprijs voor doperwten gedurende veertien dagen het dubbele bedroeg van die in Venlo. Maar hier bleef het niet bij. In de zomer van 1916 heeft de regering de beschikking over rijst. De directeur van het Rijks Centraal Administratiekantoor voor de distributie van levensmiddelen laat een circulaire uitgaan naar burgemeesters, waarin omgaand telegrafisch om opgave van de verlangde hoeveelheid rijst gevraagd

84

COOP-kracht

wordt. Die circulaire arriveert op 22 juni in Roermond. Burgemeester Sanders laat direct een bericht bezorgen bij de voorzitter van de winkeliersvereniging en de arbeiderscoöperatie, daags erna ook aan de winkelcoöperatie Het Centrum. Binnen enkele dagen bestelt de burgemeester vierduizend kilo rijst, terwijl de reacties van de winkeliers en winkelcoöperatie nog niet binnen waren. Die blijken – volgens de burgemeester – bij nader inzien toch niet te kunnen leven met de kleine letters van het aanbod, namelijk dat naast deze regeringsrijst geen andere rijst in het winkelassortiment mocht voorkomen. De burgemeester meende er goed aan te doen niet op zijn portie bestelde rijst terug te komen en besloot een rondje gemeentehuis te maken om in te laten tekenen op de regeringsrijst. De leden van het college maakten er grif gebruik van: burgemeester Sanders, secretaris Adriaanse, ontvanger Schreurs, secretarieambtenaren Wermenbol en Lemmens, bode Pubben en opzichter Haanappel van het Slachthuis wensten elk vijftig kilo, terwijl de wethouders Willemsen en Oor en belastingcontroleur Coonen ieder intekenden op zelfs honderd kilo. De intekenlijst ging voorts naar de gemeentelijke publieke werken en de Gasfabriek. Ook daar ging de leiding met de aantallen strijken, gemeentearchitect Sillen met vijftig kilo en boekhouder Jean Cox van de Gasfabriek met honderd kilo, waarna de arbeiders maar matig bediend werden. Ook de medewerkers van het slachthuis bedienden zich rijkelijk. Maar buiten het gemeentelijk netwerk werd


De noden van de arbeider

Naar aanleiding van de graaiende bestuurders in de rijstkwestie, werd een spotprent gemaakt waarop de burgemeester – met ambtsketen – en wethouder te zien zijn als rijstpikkende kip en haan, die andere kipjes bij de regeringrijst vandaan weten te houden. Illustratie Documentatie Ruud Lamboo

niemand ingelicht, zeker niet de arbeiders of vele anderen – werklozen, weduwen – die juist dankzij de regeringsartikelen moesten overleven. Toch werd de kwestie niet onder de pet gehouden. De gemeentelijke intekenlijst werd naar de pers gelekt en een rel was geboren. De Nieuwe Courant schreef er aanvang juli over, waarna ook de Nieuwe Rotterdammer er uitgebreid melding van maakte. “Stad en land zijn in opschudding gebracht door de Roermondse rijstgeschiedenis”, zo opende de Roermondenaar op 14 juli een groots opinieartikel. Op die wijze kwam de kwestie zelfs bij de minister ter sprake, die met het betreffende krantenartikel als bijlage te Roermond schriftelijk om opheldering vroeg. Toch kreeg burgemeester Sanders, een van de graaiers, tijdens de raadsvergadering van 8 juli amper het vuur aan de schenen gelegd. Omwille van de reactiesnelheid had hij een aantal besteld, waar hij bij nader inzien en na het afhaken van de winkeliers geen emplooi meer voor had. Hij had er geen bezwaar in gezien om de rijst vervolgens onder bestuurders en ambtenaren

te verdelen, die allen maar wat graag een graantje wilden meepikken. Om te pogen langs andere wegen dan via de winkeliers de Roermondse arbeiders te bereiken, was kennelijk niet in hem opgekomen. Niet om schuld te bekennen, maar hoegenaamd om praatjes te voorkomen, stond de burgemeester zijn portie rijst aan de arbeiderscoöperatie af. Verder dan de conclusie “het is een onvoorzichtige fout geweest en het zal ook wel niet meer gebeuren”, geraakte de weinig kritische gemeenteraad niet. Daarmee was zonder dat koppen rolden en zonder ook maar iemand gezichtsverlies te berokkenen de kwestie besproken. Zo regelde men dat. Toch had de burgervader lering getrokken uit het voorval. Sanders steunde dan ook het initiatief later dat jaar van de gelieerde R.K. Werkliedenvereniging Roermond en de coöperatieve bakkerij om een winkel tot stand te brengen, van waaruit de regeringsartikelen verkocht zouden kunnen worden. Dit was de winkel aan de Dr. Leursstraat, nadien een van de winkels van de coöperatie ‘Voor den Werkman’.* *

Bron: DRL: verslag raadsvergadering 08.07.1916; RMR, 14.07.1916; 04.08.1916 85


86

COOP-kracht


De noden van de arbeider

Winkelcoöperatie werd een blijvertje Natuurlijk ging het verzetten van de bakens door de coöperatieve winkelverenigingen niet zonder slag of stoot. De een zijn dood is de ander zijn brood. De middenstanders kenden weliswaar hoge prijzen, maar ook daar was de concurrentie hevig. De R.K. Middenstandsvereniging verzette zich op vele manieren tegen de winkelcoöperaties die poogden alsmaar meer voet aan de grond te krijgen en hun assortiment uit te breiden. Ook de middenstanders bundelden hun krachten en deden dit in 1919 zelfs middels een coöperatieve vereniging. Hoe dan ook, mede als gevolg van de duurte, slechte voorzieningen en aangewakkerd door de Eerste Wereldoorlog verwierf de coöperatieve verbruiks- of winkelvereniging zich een plaats. Dit gebeurde zowel in de stad, maar ook op het platteland. In talloze kernen – ook in het gebied Roermond-Echt – kwamen coöperatiewinkels in de dorpen. Zelfs in het gehucht ’t Reutje (Sint-Odiliënberg).33

De voormalige winkel van de Coöperatieve Verbruiksvereniging Ons Belang in ’t Reutje. Foto: auteur 33

Bron: Oosterhuis (2000) 87


88

COOP-kracht


Interview

Noud Jan ssen Voorzit ter van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond

De LLTB als bakermat voor succesvolle coöperaties De LLTB huist momenteel in het recent geopende Ondernemingsplein Limburg, waar Noud Janssen welkom heet en een kleine rondleiding verzorgt. Het is een ‘plein’ in de vorm van een gebouwencomplex, voortgekomen uit een koppeling van het Landbouwhuis en het voormalige Ursulinenklooster. Behalve de LLTB huizen hierin ook de Limburgse Werkgevers Vereniging (LWV), het Midden- en Kleinbedrijf (MKB-Limburg) en de Kamer van Koophandel Limburg. De vrijage met het bedrijfsleven is een constante in het bestaan van de LLTB, die voor de boerenbelangen opkomt. In dat opzicht mag de totstandkoming van en betrokkenheid bij het Limburgse Ondernemersplein geen verbazing wekken. Desondanks is sprake van een vooruitstrevend initiatief.

Band met Roermond Sinds de totstandkoming van de Christelijke Limburgse Boerenbond – gevolgd door de

Limburgse Landbouwbond en nadien de LLTB – vergadert en huist deze in Roermond. Hoewel de stad zelf weinig boeren telt, speelde ze op dat vlak een centrale rol en heeft ze een nauwe band met de agrarische koepelorganisatie. Deze wist na omzwervingen langs diverse gebouwen in 1939-1941 het Landbouwhuis aan de Wilhelminasingel te realiseren. Het vormt sindsdien de zetel van waaruit veel tot stand is gebracht. “De LLTB heeft niet alleen veel voor de agrariërs gedaan”, betoogt Janssen, “LLTB en het Landbouwhuis hebben ook maatschappelijk gezien invloed en impact gehad op datgene dat in Limburg leeft”.

89


De bond als initiator Zo stond de LLTB aan de basis van een grootscheepse en ingrijpende omslag in de agrarische stand. Janssen somt op: “Vanuit de LLTB ontstonden onderafdelingen, de Boerenleenbank, de mengvoercoöperaties enz. Dankzij de Bond gingen boeren zich realiseren dat ze samen sterk zouden staan bij de aankoop en de verkoop. Voorts besteedde de LLTB onder meer aandacht aan katholieke plattelandsvrouwen (de Boerinnenbond), aan opleiding en vorming. Zo startte in het voormalige Ursulinenklooster te Roermond de Landbouwwinterschool en kwamen er cursussen voor boeren en boerenzonen. De bedrijfsverzorgingsdienst AB is uit de LLTB voortgekomen – die een coöperatieve opzet kent – evenals het boekhoudkantoor (van ABL via A&A tot Accon AVM). En niet te vergeten de verzekeringen – de LLTB heeft mede aan de wieg gestaan van Interpolis (fusie van de gewestelijke Onderlingen, waaronder de Limburgse Verzekerings Maatschappij (LVM)), die eigendom was van de LLTB –, de arbodienst en de pensioenvoorzieningen”.

Toestemming voor fusie Sindsdien is er wel het nodige veranderd. “Formeel zijn de banden met de coöperaties statutair allemaal doorgeknipt”, schetst Janssen de huidige stand van zaken. “Officieel moest bijvoorbeeld de mengvoercooperatie nog toestemming aan de LLTB vragen om te mogen fuseren”. En dat, terwijl er de afgelopen decennia volop fusies zijn geweest, die tot grote

90

COOP-kracht

zelfstandige organisaties en coöperaties hebben geleid. “Het is evenwel mooi om te zien dat heden ten dage omvangrijke en krachtige zelfstandige coöperaties fungeren, waarvan de LLTB in Limburg aan de basis heeft gestaan”, constateert Janssen met gepaste trots. Hij somt een aantal klinkende namen op, als de Rabobank, mengvoercoöperatie Agrifirm (voortgekomen uit Landbouwbelang) en afzetcoöperaties als FrieslandCampina en Cosun. “Ze houden als goede coöperatie nog steeds contact met de achterban via ledenraden, terwijl menige organisatie toch ook internationaal opereert”. De samenwerking is onverminderd gebleven, in het belang van de agrariër. “Diens verdienmodel moet kloppen. Als bijvoorbeeld een ingericht landschap of de koe in de wei in de ogen van de consument een hogere verkoopprijs rechtvaardigen en we dat in overleg met de coöperatie kunnen bewerkstelligen, dan liggen hierin uitdagingen voor de toekomst”.

Waarde van de coöperatie “Als gevolg van de recente crisisperiode heeft de coöperatie opnieuw in aanzien gewonnen en is deze als ondernemersvorm opnieuw in de picture gekomen”, betoogt Janssen. “De groeiende coöperaties hebben er veel werk van gemaakt externe expertise binnen te halen. Desondanks blijven ze oog houden voor de eigenheid van de organisatie en herkenbaarheid naar de achterban”.


Interview

Internationaal opereren De LLTB spiegelt zich er in zekere zin aan, kent ook een verenigingsstructuur met leden. De Rabobank is er nog steeds huisbankier, “maar wel op basis van competentie en afspraken”. Op grond daarvan concludeert Janssen dat de huidige omvangrijke coöperaties op zich voldoende concurrerend zijn en zich in de markt bewezen hebben. Hij wijst daarbij op het hoge opleidingsniveau: “Het ondernemerschap in de agrarische sector ligt op HBO-niveau! Onze agrarische ondernemers zijn met hun bedrijven en organisaties meegegroeid. Dat is mede aan de LLTB te danken, die veel in onderwijs geïnvesteerd heeft. Denk aan het Agrarisch Opleidingscentrum, de Hogere Agrarische School in Den Bosch en instituut NICE-Nyenrode”. Hij heeft de stellige indruk dat de huidige coöperaties goed functioneren, door zich aan de tijd aan te passen en ook in hun activiteiten. Janssen wijst op het innovatieve karakter van de coöperaties, die consensus zoeken om nieuwe wegen in te slaan. “De coöperaties die zich tot nu gehandhaafd hebben, zijn op de toekomst voorbereid”, klinkt het stellig. Ook buiten de agrarische sector is belangstelling voor deze ondernemersvorm. “Notarissen, die ik recent trof, kijken ook of ze hun traditionele maatschap niet om zullen zetten in een coöperatie. Dat is toch opmerkelijk. De coöperatie is dus nog altijd een rechtsvorm, die in de belangstelling staat, ook naar de toekomst toe. Het Jaar van de Coöperatie is daar goede gelegenheid voor”.

Noud Janssen breekt voorts een lans voor internationaal opereren: “Door de organisatie en de doelen goed neer te zetten en goed in te vullen, kan een coöperatie een wereldspeler van formaat worden. Dat lukt slechts als je heel goed nadenkt over de structuur, met de tijd meegaat en als je een coöperatieve vorm ontwikkelt, die past bij internationaal ondernemerschap. Ook moet je je bestuurders hierin laten groeien en de achterban meenemen op dit pad en hen betrokken houden”. Dat gebeurt mede dankzij het kwalitatief goede onderwijs. Janssen vindt het boeiend dat we met de ondernemersvorm van de coöperatie internationaal succesvol kunnen opereren en daarmee goede posities in de markt weten te verwerven. De LLTB-voorzitter toont de noodzaak hiervan aan: “We hebben het internationale karakter nodig om te zorgen dat we met name aan de opbrengstkant ook datgene krijgen dat we verdienen. In zijn algemeenheid is de kostprijs in West-Europa niet meer de laagste ter wereld. Vroeger was efficiëntie voldoende om aan die prijs te sleutelen. Tegenwoordig, met de mondiale, mondige burgers en consumenten, telt bijvoorbeeld ook duurzaamheid. Met alleen maar te werken aan efficiëntie red je het niet, dus moet ook aan de opbrengstkant iets gebeuren; daarom moet je internationaal gaan aanbieden en verkopen”.

91


92

COOP-kracht


Heden en toekomst Coöperatieve bespiegelingen Het Jaar van de Coöperatie is een

Roermond-Echt nam het initiatief om

Het in kaart te brengen van de regionale coöperaties levert bijzonder vergelijkingsmateriaal op en maakt de maatschappelijke en economische ontwikkelingen alleen daarom al beter inzichtelijk. Het is dan niet meer het verhaal van een coöperatie, maar van de ontwikkeling van een streek. Want de coöperatieve vorm heeft veel bijgedragen aan de emancipatie en het zelfbewustzijn in de minder bedeelde regio’s. Dat is van ver gekomen.

het belang van de coöperatieve

Wel voor maar niet door de boeren

uitstekende aanleiding om aan deze bijzondere ondernemingsvorm aandacht te besteden. De Rabobank

werkvorm voor haar werkgebied in kaart te brengen. Als oudste coöperatieve broer zorgt zij er voor dat alle andere coöperatieve broertjes en zusjes uit heden en verleden een plaats krijgen in het spectrum.

Meer dan een eeuw geleden waren de keuterboeren op de zandgronden – al ploeterend – grotendeels zelfvoorzienend. Dit kostte pijn en moeite, gezien de groei van de gezinnen en de veranderende omstandigheden buiten hen om. De landbouwcrisis vormde uiteindelijk de directe aanleiding tot ingrijpende wijzigingen. Tekenend voor het gebrek aan eigen initiatief van de boertjes was dat de aanzet tot de coöperatieve zuivelfabriekjes en boerenleenbanken grotendeels gegeven werd door enkele lokale notabelen in samenspraak met de geestelijkheid. De start viel dus in de categorie: wel voor maar niet door de boeren. De voornaamste drijfveer was, zoals we hebben gezien, de armoede. Maar ook het inzicht dat men samen tot meer in staat zou zijn. Wel moest de 93


Actuele bruikbaarheid Kerk haar scepsis laten varen vooraleer er coöperaties voor agrariërs of arbeiders tot stand konden komen. Sindsdien hebben boerenorganisaties en coöperaties een kentering tot stand gebracht en mede aan de basis gestaan van een brede maatschappelijke verandering.

Vanuit de basis De coöperatie is een bijzondere ondernemingsvorm. Een die door de leden wordt bestuurd en waarvan het economisch voordeel aan de leden ten goede komt. Het is als het ware een vereniging ‘in business’. Kenmerk van een vereniging is dat die in principe van onderop bestuurd wordt door de leden. Vanuit

“Leden moeten goedkeuren wat aan beleid en strategie ontwikkeld wordt” de basis dus, met een belangrijk contactmoment in de ledenraadpleging. Die leden moeten goedkeuren wat aan beleid en strategie ontwikkeld wordt. Dat is bij de meeste doorsnee ondernemingen wel anders, waar de directie de koers bepaalt en hooguit verantwoording aan de aandeelhouders hoeft af te leggen. Een dergelijke leiding dirigeert van bovenaf. Natuurlijk zijn er tal van aanpassingen en nuances bij beide ondernemingsvormen, maar dit verschil is evident en van belang om aan te stippen.

94

COOP-kracht

Tijden zijn veranderd. Dit heeft onder meer tot gevolg dat – hoe nuttig de coöperatievorm in het verleden geweest is en hoeveel diensten zij boeren en arbeiders bewezen heeft – de coöperatieve werkwijze ook in de huidige tijd van nut zal moeten zijn, wil ze gehanteerd worden. Daarom dient de onvermijdelijke vraag gesteld te worden: hoe bruikbaar is de coöperatie in de huidige tijd? Er is een enorme technologische vooruitgang geweest, waardoor informatie en communicatie wereldwijd en versneld vereenvoudigd zijn. Internationaal verkeer van goederen, diensten en kapitaal heeft een hoge vlucht genomen, waardoor er sprake is van een economische mondialisering. Dit terwijl de overheid zich doorgaans zover als mogelijk terugtrekt uit het economische verkeer. Door de schaalvergroting is de concurrentie danig toegenomen. Dit vereiste vervolgens een bundeling van onderneming en kapitaal. Het is bovendien een tijd die gekenmerkt wordt door individualisme en vertrouwen in eigen kunnen. Ondanks of dankzij deze tekenen des tijds is de coöperatieve onderneming nog steeds wijdverbreid. We zullen hierna een aantal sectoren bespreken, waarin de coöperatie actief is.


Heden en toekomst

Coöperaties als economische factor Coöperatieve ondernemingen vormen een aanzienlijke factor in de Nederlandse economie. Verzekeraar Achmea neemt met 6,9 miljoen leden een koppositie in als grootste coöperatie, terwijl de Rabobank de grootste coöperatieve vaderlandse werkgever is met de op één na grootste omzet. De gezamenlijke omzet van coöperaties bedroeg 111 miljard (2010). Dat is circa 19% van het bruto binnenlands product (BBP). Ter vergelijking: er zijn in Nederland 43 aan de beurs genoteerde bedrijven, die in 2010 samen een omzet hadden van 253 miljard euro. Deze telden ruim 884.000 werknemers, terwijl de coöperatieve ondernemingen samen circa 166.000 mensen werk bieden. Zowel qua omzet als qua werknemers doen de coöperaties er dus toe. Behalve enkele giganten zijn er ook veel kleine coöperaties, landelijk in totaal maar liefst 2.600 stuks. Hun aantal groeit nog steeds. Bovendien is er een Nationale Coöperatieve Raad voor Land- en Tuinbouw (NCR), die fungeert als coöperatie-expertisecentrum. Om deze rol te kunnen vervullen, wordt kennis vergaard en contact onderhouden met leden en achterban. De NCR biedt advisering en begeleiding, kent commissies, geeft een magazine uit – Coöperatie genaamd – en een digitale nieuwsbrief, verzorgt symposia, cursussen, lezingen en presentaties.

De Top 5, uitgesplitst naar omzet, aantallen werk nemers en leden, is als volg t: 34 Hoogste omzet:

1. Achmea

2. Rabobank 3. VGZ

Grootste werkgever: 1. Rabobank 2. Achmea Meeste leden:

1. Achmea

2. VGZ

4. FrieslandCampina 5. CZ Groep

3. FrieslandCampina 4. PwC Nederland

5. Cosun

3. Dela

5. Rabobank

4. CZ Groep

“De gezamenlijke omzet van de Nederlandse coöperaties bedroeg in 2010 ¤ 111 miljard” 34

Bron: Coöperatie+ De economische betekenis van de coöperatie (NCR, 2012);

www.jaarvandecooperatie.nl/view.php?Pagina_Id=14; www.cooperatie.nl. 95


Agribusiness Als vanouds is de coöperatie goed vertegenwoordigd in de sector van de land- en tuinbouw, zoals we bij de ontstaansgeschiedenis van de coöperaties in den lande en in Midden-Limburg gezien hebben. De veertig grootste coöperaties in de ‘agribusiness’ boden in 2010 aan 74.000 werknemers een arbeidsplaats en realiseerden dat jaar een totale omzet van bijna 37 miljard euro. Zij hebben gezamenlijk ongeveer 74.000 werknemers in dienst. Zuivelcoöperatie FrieslandCampina had de hoogste netto-omzet (bijna negen miljard euro), gevolgd door vleesverwerker VION (circa 8,8 miljard), toeleverancier van voer ForFarmers en bloemenveiling Flora Holland in Aalsmeer (beide 4,1 miljard) en voertoeleverancier Agrifirm (waarmee Cehave

Landbouwbelang in 2010 fuseerde, bijna 2 miljard). Voorts telde VION de meeste medewerkers (bijna 27.000), gevolgd door FrieslandCampina (circa 19.500), terwijl navolgende coöperaties geen vijfduizend werknemers tellen. Een blik op het aantal leden leert dat de Arnhemse veeverbeteraar CRV de meeste leden heeft (circa 23.500), Agrifirm en FrieslandCampina zijn de nummers twee en drie (beide circa 15.000 leden), terwijl de enige andere coöperatie met meer dan tienduizend leden personeelsvoorziener AB Oost te Almen is (bijna 12.000). FrieslandCampina scoort op alle drie de punten goed. Overigens staat dit bedrijf niet alleen in Nederland maar zelfs binnen de Europese agrarische wereld als grootste coöperatie te boek. 35

35

96

COOP-kracht

Bron: Griffioen, ‘Top 40: de grootste coöperaties in de agribusiness’, in: Coöperatie, 608 (2011) 12-14


Heden en toekomst

Financiële sector Lid zijn van een bank is voor bankierend Nederland nog steeds een voor velen weliswaar vertrouwde maar voor nog veel anderen ongetwijfeld een opmerkelijke verhouding tot de eigen financiële dienstverlener. We lijken immers als eenlingen en zelfs als landen voor een groot deel overgeleverd aan de wereldwijde financiële sector. Enige grip te hebben op die omstandigheden als lid van de eigen bank geeft de mens een stem. Laten we na deze beschouwing voor het heden niet het belang van de coöperatieve bank in het verleden uitvlakken. Deze is ontstaan met het doel om de in armzaligheid verkerende boerenwereld uit het slop te trekken. En dat nog wel met eigen geld! Ieder deed zijn inleg en op basis daarvan kon menigeen een krediet worden verschaft. Dankzij de Duitse burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen werd een volledig nieuwe bankvorm gestart, die alom navolging kreeg. Deze Raiffeisen- of Boerenleenbanken hebben een enorm emancipatoir werk onder de boerenstand

voor elkaar gekregen. Van een sector, die geen cent te makken had, die het eigen kleine bedrijfje niet kon uitbreiden en aan de rand van armoede kwam door het overlijden van een koe, klom deze langzaam op naar een welbewuste en op alle fronten goed georganiseerde en geoliede beroepsgroep. ‘De beste boeren van de wereld’, wordt wel gezegd. In 1972 fuseerden de twee in 1898 tot stand gekomen Nederlandse bankcentrales: de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank en dito Raiffeisenbank. Daarmee heeft de Rabobank grote historische palmares met wortels in de democratische boerenstand. Rabobank Nederland is momenteel de grootste financiële dienstverlener op de Nederlandse markt. Hierbij zijn 143 lokale Rabobanken aangesloten met ruim 1,8 miljoen leden. De nadruk ligt er op een brede financiële dienstverlening en internationaal op ‘food & agri’. Over de bank en zijn rol in de crisis wordt hierna nog aandacht besteed.

97


Verzekeringen De mens, agrariër of arbeider, heeft er altijd naar gestreefd om continuïteit na te jagen en zich in te dekken tegen onvoorziene omstandigheden. Dit betrof bijvoorbeeld de continuïteit van het (agrarisch) bedrijf, dat door brand, veesterfte of hagelslag getroffen kon worden, waardoor gebouwen, vee of oogst in gevaar kwamen.

