Pieter. 07
MAGAZINE OVER DE PIETERSKERK LEIDEN
Jaargang 07 | 2024
Samen.Werken. dat.is.
36 Een meester van het gebeeldhouwde portret
40 Een interview met vrijwilligers van de Pieterskerk Leiden
44 Verbonden werelden van Herman Boerhaave
48 De Pieterskerk Leiden als wetenschappelijke herinneringsplek
52 Daniël van der Meulen Bewegen tussen grenzen en obstakels
58 Vrolijke fluiters en dansende satyrs op het orgel
60 Column: De Pieterskerk Leiden
50 jaar geleden
Nicole Theeuwes, Ward Hoskens, Margot Wijtenburg en Brenda Assendelft
Gastauteur
Koen Scholten
Eindredactie
Sebastiaan Lagendaal
Afbeeldingen
Claudia Claas, Erfgoed Leiden en Omstreken, Frank Emous, Hielco Kuipers, Hermitage Museum, Sint-Petersburg, of Meermansburg, Jan van Galen, Koen Scholten, Koninklijke Bibliotheek, Metropolitan Museum of Art, New York, Mike van Bemmelen, Musée des Beaux-Arts, Nancy, Musée du Louvre, Paris, Real Jardín Botánico de Madrid, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijksmuseum Amsterdam, RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Steven Wijtenburg, The Phoebus Foundation, Antwerpen, University of Michigan, Wikimedia Commons
Vormgeving
Valetti, Claudia Claas
Drukwerk
Drukkerij Van der Linden
Oplage
1500 exemplaren
Verzending door Promail
Donateur worden
Wilt u Vriend of Steunpilaar worden van de Pieterskerk Leiden? Ga naar www.pieterskerk.com/steun-ons
De Pieter is een jaarlijkse uitgave van de Stichting Pieterskerk Leiden. ISSN: 2665-9611
Kloksteeg 16, 2311SL Leiden
Tel. +31(0)71 512 4319 (ma-vrij 10:00-17:00 uur)
E-mail: info@pieterskerk.com
De
Column.
Sebastiaan Lagendaal directeur-bestuurder Pieterskerk Leiden
's
OCHTENDS VROEG LOOP IK VANAF DE
GARENMARKT RICHTING DE PIETERSKERK
LEIDEN. HET WAAIT EN DE VROEG GEVALLEN
BLADEREN WORDEN DOOR DE WIND IN DE
NIEUWSTEEG VOOR MIJ UIT GEDUWD.
HET IS ZATERDAG 14 SEPTEMBER EN DE OPEN
MONUMENTENDAGEN STAAN OP HET PUNT
VAN BEGINNEN. 31 LEIDSE MONUMENTALE
PANDEN OPENEN HUN DEUREN, WAARONDER
DE PIETERSKERK. DE AVOND ERVOOR HEB IK HET
UITGEBREIDE PROGRAMMABOEKJE BEKEKEN
EN DE VERHALEN GELEZEN. INDRUKWEKKEND
HOEVEEL ACTIVITEITEN ER IN DIT WEEKEND
GEORGANISEERD WORDEN IN LEIDEN!
In de Pieterskerk Leiden is alles al voorbereid voor de bezoekers van de Open Monumentendagen. Ik kan me er nog weinig bij voorstellen, maar de voorspellingen over de aantallen bezoekers zijn indrukwekkend. De rondleidingen, het buttons maken, het schommelen in het monument, het klassiek concert in het hoogkoor, alles staat klaar. Ook de junior rondleiders zijn al aanwezig om de talloze bezoekers van informatie te voorzien. Tijdens de briefing in het Pieterskerkcafé ben ik onder de indruk van het aantal vrijwilligers dat klaar zit om te helpen deze dagen. Wat een betrokkenheid!
En inderdaad: als de deuren om 10:00 uur worden geopend staat er een heuse rij te wachten voor de deur. Gezinnen, vriendengroepjes en Leidse expats staan klaar om het monument te bekijken. De oh’s en ah’s vliegen je om de oren. Mooi om te zien dat een kerkgebouw nog
voor zoveel verwondering kan zorgen. Ook zondag is het de hele dag druk en aan het einde van de dag staan er 8500 bezoekers op de teller. Wat een weekend en wat een eer dat ik hier vanaf oktober mag werken!
Eenvoudig zal het niet worden. De Pieterskerk Leiden is de coronapandemie, net zoals andere culturele instellingen, niet ongeschonden uit gekomen. In 2019 werd er nog quitte gedraaid, maar na corona is dat helaas niet meer gelukt. Mijn voorganger heeft een goed gefundeerde organisatie neergezet met een professioneel team. Ik ben haar daarvoor zeer erkentelijk. Nu moeten we verder uit het post-corona-dal klauteren met behulp van onze creativiteit, huidige en nieuwe partners, kleine en grote vrienden. En op zoek naar nieuwe partners om indrukwekkende producties in de Pieterskerk Leiden te organiseren.
Met al haar nog verborgen verhalen is de Pieterskerk Leiden als een schatkist waarvan de deksel nog maar half geopend is. We gaan deze prachtige verhalen de komende jaren verder ontsluiten voor jong en oud. Conservator Ward Hoskens zal u ook in deze editie van de Pieter weer versteld doen staan van zijn ontdekkingen! Terwijl wij de laatste puntjes op de zetten voor het WeihnachtsOratorium, kijk ik met veel enthousiasme vooruit naar de Matthäus Passion in april. Ik hoop u van harte bij een van deze geweldige concerten te ontmoeten.
De Pieterskerk als het kloppend hart van de oudste Leidse traditie
TOEN OP DE VROEGE OCHTEND VAN 3 OKTOBER 1574 HET BEVRIJDINGSLEGER VAN LOUIS DE BOISOT (1530-1576) DE STAD BINNENVOER, TROKKEN DANKBARE LEIDENAREN MASSAAL NAAR DE PIETERSKERK OM DAAR DE DANKDIENST BIJ TE WONEN. NA EEN JAAR VAN ONZEKERHEID, MACHTELOOSHEID, HONGER EN ZIEKTE TROKKEN ZE ALS VANZELF NAAR HET OUDSTE MONUMENT IN DE STAD OM DAAR DE BEVRIJDING TE VIEREN.
Sindsdien is de 3-oktoberdankdienst in de Pieterskerk Leiden uitgegroeid tot een jaarlijkse herdenking, die inmiddels een eeuwenlange geschiedenis kent. Door die lange historie is de betekenis van de traditie in de stad steeds verder verdiept. De herinnering aan het Ontzet loopt dwars door de Leidse Pieterskerk heen. In 2024 wordt gevierd dat de stad 450 jaar geleden werd bevrijd.
Wat eraan vooraf ging
Het verhaal van Leidens Ontzet kent een lange voorgeschiedenis. Die manifesteerde zich in 1573-74 op dramatische wijze voor de stadsmuren van Leiden, maar de sporen van de strijd gaan verder terug en zijn ook in de Pieterskerk nog altijd te herkennen. De Beeldenstorm van 1566 bijvoorbeeld, die tot grote vernielingen in het monument leidde en waarna mensen als Pieter van der Werff (1529-1603) en Jan van Hout (1542-1609) gedwongen waren de stad te verlaten om in ballingschap te gaan. In de Pieterskerk Leiden werden
in augustus 1566 de twaalf apostelbeelden van de koorpilaren getrokken en aan stukken geslagen, altaren werden verwoest, kunstwerken en relikwieën gestolen; de schrik zat er goed in. De radicaalste calvinisten in Leiden hadden hun intenties duidelijk gemaakt.
Na de schok herstelde het gewone leven zich in Leiden. De katholieke erediensten in de Pieterskerk werden hervat en de schade werd zo goed als mogelijk hersteld. Maar in 1572 koos de stad definitief de kant van Willem van Oranje en de opstandelingen. Op dat moment gingen alle kerken in Leiden over naar het calvinistische geloof en werden de restanten van de katholieke religie (grotendeels) uit de kerkgebouwen gehaald. De steen van het hoogaltaar in het koor van de Pieterskerk Leiden werd later hergebruikt in de gevel van het nieuwe stadhuis, met een gedicht door Jan van Hout over het Ontzet erop geschilderd.
Het beleg en Ontzet
Ook het verhaal over het beleg is verbonden met de Pieterskerk Leiden. In de noordwestelijke hoek van het monument ligt bijvoorbeeld de grafzerk van Andries Allertsz. (†1574), de aanvoerder van de Leidse vrijbuiters. Hij was van beroep appelkoper, maar werd vanwege zijn vaardigheden als zwaardvechter tijdens het beleg aangesteld als leidsman van de bewapende Leidse burgers. Toen hij in mei 1574 tijdens een uitval een Spaans contingent bij Leiderdorp aantrof, kwamen Allertsz. en een paar van zijn vrijbuiters om in de strijd. Hij werd als aanvoerder opgevolgd door Jan van der Does. Op zijn zerk wordt zijn inzet herdacht: “mr. Andries Allerts…bleeft voor Leyden…als de fest belegert werde”. Vlakbij werd later Jan van Hout begraven, een van de belangrijkste personen in de 3 oktobergeschiedenis.
Zijn zerk is op een gegeven moment verloren gegaan, maar sinds 2013 wordt hij in de Pieterskerk Leiden met een nieuw gedenkteken herdacht.
De kansel in het schip is nog altijd dezelfde als die waarvoor de dankbare Leidenaren zich op 3 oktober 1574 verzamelden. En ook de muziek van het orgel was erbij, want de voorloper van het huidige Van Hagerbeerorgel hing er toen ook al. De oudste pijpen in het instrument dateren uit 1446 en worden ook vandaag de dag nog bespeeld. Als op 3 oktober het Van Hagerbeerorgel klinkt is de muziek van het Ontzet dus nog altijd te horen.
Het ontstaan van een traditie
informatievoorziening. Het origineel van het rouwbord bevindt zich in de collectie van Museum De Lakenhal, maar een getrouwe replica hangt op de oorspronkelijke plek in de Pieterskerk Leiden.
Ook de eeuwfeesten van Leidens Ontzet gingen niet ongemerkt voorbij. Jan Steen - zelf in het koor van de Pieterskerk Leiden begraven - schilderde op zijn werk Feest in een herberg de feesten op 3 oktober 1674. (Er wordt getwijfeld of het schilderij het Ontzet verbeeldt, maar links vooraan staat bijvoorbeeld een opvallend gepositioneerde pot met een houten lepel, die gevuld lijkt met hutspot.) In 1774 werd de herdenking om negen uur ’s ochtends aangekondigd met kanonschoten bij de stadspoorten, klokgelui en trompetgeschal vanaf de stadhuistoren. Daarna vertrok voor het oog van de toegestroomde Leidenaren een stoet van hoogwaardigheidsbekleders van het stadhuis naar de Pieterskerk Leiden, met voorop de schouten, schepenen en burgemeesters. De dienst in de Pieterskerk Leiden duurde drie uur lang; de festiviteiten werden aan particulier initiatief overgelaten.
Neergang en herleving
de stad, waarbij zij onder meer haring en wittebrood uitdeelden aan stadsgenoten. Het jaar daarop, tijdens het 250-jarig jubileum, kregen de studenten als dank extra zitplaatsen tijdens de grootse viering in de Pieterskerk Leiden, op de dag na de dankdienst.
Na het 300-jarig jubileum in 1874 werd het plan opgevat om een nieuw gedenkteken voor de 3 oktobergeschiedenis te plaatsen. Er werd gedacht aan een standbeeld op het Pieterskerkplein, maar uiteindelijk werd gekozen voor een plek op ‘de Ruïne’ (nu het Van der Werfpark). Het standbeeld voor Van der Werf werd in 1884 onthuld en was aanleiding voor de oprichting van de 3 October Vereeniging in 1886. Het enthousiasme voor de traditie werd steeds groter; in juli 1886 hadden zich al 1060 leden aangemeld.
De dankdiensten tijdens de Tweede Wereldoorlog
Op 9 september 1587 werd door het stadsbestuur de Eeuwigdurende resolutie afgekondigd, waarin werd bepaald dat de herdenking in de Pieterskerk Leiden op 3 oktober ieder jaar - en voor altijd - moest plaatsvinden. Ook werden al snel objecten en memorabilia verzameld die aan het Ontzet herinnerden, zoals de hutspotketel die de Leidse vrijbuiter Gijsbert Schaeck op de Lammenschans zou hebben gevonden op de vroege ochtend van 3 oktober 1574.
In de Pieterskerk Leiden werd begin zeventiende eeuw een rouwbord opgehangen voor Willem van Duijvenbode (1542-1616). Willem had als organist van de Pieterskerk Leiden de naam Speelman gekregen, maar mocht vanwege zijn rol bij het Ontzet de naam Van Duijvenbode voeren. Hij had tijdens het beleg met zijn postduiven als enige in de stad contact weten te houden met het bevrijdingsleger van Boisot. In de omsingelde stad was dat cruciaal voor betrouwbare
De Bataafse Revolutie in 1795 zette de herinnering aan het Ontzet op losse schroeven. De dankdienst werd door de Bataven vooral geassocieerd met de “heerschende” Nederduitsch-Gereformeerde Kerk en daarom werd de Eeuwigdurende resolutie uit 1587 formeel ingetrokken. De historie van het Ontzet bleef voor de Bataven echter wel van belang. Het rouwbord voor Willem van Duijvenbode mocht bijvoorbeeld als enige in de Pieterskerk Leiden blijven hangen, terwijl alle andere wapenborden van adellijke- en regentenfamilies moesten worden verwijderd; Van Duijvenbode werd als een echte volksheld gezien. Hoewel er dus geen dankdiensten meer plaatsvonden, organiseerde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 1805, 1806 en 1807 nog wel private herdenkingen van het Ontzet voor haar leden. De wens om de 3 oktobergeschiedenis in de Pieterskerk Leiden te herdenken bleef dus ook in deze jaren overeind.
Na de Franse periode werden de dankdiensten onder koning Willem I in 1814 weer hervat. In 1823 ontstond grote ophef toen besloten werd dat de dankdienst voortaan alleen op zondagen zou plaatsvinden. Vooral de studenten van de universiteit kwamen in verzet en organiseerden op 3 oktober dat jaar festiviteiten in
De dankdiensten in de Pieterskerk Leiden kregen tijdens de Tweede Wereldoorlog een bijzondere betekenis voor de stad; het bevrijdingsverhaal was een onontbeerlijke bron van hoop en inspiratie tijdens de zware bezettingsjaren. De Leidse professor Rudolph Pabus Cleveringa (1894-1980), die er op 3 oktober 1940 bij was, merkte in zijn dagboek op: “De parallellie der feiten van toen met die van nu trof als vanzelf en iedereen zonder dat de predikant er een opzettelijk woord aan wijdde. Daardoor werd de preek indrukwekkend. In gewone omstandigheden zou zij een geschiedverslag zijn geweest, nu werd zij veel meer. En zij sterkte tevens; er lag iets in van: ‘Wat toen kon, kan nu ook weer’”.
In 1941 ging predikant H.C. Touw (1903-1972) nog een stap verder. Hij vertelde het verhaal zo dat voor iedereen duidelijk moet zijn geweest dat hij de Spaanse vijand van toen met de Duitsers vergeleek, en de glippers met de collaborateurs, zonder het opzettelijk te noemen. De boodschap zal ook de Leidse NSB-burgemeester R.N. de Ruijter van Steveninck (1894-1963), die recht voor de kansel zat, niet zijn ontgaan. Touws preek zou gestencild naar Radio Oranje in Londen zijn doorgestuurd, waar het dagen later op 6 oktober - werd geciteerd. In 1944 nam de predikant W.H. Kelder ook geen blad voor de mond.
Hij zei: “Deze oorlogsjaren hebben ons de geschiedenis onzer stad nog beter leeren verstaan”.
De Pieterskerk Leiden, het Ontzet en de toekomst Vanaf 1971 liet de Hervormde Kerk de deuren van de Pieterskerk Leiden jarenlang gesloten. Het was de opmaat naar de overdracht van het monument aan de nieuwe Stichting Pieterskerk Leiden, in 1976. In de tussentijd vond het 400-jarig jubileum van het Ontzet in 1974 plaats. Speciaal daarvoor werd de Pieterskerk Leiden weer geopend. Het monument zat afgeladen vol en een bezoeker merkte op: “Hij ziet er nog keurig uit, m’n Pieterskerk”.
