High tech tewerkstelling. Motor voor de Oost-Vlaamse economie?
High tech tewerkstelling: motor voor de Oost-Vlaamse economie? is een uitgave van de studiedienst van het Huis van de economie. Huis van de economie Seminariestraat 2 9000 Gent Provinciale dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be
inhoudsopgave
Voorwoord
3
Inleiding –methodologisch kader
5
Resultaten van het onderzoek
11
Bijlagen
21
Dataverzameling en –verwerking, redactie Pascal de Meyer Jos Saerens Ontwerp Karakters Verantwoordelijke uitgever Geert Versnick, gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent Wettelijk depotnummer D/2014/5139/17
Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.
2
voorwoord
Economische groei is altijd veelbesproken geweest, dat is niet anders in deze onzekere tijden. In 2014 zijn er tot nog toe niet minder dan een kleine 900 artikels in De Tijd waarin ‘economische groei’ wordt vermeld. Eurostat verwacht voor 2014 een groei van het Belgisch bruto binnenlands product (BBP) met 0,9%, net iets beter dan het gemiddelde van 0,8% voor de eurozone. Voor 2015 voorziet Eurostat eenzelfde zwak cijfer voor België, en een iets hogere maar nog steeds wankele groei van 1,1% voor alle eurolanden samen. De druk op de overheden is groot om de maatregelen te nemen die de economie aanwakkeren. Zo wil de pas geïnstalleerde Europese Commissie voor 300 miljard euro investeren in infrastructuur, hernieuwbare energie en het drieluik onderwijs/onderzoek/ontwikkeling. De provincie ontwikkelt momenteel een slimme specialisatiestrategie waarmee ze wil inzetten op clusters van bedrijven met belangrijk groeipotentieel.
engineering, mathematics). Dit onderscheid tussen sectoren en beroepen wordt gehanteerd omdat niet enkel in de high tech bedrijven high tech jobs te vinden zijn. Evenzeer kunnen bijvoorbeeld in de textielsector, een branche die traditioneel als niet-high tech wordt beschouwd, hooggespecialiseerde ingenieurs aan de slag zijn. Het resultaat van dit onderzoek wordt gepresenteerd tijdens de ‘Ondernemersdag’, een evenement dat de provincie nu al voor het vijfde jaar op rij samen met de Vlerick Business School organiseert. De provincie Oost-Vlaanderen is ‘knowledge partner’ van de Vlerick Business School. In deze context werken wij samen op het vlak van micro- en macroeconomisch onderzoek.
Wanneer we de totale werkgelegenheid in België onder de loep nemen, zien we nog zwakkere groeiverwachtingen dan voor het BBP: respectievelijk 0,2% en 0,4% in 2014 en 2015. Deze studie onderzoekt op basis van Eurostatdata (uit de ‘Labour force survey’) de groei van de werkgelegenheid op provinciaal, Vlaams en nationaal niveau, en meer bepaald het aandeel in die groei van de high tech sectoren en van de zogenaamde ‘STEM’-beroepen (science, technology, Geert Versnick
gedeputeerde bevoegd voor economie, ruimtelijke planning en buitenlandse betrekkingen
3
4
inleiding – methodologisch kader
De methodologie van deze studie is gebaseerd op een KU Leuven – VIVES discussion paper 1 van december 2013. Uit deze publicatie bleek dat de high tewerk stelling – meer over de definitie hiervan vind je verder – meer dan dubbel zo snel groeide dan de totale tewerkstelling in de periode 2000 – 2011. We wilden onderzoeken of dit ook voor OostVlaanderen het geval was.
High tech sectoren en high tech beroepen Een van de (indirecte) conclusies van de bovenvermelde publicatie is dat het belang van high tech als werkgever toeneemt. Dit spreekt voor zich, door de meer dan dubbele groei van de tewerkstelling in high tech tegenover de totale tewerkstelling. Naast het toenemend economisch belang van de pure high tech sectoren constateren onderzoekers ook een verschuiving naar high tech beroepen in alle sectoren. In de vakliteratuur wordt dit de skill-biased technological change genoemd.2 Concreet is er een verschuiving in de productietechnologie die hogergeschoolden bevoordeelt door de toename van hun relatieve productiviteit en de daarmee gepaard gaande toenemende vraag naar die hogergeschoolden. Deze evolutie doorbreekt het traditionele uitgangspunt van de factorneutraliteit van technologische wijzigingen. Evolutie in de productietechnologie lijkt hogere scholing te bevoordelen (skill bias). Dit kan uiteindelijk leiden tot jobpolarisatie ( job polarization): een gelijktijdige toename van de werkgelegenheidsaandelen van (1) hoogbetaalde
1 GOOS, Maarten, et. al., High-technology employment in the European Union, Leuven, KU Leuven-Vives, 2013, 57p. 2 Voor een mooi overzicht van die vakliteratuur, zie onder meer OESCH, Daniel, Occupational change in Europe: how technology and education transform the job structure, New York, Oxford University Press, 2012, 208p.
professionals en (2) laagbetaalde werknemers in de persoonsgebonden diensten, gecombineerd met dalende werkgelegenheidsaandelen van (1) arbeiders en (2) kantoorklerken die routinetaken vervullen.3 Onderzoek voor Europa komt voorlopig niet tot eensluidende resultaten omtrent jobpolarisatie. De studie vermeld in voetnoot 3 concludeert dat “job polarization is pervasive across European economies in the period 1993 – 2010 (…)”. Nederlands studiewerk over de periode 2007 – 2013 besluit evenwel het volgende: “Automatiseringsprocessen lijken zich (…) vooral af te spelen in sterkere bedrijfstakken waarin veel hogeropgeleiden werken, terwijl vervanging van werk door robots en computers vooral voorspeld wordt bij lageropgeleid werk”.4
Definities en bronnen Zoals reeds eerder vermeld, spreken we enerzijds over high tech sectoren en anderzijds over high tech beroepen.
1 High tech sectoren De definitie van deze sectoren gebeurt op basis van de NACE-indeling, de gebruikelijke Europese codering voor bedrijfstakken. Voor de cijfers tot en met 2007 wordt NACE revisie 1.1 gehanteerd, met daarin volgende bedrijfstakken die als high tech worden beschouwd, zoals gedefinieerd in de studie van KU Leuven – Vives (tabel 1).