“Continuïteit van bedrijf of arbeid was en is een groot goed” Ook was er behoefte zich te verzekeren tegen mogelijk ziekte, een ongeval of overlijden. In alle gevallen zou een kostwinnaar voor het gezin wegvallen, dat daardoor aan de bedelstaf kon geraken. Althans in de negentiende eeuw toen er nog weinig sociale regelingen waren. Continuïteit van bedrijf of arbeid waren en zijn dus een groot goed. Verzekeringen boden hier sinds iets meer dan twee eeuwen een oplossing voor. Met voldoende deelnemers kon eenieder zich onderling verzekeren tegen het onverwachte. Zo is de oudste nog bestaande Nederlandse onderlinge verzekering (coöperatief) het ‘Brandcontract voor vijf Veenhoopsdorpen’, die anno 1795 voor boeren in de dorpen nabij Hoorn ontstond. Het is thans de Onderlinge Verzekering Maatschappij De Veenhoop U.A., een zelfstandige brandverzekeraar zonder winstoogmerk, die momenteel ook andere

verzekeringen aanbiedt. In de regio Roermond-Echt zijn op lokaal niveau veelal onderlinge veeverzekeringen actief geweest, of meer specifieker paardenverzekeringen. De Limburgse Land- en Tuinbouw Bond (LLTB) voorzag ook in verzekeringen tegen brand, ziekte en ongevallen. Grote coöperatieve jongens in verzekeringsland zijn enkele schade- en zorgverzekeraars. Verzekeringmaatschappij Interpolis is bijvoorbeeld in 1969 voortgekomen uit een fusie, waarin onder andere de schadeverzekeringsmaatschappij van de LLTB is opgegaan. De grote verzekeringsmaatschappij Achmea is in 1811 in het klein gestart als onderlinge waarborgmaatschappij in het Noord-Friese Achlum en diende als brandverzekering. Ook Centraal Beheer kent een coöperatieve achtergrond. VGZ en Univé zijn coöperatieve verzekeraars, die zich door fusies en splitsingen van portefeuilles nu richten op de zorg, respectievelijk op verzekeringen, hypotheken en financiën (de oudste Onderlinge Waarborgmaatschappij Univé werd 1794 in Noord-Groningen gestart).36 36

98

COOP-kracht

Bron: nl.wikipedia.org; www.ovmdeveenhoop.nl; Galle, Handboek coöperatie (2010) 1077-1082


Heden en toekomst

Gezondheidszorg

Duurzame energ ie

Ook in de gezondheidszorg van mens en dier is de coöperatie doorgedrongen. Een prominent voorbeeld in de medische sector is het Vlietland Ziekenhuis in Schiedam. Het ligt in een streek met een hoge concentratie van ziekenhuizen en streeft ernaar de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Daarom werd in 2008 gestart met een coöperatie, waarvan lid werden: de zorggroepen, zorgverzekeraar, huisartsen alsmede medisch specialisten en overig personeel van het ziekenhuis. Omdat er sprake is van een ‘keten in de zorg’ verwacht het ziekenhuis op deze wijze een betere en efficiëntere inrichting van de zorg te kunnen bieden. Het toepasselijk motto luidt: ‘Beter worden doen wij samen’. Eveneens in fase van oprichting is de Coöperatie Samenwerkende Ziekenhuizen West-Nederland te Gouda, waarbij de nadruk ligt op een gezamenlijke ICT. Het zijn twee heel verschillende coöperaties: de een verbindt de keten in de zorg, de ander richt zich op een samen aan te pakken punt buiten de core business. Een andere bundeling van krachten is een huisartsencoöperatie of de Dierenartsencoöperatie AUV te Cuijk, waarvan circa 2.500 dierenartsen in Nederland en België lid zijn. AUV grossiert in diergeneesmiddelen en diergeneeskundig instrumentarium voor dierenartsenpraktijken. AUV is internationaal gevestigd met bedrijven in Nederland, België en Duitsland, terwijl een dochterbedrijf diergeneesmiddelen ontwikkelt en produceert. Hiermee is het een typische aankoopcoöperatie, die de leden voordeel wil bieden door gezamenlijke inkoop. 37

Bundeling van krachten kan zich lonen voor aanbieders van kleine partjes die samen een economische factor willen vormen, zoals op het gebied van energie. Bijvoorbeeld de Windunie, een samenwerkingsverband tussen eigenaren van windmolens door heel Nederland, in 2001 ontstaan uit de Vereniging van Windturbine-eigenaren in NoordHolland. De coöperatie kent nu ongeveer 250 leden en heeft zo’n 400 megawatt achter zich; een kwart van het windvermogen in Nederland. Ons land telt circa dertien windenergiecoöperaties. Vermelding verdient zeker de Coöperatieve Windenergievereniging Zeeuwind U.A., die beoogt het gebruik van duurzame niet vervuilende energiebronnen te bevorderen. De coöperatie, die al in 1987 werd opgericht, is met 1.300 leden de grootste windcoöperatie van het land, die 33 windturbines in elf windparken exploiteert. Een dergelijke coöperatievorm kan uiteraard ook op het gebied van zonnepanelen en zonne-energie van pas komen.38

37

Bron: Galle, Handboek coöperatie (2010) 1061-1068 en 1100-1106; www.vlietlandziekenhuis.nl/index.php?page=cooeperatie-inoprichting;www.epddag.nl/2009/ppt/sliedrecht2.pdf

“Beter worden doen we samen”

38

Bron: Galle, Handboek coöperatie (2010) 1107-1110; www.windunie.nl 99


Supermarkt De coöperatieve werkwijze heeft furore gemaakt in het concept van winkel- en verbruiksverenigingen. Nadat de pioniers uit het Engelse Rochdale de naam van coöperatieve winkel gevestigd hadden (1844), vond deze weerklank in tal van landen. Zo ook in Nederland, waar in 1865 in Zaandam de eerste coöperatieve verbruiksvereniging tot stand kwam, die zich wist te handhaven. Hoewel lichtend voorbeeld Rochdale uitging van een coöperatie met politieke en godsdienstige neutraliteit, ging dat voor Nederland niet op, waar de verbruikscoöperaties al snel door het socialisme omarmd werden.

“De verbruikscoöperaties werden al snel door het socialisme omarmd” Hiermee was de toon gezet, die de katholieke leiders afstand tot de coöperatie deed houden. De arbeider heeft er langer door moeten lijden, maar na de eeuwwisseling van 1900 kwamen vervolgens ook R.K. verbruikscoöperaties tot stand. Hierna en met de Eerste Wereldoorlog als katalysator nam de coöperatieve winkelbeweging een enorme vlucht. Jaren van groei braken aan. In elk klein gehucht verscheen een winkel van de coöperatie. De jaren van het Interbellum en ook de jaren na de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren zestig vertonen voortdurend groei in honderden miljoenen omzet en

honderdduizenden leden. Inmiddels was er een voortdurende beweging van fusies en overnames. Diverse andere winkelconcerns richtten zich eveneens op de gunst van de consument. De leden van de Coop bleken steeds minder binding met het arbeidersmilieu te hebben, hadden over het algemeen weinig meer op met de democratische winkelstructuur en koesterden zelden nog maatschappelijke idealen bij hun winkelkeuze. Bovendien bleef de Coop conservatief – afwijzend tegenover de zelfbediening in de winkel en afwachtend met reclame – en wat naïef over de grote veranderingen die zich aandienden. Zij miste hierdoor de boot. Dividend, coöperatieve trouw en de democratische structuur braken haar op. In 1973 werd Coop Nederland opgeheven en werden de winkels overgenomen door de concurrentie. Coop ZuidLimburg en Coop Noord-Limburg kwamen aan Unigro. Einde lokale coöperatiewinkel. Alleen de Coops Gelderland en Zaanstreek wisten zich te handhaven en vochten zich een weg terug naar een nieuwe Coop Nederland, die inmiddels de grens van tweehonderd winkels gepasseerd is en werk maakt van de ledenbetrokkenheid.39

39

100

COOP-kracht

Bron: Oosterhuis, Niet om het gewin, maar voor het gezin (2000); Defoort, Werklieden bemint uw profijt! (2006); Galle, Handboek coöperatie (2010) 1013-1018


Heden en toekomst

Opkomst en ondergang De reden om in deze korte analyse zo uitgebreid aandacht te besteden aan de opkomst en nagenoeg gehele ondergang van de verbruiks- en winkelcoöperatie, is gelegen in het feit dat deze coöperatievorm zo wijdverspreid en zo vanzelfsprekend was. Toch kan het gebeuren dat ook zo’n vertrouwd verschijnsel en alomtegenwoordige coöperatie het veld moet ruimen. Andere winkels verdrongen met nieuwe formules de Coop naar de achtergrond en holden allengs het ledenbestand en de principes achter de coöperatie uit. De leden vielen niet in een gat wat hun consumptieve behoeften betrof; er was ruimschoots voldoende winkelaanbod, dat bij andere winkelorganisaties op meer bij de tijdse wijze aangeprezen werd. Daarbij moet gezegd zijn dat de verkoop van food en non-food in de tweede helft van de twintigste eeuw een enorme vlucht nam en de coöperatie de concurrentie op tal van terreinen te duchten had. Het was een heuse vechtmarkt. De in den lande actieve coöperaties fuseerden weliswaar maar wisten het tij niet te keren. Het toont aan dat de coöperatie een organisatievorm is, die balanceert tussen economische marktwerking en de behoeften van de achterban, een werkwijze die voortdurend onderhoud en betrokkenheid vereist.

“De coöperatie balanceert tussen economische marktwerking en behoeften van de achterban”

101


“Mogen we spreken van een revival?”

102

COOP-kracht


Heden en toekomst

Soorten en maten Buiten de grote beleidsvelden, waarin coöperaties actief zijn, die hierboven aan bod zijn gekomen, zijn er nog tal van andere terreinen, waarop ze zich manifesteren. Zo telt Nederland nog maar enkele jaren geleden 5.365 coöperaties, die bij de Kamer van Koophandel waren ingeschreven (31.12.2009). Ze richten zich op uiteenlopende doelgroepen van leden of diverse vormen van exploitatie. Zo zijn er coöperaties van vissers, een coöperatief bungalowpark maar ook bijvoorbeeld een advocatencoöperatie – toch zeker een beroepsgroep, die geacht wordt met enige doordachtheid over vorm en inhoud te handelen – en nog diverse andere soorten en maten meer. Nog een paar voorbeelden: als organisatie is de Coöperatieve parkeerservice nog maar een paar jaar oud; de gemeente Amersfoort wilde het parkeerbeleid, dat dicht bij de burger staat en waarin veel geld omgaat, niet zomaar verzelfstandigen. Het werd een NV, die verbreding door aansluiting van meer gemeenten nastreefde en daarvoor de coöperatievorm als meest geëigende koos. Gemeenten hoeven de uit te besteden parkeerdienst dan niet Europees aan te besteden en houden door lid te worden van de coöperatie toch een stem in een politiek gevoelig onderwerp. Er is voorts bijvoorbeeld een nog heel jonge Nationale Onderwijscoöperatie (Natonco); deze beoogt invloed te krijgen op de markt voor de leermiddelen in het onderwijs en daarmee de kwaliteit van dit

onderwijs te verbeteren. De educatieve uitgeverijen bepalen thans de lesmethode met leermiddelen en Natonco probeert met de inkoopcoöperatie een vuist te maken om zelf invloed op het aankoopbeleid te verwerven. Zo valt op dat de coöperatie een veel gehanteerde organisatievorm is. Sterker nog, het lijkt zelfs of deze zich momenteel in een grote populariteit mag verheugen. Velen zien in deze werkwijze kennelijk de meest geëigende rechtsvorm om hun doelen te verwezenlijken. Mogen we spreken van een ‘revival’? 40

Een internationaal succesnummer Weliswaar is de focus in deze studie gericht op de coöperaties in Roermond-Echt, dit laat onverlet dat ook over de grenzen van regio en provincie is gekeken, al was het maar omdat door fusies almaar grotere verbanden tot stand zijn gebracht. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat de coöperatie ook in het buitenland een grote opmars heeft gemaakt. Hierbij betreft het zowel Nederlandse coöperaties die ook in het buitenland actief zijn, maar ook veel grote buitenlandse coöperaties. In het eerste geval betreft het Nederlandse coöperaties die zich aan expansie in het buitenland wagen (echter doorgaans zonder coöperatieve leden aldaar!) ter versterking van de eigen positie en om groei te continueren. Bij de geïnterviewden van VION en CRV hebben we dat bijvoorbeeld gezien. Aandacht verdienen ook de vele coöperaties in het 40

Bron: Galle, Handboek coöperatie (Dordrecht 2010) 1037-1051 en 1111 103


Jaar van de Coöperatie buitenland, die zich daar als bewuste keuze en goede ondernemingsvorm bewijzen. In Europa zijn met name in de noordelijke landen (Nederland, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden) de grootste coöperaties actief met duizenden miljoenen omzet. Ze richten zich vooral op zuivel, vlees, toelevering, graan etc. De grootste consumentencoöperatie vinden we in Engeland, het land van Rochdale, waar The Co-operative Group met 5,5 miljoen leden een miljardenomzet en circa 120.000 medewerkers telt. In Europa zouden circa 160.000 coöperaties met 123 miljoen leden en 5,4 miljoen banen actief zijn. Ook de Verenigde Staten tellen duizenden coöperaties met een jaarlijkse omzet van circa 170 miljard dollar. Ze zijn er groot vertegenwoordigd in de agrarische graanproductie, zuivel, katoen, fruit of daarbuiten in voedsel, energie en telecommunicatie. 41

Coöperaties zijn internationaal succesvol. Wereldwijd zetten de honderd grootste coöperaties samen 108 miljard om, bieden werk aan 155.000 mensen en beschikken over een ledenbestand van 23 miljoen personen. Coöperaties zijn wereldwijd actief, vertegenwoordigen vele producenten en consumenten en zorgen voor faire producten. Los van de drang en dwang om economisch te presteren, tonen coöperaties zich in veel landen maatschappelijk betrokken ondernemingen die er bijdragen aan het terugdringen van armoede en werkloosheid. Dat gebeurt bijvoorbeeld volgens vergelijkbare opvattingen als waarmee hier te lande ruim een eeuw geleden de boertjes uit het slop werden gehaald. Als arme boeren in Derde Wereldlanden de krachten bundelen en een goed product weten aan te bieden, kan een coöperatie hen enorm van pas komen. Hoezeer de idee van de coöperatie ook buiten de grenzen leeft, mag blijken uit het feit dat het voorstel bij de Verenigde Naties voor een ‘Jaar van de Coöperatie’ is gekomen vanuit Mongolië. De Verenigde Naties willen met het themajaar van de coöperatie wereldwijd aandacht vragen voor het succes van deze samenwerkingsvorm. Bovendien vinden de VN het zaak om het bewustzijn te vergroten van de waarde die coöperaties voor economie en samenleving hebben. Voorts willen ze overheden ertoe aansporen om gunstige wetten en goed beleid te realiseren, zodat de coöperatieve sector zich voldoende kan ontplooien. 42 42

104

COOP-kracht

41 Bron: Galle, Handboek coöperatie (2010) 1111-1117 Bron: www.jaarvandecooperatie.nl; www.boerenbondsmuseum.nl/ index.php/cooeperaties-koesteren-het-boerenverstand


Heden en toekomst

Bekend maakt bemind De coöperatie als ondernemingsvorm wordt dus nog steeds op veel terreinen gebezigd, zowel nationaal als internationaal. Het is in veel gevallen zelfs een bepalende marktpartij. Steevast gaat het dus om belangen die het individu (of kleine groepen en verenigingen) overstijgen. Behalve het belang telt bovendien de realisatie daarvan. Ook dat is vaak iets dat afzonderlijke personen, groepjes of clubs niet op eigen kracht tot stand kunnen brengen. Vervolgens moet er wel het inzicht zijn dat bundeling van krachten tot de gewenste resultaten kan leiden alsmede dat de coöperatievorm daar een geschikte oplossing voor is. Alleen dan zal zich uitwijzen dat de coöperatie op nog tal van onaangeboorde terreinen een bruikbare werkwijze kan vormen. Daarvoor is het goed dat de coöperatie als werkvorm alom bekend is en op die wijze een alternatief kan vormen voor andere rechtspersonen. Immers ook nieuwe coöperaties als in het onderwijs of de parkeerservice zijn gebaseerd op de verkenning van mogelijkheden, waarbij de coöperatie voor de realisatie van dat doel een geëigende vorm bleek. Zo heeft de coöperatieve werkwijze de laatste decennia niet alleen ingang gevonden op nieuwe terreinen als duurzame energie en zorg, maar is daarin zelfs toonzettend gebleken. Bekend maakt nu eenmaal bemind.

“Coöperaties tonen zich maatschappelijk betrokken en dragen bij aan het terugdringen van armoede en werkloosheid”

105


“Ze opereren als stille krachten, maar fungeren als pijlers onder de economie” Het coöperatieve gevoel Te constateren dat de coöperaties er zijn, veelvuldig voorkomen en wijdverspreid zijn, is niet geheel afdoende. Zoals hierboven aangehaald, is de coöperatie een bijzondere organisatievorm, waarbij de leden lid zijn en dus een stem hebben. In de agrarische wereld en ook elders zijn coöperaties tot stand gekomen die alsmaar gegroeid en gefuseerd zijn. Grenzen van het dorp, de regio, de provincie en vaak zelfs van het land zijn overschreden. Dat is niet altijd goed voor het coöperatieve gevoel aan de basis. Het lid moet zich namelijk gekend en gewaardeerd weten binnen de eigen coöperatieve vereniging. Alleen dan is er sprake van coöperatieve geestdrift. Door de omvang van de coöperaties is het risico groot dat het coöperatieve gevoel van het lid in het gedrang komt. Hoe kan de stem van het individuele lid nog tellen? Ledenraden vormen bij grote coöperaties een tussenlaag om in ieder geval aan het

106

COOP-kracht

democratisch principe recht te doen, maar de afstand tussen bestuur cq. directie en het lid wordt er niet kleiner door. Bestuurders uit de eigen gelederen zorgen voor herkenbaarheid bij de leden; ze bevorderen op grond van hun ervaringen in het eigen metier dat de bij directie of bestuur te nemen besluiten en voorstellen realistisch zijn en op draagvlak bij de leden kunnen rekenen. Wat kan de coöperatie voorts voor de leden doen, zodat zij voor deze werkvorm blijven kiezen? Dat is dan vooral datgene dat van meet af aan als uitgangspunt diende, te weten: faire producten tegen een goede prijs. Niet per se de beste of scherpste prijs, maar wel een die op dit moment maar ook in de toekomst voldoende soelaas biedt. Dat heet ‘georganiseerd vertrouwen’. Die consistente toekomstgerichtheid spreekt voor de coöperaties. Ze mogen soms opereren als stille krachten maar fungeren daarmee juist als pijlers onder de economie en vormen een samenbindende factor voor de leden.


Heden en toekomst

Van individu tot moloch

Het individu in de wereldmarkt

De coöperatie biedt de mogelijkheid krachten te bundelen. Dat kan op een heel kleinschalig niveau van individuele producenten of aanbieders. Het kan geschikt zijn om activiteiten uit te besteden die niet de core business van ondernemers vormen of bij aanbod van een tamelijk uniek product. De bundeling van krachten komt evenzeer van pas voor grote organisaties, die buiten hun organisatie schaalgrootte willen bereiken, niet door een fusie, maar wel bijvoorbeeld om samen een factor van belang te vormen. Bijvoorbeeld om inkoopkracht te verkrijgen, zoals de genoemde onderwijscoöperatie. Het hanteren van de coöperatievorm komt ongetwijfeld ook voort uit het feit dat de Nederlander iets graag wil opzetten en regelen volgens vrij democratische principes. Ook koepelorganisaties, zelfs binnen een na fusies tot stand gekomen moloch, zouden idealiter aan dit principe moeten voldoen. Dan komt de coöperatieve werkwijze van pas. Het geeft betrokkenen enige zeggenschap.

In feite zijn we allen slechts kleine schakels in een groot geheel. In de oorsprongstijd van de MiddenLimburgse coöperaties reikte de horizon voor velen veelal niet verder dan die van het eigen dorp. De coöperaties die in die tijd ontstonden, waren dan ook doorgaans gericht op de eigen gemeenschap en voor een bepaald doel, zoals specifiek voor de zuivel, het malen van graan of de aankoop van landbouwwerktuigen. De horizon is inmiddels onnoemelijk verbreed. Van het dorp naar de regio, de provincie, het land, de internationale regio, terwijl sommigen momenteel zelfs op de schaal van het continent of de wereld opereren. Het digitale tijdperk heeft ertoe bijgedragen dat communicatie met het andere eind van de wereld geen probleem meer hoeft te zijn. Tijd en plaats doen er weinig meer toe. Maar hoe breder die horizon, hoe kleiner onze inbreng of onze mogelijkheid iets te veranderen. Dat brengt ons weer bij een uitgangspositie van rond 1900 toen de boeren individueel niet in staat waren veranderingen te bewerkstelligen. Heden ten dage zijn we dat evenmin, tenzij we ons verenigen, bijvoorbeeld in een coöperatie.

107


Individu en ‘social media’ Juist in een omvangrijke en ongrijpbare marktomgeving kan een coöperatie ook heden ten dage nog veel betekenen. Want wat al die individuele mensen verbindt, is dat er enerzijds toch moet worden samengeleefd, maar dat is een sociaal aspect. Anderzijds hebben zij ook overeenkomstige belangen. Dat kan komen door overeenkomsten in werkzaamheden – bijvoorbeeld eenmansbedrijven als klussers of groenwerkers – of gezamenlijke belangen of problemen, zoals de veel te dure verzekeringen voor eenmanszaken, de bundeling van krachten om een stem te vormen om op politiek vlak iets te bewerkstelligen of in zijn algemeenheid in het poldermodel (de coöperatie als alternatief voor een starre vakbond).

108

COOP-kracht

Tal van dergelijke problemen zouden kunnen worden ondervangen door de start van coöperaties die individuele mensen met gelijk werk verbinden of in een gezamenlijke behoefte voorzien. Nemen we daarbij de toegenomen, welhaast oneindige mogelijkheden om mensen waar dan ook te organiseren en enthousiasmeren via de sociale media, waar heel eenvoudig communities te vormen zijn, dan blijkt dat het individu zich heden ten dage eenvoudiger en beter organiseert, specifiek daar waar het nodig is. Als het belang van de community vervolgens vereist dat hiervoor daadwerkelijk een rechtsvorm nodig is, dan kan de vrij soepele verenigingsvorm ‘coöperatie’ een geëigende oplossing bieden.


Heden en toekomst

“Hoe breder de horizon, hoe kleiner onze inbreng en mogelijkheid om iets te veranderen�

109


“De coöperatie wordt gekenmerkt als sterk, zelfstandig en simpel ondernemen”

Aansprakelijkheid Bij een samenwerkingsvorm moet een rechtspersoonlijkheid worden gekozen die het beste bij de plannen past. De wetgeving hierover is volop in beweging. Zo worden als gevolg van de nieuwe wet voor personenvennootschappen de bestaande maatschap en VOF vervangen door de (openbare) vennootschap. Hierdoor worden maten in een maatschap in geval van schulden ieder voor het geheel aansprakelijk. Om er dan een BV of NV van te maken, is een grote stap. Een alternatief kan de coöperatie vormen, zonder vennoten maar met leden. Leden hiervan hoeven niet aansprakelijk te zijn voor eventuele tekorten van de coöperatie. Immers de coöperatie kan als vereniging in de statuten de aansprakelijkheid maximeren of zelfs uitsluiten. Het is te zien aan

110

COOP-kracht

de afkorting achter de coöperatienaam: hierbij staat U.A. voor uitgesloten aansprakelijkheid, B.A. voor beperkte aansprakelijkheid en W.A. voor de welbekende wettelijke aansprakelijkheid, waarbij alle leden voor gelijke delen aanspreekbaar zijn. Bovendien – zo wordt de coöperatievorm inmiddels door de kamer van koophandel en de notariële wereld onder de aandacht gebracht – biedt de coöperatie meer dan bij een BV of NV de mogelijkheid voor maatwerk in de statuten. Voor deze vorm spreekt dat eventuele leden makkelijker lid kunnen worden of afstand doen van het lidmaatschap. Het wettelijk keurslijf is ruimer – er is bijvoorbeeld geen vast startkapitaal nodig – en biedt derhalve meer flexibiliteit dan BV, NV, maatschap of VOF. De coöperatie wordt gekenmerkt als ‘sterk, zelfstandig en simpel ondernemen’. 43

43 Bron: www.plasbossinadeadvocaten.nl/hoofdmenu/nieuws/de-cooperatie-iets-voor-u; www.kvk.nl/ondernemen/rechtsvormen/overzicht-van-alle-rechtsvormen/de-cooperatie/; http://mens-en-samenleving.infonu.nl/levensvisie/71608-de-cooperatie-sterk-zelfstandigen-simpel-ondernemen.html


Heden en toekomst

Verenig ing van eigenaren

Betrokkenheid

We proberen allen onze eigendommen te beschermen. Tegen inbraak, diefstal, vernieling etc. Dat speelt bijvoorbeeld bij appartementencomplexen, veelal in de iets duurdere sfeer, waarbij er een vereniging van eigenaren in het leven wordt geroepen. Dat kan in een coöperatieve vorm gegoten worden. Maar de protectie of gezamenlijke belangen bij afzonderlijk bezit kan uiteraard verder reiken. Eigenaren van landgoederen of natuurgebieden die in een coöperatie afspraken maken over beheer (bijvoorbeeld met een rentmeester) of veiligheid (tegen brand). De coöperatie als organisatievorm kan in de huidige tijd voor veel denkbare problemen in deze sfeer een oplossing bieden. Er is veel en divers eigendom, dat we willen vrijwaren van verval of overval.

Op vergelijkbare wijze kan er animo zijn om te komen tot groepen van mensen die zich ergens verantwoordelijk voor voelen. Die samen iets willen bereiken wat ze alleen niet zouden kunnen, een ideaal nastreven. Samen verantwoordelijkheid dragen voor een goed functionerende buurt, betrokkenheid bij een product (zoals de recente provinciale culturele exponent, die heel verwarrend ‘Limburg BV’ heet) of voor tal van andere samenwerkingsverbanden. De coöperatie als vereniging bindt leden met gemeenschappelijke doelen of idealen. Ze kan de nieuwe betrokkenheid van de toekomst vormen. Het maakt ons gezamenlijk eigenaar en biedt ons de mogelijkheid om initiatieven te ontplooien waartoe we individueel niet in staat zouden zijn.

111


Bank

Bancair buitenbeentje

Waartoe diende de coöperatie? Om belangen te verenigen. Samen in te kopen of samen te verkopen en, in de bankvariant, om in gezamenlijkheid een surplus aan geld voor gemeenschappelijke doeleinden te kunnen gebruiken. Wie een overschot had, kreeg er een rentevergoeding voor. Wie er behoefte aan had en beschikte over een goed plan, kon een lening krijgen. Voorts kan de coöperatie als vereniging van participanten geld besteden aan doelen waar de eigenaren van de bank het in meerderheid mee eens zijn. In de begintijd van de boerenleenbanken waren dit bijvoorbeeld investeringen in nutsvoorzieningen op gemeentelijk niveau, waarmee uiteindelijk de hele gemeenschap gediend was. Tegenwoordig is de schaalgrootte omvangrijker, maar blijft de bank zich voor lokale initiatieven inzetten. En ze blijft lokaal de cultuur en verenigingen een steun in de rug geven. Dat is een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de samenleving.

Daarbij moet vermeld worden dat de coöperatie in bankenland toch in zekere zin als vreemde eend in de bijt wordt gezien. Dat komt door de andersoortige opzet van de Rabobank. In de kredietcrisis van 2008 e.v. viel de bank op door zijn gedegen structuur, kapitaalopzet en het feit dat deze bestand bleek tegen de invloeden van de crisis. Dit terwijl veel andere commerciële banken, die zich te buiten waren gegaan aan slechte financiële producten, in grote problemen waren gekomen en bij de overheid om steun moesten aankloppen. Ze moesten aan het overheidsinfuus of werden zelfs genationaliseerd, omdat het laten omvallen van een dergelijke (systeem)bank binnen de huidige economische structuur te grote economische en maatschappelijke consequenties zou hebben. In die tijden van nood viel de Rabobank in positieve zin op; er was geen redding door de overheid noodzakelijk en toch (of juist daardoor) werd deze coöperatiebank met

112

COOP-kracht


Heden en toekomst

argusogen bekeken. Al snel nadat de bankencrisis zich geopenbaard had, ging de overheid op basis van oude reflexen over tot herstel en restauratie van de eerdere situatie. Een grote hervorming bleef uit. Het verhandelen van evident foute financiële producten noch extravagante bonussen zijn uitgebannen. Dus blijkt niet zozeer de meest crisisbestendige bank een aanbeveling qua structuur voor anderen te zijn, maar bepaalt de grootste gemene deler kennelijk nog steeds wat gangbaar is. Opmerkelijk, maar het is niet anders.

Tijdens de crises vielen heel wat lijken uit de kast, als gevolg van onkunde, mismanagement, financieel wanbeleid, speculatie, wanprestatie, ordinaire graaicultuur, maar vooral door gebrek aan controle. Tot zover deze bespiegelingen voor de coöperatie in heden en verleden.

Lijken uit de kast De crises, die de wereldeconomie treffen en met name de landen in de Europese Unie al jarenlang grote kopzorgen bereiden en reddingsplannen vereisen, brengen het een en ander aan misstanden en misvattingen aan het licht. Zo werd tot voor enige jaren – toen de bomen nog tot in de hemel groeiden – enigszins meewarig over de coöperatie gesproken. Bij zo’n werkwijze zaten er een Bestuur, Raad van Toezicht en kringvergaderingen, die overtuigd moesten worden en bij cruciale besluiten moesten vaak de leden geraadpleegd worden. Het stond slagvaardig (en daarmee vermeend adequaat) handelen in de weg, meenden de jongens van het snelle geld. Inmiddels is aan het licht gekomen dat veel bedrijven, waarin aandeelhoudersbelang en winst maken centraal stonden, onvoldoende crisisbestendig waren. Ze beschikten over te weinig kapitaalreserves, de druk van de aandeelhouders was groot, balansen en jaarcijfers werden opgepoetst.

113


“De als oubollig en conservatief afgeschilderde coöperaties deden het in crisistijd niet slecht”

114

COOP-kracht


Tot besluit Het Jaar van de Coöperatie van de Verenigde Naties biedt een ideale gelegenheid de coöperaties in verleden, heden en toekomst onder de loep te nemen, hetgeen in dit onderzoek op uitnodiging van de Rabobank Roermond-Echt gedaan is. Tot besluit zullen we – voor zover mogelijk – enkele lessen proberen te trekken.

Daarbij zullen we de meerwaarde van de coöperatie zowel in deze tijden van economische tegenwind als in zijn algemeenheid trachten te duiden. Maar we doen dit niet na nogmaals onderstreept te hebben, dat hoe lang en hoe verdienstelijk de coöperatie sinds haar ontluikend ontstaan ook al aan de weg timmert, zij thans bij uitstek als sterke organisatievorm binnen ‘food & agro’ te boek staat, solide banken en verzekeringsmaatschappijen biedt, maar ook haar weg baant naar een breed scala van andere sectoren, zoals zorg, onderwijs en energie. Het is momenteel een breed gedragen vorm van samenwerking. Dat ‘breed gedragen’ kunnen we letterlijk nemen, want het betreft hier de vorm van een vereniging met leden. De flexibele opzet ervan biedt voorts tal van mogelijkheden voor individuen zich te organiseren, uit betrokkenheid bij product of ideaal.

Waarden en normen Als er al lessen uit de economische crisis te trekken zijn, dan is dat wel dat werkwijze en moraal van menig commercieel of beursgenoteerd bedrijf niet zaligmakend zijn gebleken. Achter het credo van snel winst maken gingen heel wat gebreken schuil. De als oubollig en traag afgeschilderde coöperaties,

115


die wel vaak voorop liepen met innovaties en fusies, deden het in crisistijd niet slecht. Het conservatieve beleid bleek een veilige haven voor veel vermogens. Achter de democratisch gestuurde organisatie, bleek een gedegen en doordachte bedrijfsvoering schuil te gaan. Een waarbij inderdaad de leden, ledenraden, kringen en toezichthouders zich goed bewust waren van hun verantwoordelijke positie. Dat voorkwam al te snel en daardoor ondoordacht handelen. Bovendien oordeelden de leden als mensen met verstand van de lokale markt, over de te volgen koers. Hoewel in de beoordeling van die leden-invloed door buitenstaanders werd betoogd dat dit plannenmakerij lastig maakt of zelfs frustreert, kunnen coöperatieleden op grond van hun lokale kennis ook ideeën aan de hand doen, waarmee juist ad rem kan worden gereageerd op nieuwe bewegingen in de markt. Zo draagt de coöperatie op haar niveau bij aan ledenbetrokkenheid bij de organisatie, zo niet bij de maatschappij. Los daarvan mag ook een pleidooi voor waarden en normen in de economie niet ontbreken. Het onverantwoorde en risicovolle handelen van bankiers, alsmaar aangejaagde consumptie, verbruik van fossiele brandstoffen en de grote schuldenlasten van landen brengen enorme risico’s voor de welvaart en daarmee het welzijn van grote delen van de bevolking met zich mee. In het licht daarvan mogen coöperaties bij buitenstaanders enigszins ouderwets en conservatief aandoen, maar ze staan voor kernbegrippen als degelijkheid, vertrouwen over en weer, een solide basis, duurzaamheid, gewikt en gewogen, het belang

116

COOP-kracht

van de leden en GVB (gezond boerenverstand). Met die uitgangspunten zouden we een heel eind komen.

Individuele behoefte In essentie komt de coöperatie voort uit individuele noden. Ze is nu groot vertegenwoordigd in de agrarische sector, landbouw & veeteelt, zuivel, agrarische producten, de financiële dienstverlening, bankwezen (Rabobank) en het verzekeringswezen, evenals in de zorg. Maar ondanks alle grote organisaties die hieruit zijn voortgekomen, telt de behoefte van de klant. Deze had en heeft behoefte aan bundeling van krachten bij productie, aankoop en afzet (bij agrarische activiteiten), aan betaalbaar krediet (waaronder hypotheek) en aan verzekering tegen onvoorziene omstandigheden zoals arbeidsongeschiktheid, overlijden, sterfte onder het vee, slechte oogsten enzovoort. Hierin en in vele andere doelen meer kan voorzien worden met behulp van een coöperatie. Het lid worden en blijven van een coöperatieve vereniging komt dan voort uit het veelgebezigde ‘welbegrepen eigenbelang’. De coöperatie is echter geen doel op zich, maar een middel – desgewenst een instrument – om iets te bereiken. Zo lang als de coöperatie, in welke vorm en omvang dan ook, voldoet aan de behoefte van de klant – nee, sterker nog – waarde creëert voor haar leden, dan heeft ze bestaansrecht. Dat was in het verleden zo, is in het heden nog steeds zo en zal ook in de toekomst zo zijn. Daarin ligt de uitdaging van de huidige en de toekomstige coöperaties.


Tot besluit

“ Zolang de coöperatie waarde creëert voor de leden heeft ze bestaansrecht”

117


118

COOP-kracht


Coรถperaties en Onderlinge verzekeringen Hieronder is gepoogd een overzicht te geven van de coรถperaties en onderlinge verzekeringen in de regio Roermond-Echt.

Aanzet tot een overzicht Hierbij is gelet op de plaats van vestiging (de zetel) of het voorhanden zijn van een lokale vestiging (kantoor, fabriek) indien het een overkoepelende coรถperatie betreft. Niet zelden wisselen de benamingen, de wijze van aansprakelijkheid of het werkgebied als gevolg van fusie, hetgeen het samenstellen van een eenduidig overzicht bemoeilijkt. Gezien de omvang, diepe lokale geworteldheid, gebrek aan gedeponeerde archieven, enige diffuusheid in benaming, de afgegrensde studietijd en ondanks het raadplegen van diverse deskundigen, is deze lijst bij lange na niet alomvattend. Het streven is weliswaar geweest een zo compleet mogelijk overzicht te bieden, waarmee hieronder in ieder geval een aanzet wordt gegeven.

119


Ro er mond

Algemeen

(Onderlinge) Verzekeringsmaatschappij ‘De Eendrag t’ Opgericht 1860 Op 5 februari 1860 werd de veeverzekering opgericht. Volgens het reglement betrof het een “onderlinge overeenkomst tot ondersteuning voor het verlies van hoornvee”, waarbij overlijden als gevolg van gewone sterfte, natuur en brand gedekt werd. BRON: GAR, Documentatie, inv. nr. K269, Reglement, 1860.

Onderafdeling winkelcoöperatie ‘Eigen hulp’ te Roermond Start omstreeks de jaarwisseling 1888-1889 In 1878 kwam er onder de naam ‘Eigen hulp’ een winkelcoöperatie te Den Haag, die rond 1888-1889 een onderafdeling te Roermond wist te vestigen. Dhr. Kok te Maastricht was voorzitter L. Bingen te Roermond 2e secretaris. De leden kochten goedkoper in en genoten winstdeling. Ze konden kruidenierswaren uit de Haagse winkel bestellen en met korting bij de Roermondse brood- en banketbakker Langenhoff inkopen. De coöperatie ondervond kritiek, daar ze niet uit naastenliefde maar enkel uit eigenbelang was voortgekomen. Het was dan ook grotendeels een vereniging van ambtenaren, die kosten wilden besparen. BRON: VOV, 16.02.1878 en 15.09.1883; NKO, 15.01, 29.01 en 01.02.1889.

Limburgse Volksbond [geen coöperatie] Opgericht in 1893 Deze werd in 1893 in Roermond opgericht. De Kerk wenste geen vakbonden – die zouden materialisme nastreven en konden socialisme bevorderen – maar katholiek georiënteerde verenigingen, zogenaamde standsverenigingen. In 1911 werd het Christoffelhuis te Roermond in gebruik genomen, waarin de Volksbond zijn vergaderingen hield en een zaal werd gehuurd ter ontspanning van de werklieden. De R.K. Volksbond werd omstreeks 1913-1916 opgevolgd door de R.K. Werkliedenvereniging. BRON: DRL: NMR, 01.04.1916.

120

COOP-kracht

Coöperatie tot gezamenlijke aankoop van steenkolen van de R.K. Volksbond Opgericht 1908, genoemd 1916 Door de R.K. Volksbond werd voor zijn leden in 1908 een kolencoöperatie opgericht. Hiermee stelde deze de leden in de gelegenheid door wekelijkse bijdragen op overzichtelijke wijze te sparen om later gezamenlijk en tegen een voordelige prijs hun winterprovisie aan steenkolen in te slaan. Tijdens de vergadering in 1916 in het Christoffelhuis werd het reglement met enkele wijzigingen goedgekeurd. Het minimum inleggeld werd bepaald op fl. 1,00 per maand. Op de vergadering gaven zich nog 25 nieuwe leden op. BRON: DRL: NMR, 01.04 en 19.08.1916.

R.K. Verenig ing van Neringdoenden te Roermond ‘De Hanze’ [geen coöperatie] Opgericht 1902 Dat niet alleen voordien de boeren en nadien de werklieden zich zouden organiseren in bonden en coöperaties, blijkt uit het feit dat in Roermond een winkeliersvereniging opgericht werd, met dank aan mr. F. Bolsius. 66 Winkeliers traden in 1902 toe. Er werd flink met de katholieke vaan gewapperd. De vereniging wilde hoegenaamd ongeoorloofde coöperatie tegengaan, zoals ‘Eigen Hulp’, waarbij burgerlijke en militaire ambtenaren waren aangesloten. Bovendien was een jaar eerder een socialistische coöperatie ‘Vooruit’ met bakkerij te Maastricht gevestigd. Dat de winkeliers door zichzelf te verenigen indirect ook de lokale werklieden aanspoorden tot bundeling van krachten, zou nadien blijken. BRON: DRL: NKO, 19.11.1901 en 11.10.1902.

Limburgse Landbouwbond [geen coöperatie] [nadien: Limburgse Land- en Tuinbouwbond, 1919] Door fusie in 1901 tot stand gekomen De Landbouwbond kwam in 1901 tot stand door fusie tussen de Maatschappij van Landbouw in Limburg en de Christelijke Boerenbond Limburg. Als tamelijk vanzelfsprekend was deze in Roermond gevestigd. Het toont de centrale rol van Roermond in agrarisch Midden-Limburg. De bond had in de eerste jaren nog geen kantoor, maar huurde in 1911 een lokaliteit in het Christoffelhuis te Roermond, waarin behalve de eerste ambtenaar annex het secretariaat ook werden gehuisvest de Ongevallen- en


Coรถperaties en Onderlinge verzekeringen

Ziekteverzekering en de directie van de aan- en verkoopcommissie (de latere coรถperatie Landbouwbelang). Door ruimtegebrek verhuisde de bond in 1914 naar een pand aan het Stationsplein. BRON: Planje (1951) 79-80; Korsten (1996).

Onderlinge Limburgse ziekteverzekering

Onderlinge Hagelverzekering

Boeren- en Tuinders Onderlinge

(Landbouwbond / LLTB) Gestart in 1899 De kwam tot stand mede naar aanleiding van vernietiging van een groot deel van de oogst door hagelslag in 1898. Galiart uit Stevensweert was directeur (1902).

Gestart in 1923, voortzetting van ziekteverzekering (LLTB) Deze verzekering werd gestart als gevolg van de inwerkingtreding van de Land- en Tuinbouwongevallenwet. BRON: Alle verzekeringen (Landbouwbond / LLTB): Korsten (1996) 70-71; Planje (1951) 88-97; voor paarden NMR 31.03.1906, 30.03.1910 en 23.03.1915, met dank aan Henri Smeets.

Coรถperatieve Brandassurantie (Landbouwbond / LLTB) Gestart in 1902/1903 - 1936 Directeur hiervan was Galiart (1906). Vanaf 1936 ook beschikbaar voor leden van het Werkliedenverbond.

Onderlinge Brandassurantie van den LLTB en van den R.K. Werkliedenbond Gestart in 1936, voortzetting van de brandassurantie (LLTB) Vanaf 1936 konden ook leden van het R.K. Werkliedenverbond zich bij de brandverzekering van de LLTB aansluiten, reden voor een naamswijziging.

Onderlinge Paardenverzekering (Landbouwbond / LLTB) Gestart in 1900-1901 Er waren al diverse lokale paardenverzekeringen toen de Bond hiermee startte. Door het aanbod op bondsniveau namen de lokale verzekeringen enigszins af.

Onderlinge Limburgse Landbouwongevallenverzekering (Landbouwbond / LLTB) Gestart in 1910 Directeur hiervan werd Verheggen uit Maasbracht.

(Landbouwbond / LLTB) Gestart in 1910 Actief tot 1923; voortgezet in Boeren- en Tuinders Onderlinge

Limburgse Onderlinge Verzekeringsmaatschappij (LLTB) Actief tot 1969 Opgegaan in NV Interpolis. BRON: Korsten (1996) 190.

Zuivel Coรถperatieve Roermondse Eiermijn G.A. (CRE) Oprichting 1904 Gefuseerd in 1968 tot Roveco De Roermondse eiermijn werd in 1904 opgericht op initiatief van de Neerse afdeling van de Pluimveebond. De zoon van de Neerse voorzitter, de nog jonge Jules M. Breukers, zou vele jaren de directie voeren over de CRE. Deze huisde de eerste jaren in bij de botermijn. Achtereenvolgens werden panden aan de Kraanpoort (1907) en Hamstraat (1909) betrokken. Toen al was de CRE de grootste in zijn soort in het land. In 1926 werd nieuwbouw gerealiseerd aan de Emmalaan, vlak bij het spoor. In 1954 werd het gebouw getroffen door brand, waarna er volledige nieuwbouw plaatsvond, in combinatie met het gouden jubileum. Breukers nam toen na vijftig jaar afscheid als directeur en werd opgevolgd door zijn zoon. Het markante gebouw aan de Prins Bernhardstraat bleef grotendeels

121


behouden. De CRE zou voor een ongekend succesverhaal zorgen. Het eerste jaar werden al ruim 800.000 eieren verwerkt, in 1910 was dat cumulatief al dertien miljoen. De eieren kenden alsmaar stijgende prijzen van 1904 tot 1918. Dat laatste was overigens een rampjaar omdat voer ontbrak en prijzen gemaximeerd waren. Eigen patenteerde kisten werden geïntroduceerd. Uitvoer vond plaats naar Engeland, Duitsland en Italië. BRON: Franquinet (1932) 62-68; Langeweg (2012) 60-64; Van Lieshout (1991) 37-38 en 40-41; NKO, 21.10.1905. GAR, IV, inv. nr. 4121, CRE, 59; Doc., inv. nr. K264 Jaarverslagen CRE 1918, 1932, 1954; Bibliotheek: Coöperatie-Tentoonstelling CRE (1954); Bresser, CRE 40-jaar (1948); Van Velthoven, ‘CRE. N.a.v. een gedenkboek’ (1929), 451-456. DRL: Telefoongids juli 1953, november 1954, juli 1961; beroepen telefoonboek 1963.

Roveco

(Roermond-Venlo Combinatie) In 1968 tot stand gekomen door fusie In 1981 Beëindiging activiteiten Fusie tussen de Coöperatieve Roermondse Eiermijn en de Sectie Eieren van de Coöperatieve Venlose Veilingvereniging. Ze gingen op in de Roermond-Venlo Combinatie (Roveco). BRON: Korsten (1996) 190-191.

Coöperatieve Verkoopcentrale voor Eieren G.A., V.E.C.E. Opgericht 1936; genoemd 1961 De VECE is de gezamenlijke verkooporganisatie van de zeven grote eiercoöperaties. Het is tekenend voor het belang van de CRE dat de VECE zich bij de veruit grootste speler in de nationale markt vestigde, namelijk te Roermond. Zo werden in 1957 in Nederland 4.500 miljoen kippeneieren geproduceerd. De coöperaties hadden een aandeel van 30% in de handel, dus meer dan een miljoen stuks. De coöperatieve afzet van eieren vond vrijwel uitsluitend plaats via de VECE te Roermond. Bijna de helft daarvan (457 miljoen) werd bij de CRE aangevoerd. BRON: GAR, Bibliotheek, VECE; groei in samenwerking, 1936-1961; Rinsema en Van Houten (1959) 29; Van Lieshout (1991) 74. DRL, telefoongids nov. 1954.

122

COOP-kracht

Coöperatieve Botermijn Roermond Oprichting 1905 De statuten zijn gedateerd te Roermond op 22 juli 1905. Bij de oprichting van de Roermondse Botermijn tekenden diverse zuivelverenigingen als toeleverancier, namelijk die van Herten, Merum, Maasniel, Leeuwen en Asenray. Achter het station werd een gebouw geplaatst, waarin zowel een boterfabriek als de botermijn gehuisvest werden (1905). Ook de eiermijn woonde hier de eerste jaren in. In 1909 vond rechtstreekse exploitatie door de ZNZ plaats. BRON: NKO, 09.09.1905; Langeweg (2012) 60; www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html.

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Sint-Christoffel (de Melkfabriek) Coöperatieve Melkinrichting en Zuivelfabriek St.-Christoffel G.A. [1953] Oprichting 1909 Fusie in 1948-1949 tot Midden-Limburg Al in 1908 werd de aanvraag voor een bouwvergunning voor de bouw van een zuivelfabriek (St.-Christoffel) met directeurswoning aan de Maastrichterweg (later Andersonweg) ingediend. Architect was Henricus Rammers. Hiermee waren aanzienlijke kosten gemoeid. De locatie kostte fl. 5.000,-. De bouw was begroot op fl. 17.500,-. Konings uit Swalmen leverde de machines (fl. 10.000,-). Eerste voorzitter was Fr. Wackers uit Maasniel. Directeur werd J.H. van Geldrop. Op deze plek staat het huidige politiekantoor. Van aanvang aan was er een commissie van toezicht met mannen van naam, onder wie de burgemeester van Roermond als voorzitter. In 1911 telde de coöperatie 376 leden met 1.051 koeien, verwerkte ze 2.829.000 liter melk. In 1930 was het getal van leden en koeien verdubbeld en werd meer dan 6,5 miljoen kilo melk verwerkt. De boterprijs was fl. 4,46 p/kg (1909) en bereikte een hoogtepunt in de jaren 1918-1919 met prijzen van circa tien tot vijftien gulden. Het aantal personeelsleden steeg van circa 35 (1926-1930), onder wie 23 venters, naar circa 43 (1937-1946). Qua producten startte de fabriek voor boter en melk in 1930 al met flessenmelk en werd in de zomermaanden van 1937 roomijs verkocht. In 1947 werd een ledenraad ingesteld. De fabriek werd beleverd door de leden van de eigen coöperatie en die van de coöperaties van Swalmen, Posterholt en Maasbracht.


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

BRON: Geuskens (2006) 82. GAR, Collectie Briefhoofden (1914-1939); Doc. 15.1.1.; inv. nrs. K266 en K 267, Jaarverslagen e.a. DRL: Telefoongids juli 1953; Verg. schoonheidscommissie d.d. 03.07.1953; krantenartikel d.d. 09.03.1909 (?). Langeweg (2012) 65-67; T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 29.