2024 is het jaar van het 450e jubileum van Leidens Ontzet, een door en door Leidse traditie met een eeuwenlange geschiedenis. De dankdienst in de Pieterskerk Leiden op 3 oktober vormt zoals ieder jaar weer de kern van de festiviteiten en herdenkingen, in het gebouw waar de traditie voor altijd mee verbonden is.
in gesprek met de nieuwe en de vertrekkende directeur-bestuurder van de pieterskerk leiden
Interview met Sebastiaan Lagendaal & Frieke Hurkmans
AFGELOPEN OKTOBER IS SEBASTIAAN LAGENDAAL (47) BEGONNEN ALS DE NIEUWE DIRECTEUR-BESTUURDER
VAN DE PIETERSKERK LEIDEN. OM KENNIS TE MAKEN HIELDEN WIJ EEN INTERVIEW, WAARIN HIJ MEER
VERTELT OVER WAAR HIJ VANDAAN KOMT EN WAT HIJ GRAAG BIJ DE PIETERSKERK LEIDEN WIL BEREIKEN.
EERDER DIT JAAR NAM FRIEKE HURKMANS (65) AFSCHEID ALS DIRECTEUR-BESTUURDER. MET HAAR GINGEN
WIJ IN GESPREK OVER HAAR TIJD BIJ DE PIETERSKERK LEIDEN EN HOE ZIJ DAAROP TERUGKIJKT.
Eerst gaan we in gesprek met Sebastiaan Lagendaal, om meer over hem, zijn achtergrond en ambities te weten te komen. We zitten in de monumentale directiekamer van de Pieterskerk Leiden, onder de gewelven van de voormalige sacristie.
Sebastiaan, waar kom je oorspronkelijk vandaan?
Ik ben geboren in Leiderdorp en opgegroeid in het dorpje Langeraar, in de gemeente Nieuwkoop. Dat ligt hier in de regio, dus ik kwam vroeger heel veel in Leiden. Mijn ouders hebben ook hier om de hoek gewoond, 200 meter hiervandaan. Toen mijn vader in Amsterdam ging werken, kwamen we vaker daar. Maar ik ben hier vlakbij geboren, in het Sint Elisabethgasthuis, nu het Alrijne Ziekenhuis. Mijn zusje heeft ooit nog tentamen gedaan in de Pieterskerk. Ze kan zich nog precies herinneren in welke hoek zij toen zat. We hebben dus wel echt een band met Leiden.
En wat heb je gestudeerd?
Ik ben in Amsterdam met de hbo-opleiding Cultuur & Beleid begonnen. Daar leer je hoe je een culturele instelling moet runnen, maar ook festivals en theater. Die opleiding werd later omgevormd tot vrijetijdskunde. Ik heb toen mijn propedeuse gehaald, maar besloot
iets anders te gaan doen en ben de docentenopleiding Aardrijkskunde gaan doen. Die studie heb ik afgemaakt, waarna ik een paar jaar als aardrijkskundedocent heb gewerkt, tussen banen in de culturele sector door. Ik werkte vanaf mijn achttiende al in de culturele sector in Amsterdam, bij het Holland Festival, het Internationaal Danstheater en Koninklijk Theater Carré, waar ik ben begonnen in de garderobe en 8 jaar later als assistentbedrijfsleider ben geëindigd.
En waar heb je nog meer gewerkt voor je bij de Pieterskerk Leiden kwam?
Toen ik docent was, belde de voormalig directeur van Carré: ‘Ze gaan hier vlakbij een nieuw museum beginnen en ze hebben iemand zoals jij nodig.’ Maar ik wilde mijn leerlingen van het Comenius Lyceum in Amsterdam niet midden in het schooljaar verlaten! Toen ben ik op gesprek geweest bij de directeur van de Nieuwe Kerk, die het Hermitage Museum aan het opzetten was, en ik vond het superleuk; het klikte meteen. Ik ging er alvast 1 dag in de week werken, naast mijn baan als docent, en heb toen meegewerkt aan de opening van het museum. Na het eindexamen ben ik vol aan de bak gegaan in het museum, 80 tot 100 uur per week. Zo ben ik terug de culturele sector ingerold en daarna nooit meer weggegaan.
Wat vind je een belangrijke ervaring uit je vorige functies?
Bijvoorbeeld de verbouwing van Carré, die ik volledig heb meegemaakt. Negen maanden lang: een heel nieuw dak op het pand, 330 heipalen in het gebouw, nieuwe stoelen. Dat was een enorme operatie. Toen kreeg ik echt een diep inzicht in hoe je grote, historische gebouwen restaureert. En niet lang daarna kwam het gigantische project bij de Hermitage, die ik mede heb geopend en een paar jaar geleden helaas ook weer gesloten. Dat is wel echt een levenswerk geweest: met een klein team zo’n groot museum opzetten. Het is heel succesvol geworden, we hebben veel tentoonstellingen kunnen organiseren. En we hadden een enorme, fascinerende collectie tot onze beschikking. Ook de tentoonstellingen in de Nieuwe Kerk waren heel interessante projecten: heel veel bruikleengevers, heel complex, qua klimaatomgeving en beveiliging. Dat spreekt mij enorm aan. Zie je, ik wil graag een generalist zijn: kennis hebben van de garderobe tot aan hoe je een financieel jaarverslag opstelt. Dat vind ik wel echt heel erg belangrijk.
Wat trok je het meeste aan om bij de Pieterskerk Leiden te komen werken?
Dat is vrij eenvoudig: ik ken de Pieterskerk inmiddels al een jaar of tien vanuit het Grote Kerken Overleg, waar ik Frieke ook van kende. Omdat ik ook in de Nieuwe Kerk werkte, kwam ik heel veel in grote monumentale stadskerken. Bij de Nieuwe Kerk ging ik over het onderhoud, de beveiliging, publiekszaken, subsidies aanvragen, dat soort zaken. En daardoor - in de combinatie met mijn roots in Leiden - vond ik het wel heel interessant toen de Pieterskerk langskwam.
Wat zou je graag willen bereiken bij de Pieterskerk? Wat is je grootste wens?
Er zijn natuurlijk grote, bekende verhalen over het monument, zoals over de Pilgrims, maar er is ook 900 jaar aan andere verhalen, die nog onderbelicht zijn gebleven of gewoon minder aandacht hebben gekregen. Ik denk dat in het vertellen van die verhalen ook heel veel mooie kansen liggen. En ik zou heel graag een combinatie willen van iets meer museale ambities en het blijven doen van de grote activiteiten waar de Pieterskerk in Leiden bekend om is. We moeten daar een nieuwe positie in vinden, want de Pieterskerk kan nog veel meer zijn verhalen ontsluiten. Daarnaast is Leiden natuurlijk een grote onderwijs- en zorgstad, en ik zou ook wel meer van het educatieve in het monument willen halen en faciliteren.
Niet alleen met de universiteit of de hogeschool, maar bijvoorbeeld ook met ROC Leiden. Om te kijken wat we daarin kunnen betekenen. De Pieterskerk Leiden is natuurlijk voor iedereen; het is een monument voor álle Leidenaren. Er ligt nu een heel degelijk fundament om op door te bouwen, van processen en systemen, tot de verhouding tussen commercieel en exploitatie.
Mijn ideaalbeeld is dat we in de toekomst iets meer het museale aspect kunnen profileren, zodat we ons misschien iets anders kunnen positioneren. En ik wil het monument nog meer openstellen en toegankelijk te maken voor alle Leidenaren.
En heb je misschien al een verhaal, een geschiedenis of een object in het monument dat je bijzonder aanspreekt?
Nou, ik ben net begonnen dus ik moet nog veel ontdekken, maar wat ik wel fascinerend vind is het monument voor Boerhaave. Dat is zo anders dan de andere objecten, de epitafen bijvoorbeeld, en het heeft zo’n prominente plek. Daar wil ik wel meer over te weten komen de komende tijd, dat vind ik wel echt een fascinerend object. Het springt echt in het oog.
Ieder dubbeltje heb ik opgeraapt
NA EEN SUCCESVOLLE PERIODE VAN RUIM
14 JAAR STOPTE FRIEKE HURKMANS OP 1
OKTOBER 2024 ALS DIRECTEUR-BESTUURDER
VAN DE PIETERSKERK LEIDEN. ONDER
HAAR LEIDING HEEFT HET MONUMENT
EEN INDRUKWEKKENDE TRANSFORMATIE
DOORGEMAAKT, WAARBIJ ZOWEL DE CULTURELE ALS DE COMMERCIËLE POSITIE
VAN HET MONUMENT IS VERSTERKT.
Sinds de Pieterskerk Leiden in 1971 haar religieuze functie verloor, groeide het uit tot een van de belangrijkste rijksmonumenten in Nederland. Het monument werd volledig gerestaureerd tijdens twee periodes, tussen 1978-1982 en 2000-2011. Hurkmans trad in 2010 aan als directeur-bestuurder en stond voor de uitdaging om de financiële positie van de Pieterskerk Leiden te verbeteren en het monument toekomstbestendig te maken. ‘Ik kon op de schouders van reuzen staan,’ zegt ze, verwijzend naar het werk van vrijwilligers en medewerkers die eerder betrokken waren bij de restauraties en activiteiten.
Een van haar eerste doelen was het monument dagelijks toegankelijk maken voor bezoekers. Het museumcafé, dat zij opende, werd een belangrijke stap om bezoekers welkom te heten. Ook werd de kosterswoning omgebouwd tot short-stay locatie, Villa Rameau, als eerbetoon aan het kostersechtpaar dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat. In 2017 opende ze een escaperoom, waarmee ze een nieuwe vorm van inkomsten voor het monument creëerde. Het behoud en onderhoud van de Pieterskerk Leiden stond bij al haar beslissingen centraal. In 2011 startte ze een digitaal systeem om alle kennis over het monument intern te borgen, wat het mogelijk maakte om gericht en preventief te werken en zo kosten te besparen. Dit systeem bleek zo succesvol dat de provincie ZuidHolland het als voorbeeld wil gebruiken voor andere erfgoedlocaties.
Hurkmans wist de Pieterskerk Leiden vanaf 2018 budgetneutraal te exploiteren, met minimale subsidies en een sterk eigen verdienvermogen. Dit succes werd bevestigd in 2019, maar de coronapandemie gooide roet in het eten. ‘Van de ene op de andere dag verloren
we ons hele verdienvermogen,’ zegt Hurkmans. Toch bleef het onderhoud op orde en bleek de bedrijfsvoering robuust genoeg om de uitdagingen van die periode aan te kunnen. Het herstel van de pandemie duurde langer dan verwacht, mede door de oorlog in Oekraïne, inflatie en de energiecrisis. Hurkmans schat dat het nog drie tot vier jaar zal duren voordat de Pieterskerk weer budgetneutraal is, maar ze heeft er vertrouwen in dat dit gaat lukken onder leiding van haar opvolger, Sebastiaan Lagendaal.
Waar ze het meest trots op is? ‘Dat alle vrijwilligers waarmee ik begon nog steeds met plezier betrokken zijn,’ zegt ze zonder aarzeling. De hechte band die in haar periode is ontstaan tussen vrijwilligers en professionals is volgens haar uniek en essentieel voor het voortbestaan van de Pieterskerk Leiden. Lachend voegt ze toe: ‘Mag ik ook twee keer trots zijn? In 2020 hebben wij een Oekraïense familie in de Pieterskerk Leiden kunnen opvangen, en dankzij de steun van gulle gevers doen we dat nog steeds. Dat is iets waar ik ook enorm trots op ben, omdat het de essentie van wat de Leidse Pieterskerk betekende in het verleden en kan betekenen in de toekomst prachtig weerspiegelt. Een multifunctionele veilige haven.’
Hurkmans sluit af met een wens voor de toekomst: dat er altijd gulle gevers zullen blijven die inzien dat de Pieterskerk Leiden niet alleen historisch van belang is, maar ook voor de toekomst een cruciale rol speelt. ‘Ieder dubbeltje heb ik opgeraapt en ik ben altijd dankbaar geweest voor kleine en grote giften.’
de tuinen van de pieterskerk leiden
Een groene oase in de Pieterswijk
DE PIETERSKERK LEIDEN STAAT IN DE PRACHTIGE HISTORISCHE BINNENSTAD TE
MIDDEN VAN EEN INDRUKWEKKENDE REEKS MONUMENTEN. DE PIETERSWIJK
ADEMT HISTORIE EN DE HELE OMGEVING TREKT VEEL BEZOEKERS, UIT LEIDEN
EN VAN VER DAARBUITEN. TUSSEN ALLE MONUMENTALE BOUWWERKEN ZIJN
DE TUINEN RONDOM DE PIETERSKERK LEIDEN EEN KLEINE, GROENE OASE.
WAAR DE HISTORISCHE VERHALEN ZICH AAN DE STENEN HECHTEN, BIEDEN
DE TUINEN EEN TOEVLUCHTSOORD VOOR AL HET GEVLEUGELDE, KRUIPENDE
EN RONDDARTELENDE LEVEN IN DE WIJK. DAARNAAST ZORGT HET GROEN
VOOR DE NODIGE VERKOELING. EN HET IS SIMPELWEG EEN PRETTIG AANZICHT
1. Maarts viooltje (Viola odorata), 1799 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
2. Anemoon (Anemone hybrida), 1906 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
3. Buksboom (Buxus sempervirens), 1804 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
4. Zomereik (Quercus robur), 1804 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
5. Venijnboom (Taxus baccata), 1800 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
6. Gewoon timoteegras (Phleum pratense), 1903 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
7. Rozemarijn (Rosmarinus officinalis), 1880-1883 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
8. Maarts viooltje (Viola odorata), 1799 (Royal Botanic Garden of Madrid, Spain)
VOOR IEDEREEN DIE LANGERE OF KORTERE TIJD IN DE BINNENSTAD VERTOEFT.
KORTOM, GENOEG REDEN OM EENS IN TE ZOOMEN OP HET ECOLOGISCHE
ERFGOED VAN DE PIETERSKERK LEIDEN.
De tuinen van de Pieterskerk Leiden zoals wij die vandaag de dag kennen zijn een relatief recent verschijnsel. Toen in de jaren zeventig van de twintigste eeuw de Stichting Pieterskerk Leiden werd opgericht als nieuwe beheerder van het monument, namen buurtbewoners en vrijwilligers het initiatief voor een stadstuin rondom de Pieterskerk Leiden.
Tijdens de grote restauratie van 2001 tot 2010 waren de tuinen uiteraard nodig voor de bouwwerkzaamheden en om de hoge steigers te plaatsen. Na de restauratie kwam er een nieuw initiatief op gang dankzij Arno de Bruin, een buurman van de Pieterskerk Leiden en eigenaar van het karakteristieke Leidse antiquariaat Templum Salomonis op de hoek van de Kloksteeg en de Nieuwsteeg.
Dankzij een gemeentelijke subsidie kon het initiatief worden verwezenlijkt. In een samenwerking van de Stichting Pieterskerk Leiden met Studio Ewald Jamin kon met de herinrichting van de tuinen aan de noord- en westkant van het monument begonnen worden. Enkele jaren later volgde de tuin op zuid, naar ontwerp van Geert Crielaard, specialist in tuin- en landschapsinrichting.
Inmiddels zijn de tuinen van de Pieterskerk Leiden ruim een decennium een verfrissend groene omgeving in het hart van de stad. Een goede reden om eens uit te lichten wat er zoal te zien is. De afbeeldingen zijn historische botanische tekeningen van planten die zich in de tuinen bevinden. Naast deze (en vele andere) planten- en bomensoorten zijn er ook insectenhotels en regentonnen te vinden: alles om van dit mooie stukje groen een bloeiende ecologische habitat te maken midden in de Leidse binnenstad. Al jaren worden de tuinen liefdevol verzorgd door vrijwilligers van de Stichting Pieterskerk Leiden. Op die manier neemt de Stichting ook haar verantwoordelijkheid voor het ecologische erfgoed van de Pieterskerk Leiden.
de herkomst van een bijzonder steenfragment
De oorsprong van de Pieterskerk Leiden
MEER DAN NEGEN EEUWEN GELEDEN, IN 1121, IS DE PIETERSKERK LEIDEN ALS KLEINE KAPEL OPGERICHT. VAN DAT ALLEREERSTE BEGIN ZIJN INMIDDELS GEEN SPOREN MEER TERUG TE
ZIEN. DE ENIGE BEWAARD GEBLEVEN DELEN VAN HET GEBOUWTJE ZIJN DE FUNDAMENTEN, DIE VERSTOPT ZITTEN ONDER DE HUIDIGE ZERKENVLOER IN HET MONUMENT. RECENT WERD
ER EEN STEENFRAGMENT GESCHONKEN AAN DE PIETERSKERK LEIDEN, DAT MOGELIJK UIT DEZE
FUNDAMENTEN VAN DE PIETERSKERKKAPEL AFKOMSTIG IS. EEN GOEDE REDEN OM DIE VROEGE
GESCHIEDENIS VAN DE PIETERSKERK LEIDEN NOG EENS TE VERKENNEN.
