2 minute read

R. PARMENTIER. Krijgsgevangen in het Franse Rennes

wel degelijk waren. Ik herinner me nog zeer goed dat die man een zekere Piette bij zich riep. Het ging om een Brusselaar met een Franse naam, een echt Ketje, die vloeiend Nederlands sprak en na de ondervraging natuurlijk als Vlaming erkend werd. Het vertrek van de Walen en het onderzoek door die burger gaf ons, Vlamingen, nieuwe hoop.

Langs het kamp was een straat en aan de overzijde van die straat stond een kazerne waar rekruten van het Duitse leger opgeleid werden. Rond die kazerne was een batterij luchtafweer opgesteld. Al van begin juni 1940 was er 's nachts regelmatig luchtalam'l. Rond middernacht werden we gewekt door de sirene in het dorp. Korte tijd daarna hoorden we hoog in de lucht het geronk van een eenzaam vliegtuig. En dan begon de batterij te vuren. Boven ons kamp was het een hels lawaai van ontploffende granaten. Het was ons gevangenen verboden gedurende het alarm de barakken te verlaten.

Advertisement

Iedere barak had een Duitse Barackeführer. Die van ons was een Feldwebel, oudstrijder van 14-18. Het was een fanatieke militair, zeer streng tegenover de gevangenen, maar kruiperig onderdanig tegenover zijn meerderen en tot in de toppen van zijn tenen Engeland-hater. Onder de gevangenen waren natuurlijk alle beroepen vertegenwoordigd, ook steenhouwers. Op de Luneburgerheide vindt men reuzegrote keien. Op zekere dag liet onze Barackeführer zo'n grote kei in het kamp brengen. Een steenhouwer moest er de volgende tekst op aanbrengen: "Gott strafe England" . Daarna werd dit 'monument' vóór onze barak geplaatst en daarrond een mooi bloemperkje aangelegd.

En zo werd het midden augustus. Op 20 augustus 1940 werd verzameling geblazen voor alle overgebleven Vlamingen van nummer 20 tot 25.000. Daar kregen we onze Entlassungsschein. Op woensdag 21 augustus werd de kamppoort voor ons geopend en mochten honderden Vlamingen naar hun heimat terugkeren. Veel Waalse gevangenen stonden op dat moment toe te kijken. Wat er in het gemoed van die mannen omging, konden we best raden. Ook op hen waren vaders en moeders, vrouwen en kinderen aan het wachten. Ze moesten echter blijven omdat ze van een ander 'ras' waren. De Vlamingen werden niet uit menselijkheid vrijgelaten, maar om een zuiver politieke reden. Wat kunnen mensen soms wreed zijn voor elkaar ...

Op 21 augustus 1940, 's avonds laat, was ik terug bij vader, moeder en familie. Een vreselijke periode in mijn leven was afgesloten.

KRIJGSGEVANGEN IN HET FRANSE RENNES

Roger Parmentier

Roger Parmentier schreef n. a. v. deze brochure een relaas van een vijftiental bladzijden. We kunnen er maar enkele passages uit citeren (n. v.d.r.).

Vanuit het zuiden van Frankrijk - o.a. Limoges, Toulouse, Carcasonne - kwamen we uiteindelijk in Bretagne aan. We lagen een tijd we in het Franse dorpje Guillac, een achttal kilometer van Ploermel gelegen. De eerste nacht sliepen we in het schooltje. De tweede nacht vonden we slaping op de hooizolder van een landbouwer. We bleven er maar één nacht logeren, want de beestjes die er zaten begonnen zich al op ons lichaam te vermenigvuldigen. Dan zijn we maar gaan slapen in open lucht, onder een afdak waar het vee bij slecht weer beschutting zoekt. Iedere dag moesten we ons melden op het pleintje voor de kerk. Het was hier dat we

This article is from: