Vbkm001 lr

Page 1

Handen heb je om te geven

eerste communieboek van Sofie Noordman



Dit Dit boek boek isis van... van... Dit boek is van... Dit boek is van...

naam naam

ik kreeg hethet vanvan ik kreeg naam

datum eerste communie datum eerste communie naam ik kreeg het van ik kreeg het van datum eerste communie datum eerste communie

Sofie Noordman Papa en Mama 26 april 2015

Lieve Sofie, Gefeliciteerd met je eerste communie. Veel plezier met dit boek. Liefs, papa en mama

plak plak hierhier eeneen fotofoto vanvan jezelf jezelf of van of van jouw jouw communiegroep communiegroep plak hier een foto van jezelf of van jouw communiegroep plak hier een foto van jezelf of van jouw communiegroep


Een uitgave van Uitgeverij Kok in samenwerking met Personalgifts.nl Persoonlijke uitgave voor Sofie Noordman Oorspronkelijke uitgave © 2006 Gooi en Sticht – Kampen Omslagontwerp, illustraties en vormgeving: Irene Goede bno Het lied ‘Handen heb je om te geven’ (tekst Henk Jongerius) werd overgenomen met toestemming van de Katholieke Bijbelstichting te ’s-Hertogenbosch. © 2015 Uitgeverij Kok, Utrecht www.kok.nl Bestellen: www.personalgifts.nl Druk: Arsprintmedia, Roermond Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van fotokopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Staatsblad 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Staatsblad 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelten uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich te wenden tot de uitgever.


Handen heb je om te geven

eerste communieboek van Sofie Noordman mijn eerste communieboek

samenstelling Cor Adema en Hans Schoorlemmer illustraties Irene Goede

U itge ve r ij g o o i

en

S tic h t – K am pen


1 Handen 4

Een groot geschenk Eens was Jezus met zijn leerlingen op het tempelplein. Ze zaten vlak tegenover de offerkist. De mensen die erlangs kwamen, konden geld in die kist gooien. Het geld werd gebruikt voor de tempel. De leerlingen zagen een man in een lange en dure mantel aankomen. Hij pakte een buidel onder zijn mantel vandaan en haalde daar een paar gouden munten uit. De leerlingen keken elkaar aan: wat gaf die man veel aan de tempel! Er kwam nog iemand langs, een man met een paard. Hij stopte en haalde uit een leren tas twee grote munten. Ze glommen in de zon. De leerlingen zagen dat het zilver was. Even was het rustig. Toen kwam er een vrouwtje aanschuifelen. Door haar lange haren kon je haar gezicht niet zien. Onder haar rafelige jurk haalde ze een klein zakje te voorschijn. Ze pakte er twee centjes uit, gooide die in de kist en liep gauw weer door. De leerlingen moesten lachen. Ze dachten bij zichzelf: daar wordt de tempel ook niet rijker van! Jezus had het in de gaten. Hij zei: ‘Jullie denken zeker dat die man met dat paard en die met die lange mantel veel hebben gegeven. Mooi niet! Dat arme vrouwtje gaf het meest. Die andere twee gaven van hun rijkdom. Ze bulken zo van het geld dat ze het niet eens merken. De weduwe gaf van haar armoede. Ze gaf alles wat ze had. Meer kun je niet geven.’


Uit het dagboek van Marlies

zondag 15 september

Vanmiddag ben ik met mama naar oma geweest. Oma woont in een verzorgingstehuis. Dat is een bejaardenhuis voor oude mensen die in de war zijn. Mijn oma is alles vergeten, ook mijn naam. Ze zit maar op een stoel en zegt niets. Het is soms saai bij oma. Er is in dat huis wel een speelhoek met speelgoed, maar de hele tijd in je eentje spelen verveelt. Vandaag was het wel leuk. Ik heb oma eten gegeven. De zuster bracht vla en mama begon oma te voeren. ‘Mag ik ook eens?’, vroeg ik. Mama vond dat goed. Ik pakte een lepel vanillevla en ging met de lepel naar oma’s mond. Ze deed haar mond open en stak haar tong uit. Ik stak de lepel naar binnen. Aan oma’s ogen zag ik dat ze het lekker vond. Ik pakte gauw nog een lepel vla. Oma deed haar mond meteen weer open en hapte de vla naar binnen. Er liep een beetje vla langs haar kin. ‘Dat geeft niet’, zei mama, ‘dat vegen we straks wel af’.

9

9

a

n


10

Wat kunnen handen allemaal doen?


Handen heb je om te geven

tekst Henk Jongerius muziek Ton van Erp

2. Ogen heb je om te zoeken naar wat mensen nog ontbreekt en een hart om uit te zeggen wat een ander moed inspreekt.

4. Voeten heb je om te lopen naar een mens die eenzaam is en een hart om waar te maken dat geen mens een eiland is.

3. Schouders heb je om te dragen zorg en pijn van alleman en een hart om te aanvaarden wat een ander beter kan.

5. Oren heb je om te horen naar de mens die vrede is en een hart om te geloven in zijn God die liefde is.

11

7


2 Kaars 8

Een blinde bedelaar Op een dag was Jezus met zijn leerlingen in Jericho, een stad met witte huisjes en palmbomen. De mensen waren nieuwsgierig en kwamen naar buiten. Ze wilden Hem graag zien. Toen Jezus met een hele sleep achter zich aan bij de stadspoort kwam, zat daar een blinde bedelaar aan de kant van de weg. Bartimeüs heette hij. Hij zat daar altijd en iedereen kende hem. Bartimeüs begon te roepen: ‘Jezus! Kom! Zie je me niet?’ De mensen wisten niet wat ze hoorden. Hij was anders zo stil. Ze schrokken van zijn stem en sisten hem toe: ‘Stil toch, hou je mond! Weet je wel tegen wie je het hebt?’ Maar hoe ze ook snauwden, Bartimeüs liet zich niet op zijn kop zitten. Hij riep zelfs nog harder: ‘Jezus! Jij komt toch van de Allerhoogste? Heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan. Hij luisterde naar hem en zei: ‘Roep die man eens hier!’ Iedereen was verbaasd. Ze zeiden tegen de blinde bedelaar: ‘Hij heeft je gehoord. Heb goede moed. Sta op en ga naar Hem toe!’ Bartimeüs stond op. De mantel die hij altijd droeg, viel van zijn schouders. Met zijn handen vooruit liep hij naar Jezus. Jezus vroeg hem: ‘Wat wil je dat Ik voor je doe?’ Hij antwoordde: ‘Het licht zien, dat is mijn diepste wens!’ Jezus zei: ‘Omdat je groot vertrouwen hebt, ben je genezen!’ Bartimeüs opende zijn ogen. Hij zag het licht. De mensen van Jericho zagen hoe hij Jezus en zijn leerlingen achterna ging. De mantel liet hij liggen.


We zijn gedoopt

plak hier een doopfoto

Wij zijn gedoopt, heel lang geleden. Bij het stromend water is voor ons gebeden. Het water dat zuivert, het water geeft kracht, het heeft ons toen dichter bij Jezus gebracht. We kregen een kaars mee, een licht voor ons leven ten teken van Jezus, om warmte te geven. Het licht moet branden, al zijn wij nog klein, wij zijn op aarde om hemel te zijn.

9 13


1 10

Jezus lijkt op een kaars: • Hij geeft licht, lief en zacht. • Hij brandt op om anderen te laten stralen. • Hij is een licht in het donker. • Hij helpt je de weg vinden als je de weg kwijt bent.

Goede God, wij danken U voor het licht, voor de zon die opkomt als wij nog slapen, voor de maan en de sterren in de nacht, voor de lieve lach op het gezicht van een vriend of zomaar iemand op straat. Help ons om zelf een lichtje voor anderen te zijn. En als dat soms niet lukt, – als ons vuur is uitgegaan – steek het dan weer aan. Goede God, help ons te stralen. Amen.


Allerlei vormen van licht, ken je er nog meer?


3 Brood 12

Onverwacht bezoek Op een dag vertelde Jezus het volgende verhaal aan zijn leerlingen. Stel, jullie hebben een vriend. Midden in de nacht, als iedereen slaapt, ga je naar hem toe. Je klopt bij hem aan de deur en roept: ‘Vriend, kun je mij drie broden lenen? Ik heb onverwachts bezoek gekregen en ik heb niets in huis!’ Wat zou die vriend doen? Zou die vriend uit zijn raam roepen: ‘Ben je gek geworden? De deur is op slot en wij liggen allang in bed!’ Nee, ik geloof niet dat jullie vriend zo zou doen. Hij zal opstaan en je brood geven. En ook als hij geen goede vriend is, zal hij toch opstaan omdat je bij hem aanklopt. Begrijpen jullie het verhaal? Zó is God, onze Vader in de hemel nu ook. Bid maar gerust tot Hem, vraag maar en Hij zal je geven. Zoek Hem maar, je zult Hem vinden. Klop maar bij Hem aan en Hij zal de deur voor je opendoen. God, onze Vader, hoort ons gebed. Hem kun je altijd wakker maken. Bij Hem kun je altijd op de deur kloppen en Hij doet altijd open.


Het gesprek van de broodjes

Puntbroodje Ik ben een puntbroodje. Ik lig op tafel als de mensen feestvieren. Ik ben een echt zondagskind. Als de mensen mij zien, dan zijn ze blij. Nee, door de week zien ze me niet. Dan heb ik vrijaf. Dan is er geen feest. Ik ben een feestbroodje. En dat vind ik prima. Volkorenbrood Ik zorg voor het dagelijks brood op tafel. Als ik er niet zou zijn, zouden de mensen alle dagen honger hebben. Ze zouden niet kunnen werken. Als de kinderen mij niet zouden eten, dan zouden ze niet sterk worden en niet kunnen spelen. Ja, mij heeft iedereen heel hard nodig. En dat vind ik prima. Krentenbol: Kijk toch eens hoe mooi ik ben. Ik heb een glanzende huid. En ik heb méér dan jullie allemaal. Ik ben brood én krenten tegelijk. Mij vinden de mensen het lekkerst. Dat vind ik prima. Stokbrood: Maar een brood als ik, is heel bijzonder. Ik ben lang en slank. Jullie zijn dik en rond. Nee, ik ben geen echt Nederlands brood. Ik kom uit een vreemd land. De Nederlandse mensen eten mij op vakantie. Ze kopen mij als het echt feest is. En dat vind ik prima. Wittebrood: Soms zeggen de mensen dat er in mij helemaal niets zit. Ze zeggen dat ze van mij weer snel honger krijgen. Maar toch heb ik heel veel vrienden. Ze laten me niet op de plank liggen. En dat vind ik prima.

1713


14

Puntbroodje Ik vind dat jullie maar een beetje zitten te kletsen. Moet je horen: ik ben het lekkerst, en van mij worden ze sterk. Belachelijk gewoon. Jij krentenbol, je bent zo lelijk als de nacht met al je krentenbobbels. En jij volkorenbrood, jij ziet er maar vies uit met je vieze pitjeshuid. En jij stokbrood, lange pier. Je past niet eens in een normale broodtrommel. Blijf jij maar lekker in het buitenland. Je hoort hier niet thuis. ’s Zondags maak ik de dienst uit op tafel. Verteller Alle broden werden erg boos over die verwaande kletspraat van het puntbroodje. Maar er was nog iemand die iets wilde zeggen. Matze Ik ben het brood van het joodse volk. Ik ben niet mooi. Kijk maar: ik ben plat, droog en dun. De joden hebben mij gemaakt voor onderweg. Toen ze moesten vluchten uit Egypte. Er zit in mij geen gist. Ik heb niet zulke gistbuikjes als jullie. Daardoor bederf ik niet. Ik ben dun, dus kunnen de mensen van mij heel veel stukjes meenemen. Ik ben er altijd. Als de mensen mij nodig hebben, dan ben ik er. Kijk maar eens in jullie kerk. Daar ben ik ook. Het is toch niet belangrijk of je mooi, lang of lekker bent? Je moet er gewoon zijn als mensen je nodig hebben. En het geeft niet hoe! Verteller Toen werd het heel stil tussen de broden. Vooral het puntbroodje schaamde zich een beetje. En de andere broden zeiden: wat zijn we toch een ijdeltuiten. We zijn broden, dat moeten we niet vergeten.


Onze Vader Onze Vader, die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd. Uw rijk kome. Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood, en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade.


Recept vriendschapsbrood om samen met je vader of moeder te maken

16 20

doorbspahcsdneirv tpeceR nekam et redeom fo redav ej tem nemas mo

Zelf starten ?doorbspahcsdneirv nee si taW 02 Wat is een vriendschapsbrood? net rats fleZ rekius m argje0gedu01 • •d100 Vriendschapsbrood is een gistdeeg wat -u eg egram j taw gsuiker eedtsig nee si doorbspahcsdneirV reverzorgt. taw mrawOp lmdag 0529 • • 9250 rende tien dagen voedt en gadml pOwarm .tgrozwater rev ne tdeov negad neit edner arg 7porties. reevegn o( tdeel sig ebewerk jkaz 1 • •kr1ezakje verdeel je het )inmdrie Eén web legist ed n(ongeveer éE .seit rop7 egram) ird ni teh ej leedrev meolbdeel marggeef 522je• •e225 je verder en eet je op. Een tweede j feeggram leedbloem edeewt neE .po ej tee ne redrev ej aan een goede vriend. Van het laatste deel start t rats leed etstaal teh naV .dneirv edeog nee naa gLos am dde oosuiker rb teHop .doinoreen bspahalf h csd neirvvan ewuhet einwarme ej ej emjerajewnieuwe teh navvriendschapsbrood. ejpok flah nee ni poHet rekibrood us ed smag oL kopje of fwater. o laateStrooi m tem het nedgist rowerbij dreoen reglaat mo tdit ein10 tuminuten ulosba neabsoluut tunim 01niet tid tomgeroerd aal ne jibreworden tsig teh met ioormetaal tS .retaw laathet em warme ni nedrowater w draerbij aweben nebewaard jibre retaworden w emrain w metaal! teh nav tser ed reoR .naats staan. Roer de rest !van .si galseb dalg nee teh tadtot polK .meolb ed de bloem. Klop totdat het een glad beslag is. ilof citsalp tem fa deog tid keD Dek dit goed Hoe kom je aan.evriendschapsdeeg? ?gaf eemet dspaplastic hcsdnefolie. irv naa ej mok eoH tot rnatuurlijk uutarepmwachten et remak ptot o njeetvan su r iemand sella taaeen L Jeedkunt neLaat e dnaalles mei rusten nav ej top ot nkamertemperatuur ethcaw kjilruutan ttot nukdeeJ .gad je edkunt negloook v stukje vriendschapsdeeg krijgt, maar kovolgende o tnuk ej dag. raam ,tgjirk geedspahcsdneirv ejkuts zelf starten. .net rats flez ?nedrow deoveg geedspahcsdneirv liw eoH teZ .negrozrev deog geedspahcsdneirv teom eJ -mraw teh tad groz raam ,tsakleok ed ni tioon teh nak teh tadoz ,fa tein un geed teh keD .tgjirk et .lew gam neggel revore keodeeht nee ,nemeda tad groz sud ,neieorg laz geedspahcsdneirv teH nav tein eid laahcs emiu r nee ni t raaweb teh ej .si laatem -erkeg geedspahcsdneirv ej beh gaadnaV 1 gad njiz naa nennew liw geed teH .tkaameg fo neg roov netsu rtiu ejteeb nee ne gnivegmo ewuein .neieorg taag teh

Hoe wil vriendschapsdeeg gevoed worden? Je moet vriendschapsdeeg goed verzorgen. Zet het nooit in de koelkast, maar zorg dat het warmte krijgt. Dek het deeg nu niet af, zodat het kan ademen, een theedoek erover leggen mag wel. Het vriendschapsdeeg zal groeien, dus zorg dat je het bewaart in een ruime schaal die niet van metaal is.

dag 1 Vandaag heb je vriendschapsdeeg gekregen of gemaakt. Het deeg wil wennen aan zijn nieuwe omgeving en een beetje uitrusten voor het gaat groeien.


doorbspahcsdneirv tpeceR nekam et redeom fo redav ej tem nemas mo

dag 2 Roer het deeg goed door,ngebruik et rats hierfleZ Nu is het moment ?doaangebroken orbspahcsdnwaarop eirv neehet si taW 021721 voor een houten lepel. Vriendschapsdeeg rekius marg 0houdt 01 • -vriendschapsdeeg udeg ej taw geedtszich ig negaat e si dvoortplanten. oorbspahcsdneirV niet van metaal. Verdeel retaw mraw lm 052 • 9 gad phet O .tdeeg grozrover ev nedrie tdebakjes. ov negad neit edner Eén bakje )mdeeg arg 7een reevpaar egnokeer ( tsigper ejkdag az 1goed • krew eb legeef ed néjeEaan .seiteen ropvriend(in) eird ni teh of ej familieleedrev dag 3 Roer het lid. meolbfijn. mar g 522 • ej fEen eeg tweede leed edebakje ewt nwordt eE .pojeejvolgende tee ne redvriendrev ej door, dat vindt vriendschapsdeeg tschapsdeeg. rats leed etstaal teh naV .dneirv edeog nee naa dag 4 Het vriendschapsdeeg heeft honger geom gHet am dlaatste oorb tebakje H .dogebruik orbspahje csd nedoor irv ewteuegaan in ej ej em raw tehGeef nav het ejpodaarom k flah nhet ee nvolgende i po rekiute s eeten: d soL kregen. fnaar o laadag tem 10. tem nedrow dreoregmo tein tuulosba ne•tu250 nimml 01 melk tid taal ne jibre tsig teh ioortS .retaw !laatem ni nedrow draaweb ne•ji125 bre rgram etaw bloem emraw teh nav tser ed reoR .naats .si gagram lseb dsuiker alg nee teh tadtot polK .meolb ed • 200 dag 10 Vandaag heeft het vriendschapsdeeg een .eivriendschapsdeeg lof citsalp tem fa deen eog paar tid keD ?geeen dspdaarom ahcsdneverwen irv naa je ej het mok eoH enorme honger dag 5 Roer het ed tper ot rudag utagoed repmedoor, t remdaar ak pohoudt netsu het r selvan. la taaL nemet e dneen amefeestmaal! i nav ej tot nethcaw kjilruutan tnuk eJ keer .gaeen d edpaar neglov ko•o 150 tnukml ej olie raam ,tgjirk geedspahcsdneirv ejkuts dag 6 Roer het vriendschapsdeeg .net rats flez • 250 gram bloem keer per dag goed door, dat vindt het fijn. • 2 eieren dag 7 Roer het vriendschapsdeeg een paar keer nedgoed row ddoor, eoveghier geewordt dspahchet sdnluchtig eirv liwvan. eoH • 2 theelepels bakpoeder per ?dag tdag eZ .n8egRoer rozrehet v dedeeg og geeen edsppaar ahcskeer dneiper rv tedag om goed eJ • 1 appel in stukjes -mdoor. raw teVriendschapsdeeg h tad groz raam ,tswordt akleokgraag ed ni vertroeteld. tioon teh • 200 gram suiker ndag ak te9h tHet adodeeg z ,fa theeft ein unweer geedhonger teh keD gjirhet k et • 200 gram noten en/of rozijnen en.twil .lew gam eten: neggel revore keodeeht nee ,nemeda • 2 theelepels kaneel volgende t• ad250 grozml sumelk d ,neieorg laz geedspahcsdneirv teH • 1 theelepel zout na125 v teigram n eid lbloem aahcs emiu r nee ni t raaweb teh ej Meng het vriendschapsdeeg nog eens goed door • .si laatem elkaar. Vet een bakblik in en bestrooi dat met sui• 200 gram suiker ker, vul het bakblik met deeg. Verwarm de oven voor op 170˚ C en bak het vriendschapsbrood in -erkeg geedspahcsdneirv ej beh gaadnaV 1 gad ongeveer 1 uur en 15 minuten gaar. njiz naa nennew liw geed teH .tkaameg fo neg roov netsu rtiu ejteeb nee ne gnivegmo ewuein Eet smakelijk! .neieorg taag teh


22


23


4 Breken en delen 20

Een jongen met brood en vis Op een dag kwamen de leerlingen bij Jezus. Hij zag hoe moe ze waren. Hij zei: ‘Kom maar mee. Ik weet een mooie plek. Aan de andere kant van het meer is een heuvel met groen gras. We kunnen er alleen zijn en uitrusten!’ Ze namen een boot en vertrokken. De leerlingen waren blij: eindelijk heerlijk alleen met Jezus. Maar wat gebeurde er? Een grote groep mensen had gezien dat Jezus en zijn leerlingen de boot namen. Op een holletje liepen ze om het meer heen, zodat ze nog eerder aan de overkant waren dan Jezus en zijn leerlingen. Toen Jezus uit de boot stapte, zag Hij al die mensen. Hij kreeg met ze te doen en stuurde hen niet weg. Hij zei: ‘Ga maar in het gras zitten, dan vertel Ik jullie verhalen!’ De mensen vonden het zo heerlijk daar op die weide, dat ze de tijd vergaten. Daarom gingen de leerlingen naar Jezus en zeiden: ‘Het wordt al donker en niemand heeft nog iets gegeten. Je moet die mensen naar de dorpen in de buurt sturen, daar kunnen ze eten kopen!’ Maar Jezus zei: ‘Geven jullie hun maar te eten!’


De leerlingen keken hoeveel geld ze bij zich hadden. Ze hadden maar een paar munten bij zich. Het was veel te weinig om voor al die mensen brood te kopen. Toen zei Jezus: ‘Ga eens rond en vraag de mensen of ze hun brood willen delen?’ De leerlingen gingen rond. Iedereen schudde zijn hoofd. Niemand had wat bij zich, behalve een jongen van een jaar of zeven. Zijn moeder had hem die morgen de straat op gestuurd. Ze had gezegd: ‘Ik kan je vandaag niet gebruiken! Ik heb het veel te druk. Hier heb je vijf broden en twee visjes. Dat is genoeg voor de hele dag!’ Toen hij op straat al die mensen zag lopen, was hij ze achterna gegaan. ‘Vast iets te beleven’, dacht hij. Door die mooie verhalen van Jezus was de jongen zijn broden en visjes helemaal vergeten. Toen de leerlingen om eten vroegen, herinnerde hij zich de broden en de vissen in zijn tas. Hij gaf ze aan de leerlingen en zij brachten het naar Jezus. Jezus was er blij mee. Hij keek alsof Hij een groot geschenk ontving. Jezus nam de vijf broden en de twee vissen. Hij keek naar de hemel en zegende ze. Toen brak Hij de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om uit te delen. Ook de vissen deelde Hij in stukken om ze rond te delen. Iedereen at zijn buik vol. Er bleven nog twaalf manden met brokken over en ook nog een flinke portie vis.

25

21


Broodpuzzel Broodpuzzel

62

lezzupdoorB

Je hebt hier een aantal grote matzes voor nodig. Je hebt hier een aantalwe grote matzes voor nodig. .gidocommuniebrood. n roov seztam etorg latnaa nee reih tbeh eJ In de kerk krijgen meestal allemaal een eigen stukje In deToen kerkJezus krijgen meestal allemaal .docommunie orbeieen numeigen mgaf, oc egebruikte stukje jkuts ncommuniebrood. egiHij e neéén e lastuk amelbrood. la latseem ew negjirk krek ed nI zijnwe leerlingen de ToenIeder Jezuskreeg zijn leerlingen .ddat ooréne b kubrood. tsgaf, néégebruikte jHij iH ezei tkiu rHij begéén ,fa‘Als gstuk eiwe nubrood. m moc ed negnilreel njiz suzeJ neoT een stukje de vancommunie daarbij: samen kreeg van dat éne nebrood. msamen as ewHij slAzei ‘ :Als jidaarbij: brawe adsamen iez‘Als jiHwe .dosamen ovan rb enhet é taene d n a v e j k u ts n e e g e er k r e d e I eten vaneen hetstukje ene brood, zijn we één. eten 26Ieder van hetzijn enewe brood, zijn we e n samen e t e h n a één. v n e Als t e n we e m samen a s e w s eten l A . n é van é n e het m a ene s e w njiz ,doorb ene teh nav nete 26 etenbrood, broers en zussen van elkaar, kinderen van één Vader.’ brood, zijnkerk we zijn broers zussenmet vanzoveel ’.elkaar, redaVmensen, nkinderen éé nav dat nevan rewe dnéén ik ,rVader.’ aiedereen akle nav neen essuz ne sreorb ew njiz ,doorb In de ween meestal voor In deeigen kerkstukje zijn wehebben. meestalToch met zou zoveel neehet nemensen, emooi redeizijn rodat oals v ewe w asamen d ,niedereen esnvan em één leeeen vobrood z tem latseem ew njiz krek ed nI wetvoor eigen stukjeeten. hebben. zouzien het doomooi rb nJezus ézijn é naals vbedoelt, newe masamen s emaken w slvan a nwe jiéén z imet oobrood melkaar teh uoz hcoT .nebbeh ejkuts negie zouden OmToch te laten wat zouden Om te laten zien wat raaJezus kle tebedoelt, m ew nemaken kam ,tlewe odmet eb suelkaar zeJ taw neiz netal et mO .nete neduoz een eten. broodpuzzel. een broodpuzzel. .lezzupdoorb nee • Ga in groepjes om één grote matze zitten. • Ga• in groepjes ééningrote matze zitten. Verdeel de om matze zoveel stukken als • Verdeel de matze in zoveel stukken als er kinderen zijn. er•kinderen zijn.een stukje in zijn hand, Ieder krijgt • Ieder krijgt een in zijn hand, maar begintstukje nog niet te eten. maar begint nogprobeert niet te eten. • Elk groepje de stukjes weer • Elk groepje probeert de stukjes aan elkaar te leggen, zodat weer de matze aan weer elkaaréén te leggen, zodat de matze wordt. weer één wordt. • Als de broodpuzzel is gelegd, pakken • Als de is gelegd, pakken webroodpuzzel ons eigen stukje en eten het op we ons eigen stukje en eten het op als broertjes en zusjes van elkaar. als broertjes en zusjes levan zzuelkaar. pdoorB

.gidon roov seztam etorg latnaa nee reih tbeh eJ ts negie nee laamella latseem ew negjirk krek ed nI u rbeg ,fag einummoc ed negnilreel njiz suzeJ neoT d iez jiH .doorb ené tad nav ejkuts nee geerk redeI ew slA .néé nemas ew njiz ,doorb ene teh nav nete erednik ,raakle nav nessuz ne sreorb ew njiz ,doorb tad ,nesnem leevoz tem latseem ew njiz krek ed nI ew sla njiz ioom teh uoz hcoT .nebbeh ejkuts negie ,tleodeb suzeJ taw neiz netal et mO .nete neduoz .lezzupdoorb nee

62

.nettiz eztam etorg néé mo sejpeorg ni aG • sla nekkuts leevoz ni eztam ed leedreV • .njiz nerednik re ,dnah njiz ni ejkuts nee tgjirk redeI • .nete et tein gon tnigeb raam reew sejkuts ed t reeborp ejpeorg klE • eztam ed tadoz ,neggel et raakle naa .tdrow néé reew nekkap ,dgeleg si lezzupdoorb ed slA • po teh nete ne ejkuts negie sno ew .raakle nav sejsuz ne sejt reorb sla

62

2


Het verhaal van Sjonnie

John heette hij eigenlijk, maar iedereen noemde hem Sjonnie. Sjonnie was een beetje sloom. Als hij op school een beurt kreeg, begonnen alle kinderen te zuchten. Heel lang moest hij over alles nadenken. Met de gymles werd hij altijd als laatste gekozen. Sjonnie woonde in een huis met een groene voordeur. Er hingen bloemetjesgordijnen voor de ramen. Zijn vader was melkboer, een vrolijke man die met een rijdende winkel door de smalle straten manoeuvreerde. Kinderen deden graag boodschappen bij hem. Hij maakte altijd een grapje en gaf snoepjes. Op een mooie lentemorgen was Sjonnie niet op school. Toen iedereen zat, vroeg meester Marcel de aandacht. ‘Jongens en meisjes, ik moet jullie iets vertellen!’ Aan de manier van praten hoorden de kinderen al dat er iets aan de hand was. ‘John Hilgenkamp is vandaag niet op school en zal waarschijnlijk ook niet terugkomen. Jullie hebben wel gemerkt dat bij John alles een beetje langzamer gaat. De dokter heeft nu ontdekt waardoor dat komt. John heeft een soort spierziekte. Het is een kwaal die hij al van zijn geboorte af heeft en die waarschijnlijk niet te genezen is. Het is een rotbericht, maar jullie moeten het toch weten. Wie wil er iets zeggen?’

Het bleef stil. Het leek wel of er een zware steen op ieders hart was gevallen. Niemand zei iets, maar iedereen dacht wel iets; dat Sjonnie misschien dood ging; dat hij er dan niet meer was; dat ze hem hadden gepest; dat ze zo moesten zuchten als hij zo traag met zijn krijtje over het bord ging. Gelukkig zei Meester Marcel zelf iets: ‘Ik vind het ook rot... dat hij niet meer bij ons is... maar ook dat we soms zo stom deden! Ik probeerde het voor jullie te verbergen, maar ik vond het ook wel eens moeilijk met Sjonnie. Ik moest soms ook zuchten. Maar wie kon weten dat dit aan de hand was? Niemand wist het: Sjonnie niet, zijn ouders niet, zelfs de dokter niet!’ Een paar kinderen begonnen te snikken. Anderen vertelden dat ze het gemeen vonden; dat het zo zielig was; dat ze ook iemand kenden die zo’n ziekte had. Ze praatten nog een hele tijd samen. Pas het laatste kwartiertje voor de pauze gingen ze rekenen. ‘Om nog even wat anders te doen’, zei meester Marcel. Hoe is het verhaal van Sjonnie verder gegaan? Zoals de dokter voorspeld had, werd Sjonnie steeds zieker. Al gauw kon hij niet meer lopen. Op een gegeven moment kon hij niet meer praten. Hij maakte wel geluiden die bijna niet te verstaan waren. Een beetje knikken van ja en

23 27


28 nee. Na een jaar kon hij ook niet meer eten en 24 drinken. 28 nee. Na Het een jaar ookPasen niet meer eten en was kon vlakhij voor dat Sjonnie drinken. Het was vlak voor Pasendeur dat Sjonnie doodging, thuis achter de groene en de radoodging, thuis achter de groene deur en de ramen met bloemetjesgordijnen. men met bloemetjesgordijnen. Was dat het hele verhaal van Sjonnie? Nee. Er Was dat Er hoort noghet ietshele bij. verhaal Toen hijvan nietSjonnie? meer opNee. school hoort nog Toen hij niet meergaan op school kwam, zijn iets zijn bij. klasgenoten Sjonnie bezoekwam, zijn zijn klasgenoten Sjonnie gaan ken. Iedere woensdagmiddag een groepje.bezoeZe ken. Iedere woensdagmiddag een groepje. Ze namen iets mee, sinaasappelen, een reep chocola, namen iets mee, sinaasappelen, een reep chocola,

altijd wat. En ze begonnen hem aardig te vinden altijd wat. En met ze begonnen hem aardig tehij vinden en ze lachten elkaar. Iemand zei dat spijt en ze lachten met elkaar. Iemand zei dat hij spijt had om wat er ooit gebeurd was. ‘Het was niet had om watjjjul-lie er ooitk-k-kon-den gebeurd was. ‘Het was niet leuk, maar het toch ook niet leuk, maar jjjul-lieSjonnie. k-k-kon-den het toch we-ten’, stotterde Ze hielden hetook volniet dat we-ten’, stotterde Sjonnie. ZeOok hielden hetlaatst, vol dat rare stel van meester Marcel. op het rare stel van meester Marcel. Ook op het laatst, toen Sjonnie niet meer kon praten. Wat bij hem toen Sjonnie niet meer kon praten. bij hem zitten was alles wat ze konden doenWat en dat deden zitten was alles wat ze konden doen en dat deden ze ook. ze ook.


5 Wijn 29

Een bijzondere maaltijd Jezus had gemerkt dat de hogepriesters van de tempel plannen maakten om Hem gevangen te nemen. Vóór dat zou gebeuren, wilde Hij nog één keer met zijn leerlingen Pasen vieren. Niemand mocht het weten. Het feest moest geheim blijven. Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Ga naar de stad. Daar zul je een man tegenkomen met een kruik op zijn hoofd. Hij zal jullie door de stad leiden en naar de zaal brengen waar we Pasen kunnen vieren. Als jullie daar aankomen, maken jullie alles klaar. Ik kom later!’ De leerlingen gingen de stad in en vonden de man met de kruik op zijn hoofd. Ze liepen hem achterna. De tocht ging door kleine straten en smalle stegen. Opeens stopte hij. Hij wees met zijn vinger naar een huis met een trap. Daarna verdween hij. De leerlingen gingen de trap op. Boven stond de deur op een kier. Ze gingen binnen en kwamen in een zaal met lange tafel. Ze dekten de tafel met kaarsen en zetten het eten klaar, een gebraden lammetje, groenten met bittere kruiden, brood en wijn. Toen ze klaar waren, was het wachten op Jezus.

25


26

Jezus kwam, maar Hij ging niet aan tafel. Hij deed iets heel bijzonders. Hij trok zijn bovenkleed uit en deed deze als schort om zijn middel. Hij nam een kruik met water en knielde bij de leerlingen om hun voeten te wassen. Petrus begreep er niets van. Hij zei: ‘Meester, dat is geen werk voor U! Dat is werk voor een knecht!’ Jezus liet zich niet tegenhouden. Hij goot het water over Petrus’ voeten en zei: ‘Nu was Ik jullie voeten, maar als Ik er niet meer ben, moeten jullie bij elkaar de voeten wassen!’ Jezus waste alle leerlingen de voeten, ook die van Judas, de leerling die Jezus verraden zou. Toen Hij klaar was, trok Hij zijn bovenkleed weer aan en ging aan tafel. Ze aten van het lam en van de groenten met de bittere kruiden. Alles ging net zoals iedere Pasen tot de maaltijd bijna was afgelopen. Toen nam Jezus het brood in zijn handen. Hij keek omhoog naar zijn Vader in de hemel. Hij bad over het brood en zegende het. Hij hield het omhoog en zei: ‘Dit brood is mijn lichaam, mijn leven, voor jullie!’ Daarna nam Jezus de beker met wijn. Weer sloeg Hij zijn ogen op. Hij bad en zei: ‘Deze beker met wijn is mijn bloed, mijn leven voor jullie. Eet en drink, maar als Ik er niet meer ben, moeten jullie hiermee doorgaan. Als jullie het brood en de beker delen, ben Ik in jullie midden!’ De leerlingen waren stil. Ze aten en dronken. Het brood smaakt zo zacht en de wijn was zo zoet. Ze voelden hoeveel Jezus van hen hield.


GOED NIEUWS KRANT van een arm gezin. Mijn vader is overleden en mijn moeder is erg ziek. We hebben maar twee lira om eten te kopen. Omdat ik vandaag brood heb gevonden in een

vuilnisbak, kan ik jullie het geld van vandaag sturen. Het is eerlijk verdiend. Omdat ik ook nog een postzegel moest kopen, kan ik niet al het geld sturen, het spijt me.’

Bloemen voor de opa van Roos

Jongen gezocht Door onze correspondent ISTANBUL Het is als een sprookje, schrijven Turkse kranten. Een arme jongen uit Kütahya stuurt een envelop met één lira (zestig eurocent) naar de aardbevingsslachtoffers in Pakistan. Hij schrijft er een briefje bij. President Musharraf van Pakistan raakt zó ontroerd dat hij een zoektocht begint naar de jongen. ‘Aan het Pakistaanse volk’, schrijft de jongen. ‘Ik ben de zoon

Al vijfentwintig jaar is de opa van Roos bloeddonor. Twee keer per jaar gaat hij naar de bloedbank. Daar wordt een liter bloed bij hem afgetapt. Het bloed wordt bewaard voor mensen in het ziekenhuis die dat bloed nodig hebben. Roos’ opa

wist niet dat hij al vijfentwintig jaar dit mooie werk deed, maar haar oma wist het wel. Afgelopen woensdag stonden ze samen klaar toen opa uit het ziekenhuis stapte. Roos had voor opa een grote bos bloemen in haar handen.

31


De zeven raven

E

r was eens een vader. Hij had zeven zonen, maar nog altijd geen dochtertje. Op een dag kreeg hij hoop. Zijn vrouw was zwanger, en ja, na enige tijd werd een dochtertje geboren. Maar och... het meisje was zo klein en zwak. De vader stuurde één van zijn jongens naar de bron om doopwater te halen. De andere zes liepen ook mee. Ze kwamen bij de bron en wilden alle zes tegelijk met de kruik het water putten. Door het gedrang viel de kruik in het water. Daar stonden ze. Ze durfden niet naar huis. Thuis stond vader al op de uitkijk. Hij werd ongeduldig, waar bleven ze toch. Hij was bang dat het dochtertje ongedoopt zou sterven. ‘Die deugnieten zijn natuurlijk gaan spelen’, zei hij bij zichzelf. Hij werd zo boos dat hij uitriep: ‘Ik wou, ik wou dat die jongens raven werden!’ Hij had het nog niet gezegd, of hij hoorde een geruis boven zijn hoofd. Hij keek omhoog en zag zeven koolzwarte raven door de lucht zwieren. Aan de betovering was niets meer te doen. De ouders waren bedroefd over het verlies van hun jongens, maar er was één geluk: het dochtertje werd iedere dag sterker en mooier. Lange tijd wist het meisje niet dat ze zeven broertjes had, tot ze op een dag de mensen over haar hoorde

spreken: ‘Het is wel een mooi kind, maar ondertussen... door haar schuld zijn haar broers er niet meer!’ De ouders konden hun geheim niet langer bewaren. Ze vertelden er hun dochtertje wel bij dat zij geen schuld had. ‘Dat was de wil van de hemel geweest!’ Dat konden die vader en moeder wel zeggen, maar vanaf die dag had het meisje geen rust meer. Op een morgen trok ze de wijde wereld in om haar broers te zoeken en te bevrijden. Ze nam niets mee. Alleen een ring als herinnering aan haar ouders, een brood voor de honger, een kruikje water voor de dorst en een stoeltje voor de vermoeidheid. Ze liep en liep tot aan het einde van de wereld. Ze kwam bij de zon. Deze was te heet en at de kleine kinderen op. Ze liep naar de maan. Die was te koud en te boos. De maan zei: ‘Ik ruik, ik ruik, ik ruik mensenvlees!’ Ze maakte dat ze wegkwam en liep naar de sterren. Deze waren vriendelijk en zaten allemaal op een eigen stoeltje. De morgenster stond op, gaf haar een kippenpootje en zei: ‘Met dit pootje kun je de glazen berg openen. En in de glazen berg daar zijn je broers!’ Het meisje nam het beentje, verborg het in haar rokken en liep door tot ze aan de glazen berg kwam. Ze wilde het pootje uit haar rok halen,