ZZo groot als het gebouw nu is, was de Pieterskerkkapel in de twaalfde eeuw nog lang niet. Op het landgoed van de graven van Holland, vlak bij de Rijn en bij het opkomende plaatsje Leiden, werd het tufstenen Romaanse gebouw als familiekapel voor de graven ingewijd. Het werd gewijd aan de heilige Petrus (en oorspronkelijk ook aan Paulus).
De gravin Petronilla van Saksen (1082-1144) was namelijk bijzonder toegewijd aan ‘Pieter’. Ze had zelfs haar eigen naam veranderd van Geertruid naar Petronilla. Het is daarom heel waarschijnlijk dat zij de Pieterskerkkapel heeft laten oprichten en niet haar echtgenoot graaf Floris II (1084-1121/2). Petronilla zou later bovendien ook nog de Abdij van Rijnsburg stichten in 1133. Met Petronilla, Petrus en de Pieterskerk deden ook de bekende sleutels hun intrede in de stad, en niet veel later ook in het stadswapen. Het waren immers de symbolen van Petrus.
De Sleutelstad heeft haar beroemde bijnaam dus te danken aan de vrome gravin en deze allereerste versie van de Pieterskerk.
Het hele kapelletje zou gemakkelijk in de huidige Pieterskerk Leiden hebben gepast. Naast de familiekapel hadden de graven van Holland ook hun verdedigingstoren, het Gravensteen, op het landgoed staan, evenals hun hofstede, op de plek waar nu de Lokhorstkerk staat. De kapel maakte dus deel uit van een groot aaneengesloten gebied, waar de Pieterskerk Leiden - in haar huidige omvang - in de loop der eeuwen een groot deel van is gaan beslaan. Er werd namelijk steeds verder om de oorspronkelijke Pieterskerkkapel heen gebouwd. Toen de graven van Holland in 1268 naar Den Haag (’s-Gravenhage) verhuisden, droegen zij de Pieterskerk Leiden over aan de Ridderlijke Duitse Orde. Vanaf dat moment was de kapel de eerste stadskerk van Leiden. Omdat de stad begon te groeien, moest ook de Pieterskerk Leiden steeds verder uitbreiden. Het monument bleef continu in gebruik, terwijl in de tussentijd
telkens nieuwe bouwlagen werden toegevoegd. In de 14e eeuw vond de eerste grote uitbreiding plaats. Toen kreeg het monument ook haar toren, die in 1512 tijdens een voorjaarsstorm weer zou instorten. In 1390 begon een nieuwe grote uitbreidingscampagne, die in 1565 werd afgesloten. Na alle ambitieuze bouwactiviteiten was er weinig meer van de oorspronkelijke kapel overgebleven.
Daarom is het een interessant idee dat het ‘nieuwe’ steenfragment afkomstig is van de fundamenten van die eerste kapel. Het zou de steen meteen tot het oudste bekende onderdeel van de Pieterskerk Leiden maken, of althans dat nog recent het daglicht heeft gezien. Andere oudere onderdelen van het monument, zoals de rode zandstenen grafzerken tegen de noordmuur of de rode zandstenen in de wenteltrappen op het westen, dateren vermoedelijk uit iets latere tijden; vermoedelijk uit de 13e of 14e eeuw. Het roept in elk geval interessante vragen op. Hoe oud is het steenfragment bijvoorbeeld nu werkelijk? Was het dan echt onderdeel van de fundamenten van die eerste kapel? Is er misschien nog meer over te vinden? Voor deze en andere vragen zal het steenfragment worden voorgelegd aan de gespecialiseerde bouwhistorici van Erfgoed Leiden en Omstreken. Hopelijk kunnen dan in de volgende editie van het Pieter magazine antwoorden en nieuwe informatie over de steen gegeven worden.
Collectiebeleid van de Pieterskerk Leiden
De Pieterskerk Leiden neemt in de regel geen nieuwe objecten aan. De Stichting Pieterskerk Leiden hanteert een collectiebeleid met strikte criteria voor
aannemen of verwerven van nieuwe objecten. Zo moet er een aantoonbaar en concreet verband met de geschiedenis van het monument zijn.
Ervaren
beveiligingspartner
Met meer dan 20 jaar ervaring zijn wij uw partner in maatwerk beveiligingsoplossingen van hoge kwaliteit. Of het nu gaat om evenement-, ob ect- of persoonsbeveiliging, wij bieden advies en uitvoer ng op maat.
Zorgeloos
Laat ons professionele team de zorg u t handen nemen, zodat u zich kunt richten op wat echt belangrijk voor u is. samenwerken
Neem gerust contact op voor een kopje koffie en een vrijb ijvend gesprek.
Samen met trots en plezier werken voor elkaar: dat is wat wij in de Pieterskerk Leiden willen en doen. Met haar 900 jaar is de Leidse Pieterskerk een unieke historische locatie, voorzien van alle moderne faciliteiten. Wij zoeken nieuwe collega’s voor de volgende functies:
• DUTYMANAGER
• CAFÉMEDEWERKER
• STAGEHAND
De Generale Repetitie
vrouwen in het verzet: een nieuwe escaperoom in de leidse
IN 2017 OPENDE DE PIETERSKERK LEIDEN HAAR EERSTE ESCAPEROOM. HET WERD DIRECT EEN SUCCES EN BRACHT NIEUWE BEZOEKERS NAAR ONS MONUMENT. FAMILIES, VRIENDENGROEPEN EN COLLEGA’S BEZOCHTEN DE ESCAPEROOM EN LEERDEN ZIJDELINGS OVER DE HISTORIE VAN DE PIETERSKERK EN LEIDEN. NU OPENT DE PIETERSKERK LEIDEN HAAR NIEUWE ESCAPEROOM ‘DE GENERALE REPETITIE'.
Frieke Hurkmans, voormalig directeur-bestuurder: ‘Veel mensen weten niet wat een escaperoom is. Ik leg het altijd uit als een ruimte waarin een spel gespeeld wordt waarbij men puzzels oplost en raadsels ontcijfert om een mysterie op te lossen binnen een bepaalde tijd. In de Pieterskerk Leiden is in 2016 een ruimte gevonden boven het Thomas Hill-orgel. In 2019 was het eigenlijk al tijd om de eerste escaperoom aan te passen naar een nieuw thema. Maar door corona en de nasleep daarvan heeft het veel langer geduurd. Dus toen het einde van mijn werkzame periode bij de Leidse Pieterskerk naderde, werd het tijd voor actie.’
De nieuwe escaperoom wordt gepresenteerd onder de naam ‘De Generale Repetitie’ en heeft een link naar het verzet in de Tweede Wereldoorlog in de Pieterskerk Leiden. De nadruk ligt op de rol van de verzetsvrouwen in Leiden. ‘Vrouwen worden in de geschiedschrijving nog steeds erg onderbelicht,’ zegt conservator Ward Hoskens. ‘Daarom vonden wij dat verzetsvrouwen een centrale rol moesten krijgen in het verhaal van de escaperoom.
Het blijft natuurlijk een spel, maar na afloop krijgen
alle spelers een korte biografie mee naar huis over de verzetsvrouwen wier namen in het spel voorkomen.’ De hoofdrolspeelster van het verhaal is Elisabeth Rameau-Flippo. Samen met haar man vormde zij het kostersechtpaar van de Pieterskerk Leiden dat tijdens de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk diep in het Leidse verzet zat. In 2013 is de oude kosterswoning omgebouwd tot een short-stay-locatie en werd deze als eerbetoon ‘Villa Rameau’ genoemd. Er zijn meer historische connecties: zo heet de opgang naar de escaperoom in de wandelgangen de ‘soeptrap’. Via deze trap werd een deel van de onderduikers dagelijks voorzien van warme soep.
‘Het was geweldig om de nieuwe escaperoom mee te mogen ontwikkelen. Ik ben een echte spelletjesfanaat. Het bedenken van de puzzels en de inrichting van de kamer is veel werk, maar ook ontzettend leuk. Wij hebben stad en land afgezocht om authentieke objecten te vinden uit de jaren ’30 en ’40. Zo hebben we in België twee rollen echt oud behang op de kop kunnen tikken.’ Margot Wijtenburg, concept developer & sales, lacht: ‘Frieke zei dat het heel erg leek op het behang bij haar oma.’
De verbouwing van de escaperoom werd gerealiseerd door oud-huismeester en professioneel aannemer Bram Siera (Siera Bouw), samen met huismeester van de Pieterskerk Leiden Freek Ouwehand. Met oog voor detail en respect voor het monumentale karakter transformeerden zij de historische ruimte tot een vernieuwend decor. De technische kant van de escaperoom is ontworpen door de internationaal befaamde escaperoombouwer Jordin van Delden; het geluidsontwerp is gemaakt door muzikant Bart Brouwer en het beeldmerk door Steven Wijtenburg. ‘Nee dat is niet toevallig, hij is mijn man én kan heel goed tekenen. Frieke kent zijn werk en hij is gevraagd om het beeldmerk te maken,’ zegt Margot. Escaperoom-professional Jordin van Delden: ‘In vergelijking met andere escaperooms is de ruimte beperkt in een historisch monument. Toch is het een bijzondere escaperoom geworden.’ Voor muzikant Bart Brouwer was het zijn eerste geluidsontwerp voor een escaperoom: ‘Een heel unieke en arbeidsintensieve ervaring. Muziek en geluid zijn sterk ondersteunend in de hele beleving van de kamer. Je blijft steeds sleutelen om dat helemaal perfect te krijgen.’
De Orde van St. Pieter heeft een belangrijke bijdrage geleverd om deze escaperoom te kunnen realiseren. ‘Echt geweldig dat men deze investering heeft willen doen,’ zegt Frieke Hurkmans. ‘De nieuwe escaperoom deelt op een speelse wijze belangrijke historie over het monument en de opbrengsten dragen direct bij aan het onderhoud van het monument. Dat is de ultieme win-win.’
Beste lezer,
Ons vrouwenkoor in de Pieterskerk Leiden zoekt versterking. Maar wees gewaarschuwd, niet alles is wat het lijkt.
Achter onze harmonieën schuilt een verborgen opdracht, slechts te begrijpen door hen met een scherp oog en een vastberaden hart.
De tijd dringt...
Durven jij en je team de uitdaging aan? Met vertrouwen, Elisabeth Rameau www.degeneralerepetitie.nl
Het ambacht van de touwslager Cornelis Huymenszoon
de onzichtbare geschiedenis van de pieterskerk leiden
HHet waren ambachtslieden en mensen met zware beroepen, zoals metselaars, pottenbakers, smeden, kramers en zeepzieders. Hun verhalen zijn nog grotendeels onbekend, een goede reden dus om deze onzichtbare geschiedenis van de Pieterskerk Leiden verder te verkennen. In dit artikel wordt het beroep van lijndraaier, of touwslager uitgelicht, dat beoefend werd door Cornelis Huymenszoon, die eind 16e, begin 17e eeuw in de Pieterskerk Leiden begraven lag.
Een graf in de Pieterskerk Leiden
Het graf van Cornelis Huymenszoon lag in de zijbeuk ten noorden van het schip. Zijn inschrijving in de grafboeken wordt in 1581 en 1610 vermeld. Hij moet dus tenminste enkele decennia in de Pieterskerk Leiden begraven hebben gelegen. Wanneer hij precies leefde, of wanneer hij in het monument begraven werd, is niet bekend. Wel is bekend dat hij van beroep lijndraaier, ook wel touwslager, was. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, konden mensen zoals Cornelis het zich dus wel veroorloven om in de grootste stadskerk van Leiden begraven te worden.
in de groeiende scheepsbouwindustrie van de jonge Republiek. Omdat handel en visserij erg belangrijk waren voor de Nederlandse kustprovincies was de touwslagerij een onmisbaar ambacht.
Het touw werd gemaakt van hennep, dat door de touwslagerijen vaak bij boeren uit de omgeving werd gekocht. Het belangrijkste onderdeel van de touwslagerijen waren de lijnbanen. Dit waren lange stroken grond waar aan de ene kant een wiel stond opgesteld en aan de andere kant de touwen werden bevestigd. In het midden stond een verrijdbaar blok, waar de touwstrengen met een klos om elkaar gedraaid werden. Met behulp van het wiel werd kracht gezet om de hennep voor het touw om elkaar te draaien en werden de afzonderlijke strengen ineengedraaid, totdat het de gewenste dikte had. Touwen voor de scheepvaart waren bijzonder dik, omdat ze geschikt moesten zijn voor ankers en zware schepen. Ze moesten dus behoorlijk wat gewicht kunnen dragen. De touwen waren vaak tientallen meters - soms zelfs honderden meters - lang en wogen honderden kilo’s, of nog meer.
Vooral voor het draaien van de dikkere touwen was veel kracht nodig. Dan was één lijndraaier niet genoeg, terwijl voor kleinere touwen of de eerste delen van het productieproces soms kinderen werden ingezet. Het is haast niet meer voor te stellen, maar kinderarbeid was
DE PIETERSKERK LEIDEN WORDT VAAK GEZIEN ALS DE LAATSTE RUSTPLAATS VAN DE LEIDSE
ELITE. MENSEN DENKEN MEESTAL DAT ER VOORAL ADEL, PROFESSOREN, REGENTEN EN RIJKE
KOOPLIEDEN ZIJN BEGRAVEN, DE WELBEKENDE ‘RIJKE STINKERDS’. DAT BEELD KLOPT ECHTER
NIET HELEMAAL. EEN DUIK IN DE GRAFBOEKEN VAN DE PIETERSKERK LEIDEN HEEFT NAMELIJK
EEN LANGE LIJST HISTORISCHE BEROEPEN VAN GEWONE LEIDENAREN OPGELEVERD DIE
OOIT IN HET MONUMENT BEGRAVEN WERDEN, MAAR WIER GRAFZERKEN INMIDDELS VAAK
VERDWENEN ZIJN.
Het is ook niet verwonderlijk dat mensen van allerlei achtergronden in de Pieterskerk Leiden begraven wilden worden. Leidenaren vonden in het monument aansluiting bij het gedeelde verleden en de Leidse identiteit. Dat gold natuurlijk niet alleen voor rijke of bemiddelde Leidenaren. De Pieterskerk Leiden was dus niet alleen voor hen bereikbaar, maar ook voor stratenmakers, pottenbakkers, kramers, of lijndraaiers zoals Cornelis. Zij konden alleen geen indrukwekkende epitafen of gedenkmonumenten laten oprichten, waardoor hun verhalen in de collectieve herinnering minder - of eigenlijk meestal niet - zouden beklijven. De grote gedenktekens voor de elite van Leiden bepaalden nu eenmaal waar eeuwenlang de meeste aandacht naartoe ging. De carrières van deze professoren, stadsbestuurders en edelen staan vaak breed uitgemeten op de opschriften van hun gedenktekens. Het is zinvol om dan ook eens de verhalen en beroepen uit te lichten van gewone Leidenaren die in de Pieterskerk Leiden begraven werden.
Een eeuwenoud ambacht
Het beroep van Cornelis was in zijn tijd steeds belangrijker geworden. Door de opkomst van de Nederlandse Republiek kreeg het eeuwenoude ambacht van de touwslagerij een nieuwe relevantie. Touw speelde namelijk een belangrijke rol in de scheepvaart en ook
tot diep in de 19e eeuw wijdverbreid. Maar voor het echt zware werk op de touwslagerijen waren meerdere sterke, volwassen arbeidskrachten nodig. Met de grootste touwen zal ook het meeste verdiend zijn, omdat de gebruikte materialen en de benodigde arbeidsuren een hogere prijs konden opleveren. Ook het teren van de touwen was belangrijk, zodat ze bestendiger waren en minder snel zouden rotten na contact met water. De hete teer moest dus goed in het touw doordringen; dat mocht geen haastklus zijn.
