podium
EXTRA
platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs
PASSEND ONDERWIJS ‘Je moet het gewoon doen’ Expertise biedt overlevingskansen Kwaliteit en veiligheid op de helling Welke school gaat het worden? Op elkaar aangewezen
inhoud
podium extra
‘Je moet het gewoon doen’ Passend onderwijs: voor sommige scholen een opgave die als een donkere wolk boven de directie- en koffiekamer hangt. Dat geldt niet voor de christelijke basisschool Remmelt Booy in het Groningse Doezum. Daar zijn ze gewoon begonnen.
Pagina 6
Expertise biedt overlevingskansen Duizenden banen verdwijnen in het speciaal onderwijs; slecht nieuws voor de betrokken mensen en hun scholen. Hoe zorg je dat hun expertise zoveel mogelijk behouden blijft?
Pagina 12
Kwaliteit en veiligheid Hoe zorg je dat de onderwijskwaliteit en veiligheid van leerlingen en leerkrachten ook na de invoering van Passend onderwijs zoveel mogelijk in stand blijven? Twee onderwijsbestuurders uit het so zien kansen in een nauwere samenwerking met het regulier onderwijs.
Pagina 18 2
podium extra
Passend onderwijs Welke school gaat het worden? Besturen beslissen op welke school een kind met een ‘ondersteuningsvraag’ wordt geplaatst. Hoe ver gaat die beslissingsbevoegdheid? En hebben ouders daarover nog iets te zeggen? Hoogleraar onderwijsrecht Paul Zoontjens en deskundigen van de Commissie Gelijke Behandeling en de Chronisch zieken en Gehandicaptenraad aan het woord.
Pagina 24 Op elkaar aangewezen Volgens de wet Passend Onderwijs moeten scholen per 1 augustus aanstaande in grotere samenwerkingsverbanden gaan samenwerken. Aan de hand van het ondersteuningsplan zullen zij samen met gemeenten de hulpverlening aan kinderen en gezinnen gaan vormgeven. Dat zal niet altijd eenvoudig zijn. Maar de betrokkenen zien ook kansen.
Pagina 30 podium is een platform van en voor leden van de PO-Raad waar meningen, ideeën, problemen en oplossingen uit de onderwijspraktijk aan bod komen. De PO-Raad onderschrijft niet noodzakelijk de in het blad verkondigde meningen. Hoofdredacteur: Marc Mathies. Eindredacteur: Marijke Nijboer. Redactieraad: Elise van Bockhorst, Corine van Helvoirt. Grafische vormgeving: Thoben Offset Nijmegen. Foto omslag: Hans Roggen. Redactieadres: podium@poraad.nl
Aankondiging
Bevlogen Besturen PO-Raad Congres 7 en /of 8 juni, Lunteren
podium extra
3
4
podium î &#x; extra
Foto: Hans Roggen
Passend onderwijs, nader verkend Met trots presenteren wij u onze eerste editie van podium Extra. We waren al trots op podium, ons nieuwe magazine, maar met deze variant hopen wij nóg meer de diepte in te kunnen gaan van onze mooie sector. We besteden extra aandacht aan een bepaald thema of onderwerp, vanuit verschillende invalshoeken, met behulp van experts die weten waar zij over praten. In dit eerste nummer gaat die extra aandacht uit naar, hoe kan het ook anders, Passend onderwijs. Met een landelijke stakingsactie achter de rug, waarbij 50.000 verontruste leerkrachten hun zorg over Passend onderwijs kenbaar maakten, en het negeren van deze zorg door de Tweede Kamer, maakt dit proces eigenlijk een valse start. Terwijl Passend onderwijs door de enorme aandacht voor de bezuinigingen al een negatieve lading had gekregen. Passend onderwijs wordt vaak geassocieerd met de doem tot mislukking, onderwijsverschraling en onmogelijkheden. Nu zal ik de laatste zijn om te beweren dat deze stelselherziening onder een gunstig gesternte tot stand is gekomen, maar het is niet allemaal kommer en kwel. En daar gaat het in deze podium Extra over: een nadere kennismaking met waar het werkelijk om gaat, een verkenning van wat Passend onderwijs in essentie kan zijn: aandacht voor de verscheidenheid tussen kinderen, gebaseerd op een onderwijskundige visie. De invalshoeken zijn divers. Zo zoeken we een antwoord op de vraag hoe we in de nieuwe situatie de jarenlang opgebouwde kwaliteit van het speciaal onderwijs kunnen behouden. En hoe zorgen we ervoor dat de specifieke expertise op een verantwoorde en efficiënte wijze overgedragen wordt naar het regulier onderwijs? We laten een geslaagd voorbeeld zien van Passend onderwijs en verkennen de juridische kant van dit onderwerp. Wat mogen we niet en wat kunnen we wel? Specialisten op dit gebied lichten toe. En hoe leggen we de relatie met nieuwe partners, bijvoorbeeld de gemeentes? U gaat het allemaal lezen in deze podium Extra. Veel leesplezier gewenst! Wim Ludeke, Bestuurslid PO-Raad podium extra
5
‘Je moet gewoo
Reguliere groep 7/8 met blinde leerling, 6
podium maart 2012
Foto: Hans Roggen
het on doen’
meisje met Down en kind met PDD/NOS podium maart 2012
7
Passend onderwijs: voor sommige scholen een opgave die als een donkere wolk boven de directie- en koffiekamer hangt. Dat geldt niet voor de christelijke basisschool Remmelt Booy in het Groningse Doezum. Daar zijn ze gewoon begonnen. TEKST LISETTE BLANKESTIJN FOTO’S HANS ROGGEN
Groep 7/8 heeft gymles. Alle 27 kinderen uit de klas doen mee. Ook een blinde leerling rent vrolijk door de zaal. ‘Toen het verzoek kwam of wij een blinde jongen konden opnemen op onze school, vroegen we ons af hoe dat zou moeten,’ vertelt directeur Marleen Miedema. ‘Geen van de leerkrachten wist iets van braille, om maar eens wat te noemen. En hoe moest dat met bewegingsonderwijs? We hebben toch ‘ja’ gezegd. En wat bleek? Braille had hij al geleerd, dus dat was geen probleem. En als hij rent let hij op het weerkaatsen van het geluid tegen de muur. Dus hij weet waar hij is. Kortgeleden ging de klas schaatsen, en natuurlijk wilde onze blinde leerling ook mee. Voor die gelegenheid regelden we extra begeleiding voor hem. Het werd een heel mooie dag. De andere kinderen 8
podium extra
zagen weer eens hoeveel er mogelijk is, ondanks een beperking. Die rijkdom maakt ons als team ook weer enthousiast.’ Ook in de klas gaat het prima met deze leerling, ondanks zijn beperking, vertelt Miedema. ‘Een meisje uit zijn klas waarschuwde hem: pas op dat je niet over de prullenbak valt! Dat dat meisje zijn medeleerling is, is óók al bijzonder. Zij heeft namelijk het syndroom van Down. Samen met een leerling met PDDNOS en 24 ‘reguliere’ leerlingen maken deze kinderen groep 7/8 tot een bijzondere klas.’