Coöperatieve Zuivelverenig ing ‘Midden-Limburg’ G.A. Opgericht 1948; begonnen in januari 1949 Mei 1964: fusie met de coöperatieve zuivelvereniging Zuid-Limburg G.A. Oprichting vond plaats bij akte d.d. 10 april 1948; in januari 1949 ging de coöperatie van start. Het betrof de vereniging van de coöperatieve zuivelfabrieken van Heythuysen, Maasbracht, Neer, Panheel, Roermond, Swalmen (alle 1949) en Roggel (1950). In de jaren vijftig bezon de coöperatie zich op de toekomst: de fabrieken in Posterholt en Horn werden verkocht. In 1952 werd de fabriek in Maasbracht gesloten, later ook Swalmen (Sint-Lambertus). In Roermond vond de productie van consumptiemelk en dito melkproducten plaats, melkpoeder en boter. In Echt kwam na de fusie de nieuwe ijsfabriek. In 1953 werd een aanvraag tot nieuwbouw aan de Prins Bernhardstraat in Roermond ingediend. De nieuwe melkfabriek met kantoor werd hier in februari 1957 geopend. Directeur was destijds Frans Slangen uit Melick, die overigens kassier en voorzitter was geweest van de Boerenleenbank Kapel in ’t Zand. BRON: GAR, Bibliotheek, nr. 755; Documentatie 15.1.1.; inv. nrs. K266 en K267, jaarverslagen en Sibema. Samenwerking (mei 1964).

Coöp. Zuivelverenig ing ‘Zuid Nederlandse Zuivelbond G.A.’ Actief tot 1973, fusie De Zuid Nederlandse Zuivelbond (ZNZ) was in de jaren 1953-1954 gevestigd aan de Willem II Singel 5. Het logo is anno 2012 nog zichtbaar boven het gebouw van de voormalige kaasopslag aan de Prins Bernhardstraat. Deze opslag werd in 1971 door de coöperatie gerealiseerd. De ZNZ fuseerde in 1973 met de Brabantse Zuivelbond tot de Coöperatieve Zuid-Nederlandse Organisatie van Zuivelverenigingen.

BRON: GAR, Dienst gemeentewerken, inv. nr. 222 Radioactieve stoffenbesluit, 1969-1976: o.a. Z.N.Z.; DRL: Telefoongids juli 1953 en nov. 1954; Langeweg, Zuivel (2012) 62.

Coöperatieve Centrale Zuivelverenig ing de Maasvallei G.A. Gestart 1971-1972 Fusie 1976 In 1970 waren coöperaties in Zuid-Limburg en Brabant al gefuseerd. In Midden-Limburg ontstond toentertijd De Maasvallei, waarvan naar goede Roermondse gewoonte de burgemeester voorzitter van de Raad van Toezicht was. Zuivelwagens reden onder die naam en de organisatie had een eigen personeelsorgaan. De Maasvallei had fabrieken in Roermond, Heythuysen, Helden, Venray, Anthonis, Venlo, Cuyk, Oss en Rijkevoort. BRON: GAR, Documentatie 15.1.1.; inv. nr. K266; GAR, nr. 5035 Archief mr. R. Höppener, inv. nr. 55 voorzitter RvT Coöperaties ‘MiddenLimburg’ en ‘De Maasvallei’, 1968-1972.

Coöperatieve Zuivelverenig ing Campina In Roermond vanaf 1976 Tot 1994 In 1976 vond de fusie van de vijf overgebleven coöperatieve Zuid-Nederlandse zuivelverenigingen tot de Coöperatieve Zuivelvereniging Campina. Deze verenigde tienduizend melkveehouders in Noord-Brabant, Limburg en Zeeland. De fabriek in Roermond werd gesloten voor wat betreft de melk. Deze ging zich vervolgens richten op de productie van ijs, die van Echt (en Eindhoven) naar Roermond werd overgeheveld. De Roermondse fabriek was een van de twaalf productiebedrijven van DMV Campina, waar per jaar acht miljoen liter melk werd verwerkt tot twintig miljoen liter consumptie-ijs. Deze ijsfabriek bleef tot 1994 onder Campina en sindsdien tot 2002 onder Nestlé. BRON: GAR, Documentatie 15.1.1.; inv. nr. K266; Langeweg, Zuivel (2012) 65-67.

123


124

COOP-kracht


t Gro en ten en fr ui Groenten- en Fruitveiling, Roermond Gestart in 1904 Na enkele jaren teniet gegaan De Groenten- en Fruitveiling (ook ‘mijn’ genaamd) was een initiatief van de Limburgse Landbouwbond. Aanvankelijk liep de verkoop op de veiling niet naar wens en was in 1905 verliesleidend. Het werd geweten aan de boeren die er niet hun beste producten bezorgden, eigen verkoop wilden stimuleren en argwanend tegen gezamenlijke verkoop van groenten en fruit stonden. Het eerste jaar ontbrak het aan kopers en handelaren (vraag), het tweede aan producten (aanbod). De veiling ging hierna teniet. BRON: NKO, 08.08.1905; NMR 08.03.1906 en 10.11.1906.

Coöperatieve Roermondse Fruit-, Groentenen Aardappelveiling G.A. (CRV) Gestart in 1911/1912 - als gevolg van brand in 1975 moest de CRV met Venlo fuseren Op 1 juli 1912 was de eerste veilingdag van de nieuwe veiling. Deze werd in Roermond gevestigd omdat de stad goede infrastructurele voorzieningen had (wegen, treinen en trams). Het afzetgebied, waar de veiling zich met name op richtte, was Duitsland. Een aanleiding om te starten, waren de oplopende grond- en pachtprijzen. Om meer uit hun boerenbedrijf te halen, gingen meer en meer boeren over op groenteteelt, maar hiervoor moest wel een afzetmarkt gecreëerd worden. De CRV verwierf zich een vooraanstaande plaats in een streek, waarin veel groenten en fruit geteeld werden. De veiling richtte zich ook op voorlichting. In de naoorlogse jaren was A. Rulkens uit Maasbracht voorzitter (1947, 1954). Jos. te Mey was directeur (1954, 1958). Zij gaven voorlichting en adviezen aan de lokale coöperaties, die waren onderverdeeld in kringen. De veiling was in 1951 gevestigd aan de Slachthuisstraat en telde 2.306 leden (1954). Belangrijke producten waren asperges, augurken en champignons. Er was een grote omzet maar de prijsvorming bleef achter. In 1970 werd gesproken over fusieplannen met Venlo, maar het lukte de CRV om zelfstandig te blijven. Echter op 11 februari 1975 woedde een hevige brand in het CRV-complex aan de

Venloseweg. Een fusie was hierna onontkoombaar: de CRV fuseerde met de CVV in Venlo. BRON: Van Lieshout (1991) 236-238 e.a.; NKO, 02.07.1912; Goossens en Meijers (2006) 14 en 20; GAR, Doc., inv. nr. K265 Jaarverslagen van CRV; Dienst gemeentewerken (2037), inv. nr. 1496 CRV 1968-1975; Fotocollectie [1975], D1/7; Bibliotheek, Statuten, reglementen en voorschriften der CRV; DRL: NMR, 13.07.1916; Mestrom (1991) 57-58.

Coöperatieve Bond van Bietenverbouwers Opgericht in 1914 te Roermond Voorzitter van deze bond was M. Galiart te Stevensweert. Het bestuur van de Landbouwbond zag geen mogelijkheden om zelf een suikerfabriek te starten, daarom werd een bond van suikerbietenbouwers opgericht, op coöperatieve grondslag. Deze zou de mogelijkheden verkennen om een suikerfabriek op te richten dan wel om de voornamelijk Midden-Limburgse suikerbieten elders af te kunnen zetten. BRON: Korsten (1996) 47; NMR, 17.03.1914.

Coöperatieve Zuid-Nederlandsche Exportvereenig ing voor Land- en Tuinbouw Producten Faillissement in 1930 De te Roermond gevestigde advocaat mr. dr. K.H.C. (Karel) Joosten was in 1930 als curator betrokken bij het faillissement van deze vereniging. BRON: G. Linssen (2013).

in Verbruik sverenig

gen

Coöperatieve Broodbakkerij ‘Voor den Werkman’ Oprichting 1 mei 1910 Voortzetting 1928 in ‘De Welvaart’ Opgericht vanuit de Arbeidersbeweging als Coöperatieve Broodbakkerij ‘Voor den Werkman’; het was een onderafdeling van de R.K. Volksbond, nadien R.K. Werkliedenvereniging.

125


De oprichtingsakte met 62 deelnemers passeerde in 1910. Onder hen veel spoorwegpersoneel, brievenbestellers, schilders, schoenmakers, koperslagers, knechten en andere werklieden. Zij moesten lid zijn van de R.K. Volksbond – of later van eender welke R.K. Stands-vereniging – om van deze coöperatie lid te kunnen worden. Doel was behartiging der belangen der arbeidende klasse in Roermond: “De vereniging heeft ten doel de behartiging van de stoffelijke belangen der arbeidende klasse” … “door hare leden zuiver brood van goed gewicht te verschaffen, dat met den prijs van het brood der bakkers te Roermond zoveel mogelijk overeenkomt”. Er werd een “broodbakkerij met hete luchtoven” aan de Venloseweg gestart. Tijdens de Eerste Wereldoorlog adviseerde de coöperatie de burgemeester inzake te hanteren regeringsprijzen voor levensmiddelen. Het ging mis bij het stadsbestuur bij de bestelling van regeringsrijst, waarvan veel bestuurders en hoge ambtenaren profiteerden. Om verwijten van misbruik te logenstraffen, steunde het stadsbestuur een winkel waar de regeringsartikelen zouden worden aangeboden (Dr. Leursstraat). Nadien zou dit de coöperatiewinkel worden (1918). Het assortiment werd van brood alleen verbreed naar levensmiddelen en brandstoffen. In 1920 werd een winkelpand gerealiseerd aan de Herkenbosscherweg. Sinds 1913 was Chr. Evers voorzitter, die in 1919 bedrijfsleider werd. Statutenwijzigingen in 1915 en 1918. Naamsverandering in 1928. BRON: DRL: Notaris Brinkman, inv. nr. 88, d.d. 01.05.1910, inv. nr. 93, d.d. 28.02.1915 en inv. nr. 98, d.d. 18 februari 1918; GAR, IV, 98, inv. nr. 210, Statuten en huishoudelijk reglement; uit GAR, vergunning d.d. 28.04.1910; GAR, Bibliotheek, Jaarverslag en balans ‘Voor den Werkman’ 1916 (Roermond 1917); GAR, I.5 (1729) 13545 / I.5 (1766) 15239, 8; uit GAR, bouwaanvraag 05.1920; Hinderwet, aanvraag 03.02.1921; NMR, 03.02.1910, 26.02.1910, 01.03.1910, 07.04.1910, 28.05.1910, 27.06.1916; DLK, 16.05.1935; NKO, 16.05.1935 en 20.05.1935.

R.K. Coöperatieve verbruiks- en productieverenig ing ‘De Welvaart’ u.a. te Roermond In 1928 voortgekomen uit ‘Voor den Werkman’ In 1945 fusie met Coöperatie Het Centrum tot Coöperatie ‘Roermond’ u.a. De R.K. coöperatie kwam door naamswijziging voort uit ‘Voor den Werkman’ (1928). Statutenwijziging 1929. Zij was aangesloten bij de

126

COOP-kracht

Diocesane Coöperatieve Bond Limburg. Met enkele tonnen omzet was De Welvaart een aanzienlijke coöperatie. Er kwam een winkel aan de Lovaniostraat in het Roermondse Veld. In 1930 werd de nieuwe winkel met bakkerij aan de Nassaustraat ingezegend, dat het nieuwe adres van handelszaak en bedrijfsleiding zou worden. Directeur was destijds Chr. Evers. In 1935 werd het 25-jarig bestaan gevierd. Kantoor en bakkerij waren toen in de Nassaustraat en winkels aan de Dr. Leursstraat, Herkenbosscherweg, Lovaniostraat en Nassaustraat. Ondanks crisis en werkloosheid bleef de omzet op peil. De coöperatie betrok haar producten voor het overgrote deel bij productiecentrum De Handelskamer (HaKa). Er werd winst uitgekeerd aan de leden en aan sociale en liefdadige instellingen. Er was een Fonds voor Arbeidersbelangen, Moederschapsfonds – uitkering gezinnen – en Overlijdensfonds, waarvan leden automatisch lid waren. BRON: DRL: GAR, IV, 98, inv. nr. 210, Statuten en huishoudelijk reglement; Jaarverslag en Balans 1935; NMR, 14.12.1929; DLK, 16.05.1935; NKO, 16.05.1935 en 20.05.1935; RHCL, EAN 0968 Coöperatie Limburg te Hoensbroek, waarin: Coöperatie De Welvaart te Roermond.

R.K. Bond van Coöperatieve Verenig ingen in Limburg Opgericht 1916, genoemd 1936 De coöperatieve (verbruiks-) verenigingen kregen in 1916 een diocesane koepelorganisatie. Oprichting vond plaats in Sittard met 28 coöperaties. Latere vergaderingen waren steevast in het Christoffelhuis in Roermond. In 1936 telde de vereniging bij het twintigjarig bestaan vijftig coöperaties met 134 winkels in heel Limburg. 513 Personen vonden er werk. Aan lonen werd bijna een half miljoen per jaar uitgekeerd. De omzet steeg van een miljoen in 1916 tot vijf miljoen in 1936. Het ledental der verenigingen verdubbelde en bedroeg in 1936 bijna 18.000. BRON: DRL, NKO, 27.06.1932, 26.11.1936 en 30.11.1936; NMR, 14.12.1929.

Coöperatieve Verbruiks- en Winkelverenig ing ‘Het Centrum’ Opgericht 1915 In 1945 voortgezet in de fusiecoöperatie ‘Roermond’ Deze verbruiksvereniging werd opgericht door ambtenaren en


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

beambten. Dertien personen tekenden de oprichtingsakte (13.02.1915). Er werd een winkelhuis gehuurd aan de Hamstraat, waar levensmiddelen en brandstoffen aangeboden werden. “Het doel der vereniging is aan hare leden tegen door het bestuur vastgestelde prijzen onvervalschte levensmiddelen en andere benodigdheden van elken aard en van goede hoedanigheid te verschaffen, alsmede om de algemeene belangen der leden te bevorderen”. “De verkoop heeft plaats tegen gerede betaling. Ook aan niet-leden kan verkocht worden, zonder dat zij enige aanspraak kunnen maken op winstaandeel”. In 1919 werd een woon- en winkelhuis aan de Hendriklaan gebouwd, dat vandaag de dag weliswaar aan verval onderhevig is maar toch op grond van de functie en stijl aangewezen is als gemeentelijk monument. Het filiaal werd in 1919 geopend, dat datzelfde jaar met een kolenpakhuis en kantoor uitgebreid werd. In 1919 werd voorts een eigen slagerij gestart en richtte Het Centrum zich met een felle circulaire tegen de winkeliers. Toen de gemeente de Burgemeester Rauppstraat ging aanleggen, verzocht de coöperatie een bakkerij te mogen bouwen aan de Hendriklaan, die in 1922 geopend werd. Overigens werd directeur W.J. Driessens (1877-1954) in 1927 veroordeeld voor het overtreden van de arbeidswet. BRON: DRL, Handelsregister KvK 1915; GAR, kopie akte; GAR, I.5, inv. nrs. 1682/11492, 1742/14147; 1760/14932, 1761/14947, 1758/14847 en 1917/1620; NMR 04.02.1915, 09.02.1915, 20.02.1915, 27.03.1915, 01.05.1915, 14.08.1915, 26.10.1927; M&R / NK, 05.04.1919, 23/25.09.1919, 07.10.1919 en 06.12.1919; Jansen en Fortuin (2008 en 2009).

Winkeliercoöperatie R.K. Kruideniersverenig ing Omstreeks 1919 verenigden winkeliers en middenstanders te Roermond zich in een winkeliercoöperatie. De coöperatie Het Centrum zette zich daartegen te weer en betichtte de winkeliers zelfs van “een meer georganiseerde afzetterij van de verbruiker”. De R.K. Kruideniersvereniging stelde daarentegen juist een ‘duurtecommissie’ in om woekerprijzen tegen te gaan. Bij de regering was de regeling van suiker aangekaart. Aan deze vereniging gelieerd was de zogenaamde rabatspaarzegelvereniging. BRON: DRL, M&R/NK 07.10.1919 en 16.10.1919.

Coöperatieve Groothandelsverenig ing ‘De Handelskamer’ 1919, start van het bijkantoor in Roermond De Handelskamer (HaKa) was een grootleverancier. Onder meer de R.K. coöperatie Voor den Werkman betrok hier haar producten. In 1919 nam de Handelskamer het nieuwe bijkantoor aan de Kapellerlaan te Roermond in gebruik. BRON: RHCL, KvK, 07.Z02-2 Lijst KvK Roermond, opgeheven bedrijven, inv. nr. 226, dossiernummer 1116. DRL.

Coöperatieve verbruiksverenig ing ‘Roermond’ u.a. [1945-1960] Opgericht in 1945 als gevolgd van fusie tussen de coöperaties De Welvaart en Het Centrum in 1960 fusie met zustercoöperaties in Midden Limburg; vorming van Coöperatie Midden-Limburg De Coöperatie ‘Roermond’ is voortgekomen uit fusie van de katholieke en neutrale coöperatie. Als kantoor diende Nassaustraat 80; winkels waren er aan de Nassaustraat 80 (brood- en banketbakkerij), Dr. Leursstraat 5, Herkenbosscherweg 4, Lovaniostraat 12, Hendriklaan 38 (brandstoffenhandel, magazijn) en Hamstraat 40. Er werden levensmiddelen, manufacturen en huishoudelijke artikelen aangeboden. Directeur werd L. Thönissen. Deze Coöperatie voerde tevens het beheer over de coöperaties te Linne, Melick SintOdiliënberg en Reuver. In 1951 werd de vernieuwde en vergrote winkel aan de Hendriklaan heropend. In deze winkel waren de nieuwste vindingen toegepast. Het moderne interieur was ontworpen door het Bouwbureau der Nederlandse Verbruikscoöperaties. Het filiaal aan de Lovaniostraat werd opgeheven. In 1951 was er sprake van samenwerking tussen de coöperaties Roermond, St.-Odiliënberg, Posterholt, Melick-Herkenbosch, Reutje, Herten, Linne, Montfort, Koningsbosch, Pey, Echt, Swalmen, Maasniel en even zoveel aan de overzijde van de Maas. In 1960 vierde Co-op Roermond zijn gouden bestaan; kort voordien was het een fusie aangegaan met verenigingen in enkele Midden-Limburgse dorpen. BRON: RHCL, 19.19 Handel e.a.; 19.1.19.1 EAN_0968 Coöperatie Limburg te Hoensbroek, waarin: (b) Coöperatieve Verbruikersvereniging Roermond UA te Roermond; DRL, MAR, d.d. 27.12.1945; M&R, 26.07.1951, 17.08.1951, 11.03.1960 en

127


03.05.1960; GAR, I.5, afd. III, nr. 19, verslag Schoonheidscommissie 01.06.1951.

Coöperatieve Verenig ing U.A., Centrale der Nederlandse Verbruikscoöperaties Regionaal bijkantoor Nederlandse Verbruikscoöperaties Start in 1919 te Roermond Genoemd 1954 en 1963 In 1919 begon het regionaal bijkantoor zijn werk in Limburg in de ‘Handelskamer’. In 1945 werd het pand zwaar beschadigd en trok men naar de vrijgekomen rijwielfabriek van de ENR aan de Veeladingstraat. In 1955 was er wederom een verhuizing naar een nieuw complex aan de Roerderweg. Vergunningen en bouw hadden toen vijf jaar in beslag genomen. Het nieuwe moderne bijkantoor met regionaal magazijn werden in 1955 door de burgemeester geopend. Van hieruit werden Limburg en oostelijk Brabant bediend. Co-op Nederland was amper twintig jaar later een zieltogend bedrijf; het werd in april 1973 opgekocht door EDAH. Als gevolg daarvan kwam er een nieuwe leverancier, waardoor het eigen magazijn niet meer nodig was. 17 van de 20 mensen werden ontslagen. De drie anderen vonden werk bij de op hetzelfde adres ingeschreven Co-op Noord- en Midden-Limburg. BRON: DRL, krantenbericht d.d. 15.05.1955; Verslagen schoonheidscommissie d.d. 08.12.1950 en 03.07.1953; telefoongids nov. 1954, Zaken- en Beroepenregister Roermond e.o. 1956; beroepen telefoonboek 1963; De Limburger, 23.10.1973.

Coöperatieve Verbruiksverenig ing u.a. ‘Coöperatie Midden-Limburg’, gevestigd te Roermond In 1960 fusie van Verbruiksvereniging ‘Roermond’ u.a. met zustercoöperaties In de jaren vijftig was al sprake van vergaande samenwerking tussen de winkelcoöperaties in Midden-Limburg aan beide zijden van de Maas. In 1960 werd een fusie aangegaan tussen coöperaties in enkele Midden-Limburgse dorpen. Dit werd de nieuwe co-op Midden-Limburg. Directeur werd H. Heltzel. De co-op kende een breed assortiment, dat behalve levensmiddelen onder meer ook bestond uit dekens, bedstellen, vloerbedekking, kachels en haarden. In de jaren zestig werden in Roermond de volgende winkels

128

COOP-kracht

geëxploiteerd: Gebroeklaan 39, Maasniel, Hendriklaan 38 (ook brandstoffen), Dr. Leursstraat 5, Herkenbosscherweg 4 en aanvankelijk de bakkerij aan de Nassaustraat BRON: DRL, M&R, 26.07.1951, 11.03.1960 en 03.05.1960; Telefoongids juli 1961; beroepen telefoonboek 1963.

Coöperatieve Verbruiksverenig ing u.a. ‘Coöperatie Noord-Limburg’, gevestigd te Tegelen Omstreeks 1967 tot stand gekomen Genoemd 1973, 1981 Door een fusie omstreeks 1967 kwam de coöperatie Noord-Limburg tot stand, die het gebied van Siebengewald tot en met Susteren bestreek. In 1967 werd een nieuwe Co-op supermarkt in het Roermondse Veld door burgemeester Höppener geopend (hoek Nassaustraat en Keulsestraat). Directeur was Heltzel. Coöperatie Noord-Limburg telde achttien winkels (1981). Dat jaar was zij voornemens de broodbakkerijen van Tegelen, Weert en Roermond te concentreren in een nieuwe, centrale brood- en banketbakkerij aan de Willem Alexanderhaven in Roermond. Dat zou een investering van 4,5 miljoen gulden vergen. Er zouden tachtig mensen gaan werken. BRON: DRL, M&R, 05.05.1967 en 10.05.1967; Limburgs Dagblad.

Ba nken

02.12.1981.

Landbouwbank De Landbouwbank was gevestigd aan de Hamstraat en deed alle transacties voor de agrarische instellingen in Roermond e.o., zoals melkfabriek, LLTB, groenteveiling, eiermijn, Covas, Covelt, Landbouwbelang e.a. Die rekeningen zijn overgenomen door de Centrale Boerenleenbank in Eindhoven. BRON: Munnix (1993) 167-169.

Districtskantoor C.C.B. te Roermond Het hoofdkantoor van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (C.C.B.) lag te Eindhoven. De CCB had een districtskantoor te Roermond, aanvankelijk aan de Hamstraat bij de Nederlandse


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

Credietbank, later zelfstandig als regiokantoor aan de Willem II Singel 5 en nog later aan de Steegstraat. Van het districtskantoor is sprake in de jaren zestig. De kassiers van de lokale Boerenleenbanken moesten hier kasgeld halen of storten. BRON: Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 18; Munnix (1993) 167-169.

Boerenleenbank Roermond (1963-1973) Rabobank Roermond (1973-1990) In 1963 voortgekomen uit de Boerenleenbank Kapel in ’t Zand In 1990 na fusie voortgezet in Rabobank Nadat de Boerenleenbank Kapel in ’t Zand al eerder de spaargelden van het agentschap Roermond van de CCB Eindhoven had overgenomen (1957), kreeg ze in 1963 de nieuwe naam Boerenleenbank Roermond. Er kwamen bijkantoren in De Kemp (1965), Donderberg (1967) en Leeuwen (1971). In 1968 nam de bank het kantoor van de CCB in Roermond over alsmede de Roermondse Spaarbank. Sindsdien was er sprake van forse groei. Er kwam een fusie met de Boerenleenbank Maasniel (1971). In 1973 was de nieuwe naam Raiffeisen-Boerenleenbank (Rabobank) van toepassing. De aansprakelijkheid wijzigde, van W.A. (1978) naar B.A. (1981). In 1990 leidde een fusie tot een nieuwe naam. BRON: Munnix (1993) 153-180.