Het belang van de touwslagers
De Amsterdamse politicus, koopman en cartograaf Nicolaes Witsen (1641-1717) publiceerde in 1671 een boek over de scheepsbouw dat een standaardwerk zou worden, Aeloude en Hedendaegsche Scheepsbouw en bestier Daarin wijdde hij een heel hoofdstuk aan het ambacht van de touwslagerij en de eisen die daaraan gesteld moesten worden. Hij omschreef het hele productieproces tot in detail, zoals het volgende citaat over de kern van het touwslagen laat zien: “Als het touw gedraait werd, helpt men de slagen om met stokken, die van mannen om gebraght werden, om dat de raderen zeer lange en zware touwen niet wel kannen om voeren”.
Voor het touwdraaien waren ervaren arbeiders vereist, constateerde Witsen: het lot van schepen en de bemanning was voor een belangrijk deel van de kwaliteit van de geleverde touwen afhankelijk. Te slap gedraaid
touw werd te bros en te stijf gedraaid touw kon barsten. Witsen schreef:
“Wanneer een kabel na den eisch is gedraait, ontwindt men altydt een slag of vier, op dat het des te beter de overgeblevene keeren behoudt, en van al te streng of te sterk omgedraait te zyn niet kan te knappen”. Het touwslagen was dus een vak waarin kwaliteit en vakmanschap van belang waren, niet alleen voor het product zelf, maar ook voor de functie die het had binnen de hele Nederlandse economie.
Het zichtbaar maken van onzichtbare geschiedenis Cornelis Huymenszoon maakte met zijn werk als lijndraaier dus een belangrijk product dat economisch van groot belang was, in het bijzonder in de scheepsbouw en -vaart. Het was zo belangrijk dat de Amsterdamse regent Nicolaes Witsen zich verdiepte in de praktijk van het ambacht en een uitvoerige beschrijving ervan in zijn veelgelezen boek over de scheepsbouw opnam.
Erover schrijven was één ding, maar het product ook daadwerkelijk maken was natuurlijk iets heel anders, en dat deden ambachtslieden als Cornelis. Dat zijn beroep in de grafboeken van de Pieterskerk Leiden genoteerd werd, betekent hoogstwaarschijnlijk dat hij het ambacht een groot deel van zijn leven heeft uitgeoefend. En het betekent dat wij vandaag de dag iets meer weten over wie hij was en wat voor verhalen er zoal schuilgaan achter de duizenden Leidenaren die in de Leidse Pieterskerk begraven zijn. Door verhalen zoals over Cornelis uit te lichten wordt de onzichtbare geschiedenis van de Pieterskerk Leiden stapje voor stapje steeds bekender.
Encyclopédie van Diderot en D'Alembert - Corderie (of de ambacht van de touwslagerij), circa 1755 (Digital Collections, University of Michigan)
Reinigingsmiddelen
Reinigingsmachines
Reinigingsmaterialen
Hygiëne papier
Afvalbakken en dispsables
Veiligheid en milieu
+
• Briefpapier, Visitekaartjes, enveloppen
• Geboorte- & trouwkaarten
• Flyers en brochures • Boekjes, Scripties, Proefschriften
Print, Kopie, Plot, Scan
in zwart en kleur • A4/A3 en groot formaat
Bouwtekeningen • Congresposters • Afwerken en inbinden
Onmisbare steun en betrokkenheid
Vrienden
Vrienden zijn voor de Pieterskerk Leiden onmisbaar en van onschatbare waarde. De Stichting Vrienden van de Pieterskerk Leiden draagt bij aan de instandhouding van het monument en maakt bijzondere projecten mede mogelijk.
Bach & Leiden Mecenaat
Genieten van Bach’s meesterwerken en gelijktijdig schenken voor het behoud van de Pieterskerk Leiden, het kan! Via het Bach & Leiden Mecenaat is dit mogelijk. Op Goede Vrijdag wordt jaarlijks de Matthäus Passion uitgevoerd door het Nederlands Kamerkoor en het Residentie Orkest. Rond de kerstdagen klinkt het Weihnachts-Oratorium uitgevoerd door het Nederlands Kamerkoor.
Orde van Sint Pieter –
Businessclub
De Orde van St. Pieter is opgericht als de businessclub van de Pieterskerk Leiden. Omarm als bedrijf de Leidse Pieterskerk en steun daarmee één van de mooiste rijksmonumenten van Nederland. Dankzij de Orde kan de Pieterskerk Leiden het monument op een hoog niveau onderhouden en de historie behouden voor toekomstige generaties.
HET ONDERHOUD VAN DE PIETERSKERK LEIDEN IN 2024
Het belang van regulier onderhoud op de lange termijn
Een cruciaal detail
Het onderhoudsjaar begint in januari en februari over het algemeen met de klussen waar op andere momenten geen tijd of ruimte meer voor is, die kunnen helpen om het nieuwe jaar goed in te gaan. In januari vinden er altijd enkele evenementen plaats, zoals de Nieuwjaarsreceptie van de gemeente Leiden, maar in februari begint in de Pieterskerk Leiden het nieuwe seizoen met een volle agenda. Het loont om voor die tijd aandacht te besteden aan kleinere onderhoudsprojecten.
DE PIETERSKERK LEIDEN IS EEN VAN DE GROOTSTE MONUMENTALE STADSKERKEN VAN NEDERLAND.
HET VRAAGT VEEL OM EEN DERGELIJK GROOT GEBOUW IN EEN OPTIMALE STAAT VAN ONDERHOUD
TE HOUDEN. ER IS ALTIJD WEL IETS WAT OM AANDACHT VRAAGT, ZOWEL GROTE OBJECTEN DIE
SNEL OPVALLEN ALS KLEINE DETAILS IN DE VERSTE UITHOEKEN VAN HET MONUMENT. KLEIN
ONDERHOUD EN REGULIERE INSPECTIES ZIJN DAARBIJ NIET MINDER BELANGRIJK DAN DE GROTE
RESTAURATIEPROJECTEN. DANKZIJ KLEIN ONDERHOUD BLIJVEN DE TIJD EN KOSTEN IN DE TOEKOMST BEHEERSBAAR. HET GOED BIJHOUDEN HIERVAN SCHEELT AANZIENLIJK OP DE WEG VOORUIT, EIGENLIJK
NET ALS BIJ HET ONDERHOUD THUIS. ER WAS IN DE PIETERSKERK LEIDEN IN 2024 ZOWEL AANDACHT VOOR GROTE PREVENTIEVE ONDERHOUDSPROJECTEN, ALS VOOR DE BELANGRIJKE DETAILS.
Begin februari stond er bijvoorbeeld onderhoud ingepland aan een klein, maar cruciaal detail: de eerste trede van de trap naar de kansel. Voor alle sprekers die in de loop van het jaar de kansel beklimmen, is het belangrijk om te weten dat zij in goed vertrouwen hun eerste stap naar boven kunnen zetten. De trap naar de 16e-eeuwse kansel dateert bovendien uit de 19e eeuw en is een beeldbepalend onderdeel van het historische interieur. Het is dus om meerdere redenen belangrijk dat het in de beste staat verkeert. De huismeester van de Pieterskerk Leiden, een gespecialiseerd timmerman-restaurateur, heeft de benodigde herstelwerkzaamheden vakkundig uitgevoerd.
Natuursteen
Een andere trap die om aandacht vroeg, was niet van hout, maar van natuursteen. Tussen het transept en de kooromgang zit namelijk een hoogteverschil, dat overbrugd wordt door twee natuurstenen treden. Over een periode van decennia zijn daar, met name bij de trap naar de noordelijke kooromgang, enkele kleine schades aan de natuursteen ontstaan. Met name krassen, maar ook enkele kleine deuken.
Begin maart is een gecertificeerd steenhouwer van het Leidse bedrijf Bambam Steenhouwers met de trap naar de noordelijke kooromgang aan de slag gegaan en heeft de oneffenheden zoveel mogelijk weggewerkt. Daardoor zien de traptreden er niet alleen beter uit, maar is ook de beloopbaarheid beter geborgd. Een ongeluk kan immers in een klein hoekje zitten en het wegnemen van elk mogelijk risico is altijd wenselijk. Na de afronding van de werkzaamheden is de gehele zerkenvloer van de Pieterskerk Leiden, inclusief de gerestaureerde treden, gedurende een periode van enkele dagen weer van een nieuwe laag beschermende was voorzien. De was beschermt de natuursteen tegen krassen in het oppervlak en trekt in de steen, waardoor deze bijvoorbeeld beter bestand is tegen vocht.
Periodieke inspecties
Naast klein onderhoud zijn ook periodieke inspectierondes van belang om onderhoudskosten beheersbaar te houden. Door ervoor te zorgen dat eventuele aandachtspunten vroeg gesignaleerd worden, kan voorkomen worden dat een onopgemerkte situatie geleidelijk verder verslechtert. In april vonden daarom bijvoorbeeld de jaarlijkse inspectierondes voor houtworm en andere schadelijke insecten plaats in de kappen van de Pieterskerk Leiden. Begin april werd een grondige inspectie van de lage kappen boven de zijbeuken uitgevoerd en eind april waren de kappen boven de kooromgang aan de beurt. Er is net als in de afgelopen jaren geen nieuwe activiteit geconstateerd.
Dat is altijd een welkom bericht, maar in een eeuwenoud monument als de Pieterskerk Leiden, met enorme hoeveelheden historisch hout in de kappen, van bijzonder groot belang.
De variatie in het onderhoud
bredere manier naar duurzaamheid in het onderhoud gekeken. Dit sluit aan bij de Green Key Gold-status die de Pieterskerk Leiden heeft en waarvoor het monument ook dit jaar weer opnieuw is gecertificeerd. Eind mei vond daarnaast nog de jaarlijkse schoonmaakdag plaats, waarbij het kantoorteam en de vrijwilligers van de Pieterskerk Leiden samen grotere en kleinere klussen oppakken die eens in het jaar nodig zijn. Zo worden bijvoorbeeld de spijlen van het koorhek in de was gezet en wordt overal het stof weggehaald, van de epitafen tot in de 17e-eeuwse Kerkmeesterkamer.
Het vernieuwen van systemen
In de zomer werd een groot project uitgevoerd, waarbij alle bedieningspanelen en -systemen van de brandmeldinstallatie en het aspiratiesysteem werden vernieuwd. In een groot monument als de Pieterskerk Leiden gaat dat om meerdere panelen, op verschillende locaties, die allemaal onderling verbonden zijn. Daarom was de vervanging van de panelen een meerdaags project, dat werd opgevolgd door controlemomenten.
De noodzaak voor vernieuwing was dus een kwestie van tijd. De nieuwe bedieningspanelen zullen uiteraard dezelfde functies gaan vervullen, maar zijn toekomstbestendiger en vertegenwoordigen de nieuwe standaard op dit terrein. Voor een monument als de Pieterskerk Leiden is het van het grootste belang dat deze systemen zo up-to-date mogelijk zijn en optimaal functioneren. Brand is voor de Pieterskerk Leiden het grootste gevaar. De vernieuwing van de panelen vertegenwoordigt daarom een belangrijke en noodzakelijke investering voor het behoud en de veiligheid van het monument.
De Pieterskerk Leiden bevat veel verschillende soorten objecten, interieuronderdelen en gebouwdelen, die allemaal om een ander soort onderhoud vragen. Daardoor komt het regelmatig voor dat er zeer uiteenlopende restauratiewerkzaamheden in het monument tegelijkertijd, of kort na elkaar, plaatsvinden. De maand mei was daar een goed voorbeeld van. Begin mei werd bijvoorbeeld het jaarlijkse onderhoud aan het 19e-eeuwse Thomas Hill-orgel uitgevoerd. De gespecialiseerde orgelrestaurateurs van Elbertse & Van Vulpen Orgelmakers verzorgen al decennia het onderhoud aan het koororgel, dat in de jaren ’90 van de vorige eeuw naar de Pieterskerk Leiden kwam. Halverwege mei begon er weer een heel ander soort onderhoudsproject: uitgespreid over een periode van 6 werkdagen werden alle dakkapellen van de Pieterskerk Leiden geschilderd. De schilders van Boelee Schilders& Onderhoudsbedrijf klommen dagenlang de daken op en werkten ook vanuit de kappen om het schilderwerk bij te werken. Door alle dakkapellen in een keer te behandelen werd het werk niet alleen kostenefficiënt en praktisch ingepland, maar werd ook verzekerd dat alle dakkapellen in dezelfde staat verkeren, wat van belang is voor toekomstig onderhoud. Alle dakkapellen zijn nu voor de komende jaren bestand tegen weer en wind.
Op 21 mei werd de zitbank uit het Museumcafé met nieuwe bekleding teruggebracht door Willem Kooreman Meubelstoffeerderij. Door het veelgebruikte meubel niet te vervangen door een nieuw exemplaar, maar in plaats daarvan opnieuw te laten bekleden door een gespecialiseerde stoffeerderij, wordt ook op een
Het werd uitgevoerd door de vaste onderhoudspartners en -leveranciers van de Pieterskerk Leiden.
De techniek van bedieningssystemen is in de afgelopen jaren verder ontwikkeld en de panelen die inmiddels zijn vervangen, raakten langzamerhand verouderd.
In september volgde er een testdag voor het nieuw ingerichte brandmeldsysteem. Daarvoor werd, onder meer aan de hand van een gecontroleerd en beperkt vuur in het monument, getest of de systemen volledig functioneren. Ook werd er getest met de zogeheten slow whoop, oftewel het brandalarm. Uiteraard functioneerden de systemen zoals zij behoren te doen. Een testdag is, zoals natuurlijk in alle gevallen, maar zeker in een eeuwenoud monument een cruciale voorzorgsmaatregel.
In september werd ook het jaarlijks onderhoud aan de sprinklerinstallatie uitgevoerd. Daarnaast vond er gedurende het hele jaar onderhoud plaats aan andere installaties en voorzieningen in het monument, zoals de hijsinstallatie, lichtinstallatie en de elektra. Ook in deze gevallen is een vergelijking met het onderhoud thuis op zijn plaats: reguliere, periodieke keuringen van systemen zijn relatief makkelijk te organiseren, brengen beginnende mankementen naar boven en besparen in de toekomst overbodige extra kosten aan onderhoud, vervanging of vernieuwing. In een groot gebouw als de Pieterskerk Leiden, met alle complexe systemen die daar deel van uitmaken, geldt dat natuurlijk in de overtreffende trap.
De blik vooruit
Voor de Pieterskerk Leiden geldt altijd dat elk nieuw jaar weer veel nieuwe onderhouds- en restauratieprojecten met zich meebrengt. Daarbij wordt uiteraard ook vooruit gepland, bijvoorbeeld zodat onderhoud in een bepaald jaar valt, waardoor het gecombineerd kan worden met andere werkzaamheden en zo een kostenbesparing oplevert.
Sommige restauratieprojecten zijn echter zo groot dat zij een langere aanloop vergen. Dat geldt bijvoorbeeld voor een aankomende grote restauratie van het Van Hagerbeerorgel. In 2022 werd namelijk vastgesteld dat de frontpijpen, de grootste in het instrument, tezamen met de windladen en conducten, langzaam aan het verzakken zijn. Dat fenomeen wordt door orgelspecialisten ook wel ‘kruip’ genoemd. Het verzakken is iets dat vanwege het gewicht van de pijpen in principe altijd aan de orde is, maar eens in een periode van enkele eeuwen hersteld moet worden om verdere schade aan de orgelkast te voorkomen.
Het Van Hagerbeerorgel is het hoofdorgel van de Pieterskerk Leiden. De orgelkast dateert in de huidige vorm uit 1643, maar het instrument bevat ook orgelpijpen uit circa 1446. Het orgel wordt gedurende het jaar regelmatig bespeeld en is uniek onder de Hollandse stadsorgels. Het geniet een internationale bekendheid en is, met name vanwege de bijzondere
stemming van het orgel, ook wat de bespeling betreft een uniek instrument. Het aankomende restauratieproject zal uitermate kostbaar zijn en ruim vier ton kosten. De Pieterskerk Leiden is daarom begonnen met het aanvragen van restauratiesubsidies. Pas wanneer er voldoende fondsen beschikbaar zijn, is het mogelijk om de restauratie uit te laten voeren. Dit project zal dus zeker veel aandacht vragen in het komende jaar.
Ondertussen wordt er alles aan gedaan om de Pieterskerk Leiden in optimale staat te houden middels het reguliere onderhoud, om te zorgen dat het monument voor de toekomst behouden blijft. Zowel groot als klein onderhoud leveren daar een belangrijke bijdrage aan en zijn onmisbaar om het monument aan komende generaties over te dragen.
