podium platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs
3 maart 2012
Scholen langs de meetlat SCP betreurt misverstand in media Van ‘good’ naar ‘great’ Nieuw kenniscentrum voor bouwen en renoveren
inhoud
maart 2012
Scholen langs de meetlat Amsterdam ontwikkelde een Kwaliteitswijzer Basisonderwijs. Deze moet schoolbesturen en gemeente een handvat bieden voor behoud en verbetering van de onderwijskwaliteit, en ouders inzicht geven in de kwaliteit van de basisscholen in de buurt. Hoe bruikbaar is de Kwaliteitswijzer? Of kan de onderwijssector dit beter zelf landelijk aanpakken?
Pagina 6 SCP: ‘Wij hadden misschien iets voorzichtiger moeten zijn’ Het SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld’ leidde tot veel commotie. Zijn er lessen te trekken uit dit rapport? Hoogleraar onderwijskunde Wim van de Grift laat zijn licht over de kwestie schijnen. Evert Pommer van het SCP zegt terugblikkend: ‘Wij hadden misschien iets voorzichtiger moeten zijn.’
Pagina 14 2
podium maart 2012
Nieuw kenniscentrum voor bouwen en renoveren Mede op aandringen van de PO-Raad krijgen schoolbesturen de komende jaren een grotere verantwoordelijkheid voor hun schoolgebouwen. Een nieuw, onafhankelijk kenniscentrum kan hen daarbij van advies voorzien. Het centrum is een samenwerkingsverband van het Waarborgfonds Kinderopvang, de PO-Raad, de VO-raad en de VNG.
Pagina 21
Van ‘good’ naar ‘great’ Onderzoeksbureau McKinsey analyseerde hoe onderwijssystemen in verschillende landen zichzelf verbeteren. Consultant Arne Gast legt uit welke factoren het verschil maken. Het Nederlandse onderwijs zou volgens hem baat hebben bij een meer gemeenschappelijke focus en een sterke inzet op professionalisering van leraren. De Groningse onderwijsbestuurder Marita Schreur kan zich daarin vinden. Haar Tilburgse collega Joost van Gils ervaart het gebrek aan goede regievoering door de overheid als een probleem.
Pagina 26
verder in deze editie 4 Voorwoord Kete Kervezee over het begrotingstekort.
34 Webpoll ‘Registratie in het lerarenregister moet verplicht zijn voor de beroepsuitoefening’. Lees hoe de bezoekers van onze website stemden.Twee onderwijsbestuurders én bestuurslid Simone Walvisch van de PO-Raad lichten hun standpunt toe.
38 Column In elk nummer van podium reageert een politicus op een actueel onderwerp. Nu: Ton Elias (VVD) over het Lerarenregister.
podium is een platform van en voor leden van de PO-Raad waar meningen, ideeën, problemen en oplossingen uit de onderwijspraktijk aan bod komen. De PO-Raad onderschrijft niet noodzakelijk de in het blad verkondigde meningen. Hoofdredacteur: Marc Mathies. Eindredacteur: Marijke Nijboer. Redactieraad: Elise van Bockhorst, Corine van Helvoirt, Gert-Jan van Midden, Onika Pinkus. Grafische vormgeving: Thoben Offset Nijmegen. Foto omslag: Hans Roggen. Redactieadres: podium@poraad.nl
podium maart 2012
3
Begrotingstekort Het CPB heeft berekend dat het begrotingstekort in Nederland volgend jaar oploopt naar 4,5 procent. Volgens de Europese regels mag dat maar 3 procent zijn. De regerings- en gedoogpartijen staan onder grote druk om met een antwoord te komen op deze situatie. Een moeilijk karwei, maar ook een spannende tijd voor ons: blijft het primair onderwijs buiten schot?
4
podium î &#x; maart 2012
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is op de Miljoenennota een grote uitgavenpost. Met een totaal van 33 miljard euro zijn de uitgaven veel groter dan bij de meeste andere ministeries. Het primair onderwijs neemt met 9,5 miljard meer dan een kwart van deze begroting voor haar rekening. Dat is veel geld, maar we moeten niet vergeten dat we hiermee investeren in de brede basisopleiding van 1,6 miljoen leerlingen. En we hebben in Nederland een aantal keuzes gemaakt waar een prijskaartje aan hangt, zoals de thuisnabijheid van het onderwijs. Ik begrijp dat het voor een buitenstaander verleidelijk is om uit de grote pot geld een procentje te bezuinigen, maar dat is echt slecht voor de toekomst van ons land. Gelukkig krijgt het onderwijs vanuit vele hoeken bijval. Zo zei Bernard Wientjes, voorzitter VNO-NCW, in een interview met ScienceGuide dat hij tegen bezuinigingen op het onderwijs is: ‘De groeimotoren van onze economie, daar moet je van afblijven. Kom als kabinet juist nu niet aan onderwijs, aan onderzoek en wetenschap; de topsectoren.’ Daarnaast is het Sociaal Cultureel Planbureau teruggekomen op hun uitspraak dat de kwaliteit van het onderwijs niet hoeft te lijden onder bezuinigingen. In dit nummer van podium distantieert het SCP zich van deze conclusie, die veel aandacht in de media kreeg. Schoolbesturen hebben het in de praktijk al steeds moeilijker om hun begroting rond te krijgen. Ze hebben te maken met een cumulatie van bezuinigingen en kostenstijgingen, maar op veel plaatsen ook met krimp. Hierdoor moet het primair onderwijs de komende jaren medewerkers ontslaan. Schoolbesturen hebben alles gedaan om de leerkrachten zo lang mogelijk vast te houden, soms meer dan de normbekostiging toestaat. Het blijft echter een onmogelijke opdracht om 2/3 mens voor een kleinere groep te zetten. We staan nu voor een pijnlijke operatie met de nodige gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Ik hoop daarom dat het kabinet het primair onderwijs kan ontzien bij verdere bezuinigingen. Dat is echt nodig, zodat leraren, schoolleiders en schoolbesturen hun kerntaak kunnen blijven uitvoeren: goed onderwijs voor elk kind. Naast het artikel over het SCP-rapport vindt u in deze podium weer een aantal artikelen over ontwikkelingen in onze sector. Ik wens u veel leesplezier. Kete Kervezee , Voorzitter PO-Raad
podium maart 2012
5
Scholen vergelijken: via gemeentelijke
Scholen langs
Amsterdam ontwikkelde een Kwaliteitswijzer Basisonderwijs. Deze moet schoolbesturen en gemeente een handvat bieden voor behoud en verbetering van de onderwijskwaliteit, en ouders inzicht geven in de kwaliteit van de basisscholen in de buurt. Hoe bruikbaar is de Kwaliteitswijzer? Of kan de onderwijssector dit beter zelf landelijk aanpakken? TEKST SUSAN DE BOER 6
podium î &#x; maart 2012
kwaliteitswijzers of landelijke lijst?
de meetlat
Foto: Hans Roggen podium î &#x; maart 2012
7
Wie de Kwaliteitswijzer openslaat, ziet gekleurde blokjes met cijfers en percentages. En wat betekenen die horizontale lijnen, gaan die ergens naartoe? ‘In de presentatie valt nog een flinke slag te maken,’ geeft Herbert De Bruijne meteen toe. De Bruijne is bestuursvoorzitter van Openbaar onderwijs aan de Amstel en voorzitter van het Breed Bestuurlijk Overleg (BBO), de organisatie die samen met de gemeente verantwoordelijk is voor de uitgave van de Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam. ‘Het is geen eenvoudig document. Dat kan ook niet, het gaat om veel verschillende gegevens. Als je een goed beeld van een school wilt geven kun je niet teveel weglaten, dan doe je een school tekort. Je moet de tijd nemen om goed te kijken.