Talentontwikkeling CBS Remmelt Booy is een van de 25 scholen van Stichting Penta Primair. Twee keer al bezochten leerkrachten en schoolleiders een dag over Passend onderwijs die het samenwerkingsverband voor Penta Primair organiseerde. ‘Het bestuur van de stichting staat op afstand, maar ik kan goed sparren over beleidskeuzes met onze directeur-bestuurder, Johan Heddema. Onderwijsinhoudelijk werken mijn collega’s en ik daarnaast samen met het stafbureau.’ Toch komt de manier waarop de Remmelt Booy Passend onderwijs biedt direct voort uit de school zelf, vertelt Miedema. ‘Wij hebben een tijdje terug samen nagedacht over de visie van onze school. We hebben vastgesteld dat we een open school willen zijn. Waar ruimte is, krijgen kinderen ruimte, en waar structuur nodig is krijgen ze structuur. We staan open voor ieder kind, dus als er een kind met een beperking op onze weg komt staan we daar óók voor open. Zo benaderden we ook het
meisje met het syndroom van Down, toen haar ouders haar aanmeldden voor groep 1. We namen haar op in de groep, en spraken af dat we jaarlijks kijken of het nog lukt. Inmiddels zit ze in groep 8, en het lukt nog steeds! Dit sluit helemaal aan bij het motto van onze school, Samen Talentvol. Dat betrekken we op alle leerlingen. Zij leggen hun leeropbrengsten vast in een ‘rapportfolio’. Op het punt van de talentontwikkeling
‘Natuurlijk wilde onze blinde leerling ook mee schaatsen’ – Marleen Miedema
geven wij veel aandacht aan motivatie en verantwoordelijkheid.’ De directeur: ‘Ik vind: Passend onderwijs is iets wat je gewoon moet doen. Ga uit van wat een leerling allemaal wel kan, in plaats van wat hij niet kan. Voor ogenschijnlijk lastige zaken is vaak eenvoudig een oplossing te bedenken.’
Grenzen Penta Primair heeft meegedaan aan ‘Kind op de Gang’, een praktijksimulatie van de Algemene Vereniging van Schoolleiders. Miedema: ‘Toen hebben we als school ons onderwijskundig zorgprofiel geformuleerd, en onszelf de vraag gesteld: waar ligt onze grens, welke leerlingen kunnen wij niet opnemen? Gezamenlijk concludeerden we: als de veiligheid van de leerling en zijn klasgenoten in het geding komt kunnen we hem/haar geen onderwijs geven. Daarbij gaat het over de gedragskant: agressie, met dingen gooien, slaan. We hebben vanwege gedragsproblemen en agressie wel leerlingen moeten doorverwijzen naar een cluster 4-school. Denk daarbij aan een leerling met een hechtingsstoornis die totaal geen empathisch vermogen heeft, of een leerling met klassiek autisme die voortdurend andere kinderen zat te duwen. Met dit soort kinderen kunnen wij niet de veiligheid in de groep garanderen. Zij hebben specialistische hulp nodig.’ De directeur: ‘Natuurlijk zijn er naast veiligheid andere grenzen aan wat wij kunnen bieden; denk aan een leerling bij wie medische handelingen moeten worden verricht. Als dat meer is dan de leerkracht aankan, kijken we welke podium extra
9
‘Ga uit van wat een leerling allemaal wel kan, in plaats van wat hij niet kan’ ondersteuning de ouders zelf kunnen bieden. Zij kiezen er immers voor om hun kind met een extra ondersteuningsvraag aan te melden bij een reguliere school. Het is bij Passend onderwijs heel belangrijk dat je de ouders ook mee hebt.’ De school bewaakt ook dat er niet teveel leerlingen met een extra zorgvraag in een groep komen. Waar de school zich aanvankelijk vooral richtte op Passend onderwijs aan de ‘onderkant’, gaat de aandacht nu ook naar meerbegaafde leerlingen. 10
podium extra
Miedema: ‘Wij proberen met de methode Levelwerk ook hen te bedienen. En natuurlijk geldt het streven naar onderwijs op maat voor ál onze leerlingen, ook de gemiddelde leerlingen zonder zorgvraag.’
Projectmatig werken Bij een strak klassikaal lessysteem, vermoedt Miedema, is het lastig om Passend onderwijs te bieden. ‘Wij werken veel projectmatig. We werken vanaf groep 5 met de methode Alles-
in-1, een adaptieve methode voor alle vakken (behalve rekenen en bewegingsonderwijs). De methode is opgebouwd uit thema’s, waarbij opdrachten op zes niveaus geleverd worden. De leerlingen zijn ingedeeld in die niveaus en doen per niveau eigen opdrachten rondom het thema.’ De leerling met het syndroom van Down doet mee als het lukt. Ze kijkt mee naar de weekfilm, en ook muziek en creatieve vakken zijn geen probleem. ‘Daarnaast bieden we haar een eigen programma dat zoveel mogelijk aansluit bij het thema van dat moment. Omdat alles wat de leerlingen doen onder de paraplu van het thema valt, zijn de organisatie en planning voor de leerkracht vrij overzichtelijk. Bijkomend voordeel van deze methode is dat er maar één boek is, dus ook maar één boek dat in braille gezet moet worden.’ Daarnaast organiseert de school veel klassendoorbrekende activiteiten waarbij alle groepen samenwerken. ‘Zo zag ik hoe ons meisje met Down heel trots zat voor te lezen aan een kind uit groep 1. Dat is niet alleen voor haar leuk, maar ook voor die kleuter die leert dat niemand hetzelfde is.’