GGeboren zonder zilveren lepel in de mond Marie-Anne werd in 1748 geboren in Parijs. Over haar ouders en achtergrond is weinig bekend. Toen zij nog jong was overleed haar moeder en verdween haar vader uit beeld. Uit geldnood ging de jonge Marie-Anne werken als model, wat destijds gold als een weinig respectabel beroep; eerst bij de bekende beeldhouwer Jean-Baptiste Lemoyne (1704-1778) en later, vanaf 1763, bij de beeldhouwer Étienne-Maurice Falconet (17161791). Falconet was in Parijs directeur geweest van de modelleerafdeling bij de porseleinfabriek in Sèvres en gold als een favoriet van Jeanne-Antoinette Poisson, Marquise de Pompadour (1721-1764), de maîtresse van koning Lodewijk XV (1710-1774). Marie-Anne kwam dus in een artistieke omgeving op hoog niveau terecht. Ze bekwaamde zich in deze periode in de beeldhouwkunst, vooral in terracotta op klein formaat, maar later ook in grote bustes van marmer en brons. De kiem voor een mooie toekomst was gelegd.
In hoge kringen
Het succes van Marie-Anne
In het begin van 1767 werd Marie-Anne - als eerste vrouw in Rusland - académicien(ne) aan de Keizerlijke Academie voor Schone Kunsten van Sint-Petersburg. Ze had veel werk. Alleen al Catharina de Grote gaf haar rond de 25 opdrachten. Eén van die opdrachten betrof een portretbuste van de tsarina zelf. Marie-Annes portretbuste van Catharina de Grote werd geprezen om zijn levensechtheid en de tsarina beloonde haar met een gouden snuifdoos en 500 roebel. Vanaf 1768 ontving ze van de tsarina een jaarlijks salaris van 1000 roebel. Ook maakte ze in opdracht van Catharina een portretbuste van Diderot.
HET LEVEN VAN MARIE-ANNE COLLOT (1748-1821)
Een meester van het gebeeldhouwde portret
Ze werd onderdeel van de vrienden- en kennissenkring van Falconet en maakte bustes van hen, zoals van de Franse Verlichtingsfilosoof en initiatiefnemer van de beroemde Encyclopédie (1751-1772) Denis Diderot (1713-1784), die in het Parijse sociale leven van de salons actief was. Diderot zou een groot bewonderaar van Marie-Anne worden en schreef veel over haar in zijn dagboeken en brieven, die nog altijd een belangrijke bron zijn voor haar leven en werk.
Marie-Anne trouwde in 1777 in Sint-Petersburg met de schilder Pierre-Étienne Falconet (1741-1791), de zoon van haar leermeester Étienne-Maurice, en kreeg met hem op 24 april 1778 een dochter, Marie-Lucie (1778-1866). Maar Marie-Anne zou ook een affaire met Étienne-Maurice hebben gehad, waardoor haar huwelijk in de problemen kwam. Kort na de geboorte van hun dochter keerde Pierre-Étienne terug naar Frankrijk. Marie-Anne volgde later met haar dochtertje; haar schoonvader vertrok naar Den Haag. Marie-Anne zou na haar vertrek de rest van haar leven een jaarlijkse toelage van 10.000 livres van Catharina de Grote ontvangen.
Terug in Parijs ontstond een hevig conflict tussen MarieAnne en Pierre-Étienne. Marie-Anne kwam enige tijd niet aan beeldhouwen toe. Op 14 juli 1779 diende ze een klacht in tegen haar echtgenoot vanwege grof en gewelddadig gedrag, een weigering om haar in hun huis binnen te laten en dreigementen om haar leven en kunstwerken te vernielen. Dat betekende het einde van hun huwelijk en leidde tot een echtscheiding.
Na haar scheiding reisde Marie-Anne naar ÉtienneMaurice, die in Den Haag was gebleven. Daar kreeg
MARIE-ANNE COLLOT WAS EEN GETALENTEERD EN GEVIERD KUNSTENAAR IN HAAR
TIJD. ZE MAAKTE TALLOZE VERFIJNDE BEELDHOUWWERKEN EN SPECIALISEERDE ZICH IN PORTRETBUSTES IN EEN VERNIEUWENDE NEOCLASSICISTISCHE STIJL. TOEN ZE OP JONGE
LEEFTIJD ALLEEN KWAM TE STAAN, WIST ZE ZELF EEN ARTISTIEKE CARRIÈRE VORM TE GEVEN. HAAR VERHAAL IS MET DE PIETERSKERK LEIDEN VERBONDEN GERAAKT, WAAR
HAAR KUNSTZINNIGE ERFENIS NOG ALTIJD TE ZIEN IS DANKZIJ DE PORTRETBUSTE OP HET GEDENKMONUMENT VOOR DE WETENSCHAPPER PETRUS CAMPER (1722-1789).
In 1766 vertrok Marie-Anne op 18-jarige leeftijd naar Sint-Petersburg als assistent van Étienne-Maurice Falconet, waar hij door tsarina Catharina II van Rusland (Catharina de Grote, 1729-1796) gevraagd was een ruiterstandbeeld van tsaar Peter Aleksejevitsj Romanov (Peter de Grote, 1672-1725) te realiseren. Marie-Anne zou aan het standbeeld meewerken. Ze ontwierp het kleinere model ervoor, waarvan veel bronzen afgietsels zouden worden verspreid. Toen Catharina de Grote meerdere ontwerpen van Falconet afwees, zou MarieAnne uiteindelijk het hoofd voor het standbeeld ontwerpen. Diderot schreef in een brief aan Falconet dat mensen in Parijs het vreemd vonden dat hij zo’n belangrijk onderdeel van het werk aan zijn pupil overliet, maar hij sloot af met de relativering: “Mlle Collot sait mieux faire le portrait que vous. Pourquoi non?” (‘Juffrouw Collot is beter dan u in het portretteren. Waarom ook niet?’). Op belangrijke aspecten van de beeldhouwkunst overtrof Marie-Anne dus al haar meester.
ze de prestigieuze opdracht om bustes te maken van stadhouder Willem V (1748-1806) en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen (1751-1820). Daarvoor was bemiddeld door de Russische diplomaat en ambassadeur in de Nederlandse Republiek, prins Dmitri Alekseyevich Golitsyn (1728-1809). Falconet en MarieAnne verbleven in Den Haag bij de ambassadeur, die eerder ambassadeur in Parijs was geweest. Hij was het die Falconet, op aanraden van Diderot, bij Catharina de Grote had geïntroduceerd in 1766. De rekening voor de gipsen modellen stuurde Marie-Anne in 1782 vanuit Parijs naar het stadhouderlijk hof.
Marie-Anne Collets connectie met de Pieterskerk Leiden
Marie-Anne maakte in haar Nederlandse periode tussen 1781 en 1782 een portretbuste van de wetenschapper Petrus Camper (1722-1789), uit dank voor zijn inenting van haar dochtertje tegen de pokken. Ze had Camper leren kennen in de kennissenkring van prins Golitsyn, waar ook de filosoof Frans Hemsterhuis (1721-1790) deel van uitmaakte. Camper volgde beeldhouwlessen bij Marie-Anne, Étienne-Maurice, of bij beide. Hij prees het kunstwerk van Marie-Anne uitvoerig: “Votre main a éternisé les traits de mon visage et votre coeur en a
fourni l’idée. […] Quel bonheur de posséder à la fois et tant de sentiment et tant de talents” (‘Uw hand heeft de trekken van mijn gezicht vereeuwigd en uw hart heeft het bezield. Wat een geluk om tegelijk zoveel gevoel en zoveel talent te hebben’). Het ontwerp geldt als de eerste neoclassicistische portretbuste in Nederland.
Het ontwerp van Marie-Anne vormde het uitgangspunt voor het gedenkmonument van Camper dat in 1792 in de Pieterskerk Leiden werd geplaatst, vervaardigd door Anthony Ziesenis (1741-1801), van wie Camper nog beeldhouwlessen had gekregen. De buste werd gemaakt op basis van een in brons gegoten versie van het ontwerp van Marie-Anne, waarvoor Camper in 1787 zelf opdracht had gegeven. Het gedenkteken was een toevoeging aan de eregalerij voor wetenschappers en notabelen, langs de westmuur van het monument.
Een onverhoopt einde van een glansrijke carrière
Toen Étienne-Maurice in 1783 verlamd raakte, betekende dat het einde van Marie-Annes carrière. Ze verzorgde hem tot zijn dood in 1791, het jaar waarin ook haar voormalige echtgenoot Pierre-Étienne stierf. Ze nam de beeldhouwkunst nooit meer op. Vanwege de Franse Revolutie verliet ze Parijs en ging met haar dochter en schoonzoon op een kasteel in Marimont, in de streek Lorraine, wonen. Ze overleed op 73-jarige leeftijd in Nancy.
Marie-Anne Collot was een bijzonder getalenteerd beeldhouwer. Ze had zich van een moeilijke beginpositie tot de top van haar vakgebied opgewerkt en oversteeg al snel haar leermeester. Ze werd hooggeprezen door belangrijke tijdgenoten. De verbintenis van deze bijzondere vrouw met de Pieterskerk Leiden is vandaag de dag nog terug te zien in het expressieve gelaat op de buste van Petrus Camper.
van een
1823),
Wat een geluk om tegelijk zoveel gevoel en zoveel talent te hebben
‘De Pieterskerk is voor mij een heel persoonlijke plek geworden’
een interview met vrijwilligers van de pieterskerk leiden
DE PIETERSKERK LEIDEN HEEFT TIENTALLEN VRIJWILLIGERS. ZIJ HELPEN OP ALLERLEI MANIEREN BIJ
HET BEHOUD VAN HET MONUMENT. ZIJ HELPEN BIJ DE CATERING VAN CONCERTEN EN CULTURELE ACTIVITEITEN, GEVEN RONDLEIDINGEN, HELPEN IN HET MUSEUMCAFÉ, ONDERHOUDEN DE TUINEN
EN ZIJN ENTHOUSIASTE AMBASSADEURS VOOR HET MONUMENT... KORTOM: DE PIETERSKERK LEIDEN
KAN NIET ZONDER HEN.
Het is een diverse groep liefhebbers: van vrijwilligers van het eerste uur tot Leidse studenten die meer willen weten over de geschiedenis. Als kantoorteam kennen wij onze vrijwilligers, maar wat weten wij nu precies van hen en wat weten zij van elkaar? Wij nodigden een groepje van vier vrijwilligers uit voor een kop koffie of thee en een gesprek. Een moment om stil te staan bij wat zij voor de Pieterskerk Leiden betekenen en wat het monument voor hen betekent.
Aan tafel in het museumcafé
Het is een warme zomerdag, maar we spreken vroeg af zodat het nog niet echt heet is. We halen er kopjes koffie en thee bij. Vlak voor de zomer is het in de Pieterskerk Leiden altijd druk, maar om tien uur ’s ochtends - voor openingstijd - is het café nog een oase van rust.
Naast de vrijwilligers Lies Hendriks, Agnes Verweij, Maria Sistermans en Ton Raap - zijn hoofd cultuur & exploitatie Nicole Theeuwes en conservator Ward Hoskens aangeschoven. Er komt tijdens het gesprek langzaam beweging in het café: cafémedewerker Tanya loopt de openingsronde en er wordt bij de koffieautomaat druk over onderhoudswerk gesproken. Het monument baadt die ochtend in een prachtig gouden zonlicht.
Lies Hendriks (73 jaar) Ik ben geboren en getogen in Leiden. Een paar jaar weggeweest, maar uiteindelijk weer teruggekomen. Ik heb een tijdje in Amerika gewoond, in Noordwijk en in Hillegom.
Maar toen de kinderen uit huis gingen dachten we, ja, wat doen we nu? Toen heb ik in Leiden een appartementje gekocht aan het water, dus nu zit ik helemaal goed.
Ik heb op veel plekken gewerkt, in verschillende functies; altijd in de zorg. De laatste jaren werkte ik in het LUMC als medisch secretaresse voor maag-, darm- en leverziekten. Daar heb ik
met heel veel plezier gewerkt. Je had een team van artsen en nurse practitioners, en een eigen patiëntengroep. Inmiddels ben ik alweer 6 jaar met pensioen. Iedereen zei: ‘nou Lies, je valt straks in een zwart gat’ en ‘je moet onthaasten’, maar dat beviel me eigenlijk niet. Toen kwam er een vacature bij de Leidse Voedselbank en ben ik daar voor 1 dag in de week begonnen. Dat ging al snel naar twee dagen. Dat heb ik een tijd gedaan, maar daarna wilde ik wel iets minder. In de tussentijd kwam de Pieterskerk langs. Dat vond ik een mooie combinatie: sociaal bij de voedselbank en hier cultureel. Een vrijwilliger van de Pieterskerk vertelde me dat er een museumcafé was, en veel evenementen. Dat leek me leuk, dus toen ben ik gewoon eens op gesprek gegaan.
Doordeweeks werk ik vaak een middag in het café en als er evenementen zijn, vind ik dat ook erg leuk om te doen! Ik kende de Pieterskerk al wel, alleen het museumcafé nog niet. Horeca was vrij nieuw voor mij, maar je bent hier vrijwilliger en helpt de betaalde kracht in het café. Gisteren kwam er toevallig een jongeman met een zware bepakking, die lopend naar Rome ging. Hij had 3 maanden de tijd en startte hier. Hij ging de Limes-route doen en dacht, ach, ik begin gewoon in Leiden, is naar de Pieterskerk gekomen, heeft hier een biertje gedronken voor de zegening en is gewoon begonnen. Ik vind dat echt zo bijzonder. Als je je ervoor open stelt hoor je hier de meest bijzondere verhalen!
Agnes Verweij (78 jaar)
IIk ben op het Rapenburg geboren. Dat klinkt chiquer dan het was, want we bewoonden de benedenverdieping van een kleine, donkere huurwoning. Riolering was er niet, soms lukte het een rat om via de afvoerbuis van het toilet, die in het Rapenburg uitkwam, bij ons binnen te komen. Daar woonden we tot mijn 5e, daarna in Leiderdorp. Toen ik op mijn 21e het huis uit ging, dacht ik: nu terug naar Leiden! Na een verhuizing daar woonde ik er, ten slotte met man en kind, aan een drukke straat met zo’n smal stoepje dat ons
Pieter. 41
zoontje daar niet kon buitenspelen. Daarom zijn we naar een rustigere plek in de binnenstad gegaan, waar ik inmiddels 45 jaar woon. Anderhalf jaar nadat mijn man overleed, 21 jaar geleden, is mijn zoon naar Amerika geëmigreerd - naar Boston. Hij kwam daar een leuke Amerikaanse tegen, met wie hij trouwde. Ze hebben twee dochtertjes, met wie ze binnenkort weer een weekje bij mij komen logeren.
Ik heb in Leiden wiskunde gestudeerd. Daarna gaf ik wiskundeles op 'mijn oude' middelbare school in Leiden. Na mijn leraarschap ging ik als docent wiskunde en didactiek in Delft werken: eerst 5 jaar aan de lerarenopleiding en daarna ruim 29 jaar aan de TU. De Pieterskerk heb ik pas goed leren kennen toen ik na mijn pensionering ging meezingen bij de Leidse Scratchdagen en lid werd van een koor dat er weleens optrad. Zo kwam ik op het idee om vrijwilliger bij de Pieterskerk te worden. Sinds augustus 2016 werk ik in de catering of help ik op een andere manier tijdens evenementen in het monument. Dat vind ik hartstikke leuk! Je maakt het dan allemaal mee, bijvoorbeeld de Kerstnachtdiensten, waarvoor ik alle tijd heb omdat ik de winters in Boston te koud vind voor familiebezoek. Dan zeg ik: rooster mij maar in voor de hele avond! In de keuken staat dan altijd iets lekkers voor me klaar. Ik zeg vaak: als je wilt weten hoe je met vrijwilligers moet omgaan, moet je bij de Pieterskerk gaan kijken. Het is echt geweldig!
Maria Sistermans (85 jaar)
IIk ben geboren in Voorburg, maar groeide op in Den Haag. De Tweede Wereldoorlog brak toen uit. We werden geëvacueerd omdat we in de Vogelwijk woonden die door de Duitsers werd afgesloten: dat heette een Sperrgebiet. Na de oorlog konden we terug. Op het lyceum voor meisjes deed ik Gymnasium Bèta; er waren maar 8 meisjes die dat deden. Mijn moeder vond het prima als wij gingen studeren, maar we moesten als meisjes wel snel in staat zijn om voor onszelf en het huishouden te zorgen. Toen heb ik eerst Sociale Academie gedaan en ben daarna naar Leiden verhuisd. Ik had een parttimebaan bij het katholiek maatschappelijk werk en begon aan de studie sociologie. Ik haalde mijn propedeuse, maar ontmoette op een feestje mijn man. We zijn toen vrij snel getrouwd. Na een jaar werd
ons eerste kind geboren. Toen was het nog zo dat je je baan moest opzeggen als je kind geboren was. Mijn zoon werd 10 dagen te laat geboren, waardoor ik nog extra dagen kreeg uitbetaald. Dat hebben we op zijn spaarbankboekje gezet: zijn eerste verdienste, haha! Later heb ik bij verschillende instellingen gewerkt en eindigde als directeur van een afdeling van de jeugdbescherming.