Herbert de Bruijne, voorzitter van het Amsterdamse Breed Bestuurlijk Overleg over de Kwaliteitswijzer: ‘In de presentatie valt nog een flinke slag te maken.’
Ik zou ouders zeker niet aanraden om op basis van de Kwaliteitswijzer een school te kiezen’ – Herbert De Bruijne
Ik zou ouders ook zeker niet aanraden om op basis van de Kwaliteitswijzer een school te kiezen. Wel kunnen ouders de Kwaliteitswijzer gebruiken om vragen te stellen, op een open dag bijvoorbeeld. Maar voor besturen en scholen zelf is het een interessant document. Je kunt je eigen school goed vergelijken met andere scholen, en op basis daarvan gerichte actie ondernemen.’
Discussie In de Kwaliteitswijzer zijn de scholen op basis van hun leerlingpopulatie 8
podium maart 2012
in vijf groepen verdeeld. De Bruijne: ‘Een school op de Laagte Kadijk met een minder hoge Citoscore is niet automatisch een slechte school en een school op de Herengracht met louter vwouitstroom niet zomaar een goede.’ Alle Amsterdamse schoolbesturen onderschrijven de doelstelling van het BBO om transparant verantwoording af te leggen over de kwaliteit van de scholen, maar niet alle besturen zijn blij met deze Kwaliteitswijzer. ‘Er is bijvoorbeeld discussie over de waarde van sommige getallen,’ zegt De Bruijne. ‘Wat zegt de
p1
Schooljaar
10-11
Kwaliteitswijzer dam Basisonderwijs Amster
De Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam. Het document oogstte kritiek, onder andere vanwege de gebrekkige leesbaarheid. Ouders en andere niet goed in het onderwijs ingevoerde lezers zouden moeite kunnen hebben met het interpreteren van de geboden informatie. Volgens Herbert de Bruijne, voorzitter van het Amsterdamse Breed Bestuurlijk Overleg, is het lastig om een document als dit goed vorm te geven. ‘Het gaat om veel verschillende gegevens. Als je een goed beeld van een school wilt geven kun je niet teveel weglaten, dan doe je een school tekort. Je moet de tijd nemen om goed te kijken.’
podium maart 2012
9
score van de Citotoets, als er op sommige scholen wordt geoefend? Andere vragen zijn of we niet teveel focussen op de cijfers en of we niet moeten uitbreiden met aspecten als werkhouding, motivatie en zelfstandig werken, aspecten die ertoe doen in het voortgezet onderwijs.’ Deze vragen komen bij de evaluatie zeker aan de orde. De Bruijne: ‘In Amsterdam wordt veel verhuisd, dat hangt samen met de woningmarkt hier. Jonge gezinnen, zeker uit de middengroep, gaan de stad uit. Dat betekent dat 40 procent van de kinderen die instromen in de onderbouw, groep 8 niet haalt. Wat betekent dat voor de manier waarop de kwaliteit van de school wordt beoordeeld? Ook willen we graag in kaart brengen hoeveel een school echt bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Dat is lastig te meten. Neem een school die is gespecialiseerd in de opvang van zorgleerlingen. Geeft zo’n school slecht onderwijs omdat er veel uitstroom is naar het praktijkonderwijs? We gaan het ook hebben over de vorm waarin we de gegevens presenteren. Een boekje is te statisch. Het moet digitaal, zodat je de gegevens snel kunt aanpassen.’
Ouderportal Voor ouders voegt deze lijst niets toe aan de al bestaande informatiebronnen,
Lucille Barbosa: ‘Ouders kijken niet alleen naar Citoscores, maar vooral ook naar sfeer, denominatie en de nabijheid van een school.’
vindt Lucille Barbosa, directeur van de oudervereniging NKO. ‘Afgezien van het onbegrijpelijke jargon staan er ook nauwelijks zaken in die ouders belangrijk vinden. Ouders kijken niet alleen naar Citoscores, maar vooral ook naar sfeer, denominatie en de nabijheid van een school. Ouders willen weten wat de pedagogische visie is en hoe de school denkt het beste uit een kind te kunnen halen.’ Barbosa denkt ook niet dat ouders aan de hand van de Kwaliteitswijzer meer gerichte vragen zullen gaan stellen. “Als ouders een kind
‘Ouders willen niet weten hoe vaak ze een gesprekje krijgen, maar hoe serieus de school hen neemt’ – Lucille Barbosa
10
podium maart 2012
‘Als bestuur kun je beoordelen of een school met een matige Citoscore het toch heel goed doet’ – Werner Willemsen hebben dat moeilijk leert, willen ze niet weten hoe vaak ze volgens de schoolgids een gesprekje krijgen, maar hoe serieus de school hen neemt. Kunnen ze meedenken over het handelingsplan voor hun kind? Wat doet een school aan opvoeding? Wat betekent het als een school zegt dat ‘‘het kind centraal staat’’ of inzet op ‘‘omgaan met verschillen’’?’ Andere ouders vormen de belangrijkste informatiebron voor ouders. Als het aan Barbosa ligt komt er dan ook een interactieve website waarop ouders hun mening kunnen geven. ‘Je zou een ouderportal kunnen inrichten, vergelijkbaar met hotelsites. Daar kunnen alle ouders mee overweg.’
en de achtergronden van de leerlingen, dus kun je ook beoordelen of een school met een matige citoscore het toch heel goed doet. Al moeten we natuurlijk wegblijven van de koppeling van de achtergrond van een kind met haar of zijn intelligentie.’ Willemsen is voorstander van een landelijke kwaliteitswijzer. Zo vermijd je ook dat er een wildgroei komt in definities van kwaliteit. ‘Je zou het eigenlijk aan de afzonderlijke besturen moeten overlaten, maar dan zit er denk ik niet genoeg druk achter. Een externe partij kan hierin de regierol nemen.
Interpretatie Dat besturen transparant moeten zijn en verantwoording afleggen spreekt voor de bestuursvoorzitter van de Rotterdamse schoolorganisatie Kind en Onderwijs Werner Willemsen vanzelf. Maar moet de gemeente daar wel zo’n grote rol in spelen? ‘Het is publiek geld en het gaat om kinderen. De Kwaliteitswijzer is dan ook een goed initiatief. Maar het vertrekpunt zou anders moeten zijn. Je moet uitgaan van de interne verantwoording van de scholen naar het bestuur, en van het bestuur naar buiten. Daarbij moet het bestuur een interpretatie geven van de gegevens. Als bestuur ken je je scholen
Bestuursvoorzitter Werner Willemsen van Kind en Onderwijs in Rotterdam is voor een landelijke kwaliteitswijzer. ‘Een externe partij kan hierin de regierol nemen. Niet de gemeente; dan liever de PO-Raad.’ Foto Hans Roggen podium maart 2012
11
Niet de gemeente; dan liever de PO-Raad. Daar zijn bijna alle besturen lid van. De besturen moeten de gegevens vervolgens wel zelf naar buiten brengen. Dat kan dan per gemeente of regio.’
Vensters PO De PO-Raad vindt net als Willemsen dat de onderwijssector zelf de aangewezen partij is om haar kwaliteit inzichtelijk te maken, en heeft de regierol inmiddels opgepakt. De raad is sinds kort gestart met Vensters PO, een project dat voortbouwt op Vensters voor verantwoording van de VO-raad. De PO-Raad wil in dit project samen met scholen en schoolbesturen benchmarkgegevens beschikbaar maken voor de sector PO als geheel, maar ook specifiek voor de individuele
Bruikbaarheid is een belangrijk uitgangspunt bij de vormgeving van Vensters PO, aldus Marleen van der Lubbe van de PO-Raad.