Rabobank Roermond en omstreken B.A. In 1990 voortgekomen uit de Rabobank Roermond In 2008 door fusie opgegaan in Rabobank Roermond-Echt Vanaf 1990 fuseerde de Rabobank Roermond achtereenvolgens met de Rabobanken in Herkenbosch, Melick, St. Odiliënberg, Herten, Vlodrop, Montfort en Swalmen. De nieuwe naam werd toen Rabobank Roermond en omstreken B.A. BRON: Munnix (1993) 153-180.

Rabobank Roermond-Echt U.A. In 2008 voortgekomen uit fusie In december 2008 fuseerden de Rabobank Roermond en de Rabobank Echt e.o. De nieuwe naam – en dito werkgebied – werd toen Rabobank Roermond-Echt. Er zijn momenteel kantoren in Echt, Herkenbosch, Roermond (Willem II Singel), Maasbracht, Maasniel en Swalmen. In 2011 werd als nieuwe ‘landmark’ het markante kenniscentrum aan de A73 te Herten gerealiseerd.

O verig COVAS: Coöperatieve Verenig ing voor de Afzet van Suikerbieten Opgericht 1947 De coöperatie van suikerbietentelers COVAS was aanvankelijk gevestigd te Roermond, nadien in Ittervoort en daarna in Asten. Het werd begin 1947 gesticht onder auspiciën van de LLTB. Doel was om langs coöperatieve weg de afzet van suikerbieten te bevorderen. De bieten der aangesloten leden werden samen aangekocht en dit product werd verkocht aan coöperatieve suiker- en stroopfabrieken. Het eerste jaar telde de COVAS al 1.200 leden en groeide tot 2.000 leden. Het participeerde 1949 in de coöperatieve suikerfabriek Puttershoek en werd lid van Cosun. BRON: Korsten (1996) 187-188; Planje (1951) 333-334; mededeling Jèn Steijvers (LLTB).

Coöperatieve Verenig ing Limburgse Inkoopcombinatie Automateriaal (Lica) G.A. en Transportbemiddeling (voorheen Weg transport) Genoemd 1953, 1954, 1961, 1963 Deze coöperatie was gevestigd aan de Godsweerdersingel 58 te Roermond. BRON: DRL, Telefoongidsen juli 1953, nov. 1954, juli 1961; beroepen telefoonboek 1963.

Coöperatieve Centrale Aan- en Verkoopverenig ing ‘Landbouwbelang’ G.A. Oprichting 1914 In 2000 ging het via fusie op in Cehave, in 2010 in Agrifirm Sinds de start van de Christelijke Limburgse Boerenbond en ook na de fusie tot de Limburgse Landbouwbond (later LLTB) was er interesse om gezamenlijk kunstmest aan te kopen. Later kwamen hier ook veevoederartikelen bij. De aankoop werd aanvankelijk verricht door een commissie van de bond. Door de omvang en omzet werd het beter geacht hiervoor een afzonderlijke coöperatie op te richten. Die kwam er in 1914 met ‘Landbouwbelang’, zetelend in Roermond, waarvan de Limburgse bond en lokale afdelingen lid werden. Doel was: “het bevorderen van eerlijken handel in

129


landbouwartikelen en haar leden hierbij behulpzaam zijn”. In 1918 waren 168 plaatselijke boerenbonden, afdelingen en casino’s hiervan lid. Er werd een magazijn in Weert aangekocht (1921), een op- en overslagbedrijf in Wanssum (1923), een magazijn gebouwd in Helden-Beringe (1930) en een aangekocht in Roermond, gebouwen aangekocht in Sevenum (1937) en een silo en mengvoederfabriek gebouwd te Maastricht (1939). In 1941 werd Landbouwbelang op last van de bezetter tijdelijk losgekoppeld van de LLTB. In 1949 mede-initiator voor Covelt te Swalmen en in 1967 van Cofok. In 1960 werd een nieuwe fabriek in Maasbracht gerealiseerd. Mengvoer werd in bulk geleverd. Sinds 1972 was men voorzien van een eigen inkoopkantoor. Diverse agrarische initiatieven kwamen hieruit voort. Naamswijziging in Centrale Coöperatie Landbouwbelang U.A. vond plaats (1990). De mengvoerproductie werd geconcentreerd in Wanssum en Maasbracht (1991). De topcoöperatie werd omgezet in een primaire coöperatie (1996-1999). In 2000 vond een fusie met Cehave N.V. plaats. In 2010 vervolgens een fusie met Agrifirm; de nieuwe coöperatie werd Agrifirm. BRON: Planje (1951) 87-88; Gedenkboek Landbouwbelang (1939); Derix (1990); Website Agrifirm.

Varkensfokorganisatie Cofok Opgericht 1967 Aan de basis daarvan stond mede het Landbouwbelang. Het hoofdkantoor was gevestigd in het Gelderse Oosterhout. BRON: Derix (1990) 119; Website Agrifirm [m.b.t. Cehave landbouwbelang]; informatie Jèn Steijvers.

Coöperatieve Bedrijfsverzorg ingsdienst van de kring Roermond en de kring Sittard van de Limburgse Land en Tuinbouwbond Opgericht 25.05.1966 Actief tot 1971 (fusie) In 1966 telde deze coöperatie 58 leden en had zij in de persoon van dhr. Looyen één bedrijfsverzorger als personeelslid. Deze dienst werd opgericht voor het leveren van vervanging bij ziekte of vakantie van agrarische ondernemers. BRON: Documentatie AB Werkt.

130

COOP-kracht

Coöperatieve Bedrijfsverzorg ingsdienst Midden- en Zuid-Limburg Start 1971/1972 Actief tot 1997 (fusie) Start middels fusie d.d. 15.04.1971, oprichtingsakte d.d. 21.06.1972. Tot stand gekomen als gevolg van een fusie tussen het Land van Gulpen met de kring Roermond en de kring Sittard. Vestigingsplaats was Roermond. BRON: Documentatie AB Werkt.

Coöperatieve Ag rarische Bedrijfsverzorg ing Limburg U.A. Start 1997 AB Limburg Sinds 2012 AB Werkt In 1997 fuseerden de vier bedrijfsverzorgingsdiensten van Limburg tot AB Limburg, gevestigd in Herten-Roermond. Dit leidde tot meer schaalgrootte. Bovendien werd aanvullen en uitruilen van medewerkers tussen de bedrijfsonderdelen Bedrijfsverzorging, Detachering en Uitzenden mogelijk. Het leidde tot groei in omvang, kwaliteit en breedte van het dienstenpakket en tot meer ontwikkelings- en doorgroeimogelijkheden en toekomstperspectieven voor de medewerkers. AB Limburg is een full service dienstverlener in personeelsvoorziening met ruim 1.500 mensen aan het werk. AB biedt voorts HRM diensten, inclusief cursussen en trainingen voor personeelsmanagement, alsmede personeels- en loonadministratie. AB telt 1.200 leden. In 2011 raakte het net niet in de Top 40 van de grootste coöperaties in de agribusiness. BRON: Documentatie AB Werkt, folder ‘Het Werk in Woord. Structuurwijziging Coöperatie. Speciale editie’ (z.d., circa 2007/2008); Website AB Limburg, historie en bedrijfsreglement; Griffioen, ‘Top 40’, in: Coöperatie, nr. 608, nov. 2011, 12-14.

Zorg verzekeraar CZ Groep Het Centraal Ziekenfonds werd in 1930 in Tilburg opgericht. CZ is kantoorhoudend te Roermond. De zorgverzekeraar van CZ is genaamd Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep Zorgverzekeraar U.A. De aanvullende (ziektekosten)verzekering van CZ is de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep Aanvullende Verzekering Zorgverzekeraar U.A. Beide rechtspersonen zijn dus


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

OWM’en. Deze heeft tot doel met haar leden verzekeringsovereenkomsten te sluiten. BRON: Informatie Wim Vleeshouwers, secretaris Raad van Bestuur CZ.

l in 't Za nd Ro er mond - Ka pe Boerenleenbank Kapel in ’t Zand Opgericht 17 december 1917 In 1963 voortgezet in de Boerenleenbank Roermond Het werkgebied van deze bank omvatte het rectoraat van de Kapel in ’t Zand. Aanvankelijk konden alleen leden van de Boerenbond lid worden. Kassiers waren Frans Slangen uit Melick (nadien directeur Roermondse melkfabriek) en molenaar P.J. Bosmans (sinds 1931). Zij hadden kantoor aan huis. Later kwam er een kantoor aan de Heinsbergerweg (1962) en nadien aan de Willem II-Singel. In 1957 nam de Boerenleenbank Kapel de spaargelden over van het agentschap Roermond van de CCB Eindhoven, hetgeen leidde tot naamsaanpassing naar Boerenleenbank Roermond (zie onder Roermond). BRON: Munnix (1993) 153-180.

Coöperatieve Maalderij ‘Ons Belang’ – Kepelse Meule Opgericht 1918 Genoemd in 1940 In 1918 werd de molen uit 1882 aangekocht. In 1929 verloor de molen bij sterke wind een roede; de wieken werden verwijderd, waarna de koren elektrisch gemalen werd. In 1931 verleende de gemeente Roermond een Hinderwetvergunning voor de elektrische maalderij. Het was destijds een moderne maalderij. Het coöperatieve bestuur daarvan was vrijwel gelijk aan dat van de bank. De molenaar werd in 1931 de kassier van de bank. In 1940 was nog sprake van de “Coöp. Maalderij ‘Ons Belang’, elektrische maalderij, speciale reinigingsinrichting, handel in bloem, meel en granen”. In 1947 werd molenaar Jacob Bosmans eigenaar. Hierna heette het bedrijf: “P.J. Bosmans, Maalderij, handel in meel, granen en veevoeders”. BRON: ‘De “Kepelse Meule”, Stichting Kepelse Meule; www. kepelsemeule.site11.com; www.molennet.nl/Geschiedenis%20 Kepelse%20Meule.pdf; Munnix (1993) 158 en 162.

A senray Coöperatieve zuivelverenig ing ‘St.-Brig itta’ 1898 - (1920) St.-Brigitta stond mede aan de basis van de oprichting van de Coöperatieve Botermijn in Roermond (1905). Willem van Daal was er toen voorzitter van. BRON: www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html.

Boerenleenbank Asenray Opgericht 2 februari 1931 In 1967 was de Boerenleenbank Asenray opgegaan in die van Maasniel. BRON: Munnix (1993) 155 en 175.

A ss el t - Swal men Coöperatieve zuivelinrichting Voornemen tot start in 1897 Men wilde breken met de oude methode van boterbereiding thuis. BRON: NKO, 24.03.1897

Berkelaar- Echt Coöperatieve Stoommeelmolen en Zuivelfabriek Aanvraag in 1906 In 1906 werd door Herman Konings, landbouwer te Berkelaar, een aanvraag gedaan om een stoomketel van 5 pk. in bedrijf te mogen nemen voor de stoommeelmolen en zuivelfabriek. Hem werd hiervoor vergunning verleend. BRON: T. Evers, ‘Fuu in Pey’ 28; J. Evers, ‘Wie het eerst komt’, 101.

131


en Boukou l - Swal m

D iergaarde- Echt

Coöperatieve Zuivelfabriek ‘St.-Antonius’

Eierverenig ing St.-Antonius Diergaarde

16.03.1902 Oprichting Coöperatieve Zuivelfabriek ‘St.-Antonius’ te Swalmen-Boukoul 27.12.1904 Oprichting Coöperatieve Stoomzuivelfabriek. BRON: www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html.

Genoemd 1931 [coöperatie] In 1931 werd aan de Eiervereniging St.-Antonius Diergaarde een bouwvergunning verleend voor de bouw van een bergplaats. BRON: Hanssen (2003), inv. nr. 2918.

Maa sbrach t Brachterbe ek -

Echt

(Coöperatieve) Botermakerij ‘St.-Brig itta’

Landbouwcasino [geen coöperatie]

Actief tot 1920 Er werd in Brachterbeek een eigen handzuivelfabriekje gestart, waar boter werd gemaakt. In 1920 stopte de productie, die werd overgeplaatst naar de tien jaar voordien tot stand gekomen coöperatieve stoomzuivelfabriek De Driesprong, een samenwerkingsverband van Maasbracht, Montfort en Linne (zie onder Maasbracht). BRON: Jac. Linssen (1986) 20.

Genoemd 1885, 1888 Dit casino zorgde voor de gezamenlijke aan- of verkoop van zuivelproducten, granen, zaden, kunstmest e.d.. Het hield in 1885 een tentoonstelling met loterij en startte in 1888 een wekelijkse botermijn. Uit het casino is later onder meer de Stoomzuivelfabriek ontstaan. BRON: Laugs (1970) 43; Hanssen (2003) inv. nrs. 3504 en 3505.

CAV Afdeling Maasbracht-Beek van de LLTB Actief tot 1985; fusie Herten, Linne en Maasbracht gingen in 1985 een economische samenwerking aan in de vof Het Maasdal van de LLTB. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Coöperatie Midden-Limburg Actief in 2012 Deze exploiteert een tweetal winkels onder de SAWIN-formule in Pey-Echt en Maasbracht-Beek. BRON: Informatie Ger van Sprakelaar (Coöperatie Midden-Limburg); website Boerenbond Agro

132

COOP-kracht

Stoomzuivelfabriek Echt Actief tot 1916, opgegaan in fabriek te Pey-Echt Uit het Landbouwcasino is de Stoomzuivelfabriek Echt ontstaan. Deze was eerst aan de Watermolen gevestigd en later op het Vrijthof te Echt. In 1916 werd het fabrieksgebouw van Sint-Isidorus te Pey gebouwd (zie aldaar). BRON: Laugs (1970)

Boerenleenbank Opgericht 28.12.1903 In 1898 was er al een aanzet om een boerenleenbank in Echt op te richten, maar dat is er toen nog niet van gekomen. In 1903 was het toch zover. De Echter bank was na Maasbracht de tweede in de regio Echt. In 1904 telde de bank 72 leden. Eerste voorzitter werd kapelaan E. Biermans, eerste directeur L. Leenders. Later is deze bank samengegaan met die te Ohé en Laak. BRON: Laumen, ’85 Jaar Pey’, 5-22; Jac. Linssen, ‘Honderd jaar’, 197; NKO, 25.03.1898.


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

Onderlinge paardenverzekering

CAV Land van Pepijn van de LLTB b.a.

Gestart in 1896 Deze ondervond in 1896 aanvankelijk nog niet direct veel bijval. Toch was ze op 1 januari van dat jaar van start gegaan. De verzekering kende vier klassen met elk een ander percentage premie: 1. Landbouwpaarden (2%); 2. Voermanpaarden (3%); 3. Veulens en merries; 4. Dekhengsten (beide 3½ %). In 1898 overleed het eerste paard en kreeg de eigenaar de verzekerde tweederde waarde uitgekeerd. BRON: MAR, 04.01.1896; NKO, 13.04.1898.

In 1989 door fusie tot stand gekomen De fusie CAV (Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt) van de LLTB fuseerde d.d. 01.01.1989 met CAV afdeling Pey van de LLTB tot CAV Land van Pepijn b.a. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Hengstenassociatie Echt [coöperatie?] Genoemd 1910 Omstreeks 1910 was er feest voor de bekroning van de hengst ‘Blokus’ van de Hengstenassociatie Echt. Deze hengst liep in een optocht van paardenfokker Willem Peters, vergezeld door burgemeester, harmonie en schutterij. BRON: Laugs (1970).

Boerenleenbank Herkenbosch

R.K. Verbruikersverenig ing De Toekomst Opgericht 1915 Genoemd 1963 De statuten werden in 1915 gepubliceerd. De ‘winkel’ werd het daaropvolgende jaar geopend en twee jaar later verbouwd tot winkelpand. In de jaren twintig en dertig voerde De Toekomst diverse bouwwerkzaamheden en verbouwingen uit aan pakhuis, winkel, bakkerij, bergplaats en wagenloods aan de Graaf te Echt maar ook op de locaties Koningsbosch en Pey. In de naoorlogse jaren was er sprake van samenwerking in de regio Roermond-Echt en overzijde van de Maas. In de jaren vijftig waren er twee winkels, aan de Schoolstraat te Pey en de Graaf te Echt. BRON: Van der Leeuw, Maessen en Theelen (2011) 2-9; Hanssen (2003), inv. nrs. 2336, 2472, 2585, 2760, 2907, 2962 en 3038. NMR, 19.08.1915; DRL: NMR, 25.06.1928; M&R, 26.07.1951.

Herken bo sch

Opgericht zondag 4 januari 1904 1990: fusie met Rabobank Roermond De bank vierde in 1929 het 25-jarig bestaan. Na de fusie in 1990 kwam er een andere naam, namelijk Rabobank Roermond en omstreken BA (zie aldaar). Deze kon zich ook richten op industriegebied Heide. BRON: Munnix (1993) 153-155 en 179; NMR, 09.01.1929.

Pluimveeverenig ing (onderafdeling V.P.N.) Genoemd 1912 Deze lijkt te functioneren als coöperatie; uit het jaarverslag 1912 blijkt althans dat de afdeling dat jaar 165.680 eieren aan de mijn in Roermond had geleverd. Aan de leden werd 7.225,97 uitgekeerd. Coöperatief werd ruim 53.000 kilo maïs als veevoer aangekocht. BRON: NKO, 28.12.1912. Coöperatieve stoomzuivelfabriek en g raanmolen Sint-Lucia Opgericht 1905 Geliquideerd omstreeks 1924 De oprichting te Roermond vond plaats 8 augustus 1905. De statuten werden in 1908 vastgesteld. Dat jaar kreeg de coöperatie een hinderwetvergunning voor de bouw van een stoomzuivelfabriek met stoomgraanmolen aan de Steegstraat. Het betrof een stoommachine van 15 pk met stoomketel “voor het in beweging brengen der verschillende machines tot zuivelbereiding en het malen der vruchten”. In 1909 werd de fabriek ingezegend. Er werd een gedichtje gemaakt, mogelijk ter gelegenheid van de opening:

133


“Juich Herkenbosch alom Door stoom gaat melk en boter om Door graan en meel Elk krijgt zijn deel In Centrifugegebouw St.-Lucia Juich Herkenbosch hiep hiep hoezé”. In 1911 werd ruim 785.000 kilo melk verwerkt, die bijna 29.000 kilo boter opleverde, die op de mijn in Roermond maar ook aan kooplieden, particulieren en leden verkocht werd. In de molen waren 395.000 kilo veldvruchten gemalen. De fabriek moet omstreeks 1924 gestopt zijn; dat jaar verliet Herkenbosch de Zuid Nederlandse Zuivelbond. Nadien werd de melk opgehaald en naar Roermond gebracht. BRON: Backerra (1948) inv. nrs. 1493 en 1494; www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html; NKO, 09.09.1905 en 09.03.1912; NMR, 16.05.1908 en 16.01.1909; Erdkamp e.a. (1989) 68; informatie dhr. J. Heemels, Herkenbosch.

Onderlinge Paardenverzekering

Coöperatieve winkelverenig ing St.-Joseph

Oprichting 1 januari 1991 (zie Melick).

Genoemd jaren 1921-1922 De winkelvereniging bouwde in de jaren 1921-1922 een winkel met woonhuis aan de Stationsweg te Herkenbosch. F. van Birgelen was toen voorzitter en C. Moors secretaris. De bouw geschiedde met uit rijkskas verleende premie. In dat huis kwam later de Spar (Delissen). De coöperatiewinkel lag toen aan de Dorpsstraat en werd geëxploiteerd door koster Tilmans, nadien Tilmans-Wolters. BRON: Backerra (1948) inv. nr. 1567; informatie dhr. J. Heemels, Herkenbosch.

Tuinbouwcoöperatie Oprichting 11 juni 1947 Fusie op 1 januari 1991 met Melick Het betrof in 1947 de heroprichting van de Tuinbouwvereniging. Bij voorlichting in 1947 door de veiling Roermond werd voor Herkenbosch aspergeteelt aanbevolen, gezien de grondsoort. In de jaren zestig werd aspergeteelt geprobeerd. Er heerste nog onzekerheid over mogelijke onteigeningen in verband met de Beatrixmijn aldaar. In het midden van de jaren zeventig vormden asperges en augurken 95% van de omzet. BRON: Goossens en Meijers (2006) 15-16 e.v..

134

COOP-kracht

Genoemd 1929 BRON: NMR, 09.01.1929.

Coöperatieve werktuigenverenig ing Opgericht omstreeks 1947/1948 Actief tot omstreeks begin jaren zestig BRON: Informatie dhr. J. Heemels, Herkenbosch.

Onderlinge veeverzekering Nog actief Thans voor 90% paarden, omdat er nog maar weinig boeren met koeien zijn. Voorheen was er een aparte veeverzekering en een paardenverzekering, maar die zijn samengegaan. BRON: Informatie dhr. J. Heemels, Herkenbosch.

Coöperatie g roente- en fruittelerverenig ing Melick en Herkenbosch b.a. CAV Afdeling Herkenbosch van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt gingen omstreeks 1985 samen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Herten Veeverzekering In 1897 door fusie tot stand gekomen Sinds 1896 bestond er een Boerenbond in Herten. Een van de eerste initiatieven was de samenvoeging van de vier plaatselijke veeverzekeringen. Deze kwam in 1897 tot stand; burgemeester Korsten werd erepresident. Zes schatters werden benoemd en circa 125 veehouders gaven zich op als lid. BRON: 1000 Jaar Herten (1968) 166-167; M&R, 12.12.1896.


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

Boerenleenbank Opgericht 1902 Op 14 december 1902 werd de Boerenleenbank gestart. De onderwijzer fungeerde de eerste 33 jaar als kassier. In 1953 werd het gouden bestaan gevierd. Bij de oprichting gaven zich 126 leden op. De bank was in 1968 nog actief, maar ging later in een groter geheel op. BRON: 1000 Jaar Herten (1968) 167-168 en 175.

Coöperatieve Zuivelinrichtingen Herten In (de gemeente) Herten was sprake van een viertal kleine boterfabriekjes, die op handkracht bediend werden. Zo is in 1901 de Coöperatieve Roomboterfabriek St.-Hubertus vermeld (zie Merum). Een jaar eerder was de provinciaal zuivelconsulent in Herten om er een lezing over de zuivelbereiding te geven. BRON: 1000 Jaar Herten (1968) 167 en 175.

Coöperatieve Zuivelverenig ing ‘Maasvallei’ 26.07.1905. Oprichting Coöperatieve Zuivelvereniging Herten: Coöperatieve Vereniging ‘Maasvallei’ De zuivelinrichting werd opgericht te Roermond bij akte van 26 juli 1905. De Hertense coöperatie stond met enkele anderen aan de basis om de Coöperatieve Botermijn te Roermond op te richten (1905). Het melkfabriekje was gevestigd in een gebouwtje aan de Schoolstraat achter het voormalige gemeentehuis. BRON: NKO, 09.09.1905; Erdkamp e.a., (1989) 82 en 112; www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html.

R.K. Coöperatie Verbruikersverenig ing ‘De Werkman’ Genoemd 1922, 1953, 1954, 1963 en 1967 In 1922 werd een “bekwame winkelhoudster van goede getuigschriften voorzien, met verplichte borgstelling” gevraagd. Na de oorlog was er al sprake van een samenwerkingsgebied aan weerszijden van de Maas (1951). De coöperatiewinkel was toen gevestigd aan de Schoolstraat. In 1954 werd een aanvraag bouwvergunning voor een winkelhuis aangevraagd en in 1967 voor een opslagloods. BRON: GAR, Gemeentebestuur Herten, inv. nr. 372: Bouwvergunning, Kad. C 1491; RHCL, Handel, EAN_0968 Coöperatie Limburg te Hoensbroek, waarin: (a) RK Coöperatieve Gebruikersvereniging De

Werkman UA te Herten; DRL, NMR 17.01.1922 en M&R, 26.07.1951; Telefoongids juli 1953 en nov. 1954; beroepen telefoonboek 1963.

CAV Afdeling Herten van de LLTB Actief tot 1985; fusie Herten, Linne en Maasbracht gingen in 1985 een economische samenwerking aan in de vof Het Maasdal van de LLTB (zie Linne). BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Si nt -Jo os t Sint-Joost [Geen eigen Boerenleenbank] Sint-Joost beschikte niet over een eigen boerenleenbank. Het werd bancair bediend door de banken van Maasbracht en Pey. In 1961 werden wel bankzittingen ter plaatse verricht door beide banken. BRON: Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 17-18.

Koni ng sb os ch Boerenleenbank Opgericht 23.02.1913 78 BRON: Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22.

Coöperatie St.-Gothardus Existeert al in 1916 Liquidatie was in 1926 aan de orde In 1916 bestond in Koningsbosch al enige tijd een zuivelfabriekje op handkracht door de Coöperatie St.-Gothardus. In 1916 verzocht deze om vergunning voor oprichting van een Stoomzuivelfabriek met 4 PK stoomkracht. Tien jaar later werd deze geliquideerd. De circa tachtig leden sloten zich aan bij de zuivelfabriek te Pey (1926). BRON: T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 28 en 30.