Expertise meenemen CBS Remmelt Booy is een dorpsschool met circa honderd leerlingen uit Doezum en het gebied daar omheen. Zoals overal kiezen ook hier de meeste ouders ervoor om hun kinderen naar school te laten gaan in de eigen gemeenschap. ‘Toevallig zitten daar nu dus een paar kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte bij,’ zegt Miedema. Wordt de Remmelt Booy nu dé christelijke school voor leerlingen met een beperking? ‘Wij hebben wel wat ervaring opgedaan met Passend onderwijs, maar ik denk echt niet dat wij voortaan alle blinde kinderen en leerlingen met het syndroom van Down uit de regio krijgen. De andere scholen tonen belangstelling voor onze benadering. Zij zijn nu ook bezig met hun onderwijskundig zorgprofiel.’ De kennis verspreidt zich op een natuurlijke manier: via studiedagen van de stichting, maar ook doordat Miedema als interim-directeur regelmatig op de andere scholen komt. ‘Bovendien moedigt Penta Primair mobiliteit aan, zodat leerkrachten hun expertise meenemen naar de andere scholen.’ Zo wordt Passend onderwijs vanzelf een feit, in Doezum en wijde omgeving. ■
podium extra
11
‘Speciaal onderwijs moet samen optrekken
Duizenden banen verdwijnen in het speciaal onderwijs. Dat is voor de betrokken mensen en voor hun scholen slecht nieuws. Hoe kun je zorgen dat hun expertise zoveel mogelijk behouden blijft voor het onderwijs? REC 4-directeur Yvette van Hoof: ‘Wij zetten onze mensen goed in de markt’ TEKST IRENE HEMELS
Expertise bi overlev 12
podium extra
en nieuwe wegen zoeken’
iedt evingskansen podium î &#x; extra
13
14
In West-Brabant, net als elders in het land, trekken de bezuinigingen diepe sporen. Bij het Regionaal Expertise Centrum Meander en de hieraan gelieerde (v)so-school Het Driespan (13 scholen, 1500 leerlingen) verdwijnen bij de ambulante begeleiding 45 fte en 20 tot 25 van de 180 fte aan leerkrachten. ‘Er is onder de medewerkers, niet onterecht, grote vrees voor kwaliteitsverlies,’ zegt Yvette van Hoof, integraal directeur van het REC 4 Meander, kamer West-Brabant. ‘Er komt heel veel over ons heen, dus we maken ons terecht zorgen. Maar ik zie om me heen dat mensen het als een verloren zaak beschouwen. Ze zijn nu al bezig met het opheffen van regionale expertise centra en verdiepen zich niet meer in wat ze nog kunnen bieden. Op die manier gaat er nóg meer expertise verloren.’
vijf contactmomenten krijgen we een hulpvraag helder en formuleren we wie wat gaat doen.’ De Koraal Groep, de overkoepelende organisatie waarbij Meander en Het Driespan zijn aangesloten, ondersteunt het gedachtengoed van het KECC. ‘Wij willen voor de zorggelden die straks beschikbaar worden gesteld aan de samenwerkingsverbanden (swv’s), graag producten en expertise leveren,’ zegt Van Hoof ferm. Met dat doel voor ogen wordt de eigen expertise welbewust in de markt gezet. ‘Dat is heel revolutionair, want dat zijn we in deze sector niet gewend. Het grootste deel van ons budget bestaat nu nog uit lgf-gelden, en hooguit vijf procent verdienen we doordat een school onze expertise inkoopt. Dat aandeel moeten we drastisch uitbreiden.’
Doorstart
De hele klas profiteert
Dat moet anders, vindt Van Hoof. ‘Het REC bevat een summum aan expertise, en dat laten we niet verloren gaan.’ Zij werkt aan een doorstart van ‘haar’ REC, dat vanwege de bezuinigingen een bedrijfsmatiger aanpak krijgt. Het REC wordt een Kennis-, Expertise- en Consultatiecentrum (KECC). ‘We hebben in het basisonderwijs in onze regio onderzocht wat de behoeftes van de scholen zijn. Daaruit komt naar voren dat er vooral vraag is naar goede diagnostiek, nascholing van leerkrachten en trainingen voor kinderen. Daar gaan we op inzetten. We komen met diverse producten, cursussen en trainingen op maat.’ Een voorbeeld is de verkorte ambulante begeleiding. ‘Die bieden we nu niet, maar er is duidelijk behoefte aan. In hooguit
Met het verdwijnen van de rugzakken verdwijnt ook de vraag naar individuele trajecten en hulpvragen rond één kind. Van Hoof: ‘We zullen brede vragen krijgen waar de hele klas baat bij heeft. Ik verwacht ook vragen rond groepen zorgkinderen, bijvoorbeeld over co-teaching in een kleine setting. Een trainer van ons
podium extra
‘Door onze mensen goed in de markt te zetten, hopen we dat ze opvallen en dat swv’s en scholen hen aan zich gaan binden’ – Yvette van Hoof
Yvette van Hoof: ‘Het REC bevat een summum aan expertise, en dat laten we niet verloren gaan.’
zal dan voordoen hoe je op een bepaald gebied waarop de leerkracht problemen ervaart, het beste klassenmanagement kan voeren. Deze vorm van coaching on the job boekt veel resultaat omdat je direct kunt sturen op gedrag van de leerkracht.’ Van Hoof pareert de kritiek dat ambulant begeleiders te generalistisch zouden zijn en te weinig gericht op expertise-uitbreiding van leerkrachten. ‘Reguliere scholen zitten inderdaad niet meer te wachten op algemene begeleiding. Maar de hele specialistische begeleiding is voor hen een zware opdracht. Daarin zijn onze ambulant begeleiders en gedragswetenschappers juist goed. Wij sturen onze mensen
zoveel mogelijk competentiegericht. Zo laten we de ambulant begeleider die beter is in coachingtrajecten, dát aspect verzorgen en geen nascholing. Door onze mensen goed in de markt te zetten, hopen we dat ze opvallen en dat swv’s en scholen hen aan zich gaan binden.’