‘Voor de vormgeving van Vensters PO kijken we ook naar bestaande initiatieven zoals de Amsterdamse Kwaliteitswijzer’ – Marleen van der Lubbe besturen en scholen en voor ouders. Alle deelnemende scholen presenteren zich aan de hand van dezelfde criteria. Zo zijn zij beter vergelijkbaar dan wanneer er per gemeente of regio andere definities worden afgesproken. Scholen en schoolbesturen kunnen de informatie uit Vensters PO gebruiken om de eigen organisatie professioneler te besturen, meer opbrengstgericht te laten werken en aan belanghebbenden verantwoording af te leggen. Ook komt er informatie beschikbaar voor ouders om de schoolkeuze voor hun kinderen 12
podium maart 2012
op te baseren. Marleen van der Lubbe, beleidsmedewerker van de PO-Raad: ‘Er komen drie vensters. Een venster dat toegankelijk is voor iedereen, een managementvenster waar alleen besturen en schoolleiders toegang toe hebben en het schoolkeuzevenster, dat zich op ouders richt.’ Hiervoor is gekozen om de bruikbaarheid te vergroten. Zo zal de informatie in het venster voor ouders ook zonder uitgebreide achtergrondkennis goed interpreteerbaar zijn, en komt er in het managementvenster veel benchmarkinformatie.
Van der Lubbe: ‘De komende periode gaan we samen met scholen en schoolbesturen bepalen welke gegevens we in Vensters zullen opnemen, bijvoorbeeld op het gebied van opbrengsten. Willen we alleen de eindopbrengsten zichtbaar maken of ook de tussenopbrengsten? Vervolgens zullen we met elkaar bekijken op welke gebieden we opbrengsten zichtbaar willen maken:
alleen de taal- en rekenresultaten of bijvoorbeeld ook de sociale opbrengsten? Of: als we ervoor kiezen oudertevredenheid inzichtelijk te maken, op welke manier brengen we dat dan in kaart? Uiteraard kijken we daarbij naar bestaande initiatieven zoals de Amsterdamse Kwaliteitswijzer en willen we daarvan leren en er waar mogelijk bij aansluiten.’ ■
Ouderparticipatie op de A.S. Talmaschool in Rotterdam. Foto Hans Roggen
Dit jaar verschijnt een eerste prototype van de Vensters PO. Eind 2014 is het systeem operationeel.
podium maart 2012
13
Wim van de Grift: Meer regie op scholing nodig
‘Zet de middelen veel gerichter in’ Het SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld’ leidde tot veel commotie. De verslaggeving hierover in de media was soms wat onevenwichtig. Zijn er lessen te trekken uit het SCP-rapport? Hoogleraar onderwijskunde Wim van de Grift laat zijn licht over de kwestie schijnen. Evert Pommer van het SCP zegt terugblikkend: ‘Wij hadden misschien iets voorzichtiger moeten zijn.’ TEKST MARIJKE NIJBOER
14
podium maart 2012
Hoogleraar Wim van de Grift, tevens wetenschappelijk adviseur van de Inspectie voor het Onderwijs, is regelmatig betrokken bij Nederlandse en internationale onderzoeken naar de kwaliteit van het onderwijs. Hij ziet wel degelijk vooruitgang, ook al concludeert het SCP dat de gestegen overheidsuitgaven voor onderwijs niet hebben geleid tot betere resultaten. ‘Nederlandse leerkrachten zijn het de afgelopen jaren beter gaan doen op het punt van omgaan met verschillen. Uit internationale vergelijkingen blijkt dat Nederlandse leraren het in hun didactisch handelen veel beter doen dan bijvoorbeeld de Duitse en Vlaamse leraren.’ Van de Grift: ‘Het extra onderwijsgeld is voor de helft naar de verkleining van klassen gegaan. De klassengrootte is daardoor met één of twee leerlingen
afgenomen, maar we weten al jaren dat dit pas effect heeft bij minder dan 15 leerlingen. Je zou kunnen overwegen om de klassen alleen daar te verkleinen waar dat het meeste helpt. Dan denk ik aan de onderbouw van het basisonderwijs en klassen met veel allochtone leerlingen.’
Beperkte invloed leerkracht Ook andere investeringen in het onderwijs, zoals de verbetering van schoolgebouwen, leiden niet rechtstreeks tot betere onderwijsprestaties. Van de Grift: ‘Realiseer je bovendien dat de leraar maar voor 20% invloed heeft op de prestaties van een kind. Tachtig procent wordt bepaald door de eigen intelligentie en het sociale milieu. Het is dus naïef om te denken dat je met een paar miljoen euro de onderwijsprestaties kan boosten.’
SCP: ‘Wij hadden misschien iets voorzichtiger moeten zijn’ Het SCP distantieert zich van de conclusie die de media trokken uit het SCP-rapport, dat er nog meer bezuinigd zou kunnen worden op onderwijs. Hoe denkt het SCP daar dan over? Evert Pommer, hoofd onderzoeksgroep publieke dienstverlening SCP: ‘Ons rapport heeft een signaleringsfunctie: er gaat een
bepaalde hoeveelheid geld naar het onderwijs. Wat krijgen we ervoor terug? Meer doen we niet. Het rapport gaat niet over de vraag wat er zal gebeuren als er meer of minder geld naar onderwijs gaat. In de slotconclusie staat heel voorzichtig omkleed dat het niet ondenkbaar is dat als er iets minder geld in zal gaan, dit minder gevolgen voor de kwaliteit zou kunnen hebben podium maart 2012
15
‘Nederlandse leraren blijken het in hun didactisch handelen veel beter doen dan bijvoorbeeld de Duitse en Vlaamse leraren’ – Wim van de Grift
Wim van de Grift is een van de sprekers op het congres van de PO-Raad op 7 en 8 juni.
dan menigeen denkt. Maar dat is geen uitkomst van het onderzoek. De conclusie die in de media is gekomen, dat het wel een onsje minder kan, kun je niet op basis van dit rapport trekken. Achteraf vind ik dat we misschien wat voorzichtiger hadden moeten zijn. Je wilt natuurlijk dat er iets met je rapport gebeurt, maar de discussie is aanvankelijk in de media op het verkeerde been gezet. De echte vraag is: doen we de juiste dingen en besteden we de middelen op de juiste manier? Er gaat de laatste jaren gemiddeld 4% meer geld naar het basisonderwijs, terwijl het aantal leerlingen is afgenomen. Wij hebben geen aantoonbare aanwij16
podium maart 2012
Hij bepleit een gerichte inzet van middelen: niet alleen bij de klassenverkleining, maar ook bij de professionalisering van leerkrachten. ‘Veertig procent van de leerkrachten kan wel wat hulp gebruiken bij het activeren; en 50% bij het aansluiten op verschillen en het overbrengen van kennis. Ik vind dat het scholingsgeld beter geoormerkt moet worden. Er moet
zingen gevonden dat de effectiviteit en kwaliteit zijn verbeterd, met als kanttekening dat de onderwijsinspectie op een aantal proceskenmerken als kwaliteitszorg, onderwijstijd en aansluiting van het lesaanbod op de kerndoelen, wel verbeteringen constateert.’ Wim van de Grift wijst erop dat een groot deel van het onderwijsgeld naar klassenverkleining is gegaan, hetgeen neerkomt op één à twee leerlingen minder per klas. Dat zet geen zoden aan de dijk. ‘Dat is dus een heel duur instrument, wat blijkbaar weinig effectief is. Misschien moet je naar andere instru-
‘Waar voor ons belastinggeld?’ Dit stelt het spraakmakende SCP-rapport over het basisonderwijs: • Over een aantal procedurele aspecten van het basisonderwijs oordeelt de inspectie positief. Op een aantal onderdelen is voortgang geboekt. • Ouders zijn tevreden over de kwaliteit van het basisonderwijs en de motivatie en deskundigheid van het personeel. De tevredenheid neemt wel iets af. • De Cito-eindtoetsen geven geen duidelijke positieve of negatieve indicatie over de ontwikkeling van het eindniveau van leerlingen. • Bij internationaal vergelijkend onderzoek naar de prestaties van 9-jarigen komt Nederland redelijk goed uit de bus. Onze zwakkere leerlingen presteren relatief goed en betere leerlingen relatief slecht. • Tussen 1997 en 2003 is de groepsgrootte stapsgewijs verkleind. Er zijn geen aanwijzingen dat dit heeft geleid tot een substantiële verbetering van de leerresultaten. • Er zijn geen aanwijzingen dat de leerlingen tussen 1998 en 2009 beter zijn gaan presteren. Het is onduidelijk wat de fors toegenomen inzet van personeel en materiaal heeft opgeleverd.
‘Het rapport gaat niet over de vraag wat er zal gebeuren als er meer of minder geld naar onderwijs gaat’ – Evert Pommer, SCP menten kijken die in verhouding minder duur zijn, bijvoorbeeld de kwaliteit van je onderwijzend personeel.’ Welke les zou het primair onderwijs kunnen trekken uit het SCP-rapport? ‘Dat je verantwoording moet afleggen van wat je doet met je geld. En dat je goed moet letten op de effectiviteit en kwaliteit van waar je mee bezig bent. Misschien moeten er ook meer lange-
termijnafspraken komen: waar gaan we de komende jaren voor en wat zetten we daarvoor in? Die discussie lijkt me belangrijker dan de vraag of er meer of minder geld naar het onderwijs moet.’
SCP-directeur Paul Schnabel is inleider van het PO-Raad-congres op 7 en 8 juni.
podium maart 2012
17
PO-Raad: SCP slaat plank mis De PO-Raad vindt dat het SCP met haar conclusies de plank misslaat. Al langer was bekend dat de uitgaven voor onderwijs de afgelopen jaren zijn gestegen, maar veel van het extra geld is naar salariskosten gegaan. Werknemers in het onderwijs hadden een salarisachterstand in vergelijking tot andere sectoren. Dat is deels rechtgetrokken door het salaris te laten stijgen. Daarnaast werken er in het onderwijs steeds meer ouderen, die vanwege hun extra dienstjaren meer verdienen. Ook de BAPO-kosten zijn gestegen. Verder is de situatie in het onderwijs sinds 1998 ook behoorlijk veranderd. De scholen hebben te maken met meer taken en een toename van de maatschappelijke problematiek. Ook hebben we er in Nederland voor gekozen de nabijheid en kleinschaligheid van het basisonderwijs te koesteren. Dat kost – zeker in tijden met krimp –extra geld om de kwaliteit op orde te houden: kleinere scholen zijn nu eenmaal duurder dan grotere scholen. Bovendien wijst de PO-Raad erop dat volgens de Onderwijsinspectie de kwaliteit van het onderwijs is gestegen en dat het aantal zeer zwakke scholen is afgenomen.
meer regie komen op de besteding van dat geld. De inspectie weet goed waar de problemen in het basisonderwijs zitten, maar dat geldt ook voor de PO-Raad en de individuele besturen. Die zouden allemaal kunnen zeggen: zet dáár op in.’
‘Realiseer je dat de leraar maar voor 20% invloed heeft op de prestaties van een kind’ – Wim van de Grift
Citoscores Er is veel discussie over de vraag of je uit Citoscores wel conclusies mag trekken over het onderwijsniveau. Van de Grift sluit zich op dit punt aan bij Cito, dat zegt dat de toets elk jaar ongeveer evenveel makkelijke als moeilijke opgaven bevat. Om de resultaten vergelijkbaar te maken wordt gebruikgemaakt van equivaleren, een statis18
podium maart 2012
tische methode. Verder heeft het SCP naast de Cito eindscores ook gebruik gemaakt van PPON (Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau), waarbij ook vakken zoals biologie, aardrijkskunde en burgerschap worden onderzocht en JPON (Jaarlijks Peilingonderzoek van het Onderwijsniveau taal en rekenen). Uit
deze peilingen is volgens SCP gebleken dat in de afgelopen twintig jaar het onderwijsniveau van de gemeten vakken is gedaald noch gestegen. Van de Grift: ‘Uit onder andere de PISA-cijfers blijkt dat de prestaties van Nederlandse vijftienjarigen zeer goed vergelijkbaar zijn met die uit Duitsland en Engeland. Alleen de Vlamingen doen het iets beter. Dat zegt veel over ons basisonderwijs.’ Wel zijn de prestaties van deze groep Nederlandse leerlingen iets gezakt tussen 2000 en 2009. Dat ligt
volgens de hoogleraar aan het groeiend aantal zwakke lezers (in 2000 9%, in 2009 14%). Ook is het aantal excellente vijftienjarige leerlingen kleiner, bijvoorbeeld bij wiskunde. Zijn conclusie: ‘Nederlandse leraren mogen trots zijn op de gemiddelde resultaten. Maar ze moeten wel beter leren inspelen op de zwakke onderkant en excellente bovenkant. Aangezien veel leerkrachten problemen hebben met het inspelen op verschillen, zal je daarin voldoende moeten investeren met het oog op passend onderwijs.’ ■
Het Onderwijscafé was afgelopen februari gewijd aan het veelbesproken SCP-rapport. Na afloop praten vlnr Kete Kervezee, voorzitter van de PO-Raad, AVS-voorzitter Ton Duif en PVV-Kamerlid Harm Beertema verder. Foto Henriette Guest
Hoogleraar onderwijskunde Wim van de Grift spreekt op het PO-Raad-congres op 7 en 8 juni. SCP-directeur Paul Schnabel verzorgt hier de centrale inleiding.
podium maart 2012
19
Centrum helpt scholen en kinderopvang
Nieuw kennis voor bouwen
20
podium î &#x; maart 2012
om huisvestingszaken goed af te wikkelen
centrum en renoveren Mede op aandringen van de PO-Raad krijgen schoolbesturen de komende jaren een grotere verantwoordelijkheid voor hun schoolgebouwen. Een nieuw, onafhankelijk kenniscentrum kan hen daarbij van advies voorzien. Het centrum is een samenwerkingverband van het Waarborgfonds Kinderopvang, de PO-Raad, de VO-raad en de VNG. TEKST MIRJAM JANSSEN
Schoolbesturen krijgen meer te zeggen over hun gebouwen. Naar verwachting zal per 1 januari 2014 de ‘doordecentralisatie’ van de middelen voor het onderhoud aan de buitenkant van schoolgebouwen een feit zijn. Tot nu toe zijn gemeenten niet alleen verantwoordelijk voor de investering in nieuwe gebouwen, maar ook voor het onderhoud aan de buitenkant. De scholen zijn belast met de exploitatie en het onderhoud aan de binnenkant. De meeste schoolbesturen willen liever zelf de volledige verantwoordelijkheid voor het onderhoud omdat de huidige situatie niet goed werkt. Soms hebben scholen en gemeenten verschillende belangen. Daarom mogen schoolbesturen in het primair onderwijs – net als in het voortgezet onderwijs - de middelen waarschijnlijk zelf gaan besteden. Dat betekent wel dat zij ook zelf de deskundigheid moeten hebben om zich hiermee bezig te houden. podium maart 2012
21
Tot voor kort konden schoolbesturen met vragen over onderhoud, nieuwbouw en de financiering daarvan terecht bij het Servicecentrum Scholenbouw (SCS). Maar de subsidiering van het SCS is inmiddels stopgezet. Daarom werken PO-Raad, VO-raad en VNG samen met het Waarborgfonds Kinderopvang in Eindhoven aan de oprichting van een nieuw kenniscentrum voor het primair- en voortgezet onderwijs en de kinderopvang. Het Waarborgfonds Kinderopvang informeert ondernemers in de kinderopvang al sinds 1998 over nieuwbouw, renovatie en financiering van gebouwen. De samenwerking met het onderwijsveld ligt voor de hand gezien de grote ervaring van het Waarborgfonds, maar ook omdat scholen en kinderopvang steeds meer naar elkaar toegroeien. ‘We moeten gebouwen gaan ontwikkelen waarin scholen en kinderopvang zich beide thuis voelen,’ zegt John Ringens, directeur van het Waarborgfonds.
Eerst marktonderzoek Het nieuwe kenniscentrum is inmiddels bezig personeel te zoeken, en gaat per 1 april van start. Ringens: ‘Daarna willen we snel een helpdesk installeren en een uitvoerige website opzetten. Er is veel informatie beschikbaar over vraagstukken op het gebied van huisvesting, financiering, exploitatie en bouwmanagement. Bij ons, bij het SCS, en ook bij de PO-Raad, de VO-raad en de VNG. Maar die informatie is nu nog verspreid. Wij willen die bijeenbrengen.’ In eerste instantie telt het kenniscen22
podium maart 2012
‘De vraag naar specialistische kennis zal alleen maar toenemen’ – John Ringens
trum vier medewerkers. Daarna kan het instituut meegroeien met de vragen van de gebruikers. ‘Wij streven niet naar een groot centrum,’ zegt Ringens. ‘Het moet geen nieuw bureaucratisch orgaan worden. We willen een toegankelijk en klantgericht centrum.’ Aan welke kennis scholen behoefte hebben, is lastig in te schatten, zegt Gertjan van Midden, beleidsmedewerker huisvesting van de PO-Raad. Er komt daarom ook een inventariserend marktonderzoek. Van Midden is er in ieder geval van overtuigd dat de behoefte aan kennis groot is.
‘Nederland telt 7500 scholen in 10.000 gebouwen, en evenveel gebouwen voor kinderopvang. Per jaar worden er honderd nieuwe scholen gebouwd, de rest heeft te maken met huisvestingsvraagstukken op het gebied van onderhoud of renovatie. Een schooldirecteur maakt gemiddeld 0,7 keer in zijn loopbaan mee dat er nieuw moet worden gebouwd of gerenoveerd. Daarbij komt dat in het primair onderwijs 70% van de schoolbesturen hooguit vijf scholen onder zich heeft. Deze schoolbesturen hebben daardoor moeite ervaring
‘Veel schoolbesturen hebben moeite om deskundigheid over huisvesting te verwerven’ – Gertjan van Midden
en deskundigheid te verwerven en vast te houden. Zeker de eenpitters kunnen geen mensen vrijmaken voor huisvestingskwesties. Er wordt nu te weinig vernieuwd, terwijl veel gebouwen klachten veroorzaken doordat het binnenmilieu niet op orde is. Ook zijn er vragen over energiebesparing en de eventuele aanwezigheid van asbest.’
Te bureaucratisch Van Midden verwacht dat de doordecentralisatie eraan kan bijdragen dat er sneller en efficiënter wordt gewerkt aan een verbetering van de kwaliteit van de gebouwen. ‘Nu zijn scholen nog erg afhankelijk van gemeenten. Ze komen vaak in een bureaucratisch proces terecht. Zo duurt het vaak zeven à acht jaar voor de eerste paal van een nieuwe school de grond in gaat. Dikwijls is de situatie in een wijk dan alweer veranderd en past het oorspronkelijke plan niet meer.’ De vraag naar specialistische kennis zal alleen maar toenemen, verwacht Ringens. ‘Het gaat om belangrijke beslissingen. Een schoolgebouw moet decennia meegaan, daar moet je goed over nadenken.’ De schoolbesturen kunnen volgens hem leren van de ervaringen in de kinderopvang. ‘Tot eind jaren tachtig werden alle gebouwen voor kinderopvang door gemeenten gerealiseerd. De afgelopen twintig jaar heeft op dat punt een enorme omslag plaatsgevonden. Gemeenten spelen geen prominente rol meer. De ondernemers regelen nu alles zelf, soms samen met beleggers of corporaties en steeds vaker samen met scholen.’ podium maart 2012
23
Het verdienmodel voor het nieuwe kenniscentrum staat nog niet vast. Voorlopig gaan de gedachten uit naar een contributie- of abonnementensysteem: klanten kunnen dan tegen een vaste prijs een aantal vaste producten afnemen. Voor de overige producten krijgen ze een aparte rekening. Het nieuwe kenniscentrum wil antwoord geven op vragen van scholen, maar ook van aannemers en architecten. Ringens merkt vaak dat ook in de kinderopvang
nog volop vragen leven. ‘Soms is beginnen met bouwen al moeilijk. Stel dat je een nieuw gebouw mag neer zetten: waar begin je? Bij dit soort kwesties kunnen wij ondersteunen. Verder zoeken wij naar mogelijkheden om scholen hun middelen uit de kapitaalmarkt te laten halen. Daarom willen wij een privaat investeringsfonds oprichten samen met institutionele beleggers. Voor vragen hierover kunnen scholen ook bij het kenniscentrum terecht.’
Eenpitter
‘Over verschillende strategische kwesties rond huisvesting zou ik graag advies inwinnen bij een kenniscentrum’ – Wouter Groot
24
podium maart 2012
Wouter Groot, directeur van de Casimirschool in Gouda, een eenpitter, zou graag af en toe te rade gaan bij een kenniscentrum. ‘Onze school zit in het centrum en groeit tegen de tendens in. Maar we hebben geen ruimte om uit te breiden. Wij moeten heel creatief zijn om de groei vorm te geven en werken samen met andere maatschappelijke organisaties. Ook proberen we onze ruimte zo goed mogelijk te benutten. Zo onderzoeken we wat we kunnen doen met de uren dat ons gebouw leegstaat. De gemeente biedt ons ruimte buiten de binnenstad, maar voor de leefbaarheid van het centrum is het goed dat de school hier blijft zitten. Over dit soort strategische kwesties zou ik graag advies inwinnen bij een kenniscentrum.’ Peter Meijboom, adviseur huisvesting van de scholengroep Amsterdam-West Binnen de Ring, ziet ook een behoefte aan expertise. Onder zijn schoolbestuur vallen 17 scholen en 19 gebouwen. ‘We hebben onvoldoende middelen om onze gebouwen te onderhouden. Als de doordecentralisatie een feit is komen
‘Voor scholen is het zinvol te besparen op exploitatiekosten, terwijl gemeenten daar nu geen belang bij hebben’ – Peter Meijboom
die middelen direct bij het onderwijs terecht. Dan zouden we efficiënter kunnen werken. Voor scholen is het zinvol te besparen op exploitatiekosten, terwijl gemeenten daar in de huidige situatie geen belang bij hebben. Voor gemeenten betekent dit vaak een extra investering in de nieuwbouw, terwijl het schoolbestuur profiteert van de lagere exploitatiekosten.’ Het kenniscentrum kan bij dit soort kwesties adviseren. Meijboom: ‘Ook zou het goed zijn kwaliteitsstandaarden voor gebouwen te ontwikkelen. Dan hoeven scholen en architecten niet meer zelf uit te vinden aan welke eisen een schoolgebouw moet voldoen, en heb je op dat punt ook geen verschillen meer tussen scholen met rijke en arme besturen.’ Gertjan van Midden hoopt dat het kenniscentrum uitgroeit tot een vanzelfsprekende gesprekspartner voor de scholen. Nu benaderen scholen hem vaak met technische vragen. ‘De bedoeling is dat ze uiteindelijk vergeten mij te bellen...’ ■
Vraagbaak over huisvesting Het kenniscentrum voor huisvesting start op 1 april aanstaande en is rond de zomer helemaal operationeel. Het kenniscentrum verschaft informatie over onderhoud, nieuwbouw, renovatie en aanpasssingen van gebouwen aan onderwijs- en kinderopvangorganisaties, gemeentebesturen, architecten en andere partijen. Jan Schraven is hoofd van het kenniscentrum, dat voorlopig is te bereiken via tel. 040-232 97 40.
podium maart 2012
25
McKinsey: met één gezamenlijke
Van ‘good Onderzoeksbureau McKinsey analyseerde hoe onderwijssystemen in verschillende landen zichzelf verbeteren. Consultant Arne Gast legt uit welke factoren het verschil maken. Het Nederlandse onderwijs zou volgens hem baat hebben bij een meer gemeenschappelijke focus en een sterke inzet op professionalisering van leraren. De Groningse onderwijsbestuurder Marita Schreur kan zich daarin vinden. Haar Tilburgse collega Joost van Gils ervaart het gebrek aan goede regievoering door de overheid als een probleem. TEKST IRENE HEMELS
26
podium maart 2012
visie wordt ons onderwijs nog beter
naar ‘great’
podium maart 2012
27
Eind 2010 verscheen het McKinseyrapport ‘How the world’s most improved school systems keep getting better’ better’. Arne Gast vertaalde dit internationale rapport naar de Nederlandse situatie. Gast: ‘Begrijp me niet verkeerd: Nederlandse scholen doen het over het algemeen goed. Het punt is echter: we doen al twintig jaar lang extreem ons best, maar komen niet echt vooruit.’ Het gaat erom, zegt hij, te kijken of we de juiste dingen doen; of de interventies in de klas zijn gebaseerd op een idee of op kennis. ‘We moeten duidelijke keuzes maken, en daar ambitieus in zijn. Richt je je bijvoorbeeld op excellentie, durf dan te kiezen voor de top 3% leerlingen, in plaats van de top 20%. En vind manieren om successen te verspreiden, om zo op elkaars schouders te kunnen staan.’ McKinsey onderzocht wereldwijd hoe schoolsystemen in staat bleken steeds betere onderwijsresultaten af te leveren op onder andere taal, rekenen en wiskunde. Ze deelden de schoolsystemen op basis van de onderwijsprestaties van leerlingen in vier fasen in: van poor naar fair; van fair naar good; van good naar great en van great naar excellent. Voor de selectie maakte het dus niet uit of een schoolsysteem een ontwikkeling doormaakte van niet-zo-goed (poor) naar redelijk (fair) of van zeer goed (great) naar excellent. Het ging vooral om de vraag of de verandering in korte tijd plaatsvond. Een breed palet aan landen was betrokken, variërend van Armenië, de Verenigde Staten en Duitsland tot Canada, Brazilië en India. Uiteindelijk werden twintig schoolsystemen geselecteerd. Nederland viel buiten de boot omdat bestendige 28
podium maart 2012
Arne Gast spreekt op het congres van de PO-raad op 7 en 8 juni.
‘We doen in Nederland veel goede interventies, maar de rode draad ontbreekt’ – Arne Gast
kwaliteitsverbetering hier niet is gelukt. Gast: ‘Nederland zit al heel lang in de good to great fase, ondanks alles wat we met elkaar proberen. We watertrappelen al twintig jaar zonder dat het onderwijsniveau verbetert.’
Niet top-down Willen wij in Nederland met ons onderwijs een transitie maken, dan moeten we een gemeenschappelijk beeld creëren van waar we met elkaar naar toe willen,
‘Het klassieke top-down interventiemodel van de overheid is niet effectief voor de sprong die we willen maken. We moeten een manier vinden om de leraren aan zet te laten komen. Er moet een verschuiving komen van controle naar hulpmiddelen voor ontwikkeling. Neem onderwijsdata: we hebben een schat aan informatie. Die gebruiken we in Nederland nu alleen om te controleren. De ombuiging van een controlerende inspectie naar een zelfevaluatiemethodiek was in Letland bijvoorbeeld cruciaal voor hun verbeteringen.’
Loyale leraren
‘Leraren zijn loyaal, betrokken en gek op hun vak: dat moet je met elkaar delen’ – Marita Schreur
meent Gast. ‘Autonomie en beleidsvrijheid zijn heel belangrijk. Nederlandse scholen hebben best veel autonomie. Dat geeft vrijheid, maar het werpt onvoldoende vruchten af als je niet heel precies weet wat je wilt bereiken. We doen in Nederland veel goede interventies, maar de rode draad ontbreekt. Door samen na te denken en met elkaar te praten over wat we willen en met elkaar goede dingen te delen krijg je een olievlekwerking.’
Samen kennis delen om zo de onderwijskwaliteit te verhogen: dat idee spreekt Marita Schreur, schoolbestuurder van Openbaar Onderwijsgroep Groningen (onder meer 21 basisscholen) zeer aan. ‘Als je als bestuurder stuurt op ambitie, zie je dat dat veel enthousiasme oplevert. Leraren zijn loyaal, betrokken en gek op hun vak: dat moet je met elkaar delen. Het is mijn overtuiging dat daarmee de kwaliteit omhoog gaat. Ik probeer heel duidelijk steeds verbindingen te realiseren. Transparantie en naar elkaar kijken werkt. Zo gaan bij ons directeuren bij elkaar op bezoek. Ze kijken in elkaars keuken, maar ontwikkelen ook een gezamenlijk kwaliteitssysteem. Dat kun je niet in je eentje. Ik ben in Singapore geweest. Daar worden docenten gezien als de basis voor het onderwijs. Dat vind ik een geweldig uitgangspunt en je ziet het terug in de onderwijskwaliteit. Veel docenten zijn er academisch geschoold en je krijgt al een aanstelling als je nog in opleiding bent. De waardering die daarpodium maart 2012
29
uit spreekt is een geweldige motivator. Dat verdient navolging; ik mis dat wel in Nederland.’
Professionalisering Bij elk van de verschillende fasen waarin een schoolsysteem zich bevindt, waar ook ter wereld, horen bepaalde interventies om vooruit te komen. Het Nederlandse onderwijs zou volgens Gast momenteel het meest gebaat zijn bij een sterkere inzet op professionalisering van leerkrachten en schoolleiders. ‘Daarbij kun je denken aan carrière- en opleidingsmogelijkheden. Er wordt al veel gedaan in die richting, maar het is versnipperd en mondjesmaat. Neem de academici in de klas; dat zijn er pas 65. Die ambitie moet veel hoger.’ Essentieel is volgens Gast dat professionals hun verantwoordelijkheid nemen en vrijheid krijgen. Van belang daarbij is het opbouwen van een structurele, professionele uitwisseling. ‘Het leraarschap is een closed door professie. Leraren doen hun ding, maar er is weinig interactie met andere leerkrachten over het vak. Intervisie is niet ingeburgerd. Bij elkaar kijken hoe je het doet, willen weten hoe scholen in de buurt het doen en praten over de kwaliteit van lesgeven zou heel normaal moeten zijn. In Singapore kijken docenten tien procent van hun tijd bij elkaar. Je ziet daar intensieve discussies over hoe er wordt lesgegeven. Uit onderzoek blijkt dat dit positief werkt; mensen willen leren van de ander en gaan meer verantwoordelijkheid nemen. Dat komt de onderwijskwaliteit ten goede. Onze schoolhoofden zijn vrij autonoom. Ze kunnen goed met de professionals 30
podium maart 2012
‘Je kunt niet als minister zomaar je eigen beleid uitrollen; we moeten gezamenlijk dezelfde doelen realiseren’ – Arnold Jonk omgaan, maar missen tools om te bezien hoe we de lat hoger kunnen leggen. Intensieve investeringen ontbreken op dit punt.‘
Gebrekkige regie Op het ministerie van OCW wordt het McKinsey-onderzoek als steun in de rug ervaren. Arnold Jonk, directeur Kennis: ‘Het rapport bevestigt dat we op de goede weg zijn met het ingezette beleid van deregulering, verantwoording, meer
‘Wij betalen de rekening van dertig jaar onderwijsbeleid waarin duurzame regie ontbreekt’ – Joost van Gils
zeggenschap en autonomie voor scholen en leraren. Dat gedeelde eigenaarschap spreekt ons erg aan. Je kunt niet als minister zomaar je eigen beleid uitrollen; we moeten gezamenlijk dezelfde doelen
realiseren. De bestuursakkoorden zijn een mooie stap om te komen tot een gezamenlijk verhaal.’ Uit Tilburg komt een ander geluid. Bestuursvoorzitter Joost van Gils van de Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg (SSOT, zeven scholen) ervaart juist het gebrek aan goede regievorming van de overheid als een groot probleem. ‘Wij betalen de rekening van dertig jaar onderwijsbeleid waarin duurzame regie ontbreekt. Neem de veranderingen bij passend onderwijs die de samenwerkingsverbanden moeten doorvoeren en die moeten leiden tot meer efficiëntie en kwaliteit. De nood is zo hoog dat het ieder voor zich dreigt te worden, dat iedereen zoveel mogelijk naar zich toe haalt en te weinig oog heeft voor het overkoepelende belang.’ Van Gils schetst een beeld van het speciaal onderwijs dat noodgedwongen steeds meer gericht is op overleven. ‘Wij maken ons zorgen of we de kwaliteit wel kunnen handhaven en onze expertise met het regulier onderwijs kunnen delen. Samenwerken en van elkaar leren staat onder druk. Ik hoop dat het speciaal onderwijs het niveau van fair kan blijven behouden en niet wegzakt. Natuurlijk nemen wij onze verantwoordelijkheid en hebben we baat bij autonomie, maar daar wordt nog te vaak door maatregelen van de overheid een streep door gehaald.’ ■
Arne Gast is partner bij McKinsey & Company en deskundige op het gebied van leiderschap en transformationele verandertrajecten. Op het congres van de PO-Raad op 7 en 8 juni zal hij ingaan op het onderzoek van McKinsey naar de best presterende onderwijsstelsels in de wereld.