3 GOOS, Maarten, et. al., ‘Explaining job polarization: routine-biased technological change and offshoring’, American Economic Review, volume 204, augustus 2014, p. 2509-2526. 4 SMULDERS, Peter, ‘Automatisering in Nederland en Europa’, ESB, jaargang 99 (4696), oktober 2014, p. 651-652.
5
Tabel 1: High tech bedrijfstakken 2005-2007 (NACE rev. 1.1) Industrie (productie) 24.4
farmaceutische producten en chemische en botanische producten voor medicinaal gebruik
30
kantoorapparatuur en computers
32
audio-, video- en telecommunicatieapparatuur-
33
medische apparatuur en instrumenten, precisie- en optische instrumenten en uurwerken
35.3
lucht- en ruimtevaarttuigen
Diensten 64
post en telecommunicatie
72
informatica en aanverwante activiteiten
73
onderzoek en ontwikkeling
Bron: FOD Economie – Algemene directie statistiek
Vanaf 2008 is NACE revisie 2 in gebruik. Deze conversie van revisie 1.1 naar revisie 2 gebeurt op basis van de officiële tabel gepubliceerd door de FOD Economie - Algemene directie statistiek. Daarin zijn niet steeds 1-op-1 relaties
tussen de oude en nieuwe codes, dus een volledige vergelijkbaarheid is er niet. Voor de onderzoeksschaal die wij hanteren, zullen er geen noemenswaardige afwijkingen zijn.
Tabel 2: High tech bedrijfstakken 2008-nu (NACE rev. 2) Industrie (productie) 21
farmaceutische grondstoffen en producten
26
informaticaproducten en elektronische en optische producten
27.9
andere elektrische apparatuur
30.3
lucht- en ruimtevaartuigen en toestellen in verband daarmee
32.5
medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden
Diensten 53
posterijen en koeriers
58
uitgeverijen
59
productie van films en video- en televisieprogramma’s, maken van geluidsopnamen en uitgeverijen van muziekopnamen
60
programmeren en uitzenden van radio- en televisieprogramma’s
61
telecommunicatie
62
ontwerpen en programmeren van computerprogramma’s, computerconsultancy-activiteiten en aanverwante activiteiten
63
dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie
72
speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied
Bron: FOD Economie – Algemene directie statistiek
6
2 High tech beroepen De definitie hiervan gebeurt op basis van de ISCO-indeling, de internationale standaard voor beroepenindeling. Als high tech beroepen beschouwt de KU Leuven – Vives studie de STEM-beroepen (science, technology, engineering en mathematics), namelijk degene die een activiteit hebben in de volgende rubrieken: • fysische en biologische wetenschappen; • computer- en wiskundige wetenschappen; • ingenieurswetenschappen. De studie maakt gebruikt van de ISCO-88 indeling met 3 cijfers. Voor de combinatie bedrijfstak (NACE) – beroepsgroep (ISCO) zijn voor de provincies de cijfers slechts beschikbaar met 2 cijfers, iets minder gedetailleerd en dus ruimer gedefinieerd. In deze studie worden volgende onderdelen van de ISCO-indeling als STEM-beroepen beschouwd (tabel 3). Tabel 3: STEM-beroepen - ISCO-88 codes en hun omschrijving 21
Omschrijving
Voorbeeld
fysische, mathematische en ingenieurswetenschappers
burgerlijk ingenieur
22
biologische wetenschappers en gezondheidsprofessionals
dokter
31
professionals geaffilieerd met fysische en ingenieurswetenschappen
luchtvaartverkeersleider
32
professionals geaffilieerd met biologische en gezondheidswetenschappen
fysiotherapeut
Bron: ILO
7
ISCO-88 werd gebruikt voor de cijfers tot en met 2010. Daarna wordt revisie ISCO-08 gehanteerd. Deze revisie verschilt vrij grondig van de vorige. Een conversie op basis van 2 cijfers (bv. code 22 = beroepsgroep) resulteert in een uitbreiding van de STEM-beroepen. Om preciezer te werken moet de conversie gebeuren op basis van 4 cijfers (bv. code 2141 = individueel beroep). Zoals eerder al aangestipt, zijn de 4-cijferige ISCO-codes niet beschikbaar op provinciaal niveau wanneer een combinatie nodig is met NACE-codes.Ons onderzoek beperkt zich dan ook tot de periode 2005 – 2010. In de loop van 2015 willen we een aanvulling publiceren voor de periode 2011 – 2014.
3 Combinatie bedrijfstakken – beroepsgroepen Wanneer de bedrijfstakken (NACE-codes) gecombineerd worden met met beroepsgroepen (ISCO-codes) krijgen je volgende onderzoekskwadranten.
Tabel 4: Onderzoekskwadranten door combinatie NACE/ISCO I. STEM beroepen in high tech sectoren
II. niet-STEM beroepen in high tech sectoren
III. STEM beroepen in non-high tech sectoren
IV. niet-STEM beroepen in non-high tech sectoren
Bron: GOOS, Maarten, op. cit. (2013) + eigen bewerking
High tech totaal omvat dan kwadranten I, II en III.
8
4 Scholingsniveau Informatief wordt in de studie ook een indicatie gegeven van het scholingsniveau van het onderzocht staal. Daartoe wordt de ISCED 1997-codering gebruikt. We hanteren enkel de drie basis omschrijvingen laag-, medium en hooggeschoold. Laaggeschoold omvat ISCED-codes 0-2, medium omvat codes 3-4 en hoog de codes 5-6.
Tabel 5: ISCED-codes voor opleidingsniveau scholing 0
kleuteronderwijs
1
lager onderwijs
2
lager secundair onderwijs
3
hoger secundair onderwijs
4
post-secundair niet-tertiair onderwijs
5
tertiair onderwijs (1e graad) (bachelor en master)
6
tertiair onderwijs (2e graad) (doctoraat)
Bron: Eurostat
5 Gegevensbron Alle in dit onderzoek gebruikte cijfers zijn afkomstig uit de ‘labour force survey’ van Eurostat. ‘Arbeidskrachtenenquête’ is de zelden gebruikte Nederlandse vertaling. Deze enquête wordt elk kwartaal uitgevoerd door de nationale statistiekbureaus van de 28 EU-lidstaten, 2 kandidaat- lidstaten en 3 landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie EFTA. Het op dit ogenblik gebruikte staal omvat in totaal 1,5 miljoen individuen. De LFS behandelt de arbeids participatie van personen ouder dan 15 jaar die in private huishoudens leven. Verplichte militaire en gemeenschapsdiensten en collectieve huishoudens zijn uitgesloten van het onderzoek.5 De data behandeld in dit onderzoek is specifiek met dit doel opgevraagd bij en aangemaakt door Eurostat. Het gaat enkel om werkende personen (werknemers en zelfstandigen). Werklozen zijn niet in het hier gehanteerde onderzoeksstaal inbegrepen, alhoewel die wel in de LFS behandeld worden.