maar tot haar grote schrik was het verdwenen. Wat nu? Ten einde raad nam ze een mes, sneed haar pink af en stak die in de poort van de glazen berg. De poort ging meteen open. Ze kwam een dwerg tegen. ‘Wat zoek je, mijn kind?’, vroeg hij. ‘Mijn broers, de zeven raven’, antwoordde ze. De dwerg sprak: ‘De heren raven zijn niet thuis, maar als je wachten wilt: kom gerust binnen!’ De dwerg diende het eten op voor de zeven raven op zeven bordjes en in zeven bekertjes. Van elk bordje at het zusje een broodje en uit elk bekertje nam ze een slokje. In het laatste bekertje liet ze de ring vallen. Ze wilde het pakken, maar op hetzelfde moment klonk er in de lucht een geruis van vleugelslagen. ‘Daar zijn ze, de raven’, zei de dwerg. Het meisje verstopte zich achter de deur. Daar kwamen de raven. Ze zochten hun bordjes en bekertjes en riepen de een na de ander: ‘Wie heeft er van mijn bordje gegeten? Wie heeft er uit mijn bekertje gedronken? Toen de zevende zijn bekertje leegdronk, rolde de ring bijna in zijn mond. Hij zag dat het de ring van zijn vader en moeder was en zei: ‘Goede God, wie weet is ons zusje hier geweest en kunnen we verlost worden?’ Zodra het meisje dat hoorde, kwam ze te voor-

schijn. Meteen kregen de raven hun mensengedaante terug. Ze vlogen elkaar om de hals en trokken dolgelukkig naar huis terug.

Naar een sprookje van Grimm

29 33


6 Op weg 30

Het verhaal gaat verder Petrus en de andere leerlingen waren somber. Jezus was gestorven en niet meer bij hen. Ze bleven steeds maar aan Hem denken. Ze hadden het zo goed gehad samen; waarom hadden ze Hem toch aan het kruis gehangen? Toen het avond werd, zei Petrus: ‘Weet je wat ik doe? Ik ga vissen. Ik word weer visser net als vroeger. Alles is nu voorbij, we moeten toch ergens van leven?’ ‘Wij gaan mee’, zeiden de andere leerlingen. Ze liepen naar het meer, pakten hun oude boot en voeren naar het midden van het water. De hele nacht visten ze, maar ze vingen niets. Toen het ochtend begon te worden, gaven ze het op. Met de lege netten achter zich aan peddelden ze terug naar de kant. Daar stond in de ochtendmist een man. Het was Jezus, maar ze herkenden Hem niet. Hij riep over het water: ‘Vrienden, hebben jullie iets voor me te eten?’


‘Nee’, riepen ze terug, ‘we hebben de hele nacht gevist, maar niets gevangen!’ ‘Probeer het nog eens’, zei de man, ‘maar gooi het net aan de andere kant van de boot in het water!’ Hij zei het op zo’n manier, dat ze Hem wel moesten vertrouwen. Ze wierpen het net uit en al gauw voelden ze dat het beet was. Het net raakte zo vol, dat ze het niet in de boot konden hijsen. Johannes, de leerling van wie Jezus veel had gehouden, kreeg in de gaten, wat er aan de hand was. Hij riep: ‘Die man daar op het strand, dat is Jezus!’ Toen Petrus Jezus ook herkende, trok hij zijn bovenkleed uit – hij stond daar in zijn ondergoed – en sprong met kleed en al het water in. De andere leerlingen volgden met de boot. Het zware net sleepten ze achter zich aan. Op het strand zagen ze een houtskool vuurtje branden. Er lag brood. Jezus vroeg hun: ‘Mag ik wat van de vis die jullie gevangen hebben?’ Petrus liep meteen terug naar de boot en sleurde met alle macht het net achter zich aan. Het net zat zo barstensvol met vis. Het was een wonder dat het net niet scheurde. Toen zei Jezus: ‘Kom bij me om te eten!’ De leerlingen kwamen dichterbij en gingen zitten. Iedereen wist: dit is Jezus; maar niemand durfde dat te zeggen. Ze durfden het ook niet te vragen. Jezus deed wat Hij altijd had gedaan. Hij nam het brood, brak het en deelde het met hen. Hij nam ook de vis en deelde ook die. In stilte aten ze. Ze voelden weer hoeveel Jezus van ze hield.