135


136

COOP-kracht


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

Coöperatieve Verbruiksverenig ing De Toekomst

Coöperatieve stoomg raanmolen ‘St.-Hendrikus’

Genoemd 1928, 1951 In 1928 vroeg De Toekomst (Echt) vergunning voor de bouw van een winkelhuis aan de Dorpsstraat te Koningsbosch. In 1951 hoorden deze bij het Midden-Limburgs samenwerkingsverband. BRON: Hanssen, (2003) inv. nr. 2761; Van der Leeuw e.a. (2011) 2-9; DRL, M&R, 26.07.1951.

Gestart in 1906/1907 Genoemd 1931 De stoomgraanmolen werd in 1907 aanbesteed en gerealiseerd. De coöperatie telde circa vijftig leden. De molen beschikte over een zuiggasmotor en bood werk aan twee personen. In 1911 werd het een stoommeelmolen met een machine van 1 PK. Twee jaar later is er een benzinemotor geplaatst. De molen lag aan de Boutseljanstraat (thans Marktstraat) en was in 1931 nog in bedrijf. Er is een gevelsteen ingemetseld. BRON: Theunissen (1989) 61; Richter (1994) 15-16; Erdkamp e.a. (1989).

CAV Afdeling Koningsbosch van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Pey, Ohé en Laak, Koningsbosch en Maria-Hoop gingen omstreeks 1985 samen (zie Pey). BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Le eu wen Coöperatieve zuivelverenig ing St.-Laurentius Genoemd 1897 (?) en in 1905 De zuivelvereniging te Leeuwen stond mede aan de basis van de oprichting van de Coöperatieve Botermijn te Roermond (1905). BRON: www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html.

Boerenleenbank Opgericht 1 februari 1907 De Boerenleenbank werd in 1907 gestart. Eerste bestuursleden waren P. Jochems (neef van de initiatiefnemer in Maasbracht) en H. Creemers, beiden belangrijke landbouwers. Op de plaats van het noodgebouw, waarin het gemeentehuis huisde – na in de Tweede Wereldoorlog te zijn verwoest – werd het nieuwe bankgebouw gebouwd, dat in 1967 werd geopend. BRON: Jac. Linssen, ‘Honderd jaar’, 201-202 en 206; Erdkamp e.a. (1989) 122; Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22.

Coöperatie Ons Belang U.A.

Li nne Coöperatieve melkerij St.-Antonius Gestart 1897 Door fusie in 1910 voortgezet in De Driesprong In januari 1897 was de oprichtingsvergadering, waarbij zestig koeien werden ingeschreven. In 1902 werd een nieuwe centrifuge op handkracht aangekocht (systeem ‘Alfa’), waarmee 450 liter melk per uur kon worden ontroomd. De roomboterfabriek huisde in een gebouw aan de Kerkstraat, dat in 1910 openbaar werd verkocht. Dat jaar participeerde Linne met Maasbracht en Montfort in de oprichting van de Stoomzuivelfabriek De Driesprong (zie Maasbracht). BRON: Richter (1994) 15-16; NKO, 12.02.1898; Habraken (1971) 21.

Genoemd 1945, 1951, 1956 Bij de fusie van De Welvaart en Het Centrum in 1945 tot Coöperatie Roermond U.A. voerde deze tevens het beheer over de coöperaties te Linne, Melick Sint-Odiliënberg en Reuver. De CO-OP adverteerde als winkel “voor al uw kruidenierswaren. De CO-OP verzorgt uw gehele woninginrichting”. De winkel – met grote letters “Coöperatie” op de ramen – lag aan de Grotestraat. BRON: Informatie Marcel Richter en moeder, Linne; DRL, M&R, 26.07.1951; Zaken- en Beroepenregister van Roermond, Weert etc 1956.

CAV Afdeling Linne van de LLTB Actief tot 1985; fusie Herten, Linne en Maasbracht gingen op 01.01.1985 een

137


economische samenwerking aan in de vof Het Maasdal van de LLTB. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

CAV Afdeling Het Maasdal van de LLTB Gestart 1986 Per 01.01.1986 ging de CAV Afdeling Het Maasdal van start. De LLTB-afdeling werd hier onderdeel van toen de vof Het Maasdal in de CAV Het Maasdal opging (zie hierna). BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

CAV Het Maasdal b.a. Gestart 1987 Op 01.01.1987 was de oprichting van de CAV Het Maasdal b.a. De vof Het Maasdal ging hierin op na afsplitsing van de afdeling (zie hiervoor). Op 01.01.1988 was de fusie tussen CAV Het Maasdal b.a. met CAV afdeling Stevensweert van de LLTB. Deze fusieorganisatie ging verder onder de naam CAV Het Maasdal b.a.; hiernaast ontstonden twee aparte standsorganisaties, Het Maasdal en Stevensweert. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Maa sbrach t Onderlinge paardenverzekering Genoemd 1898 In 1897 was de Boerenbond opgericht. Een jaar later was de paardenverzekering actief, getuige een keuring, die plaatsvond, waarbij alle verzekerde paarden moesten worden herschat. Er traden toen nieuwe leden toe. BRON: NKO, 30.06.1898

Coöperatieve boterfabriek Genoemd 1898 Het bestuur van de boterfabriek had in februari 1898 de zuivelconsulent voor Limburg uitgenodigd. Die kwam voorlichting geven over de boterbereiding, het melken en verzorgen van de melk. De bijeenkomst was voor leden en niet-leden van de samenmelkerij. BRON: NKO, 17 en 23.02.1898.

138

COOP-kracht

Boerenleenbank Opgericht 15.06.1898 Deze Boerenleenbank was de eerste in de regio Echt en stond mede aan de basis van de Centrale Boerenleenbank voor Limburg en Brabant in 1898. Het was één der vroegste Boerenleenbanken in Limburg en zelfs een der tien eerste in Nederland. Lokale initiatiefnemer was Jan Hubert Jochems, zoon van een landbouwer uit Maasbracht-Beek. Hij had een groot Duits landbouwbedrijf beheerd en maakte er kennis met het Duitse Raiffeissen banksysteem. Dit introduceerde hij in Maasbracht. Zelf werd hij de eerste secretaris van de lokale bank. Omdat de bank daar was gevestigd, waar de kassier woonde (bank aan huis), huisde de bank met kassier Mathieu Linssen tijdelijk in het gehucht Tergouwen (1947-1958). In 1961 kreeg de Boerenleenbank zijn eerste nieuwe eigen kantoorgebouw aan de rotonde in Maasbracht-dorp, compleet met bovenwoning voor de kassier. BRON: Jac. Linssen, ‘Honderd jaar’, 190-208; NKO, 14.07.1898 en 06.12.1898; Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22; Jac. Linssen (2001) 195-196.

Coöperatieve verenig ing stoomzuivelfabriek De Driesprong Oprichting 1909/1910 Fusie 1948-1949 Sluiting fabriek 1952 In 1909 werd vergunning aangevraagd om aan de Rijksweg van Roermond naar Sittard een Stoomzuivelfabriek te mogen bouwen (gerealiseerd 1910). Het betrof een samenwerkingsverband van de voormalige zuivelfabriekjes van Maasbracht, Montfort en Linne. In 1920 sloot Brachterbeek, dat er nota bene het kortste bij lag, zich hier ook bij aan. Op grond hiervan had de fabriek een groot ledenbereik, werd er veel melk geleverd en dus veel boter. De schaalgrootte rechtvaardigde in 1928 een verbouwing van de fabriek, waarin door elektromotoren gedreven werktuigen geplaatst werden. Tien jaar later was er wederom een verbouwing. Door schaalvergroting als gevolg van de fusie met coöperatieve vereniging Midden-Limburg werd de fabriek in 1952 gesloten. BRON: Langeweg (2012) 67; Van Mulken (1995) inv. nrs. 847, 761 en 856; Habraken (1971) 21; Jac. Linssen (1986) 20. GAR, Documentatie, inv. nr. K266, Sibema. Samenwerking. Extra nummer (mei 1964) 13; inv. nr. K267, Jaarverslag 1951 ‘Midden-Limburg’.


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

Onderlinge Veeverzekering afdeling Maasbracht-Beek Genoemd 1927 De veeverzekering bouwde in 1927 in Brachterbeek een slachthuis voor noodslachtingen. Hiertoe werd een perceel van de gemeente aangekocht. BRON: Van Mulken (1995) inv. nr. 465; Jac. Linssen (1986) 20.

CAV Afdeling Maasbracht van de LLTB Actief tot 1985; fusie Herten, Linne en Maasbracht gingen in 1985 een economische samenwerking aan in de vof Het Maasdal van de LLTB (zie Linne). BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Landbouwbelang In 1960 werd met de bouw van een nieuw bedrijf van Landbouwbelang aan de nieuwe zijhaven in Maasbracht gestart, de jongste loot aan deze aan- en verkoopcoöperatie. Daar de nieuwe haven voor schepen tot 2.500 ton toegankelijk zou zijn, was dit een doorslaggevend argument hier een mengvoederfabriek te starten. In 1964 werd daar een olieopslag aan toegevoegd. De Maasbrachtse fabriek onderging uitbreidingen en vervangingen in 1966, 1969, 1970, 1980 en 1983 (zie Roermond, Landbouwbelang).

Maa sniel Onderlinge paardenverzekering Genoemd 1894. BRON: NKO, 11.01.1894.

Boerenleenbank Maasniel Opgericht 12.03.1904 In 1971 gefuseerd met Boerenleenbank Roermond De boerenbond startte in februari 1897. De Boerenleenbank werd vervolgens in 1904 op initiatief van de kapelaan opgericht. De hoofdonderwijzer werd kassier. In 1967 ging de boerenleenbank van Asenray op in die van Maasniel, die op zijn beurt in 1971 opging in de Boerenleenbank Roermond.

BRON: Munnix (1993) 153-155 en 175-176; Beckers (2006) 64 en 67; NKO, 24.01.1897.

Coöperatieve verenig ing ‘Wilhelmina’ 1898-(1920) De zuivelvereniging stond mede aan de basis van de oprichting van de Coöperatieve Botermijn te Roermond (1905). Het jaarverslag uit 1911 meldt de melkleverantie en boterproductie van de coöperatieve zuivelinrichting Maasniel-Asenray. BRON: Derix (1990) 16; www.zuivelhistorienederland.nl/roermondknipsels-01.html; NKO M&R, 18.02.1911.

Onderafdeling van de zuivelbond St.-Christoffel [coöperatie?] Genoemd 1913 In 1913 was er een jaarlijkse vergadering – na die der onderlinge veeverzekering – van de onderafdeling van de zuivelbond St.-Christoffel. Voorzitter was de heer Reijnders, H. Driels werd als bestuurslid herkozen. BRON: NKO, 09.01.1913.

Onderlinge veeverzekering St.-Brig itta Genoemd 1913 In 1913 vond een jaarlijkse vergadering plaats. Voorzitter was H. Driels. Inkomsten fl. 682,37, uitgaven fl. 567,16. De contributie was 1 percent van de geschatte veewaarde. Er wordt door de hoge veeprijzen besloten de schatting per stuk vee met fl. 12,- te verhogen. BRON: NKO, 09.01.1913.

Coöperatieve verbruik verenig ing Genoemd 1951, 1961 De winkel te Maasniel – aan de Gebroeklaan – viel in 1951 onder het samenwerkingsverband in Midden-Limburg. In 1956 viel deze onder de Coöperatie Roermond, die in 1960 fuseerde tot de Coöperatie Midden-Limburg. De winkel in Maasniel werd nog gecontinueerd. BRON: DRL, M&R, 26.07.1951, 11.03.1960 en 03.05.1960; Zaken- en Beroepenregister van Roermond, Weert etc 1956; Telefoongids juli 1961.

139


Coöperatieve Aankoopverenig ing Boerenbond Fuseerde met Swalmen en Reuver Ging in 2004 met Swalmen en Reuver op in Coöperatie Boerenbond Helden e.o. BRON: Informatie Peter Wulms (Coöperatie Boerenbond Helden e.o.)

Coöperatie Boerenbond Helden e.o. Na fusie in 2004 Exploiteert een zestal winkels onder de BoerenBond-formule, gevestigd te Blerick, Kessel, Panningen, Reuver, Swalmen en Maasniel-Roermond. BRON: Informatie Peter Wulms (Coöperatie Boerenbond Helden e.o.); website Boerenbond Agro.

Mar ia -Hoop Boerenleenbank Opgericht 20.02.1936 In 1975 gefuseerd met Pey-Echt Als laatste in de regio Echt werd in 1936 de boerenleenbank te Maria Hoop gestart. Nadien is deze samengegaan met Pey, gevolgd door een fusie met Pey-Echt. Het bankkantoor bleef tot in de jaren negentig aan de Kerkweg. BRON: Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22; Wikipedia/Maria-Hoop

CAV Afdeling Maria-Hoop van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Pey, Ohé en Laak, Koningsbosch en Maria-Hoop gingen omstreeks 1985 samen (zie Pey). Het filiaal van de boerenbond, gelegen aan de Kerkweg, bleef tot in de jaren negentig. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’; Wikipedia/ Maria-Hoop.

Melick Landbouwcasino [geen coöperatie] Genoemd 1898 Het Landbouwcasino vergaderde in 1898 in het schoollokaal en besloot om een zaaimachine te kopen. Deze zou ook door niet-leden tegen redelijke prijs gehuurd kunnen worden. BRON: NKO, 05.02.1898.

Boerenleenbank Opgericht 1903 Genoemd 1953 In het eerste jaar waren er 52 leden. In 1928 bij de viering van het 25-jarig bestaan waren dit er 212. Bakker en gemeenteontvanger W.H. Wolters was in 1946 25 jaar kassier. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het kantoor weliswaar ongeschonden gebleven maar had het merendeel der leden schade geleden, onder meer door vernielingen, roof van vee en evacuatie. De bank fungeerde als bemiddelingskantoor. In 1953 werd het gouden bestaan gevierd, in 1978 het 75-jarig bestaan. Inmiddels was er in 1968 een nieuw bankgebouw verrezen. BRON: Wenteler, Melicks ONB, nr. 8 (1925-1927), nr. 12 (1937-1939), nr. 13 (1940-1945), nr. 15 (1946-1948), nr. 17 (1952-1954); Backerra (1948) inv. nr. 1079; Gootzen en Peters (1980) 236; informatie Henk Wenteler.

Coöperatieve Zuivelverenig ing Gestart in 1898 In december 1898 werd besloten een centrifuge aan te kopen. Deze arriveert in februari van het daaropvolgende jaar. Dat jaar kwam ook de provinciaal zuivelconsulent een voordracht geven. In 1901 werd het vervoer van de boter naar de mijn in Roermond aanbesteed (is dit de vereniging die later als ‘Eigen Hulp’ te boek staat?).

Coöperatieve Zuivelverenig ing Eigen Hulp Genoemd 1905 Liquidatie omstreeks 1911/1914 Door het bestuur van de Boerenleenbank werd op 10.09.1905 goedgevonden om de niet statutair erkende vereniging ‘Eigen Hulp’

140

COOP-kracht


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

een voorschot van achthonderd gulden te verlenen voor de bouw van een melkinrichting met winkelnering aan de Waterschei. Dat jaar had de vereniging al pech, want als gevolg van storm stortte het dak in december 1905 in. In 1911 werd door de vereniging het huis te koop aangeboden, waarin de centrifuge had gestaan, en werden mogelijke schuldeisers opgeroepen zich te melden. Het pand werd daarna notarieel en publiekelijk verkocht. De bank schrapte Eigen Hulp in 1914 als lid omdat de vereniging opgehoord had te bestaan.

Onderlinge paardenverzekering

Coöperatieve Zuivelverenig ing De ‘Boterbloem’

R.K. Coöperatieve Winkelverenig ing ‘Eigen Hulp’

Opgericht 1906 Overstap in 1911 van hand- naar stoomkracht Liquidatie omstreeks 1924-1927 Op 04.10.1911 werden de statuten gewijzigd van de coöperatieve zuivelvereniging, daterende van 16.01.1906. Deze had aanvankelijk een melkfabriekje op handkracht en wilde overstappen op stoomkracht. In december 1911 vroeg de zuivelvereniging een hinderwetvergunning aan voor de bouw van een zuivelfabriek. Het betrof een fabriek op stoomkracht (4 pk) met hal voor melkontvangst, kantoor, centrifuge, karnlokaal (met daaronder een boterkelder), bergplaats, machinekamer en laboratorium. Bij de Boerenleenbank kreeg ze een krediet van zesduizend gulden. Het gebouw werd in 1924 te koop aangeboden. Drie jaar later werd de vereniging geschrapt als lid van de Boerenleenbank. BRON: Backerra (1948) inv. nr. 1459; informatie Henk Wenteler.

Opgericht 1915 Genoemd 1936, 1942, 1943, 1947, 1948 De vereniging werd 20.12.1915 door 22 leden opgericht. In de jaren dertig en veertig hield Eigen Hulp geregeld filmavonden in het patronaat. Hierop werden zowel educatieve als ontspannende films vertoond. Ook werden er sprekers uitgenodigd. De coöperatieve winkel had in de jaren dertig meer dan tienduizend gulden omzet. De leden ontvingen 10% dividend, niet-leden 5% (1939). Ook werden lokale goede doelen begiftigd. Voorzitter was W. Schmitz (1942-1943). In 1945 viel Melick onder de Coöperatie Roermond. BRON: Wenteler, Melicks ONB, nr. 11 (1934-1936), nr. 12 (1937-1939), nr. 13 (1940-1945), nr. 15 (1946-1948); NKO, 03.03.1942 en 16.03.1943; DRL, krantenartikel z.d. [1945], M&R, 26.07.1951; informatie Henk Wenteler.

Onderlinge veeverzekering

Opgericht 1946 (?) Deze kwam tot stand op initiatief van Math Nijskens, bestuurslid der coöperatieve melkinrichting St.-Christoffel te Roermond, die een vergadering belegde voor de oprichting van een stierhouderij te Melick. BRON: Wenteler, Melicks ONB, nr. 15 (1946-1948); M&R, 12.06.1946.

Opgericht 1895 Genoemd 1900, 1906, 1931, 1967 De veeverzekering werd op 15 april 1895 opgericht. In 1905 was er een veeziekte als gevolg waarvan enig verzekerd vee afgemaakt moest worden. De vereniging telde in 1906 109 leden en 245 verzekerde dieren. Voorzitter van de veeverzekering was in 1931 H. Heemels. Reglementswijziging in 1933. In 1967 werd overwogen samen te gaan met de paardenverzekering. BRON: Wenteler, Melicks ONB, nr. 10 (1931-1933); informatie Henk Wenteler.

Opgericht 1900 Genoemd 1914, 1939, 1942, 1951, 1953, 1967 110 De paardenverzekering werd in 1900 opgericht. De vereniging organiseerde geregeld een paardenkeuring. Omstreeks 1923-1928 was er een statutenwijziging. BRON: Wenteler, Melicks ONB, nr. 13 (1940-1945), nr. 17 (1952-1954); informatie Henk Wenteler.

Stierhouderij

Coöperatieve Tuinbouwverenig ing Melick Oprichting 24 januari 1947 Fusie op 1 januari 1991 met Herkenbosch De coöperatie was in 1947 uit nood geboren. Het werd een grote teler van sperziebonen en knolselderij met directe afzet naar de supermarkt.

141


BRON: Goossens en Meijers (2006) 14-15; informatie dhr. J. Heemels, Herkenbosch.

Werk tuigencoöperatie St.-Andreas Opgericht 1952 In het eerste jaar werden zeventien machines aangekocht voor ruim fl. 10.000,-. Voorzitter was Jac. v.d. Varst. De vereniging draaide in 1966 nog goed met 28 leden. BRON: Informatie dhr. J. Heemels, Herkenbosch; Wenteler, Melicks ONB, nr. 17 (1952-1954).

Coöperatieve veiling Genoemd 1953 (start?) Mogelijk een onderafdeling van de Coöperatieve Veiling Roermond. Deze zou namelijk uit een vijftal kandidaten de secretaris voor de veiling te Melick benoemen. BRON: Dhr. J. Heemels, Herkenbosch; Wenteler, Melicks ONB, nr. 17 (1952-1954).

CAV Afdeling Melick van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt gingen omstreeks 1985 samen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

bo sch Melick - Herken Coöperatie g roente- en fruittelerverenig ing Melick en Herkenbosch b.a. Groente- en fruitafzetcoöperatie Melick en Herkenbosch b.a. Freshcrop Oprichting 1 januari 1991 Deze coöperatie werd lid van de coöperatieve veiling Zuid-Oost Nederland b.a. te Grubbenvorst (ZON). ZON wilde in 2001 een primaire coöperatie worden. Freshcrop ging vervolgens leveren aan de firma P. Seelen te Grubbenvorst. De coöperatie telde iets minder dan vijftig leden. Circa 25 tot 50 telers uit het gebied tussen Herkenbosch, Swalmen, Maria-Hoop, Maasbracht en Roermond

142

COOP-kracht

boden producten aan, die door de coöperatie doorgeleverd werden. De grondsoort leent zich voor komkommers, prei, courgettes en de asperges als belangrijkste product. Freshcrop beschikt over eigen vrachtwagens en chauffeurs. In 2003 werd mijlpaal van vijf miljoen gulden gehaald. BRON: Goossens en Meijers (2006) 14-15.

CAV Afdeling van de LLTB Gestart circa 1985 In 1989 gefuseerd De CAV afdelingen van de LLTB te Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt gingen omstreeks 1985 samen. Deze fusie CAV fuseert op zijn beurt d.d. 01.01.1989 met CAV afdeling Pey van de LLTB tot Land van Pepijn (zie Echt). BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Mer um Coöperatieve verenig ing ‘St.-Hubert’ Vermeld in 1901 en 1905 In Herten (gemeente?) was een viertal boterfabriekjes actief. In 1901 is de coöperatieve Roomboterfabriek St.-Hubertus vermeld. Waarschijnlijk is die van Merum daarmee bedoeld. De zuivelvereniging stond aan de basis van de oprichting van de Coöperatieve Botermijn te Roermond (1905). Het fabriekje lag op de hoek van de Marktstraat en de Merummerbroekweg. BRON: 1000 Jaar Herten (1968) 167; www.zuivelhistorienederland.nl/ roermond-knipsels-01.html; Erdkamp e.a. (1989) 82.

Mon tfort Stoomzuivelcoöperatie Genoemd in 1911 De centrifuge (‘centerfuj’) stond aanvankelijk in een eigen stoomzuivelfabriek aan het marktplein. Nadien verenigde Montfort zich met Linne en Maasbracht in de stichting van stoomzuivelfabriek


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

De Driesprong (zie onder Maasbracht), die in 1910 gerealiseerd werd. De melkfabriek in Montfort diende vervolgens nog als lokale plek, waar boeren de melk konden brengen. Die werd afgeroomd, waarna ze de magere melk terugkregen. BRON: Gootzen en Peters (1980) 236; mededeling Pierre Coenen; Habraken (1971)

Eiermijn Hier konden inwoners van Montfort lokaal hun eieren inleveren. De kisten werden gewogen en ze kregen de opbrengst van de eieren van de week daarvoor uitbetaald. Ook na WOII werd dit nog gepraktiseerd. De eieren vormden een belangrijk eigen klein inkomen, hetgeen bij menige boer tot een uitbreiding van de kippenstal geleid heeft. De lokale eiermijn werd bestierd door de familie Van Ophoven-Maessen. BRON: Mededeling Pierre Coenen.

Winkelcoöperatie Actief ongeveer in de jaren dertig tot zestig In de jaren dertig was er een filiaal van Coöperatie, met Teun Aben als zetbaas. Hij reed ook rond met brood en kruidenierswaren. In 1951 was er samenwerking tussen de coöperaties in MiddenLimburg. De winkelcoöperatie was in ieder geval nog actief in de jaren vijftig en zestig. De winkel lag aan de Markt. De mensen konden er kopen of producten bestellen. Ene Niessen bracht de bestellingen aan huis. BRON: Mededeling Pierre Coenen; Mestrom (1991) 61; DRL, M&R, 26.07.1951.

Tuinbouwcoöperatie Actief ongeveer in de jaren zestig tot negentig. Aanvankelijk beschikte Montfort over een veiling cq. verzamelplaats om van daaruit aan de veiling (CRV) te Roermond te leveren. De boeren uit Putbroek, Maasbracht en Sint-Joost leverden aan Montfort. Dat was met name bij de start van de teelt van asperges. Later waren augurken groot in opkomst, die aan Roermond geleverd werden. Zaakvoerder in Montfort was aanvankelijk Piet Cremers en nadien Lambert van Pol. Bij de CRV stond Montfort in 1972 op de eerste plaats, maar daalde langzaam op de ladder. Wijziging bracht de brand in de veiling in Roermond, waarna in groter verband aan

veiling Venlo geleverd moest worden. BRON: Mededeling Pierre Coenen; Goossens en Meijers (2006) 19 en 26.