Alle data zijn aangeleverd voor de tien Belgische provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor de periode 2005 – 2012.
5 Voor meer informatie: zie http://epp.eurostat.ec.europa. eu/portal/page/portal/microdata/lfs.
9
10
Resultaten van het onderzoek
1 België en Vlaanderen Figuren 1 en 2 geven respectievelijk voor België en het Vlaams Gewest het cumulatieve groeipercentage van de werkgelegenheid over de zesjarige periode 2005 – 2010, dit voor de totale werkgelegenheid en voor de high tech werkgelegenheid. Beide figuren illustreren de sterke groei van de high tech sectoren én STEM beroepen.
Voor de populatie België betekent dit een cumulatief groeipercentage van bijna 14% in de high tech tegenover bijna 6% in de totale werkgelegenheid. Voor Vlaanderen zijn dit respectievelijk 10% tegenover 5,6%. Te vermelden is dat de gebruikte cijfers – waarop de berekeningen gebaseerd zijn – geen momentopname aan het begin of het einde van ieder jaar zijn, maar jaargemiddelden gebaseerd op 4 kwartaalonderzoeken.
Figuur 1: Cumulatief groeipercentage werkgelegenheid België 13,9 %
5,9 %
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Figuur 2: Cumulatief groeipercentage werkgelegenheid Vlaams Gewest
5,7 %
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking 11
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Dit is belangrijk omdat daardoor nog meer de sterke veerkracht van de high tech sectoren en beroepen opvalt na de conjunctuurneergang vanaf midden 2007.
periode toenam met 6%. Dit is het resultaat van een stijging met 4,1% in de niet-high tech, nietSTEM beroepen én een stijging van 14,6% in ruim gedefinieerde high tech sectoren en beroepen.
Tabel 6: High tech sectoren en STEM-beroepsgroepen in België (2005-2010, %Δ) België
Vlaams Gewest
Waals Gewest
Brussels Hfd. Gewest
Oost-Vlaanderen
6,0%
5,8%
5,2%
10,1%
5,7%
I STEM
49,8%
39,6%
52,9%
139,9%
22,7%
II Niet-STEM
49,1%
35,1%
58,2%
127,0%
27,6%
III STEM
5,2%
2,2%
11,3%
5,7%
1,0%
IV Niet-STEM
4,1%
4,7%
2,3%
5,3%
5,5%
14,6%
10,2%
19,0%
34,9%
6,3%
TOTAAL High tech
Niet-high tech
I + II + III Bron: Eurostat LFS + eigen berekeningen
Tabel 6 geeft een verdere analyse van de “high tech” naar zijn 3 deelcomponenten: • • •
high tech sectoren en STEM beroepen high tech sectoren en niet-STEM beroepen niet-high tech sectoren en STEM beroepen
De tabel geeft de procentuele evolutie – niet cumulatief – voor België, de drie gewesten en Oost-Vlaanderen over de periode 2005-2010. Voor België betekent dit dat de totale werkgelegenheid – werknemers en zelfstandigen – over de
12
Het effect van de stijging in deze laatste populatie wordt getemperd in de totale tewerkstelling doordat de eerste populatie – niet-high tech, nietSTEM – 80,5% van de totale werkgelegenheid uitmaakt in 2010. Belangrijk is echter dat dit reeds 1,5% procentpunt minder is dan in 2005 (82%). De verschuiving van sectoren en beroepen naar high tech op deze korte periode is dan ook opmerkelijk groot. Van de absolute stijging met 251 000 eenheden in de werkgelegenheid over de periode namen niet-STEM beroepen in niet-high tech sectoren ongeveer 55% in.
De gemiddelde jaarlijkse groei van de werkgelegenheid geeft een gemiddelde groeivoet van 1,2% en 2,8% voor de ruime high tech. De engere high tech-STEM en niet-STEM geeft evenwel 8,5% gemiddelde groeivoet. Voor het Vlaams Gewest vinden we dezelfde tendens, zij het dat de relatieve groeicijfers over de periode 2005 – 2010 lager uitvallen. In Vlaanderen steeg de totale werkgelegenheid met 149 000 eenheden, hetgeen bijna 60% is van de Belgische. Bijna 67% van deze Vlaamse toename bevond zich evenwel in de niet-high tech sectoren met niet-STEM beroepen. Dat betekent dat de toename in STEM beroepen en high tech niet-STEM slechts 33% was, dit tegenover +56% in Brussel, +63% in het Waals Gewest, +44% in België. Een gedeeltelijke verklaring is dat het hier om een inhaalbeweging gaat. Waar alle populaties in 2010 een verhouding van 19% geven tussen high
tech-werkgelegenheid en totale werkgelegenheid, was dit in 2005 bijna 19% voor Vlaanderen en 16% voor Brussel, 17% voor het Waals Gewest en 18% voor België. Figuur 3 geeft de cumulatieve groeipercentages over 2005 – 2010 voor de verschillende sectoren en beroepsgroepen in Vlaanderen. Alhoewel ook deze cijfers lager liggen dan die van België, blijkt de sterke veerkracht van de high tech sector, met name een gecumuleerd groeipercentage van 10% tegenover 5,6% voor de totale Vlaamse populatie. De high tech in enge zin levert zelfs gecumuleerde percentages van ongeveer 35%. De rekenkundig gemiddelde groeivoet ligt voor de verschillende deelsectoren wel lager dan de cijfers van België. Deze worden in tabel 8 vergeleken (blz 13).