35

31


Heitje voor ejkarweitje tiewrak roov ejtieH raamgeld ,negaan arv shun reduouders o nuh n vragen, aa dlegmaar De kinderen van basisschool loohcssisab nav nerednik eD ,neodmoeten ejtiewrergens ak nee een snegkarweitje re neteomdoen, De Wingerd hebben deze week keew ezed nebbeh dregniW eD -nik lwaarvoor eeV .negjize rk d geld leg ekrijgen. z roovraVeel aw kineen Filippijnenweek. Ze horen neroh eZ .keewnenjippiliF nee ed nderen i nessehebben fl egel nlege ebbeflessen h neredin de 36 van alles over het leven van 63 nav nevel teh revo sella nav -niw buurt ed raaopgehaald n ne dlaahen egpnaar o trude ub winkinderen op de Filippijnen, hoe eoh ,nenjippiliF ed po nerednik taag kel dleg gebracht. eitats teHHet .thcstatiegeld arbeg lek gaat ze wonen in huizen op palen, ,nelap po neziuh ni nenow ez njippde iliFschool ed po op loode hcsFilippijnen. ed raan la kaav ez eoh ,nete ez eoh hoe ze eten, hoe ze vaak al .nenaar -om tadErewas jsiemook neeeen koomeisje saw rEdat mojong moet werken op het land. .dnal teh po nekrew teom gnoj raan del sawheeft eZ .ngestaan. aatseg tfZe eehwas led naar Er zijn ook Filippijnse meisjes sejsiem esnjippiliF koo njiz rE georvhaar eZ .buurvrouw naageg wuogegaan. rvruub rZe aahvroeg op school geweest. Ze waren neraw eZ .tseeweg loohcs po raah haar roov of ejtze ieween rak karweitje nee ez fo voor raah haar in klederdracht en hebben heel leeh nebbeh ne thcardredelk ni -et eimocht d ,wuodoen. rvruubDe eDbuurvrouw, .neod thcom die temooi voor de kinderen gedanst tsnadeg nerednik ed roov ioom .taw kenares lew tsiwwil ,neworden, drow liwwist serawel nek wat. op Filippijnse muziek. .keizum esnjippiliF po nee pZe o rzei: aam’Je nehoeft ella tfalleen eoh eJmaar ’ :iez eop Z een stoel j ki nte ekzitten. et naDDan .nettteken iz et le ikoje!’ ts -uoh dregniW eD nav nerednik eD De kinderen van De Wingerd hou- ’!e orue 00De 6 laWingerd un tfeehheeft dregnnu iWale600 D euro den ook een actie om geld in te et ni dleg mo eitca nee koo ned .raakle jib nee tdrow dleg tad teM .nelemaz zamelen. Met dat geld wordt een bij elkaar. school gebouwd. Ze mogen geen neeg negom eZ .dwuobeg loohcs nepmaK tiu netnacinummoc etsreE Eerste communicanten uit Kampen ed roov dredlihcseb strihs-t nebbeh hebben t-shirts beschilderd voor de -iahT ni siuhseew nee nav nerednik kinderen van een weeshuis in Thainetnacinummoc eid nav néE .dnal land. Eén van die communicanten edfleztad tiu tmok jiH .ninahK si is Khanin. Hij komt uit datzelfde redav esdnalredeN njiZ .siuhseew weeshuis. Zijn Nederlandse vader fjiv raad meh nebbeh redeom ne en moeder hebben hem daar vijf -ok eD .dlaahegpo nedeleg raaj jaar geleden opgehaald. De konjiz tem jih taag remoz ednem mende zomer gaat hij met zijn -eb po snee gon redeom ne redav vader en moeder nog eens op benav sejsiem ed ne snegnoj eD .keoz zoek. De jongens en de meisjes van -moc ed sneman jih nak siuhet teh het tehuis kan hij namens de comioom nee nepmaK tiu netnacinum municanten uit Kampen een mooi .neveg trihs-t t-shirt geven.

roov strihs-T dnaliahT

T-shirts voor Thailand

?nekotseg Heb newujeomzelfedook tiuwel nedeens nahsamen ed nermet ednaanderen tem nemdeashanden snee lewuit koodeflemouwen z ej beH gestoken?


Jullie zijn mijn handen Jullie zijn mijn handen

Als het oorlog is wordt er een heleboel kapotgemaakt en vernield. Dat gebeurde ook in een klein Frans in de van 1944. In het oude Als dorpje het oorlog is zomer wordt er een heleboel kapotgemaakt en vernield. gebeurdeVeel ookmensen in een klein dorpskerkje hing een Dat kruisbeeld. Fransvan dorpje de zomer van In het oude hielden datin kruisbeeld. Het1944. was lang geleden dorpskerkje hingkunstenaar een kruisbeeld. gemaakt door een die inVeel datmensen dorpje vanen datgewerkt. kruisbeeld. was langen geleden hadhielden gewoond DatHet kruisbeeld dat gemaakt door een kunstenaar die in dat dorpje kerkje waren niet weg te denken uit dat dorpje. hadde gewoond en gewerkt. envoordat Maar oorlog ging ook nietDat aankruisbeeld dat dorpje waren niet wegverwoestte te denken uit dorpje. bij.kerkje Een bombardement hetdat kerkje en Maar de oorlog ging ook niet aan dat dorpje vooreen hoop huizen daar omheen. Toen de mensen bij. Een bombardement verwoestte het kerkje en daarna puin gingen ruimen om alles weer op te een hoop huizen daar omheen. Toen de mensen bouwen, vond een soldaat het geliefde kruisdaarna puin gingen ruimen om alles weer op te beeld tussen de brokstukken. Het was vrijwel niet bouwen, vond een soldaat het geliefde kruisbeschadigd. Alleen Jezus’ handen waren afgebeeld tussen de brokstukken. Het was vrijwel niet broken. Dat vonden de mensen heel jammer. Ze beschadigd. Alleen Jezus’ handen waren afgezochten in het puin of ze die handen nog ergens broken. Dat vonden de mensen heel jammer. Ze zochten in het puin of ze die handen nog ergens

konden vinden. Maar de handen van Jezus von37 den ze niet. De soldaat die het kruisbeeld gevonden had,vinden. pakte toen envan spijkerde die op 33 konden Maareen de plank handen Jezus von37 denkruisbeeld. ze niet. De Toen soldaat die hethijkruisbeeld gevonhet schreef er de volgende den had, op: pakte een plank en handen spijkerdedan diejulop woorden Ik toen heb geen andere hethanden. kruisbeeld. Toen schreef hij er de volgende lie woorden op: Ik heb geen andere handen danmaar julDe mensen begrepen er eerst niet veel van, lie handen. later drong tot ze door wat de soldaat ermee beDe mensen eerst veel maar doelde. Toenbegrepen was het er niet ergniet meer datvan, de handen laterwaren. drong tot door wat de soldaat ermee beweg Hetzekruisbeeld betekende nog veel doelde. Toen het niet meer datHet de kerkje handenis meer voor de was mensen danerg voorheen. weg waren. Het kruisbeeld betekende nog veel opnieuw opgebouwd. En in dat kerkje hangt nog meer voor de mensen dan voorheen. Het kerkje is altijd dat kruisbeeld met de tekst: Ik heb geen opnieuw opgebouwd. En in dat kerkje hangt nog andere handen dan jullie handen. altijd dat kruisbeeld met de tekst: Ik heb geen andere handen dan jullie handen.


*111111111* 111111111/matchcode



Handen heb je om te geven is een fraai cadeauboek ter ­gelegenheid van de eerste communie. Dit boek is speciaal voor Sofie Noordman. In dit boek vind je boeiende verhalen, gebeden en ­opdrachten rondom een zestal kernthema’s waarbij telkens handen het ­verbindende element vormen. Uitgangspunt daarbij is steeds de koppeling tussen het sacrament van brood en wijn, het ­verhaal van Jezus – wiens leven breken en delen is – en de concrete ­belevingswereld van kinderen. Sofie, ook na de grote dag zul je als communicant dit boek met plezier bekijken en daarbij zullen jouw herinneringen teruggaan naar dit bijzondere moment.

*111111111* 111111111/matchcode


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.