In de jaren tachtig wilden we terug naar Leiden en zijn we naar een van de oude huizen tegenover de Pieterskerk verhuisd. We zagen alles en iedereen langskomen. Ik heb Nelson Mandela gezien en de Amerikaanse president, George Bush (sr.). Vanuit mijn huis kon ik in de auto’s van de beveiliging twee grote geweren zien liggen! In die tijd werden mijn man en ik vrijwilliger. We hebben ongelofelijk veel meegemaakt. Het was toen echt een heel andere situatie dan nu! Ton Boon [oud-directeur] werkte bijna zonder personeel. Een keer zagen we hem zelfs het monument vegen toen we na werk even binnenliepen. Alle andere klussen werden door vrijwilligers gedaan. Ik heb nog een lijst waar de taakverdeling op staat. Dan had je de ‘commissie Winkeltje’, de ‘commissie Kerststal’ of de ‘commissie Rondleidingen’. We zetten stoeltjes neer voor tentamens, hielpen bij postverzendingen voor de Vrienden, maakten schoon. Dat werd allemaal door vrijwilligers gedaan! Mijn man heeft zelf de donatiekist gemaakt, die nu nog bij de ingang staat. Dat was een heel werkstuk!
De Pieterskerk is voor mij een heel persoonlijke plek geworden. Ik heb het afscheid van mijn man hier gehad en van mijn dochter. Samen met een vriendin - en ontzettend veel gasten - vierden we er onze 65e verjaardag; we scheelden maar een week. Dat zijn allemaal echt heel bijzondere, persoonlijke herinneringen aan de Pieterskerk die ik koester.
Ton Raap (71 jaar)
Ik ben in Amstelveen geboren. Ik ging daar naar de HBS-B en studeerde later scheikunde aan de Gemeente Universiteit, nu de UvA, met als specialisatie biochemie. Daarna moest ik in militaire dienst en heb daarvoor op het Laboratorium van de Broedtransfusiedienst onderzoek kunnen doen. Ik had daarna niet zo’n zin in leraarschap en dan blijft er voor een jong biochemicus eigenlijk maar één ding over: promoveren. Ik solliciteerde in Leiden en werd - met beschermengeltjes op mijn schouders - aangenomen. Ik specialiseerde in de celbiologie en ging van promovendus, naar postdoc, naar UD, naar UHD, naar hoogleraar.
Dan keek je rond en zag je: wat is het hier eigenlijk mooi!
Foto van de vrijwilligers (v.l.n.r. Agnes, Lies, Maria en Ton) bij het monument voor Boerhaave (© Pieterskerk Leiden - Foto: Claudia Claas)
Wat ik mocht meemaken als hoogleraar, was dat je in het cortège meeloopt van het Academiegebouw naar de Pieterskerk. Ik was er wel eens geweest, met de Whiskybeurs begin jaren tachtig. Maar als je het voorrecht had om tijdens de Dies in de Pieterskerk te zitten, dan dwaalden je gedachten tijdens een lezing soms wel iets af. Dan keek je rond en zag je: wat is het hier eigenlijk mooi! Mijn oog viel op de wijdingskruizen op de pilaren en ik raakte geïntrigeerd. Later kregen wij een rondleiding. Toen is in mijn gedachten gekropen: dit wil ik later ook doen! Ik heb ook tentamens afgenomen in de Pieterskerk. Een van de allereerste was op een winterse dag met veel sneeuwval. Op het plein stonden de studenten te trappelen van de kou. Het binnengaan ging met veel geroezemoes gepaard. Toen ik het sein gaf, 'jullie mogen beginnen’, was er in ene die bijzondere stilte. Dat was een prachtig moment. Na de sneeuwbui begon de zon te schijnen en viel er prachtig licht door de vensters. Ik ben
niet godsdienstig, maar kreeg toen toch wel een beetje een religieus gevoel.
Na mijn pensioen las ik in het magazine een advertentie: ‘rondleiders gevraagd’. Toen heb ik mij in 2018 aangemeld, maar kwam alles door COVID vrij snel stil te liggen. Toen merkte ik hoe goed de Pieterskerk voor zijn vrijwilligers zorgt: ik kreeg een telefoontje, want het kantoorteam maakte zich zorgen over hoe het met de vrijwilligers ging. Ik werkte er net, maar heb dat in mijn geheugen gemarkeerd.
Vrijwilliger worden bij de Pieterskerk Leiden Wil jij ook vrijwilliger worden? Neem dan contact op met Raymond van Ruitenburg via vrijwilliger@pieterskerk.com of bel 071 512 4319 (ma-vr 10.00-17.00).
BOTANISCHE CARRIÈRE VAN HERMAN BOERHAAVE (1668-1738) IN WERELDPERSPECTIEF
Verbonden werelden
Boerhaave als botanicus
HERMAN BOERHAAVE IS BEKEND ALS EEN HOOGLERAAR MET VELE TALENTEN, DIE DE MEDISCHE WETENSCHAP VERNIEUWDE EN OP HET PAD NAAR DE MODERNE GENEESKUNDE BRACHT. HIJ
INTRODUCEERDE IN ZIJN VAKGEBIED MET VEEL SUCCES DE METHODEN EN WAARDEN VAN DE WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE UIT DE 16E EN 17E EEUW. ZIJN GEDENKTEKEN IN DE PIETERSKERK LEIDEN HERINNERT OP ALLERLEI MANIEREN AAN DIE BELANGRIJKE BIJDRAGEN.
MAAR ER IS OOK EEN KANT VAN ZIJN WETENSCHAPPELIJKE CARRIÈRE DIE EEN STUK ONBEKENDER
IS EN EEN BREDER BEELD GEEFT VAN DE HISTORISCHE PERIODE WAARIN BOERHAAVE LEEFDE
EN WERKTE. HET GAAT DAN OM ZIJN INTERNATIONALE NETWERKEN, DIE HEM MEDE IN STAAT
STELDEN OM TE EXCELLEREN ALS WETENSCHAPPER. NIEUW ONDERZOEK HEEFT AANGETOOND
DAT DIE NETWERKEN OOK EEN DIRECT VERBAND HEBBEN MET HET KOLONIALE EN SLAVERNIJVERLEDEN.
Het zal in dit artikel met name gaan over Herman Boerhaaves activiteiten als botanist (of: plantkundige). Vooral daar zijn de verbanden tussen het lokale en het wereldwijde goed zichtbaar. Recent onderzoek van Museum De Lakenhal (door Sjoerd Ramackers) en Erfgoedhuis Zuid-Holland (door Camilla de Koning) heeft deze connecties aan de oppervlakte gebracht en laat deze koppelen met de bredere geschiedenis waar het wetenschappelijke werk van Boerhaave deel van uitmaakte. Het is daarom ook relevant om dit in verband te brengen met de nagedachtenis aan Boerhaave in de Pieterskerk Leiden. Hij maakt in het monument immers deel uit van het Mausoleum Academicum, een belangrijke gedenkplaats voor de Leidse wetenschap.
De botanie was in Boerhaaves tijd een vakgebied in opkomst. De Leidse academische Hortus Botanicus was al in 1594 ingericht, maar de interesse in nieuwe en exotische planten bloeide aanvankelijk vooral buiten de wetenschappelijke wereld op. Rijke handelaren, kooplieden en notabelen ontwikkelden verregaande interesse in allerlei exotische planten en vruchten. Zo deed het verschijnsel van de orangerie bijvoorbeeld zijn intrede: speciale tuingebouwen - vaak bij statige buitenhuizen waar vruchten zoals sinaasappels, granaatappels en bananen konden worden gekweekt in warmere condities. Helder glas was duur in die tijd, dus alleen welvarende Nederlanders konden het zich in grote hoeveelheden veroorloven. Op de buitenplaats Berbice, bij Voorschoten, wist de rijke Leidse lakenkoopman Pieter de la Court van der Voort (1664-1739) als eerste in Nederland succesvol een ananas te kweken. Hij zou in 1737 bovendien een boek schrijven over de aanleg van “pragtige en gemeene landhuizen, lusthoven, plantagien en aenklevende cieraden”. Hij werd later in de Pieterskerk Leiden begraven.
Voordat botanie een tijdverdrijf van regenten en adel werd, waren vooral dokters geïnteresseerd in onbekende planten. Door de Europese koloniale expansiedrift in de vroegmoderne tijd kwamen er steeds meer nieuwe soorten naar Europa. Planten, bloemen, zaden, opgezette dieren en meer kwamen vanuit alle hoeken van de wereld naar Europa toe. Er werd gehoopt dat de planten nuttige genezende eigenschappen zouden hebben. Dan konden bestaande ziektes misschien beter of sneller genezen worden, maar konden ook de nieuwe ziektes
Rechts: Herman Boerhaave met zijn vrouw Maria Drolenvaux en dochter Johanna Maria, 1720-1725, Aert de Gelder (Collectie Rijksmuseum)
die Europeanen in de wijdere wereld tegenkwamen beter behandeld worden. Daarom werden er ook voor de VOC en de WIC tuinen en hortussen aangelegd. Op de lange reizen die door de schepen van deze compagnieën gemaakt werden, waren - vooral dodelijke - ziektes een erg groot probleem. De botanie werd in die tijd dus tevens gezien als een potentiële belangrijke aanjager van de Europese kolonisatiedrang.
Een bloeiende carrière
Deze ontwikkelingen in de plantkunde speelden zich voornamelijk in de loop van de 17e eeuw af.
Toen Boerhaave in 1701 zijn carrière aan de Leidse universiteit begon, betrad hij met zijn ontplooiende ideeën over de vernieuwing van de wetenschap dus vruchtbaar terrein. Als beginnend arts, die na zijn wetenschappelijke promotie moeite had de eindjes aan elkaar te knopen, kreeg hij in dat jaar een aanstelling als lector in de geneeskunde. Een aanstelling als hoogleraar zat er aanvankelijk nog niet in, maar Boerhaave weigerde een hoogleraarschap in Groningen: hij wilde in Leiden blijven. Toen hem de eerstvolgende vrijkomende leerstoel werd aangeboden, gaf hij als blijk van dank een rede die als een van zijn beste gezien zou worden. Hij beargumenteerde dat het functioneren van het lichaam in de geneeskunde volgens ‘mechanische wetten’ begrepen moest worden, in plaats van volgens de heersende allegorische opvatting. Het was illustratief voor zijn wens om van de geneeskunde een meer exacte wetenschap te maken.
Zijn eerste hoogleraarschap werd in 1709 de botanie. Door de verwantschap met de geneeskunde was het een welkome nieuwe stap in zijn carrière. Tegelijkertijd werd hij aangesteld als directeur van de Hortus Botanicus (met de officiële titel Praefectus Horti), een functie die hij tot 1730 zou bekleden. Vanaf dat moment
hield hij zich bezig met het verzamelen van kostbare en zeldzame zaden, vruchten en stekjes, een activiteit die danig in omvang groeide toen hij in 1724 het landgoed en kasteel van Oud-Poelgeest kocht van de jonkvrouw Adriana Constantia Sohier de Vermandois (1675-1735). Voordat Boerhaave het landgoed kocht, had het ruim 30 jaar leeggestaan. Het moest dus flink opgeknapt worden, maar daar had Boerhaave genoeg plannen voor. Hij had ook de ruimte: het landgoed was 24 keer groter dan de Hortus in Leiden.
Hij schreef aan een vriend, de Engelse botanicus William Sherard (1659-1728), dat hij vooral zeldzame planten en kruiden met genezende eigenschappen wilde kweken. Ook liet hij een grote verzameling bomen planten voor zijn arboretum (bomentuin). Hij hield alle werkzaamheden op het landgoed bij in een ‘kasboek’, waarin hij alle gezaaide en geplante gewassen bijhield; een administratie die belangrijk was voor zijn verzameling, voor zijn wetenschappelijke activiteiten én voor het delen of ontvangen van nieuwe zaden van interessante en exotische planten.
Boerhaave deelde zijn vondsten en successen breed in zijn botanische netwerk, wat hem in de koude winter van 1728-29 redde, omdat veel van zijn planten toen verloren gingen. De zaden die hij eerder had opgestuurd en die in andere tuinen waren gaan groeien, leverden nu nieuwe zaden op die Boerhaave op zijn beurt ontving om zijn kaalgeslagen landgoed te herbeplanten. In het testament dat hij in het jaar van zijn overlijden opstelde, verdeelde hij zijn verzameling van bomen en planten over zijn botanische netwerk: ze gingen naar goede kennissen en wetenschappelijke tuinen. Tot op het laatst waren wetenschap en liefhebberij nauw met elkaar verbonden voor Boerhaave.
De schaduwzijde van succes
Het netwerk waar Boerhaave zijn zaden en stekjes vandaan haalde, was groot. Hij ontving niet alleen zaden uit hortussen in heel Europa, maar kreeg ook nieuwe vondsten toegestuurd uit Ceylon (het huidige Sri Lanka), Oost-Indië (het huidige Indonesië), Afrika en Zuid-Amerika. De koloniale bezittingen van de Nederlandse Republiek maakten dus een belangrijk deel uit van zijn botanische netwerk. In nieuw onderzoek naar de Leidse lakenhandelaar en plantage-eigenaar Daniël van Eijs (1688-1739) is gebleken dat Boerhaave voor het verzamelen ook zijn familienetwerk benutte.
Van Eijs had, toen de winstgevendheid van de Leidse lakenhandel sterk terugliep, geïnvesteerd in plantages in Berbice (aan de noordkust van Zuid-Amerika, ten westen van Suriname). Tegelijkertijd kocht hij tot slaaf gemaakten die daar, na in gevangenschap te zijn verhandeld en als goederen te zijn verscheept in de mensonterende praktijken van de Trans-Atlantische slavenhandel, onder dwang en een continue dreiging van geweld het zwaarste werk moesten verrichten. Uit het onderzoek is gebleken dat er minstens 126 tot slaaf gemaakten op de plantages leefden, meestal afkomstig uit Afrika, maar in sommige gevallen ook vanuit de oorspronkelijke bewoners van het gebied. Daar zaten ook kinderen tussen, zoals het jongetje Majalla, dat voor negentig gulden werd gekocht.
Boerhaave was een aangetrouwde neef van Van Eijs, die vier plantages bezat in Berbice: Abigaël, Magdalena, Klein Poelgeest en Groot Poelgeest. De laatste twee waren niet vernoemd althans niet direct - naar Boerhaaves Oud-Poelgeest, maar naar het kasteel bij Koudekerk aan den Rijn dat eigendom was van een mede-eigenaar van de plantages. De plantages waren zo groot dat de Leidse binnenstad er meerdere keren in zou passen. Van Eijs stuurde Gordian Teller, zijn rechterhand in de Leidse lakenhandel, naar de plantages in Berbice als opzichter. Het was deze Teller die twee brieven van Boerhaave zou ontvangen, met het verzoek om “volkomen rijpe saden en vrugten” op te sturen. Dat ging met instructies, zoals: “ook moet de vrugt of saad geplokt, van een tack der Boom, die ook gezond is”. Het versturen van zaden, vruchten en stekjes luisterde nauw, want het waren kwetsbare goederen die de zeereizen vaak moeizaam doorstonden. De zorg voor deze zaden en vruchten staat daardoor in een des te schrijnender en bijna onvoorstelbaar contrast met de hardhandigheid en wreedheid waarmee tot slaaf gemaakten naar de kolonies werden verscheept. Per Boerhaaves instructies moesten de zaden “in een mande op gehangen [worden], daar de lugt kan doorspeelen, om
zo herwaarts te breng[en]”. Ze moesten “welbewaeert & ingepackt” verscheept worden. Boerhaave moet zodoende zeker op de hoogte zijn geweest van de condities van zulke lange zeereizen. Of hij zich terdege besefte dat deze reizen ook doorleefd waren door de tot slaaf gemaakten, die naar alle waarschijnlijkheid ten minste een deel van de zaden en vruchten verzamelden, is niet vast te stellen, maar wel waarschijnlijk.