Figuur 3: cummula-eve (%) werkgelegenheidsevolu-e Vlaams Gewest naar sector en
Figuur 3: Cumulatieve % werkgelegenheidsevolutie Gewest naar sector en beroepsgroep (2005-2010) beroepsgroep Vlaams (2005-‐2010) 40%
35%
30%
25% Niet-‐high tech STEM 20%
High tech STEM High tech niet-‐STEM High tech
15%
Totaal 10%
5%
0%
2005
2006
2007
2008
2009
2010
-‐5%
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
13
2 Oost-Vlaanderen Ook voor Oost-Vlaanderen vinden we dezelfde tendens, maar minder uitgesproken dan voor de twee voorgaande, relatief grote populaties. Tabel 7 geeft voor Oost-Vlaanderen de absolute waarden van de verschillende componenten van de high tech werkgelegenheid en de relatieve evolutie over 2005 – 2010. Tabel 7: High tech sectoren en STEM-beroepsgroepen in Oost-Vlaanderen (2005-2010)
Totaal High tech
2005
2010
% 2005-2010
607.457
641.883
5,7%
% totale werkgelegenheid 100,0%
25.692
32.263
25,6%
5,0%
I STEM
10.648
13.063
22,7%
2,0%
II Niet-STEM
15.044
19.200
27,6%
3,0%
581.765
609.621
4,8%
92.761
93.652
1,0%
14,6%
489.004
515.969
5,5%
80,4%
Niet-high tech
III STEM IV Niet-STEM
95,0%
Bron: Eurostat LFS + eigen berekeningen
De ruimere high tech benadering geeft aan dat ongeveer 126 000 van de 642 000 beroepen, 19,6%, zich in 2010 in deze sector situeren. De toename over de periode ligt met 6,3% ruim onder die van Vlaanderen (+10,2%) en België (+14,6%). Het is vooral de niet-high tech sector die in Oost-Vlaanderen weinig toename kent inzake werkgelegenheid in STEM beroepen.
14
Onderstaande figuur 4 geeft de cumulatieve groeipercentages 2005 – 2010 voor de sectoren en beroepengroepen in Oost-Vlaanderen. Figuur 4: Cumulatieve % werkgelegenheidsevolutie Oost-Vlaanderen naar sector en beroepsgroep (2005-2010) Figuur 4: cummula-eve (%) werkgelegenheidsevolu-e Oost-‐Vlaanderen naar sector en beroepsgroep (2005-‐2010)
30%
20%
10% Niet-‐high tech STEM High tech STEM 0%
2005
2006
2007
2008
2009
High tech niet-‐STEM
2010
High tech Totaal
-‐10%
-‐20%
-‐30%
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Hieruit blijkt duidelijk dat vooral de high tech STEM en niet-STEM belangrijke actoren van werkgelegenheidsgroei zijn. Met cumulatieve percentages in 2010 van ongeveer 26% tegenover 5,6% voor de totale Oost-Vlaamse werkgelegenheid trekken ze de eerder stabiliserende sector van de niethigh tech sectoren en niet-STEM beroepen – met een gecumuleerd percentage in 2010 van 5,4% groei in werkgelegenheid – naar boven zelfs al heeft deze laatste categorie 80% van de werkgelegenheid in Oost-Vlaanderen in 2010. Tabel 8 toont de rekenkundig gemiddelde jaarlijkse groeivoeten van de drie populaties. Tabel 8: High tech sectoren en STEM beroepen gemiddelde jaarlijkse groeivoet ‘05-’10 België Totaal
Vlaams Gewest
Oost-Vlaanderen
1,2%
1,1%
1,1%
I STEM
8,5%
7,1%
5,0%
II Niet-STEM
8,5%
6,3%
5,3%
High tech
Non high tech
III STEM
1,0%
0,5%
0,2%
Niet-STEM
0,8%
0,9%
1,1%
I + II + III
2,8%
2,0%
1,3%
Bron: Eurostat LFS , eigen berekeningen
15
De totale werkgelegenheidsgroei over 2005 – 2010 – gemeten aan de rekenkundig gemiddelde jaarlijkse groeivoet over de periode – noteert 1,1% per jaar voor Oost-Vlaanderen, vergelijkbaar met het Vlaams Gewest. Nochtans zijn de verschillenen tussen de deelcomponenten groot. Het is alleen de niet-high tech niet-STEM populatie die de Oost-Vlaamse populatie gelijkbrengt met het niveau van de totale populatie van Vlaanderen, aangezien deze 80% van de totale populatie uitmaakt. De andere deel-componenten van Oost-Vlaanderen scoren relatief behoorlijk zwakker dan de Vlaamse.
3 De Vlaamse provincies
Oost-Vlaanderen scoort dus normaal maar dit dankzij het hoge percentage STEM-beroepen in niet-high tech sectoren. De verschillen tussen de vijf Vlaamse provincies inzake high tech sectoren en STEM-beroepen hebben grotendeels te maken met de structuur van het productie- en dienstenapparaat. In de bijlagen 1 tot 4 wordt een analyse gegeven van de werkgelegenheidsgraad naar Nace-Bel 2008 codes. De gegevens om deze op te splitsen naar al dan niet STEM beroepen zijn op dit moment niet beschikbaar. Wel is het mogelijk om de provincies te vergelijken naar belangrijkheid voor de verschillende bedrijfstakken en tegenover het Vlaams Gewest.
De interpretatie van de gemiddelde groeivoeten over de periode van beide populaties veronderstelt enerzijds een verdere analyse van de samenstellende componenten van de high tech sectoren en STEM-beroepen en anderzijds een provinciale analyse van de Vlaams Gewest populatie. Tabel 9 geeft deze opsplitsing in deelcomponenten en provincies. Onderstaande tabel 9 maakt duidelijk dat de aanwezigheid van de “ruime” high tech sectoren – dus met inbegrip van STEM-beroepen uit de niet-high tech sectoren – in Oost-Vlaanderen de Vlaamse populatie lichtjes overtreft. West-Vlaanderen en Limburg scoren zwak inzake relatieve werkgelegenheid in “ruime” high tech sectoren en STEM-beroepen. In Vlaams-Brabant daarentegen is bijna 1 op de 4 werkgelegenheidsplaatsen in de high tech gesitueerd.
Tabel 9: Procentuele verdeling van de high tech sectoren en STEM beroepen in de provincies (2010) HT / Totaal
Niet HT STEM / HT
HT STEM / HT
19,9%
60,1%
13,5%
Vlaams Gewest
19,5%
71,3%
11,6%
17,1%
Waals Gewest
19,3%
77,4%
8,5%
14,0%
België
19,5%
72,0%
10,9%
17,1%
Antwerpen
19,9%
65,1%
12,8%
22,2%
Brussel
HT Niet STEM / HT 26,4%
Limburg
17,8%
77,2%
10,5%
12,3%
Oost-Vlaanderen
19,6%
74,4%
10,4%
15,2%
Vlaams-Brabant
23,9%
65,2%
15,5%
19,3%
West-Vlaanderen
16,0%
81,5%
7,0%
11,4%
Bron: Eurostat LFS , eigen berekeningen
16
Tabel 10: Werkenden naar bedrijfstak per provincie 2010 (Nace Bel 2008) Concentratiecoëfficiënt bedrijfstak provincie versus Vlaams Gewest High tech sectoren Antwerpen
Limburg
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
West-Vlaanderen
Nace 2008
21
158,8%
50,4%
73,1%
85,0%
56,8%
26
111,8%
113,8%
79,4%
64,9%
177,4%
27
100,0%
87,4%
87,9%
98,0%
139,6%
30
0,0%
0,0%
120,3%
129,5%
378,3%
32
88,7%
121,4%
97,9%
93,8%
133,7%
53
75,5%
122,0%
108,6%
100,0%
136,9%
58
117,5%
75,6%
118,4%
83,1%
74,9%
59
0,0%
0,0%
211,0%
212,9%
0,0%
60
134,4%
0,0%
146,4%
98,5%
0,0%
61
88,5%
100,2%
102,8%
112,1%
99,6%
62
106,9%
116,8%
100,2%
97,6%
69,7%
63
141,2%
239,9%
0,0%
118,4%
0,0%
72
68,2%
82,3%
127,1%
149,8%
37,6%
Bron: Eurostat LFS , eigen berekeningen
In bovenstaande tabel 10 wordt dezelfde oefening gedaan voor de high tech sectoren met STEM en niet-STEM beroepen voor de Nace-Bel 2008 codes zoals in de inleiding gedefinieerd. Oost-Vlaanderen telt 21% van de high tech beroepen van het Vlaams Gewest. Antwerpen daarentegen 32%, Limburg en West-Vlaanderen tellen ieder slechts 10% van de Vlaamse high tech beroepen. De provincie Antwerpen heeft meer dan de helft van de beroepen in de farmacieproductie en staat ook sterk in de radio- en televisiesector. Oost-Vlaanderen staat samen met VlaamsBrabant sterk in het onderzoek en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van universiteiten en hogescholen. West-Vlaanderen scoort hier veel minder met slechts 4% van de Vlaamse werkgelegenheid in deze bedrijfstak.
Samenvattend blijkt uit alles de relatief sterkere groei van de high tech sector inzake werkgelegenheid over de periode 2005-2010 tegenover de totale werkgelegenheid. Dit geldt zowel voor de Belgische, de Vlaamse als de OostVlaamse populatie. Ook is de high tech sector sterk veerkrachtig wat blijkt uit de cijfers na 2007. Waar de gemiddelde jaarlijkse groeivoet van de totale werkgelegenheid van de drie populaties ongeveer 1,1% bedraagt geeft deze voor de high tech sectoren met STEM- en niet-STEM-beroepen ongeveer 5% in Oost-Vlaanderen en zelfs 8,5% over België. Verschillen tussen de verschillende populaties en provincies, hebben te maken met de verschillende structuur van het productie- en dienstenrapport.
17
4 Werkenden naar scholingsgraad (2005 – 2012) In dit laatste hoofdstukje onderzoeken we de mate waarin het belang van de high tech als motor voor de economie zich ook vertaalt naar de scholingsgraad. Figuur 5 toont de evolutie van de scholingsgraad van de werkende bevolking over de periode 2005 – 2012 voor België, het Vlaams Gewest en Oost-Vlaanderen. Zoals aangegeven wordt de scholingsgraad (het hoogste behaalde diploma) gemeten op basis van de ISCED-definities. We hanteren voor de overzichtelijkheid drie cate gorieën: laag, medium en hoog.
Opvallend is toch wel dat het aandeel laag geschoolden (ten hoogste een diploma van lager secundair onderwijs) nog rond de 20% schommelt, en dit niettegenstaande een leerplicht tot 18 jaar. Globaal hebben dan wel zowat vier op de tien werkenden een bachelor- of masterdiploma. Er is dus een link tussen de groei van de high tech en de scholingsgraad. De richting van deze relatie kan nog verder onderzocht worden.
Figuur 5: Werkenden naar hoogste opleiding (2005 — 2012)
Figuur xx: werkenden naar hoogste opleiding (2005-‐2012)
50 45 40
% aandeel werkenden
35 2005 30
2006 2007
25
2008 2009
20
2010 2011
15
2012 10 5 0
laag
medium Belgie
hoog
laag
medium Vlaams Gewest
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Uit de figuur blijkt duidelijk de verschuiving van laaggeschoolden naar hooggeschoolden in de werkende bevolking. Van de drie onderzochte geografische indeling en tekent deze transitie zich het meest uitgesproken af in het Vlaams Gewest. Het aandeel medium geschoolden blijft ongeveer stabiel.
18
hoog
laag
medium Oost-‐Vlaanderen
hoog
bijlagen
Bijlage 1: Werkenden naar bedrijfstak per provincie (2010) Absolute cijfers Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Totaal
6633
5370
9169
4580
12295
38047
100
18460
7227
18102
7701
17254
68744
110
1997
1812
1976
1688
0
7473
NACE 2008
10 20 30 80 90
120
601
0
0
0
0
601
130
1314
456
7271
514
11382
20937
140
0
506
2878
0
1683
5067
150 160
2259
995
2779
876
5630
12539
170
1565
1558
4235
866
1727
9951
180
5244
1457
4376
2857
3450
17384
190
4862
0
1600
1608
0
8070
200
19889
5856
10150
4544
2856
43295
210
9083
862
2701
3941
1084
17670
220
2657
2605
6276
2505
4200
18242
230
4748
4266
2617
792
4730
17153
240
4176
3677
5256
0
3704
16813
250
12491
11224
9797
3158
10669
47340
260
6209
1888
2850
2923
3286
17156
270
3350
874
1903
2662
1560
10349
280
7891
3889
5102
2789
10994
30664
290
12864
15208
15968
3242
3578
50861
300
0
0
730
987
1186
2904
310
1946
3389
2994
1074
6612
16015
320
3099
1266
2209
2656
1557
10788
330
2809
623
2769
1396
2080
9677
350
5314
2975
3958
2862
2155
17265
360
934
965
778
818
497
3992
6241
2204
3508
2969
3125
18046
370 380
(Vervolg op volgende bladzijde)
21
Absolute cijfers NACE 2008
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Totaal
7836
5290
9645
5033
9473
37277
390 410 420
4521
3278
6381
2331
3556
20067
430
34343
24180
32670
15457
30765
137416
450
12242
7660
11504
9150
11338
51894
460
29250
11952
19493
23165
17166
101026
470
59913
30209
44122
35096
42581
211920
490
16408
9847
16562
13050
14866
70733
500
2112
0
0
366
2478
510
0
0
478
2879
429
3786
520
29377
8974
13870
12538
6945
71704
530
6872
3316
6381
7376
4153
28098
550
0
1637
1065
1253
2774
6729
551
0
336
0
0
490
826
560
16192
6893
10210
7767
9877
50939
561
1324
1557
2025
1997
1522
8425
552 553
562
568
0
690
0
0
1258
563
1864
574
507
904
485
4335
580
4156
799
2706
2385
884
10930
590
0
753
953
0
1706
600
1189
0
837
707
0
2733
610
6828
2308
5121
7006
2563
23825
620
15938
5204
9657
11798
3469
46066
630
1202
610
0
816
0
2628
640
12867
5842
10681
14733
3094
47218
650
7216
2693
4167
4004
1631
19712
660
999
0
7123
6488
6892
21502
680
3346
1214
2827
3172
3494
14053
690
11192
4711
8313
8176
6959
39352
700
4796
795
6560
9194
1848
23192
710
7391
2431
7202
6732
3753
27509
720
2826
1019
3402
5032
520
12798
730
3555
831
2356
2568
1012
10322
740
2077
792
2048
1377
669
6964
750
832
492
387
503
2215
770
1378
976
1404
2163
521
6441
780
5518
2439
6001
3487
4119
21563
790
2979
451
1121
393
2201
7145
800
2878
494
2278
2142
775
8567
810
11860
5641
10504
6237
10832
45074
820
4286
1816
5747
4720
2315
18884
840
55926
28370
55611
40779
33786
214472
850
71957
30835
60436
41081
39847
244157
(Vervolg op volgende bladzijde)
22
Absolute cijfers NACE 2008
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Totaal
860
49980
23746
41762
33496
30397
179380
870
22328
10601
22902
14034
19212
89076
880
22379
11879
29001
17792
26722
107773
900
6148
1455
3081
2726
1334
14745
910
3044
345
1755
1737
1530
8411
920
0
0
0
0
387
387
930
3279
1976
1883
2400
3523
13061
940
2842
3637
3971
5204
3247
18902
950
0
392
0
435
0
827
960
10620
5302
6477
4381
6146
32926
970
7533
7084
1720
1768
1963
20068
1729
373
524
6810
0
9436
742531
363915
637977
475319
500231
2719972
980 990 Eindtotaal
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
Bijlage 2: Werkenden naar bedrijfstak per provincie 2010 (Nace Bel 2008) Aandeel ( in % ) provincie in Vlaams Gewest NACE 2008
10
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
17,4%
14,1%
24,1%
12,0%
32,3%
20 30 80 90 100
26,9%
10,5%
26,3%
11,2%
25,1%
110
26,7%
24,2%
26,4%
22,6%
0,0%
120
100,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
130
6,3%
2,2%
34,7%
2,5%
54,4%
140
0,0%
10,0%
56,8%
0,0%
33,2%
150 160
18,0%
7,9%
22,2%
7,0%
44,9%
170
15,7%
15,7%
42,6%
8,7%
17,4%
180
30,2%
8,4%
25,2%
16,4%
19,8%
190
60,3%
0,0%
19,8%
19,9%
0,0%
200
45,9%
13,5%
23,4%
10,5%
6,6%
210
51,4%
4,9%
15,3%
22,3%
6,1%
220
14,6%
14,3%
34,4%
13,7%
23,0%
230
27,7%
24,9%
15,3%
4,6%
27,6%
240
24,8%
21,9%
31,3%
0,0%
22,0%
250
26,4%
23,7%
20,7%
6,7%
22,5%
260
36,2%
11,0%
16,6%
17,0%
19,2%
270
32,4%
8,4%
18,4%
25,7%
15,1%
280
25,7%
12,7%
16,6%
9,1%
35,9%
(Vervolg op volgende bladzijde)
23
Aandeel ( in % ) provincie in Vlaams Gewest NACE 2008
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Antwerpen
Limburg
290
25,3%
29,9%
31,4%
6,4%
7,0%
300
0,0%
0,0%
25,2%
34,0%
40,9%
310
12,2%
21,2%
18,7%
6,7%
41,3%
320
28,7%
11,7%
20,5%
24,6%
14,4%
330
29,0%
6,4%
28,6%
14,4%
21,5%
350
30,8%
17,2%
22,9%
16,6%
12,5%
360
23,4%
24,2%
19,5%
20,5%
12,5%
34,6%
12,2%
19,4%
16,5%
17,3%
21,0%
14,2%
25,9%
13,5%
25,4%
420
22,5%
16,3%
31,8%
11,6%
17,7%
430
25,0%
17,6%
23,8%
11,2%
22,4%
450
23,6%
14,8%
22,2%
17,6%
21,8%
460
29,0%
11,8%
19,3%
22,9%
17,0%
470
28,3%
14,3%
20,8%
16,6%
20,1%
490
23,2%
13,9%
23,4%
18,4%
21,0%
500
85,2%
0,0%
0,0%
0,0%
14,8%
370 380 390 410
510
0,0%
0,0%
12,6%
76,0%
11,3%
520
41,0%
12,5%
19,3%
17,5%
9,7%
530
24,5%
11,8%
22,7%
26,3%
14,8%
550
0,0%
24,3%
15,8%
18,6%
41,2%
551
0,0%
40,7%
0,0%
0,0%
59,3%
560
31,8%
13,5%
20,0%
15,2%
19,4%
561
15,7%
18,5%
24,0%
23,7%
18,1%
562
45,1%
0,0%
54,9%
0,0%
0,0%
563
43,0%
13,2%
11,7%
20,9%
11,2%
580
38,0%
7,3%
24,8%
21,8%
8,1%
590
0,0%
0,0%
44,1%
55,9%
0,0%
600
43,5%
0,0%
30,6%
25,9%
0,0%
610
28,7%
9,7%
21,5%
29,4%
10,8%
620
34,6%
11,3%
21,0%
25,6%
7,5%
630
45,7%
23,2%
0,0%
31,1%
0,0%
552 553
640
27,3%
12,4%
22,6%
31,2%
6,6%
650
36,6%
13,7%
21,1%
20,3%
8,3%
660
4,6%
0,0%
33,1%
30,2%
32,1%
680
23,8%
8,6%
20,1%
22,6%
24,9%
690
28,4%
12,0%
21,1%
20,8%
17,7%
700
20,7%
3,4%
28,3%
39,6%
8,0%
710
26,9%
8,8%
26,2%
24,5%
13,6%
720
22,1%
8,0%
26,6%
39,3%
4,1%
730
34,4%
8,0%
22,8%
24,9%
9,8%
740
29,8%
11,4%
29,4%
19,8%
9,6%
(Vervolg op volgende bladzijde)
24
Aandeel ( in % ) provincie in Vlaams Gewest NACE 2008
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
750
37,6%
0,0%
22,2%
17,5%
22,7%
770
21,4%
15,2%
21,8%
33,6%
8,1%
780
25,6%
11,3%
27,8%
16,2%
19,1%
790
41,7%
6,3%
15,7%
5,5%
30,8%
800
33,6%
5,8%
26,6%
25,0%
9,0%
810
26,3%
12,5%
23,3%
13,8%
24,0%
820
22,7%
9,6%
30,4%
25,0%
12,3%
840
26,1%
13,2%
25,9%
19,0%
15,8%
850
29,5%
12,6%
24,8%
16,8%
16,3%
860
27,9%
13,2%
23,3%
18,7%
16,9%
870
25,1%
11,9%
25,7%
15,8%
21,6%
880
20,8%
11,0%
26,9%
16,5%
24,8%
900
41,7%
9,9%
20,9%
18,5%
9,0%
910
36,2%
4,1%
20,9%
20,6%
18,2%
920
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
100,0%
930
25,1%
15,1%
14,4%
18,4%
27,0%
940
15,0%
19,2%
21,0%
27,5%
17,2%
950
0,0%
47,4%
0,0%
52,6%
0,0%
960
32,3%
16,1%
19,7%
13,3%
18,7%
970
37,5%
35,3%
8,6%
8,8%
9,8%
990
18,3%
4,0%
5,6%
72,2%
0,0%
Eindtotaal
27,3%
13,4%
23,5%
17,5%
18,4%
980
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
25
Bijlage 3: Werkenden naar bedrijfstak per provincie 2010 (Nace Bel 2008) Aandeel ( in % ) bedrijfstak in de provincie Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Totaal
0,89%
1,48%
1,44%
0,96%
2,46%
1,40%
100
2,49%
1,99%
2,84%
1,62%
3,45%
2,53%
110
0,27%
0,50%
0,31%
0,36%
0,00%
0,27%
120
0,08%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,02%
130
0,18%
0,13%
1,14%
0,11%
2,28%
0,77%
140
0,00%
0,14%
0,45%
0,00%
0,34%
0,19%
160
0,30%
0,27%
0,44%
0,18%
1,13%
0,46%
170
0,21%
0,43%
0,66%
0,18%
0,35%
0,37%
180
0,71%
0,40%
0,69%
0,60%
0,69%
0,64%
190
0,65%
0,00%
0,25%
0,34%
0,00%
0,30%
200
2,68%
1,61%
1,59%
0,96%
0,57%
1,59%
210
1,22%
0,24%
0,42%
0,83%
0,22%
0,65%
220
0,36%
0,72%
0,98%
0,53%
0,84%
0,67%
230
0,64%
1,17%
0,41%
0,17%
0,95%
0,63%
240
0,56%
1,01%
0,82%
0,00%
0,74%
0,62%
250
1,68%
3,08%
1,54%
0,66%
2,13%
1,74%
260
0,84%
0,52%
0,45%
0,61%
0,66%
0,63%
270
0,45%
0,24%
0,30%
0,56%
0,31%
0,38%
280
1,06%
1,07%
0,80%
0,59%
2,20%
1,13%
290
1,73%
4,18%
2,50%
0,68%
0,72%
1,87%
300
0,00%
0,00%
0,11%
0,21%
0,24%
0,11%
310
0,26%
0,93%
0,47%
0,23%
1,32%
0,59%
320
0,42%
0,35%
0,35%
0,56%
0,31%
0,40%
330
0,38%
0,17%
0,43%
0,29%
0,42%
0,36%
350
0,72%
0,82%
0,62%
0,60%
0,43%
0,63%
360
0,13%
0,27%
0,12%
0,17%
0,10%
0,15%
0,84%
0,61%
0,55%
0,62%
0,62%
0,66%
1,06%
1,45%
1,51%
1,06%
1,89%
1,37%
420
0,61%
0,90%
1,00%
0,49%
0,71%
0,74%
430
4,63%
6,64%
5,12%
3,25%
6,15%
5,05%
450
1,65%
2,10%
1,80%
1,93%
2,27%
1,91% 3,71%
NACE 2008
10 20 30 80 90
150
370 380 390 410
460
3,94%
3,28%
3,06%
4,87%
3,43%
470
8,07%
8,30%
6,92%
7,38%
8,51%
7,79%
490
2,21%
2,71%
2,60%
2,75%
2,97%
2,60% 0,09%
500
0,28%
0,00%
0,00%
0,00%
0,07%
510
0,00%
0,00%
0,07%
0,61%
0,09%
0,14%
520
3,96%
2,47%
2,17%
2,64%
1,39%
2,64%
530
0,93%
0,91%
1,00%
1,55%
0,83%