CAV Afdeling Montfort van de LLTB Actief tot in de jaren tachtig; hierna door fusie in grotere CAV-verbanden terecht gekomen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Si nt -Odi liënb erg Boerenleenbank Opgericht in 1902 Genoemd 1937/1938 Bericht bij de oprichting: “Eene spaar- en voorschotbank, genaamd Boerenleenbank, naar systeem van burgemeester Raiffeisen, is alhier opgericht en de koninklijke goedkeuring op hare statuten aangevraagd. Moge deze instelling, onder Gods zegen, in ons dorp al het goede uitwerken, dat in duizenden plattelandsparochiën van het Rijnland en ook reeds in menige parochie van Limburg er aan te danken valt. Het aantal toetredende leden bij de oprichting was zeer groot en blijkbaar hadden velen hunner geen andere beweegreden dan eene goede zaak te steunen”. BRON: Van Mulken (1990) inv. nr. 410; M&R 10.05.1902; NKO, 01.07.1902.

Coöperatiewinkel In 1945 kwam door fusie de Coöperatie Roermond U.A. tot stand, die ook het beheer voerde over de coöperatieve winkels te Linne, Melick Sint-Odiliënberg en Reuver. In 1951 was er al sprake van verregaande samenwerking in Midden-Limburg, waarin ook Sint-Odiliënberg participeerde. BRON: DRL, krantenartikel z.d. [1945]; M&R, 26.07.1951.

CAV Afdeling Sint-Odiliënberg van de LLTB Actief tot in de jaren tachtig; hierna door fusie in grotere CAV-verbanden terecht gekomen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

143


GOEDKOOPE Heden ar kt

te

wiach

verkoop 7

UISCH

Opgericht 1949. Statuten d.d. 3 juni 1949; oprichting door vijf landbouwers. Het doel was om landbouwwerktuigen en landbouwmachines te verwerven door eigendom of huur en deze te exploiteren ten behoeve en ten diende van de bedrijven van haar leden. BRON: Collectie Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak, Statuten 1949, met dank aan Har Rutten.

CAV Afdeling Ohé en Laak van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Pey, Ohé en Laak, Koningsbosch en Maria-Hoop gingen omstreeks 1985 samen (zie Pey). BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

WERKLIEDENBOND

K

R

Coöperatieve verenig ing tot Exploitatie van Landbouwwerktuigen en Landbouwmachines G.A. Maasland

9

a

kwaliteit

Prima

Opgericht 1907 De bank werd opgericht op 31 januari 1907. Ter voorbereiding kwam kapelaan Th. van der Marck uit Heel op een bijeenkomst pleiten voor oprichting ervan. Pastoor Drummen maakte deel uit van het eerste bestuur. Het eerste jaar ging het merendeel van het uitgeleende geld op aan vee en zaadgoed. Het salaris van de kassier, in wiens huis de bank was gevestigd, werd enkel bij winst uitgekeerd. De kassier diende een of twee avonden per week en zondags zitting te houden. Vernieuwing van statuten en huishoudelijk reglement (1951). In 1972 werd een nieuw bankgebouw aan de Dorpsstraat gerealiseerd. Nadien samengegaan met Echt. BRON: Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak, 75 jaar Rabobank Ohé en Laak [1982], met dank aan Har Rutten; Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22; Jac. Linssen, ‘Honderd jaar’, 199-200.

cent cent

13

a

Schelvisch

VERZOEK

DRINGEND O ol -Her ten

AAN

CLIENT¨LE

ONZE

Boerenleenbank

ingang

uur

Kabeljauw

Ohé en Laak

Vleeschhal

de

in

Zuivelcoöperatie

Omstreeks 1900 In eenTeneinde huisje aan deverkeerde Broekstraat te Ool was tot het door begin van de de post te uoorkomen bezorging twintigste eeuw het plaatselijk melkfabriekje (de ‘fuus’). dat alle voor ons bestemde brieven het beslist noodzakelijk is BRON: Erdkamp e.a. (1989) 82. geadresseerd worden met volledigen firmanaam en vermelding van

straatnaam

volgt

als

Oscar Pey- Echt Firma

StiØnon-Latnbret HANLO

P

Boerenleenbank Maastrichterweg

Roermond

7

Opgericht 20.11.1904 De bank in Pey was de derde in de regio Echt, na Maasbracht (1898) DE door K (1903). De eerste vergadering werd belegd enR Echt zelf promotor en (mede-)oprichter kapelaan Bernegau. Tijdens de eerste ledenvergadering traden 90 leden toe. In 1905 sloot men zich aan bij de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (C.C.B.). In 1915 leidde Heer Burgemeester van den dit totDoor aanpassing aan de modelstatuten voor EdelAcbtb plaatselijke bemiddeling Boerenleenbanken, waarin een niet onbelangrijke rol was van SWALMEN inwoners gesteld aan alle zijn wij in staat weggelegd voor de geestelijk adviseur. De bank telde werklieden in 1942 239 te offreeren ook niet-aandeelhouders en (dus leden. In 1959 viel het besluit tot bouw van een bankgebouw. In 1973 werd de naam gewijzigd (Rabobank). In 1975 werd een fusie Best metinlandsch aangegaan Maria-Hoop. In 1989 was er een balanstotaal van fl. 100 miljoen; de bank teldea toen personeelsleden. Kilogram de 85 22et BRON: Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22.

VOORZORG

CO PERATIE

SWALMBN

nietwerklieden

:

Regeeringsspek

Bakschelvisch

Actief tot 1916, waarna het in St.-Isidorus opgaat. Kabeljauw k 20 kleine

en

14

k

Coöperatieve zuivelfabriek

cent

de

K

Tot 1916 werd een zuivelfabriekje op handkracht geëxploiteerd aan de Houtstraat 35-37. De verkoop van visch heeft plaats VRIJDAGOCHTEND BRON: T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 28-29 e.v.. der het gebouw in spek op nader aan te geven datum van

Swalmen CoCoöperatieve peratie Rijksweg Stoomzuivelfabriek

St.-Isidorus

Aanvraag in 1916 Namens het Bestuur Coöperatie gaat 1948 op in ‘Zuid-Limburg’; in 1961: Sibema WIJNANDS Voorzitter P 1965/1970: liquidatie

DINGELSTADT

W N

Beleefd gende

144

COOP-kracht

kan

verzoeken weken

geschieden leveren

neming de Kilo

vooral

wij

tijdige

uiterlijk wij

voor

het

opgave van afnamen ook

Betaling

a

tot

artikel

visch

welke aan

Dinsdagavond

Amerikaansch contant

Secretaris

Bij

voor

voldoende

spek

volgende

de Co peratie

a

57

deelneming

cent 6729


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

ingang

ND

AN

rkomen brieven

melding

et

G

meester

LMEN

freeren

:

k

Op 29 februari 1916 kwam in Pey een zuivelcoöperatie tot stand die een fabriek wilde starten met een regiofunctie. Voorzitter van de coöperatie was de burgemeester. Voor de bouw werd fl. 30.000,geleend bij de boerenleenbanken van Pey en Echt. Er werd een stoommachine van Konings, Swalmen, van 20 PK aangeschaft. In 1917 traden Dieteren en Susteren toe tot Isidorus. Op 10 juli van dat jaar ging de fabriek van start. De bouwkosten beliepen fl. 47.038,84. Toen in 1918 werd geconstateerd dat leden niet alle melk afdroegen, maar er zelf boter van maakten om deze over de grens te smokkelen; enkelen werden aangeklaagd en geroyeerd. Er was in 1932 sprake van acht kringen: Ohé en Laak; Dieteren en Susteren; Koningsbosch; Diergaarde/Putbroek; Pey en Slek; St.-Joost, Hingen en Brachterzijde; Berkelaar; Echt, Gebroek en Schilberg. Nieuwe fabrieksruimtes kwamen gereed in 1938 en 1947. In 1948 verlieten alle leden de coöperatie om lid te worden van de Coöperatieve Zuivelvereniging ‘Zuid-Limburg’ G.A. te Sittard. In 1961 werd Sibema de nieuwe naam. Vanaf 01.01.1965 werd in Pey alleen nog maar roomijs gemaakt. Dat gebeurde tot 1970, toen de productie naar Roermond ging. BRON: T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 28-29 e.v.; Langeweg (2012) 74; het archief is ondergebracht in Euregionaal Historisch Centrum Sittard-Geleen, inv. nr. 494.

Coöperatiewinkel De Toekomst Genoemd 1928, 1956, zie Echt. Verbruikersvereniging De toekomst van Echt exploiteerde ook een winkel in Pey, gelegen aan de Schoolstraat. BRON: DRL, NMR, 25.06.1928; M&R, 26.07.1951; Zaken- en Beroepenregister Roermond, Weert etc 1956.

CAV Afdeling Pey van de LLTB K

HTEND

ouw

der

r

er

cretaris

voor

Actief tot circa 1985; fusie Pey, Ohé en Laak, Koningsbosch en Maria-Hoop gingen omstreeks 1985 samen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Omstreeks 1985 ontstond het samenwerkingsverband van de CAV afdelingen Pey, Ohé en Laak, Koningsbosch en Maria-Hoop. Deze was maar een kort leven beschoren. Ze fuseerde in 1989 tot de CAV Land van Pepijn. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

CAV Land van Pepijn van de LLTB b.a. In 1989 door fusie tot stand gekomen In 1992 met Het Maasdal gefuseerd tot ‘Midden-Limburg’ De fusie CAV (Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt) van de LLTB fuseerde d.d. 01.01.1989 met CAV afdeling Pey e.o. van de LLTB tot CAV Land van Pepijn b.a. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

CAV Midden-Limburg b.a. In 1992 door fusie tot stand gekomen In 2004 structuurwijziging Op 01.01.1992 vond de oprichting van ‘Midden-Limburg’ plaats, als gevolg van een fusie tussen CAV Het Maasdal b.a. en CAV Land van Pepijn b.a. Op 01.01.1996 ging hierin ook de CAV Roerstreek op. De naam bleef ‘Midden-Limburg’. Op 01.01.2004 werd de structuur gewijzigd in Coöperatie Midden-Limburg u.a. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Coöperatie Midden-Limburg u.a. In 2004 door structuurwijziging voortgekomen ‘Midden-Limburg’ exploiteert anno 2012 een tweetal winkels onder de SAWIN-formule in Pey-Echt en Maasbracht-Beek. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’, en Jèn Steijvers; website Boerenbond Agro.

Po sterholt

CAV Afdeling Pey e.o. van de LLTB

Boerenleenbank Posterholt

Ontstaan in 1985 door fusie In 1989 door fusie opgegaan in Land van Pepijn

Opgericht 1902 Genoemd 1918, 1937 De bank werd opgericht in 1902. Ruim drie maanden na de oprichting had de bank al 95 leden. Behalve aan leden leende de

volgende

o peratie

nde

57

deelneming

cent 6729

145


bank ook aan niet-leden. Dit leverde provisie op. De kassier van Posterholt hielp zijn collega van de pas gestarte Boerenleenbank Kapel in ’t Zand. Deze nam bovendien een voorbeeld aan Posterholt om eveneens geld te lenen aan niet-leden van de bank. In de jaren dertig deed de gemeente Posterholt meermaals een beroep op de bank voor leningen. BRON: Munnix (1993) 157; Backerra (1946-1947) inv. nrs. 909, 910, 917 en 932; Erdkamp e.a. (1989) 336.

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek ‘Ons Belang’

Het betrof een winkelruimte, twee bovenkamers, magazijn, gelegen in het dorp. Jaarvergadering 1938: in 1937 was de omzet met ruim fl. 4.000 gestegen en klom die hard naar de fl. 30.000,-. Het overschot was van dien aard dat er wederom 8 % dividend kon worden uitgekeerd. Posterholt viel in 1951 onder het maasoverschrijdend samenwerkingsverband. De winkel was gelegen aan de Dorpstraat 207 (1956). BRON: Backerra (1946-1947) inv. nr. 1424 [foutief jaartal 1924]; NKO, 15.02.1938; DRL, M&R, 26.07.1951; Zaken- en Beroepenregister van Roermond, Weert etc 1956.

Vergunning 1910 Fusie in 1948-1949 tot Coöperatieve Zuivelvereniging ‘Midden-Limburg’ G.A. te Roermond; Ons Belang nog genoemd in 1951. Op 6 juli 1910 deed burgemeester J.H.E.H. Geradts namens en als voorzitter van Ons Belang de aanvraag voor een hinderwetvergunning voor een Stoomzuivelfabriek met stoommachine, die moest verrijzen langs de grindweg van Sint-Odiliënberg naar Posterholt. De fabriek moest werk bieden aan vier personen. De geplande inwerkingtreding was 15.02.1911. De oprichtingskosten bedroegen fl. 22.863,15. De fabriek in Posterholt was die in Pey een voorbeeld. In 1951 werd de fabriek te koop aangeboden. De coöperatie bestond toen wel nog op papier. BRON: Backerra (1946-1947), inv. nr. 1343; T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 29; GAR, Documentatie, inv. nr. K267, Jaarverslag 1951 ‘Midden-Limburg’ G.A. te Roermond.

Tuinbouwcoöperatie

Eiermijn

Verenig ing tot verbetering van Landbouw en Zuivelindustrie

Aan de vroegere Dorpsstraat (thans Hoofdstraat) lag tussen de huizen Vosdellen (afgebroken) en Willems het gebouwtje van de eiermijn. Het fungeerde als lokale verzamel- en tijdelijke opslagplaats van eieren, die aan Roermond werden geleverd. BRON: Gootzen en Peters, (1980) 346.

R.K. (Coöperatieve) Verbruiksverenig ing Sint-Jozef Genoemd 1934, 1938, 1956 Op 20 maart 1934 vroeg de Coöperatie St.-Jozef (St.-Joseph) een vergunning aan voor de afbraak en opbouw van een winkelhuis.

146

COOP-kracht

Genoemd in 1975 Deze tuinbouwcoöperatie was aangesloten bij de veiling CRV in Roermond. Na de brand daar moest in groter verband aan veiling Venlo geleverd worden. BRON: Goossens en Meijers (2006) 26.

CAV Afdeling Posterholt van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt gingen omstreeks 1985 samen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Pu tbro ek -Ech t

Genoemd in 1916 Op 5 januari 1916 vroeg Theodorus Reuten, landbouwer te Putbroek, als voorzitter de vereniging te Putbroek om circa 25 aren gemeentegrond te mogen kopen, gelegen naast de openbare school te Putbroek, om er een boterfabriek te kunnen oprichten. BRON: T. Evers, ‘Fuu in Pey’, 28.


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

di liënb erg 't Reut je - Si nt -O Coöperatieve Verbruiksverenig ing ‘Ons Belang’ Genoemd 1933 Jaarvergadering 1933: voorzitter was P. Rijks. Omzet ruim tienduizend gulden. Aan de leden werd 7% dividend uitgekeerd. De totale reserve bedroeg zevenhonderd gulden. In 1951 participeerde ’t Reutje in de Maasoverschrijdende samenwerking. Wethouder Bonné wees bij voortduring op het belang van de coöperatie in ’t Reutje. BRON: NKO, 02.03.1933; DRL, M&R, 26.07.1951.

Steven sweert Boerenleenbank Opgericht 1905 Genoemd 1980 De oprichting vond plaats op 19 maart 1905 mede op initiatief van kapelaan en burgemeester. De statuten vermelden: “Haar doel is ter verbetering van het landbouwbedrijf: a. aan vertrouwbare mede-leden het noodige geld voor te schieten; b. aan de leden gelegenheid te geven, om ledig liggend geld veilig te beleggen; c. een fonds te vormen of te houden”. In 1930 werd het 25-jarig bestaan gevierd, in 1980 het 75-jarig bestaan. Statuten en Huishoudelijk Reglement werden vernieuwd in 1962. In 1970 was de opening van een nieuw gebouw. Nadien samengegaan met Maasbracht. BRON: Coll. Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak, 75 jaar Rabobank Ohé en Laak, met dank aan Har Rutten; Laumen, ‘85 Jaar Pey’, 5-22; Jac. Linssen, ‘Honderd jaar’, 190-208.

‘Verenig ing tot verbetering der zuivelbereiding’ Verenig ing ‘Maasland’ Start 1906 Waarschijnlijk in 1915 opgegaan in Sint-Stephanus In 1906 deden Joseph van Boven en anderen in hoedanigheid van

leden van de coöperatieve verenigingen ‘Vereniging tot verbetering der zuivelbereiding’ en ‘Maasland’, gevestigd te Stevensweert een aanvraag bij het gemeentebestuur. Het betrof vergunning om een fabriek op te richten “tot bereiding van boter en meel door middel van een stoommachine van 16 à 20 pk”. Op 10.10.1906 werd het bouwen van een stoomzuivelfabriek en graanmolen aanbesteed. De bouw zou geschieden voor fl. 2.299,- en moest binnen twee weken klaar zijn. BRON: NKO / M&R, 06.10.1906, 7 en 23.10.1906; ‘Bekendmaking No. 654’, in Oud Archief Stevensweert, inv. nr. 193, gemeentearchief Maasgouw. Met dank aan Har Rutten. NMR 16.01.1909; Rutten (1993) 25.

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Sint-Stephanus Mogelijke opheffing 1915 Beëindigd vóór WOII In 1915 werd het huishoudelijk reglement van de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek ‘St.-Stephanus’ opgesteld. De fabriek kende een eigen directeur en personeel. Het reglement werd gevolgd door aanbevelingen bij het melken en bij de behandeling van melk. In 1931 werd achter de fabriek een waterput geslagen. Al vóór de Tweede Wereldoorlog werden de activiteiten beëindigd. Het gebouw aan Molenstraat Zuid 9A en 9B bleef bewaard, voorzien van laadperron en naambordje ‘De Fuu’. Het gebouw is omwille van zijn oorspronkelijke functie opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project. BRON: Huishoudelijk reglement (1915) in particulier bezit, kopie Har Rutten. Rutten (1985) 37; idem (1993) 25; MIP-rapport Stevensweert (1989); Langeweg (2012) 68.

Coöperatieve Zuivelfabriek ‘De Goede Hoop’ (gehuchten Brandt, Bilt en Eiland) Waarschijnlijk opgeheven omstreeks 1915 Op 2 augustus 1915 werd in het café Sevriens te Eiland op verzoek van het bestuur van de Coöperatieve Zuivelfabriek ‘De Goede Hoop’ te Stevensweert door notaris Nijst te Echt publiekelijk verkocht het gebouw met erf, dat diende tot Zuivelfabriek te Eiland. Het fabriekje bestond uit drie vertrekken, kelder, zolder en kolenschop. Aanvaarding terstond. BRON: NKO / M&R, 24.07.1915, 4, met dank aan Har Rutten.

147


Onderlinge Paarden Verzekeringsmaatschappij Opgericht 1 oktober 1923 De maatschappij stelde zich tot doel een onderlinge verzekering te bieden en “vrijwaring der deelnemers tegen schade, veroorzaakt door sterfte, verongelukken of diefstal van verzekerde paarden”. BRON: Coll. Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak, met dank aan Har Rutten.

Veeverzekering ‘De Verenigde Veehouders’ Genoemd in 1957 De vereniging telde in 1957 circa 23 leden. Voorzitter Giel Smeets nam dat jaar afscheid. BRON: Documentatie Har Rutten.

CAV Afdeling Stevensweert van de LLTB Actief tot 1988; fusie Op 01.01.1988 vond er een fusie tussen CAV Het Maasdal b.a. met CAV afdeling Stevensweert van de LLTB. Deze fusieorganisatie ging verder onder de naam CAV Het Maasdal b.a. (zie Linne); hiernaast ontstonden twee aparte standsorganisaties, Het Maasdal en Stevensweert. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.

Swal men Coöperatieve Boerenleenbank Gestart in 1897, de eerste in Limburg Een jaar eerder – in 1896 – was de Christelijke Limburgse Boerenbond opgericht. De bond kende een commissie die zich om de oprichting van Raiffeisensche spaar- of voorschotbanken bekommerde. Hierin was onder anderen Jos. Hendrickx uit Swalmen actief, secretaris van de Limburgse Boerenbond. De Bond loofde fl. 25,- uit voor de eerste tien Raiffeisenbanken in Limburg. De Bond kende in 1897 onder meer lokale afdelingen in: Asselt, [Beesel] en Swalmen. De bank van Swalmen was de eerste die notarieel was opgericht. De statuten hiervan zouden in enkele Limburgse bladen gepubliceerd worden om de andere afdelingen aan te sporen ook

148

COOP-kracht

een bank te starten. Kapelaan Souren van Swalmen werd bij de oprichting van de Centrale Boerenleenbank voor Limburg en Brabant in 1898 gekozen tot lid van de Raad van Toezicht. In de jaren 1911-1939 werd de Boerenleenbank de huisbankier van de gemeente Swalmen, die grote projecten van infrastructuur, nutsvoorzieningen en scholing ter hand nam. BRON: NKO, 09.11.1897, 26.02.1898 en 06.12.1898; G. Linssen (2008) 148-149; Geraedts (1981) 27; GAR, Archief gemeente Swalmen, inv. nrs. 361, 988-989, 1000-1002, 1022, 2647-2651, 2851-2854, 2983, 3192, 3194, 3198 en 3201.

Verenig ing tot verbering der zuivelbereiding ‘Sint Antonius’ 1900 of vroeger BRON: www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html.

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Sint-Lambertus Oprichting in 1905 Actief tot 1957 In 1905 deed het bestuur van de coöperatie een aanvraag om een zuivelfabriek met stoommachine te mogen starten. Deze werd gerealiseerd aan de Hoogstraat met waterlossing op de Swalm. Een zogenaamde ‘machinist’ zorgde voor de bediening van de machines. Bij de start van een elektriciteitscentrale in Swalmen in 1918 werd deze met dynamo gevestigd in de aan de gemeente verhuurde kolenbergplaats van de zuivelfabriek. Maar dit betrof een tijdelijk avontuur. Er kwamen diverse uitbreidingen: in 1936 werd de loods vernieuwd en vergroot, in 1939 werd een woonhuis gebouwd. Na de oorlog kwam er een vereniging van de coöperatieve zuivelfabrieken Heythuysen, Maasbracht, Neer, Panheel, Roermond, Swalmen (alle 1949) en Roggel (1950). In 1951 werd door samenwerking een opschoning in het fabriekenbestand gehouden – Posterholt en Horn in de verkoop – maar Swalmen bleef vooralsnog. Een jaar later ging Maasbracht in de verkoop. In 1957 sloot de productie in Swalmen, waarna de hele melkproductie plaats zou vinden in bij Sint-Christoffel te Roermond. Directeur B.A. Kruip te Swalmen ging in 1963 met pensioen. Hij was 33 jaar te Swalmen en de laatste jaren te Roermond werkzaam geweest.


Coöperaties en Onderlinge verzekeringen

BRON: GAR, Archief gemeente Swalmen, inv. nrs. 1621, 2348-2349, 2561 en 2843; GAR, Documentatie, inv. nr. K266, Sibema. Samenwerking. Extra nummer (mei 1964) 13; inv. nr. K267, Jaarverslag 1951 ‘Midden-Limburg’ G.A. te Roermond; Geraedts (1981) 27, 29; Langeweg (2012) 71; Swalmer industrie (1982) 71-72.

BRON: GAR, Archief gemeente Swalmen, inv. nrs. 1772 en 2398-2399; NKO, 28.01.1939 en 24.06.1939; NMR, 19.08.1915 en 04.12.1915, informatie Henri Smeets; DRL, M&R, 26.07.1951; Zaken- en Beroepenregister Roermond, Weert etc 1956; Telefoongids juli 1961; beroepen telefoonboek 1963..

Fokstation voor varkens [coöperatie?] Genoemd 1906 In Swalmen is omstreeks 1906 een fokstation voor varkens opgericht. BRON: NMR, 31.03.1906.

Coöperatieve Verenig ing tot Exploitatie van Landbouwwerktuigen en Landbouwmachines ‘Eendracht Maakt Macht’ G.A. te Swalmen

Paardenverzekering Genoemd 1909 Jaarvergadering 1909: de vereniging telde circa 45 leden met circa 60 paarden. BRON: NMR, 16.01.1909, informatie Henri Smeets.

Eierverenig ing [coöperatie?] Opgericht 1913 In 1913 werd een eiervereniging opgericht; 21 leden traden toe. Er werden een bestuur en voorzitter gekozen, secretaris werd de onderwijzer L. Simons. Voorts werd een verpakker aangesteld. BRON: NKO, 09.01.1913.