podium maart 2012
31
7 en 8 juni, Lunteren
Bevlogen Besturen
het congres van de PO-Raad
32
podium î &#x; maart 2012
Donderdag 7 en vrijdag 8 juni houdt de PO-Raad het congres Bevlogen Besturen. Het congres start direct na de ALV van de PO-Raad om 17.30 uur en eindigt vrijdag 8 juni om 15.00 uur. U kunt het hele programma volgen, inclusief diner en overnachting, of een keuze maken uit de verschillende onderdelen. (www.poraad.nl/content/programma). Sprekers uit het bedrijfsleven, de wetenschap en het maatschappelijk middenveld staan samen garant voor een interessante tweedaagse. Deze is toegesneden op bevlogen bestuurders: onderwijsbestuurder zoals u, die betrokken zijn bij hun leerlingen, personeel, de bedrijfsvoering en de kwaliteit van het onderwijs. Natuurlijk is er ook ruimschoots gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Sprekers (www.poraad.nl/content/sprekers) op het congres zijn: Paul Schnabel, directeur SCP; Tex Gunning, lid RvB van AkzoNobel; Arne Gast, partner McKinsey & Company; Aukje Nauta, hoogleraar Employability in Werkrelaties; Paul Zoontjens, bijzonder hoogleraar Onderwijsrecht en lid Onderwijsraad; Wim van de Grift, hoogleraar Onderwijskunde en directeur lerarenopleiding RUG; Monique Volman, hoogleraar Onderwijskunde en programmaleider ‘Educational Sciences’; Jelle Jolles, hoogleraar ‘Educational neuropsychology’ en directeur Centrum Brein en Leren. Een greep uit de thema’s die aan bod komen: maatschappelijke ont wikkelingen en de bestuurlijke verantwoordelijkheid die daarmee samenhangt; de implicaties van de voortdurende taakuitbreiding op de governance; leiderschap en wat het onderwijs kan leren van andere sectoren; kenmerken van goed presterende onderwijsstelsels; spanning in individuele werk relaties en in de collectieve verhoudingen tussen sociale partners; de huidige nadruk op leerprestaties en hogere leeropbrengsten; excellentie, jongens-meisjes verschillen en de implicaties hiervan voor het onderwijs; en het meten van de opbrengst van het onderwijs. Direct aanmelden: www.poraad.nl/content/inschrijven-congres
podium maart 2012
33
web poll Nuttig overzicht van ieders bekwaamheid, of overbodige bureaucratie?
‘Registratie in het lerarenregister moet verplicht zijn voor de beroepsuitoefening’ Het is even wennen, een register voor leraren. Volgens de initiatief nemers* werkt zo’n register bij andere beroepsgroepen, zoals artsen, verpleegkundigen en advocaten, kwaliteitsbevorderend en status verhogend. Bevoegde leraren registreren hoe ze werken aan hun professionele ontwikkeling. Het register moet de professionalisering stimuleren en de positie van de leraar versterken. Het lerarenregister speelt geen rol in functioneringsgesprekken; het gaat puur over bekwaam heidsonderhoud. In 2013 moet het register volwaardig van start gaan. De registratie is op vrijwillige basis. Om reacties los te maken, gaan wij in onze stelling een stap verder. 59% van de reageerders is het ermee eens dat registratie verplicht moet worden; 41% is hier tegen. Het onderwerp leeft: 582 mensen brachten een stem uit.
* De Onderwijscoöperatie, bestaand uit AOb, Beter Onderwijs Nederland, CNV Onderwijs, Federatie Onderwijsbonden, Platform Vakinhoudelijke Verenigingen in het VO. 34
podium maart 2012
Eens
‘Een goede zaak,’ luidt een reactie. ‘Het wordt hoog tijd dat er eisen gesteld worden qua bij- of nascholing.’ Diverse mensen maken een vergelijking met de fysiotherapie, waar al langer wordt gewerkt met een register. ‘Dan heb je ieder jaar een aantal punten te behalen waarmee je je bijscholing en nascholing in kaart krijgt. Het enige wat ik lastig vind is dat er dan wel voldoende aanbod moet zijn dat mensen kunnen volgen, en voldoende budget om dit ook te kunnen realiseren. Wel denk ik dat de kennis van een ieder dan meer up-to-date blijft en meegaat met de tijd.’ Een ander: ‘Het vak van leerkracht in het po is van groot belang. Net als in de gezondheidzorg is het heel logisch dat je als beroepsgroep bepaalt welke nascholing behaald moet worden om het vak goed bij te houden. Het is niet vrijblijvend en keuzes voor scholing kunnen praktisch altijd worden ingepast in de plannen van de afzonderlijke school en teamscholing. Accreditatie van het scholingsaanbod is dan echter wel van belang.’