Mobiliteit De maatregelen in het Onderhandelaarsakkoord, die de mobiliteit moeten bevorderen, vindt Van Hoof in elk geval positief. ‘Neem de afspraak dat ambulant begeleiders voorrang krijgen bij het vervullen van een vacature. Wij proberen onze ambulant begeleiders te koppelen aan specifieke scholen en podium extra
15
‘Scholen in swv’s tonen interesse in onze leerkrachten vanwege hun kennis van gedragsproblemen’ – Yvette van Hoof
situatie de huidige groepsgrootte al verhogen. Het heeft ook niet zoveel zin om nieuwe mensen aan te nemen die je een of twee jaar later weer moet ontslaan. De boodschap is: roeien met de riemen die je hebt. Maar het moet allemaal wel verantwoord blijven. De rek is er zo langzamerhand wel uit.’
Thuisnabij onderwijs swv’s, in de hoop dat zij daar straks in dienst kunnen.’ Ook veel leerkrachten in het speciaal onderwijs verliezen straks hun baan. Door strategisch bestuur hoopt Van Hoof de schade te beperken. ‘Scholen in swv’s tonen interesse in leerkrachten die op onze scholen werken vanwege hun kennis van gedragsproblemen bij kinderen. Ik denk dat dit slechts een gering aantal banen zal opleveren, maar het is wel een goed teken.’ Van Hoof: ‘We maken momenteel per school inzichtelijk wat de huidige bezetting is en wat we kunnen verwachten per 1 augustus 2014. Door de vacaturestop, die een jaar geleden van kracht werd, wordt het steeds moeilijker om interne vacatures in te vullen. Misschien moeten we op grond van de financiële
Vanuit de wens om haar organisatie en medewerkers onmisbaar te maken, ontstonden in elk geval vernieuwende activiteiten. Op 1 augustus start Het Driespan samen met samenwerkingsverband Oosterhout/Dongemond een pilot op een reguliere basisschool met thuisnabij onderwijs voor kinderen met een zorgvraag. Zolang dat nog kan wordt de pilot gefinancierd uit lgf-middelen; straks uit de zorgmiddelen van het swv. De school krijgt een groep van ongeveer twaalf kinderen met een psychiatrischeof gedragsproblematiek. Deze middenbouwgroep zal worden bemensd door een leerkracht uit het reguliere onderwijs en een collega uit het speciaal onderwijs. Van Hoof: ‘In plaats van twintig kilometer te reizen naar een school voor speciaal onderwijs, reizen deze kinderen straks hooguit drie kilometer.’ ■
PO-Raad organiseert themabijeenkomsten so De PO-Raad organiseert op 27 en 29 maart bijeenkomsten voor het speciaal onderwijs. Thema: Wat kan het so betekenen voor het basisonderwijs? Hoe kan het ondersteuningsaanbod beter worden afgestemd op de vraag?
16
podium extra
‘Zoek samenwerking en kruip uit je schulp’ Thieu van Hintum is projectleider Implementatie Passend onderwijs voor het so bij de PO-Raad. Hij pleit voor een proactieve opstelling. ‘Natuurlijk zijn er zorgen, gezien de bezuinigingen. Maar stap uit het doemdenken en de frustratie. Ga bij elkaar kijken wat er van te maken is. Als je individueel blijft opereren, word je uitgespeeld. Dan is de kans groter dat je buitenspel komt te staan. Zoek andere partijen in het speciaal- en het regulier onderwijs op. Door samen op te trekken kun je met elkaar iets goeds tot stand brengen. Het banenverlies zou dan ook weleens kunnen meevallen. Zet in op positioneren en profileren en zoek vanuit je kracht de samenwerking. Weet wat je te bieden hebt en breng dat over! Besturen die zich laten zien, worden serieus genomen. Dat straalt af op de medewerkers; die worden ook interessanter en serieuzer gevonden. In de diagnostiek, vroegsignalering en de gezamenlijke ondersteuningstoewijzing en –uitvoering zie ik mooie dingen tot stand komen.’
‘Besturen die zich laten zien, worden serieus genomen. Dat straalt af op hun medewerkers’ – Thieu van Hintum
De PO-Raad heeft naast Thieu van Hintum ook Dick Rasenberg aangetrokken als projectleider Passend onderwijs. Leden kunnen bij hen terecht met hun vragen (t.vanhintum@poraad.nl; (t.vanhintum@poraad.nl t.vanhintum@poraad.nl; d.rasenberg@poraad.nl).
podium extra
17
‘Laat regulier en speciaal onderwijs samen
Hoe zorg je dat de onderwijskwaliteit en veiligheid van leerlingen en leerkrachten ook na de invoering van Passend onderwijs zoveel mogelijk in stand blijven? Twee onderwijsbestuurders uit het so zien kansen in een nauwere samenwerking met het regulier onderwijs. Een leerkracht die overstapte van een reguliere- naar een cluster 4-school vertelt over de grote verschillen. TEKST MARIJKE NIJBOER
Kwaliteit en
op de hellin 18
podium dium î &#x; extra
oplossingen bedenken’
veiligheid
ing
podium dium î &#x; extra
19
Het is tijd om vooruit te kijken, vindt bestuurder Harry Gerichhausen van de Stichting ZML TWOG in Borne. ‘Er heerst door de bezuinigingen een negatieve sfeer, waardoor de kansen te weinig worden benut.’ Zijn instelling zoekt naar oplossingen. ‘Wij zetten alles in om de basiskwaliteit overeind te houden. Dat kost moeite, maar hier en daar valt nog wel wat winst te halen. Ik denk bijvoorbeeld aan een nog betere inzet van ict. En als we de groepen groter maken, kunnen we de leerkrachten misschien laten ondersteunen door extra onderwijsassistenten.’ Speciale aandacht gaat uit naar gedragsproblemen. ‘Onze cluster 3-scholen krijgen steeds meer kinderen met een verstandelijke handicap én gedragsproblemen. Je hebt extra mensen nodig om kinderen te begeleiden naar een time-out of andere setting, en dat wordt moeilijk.’ Om toch veilig onderwijs te kunnen bieden, zal
ZML TWOG waarschijnlijk een aantal activiteiten schrappen. Gerichhausen: ‘Wij hebben bijvoorbeeld een boerderij met dieren en een kweekkasje. In zo’n omgeving is de veiligheid een issue. We zullen dus meer in het klaslokaal blijven, waar de begrenzing duidelijk is. ’ Hij voelt zich gesteund door de collegainstellingen binnen zijn samenwerkingsverband: ‘We versterken en helpen elkaar.’ Maar de grootste kansen ziet hij in de opzet van een stevige samenwerking met het reguliere onderwijs. ‘Wij denken zelf hard na over tussenoplossingen. Kinderen met een beperking kunnen nu naar het speciaal onderwijs, of naar het regulier onderwijs met een rugzak. Daar tussenin zit niets. Laten we als speciaal- en regulier onderwijs samen mooie tussenvormen bedenken.’
Omslag Dat is koren op de molen van Herman Nijhuis, bestuursvoorzitter van Attendiz
‘Er heerst door de bezuinigingen een negatieve sfeer, waardoor de kansen te weinig worden benut’ – Harry Gerichhausen
20
podium extra
‘Gelukkig zit in de inspectienormen wat rek, mede dankzij alle discussies over Passend onderwijs’ – Herman Nijhuis
in Twente, met 25 (v)so-scholen. ‘Wij willen graag samen met het regulier onderwijs constructies bedenken om kinderen die anders naar het so zouden gaan, vast te houden op het sbo of een reguliere school. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van een goed toegeruste klassenassistent.’ Attendiz is druk bezig met de omslag van zorgschool naar school met zorg. Het bestuur wil graag goed onderwijs bieden, maar de vraag is hoe dat er in het so precies moet uitzien. ‘Bij ons gaan onderwijsprestaties niet alleen over taal en rekenen,’ zegt Nijhuis. ‘Hier gaat het er ook om dat kinderen zich een klein beetje zelfstandig leren redden.’ De inspectie stelt tegenwoordig ook aan het so zwaardere eisen. ‘Sommige kinderen hebben echter zodanige problemen dat je al blij bent als ze naar school komen. We proberen ook deze specifieke doelgroep fulltime te onderwijzen, maar het lukt ons lang niet altijd om aan de inspectienormen
te voldoen. Gelukkig zit in die normen wat rek, mede dankzij alle discussies over Passend onderwijs.’ Een deel van Nijhuis’ leerlingen valt onder de pittige doelgroep van zmolkers; leerlingen met zware gedrags- én leerproblemen. In het vso zitten zij nu in groepen van acht tot tien, in het so is de norm één begeleider op twaalf leerlingen. Voor veel van deze leerlingen is een grotere klas geen optie, zegt Nijhuis. ‘Maar er zitten nuances in de ernst van de problematiek. We kunnen kijken voor wie een grotere groep wél een optie is.’ Zmolkers combineren vaak een lichte verstandelijke handicap met psychiatrische problemen. Het is een groeiende groep, landelijk én binnen Attendiz. In 2004 had Attendiz in totaal 685 cluster 4-leerlingen; in 2011 maar liefst 1400. Nijhuis: ‘Niet iedereen is geschikt om aan deze kinderen les te geven. Het so bestaat bij de gratie van de toegevoegde waarde. Daarvoor heb je podium extra
21
goed personeel nodig, en het reguliere onderwijs aast op diezelfde mensen.’
Overstap Niels van der Lee ontwikkelde als leerkracht een interesse voor deze leerlingen. Hij voelde zich na tien jaar op een reguliere basisschool ‘niet meer zo uitgedaagd.’ Omdat hij goed met moeilijke kinderen overweg kan, stapte hij over naar een cluster 4-school. ‘Ik zou drie dagen per week een groep
klopten op deuren. Ik moest constant opletten en optreden.’ Van der Lee: ‘Ik ben gewend om te werken volgens een planning en geef graag leuke lessen. Maar hier moest ik veel improviseren en aan lesgeven kwam ik amper toe; ik was constant aan het opvoeden. Er zaten veel kinderen die uit huis zijn geplaatst. Ik begreep dat het lang duurt voordat je met hen een band hebt opgebouwd, gezien de hechtingsproblematiek.’
‘In het speciaal onderwijs moest ik veel improviseren en aan lesgeven kwam ik amper toe’ – Niels van der Lee
schoolverlaters gaan leiden, en één dag een groep op het niveau van groep 3. Tegen die groep 3 zag ik op, ik heb niet zoveel met die leeftijd en leerstof. Toch werd ik meteen op m’n eerste werkdag in die groep gezet. Dat was heftig. De kinderen waren heel druk en ik kreeg ze niet rustig. Met de schoolverlaters had ik een betere klik. Maar het lopen naar de gymzaal, in hetzelfde gebouw, duurde wel een kwartier. Ze trokken aan elkaar, liepen op elkaars hakken, 22
podium extra
Hij hield het er twee dagen vol. Misschien was de overstap te onbezonnen, denkt hij achteraf. ‘Maar misschien was het met betere begeleiding beter verlopen. Ik ben tevoren één keer langs geweest, op m’n eigen initiatief. Ik denk dat het niet goed is dat je vanuit het reguliere onderwijs zonder hulp meteen voor een groep komt. De school vertelde dat nieuwe mensen vroeger een introductieprogramma kregen van twee weken voordat zij voor de klas
gingen, maar daar was nu geen geld meer voor.’
Scholing Attendiz is zich bewust van de zwaarte van dit werk, en investeert nadrukkelijk in de scholing van haar personeel. Gelukkig komen er wel degelijk mensen van de pabo die bewust kiezen voor dit type leerling. Attendiz leidt hen intern verder op, en laat iedereen een master Special Educational Needs volgen. Ook met het oog op de veiligheid biedt Attendiz docenten allerlei vormen van training, bijvoorbeeld in agressiebeheersing. Daarnaast zijn de gebouwen zo prikkelarm mogelijk ingericht. Kinderen die op school fysiotherapie, ergotherapie of logopedie volgen, worden zoveel mogelijk tegelijkertijd door de therapeuten uit de klas gehaald, zodat de klassen regelmatig wat kleiner zijn. Nijhuis: ‘Met vindingrijkheid kom je een heel eind, maar dat werkt niet altijd. De grens is: tot zover kan ik het verantwoorden.’ Nijhuis constateert dat nog lang niet alle samenwerkingsverbanden bezig zijn met de samenwerking tussen het speciaal- en regulier onderwijs. ’Het is nu echt tijd om samen om tafel te gaan zitten. Wij willen het regulier onderwijs laten zien om wat voor type leerling het gaat en wat wij kunnen doen om deze kinderen zo lang mogelijk in het reguliere onderwijs te houden. Nu de ambulant begeleiders wegvallen is de vraag: blijft er behoefte aan ondersteuning in de school zelf? En zo ja, in welke vorm? Daar is geen financiering voor, maar misschien kunnen we samen een constructie bedenken en geld vrijmaken.’ ■ podium extra
23
Als ouders en samenwerkingsverband Bij Passend onderwijs beslissen besturen op welke school een kind met een ‘ondersteuningsvraag’ wordt geplaatst. Maar hoe ver gaat die beslissingsbevoegdheid? En hebben ouders er nog iets over te zeggen waar hun kind terecht komt? Podium vroeg het een hoogleraar onderwijsrecht, een lid van de Commissie Gelijke Behandeling en een beleidsmedewerker van de Chronisch zieken en Gehandicaptenraad. TEKST SUSAN DE BOER
Welke scho gaat he 24
podium extra
het oneens zijn
ool et worden? podium î &#x; extra
25
‘Ouders hebben er volgens de Wet op Passend onderwijs recht op dat hun kind onderwijs krijgt. Niet dat het op een bepaalde school zit,’ zegt Paul Zoontjens, bijzonder hoogleraar Onderwijsrecht aan de Universiteit van Tilburg. Ongeveer twee procent van alle leerlingen krijgt zware ondersteuning in de vorm van (voortgezet) speciaal onderwijs of een rugzak. De school waar de ouders een kind aanmelden, moet onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het kind op die school te ondersteunen. Volgens Zoontjens kan die onderzoeksplicht elk schoolbestuur per geval behoorlijk wat tijd en moeite kosten, tenzij er in het samenwerkingsverband (swv) een systematiek wordt ontwikkeld om kinderen adequaat op hun mogelijkheden te testen. ‘Als scholen bovendien hun ondersteuningsprofielen goed op elkaar hebben afgestemd, is er een transparant systeem mogelijk van verwijzing van het kind naar een school binnen het swv.’ Binnen de swv’s worden afspraken gemaakt over welke school welke leerlingen aanneemt. Het wordt vrijwel volledig aan de aangesloten schoolbesturen overgelaten om de inrichting van het swv en de regels over de besluitvorming te bepalen. In de procedure van toelating moeten de ouders expliciet aangeven dat hun kind een ondersteuningsvraag heeft en welke aanpassing ze zelf nodig vinden. Een hiaat hierin vindt Zoontjens dat er niet wordt aangegeven in welke gevallen een extern deskundige moet worden ingeschakeld die het kind test op wat het al dan niet kan. Daarnaast wijst de hoogleraar op een misverstand. ‘Het 26
podium extra
‘Kinderen met ernstige gedragsproblemen mag je weigeren’ – Paul Zoontjens
is niet zo dat reguliere scholen iedere leerling die wordt aangemeld, moeten aannemen. Kinderen met ernstige gedragsproblemen mag je weigeren, en dat geldt ook voor een kind dat niet in redelijkheid het reguliere onderwijs kan volgen.’
‘Het moet van twee kanten komen’ ‘Algemeen beleid mag zeker, maar voor ieder kind moeten de mogelijkheden individueel worden bekeken,’ zegt Piet van Geel, lid van de Commissie Gelijke Behandeling. Ouders die menen dat een school hun kind niet aanneemt wegens
Passend onderwijs in vogelvlucht Zorgplicht
Conflicten
• Scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op waarin zij aangeven welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden. • Ouders melden hun kind aan bij een school. Binnen tien weken moet de school een passend aanbod op de eigen of een andere school binnen de regio regelen. Ook regelt de school de eventuele extra ondersteuning in de klas.
• Als ouders en school het niet eens worden over plaatsing of ondersteuning wordt eerst geprobeerd te bemiddelen via een onderwijsconsulent. Lukt dat niet, dan kunnen ouders terecht bij de tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering. Deze brengt op verzoek van de ouders binnen 10 weken een oordeel uit aan het bevoegd gezag, rekening houdend met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan. Ouders kunnen ook een oordeel aanvragen bij de Commissie Gelijke Behandeling; bezwaar indienen bij het bevoegd gezag van de school; of naar de rechter.
Samenwerken • Scholen voor regulier-, speciaal basis- en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) gaan samenwerken in samenwerkingsverbanden (swv’s). Deze swv’s worden verantwoordelijk voor de ondersteuning van leerlingen en krijgen daarvoor een budget. • Swv’s stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer aangeven hoe zij de ondersteuning organiseren en hoe verwijzing naar het (v)so plaatsvindt. • Ouders en leraren hebben instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het swv.
podium extra
27
handicap of chronische ziekte, kunnen de CGB om een oordeel vragen op grond van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte (WGBH/CZ). De afgelopen jaren kreeg de commissie jaarlijks gemiddeld twintig verzoeken tot een oordeel op basis van de WGBH/CZ. Soms krijgen de ouders gelijk, soms de school. Van Geel: ‘Het moet van twee kanten komen. De ouders moeten, als het voor hun kind nodig is, de school vragen om een doeltreffende aanpassing te verrichten. De school heeft de zorgplicht om deze aanpassing te verrichten, tenzij dit onevenredig belastend is voor de school.’
Syndroom van Down Recent boog de commissie zich over de zaak van een meisje met het syndroom van Down. De (reguliere) school wilde haar na groep 6 niet laten overgaan naar groep 7, omdat de ontwikkeling van het meisje en de andere leerlingen te ver uit elkaar kwamen te liggen. Oplossingen als één op één-begeleiding hielpen ook niet. ‘In dit geval heeft de school goed onderzocht wat er mogelijk is en niet in de strijd met de wet gehandeld,’ zegt van Geel. ‘Maar in een ander geval, in het vo, werd bij voorbaat al meegedeeld dat kinderen met een ‘rugzakje’ niet meer worden aangenomen omdat de school aan de grenzen van de zorgcapaciteit zit. Dat kan dus niet.’ De wet is niet op alle punten even duidelijk, vindt hij. ‘De wet Passend Onderwijs en de WGBH/ CZ lopen niet gelijk op. Bij de WGBH/CZ ligt de zorgplicht bij individuele scholen, bij Passend onderwijs bij het swv.’