Koloniën en slavernij: van wereldwijd tot lokaal Uiteindelijk vonden de plantjes wel de weg naar Europa en bloeiden daar - na een zorgvuldige, uitgekiende kweek - volledig op; zowel in de academische hortussen van Europa, als op het landgoed van Herman Boerhaave bij kasteel Oud-Poelgeest.
Kolonisatie, slavernij en de vroegmoderne globalisering zijn zodoende allemaal onderdeel van het verhaal van niet alleen de botanische carrière van Herman Boerhaave, maar ook de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting in de 16e, 17e en 18e eeuw. De opkomst van de moderne wetenschap was dus niet alleen een Westers verhaal en ook niet iets dat zich alleen in de kamertjes van geleerden afspeelde. Mede door het gedenkmonument voor de rijke en veelzijdige wetenschappelijke carrière van Boerhaave, is deze geschiedenis - in al zijn facetten - ook verbonden aan de Pieterskerk Leiden.
Boven: Detail brief Boerhaave aan Teller (plantageopzichter) - Archief van de firma Van Eys 1710-1751, inv.nr 14 f600 (Erfgoed Leiden en Omstreken)
Onder: Detail van Naauekeurige Plattegrond van den Staat en den Loop van Rio de Berbice. Met derzelver Plantagien in de Geoctroyeerde colonie de Berbice gelegen, 1742 (Collectie Rijksmuseum)
De Pieterskerk Leiden als wetenschappelijke herinneringsplek
DDE PIETERSKERK IN LEIDEN SPEELT EEN BIJZONDERE ROL IN DE VROEGMODERNE
WETENSCHAPSGESCHIEDENIS. DEZE KERK, OPGERICHT IN DE TWAALFDE EEUW, WERD NIET ALLEEN
EEN BELANGRIJK RELIGIEUS CENTRUM, MAAR OOK EEN CRUCIALE PLEK VOOR HET HERDENKEN VAN
DE WETENSCHAPPELIJKE EN INTELLECTUELE ELITE VAN DE LEIDSE UNIVERSITEIT. VANAF HET EINDE
VAN DE ZESTIENDE EEUW DIENDE DE PIETERSKERK LEIDEN ALS EEN PLEK WAAR PROFESSOREN EN
WETENSCHAPPERS WERDEN BEGRAVEN EN HUN MONUMENTEN WEERSPIEGELEN ZOWEL LOKALE
TROTS ALS INTERNATIONALE INTELLECTUELE STATUS. IN DIT ARTIKEL VERKENNEN WE HOE DE
PIETERSKERK EEN CENTRUM WERD VOOR HET HERINNEREN VAN ACADEMISCHE GROOTHEDEN EN
HOE HET DE POSITIE VAN LEIDEN ALS INTELLECTUEEL CENTRUM IN EUROPA VERSTERKTE.
Een nieuwe universiteit
De universiteit van Leiden werd in 1575 opgericht door Willem van Oranje, met als doel de intellectuele bloei van de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te bevorderen. Het was de eerste universiteit in de Noordelijke Nederlanden en trok al snel prominente wetenschappers en studenten uit heel Europa aan.
Deze reputatie als centrum van geleerdheid zorgde ervoor dat Leiden niet alleen academisch aanzien verwierf, maar ook een belangrijk onderdeel werd van de bredere Republiek der Letteren — een Europees netwerk van geleerden en wetenschappers die kennis en ideeën deelden via brieven, boeken en reizen.
De Pieterskerk Leiden, oorspronkelijk gebouwd als een katholieke kerk, werd na de Reformatie een protestants gebedshuis. Tegelijkertijd werd het een plek waar de belangrijkste Leidse academici hun laatste rustplaats vonden. De kerk diende niet alleen als religieus symbool, maar ook als cultureel en intellectueel monument. Het was een fysieke manifestatie van de wetenschappelijke prestaties van de universiteit en de bredere impact van Leiden op de Europese intellectuele wereld.
Wetenschappelijke reputaties
Een van de bekendste figuren die in de Pieterskerk Leiden herdacht wordt, is Joseph Justus Scaliger (15401609), een van de grootste wetenschappers van de late zestiende eeuw. Scaliger was een expert in klassieke talen en chronologie en werd in 1593 naar Leiden gehaald om de universiteit naar een hoger niveau te tillen. Zijn werk op het gebied van historische chronologie en taalkunde maakte hem tot een van de invloedrijkste wetenschappers van zijn tijd. Het monument van Scaliger in de Pieterskerk Leiden weerspiegelt zijn intellectuele grootsheid. Het is niet alleen een eerbetoon aan zijn
bijdrage aan de wetenschap, maar ook een symbool van de internationale reputatie van de Leidse universiteit.
Het monument van Scaliger was het tegenovergestelde van wat Scaliger had gewenst. In zijn testament had Scaliger aangegeven dat hij een bescheiden grafsteen wilde zonder opsmuk. De grafsteen moest bescheidenheid en vroomheid uitstralen en de korte inscriptie op deze steen was daardoor slechts: ‘Joseph Justus Scaliger, zoon van Julius Caesar, hier wacht ik op de wederopstanding’.1 Het hangende monument staat in schril contrast met de bescheidenheid. Het monument is vandaag de dag nog te zien in de Pieterskerk Leiden
en de inscriptie beschrijft Scaliger als een machtige held met ‘zijn uitzonderlijke begaafdheid, zijn onvermoeibare werk en een uitzonderlijke eruditie in de Republiek der Letteren’.2
Een ander belangrijk figuur die in de Pieterskerk werd herdacht, is Carolus Clusius (1525-1609), een vooraanstaand botanicus. Clusius speelde een cruciale rol bij het vestigen van de Hortus Botanicus in Leiden. Zijn werk was van vitaal belang voor de ontwikkeling van de plantkunde als wetenschap en zijn invloed reikte tot ver buiten de Nederlandse grenzen. Het monument voor Clusius in de Pieterskerk benadrukt zijn wetenschappelijke bijdragen en zijn rol in het bevorderen van de Leidse universiteit als centrum van botanisch onderzoek. Het hangende monument van Clusius benadrukt dat hij de universiteit heeft versierd met zijn kennis en kunde.
van de academische gemeenschap met elkaar zijn verbonden. Hoewel de kerk stevig was geworteld in de Leidse gemeenschap, waren de geleerden die hier werden herdacht actief in bredere Europese netwerken. De Republiek der Letteren was per definitie grensoverschrijdend, en de figuren die in de Pieterskerk Leiden werden geëerd, speelden een actieve rol in het uitwisselen van kennis over nationale en religieuze grenzen heen.
Een goed voorbeeld hiervan is de manier waarop de geleerden in de Pieterskerk Leiden werden herdacht als leden van een bredere Europese intellectuele gemeenschap. Hun monumenten waren vaak voorzien van inscripties in het Latijn, de taal van de internationale wetenschappelijke wereld in die tijd. Deze inscripties benadrukten niet alleen de persoonlijke prestaties van de overledenen, maar ook hun bijdrage aan de wereldwijde uitwisseling van kennis en ideeën. Dit laat zien hoe de Pieterskerk Leiden fungeerde als een symbool van het succes van de universiteit in de Europese wetenschappelijke wereld.
1613) en zijn zoon Willebrord Snellius (1580-1626), de beroemde wiskundige en astronoom, liggen hier begraven. Willebrord Snellius is vooral bekend vanwege de wet van breking (Snellius’ wet) en zijn bijdragen aan de optica en astronomie. Zijn monument in de Pieterskerk Leiden is een eerbetoon aan zijn vader en zijn eigen wetenschappelijke genialiteit.
Een ander opmerkelijk monument is dat van Thomas Erpenius (1584-1624), een van de pioniers in de studie van het Arabisch en oosterse talen in Europa. Erpenius werd in Leiden aangesteld als hoogleraar Arabisch en speelde een sleutelrol in de ontwikkeling van oriëntalistiek als academische discipline. Zijn monument in de Pieterskerk getuigt van de internationale reikwijdte van de Leidse universiteit en haar invloed op de studie van niet-Europese talen en culturen.
De Republiek der Letteren
Lokale gemeenschap en internationale netwerken Wat de Leidse Pieterskerk zo uniek maakt, is de manier waarop de lokale en internationale dimensies kerk tegenwoordig vooral bekend is als een historische en culturele locatie, blijft haar erfenis als symbool van de wetenschappelijke en intellectuele grootsheid van de universiteit onaangetast.
Naast Scaliger en Clusius zijn er vele andere belangrijke Leidse wetenschappers en geleerden die in de Pieterskerk werden herdacht. Rudolph Snellius (1546-
Deze monumenten laten zien hoe de Pieterskerk Leiden niet alleen een plaats was voor religieuze herdenking, maar ook een belangrijk centrum voor de viering van wetenschappelijke en intellectuele prestaties. De monumenten en inscripties benadrukten de waarden van de universiteit en de bredere Republiek der Letteren zoals geleerdheid, wijsheid en de bevordering van kennis.
De Pieterskerk Leiden is deel van een trend in vroegmodern Europa om geleerden een prominente plek te geven in de herinneringscultuur van steden.
Zo kan de Pieterskerk worden vergeleken met andere herdenkingsplaatsen voor intellectuelen, zoals de Basilica di Santa Croce in Florence. Net als de Leidse
Pieterskerk herbergt de Santa Croce de graven van enkele van de grootste intellectuelen en kunstenaars van Italië, waaronder Michelangelo (1475-1564), Leonardo Bruni (1370-1444) en Galileo Galilei (1564-1642).
Geleerden hebben in de zestiende en zeventiende eeuw een prominente plek in de samenleving en cultuur. In zowel Leiden als Florence benadrukten de monumenten en inscripties dat de geleerden deel waren van de Europese Republiek der Letteren, waar waarden zoals geleerdheid, wijsheid en de bevordering van kennis volop bloeiden.
Een stille getuige van de wetenschapshistorie
De Pieterskerk Leiden blijft tot op de dag van vandaag een belangrijke plaats van herdenking en reflectie voor de academische gemeenschap van Leiden. Waar de
De monumenten in de kerk herinneren ons aan de diepe invloed die de Leidse universiteit heeft gehad op de Europese wetenschap en cultuur. Ze getuigen van de centrale rol die de universiteit speelde in de Republiek der Letteren en de manier waarop Leiden functioneerde als een knooppunt in de uitwisseling van kennis en ideeën. De Pieterskerk Leiden is daarmee niet alleen een historisch monument, maar ook een levende herinnering aan de blijvende invloed van geleerdheid en academische waarden. De volgende keer dat u door de Pieterskerk Leiden loopt, realiseer u dat het monument een stille getuige is van hoe een jonge universiteit zich profileerde in de vroegmoderne Republiek der Letteren.
1 ‘Iosephus Iustus Scaliger Iul[ii] Caes[aris] Fil[ius] / Hic expect resurrectionem’.
2 ‘… ingenio excelso labore indefesso erudition inusiata in literaria rep[ublica] …’
Koen Scholten is historicus en in 2023 aan de Universiteit Utrecht gepromoveerd op zijn proefschrift Rethinking the Republic of Letters: Memory and Identity in Early Modern Learned Communities.
een korte biografie van daniël van der meulen (1554-1600)
Een koopmanszoon in roerige tijden
Daniël werd in 1554 in Antwerpen geboren, een jaar voordat keizer Karel V (1500-1558) aftrad als heer van de Nederlanden en opgevolgd werd door koning Filips II (1527-1598). Over zijn jeugd is niet veel bekend. Zijn vader Jan van der Meulen (1520-1576) werd tijdens de ‘Spaanse Furie’ in 1576 vermoord, toen Spaanse en Duitse troepen van het koninklijke leger in een grote muiterij Antwerpen plunderden en 8000 burgers vermoordden. De soldaten waren lange tijd niet betaald doordat de Spaanse schatkist leeg was, waarna ze zich tegen onschuldige burgers keerden. In persoonlijke brieven uit de dagen voor de gruwelijkheden had Jan omschreven hoe de omstandigheden in de stad steeds grimmiger waren geworden.
Daniël was als jongvolwassen koopmanszoon vaak in het buitenland, voor zijn studies en om het vak te leren.
Bewegen tussen grenzen en obstakels
HET LEVEN VAN DANIËL VAN DER MEULEN LAAT ZICH NIET
MAKKELIJK IN EEN KORT ARTIKEL VANGEN. AAN DE ENE KANT IS
ZIJN VERHAAL HERKENBAAR: TIJDENS DE NEDERLANDSE OPSTAND
Zo was hij een tijd in Wezel en in Keulen, een van de plekken waar zijn familie een belangrijke handelspost had. In koopmansfamilies leerden de zonen het vak meestal in de praktijk, in plaats van dat ze een klassieke opleiding kregen. Daniël werd klaargestoomd om het familiebedrijf over te nemen.
Een gewichtige politieke opdracht
VERTROK HIJ ALS CALVINISTISCHE ANTWERPSE KOOPMAN NA DE
VAL VAN ZIJN GEBOORTESTAD IN 1585 NAAR HET NOORDEN. AAN
DE ANDERE KANT ZIJN DE TIJDEN, PLAATSEN EN OMSTANDIGHEDEN
WAARIN HIJ LEEFDE BEHOORLIJK GEVARIEERD. NAAST KOOPMAN
WAS HIJ BOVENDIEN POLITICUS, DIPLOMAAT EN LIEFHEBBER VAN
NIEUWE KENNIS EN WETENSCHAP. LEIDEN WERD IN 1591 ZIJN
NIEUWE THUISHAVEN; IN 1600 WERD HIJ IN HET KOOR VAN DE PIETERSKERK LEIDEN BEGRAVEN. MISSCHIEN IS HIJ NOG HET BESTE
Dat was niet de enige verwachting die men van Daniël had. Toen Antwerpen zich tegen Filips keerde werd de stad vanaf 1577 een zelfstandige republiek, geleid door calvinistische opstandelingen. Van een voorname Antwerpenaar als Daniël, uit een succesvolle familie, werd verwacht dat hij ook politieke en bestuurlijke functies zou vervullen. In 1583 werd hij daarom wijkmeester, maar al snel kreeg hij veel grotere verantwoordelijkheden. Eind 1583 werd hij stadsafgevaardigde in de Raad van Brabant en gedeputeerde bij de Staten-Generaal van de Nederlanden.
het nauwelijks inkomsten meer. Voor Daniël bood de opdracht de mogelijkheid om als rijke koopman de stad te verlaten, zonder dat zijn bezittingen geconfisqueerd werden. Dat gebeurde bij andere rijke vluchtelingen wel, omdat Antwerpen zo probeerde de grote uitstroom te beperken.
Toen de Staten eenmaal instemden met onderhandelingen, duurde het nog lange tijd voordat zij de Franse koning konden spreken. Die bleef om strategische redenen steeds uitstellen. Uiteindelijk zou Hendrik III vanwege binnenlandse Franse politiek niet op het voorstel ingaan.
IN DE VOLGENDE VIJF WOORDEN TE VATTEN: ONDERNEMEND, VERANTWOORDELIJK, NIEUWSGIERIG, GEDREVEN, DOORTASTEND.
De val van Antwerpen
In een tijd waarin de belangen vanwege de onafhankelijkheidsstrijd groot waren, kreeg Daniël als 30-jarige een belangrijke taak: als Brabantse gedeputeerde moest hij in 1584 de Staten-Generaal overtuigen om een bondgenootschap met de Franse koning Hendrik III (1551-1589) aan te gaan. Dat lag in de noordelijke protestantse provincies erg moeilijk. Na de dood van Willem van Oranje zag Antwerpen een soevereiniteitsoverdracht aan de Franse koning echter als een oplossing voor de nijpende financiële en militairstrategische toestand. Als rijke stad moest Antwerpen vrijwel de hele verdediging van de opstandige Zuidelijke Nederlanden betalen, maar door handelsblokkades had Pieter. 53
In 1585 zou het verwachte levenspad van Daniël onherroepelijk veranderen. In dat jaar viel Antwerpen na een beleg van ruim een jaar door het Spaanse leger. Onder leiding van de Hertog van Parma, Alexander Farnese (1545-1592), was de stad volledig ingesloten, onder andere met een gigantische schipbrug over de Schelde. De Antwerpse burgemeester Filips van Marnix van St.-Aldegonde (1540-1598), die verantwoordelijk was voor de verdediging, kon hier ondanks meerdere pogingen niet doorheen breken. Op 17 augustus 1585 tekende Marnix de overgave van de stad, onder (relatief) gulle voorwaarden. Het werd Marnix echter nog lang verweten; hij woonde in zijn laatste jaren in Leiden en
werd - net als Daniël - in het koor van de Pieterskerk Leiden begraven.