Oneens
Prima, zo’n registratie, meldt een tegenstemmer, ‘maar het moet geen verplichting worden. Dat brengt een keurslijf met zich mee, wat niet in elke situatie past.’ Met een register verbeter je de kwaliteit van de leraar niet, schrijft een ander. Maar wél het beeld van de beroepsgroep, vindt iemand. ‘Ik vind een verplichte registratie echter onnodig: er moet al zoveel.’ Een collega: ‘Laat de schoolleider haar/zijn professionele rol nemen. Registers kosten tijd, onderhoud en controle. Het gaat om professionele beroepsbeoefening door competente medewerkers. En daar kun je gewoon samen aan werken door verantwoordelijkheid te nemen als werkgever en medewerker.’ Zo ziet een aantal andere reageerders het ook: ‘Een register is een bureaucratisch middel om in beeld te brengen wat je op een andere manier makkelijker te weten kunt komen,’ en: ‘Of een leraar bevoegd en bijgeschoold is, is toch heel makkelijk te controleren? Daar heb ik als schoolleider geen register voor nodig.’ ■
podium maart 2012
35
web poll
Edith van Montfort, lid CvB van SKBO (13 katholieke basisscholen in de gemeente Oss):
‘De intentie van dit instrument is steengoed’ ‘Ik ben het met de stelling eens, al vind ik het jammer dat deze weer om die verplichting draait. Het register is gewoon een heel krachtige stimulans voor de beroepsgroep. De professionals gaan nu zelf over hun bekwaamheidseisen; ze gaan zelf de normen stellen voor hun beroepsuitoefening. En met behulp van het lerarenregister kunnen ze het imago van hun beroep sterk beïnvloeden. Het is goed om elkaar de maat te nemen. En om vast te leggen hoe je je bekwaamheid onderhoudt. Daarom vind ik het jammer dat de discussie dan vooral gaat over dat er weer een verplichting bij zou komen, of over wat je moet doen als mensen zich niet registreren. We formuleren wat adequate scholing is, hoe die bijdraagt aan de kwaliteit van het primaire proces, en welke programma’s aan die eisen voldoen. Het register maakt ook het debat hierover mogelijk. Het feit dat we goed bezig zijn met bekwaamheid kan ook onze beroepstrots vergroten: dit zijn wij, hier voldoen wij aan, zo verantwoorden wij dat. De intentie van dit instrument is steengoed. Het is hoogst normaal om over je eigen normen te gaan, je bekwaamheid te onderhouden en verantwoording af te leggen. Ik merk daarnaast dat er veel impliciete bekwaamheid is. Het is alleen maar goed om die inzichtelijk te maken. Als ik met mijn eigen teams discussieer over het bekwaamheidsdossier, realiseer ik me dat men al zóveel opleidingen volgt en studiedagen bezoekt. Onze beroepsgroep is heel goed bezig. Laat dat dan ook maar zien aan de buitenwereld.’ ■
Naschrift Simone Walvisch, bestuurslid van de PO-Raad: Wij denken dat een lerarenregister alleen goed gaat functioneren als sluitstuk van een heel proces van deskundigheidsbevordering van leraren. Wij vinden het belangrijk dat leraren zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun bekwaamheidsonderhoud. Maar we vinden het ook een zaak tussen werkgever en werknemer, want leraren moeten ook bekwaam zijn in de situatie waarin ze functioneren. De ene school stelt andere eisen aan zijn leraren dan de andere. Dat is afhankelijk van de leerlingpopulatie bijvoorbeeld, of van de ontwikkelingsfase waarin de school zit. 36
podium maart 2012
Stéphane Cépèro, lid CvB van de Lowys Porquin Stichting (30 basisscholen, 1 sbo-school en 1 praktijkschool in West-Brabant en Tholen):
‘Kan ik straks de markt op met m’n registerleraren?’ ‘Er moet wat mij betreft nog een hele slag worden gemaakt met dat lerarenregister. Als de inzet is om de beroepsgroep te versterken ben ik het met de stelling eens, maar er kleeft ook een risico aan het hele fenomeen. De buitenwacht zou namelijk kunnen denken dat wij tot nu toe niet aan kwaliteitsversterking en professionalisering hebben gedaan. Dat moeten we voorkomen door heel goed te communiceren en het lerarenregister goed in de markt te zetten. Naar mijn idee is het te snel neergezet. Ook intern moeten we hier beter over communiceren. Wat zijn de consequenties? Loopt het register mee in de gesprekscyclus? Als je in het register staat ingeschreven, en je hebt een aantal opleidingen gedaan, ben je dan een betere leraar? Kan een school straks de markt op met: ‘wij hebben alleen registerleraren’? Als dat echt betekenis krijgt, ben ik er zeker voor. Verder vind ik dat het register geen dubbel werk moet gaan doen. Leraren die van de pabo komen zijn redelijk goed opgeleid, en zij worden verder geschoold op de werkplek door hun werkgevers. Dat wordt allemaal al in hun bekwaamheidsdossier opgeslagen. Als je dat allemaal nog eens over gaat doen in het lerarenregister, zorg je alleen maar voor meer administratie. Daarom vind ik dat we in het register alleen masteropleidingen moeten opnemen, anders zie ik de meerwaarde nog niet.’ ■
Afspraken over bekwaamheidsonderhoud en over loopbaanontwikkeling moeten dus wel degelijk in de gesprekscyclus aan de orde komen. In het register maak je vervolgens de kwaliteit van elke leraar zichtbaar. Als je dat zo organiseert, kan het niet zonder gevolgen blijven als leraren zich niet (willen) herregistreren. Dat is dan ook een zaak tussen werkgever en werknemer. De Onderwijscoöperatie heeft op 15 februari het lerarenregister geopend. De PO-Raad is in gesprek met de Onderwijscoöperatie over de vraag op welke punten we gezamenlijk kunnen optrekken om het lerarenregister, als onderdeel van een professionele cultuur in het PO, tot een succes te maken. ■ podium maart 2012
37
politiek In elk nummer van podium reageert een politicus op de stelling van onze webpoll. Ton Elias, Tweede Kamerlid voor de VVD, reageert op de stelling: ‘Registratie in het lerarenregister moet verplicht zijn voor de beroepsuitoefening’
Stel hoge eisen aan de leerkracht We moeten in Nederland toe naar een ambitieuzere leercultuur waarin prestaties, meer dan nu, worden gewaardeerd en gestimuleerd. En nu heb ik het eens niet over de leerlingen, maar over hun docenten. Leraren leveren een fundamentele bijdrage aan het ontplooien van het talent van leerlingen. Niet voor niets wijzen alle internationale onderzoeken uit dat de belangrijkste succesfactor in het onderwijs de man of vrouw voor de klas is. Ik vind dat we aan deze sleutelfiguur in het onderwijs hoge eisen mogen stellen. Zoals dat zij of hij op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen en zich met regelmaat laat bijscholen om dat ook te blijven. Dat de leraar wordt getest op deze kennis en dat in een lerarenregister wordt bijgehouden of hij nog aan stevige kwaliteitseisen voldoet. Als blijkt dat dit niet zo is, is er het aanbod om bij te scholen. Werkt dat om welke reden dan ook niet, dan mag het vak van docent niet langer worden uitgeoefend. In de medische wetenschap functioneert dit, weliswaar na jaren gesteggel, nu goed.
38
podium maart 2012
Het kabinet heeft dit punt uit het VVD-verkiezingsprogramma overgenomen in het vorige zomer door de Tweede Kamer omarmde actieplan ‘Leraar 2020’. Dit voorziet ondermeer in een lerarenregister dat vanaf 2018 volledig functioneert. Wat mij betreft mag er echter wel wat meer tempo worden gemaakt. Waarom verlopen in onderwijsland verbeterprocessen zo onmenselijk traag? Waarom moet het nog zes jaar duren voordat incompetente leraren aangepakt en vervangen kunnen worden? Als ondernemers zo traag op de economische crisis hadden gereageerd, was Nederland allang failliet. Ik wil dat leraren zich eerder moeten inschrijven in het register zodat incapabele leraren zo snel mogelijk op non-actief worden gesteld. Is dat hard? Nee, dat is logisch en wel zo eerlijk. Zo doen we het in de private sector toch ook? Waarom dan niet in de onderwijswereld? Vinden we de leeromgeving van onze kinderen daar niet belangrijk genoeg voor? Ik vind dat we erop moeten mikken dit register al in 2015 werkend te hebben. Onderwijswerkgevers nemen sneller hun verantwoordelijkheid om werknemers in staat te stellen hun bekwaamheid te onderhouden. De politiek stelt extra geld beschikbaar, oplopend tot e 150 miljoen structureel in 2013, voor kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen, investeringen in een betere beloning, meer carrièremogelijkheden voor leraren en het versterken van het beroep van de leraar. Dit alles met één gezamenlijk hoofddoel: kinderen goed les geven. ■ Ton Elias
podium maart 2012
39
goed onderwijs voor elk kind