28
podium extra
‘De wet Passend Onderwijs en de wet Gelijke Behandeling lopen niet gelijk op’ – Piet van Geel
‘Ouders serieus nemen’ ‘Veel scholen hebben een goede cultuur, maar er zijn ook scholen die de ouders niet serieus nemen,’ zegt Floor Kaspers, tot voor kort beleidsmedewerker onderwijs van de Chronisch zieken en Gehandicaptenraad. Kaspers voorziet dat de positie van de ouders zal verslechteren met de nieuwe wet. Met de leerlinggebonden financiering, het ‘rugzakje’, was er geld voor begeleiding. Ouders vroegen zelf het rugzakje aan en hadden instemmingsrecht met
het handelingsplan. Deze systematiek vervalt. ‘Ook de vaste Kamercommissie en de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs vinden dat de positie van ouders zwakker wordt,’ zegt Kaspers. ‘Maar de minister wijst naar de zorgplicht en zegt dat er passend aanbod komt.’ Ouders zullen in de strijd met het swv het onderspit delven, verwacht Kaspers. ‘Als een bestuur zegt: deze school specialiseert zich hierin en die daarin, kun je als ouder niet meer kiezen. Dan kan het gevolg zijn dat je drie dorpen verderop naar een school moet.’
‘Er moet voor ouders instemmingsrecht komen met het ontwikkelingsperspectief’ – Floor Kaspers
Reparaties Volgens Kaspers maken besturen en swv’s ook nu al plannen die in strijd zijn met de Wet Gelijke Behandeling. ‘Ik heb hier schoolgidsen liggen waarin letterlijk staat hoeveel kinderen met een rugzakje er worden geplaatst. Dat mag niet. Ook het ondersteuningsprofiel van een school alleen mag straks geen reden zijn om een kind te weigeren.’ Er zijn reparaties nodig, vindt Kaspers. Zo moet er voor ouders instemmingsrecht komen met het ontwikkelingsperspectief en een landelijke geschillencommissie voor ouders die in conflict komen met een bestuur. ‘De wet Passend Onderwijs heeft betrekking op het regulier- en het speciaal onderwijs. De wet Gelijke Behandeling is niet van toepassing op het speciaal onderwijs.’ De CGB, en zeker de rechter, zijn tamelijk hoogdrempelig voor ouders. ‘Ouders willen het conflict niet op die manier oplossen. Bovendien gaat het niet om discriminatie, het gaat om de zorgplicht. Ook voor scholen en leraren is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over de vraag hoever die reikt.’ ■
Paul Zoontjens zal op het congres Bevlogen Besturen van de PO-Raad, op 7 en 8 juni, een hoorcollege verzorgen. Hij zal ingaan op het advies over artikel 23 van de Grondwet (vrijheid van onderwijs) dat de Onderwijsraad op verzoek van de Tweede Kamer voorbereidt en dat binnenkort zal verschijnen.
podium extra
29
Samenwerkingsverbanden en gem eenten moeten elkaar gaan vinden
Op elkaa aang 30
podium î &#x; extra
Volgens de wet Passend Onderwijs moeten scholen per 1 augustus 2012 in grotere, nieuwe samenwerkingsverbanden gaan samenwerken. Aan de hand van het ondersteuningsplan zullen zij samen met gemeenten de hulpverlening aan kinderen en gezinnen gaan vormgeven. Dat zal niet overal eenvoudig zijn, vrezen de betrokkenen. Maar ze zien ook kansen.
aar gewezen TEKST MIRJAM JANSSEN
podium î &#x; extra
31
Stel dat ouders hun kind een school voor speciaal basisonderwijs in Rotterdam-Zuid willen laten bezoeken terwijl ze zelf in Rotterdam-Noord wonen. Dat kan nu nog problemen geven omdat de indicatiestelling in Noord in de praktijk anders verloopt dan in Zuid. De nieuwe wet Passend Onderwijs wil een einde maken aan dit soort bureaucratie. De behoeften van het kind en de ouders vormen dan het uitgangspunt en niet de behoeften van instanties om eigen loketten en regeltjes in stand te houden. Toch hebben veel betrokkenen hun bedenkingen. Dat heeft niet alleen te maken met de geplande bezuiniging; ook de organisatorische kant roept vragen op. In de meeste plaatsen werken schoolbesturen en gemeenten al met elkaar samen in de Lokale Educatieve Agenda. Het wetsvoorstel Passend Onderwijs verplicht scholen daarnaast te overleggen met gemeenten in een nieuw samenwerkingsverband (swv). De deelnemers aan dat swv moeten samen een ondersteuningsplan ontwikkelen. Het aantal swv’s voor het primair onderwijs wordt teruggebracht van 235 naar 76. Voor het voortgezet onderwijs blijft het aantal swv’s 76, maar deze vallen niet overal samen met die voor het primair onderwijs. Bovendien worden de gemeenten de komende jaren ook verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Doordat de nieuwe wetgeving daarvoor pas in 2015 ingaat, ontstaan er op dit terrein andere swv’s die niet overlappen met die voor het onderwijs.
32
podium extra
‘Scholen kunnen zich meer op het onderwijs zelf concentreren en hoeven zich minder met gezinsen opvoedingsproblemen bezig te houden. Daarin kunnen ze optrekken met de gemeenten’ – Corine Dijkstra
Voordelen Johan van Triest, directeur van adviesbureau BMC Groep, ziet veel voordelen in de wet Passend Onderwijs. ‘De vraag wordt leidend. Tot nu toe moeten ouders als er een probleem met hun kind is allerlei loketten af. Het gaat er in deze wet niet meer om waar je recht
op hebt en wat de indicatie is, maar wat helpt. De indicatiestelling komt te vervallen. De samenwerkende schoolbesturen in de nieuwe swv’s zijn voortaan verantwoordelijk voor de toekenning van de budgetten, die het ministerie van OCW vooraf vaststelt. Dat betekent dat ze zelf keuzes moeten maken. Dat moet tot minder bureaucratie en minder verwijzingen leiden. Het is alleen wrang dat de bezuinigingen samenvallen met deze grote reorganisatie. Leerkrachten en directeuren willen graag kwaliteit bieden en zorgen dat zo min mogelijk leerlingen worden doorverwezen, maar daarbij hebben ze wel ondersteuning nodig. Toch is de oplossing niet meer geld, maar een betere samenwerking tussen professionals uit de verschillende sectoren.’
met het plaatselijke Centrum voor Jeugd en Gezin afspreken hoe de medewerkers van bijvoorbeeld Jeugdzorg leerkrachten en leerlingen of ouders gaan ondersteunen. Maar ze kunnen ook afspraken maken over het maatschappelijk werk, zodat ouders meteen weten waar ze terecht kunnen met opvoedvragen. Het ligt voor de hand om de hulp rondom scholen te organiseren, vindt Van Triest: scholen zijn een herkenbare ontmoetingsplek. En omdat leerproblemen
Waar in de oude situatie vaak pas een indicatie werd aangevraagd als de nood hoog was, kan nu al bij de eerste problemen worden ingegrepen. Van Triest: ‘Als een leerkracht bijvoorbeeld merkt dat de ontwikkeling van een kind stagneert, kan hij dat bespreken met de intern begeleider. Wanneer de aanpak die de ib’er voorstelt niet werkt, volgt een gesprek met de ouders. Vanaf volgend schooljaar is het geld waarschijnlijk dichter bij de scholen beschikbaar en kunnen scholen sneller leveren.’
– Johan van Triest
‘De oplossing is niet zozeer meer geld, maar een betere samenwerking tussen professionals uit de verschillende sectoren’
Opvoedvragen Gemeenten krijgen vanaf 2015 de regie op de jeugdzorg en bepalen dan hoe deze het best kan worden georganiseerd in hun regio. Als in een wijk verschillende basisscholen staan, kunnen ze samen podium extra
33
van kinderen vaak samenhangen met problemen in de thuissituatie is de keuze voor een school nog vanzelfsprekender. ‘Tot nu toe maken verschillende instanties verschillende plannen. Maar één kind, één plan, is beter. Toch ziet hij ook keerzijden. ‘Scholen moeten aansluiten bij het beleid van hun gemeente, want die heeft straks de regie. Maar een gemeente kan andere prioriteiten hebben dan een school. Ook kunnen scholen te maken hebben met verschillende gemeenten, die ieder voor een andere aanpak kiezen. De samenwerking in Lokale Educatieve Agenda’s is natuurlijk prima, maar als de agenda’s te veel uiteenlopen kunnen scholen een versnippering van hun beleid ervaren.’
leerlingenvervoer. ‘Het geld voor het leerlingenvervoer gaat naar de gemeenten. Ik merk dat sommige gemeenten nu denken dat ze dankzij het Passend onderwijs kunnen besparen op deze kosten. Veel kinderen hoeven nu immers niet meer met een busje of taxi naar een speciale school te worden gebracht. Het gaat soms om forse bedragen en ik vrees dat gemeenten dat geld aan iets anders willen besteden. Ik pleit ervoor dat ze het dan op een andere manier aan kwetsbare leerlingen uitgeven, want deze kinderen hebben hoe dan ook extra zorg nodig. Aanpassingen in reguliere schoolgebouwen zouden sneller moeten kunnen. Nu zijn we soms jaren bezig met een lift voor een kind in een rolstoel.’
Leerlingenvervoer Peter Lamers, algemeen directeur van de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs (60 basisscholen en drie sbo’s) wordt in zijn werkgebied geconfronteerd met zes verschillende verbanden voor Passend onderwijs. ‘Het was logischer geweest de regio voor Passend onderwijs te laten samenvallen met de stadsregio Rotterdam-Rijnmond,’ vindt Lamers. ‘Hier werken gemeenten namelijk al samen op het terrein van jeugdzorg, Centra voor Jeugd en Gezin, schoolmaatschappelijk werk en jeugdgezondheidszorg. Dit soort operaties zijn bedoeld om het voor ouders, kinderen en scholen makkelijker te maken. Nu dreigen in deze regio weer verschillende loketten te ontstaan.’ Lamers hoopt desondanks op een creatieve samenwerking met gemeenten. Bijvoorbeeld op het gebied van 34
podium extra
Lokalentekort Corine Dijkstra, senior beleidsmedewerker onderwijs van de VNG, wijst op de mogelijkheden tot partnerschap. Zij ziet als voordeel van de wet Passend Onderwijs dat scholen zich op hun kerntaken kunnen richten. ‘Scholen kunnen zich meer op het onderwijs zelf concentreren en hoeven zich minder met gezins- en opvoedingsproblemen bezig te houden. Daarin kunnen ze optrekken met de gemeenten. Het onderwijs kan dit als bemoeizucht ervaren, maar als het werkt worden scholen juist erg geholpen.’ Wat haar betreft moeten schoolbesturen en gemeenten bij huisvestingskwesties tijdig een inschatting maken van de gevolgen van de stelselwijziging. ‘Gemeenten zijn via het Gemeentefonds financieel verantwoordelijk voor de
‘Aanpassingen in reguliere schoolgebouwen zouden sneller moeten kunnen. Nu zijn we soms jaren bezig met een lift voor een kind in een rolstoel’ – Peter Lamers
gebouwen. De consequentie van de nieuwe wet kan zijn dat bij speciale scholen lokalen leeg komen te staan, terwijl op de reguliere basisscholen tekort aan ruimte kan komen. Dan moet je met elkaar gaan kijken wat je doet. Misschien kan soms een gewone klas intrekken bij het speciaal onderwijs. Anders moet je gaan breken en bouwen en dat is niet altijd wenselijk. Je moet in ieder geval samen afspraken maken.’ ‘Uiteindelijk moeten schoolbesturen en gemeenten elkaar vinden in hun passie voor het onderwijs,’ vervolgt Dijkstra. ‘Het doel van de wet Passend Onderwijs en de nieuwe wet voor de jeugdzorg is ondersteuning in de klas en in het gezin bieden, zodat een zwaarder beroep op zorg en onderwijs niet nodig is. Daarin moet iedereen zich kunnen vinden.’ Van Triest raadt scholen aan in elk geval in te zetten op de professionalisering van hun leerkrachten: ze moeten leren omgaan met verschillen tussen leerlingen. Ook adviseert hij hun te investeren in ondersteuningprogramma’s voor docenten en in de kwaliteit van het onderwijs. ‘Want een hogere kwaliteit leidt tot minder problemen in de klas.’ ■
Passend onderwijs en huisvesting Voor meer informatie over Passend onderwijs in relatie tot huisvesting, zie: http://www.poraad.nl/content/symposium-passende-huisvesting-voor-passendonderwijs
podium extra
35
goed onderwijs voor elk kind