In 1584 was Daniël in Haarlem met Hester della Faille (1558/9-1648) getrouwd. Zij kwam ook uit een Antwerpse koopmansfamilie, maar ze zouden nooit samen in de stad wonen. Ze deden moeite om de bruiloft naast alle andere verantwoordelijkheden en perikelen te laten doorgaan. Hesters familie was nog rijker dan de Van der Meulens, dus het huwelijk was deels op gedeelde belangen gebaseerd. Hesters broer Marten wantrouwde Daniëls motieven, maar dat kwam mede doordat Daniël calvinist was en hij katholiek. Uit de eerste correspondentie tussen Daniël en Hester, en het latere huwelijk, blijkt vooral genegenheid. Ze kregen negen kinderen samen. Hester hield in deze handelsfamilie het huishoudboek bij en beheerde na Daniëls dood hoogstwaarschijnlijk ook (een deel van) zijn nalatenschap. Daniëls zussen hadden vroeger ook al geassisteerd bij administratie- en handelstaken in het familiebedrijf.
Een nieuw begin
Toen Antwerpen was gevallen trokken de Van der Meulens naar het noorden. Ze hadden uitgebreide
handelsnetwerken in het Duitse Rijk en vestigden zich in Bremen. Er waren grotere handelssteden (Keulen, Aken en Hamburg), maar Bremen had als calvinistische stad hun voorkeur. Daniël en zijn broer Andries richtten er een nieuwe handelscompagnie op, waarbij ook hun zwagers François Pierens (1555-1618) en Antoine Lempereur (1552-1615) aansloten. Ze stelden agenten aan die leiding gaven aan factorijen (handelsposten) in andere Duitse steden. De twee broers waren de belangrijkste compagnons.
In 1591 verhuisden de Van der Meulens naar Leiden.
In 1593 kocht Daniël een pand aan het Rapenburg, het huidige Sieboldhuis op Rapenburg 19, dat hij over de jaren liet uitbreiden en renoveren. Daar schakelde hij Lieven de Key (ca. 1560-1627) voor in, de bekende stadssteenhouwer (architect) van Haarlem die in die stad onder andere de Waag en de Vleeshal had ontworpen. Het werk werd uitgevoerd door Lüder von Bentheim (1555-1613), een getalenteerde bouwmeester uit Bremen die Daniël nog gekend zal hebben uit zijn tijd daar.
Innovatiedrang
In Leiden namen Daniëls ondernemingen een grote vlucht, omdat hij steeds meer nieuwe ideeën in de praktijk wilde brengen. In 1593 richtte hij de Nieuwe Napelse Compagnie op met zijn broer Andries, zijn zwager Nicolas de Malapert (1564-1615) en Jean Vivien (1543/6-1598), een vermogende koopman in Aken op wiens naam de compagnie stond. De goederen gingen vooral over zee, maar ook over land: eerst naar Venetië en daarna per schip over de Adriatische Zee verder naar het zuiden. Schipbreuk, overvallen door bandieten en diefstal waren altijd een risico, maar over het algemeen kwamen de transporten probleemloos aan. De nieuwe compagnie werd een succes.
Het ging er in de handel vooral om, om opgekochte goederen of partijen naar plekken te sturen waar de beste prijs te krijgen was. Dat dit koopmansinstinct sterk was bij de familie Van der Meulen blijkt uit het feit dat zij in 1585 toen hun thuisstad Antwerpen belegerd werd door het Spaanse leger - drie schepen met graan in Londen opkochten en twee daarvan naar Spanje lieten varen, omdat daar door een graantekort goede prijzen te halen vielen. Dat leverde niet de hoge winsten op die zij verwachtten, maar dat ze bereid waren aan de vijand te leveren - terwijl Daniël en Andries dit vanuit hun bestuurlijke functies moesten afkeuren - is veelzeggend voor hun handelsmentaliteit.
Daniël speelde ook een belangrijke rol in de uitbreiding van de handel op West-Afrika en was actief in het Caribisch gebied. Er werd toen nog niet in slaven gehandeld door de Nederlanders, maar de intensivering van de handel wordt gezien als opmaat naar de latere West-Indische Compagnie (WIC) die wel in slaven handelde. Daniël en zijn broer Andries hadden bijvoorbeeld al geprobeerd de handel op Afrika in een kartel van ondernemingen te consolideren.
Daniël was daarnaast bezig met het idee van een noordelijke handelsroute naar China en Zuidoost-Azië, via het oosten of westen. Hij had bijvoorbeeld contact met Willem Barentsz. (1550-1597), de beroemde ontdekkingsreiziger die door de Noordelijke IJszee (de Arctische Oceaan) wilde varen en daarbij strandde op het eiland Nova Zembla. Zijn broer Andries was iets minder enthousiast over de plannen en schreef: “mij dunkt [dat het] vreemt soude wesen daffectie darin soo wijt te nemen om selver een reyse derwaerts te doen”.
Internationale connecties
Daniël was ook actief in de sferen van de hoge politiek en diplomatie. Hij was bijvoorbeeld vertegenwoordiger (‘extraordinarisse ambassadeur’) van de Staten-Generaal bij enkele Duitse vorsten en raadsheer van de koning van Denemarken. Hij kende de Franse gezant in Den Haag en werd gezien als opvolger voor de Nederlandse gezant in Frankrijk. In 1594 en 1598 was hij betrokken bij vredesonderhandelingen tussen de Republiek en Spanje. De tweede keer was hij onder het voorwendsel van de ziekte van zijn broer naar Antwerpen gelokt, waar hij onder andere met de landvoogd Albrecht van Oostenrijk (1559-1621) over de gewenste vrede sprak. Hij stond bekend als een vredesbemiddelaar en een verdediger van de vrijheid van religie.
In 1599 nam Daniël deel aan een diplomatieke missie naar het Duitse Emmerik, samen met Nicolaes Bruyninck, in een mislukte poging Duitse staten bij de belangen van de Republiek te betrekken. Aan het begin van de missie reisde raadpensionaris Johan van Oldebarnevelt (1547-1619) mee tot aan de Bommelerwaard, waar hij en de gezanten (en vele raadsheren) ‘haastig maar breed overleg’ pleegden met Maurits van Oranje (1567-1625). Daniël probeerde het bij voorbaat lastige gezantschap te weigeren omdat Hester zwanger was, maar na aandringen ging hij akkoord en kreeg een paar dagen uitstel. Hij werd als cruciaal gezien voor de missie en was vlak daarvoor nog voor eigen zaken in het
Rijnland geweest. Hij had toen belangrijke inlichtingen doorgespeeld die bij Maurits en Van Oldebarnevelt terechtgekomen waren.
Daniël gebruikte zijn internationale netwerk ook om zeldzame boeken en geschriften te leveren aan bevriende geleerden. In het academische Leiden had hij veel contact met wetenschappers, zoals historici (bijvoorbeeld Emanuel van Meteren, 1535-1612), geografen (Rumold Mercator, 1541-1599), theologen (Franciscus Gomarus, 1563-1641) en geneeskundigen zoals Gerard de Bondt (1536-1599), die recepten voor hem schreef. Ook kwam hij in Leiden weer in contact met Marnix van St.-Aldegonde, de oud-burgemeester van Antwerpen, en leerde hij de uitgever Christoffel van Ravelingen (1566-1600) kennen. Zelf bezat hij ook een omvangrijke boekencollectie, met circa 1200 delen. Ter vergelijking, een gemiddelde privécollectie in die tijd bestond uit zo’n 700 boeken.
De band met Leiden
Op 25 juli 1600 overleed Daniël aan de pest, die eeuwenlang bijna elke tien jaar een epidemie veroorzaakte. Zijn grafzerk in het koor van de Pieterskerk Leiden is tot de dag van vandaag bewaard gebleven, al zij het momenteel onder de houten koorvloer. Zijn vrouw en kinderen bleven nog lang aan het Rapenburg wonen, tot 1634. Hoewel Daniël betrekkelijk kort in Leiden leefde, ontwikkelden hij en zijn familie een diepe band met de stad.
Lustrum Universiteit Leiden 1575-2025
Lustrumdies 7 februari Pieterskerk
Diesfestival voor alumni 8 februari Academiegebouw
Top 450 top450.universiteitleiden.nl
Tentoonstelling Planten en Planeten Oude Sterrewacht
Tentoonstelling over 450 jaar studeren Hortus botanicus
Grachtenconcert 29 juni Rapenburg Het complete programma: www.universiteitleiden.nl/450
Vrolijke fluiters en dansende satyrs
IN HET BEELDARCHIEF VAN ERFGOED LEIDEN EN OMSTREKEN BEVINDT ZICH EEN INTRIGERENDE TEKENING. HET TOONT EEN SCHETSONTWERP VOOR HET ONDERSTE DEEL VAN DE KAST VAN HET 17E-EEUWSE VAN HAGERBEERORGEL
IN DE PIETERSKERK LEIDEN. ZEKERHEDEN GEEFT HET NIET, MAAR DE MOGELIJKHEID DAT HET OM EEN ALTERNATIEF
ONTWERP GAAT VOOR DE ORGELKAST DIE IN 1643 DOOR VADER EN ZOON GALTUS EN GERMER VAN HAGERBEER WERD
VOLTOOID, IS TE INTERESSANT OM ONBESPROKEN TE LATEN. IN DIT BEELDARTIKEL EEN KORTE BLIK OP DEZE VONDST.
De tekening wordt gedateerd op de eerste helft van de 17e eeuw. Dat zou kloppen met de periode dat vader en zoon Van Hagerbeer bezig waren met de realisatie van de nieuwe orgelkast. Er wordt geen naam vermeld op de tekening, dus de maker is anoniem gebleven. Het ontwerp gaat alleen om het deel van het orgel dat het rugwerk wordt genoemd. Dat wordt zo genoemd omdat het de orgelpijpen bevat die achter de rug van de organist zitten wanneer deze speelt.
De rest van het orgel staat niet afgebeeld en ook het bovenste deel van het rugwerk is alleen schetsmatig getekend. Aan de details is wel duidelijk te zien dat het gaat om een tekening van het (beoogde) ontwerp voor het Van Hagerbeerorgel. De lijsten, panelen en structuur aan de bovenkant van de tekening - het minst gedetailleerde deel van de schets - komen overeen met hoe de orgelkast er ook vandaag de dag nog uitziet.
Het onderste gedeelte van de schets laat echter iets heel anders zien dan de huidige aanblik van het orgel. De grote eyecatcher zijn tien satyrfiguren die naast elkaar op hetzelfde vlak zijn afgebeeld. De houdingen van de figuren zijn symmetrisch verdeeld: er zijn vier satyrs met fluit afgebeeld, vier met de armen gevouwen en twee met de handen op de knieën. Ze lijken te dansen op de muziek van de fluitspelers. Aan de benen - of poten - en de hoefachtige voeten is onmiskenbaar te zien dat het satyrs moeten voorstellen, de vrolijke en ondeugende volgers van de god Dionysos uit de Griekse mythologie. De rest van het ontwerp is een aangepast voetstuk voor deze figuren. De hedendaagse orgelkast bevat wel figuren (vooral decoratieve hoofden), maar niet van dit formaat en met deze zichtbaarheid. Het onderste deel van de orgelkast heeft geen figuren, alleen decoratieve elementen. Of het een ontwerp voor de Van Hagerbeers betreft is niet duidelijk, maar andere auteurs die de tekening zijn tegengekomen houden rekening met de mogelijkheid dat het uit hun tijd komt. Misschien is het orgel ooit bijna zo gemaakt…
van kerk, concertzaal
en aula tot stichting pieterskerk
De Pieterskerk Leiden
50 jaar geleden
IN DE VORIGE EDITIES VAN DE PIETER STONDEN DEZE COLUMNS
VOORAL IN HET TEKEN VAN DE PERIKELEN DIE ONTSTAAN WAREN
TOEN DE HERVORMDE GEMEENTE IN 1971 DE PIETERSKERK LEIDEN
HAD AFGESTOTEN. DIT KEER GAAT DE BLIK TERUG NAAR 1974, HET
JAAR WAARIN DAN EINDELIJK EEN OPLOSSING WERD GEVONDEN: DE
NIEUWE BEHEERSTICHTING - DE STICHTING PIETERSKERK LEIDEN -
WERD OPGERICHT.
BOVENDIEN WAS 1974 HET JAAR DAT HET 400-JARIG JUBILEUM VAN
LEIDENS ONTZET ZOU PLAATSVINDEN. DE PIETERSKERK LEIDEN WAS
OFFICIEEL NOG STEEDS GESLOTEN IN HET JUBILEUMJAAR, MAAR
SPECIAAL TER GELEGENHEID VAN DE BIJZONDERE STADSVIERING
WERD DE JARENLANGE SLUITING TIJDELIJK OPGEHEVEN.
Weerzien met een oude bekende
Op 4 oktober 1974 verscheen in de Nieuwe Leidsche Courant een artikel met de kop: ‘Plechtige herdenking in koude Pieterskerk’. De nieuwe verwarming waar het monument nu eigenlijk al decennia op wachtte, schitterde nog steeds door afwezigheid in “de toch wel koude Pieterskerk”. Het was een scherpe herinnering dat er veranderingen nodig waren om het monument weer volledig in gebruik te kunnen nemen.
Het werd voor velen een weerzien met het monument, dat inmiddels toch al ruim 3 jaar dicht was geweest. Speciaal voor de herdenking van Leidens Ontzet waren er bloemstukken opgehangen aan de pilaren. De tijdelijke heropening op 3 oktober omschreef de verslaggever van de Nieuwe Leidsche Courant op zichzelf al als historisch.
Een mevrouw die naast de verslaggever zat merkte op: “Hij ziet er nog keurig uit, m’n Pieterskerk”. Mensen kwamen weer terug op een voor hen bekende, en door hen geliefde plek.
De herdenking op 3 oktober
Er was hoog bezoek aanwezig bij de herdenking, tussen het brede Leidse publiek uit “alle lagen…van de Leidse bevolking”. Drie leden van het Koninklijk Huis waren op 3 oktober naar de Pieterskerk Leiden gekomen: koningin Juliana, prinses Beatrix en prins Bernhard. Ook bestuurders uit de regio en andere hoogwaardigheidsbekleders waren aanwezig, evenals de burgemeesters van steden zoals Zutphen, Naarden en Haarlem die in de jaren van de Nederlandse Opstand in de 16e eeuw ook met het geweld van de Spaanse legers te maken hadden gekregen. Een predikant van de Leidse hervormde gemeente hield een korte meditatie, maar geen preek. Daarna hield burgemeester Vis (19202010) een herdenkingsrede, waarin hij zei dat mensen ook zonder de ‘stoere verhalen’ en ‘drieste helden’ van vroeger onder de indruk zouden zijn van het verhaal van Leidens Ontzet.
Nieuwe stichting opgericht
Enkele maanden daarvoor, op 20 juni 1974, was in de Leidse Courant het bericht verschenen dat diezelfde burgemeester Vis “dezer dagen de Stichting Pieterskerk Leiden en de Stichting Vrienden van de Pieterskerk in het leven [heeft] geroepen”. De onderhandelingen met de Leidse hervormde gemeente om tot overname te komen waren toen al geopend. Over de vooruitzichten voor de noodzakelijke restauratie konden op dat moment alleen nog inschattingen gemaakt worden, zowel wat de kosten als de uiteindelijke duur betrof. Het was duidelijk dat er een grote opgave te wachten stond. Het herstel van de ruitjes in de vensters, die in de jaren van leegstand deels kapot waren geschoten met windbuksen, zou wel meteen worden uitgevoerd, “zodat dit karwei kan zijn voltooid wanneer in de Pieterskerk de plechtigheden worden gehouden in verband met de 3-oktober-viering”.
Een heldere administratie
is altijd winst
De ene onderneming is meer de M, de andere meer de K van MKB. Maar hoe het ook is: altijd levert de stroomlijning van de bedrijfsadministratie een interessante besparing op. Niet alleen in geld, maar ook in tijd. Wij bezorgen de opdrachtgever de voordelen van een heldere administratie. Ook profiteren van de kennis en kunde, die wij al meer dan 30 jaar delen met onze klanten? Bel of mail: 071 523 55 88 | info@apek.nl | www.apek.nl
Administratie