R.K. Coöperatieve Verbruikersverenig ing De Voorzorg Opgericht 1914 Genoemd 1920-1963 In 1915 werd via deze coöperatie spek en vis verkocht, dat van regeringszijde ter beschikking was gesteld. Eind 1915 werden de statuten gewijzigd. De Voorzorg vroeg in 1920 vergunning voor de start van een bakkerij, waarvoor een schuur verbouwd zou worden. Hierin zou een elektromotor van 6 PK komen. De winkelcoöperatie was gevestigd aan de Rijksweg. In 1927 werd aangevraagd een woonhuis, winkel en slagerij te mogen realiseren. In 1937 steeg de omzet van ruim vijftigduizend naar zestigduizend gulden. In 1939 werd het 25-jarig bestaan gevierd. Swalmen participeerde in 1951 in de Maasoverschrijdende samenwerking. Als vestiging werd nog in 1963 Rijksweg 12 vermeld.

Genoemd 1951 BRON: Jaarverslag 1951 Coöperatieve Zuivelvereniging ‘MiddenLimburg’ G.A. te Roermond, in: GAR, Documentatieverzameling, inv. nr. K267, Jaarverslag 1951 ‘Midden-Limburg’.

COV ELT: Coöperatieve Verenig ing voor de Verwerking van Land- en Tuinbouw producten 1949 Oprichting Covelt (fruitverwerking) in Swalmen Nog actief in 1982 (werd in 1992 verkocht). In 1949 werd COVELT opgericht nadat de LLTB onderzocht had om zelf de verwerking van agrarische producten ter hand te nemen. Landbouwbelang zou hier het voortouw in nemen, die stichter en eigenaar van COVELT werd. In 1949 werd een gebouw in Swalmen verworven. Hierin werd het proefbedrijf gevestigd. Er werden suikerbieten en een overschot aan fruit verwerkt. Dit betrof doordraaiproducten van veilingen. Aanvankelijk gebeurde dit experimenteel. Hieruit kwam het appelsapconcentraat Dixap als voornaamste product voort. Dit gebeurde onder leiding van directeur Mathot. BRON: Korsten (1996) 187; Derix (1990) 53, 69; Planje (1951) 335; Swalmer industrie (1982) 70; Website Agrifirm [m.b.t. Cehave landbouwbelang].

Coöperatieve Aankoopverenig ing Boerenbond Fuseerde met Maasniel en Reuver Ging in 2004 met Maasniel en Reuver op in Coöperatie Boerenbond Helden e.o. BRON: Informatie Peter Wulms (Coöperatie Boerenbond Helden e.o.)

149


Coöperatie Boerenbond Helden e.o.

Een tuinbouwcoöperatie

Na fusie in 2004 Exploiteert een zestal winkels onder de BoerenBond-formule, gevestigd te Blerick, Kessel, Panningen, Reuver, Swalmen en Maasniel-Roermond. BRON: Peter Wulms (Coöperatie Boerenbond Helden e.o.); website Boerenbond Agro.

Genoemd in 1975 Deze tuinbouwcoöperatie is aangesloten bij de veiling CRV in Roermond. Hierin kwam verandering door de brand in 1975 in Roermond, waarna aan Venlo geleverd moest worden. BRON: Goossens en Meijers (2006).

V lo drop Zuivelcoöperatie De Lindeboom Genoemd (1909)-1916 Op de Botermijn in Roermond werd in 1908 voor een partij boter van de zuivelfabriek Vlodrop-Lindeboom fl. 1,60 per kilo betaald. Dit was de hoogste prijs die door de Roermondse mijn tot dan toe werd bereikt. BRON: NMR, 08.02.1908; www.zuivelhistorienederland.nl/ roermond-knipsels-01.html.

Stoomzuivelfabriek St.-Martinus Genoemd 1901-1931 In 1905 werd vergunning ingevolge de hinderwet verleend voor de Stoomzuivelfabriek St.-Martinus met betrekking tot een fabriek. In 1913 werd bouwvergunning gegeven voor de bouw van een kantoor. De Vlodropse boter werd in 1911 bekroond bij de tentoonstelling van de ZNZ. BRON: Cransveld en Delahaye (1942-1943) inv. nrs. 1913 en 2026 [beide niet aangetroffen]; www.zuivelhistorienederland.nl/ roermond-knipsels-01.html; NMR, 14.06.1911.

Boerenleenbank Opgericht circa 1902 Genoemd 1903, 1916-1920 De gemeente bankierde bij de Boerenleenbank (1916-1920). Van het bankbestuur maakte de kapelaan deel uit. BRON: NKO, 31.10.1903; Cransveld en Delahaye (1942-1943) inv. nr. 3063; Gootzen en Peters (1980) 428.

150

COOP-kracht

CAV Afdeling V lodrop van de LLTB Actief tot circa 1985; fusie Melick, Herkenbosch, Vlodrop en Posterholt gingen omstreeks 1985 samen. BRON: Informatie G. van Sprakelaar, ‘Midden-Limburg’.


151


152

COOP-kracht


Literatuur en bronnen J.A. Backerra, Inventaris van de Archieven der gemeente Posterholt. Inspectie der gemeente en waterschapsarchieven in Limburg (1946-1947). Idem, Inventaris van de archieven der gemeente Melick en Herkenbosch. Inspectie der gemeente- en waterschapsarchieven in Limburg (1948). Theo Beckers, De kwestie Maasniel. Strijd om eigen identiteit (Utrecht 2006). Cees Bottema, Een bank van klanten. Uitgave Rabobank Nederland (Eindhoven 1998). H.H.G. Bresser, Gedenkboek Coöperatieve Roermondse Eiermijn t.g.v. het 40-jarig bestaan, 1904-1944 (Roermond 1948) 158 pp. afbeeldingen. [GAR, Bibliotheek, AIS01436 en AIS03580]. André A. de Bruin, Noord-Limburg integraal bekeken 1850-1950. Zoektocht naar de wortels van een cultuur (2010). Coöperatie+ De economische betekenis van de coöperatie, van de Nationale Coöperatieve Raad voor land- en tuinbouw (NCR), uitgegeven in het kader van het VN Jaar van de Coöperatie Coöperatie-Tentoonstelling bij gelegenheid van het gouden jubileum der Coöperatieve Roermondse Eiermijn G.A., Uitgever: Maas- en Roerbode (Roermond 1954) [GAR, Bibliotheek, AIS02097]. G.P.H.M. Cransveld en J.S.A. Delahaye, Inventaris van de Archieven der gemeente Vlodrop. Inspectie der gemeente- en waterschapsarchieven in Limburg (1942-1943).

Hendrik Defoort, Werklieden bemint uw profijt! De Belgische sociaaldemocraten in Europa (Tielt 2006). J. Derix, Met De Boeren Bij De Tijd. Gedenkschrift ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Coöperatieve Vereniging “Landbouwbelang”B.A. 1915-1990 (1990). Driekwart eeuw platteland groei 1888-1963; jubileumnummer van het tijdschrift der Nederlandsche Heidemaatschappij (z.pl. 1963). De eerste coöperatieve boterfabriek gaat van start in Tungelroy, in: De kleine geschiedenis van Limburg in 25 dagen, dag 15 - 20 mei 1892 (Waanders, Zwolle 2009). Jos Erdkamp, Jo Smeets en Tof Thissen (red.), Roerstreek in oude prenten II (1885-1965). Uitgave heemkundevereniging Roerstreek (Sint-Odiliënberg 1989). San van Esser en Cor Houben, ‘Mgr. J.H. Drehmanns (1843-1913), bisschop van Roermond 1900-1913’, in: SvR 20 (2012) 68-89. J. Evers, ‘”Wie het eerst komt, die het eerst maalt”. Water- en windmolens te Echt’, in: Echter Landj 2, 101. T. Evers, ‘De Fuu in Pey’, in: Echter Landj 2, 25-37. E. Franquinet, ‘Limburg’s Handel en Industrie. De coöperatieve eiermijn te Roermond’, in: De Nedermaas (1932) 62-68. Ruud C.J. Galle (red.), Handboek coöperatie (Dordrecht 2010). Gedenkboek bij het 25-jarig bestaan der vereeniging “Landbouwbelang” aan- en verkoopvereeniging van den Limburgschen Land- en Tuinbouwbond, 1914-1939. Drukkerij H. van der Marck & zn. (Roermond 1939).

153


G. Geraedts, ‘Swalmen had een eigen elektriciteitscentrale’, in: Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal. Jaarboek 1981, 24-39. Gerard Geuskens, ‘Architecten te Roermond 1860-1915. Deel 1’, in: SvR 14 (2006) 70-93. Annelies Goossens en John Meijers, ‘Gedaanteverandering van een coöperatie. Het bestaansrecht van “Freshcrop”, de tuinbouwcoöperatie in Herkenbosch’, in: Roerstreek 2006. Jaarboek HVR 38, 13-28. Piet Gootzen en Wim Peters (red.), Roerstreek in oude prenten (I). (1980). Cynthia Griffioen, ‘Naar een NCR voor land- en tuinbouw’, in: Coöperatie, nummer 599 (juni 2009) 12-13. Idem, ‘Top 40: de grootste coöperaties in de agribusiness’, in: Coöperatie, nummer 608 (november 2011) 12-14. H.R. van Gunsteren e.a., De coöperatie die Rabobank heet. Eigentijd, eigenwijs en onverslaanbaar. SMO-notitie (Den Haag 1998). W.J. Habraken, Maasbracht in oude ansichten. Europese Bibliotheek (Zaltbommel 1971) 21. J.H. Hanssen (C.M.P.F. van den Broek, bewerking), Inventaris van het Archief van de gemeente Echt (1793) 1796-1937 (1972). Deel 1, Inventaris (Den Haag 2003). 1000 jaar Herten 968-1968. Uitgegeven door het gemeentebestuur van Herten (Herten 1968). Lucien Jansen en Leonard Fortuin, ‘Wat dreigt in het Roermondse te verdwijnen, hoe staat het met nieuwe projecten en wat doen “die mensen van Ruimte” daaraan?’, in Ruimtelijk (september 2008) 16 en (juni 2009). J.C.G.M. Janssen en W.J.M.J. Rutten, Geschiedenis van de landbouw in de twintigste eeuw. Maaslandse monografieën 52 (Leeuwarden, Mechelen 1992). Jan Korsten, Standhouden door veranderingen. De Limburgse Land- en Tuinbouwbond als behartiger van agrarische belangen 1896-1996 (Nijmegen 1996). Loek Kreukels, Mijnarbeid: volgzaamheid en strijdbaarheid. Maaslandse Monografieën 42 (Maastricht 1986). Serge Langeweg, Zuivel. Geschiedenis en inventarisatie van de zuivelfabrieken in Limburg. Stichting Werkgroep Industrieel Erfgoed Limburg (WIEL) (2012).

154

COOP-kracht

Jos van der Lans en Herman Vuijsje, Lage landen, Hoge sprongen. Nederland in beweging 1898-1998. Mogelijk gemaakt door Rabobank Nederland b.g.v. het 100 jarig bestaan (Wormer 1998). N.J.A. Laugs, Echt in oude ansichten. Europese Bibliotheek Zaltbommel (1970). P.J.M. Laumen, ’85 Jaar kredietcoöperatie in Pey’, in: Echter Landj 2, 5-22. Frans van der Leeuw, Harrie Maessen en Lei Theelen, ‘De Coöperatie in Echt en omgeving’, in: Tijdschrift en contactorgaan Heemkundekring Echter Landj, jaargang 21, nr. 113, maart 2011, 2-9. Jan van Lieshout, En de boer, hij gardeniert voort … De geschiedenis van de Cöperatieve Veiling-Vereeniging (1915-1946) en de Coöperatieve Venlose Veilingvereniging (1946-1990). Uitgave Coöperatieve Veiling Zuidoost-Nederland B.A. Grubbenvorst (1991). Georges Linssen, ‘Frans Jozef Bolsius, 1869-1951, politicus en rechtbankpresident’, in: SvR 16 (2008) 106-167. Idem, ‘Lectuur en censuur in het bisdom Roermond’, in: SvR 18 (2010) 40-79. Idem, ‘Album Promotorum Ruraemundensis (1438-1980), een aanzet tot de historie van de wetenschapsbeoefening in Roermond’, in: SvR 21 (2013). Jac. Linssen, ‘Honderd jaar Rabobank. Een jubileum van betekenis’, in: Echter Landj 6, 190-208. Idem, Maasbracht tussen stoffige steenkool en schoon gewassen grond (1986). Idem, De Kapelmuren spreken … verhalen en wetenswaardigheden uit de geschiedenis van Maasbracht, de Beek met Tergouwen, Linne en St. Joost (Maasbracht 2001). Wiel Mestrom, ‘Mijn Montfort van vóór 1952’, in: Roerstreek ’91. Jaarboek HVR 23, 56-62. Joke Mooij, De Rabobank van dichtbij (Utrecht 2008). W. van Mulken m.m.v. J.G.A. Hendriks, Inventaris van de Archieven der gemeente Sint Odiliënberg 1796-1939. Provinciale Inspectie der Archieven in Limburg (Maastricht 1990). W. van Mulken, Inventaris van de Archieven der Gemeente Maasbracht 1782-1941. Provinciale inspectie der archieven in Limburg (Maastricht 1995). Peter Munnix, ‘De geschiedenis van de Rabobank Roermond e.o. 1918-1993’, in: SvR. Jaarboek 1993, 153-180.


Literatuur en bronnen

André M. Nijssen, Swalmer mensen. Milieu- en heemkundevereniging Swalmen (2002). Ton Oosterhuis, Niet om het gewin, maar voor het gezin. De geschiedenis van de verbruikscoöperatie in Nederland vanaf 1865 (Den Haag 2000). J.P. Planje (ed.), Vijftig jaar Limburgse Land- en Tuinbouwbond, 1901-1951 (Echt 1951). Patricia Quaghebeur e.a. (red.), 100 Jaar Boerenbond in beeld 1890-1990. Uitgave van de Belgische Boerenbond ter gelegenheid van 100 jaar Boerenbond (Leuven 1990) ‘Rabobank Heel’, in: Hub Beurskens en Piet Derks, Rond de toren, uit de geschiedenis van Heel, van Catualium (Heythuysen 1990) 298-299. Friedrich Wilhelm Raiffeissen, ‘So jemand nicht will arbeiten, der soll auch nicht essen’, vertaald en geredigeerd door Dirk Duijzer. Rabobank Groep (Utrecht 2012). M.M.G.M. Richter, ‘Ambachts- en fabrieksnijverheid in Linne. Vroege industrialisatie in de periode 1850-1940’, in: Roerstreek ’94. Jaarboek HVR 26, 4-18. W.T. Rinsema en G.A. van Houten (red.), Landbouwatlas van Nederland. Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Door N.V. Uitgeversmaatschappij W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle (’s-Gravenhage 1959). H.G.M. Rutten, Stevensweert in oude ansichten. Europese Bibliotheek (Zaltbommel 1985). Idem, Stevensweert en Ohé en Laak van 1900 tot nu (Hulst 1993). Hans Siemes, Dynamiek aan het Meppelerdiep. Speciale editie: opening vernieuwd kantoor Agrifirm 9-10-2009 (Meppel 2009). Idem, ‘Landbouwbelang van 1915 tot 2000’, in: Terug naar de Kern. Speciale editie ter gelegenheid van de oprichting van Cehave in 1911 en Landbouwbelang in 1914 (Meppel 2011) 47-53. Jan G.C. Simonis, Zielzorgers in het Bisdom Roermond 1840-2000 (Sittard 2001). Keetie Sluyterman e.a., Het coöperatieve alternatief. Honderd jaar Rabobank 1898-1998 (Den Haag 1998). Jo Smeets, ‘Lotsverbetering als een nieuw levensdoel. Landverhuizers Echt 1859-1863’, in: Echter Landj 11, 187-216. Swalmer industrie van vroeger tot nu. Milieu- en heemkundevereniging Swalmen (Swalmen 1982).

R.J. Theunissen, ‘Linne anno 1876’, in: Roerstreek ’87. Jaarboek HVR 19, 135-140, Idem, ‘Standen en klassen in Linne 1860-1910’, in: Roerstreek ’89. Jaarboek HVR 21, 54-63. Pierre Ubachs en Ingrid Evers, Historische Encyclopedie Maastricht. Regionaal Historisch Centrum Limburg (Zutphen 2005). VECE; groei in samenwerking, 1936-1961; Geschiedenis van de Coöperatieve Verkoopcentrale voor eieren (Roermond, z.jr.) 77 pag. [GAR, Bibliotheek, AIS10885]. H. van Velthoven, ‘Coöperatieve Roermondsche Eiermijn. Naar aanleiding van een gedenkboek’, in: Tijdschrift voor Economische Geografie, jg. 20 (Den Haag 1929) nr. 12, 451-456 [GAR, Bibliotheek, AIS10930]. Kees Verbeek, Op goede grond. Klooster, school, landbouwhuis, ondernemersplein. Uitgave LLTB (2012). Joh. de Vries, De Coöperatieve Raiffeisen- en Boerenleenbanken in Nederland 1948-1973, van exponent tot component (Amsterdam, Wormerveer 1973). Henk Wenteler, Melicks Oud-Nieuws-Blad, nr. 8 (1925-1927), nr. 10 (1931-1933), nr. 11 (1934-1936), nr. 12 (1937-1939), nr. 13 (1940-1945), nr. 15 (1946-1948), nr. 17 (1952-1954).

Archieven Helaas kon geen gebruik worden gemaakt van het archief van de LLTB. Dit archief was recent gedeponeerd in het RHCL en zou er in de jaren 2012-2014 geïnventariseerd worden.

Gemeentearchief Roermond (GAR) Afdeling IV, inv. nr. 4121, Coöperatieve Roermondse Eiermijn G.A., 59, jaren 1904-1965 (1979). Nr. 5035 Archief van mr. R.G.A. Höppener (1903-1982), inv. nr. 55 Stukken als Voorzitter van de RvT van Coöperaties ‘MiddenLimburg’ en ‘De Maasvallei’, 1968-1972. Dienst gemeentewerken, inv. nr. 222 Radioactieve stoffenbesluit, 1969-1976: o.a. de Coöp. Zuivelvereniging "Zuid Nederlandse Zuivelbond G.A.”

155


Documentatieverzameling (DV): inv. nr. K269, Reglement van verzekeringsmaatschappij "De Eendracht", 1860. inv. nr. K264 Jaarverslagen Coöperatieve Roermondse Eiermijn, jaren 1918, 1932, 1954. inv. nrs. K266 en K267, Jaarverslagen Coöperatieve Zuivelfabriek Sint-Christoffel, jaarverslagen met foto’s en dergelijke. Collectie Briefhoofden: Coöperatieve Roermondsche Eiermijn G.A. (V.P.N.), 1913, 1916, 1923, 1929, 1933, 1938, 1939, 1941, 1958 en z.d. Coöperatieve Zuivelfabriek St. Christoffel G.A., 1914, 1927, 1934, 1939 en z.d. Coöperatie Het Centrum, 1923, 1925 en 1934 en z.d. Archief der gemeente Vlodrop, inv. nr. 569 [zie ook inventaris pag. 80, inv. nr. 2184]: Notulen van het Landbouwcasino. Datering 1875-1879 klopt niet, heeft betrekking op gemeentelijke stukken. Casino (1872-1873). Archieven der gemeente Posterholt, inv. nrs. 1343 en 1424. Archief der gemeente Swalmen, inv. nrs. 361, 988-989, 1000-1002, 1022, 1621, 1772 2348-2349, 2398-2399, 2561, 2647-2651, 2843, 2851-2854, 2983, 3192, 3194, 3198 en 3201. Archief der gemeente Melick en Herkenbosch, inv. nrs. 1493, 1494, 1459 en 1567. Bibliotheek.

Krantencollectie

De Volksvriend De Nieuwe Koerier Nieuwsblad van Roermond Maas- & Roerbode De Nieuwe Koerier / Maas- & Roerbode De Roermondenaar

156

COOP-kracht

Reg ionaal Historisch Centrum Limburg 19.19 Handel e.a.; 19.1.19.1 EAN_0968 Coöperatie Limburg te Hoensbroek, waarin gedeponeerd: (a) RK Coöperatieve Gerbruikersvereniging De Werkman UA te Herten (b) Coöperatieve Verbruikersvereniging Roermond UA te Roermond (c) Coöperatie De Welvaart te Roermond (1910-1986). 07.Z02-2 Lijst van Inschrijvingen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Midden-Limburg te Roermond van opgeheven bedrijven 1921-1968. Diverse inv. nrs., diverse dossiernummers.

Collectie Streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak, Met dank aan Har Rutten. Bijvoegsel Staatscourant d.d. 03.06.1949 Coöperatieve Werktuigenvereniging Ohé en Laak

Koninklijke Bibliotheek Krantencollectie De Limburger Koerier

Geraadpleegde personen ‘Bie Tiel’ (’t Reutje), Pierre Coenen (Montfort), mw. Geraedts (Linne), P. Goldsmits (Heemkundevereniging Roerstreek), Annemie Grosveld-Penders (AB Werkt), Jan Heemels (Herkenbosch), mr. Marcel Richter (Linne), Har Rutten (Streekmuseum Stevensweert/Ohé en Laak), Frans Schreurs (Heemkundevereniging Echter Landj), Henri Smeets (Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal), G.J.A. van Sprakelaar (SAWIN, Coöperatie ‘Midden-Limburg’ ua, secretaris-zaakvoerder), mr. Jèn Steijvers (LLTB, directiesecretaris), Wim Vleeshouwers (CZ, secretaris Raad van Bestuur), Henk Wenteler (Melick), ing. Peter Wulms (Coöperatie Boerenbond Helden e.o.).


Literatuur en bronnen

Websites

Af kortingen

http://mens-en-samenleving.infonu.nl http://social.un.org/coopsyear nl.wikipedia.org; www.boerenbondagro.nl www.boerenbondsmuseum.nl www.cooperatie.nl www.epddag.nl/2009/ppt/sliedrecht2.pdf www.jaarvandecooperatie.nl/view.php?Pagina_Id=14 www.kepelsemeule.site11.com www.kvk.nl/ondernemen/rechtsvormen http://www.molennet.nl/Geschiedenis%20Kepelse%20Meule.pdf www.ovmdeveenhoop.nl www.parlement.com www.plasbossinadeadvocaten.nl www.vlietlandziekenhuis.nl/index. php?page=cooeperatie-in-oprichting www.windunie.nl www.zuivelhistorienederland.nl/roermond-knipsels-01.html

CAV CCB Covelt Covas Coveco CRE CRV CVV CZNZ LLTB Rabobank Roveco RvT VGV VVV ZNZ ZON

(coöperaties)

Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. Coöperatieve vereniging voor de verwerking van land- en tuinbouwproducten Coöperatieve Vereniging voor de Afzet van Suikerbieten Coöperatieve Vereniging voor veeafzet en vleesverwerking Coöperatieve Roermondse Eiermijn Coöperatieve Roermondse Fruit-, Groenten en Aardappelveiling Coöperatieve (Venlose) Veilingvereniging Coöperatieve Zuid-Nederlandse Zuivelbond Limburgse Land- en Tuinbouwbond Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank w.a. Roermond Venlo Combinatie Raad van Toezicht Venlose Groenteveiling Venlose Veilingvereniging Zuid-Nederlandse Zuivelbond (tot 1948: toen CZNZ) Coöperatieve veiling Zuid-Oost Nederland (Grubbenvorst)

Af kortingen (archief en literatuur) DRL GAR HVR M&R NKO NVR RHCL RMR Roerstreek SvR VOV

Documentatiecollectie Ruud Lamboo, Roermond Gemeentearchief Roermond Heemkundevereniging Roerstreek Maas- en Roerbode Nieuwe Koerier Nieuwsblad van Roermond Regionaal Historisch Centrum Limburg, Maastricht De Roermondenaar Roerstreek, Jaarboek Heemkundevereniging Roerstreek Spiegel van Roermond. Jaarboek voor Roermond, een uitgave van de Stichting Rura De Volksvriend

157




Samenwerking is zo oud als de mensheid. Krachten, kennis en middelen werden gebundeld om dingen te veranderen. Uitgangspunt was altijd een gezamenlijk belang. Mensen kregen het inzicht dat samenwerken meer bracht dan in je eentje doorploeteren. De vereniging van mensen in coรถperaties begon in de tweede helft van de achttiende eeuw en duurt nog steeds voort. In dit VN Jaar van de Coรถperatie vond de Coรถperatieve Rabobank RoermondEcht het passend historisch onderzoek te laten doen naar het ontstaan en de ontwikkeling van de regionale coรถperaties. Om te leren van het verleden, maar vooral ter inspiratie voor de toekomst.

Dit boek is een uitgave van Rabobank Roermond-Echt


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.