1,03%
550
0,00%
0,45%
0,17%
0,26%
0,55%
0,25%
551
0,00%
0,09%
0,00%
0,00%
0,10%
0,03%
(Vervolg op volgende bladzijde)
26
Aandeel ( in % ) bedrijfstak in de provincie Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
WestVlaanderen
Totaal
560
2,18%
1,89%
1,60%
561
0,18%
0,43%
0,32%
1,63%
1,97%
1,87%
0,42%
0,30%
0,31%
562
0,08%
0,00%
0,11%
563
0,25%
0,16%
0,08%
0,00%
0,00%
0,05%
0,19%
0,10%
580
0,56%
0,22%
0,16%
0,42%
0,50%
0,18%
0,40%
590
0,00%
600
0,16%
0,00%
0,12%
0,20%
0,00%
0,06%
0,00%
0,13%
0,15%
0,00%
610
0,10%
0,92%
0,63%
0,80%
1,47%
0,51%
0,88%
620
2,15%
1,43%
1,51%
2,48%
0,69%
1,69%
630
0,16%
0,17%
0,00%
0,17%
0,00%
0,10%
640
1,73%
1,61%
1,67%
3,10%
0,62%
1,74%
650
0,97%
0,74%
0,65%
0,84%
0,33%
0,72%
660
0,13%
0,00%
1,12%
1,37%
1,38%
0,79%
680
0,45%
0,33%
0,44%
0,67%
0,70%
0,52%
690
1,51%
1,29%
1,30%
1,72%
1,39%
1,45%
700
0,65%
0,22%
1,03%
1,93%
0,37%
0,85%
710
1,00%
0,67%
1,13%
1,42%
0,75%
1,01%
720
0,38%
0,28%
0,53%
1,06%
0,10%
0,47%
730
0,48%
0,23%
0,37%
0,54%
0,20%
0,38%
740
0,28%
0,22%
0,32%
0,29%
0,13%
0,26%
750
0,11%
0,00%
0,08%
0,08%
0,10%
0,08%
770
0,19%
0,27%
0,22%
0,46%
0,10%
0,24%
780
0,74%
0,67%
0,94%
0,73%
0,82%
0,79%
790
0,40%
0,12%
0,18%
0,08%
0,44%
0,26%
800
0,39%
0,14%
0,36%
0,45%
0,15%
0,31%
810
1,60%
1,55%
1,65%
1,31%
2,17%
1,66%
820
0,58%
0,50%
0,90%
0,99%
0,46%
0,69%
840
7,53%
7,80%
8,72%
8,58%
6,75%
7,89%
850
9,69%
8,47%
9,47%
8,64%
7,97%
8,98%
860
6,73%
6,53%
6,55%
7,05%
6,08%
6,59%
870
3,01%
2,91%
3,59%
2,95%
3,84%
3,27%
880
3,01%
3,26%
4,55%
3,74%
5,34%
3,96%
900
0,83%
0,40%
0,48%
0,57%
0,27%
0,54%
910
0,41%
0,09%
0,28%
0,37%
0,31%
0,31%
920
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,08%
0,01%
NACE 2008
VlaamsBrabant
552 553
930
0,44%
0,54%
0,30%
0,50%
0,70%
0,48%
940
0,38%
1,00%
0,62%
1,09%
0,65%
0,69%
950
0,00%
0,11%
0,00%
0,09%
0,00%
0,03%
960
1,43%
1,46%
1,02%
0,92%
1,23%
1,21%
970
1,01%
1,95%
0,27%
0,37%
0,39%
0,74%
0,23%
0,10%
0,08%
1,43%
0,00%
0,35%
100,00%
100,00%
100,00%
100,00%
100,00%
100,00%
980 990 Eindtotaal
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
27
28
Bijlage 4: Werkenden naar bedrijfstak per provincie 2010 (Nace Bel 2008) ConcentratiecoĂŤfficiĂŤnt bedrijfstak provincie vs Vlaams Gewest Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
63,9%
105,5%
102,7%
68,9%
175,7%
98,4%
78,6%
112,3%
64,1%
136,5%
110
97,9%
181,2%
112,8%
129,2%
0,0%
120
366,3%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
130
23,0%
16,3%
148,1%
14,0%
295,6%
140
0,0%
74,6%
242,2%
0,0%
180,6%
66,0%
59,3%
94,5%
40,0%
244,1%
170
57,6%
117,0%
181,4%
49,8%
94,4%
180
110,5%
62,6%
107,3%
94,1%
107,9%
190
220,7%
0,0%
84,5%
114,0%
0,0%
200
168,3%
101,1%
100,0%
60,1%
35,9%
210
188,3%
36,5%
65,2%
127,6%
33,3%
220
53,3%
106,8%
146,7%
78,6%
125,2%
230
101,4%
185,9%
65,0%
26,4%
149,9%
240
91,0%
163,5%
133,3%
0,0%
119,8%
250
96,7%
177,2%
88,2%
38,2%
122,5%
260
132,6%
82,2%
70,8%
97,5%
104,1%
270
118,6%
63,1%
78,4%
147,2%
82,0%
280
94,3%
94,8%
70,9%
52,0%
194,9%
290
92,7%
223,5%
133,9%
36,5%
38,3%
300
0,0%
0,0%
107,3%
194,5%
222,1%
310
44,5%
158,2%
79,7%
38,4%
224,5%
NACE 2008
10 20 30 80 90 100
150 160
320
105,2%
87,7%
87,3%
140,9%
78,5%
330
106,3%
48,1%
122,0%
82,6%
116,9%
350
112,8%
128,8%
97,7%
94,9%
67,9%
360
85,7%
180,6%
83,0%
117,3%
67,7%
126,7%
91,3%
82,9%
94,1%
94,2%
410
77,0%
106,1%
110,3%
77,3%
138,2%
420
82,5%
122,1%
135,6%
66,5%
96,4%
430
91,5%
131,5%
101,4%
64,4%
121,7%
450
86,4%
110,3%
94,5%
100,9%
118,8%
460
106,1%
88,4%
82,3%
131,2%
92,4%
470
103,6%
106,5%
88,8%
94,8%
109,3%
490
85,0%
104,1%
99,8%
105,6%
114,3%
500
312,2%
0,0%
0,0%
0,0%
80,3%
370 380 390
510
0,0%
0,0%
53,8%
435,1%
61,6%
520
150,1%
93,5%
82,5%
100,1%
52,7%
530
89,6%
88,2%
96,8%
150,2%
80,4%
550
0,0%
181,9%
67,4%
106,5%
224,2%
(Vervolg op volgende bladzijde)
29
Concentratiecoëfficiënt bedrijfstak provincie vs Vlaams Gewest Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
0,0%
304,0%
0,0%
0,0%
322,6%
116,4%
101,1%
85,5%
87,3%
105,4%
561
57,6%
138,1%
102,5%
135,7%
98,2%
562
165,3%
0,0%
233,9%
0,0%
0,0%
563
157,5%
99,0%
49,9%
119,3%
60,9%
580
139,3%
54,6%
105,6%
124,8%
44,0%
590
0,0%
0,0%
188,2%
319,6%
0,0%
600
159,4%
0,0%
130,6%
148,0%
0,0%
NACE 2008
551 552 553 560
610
105,0%
72,4%
91,6%
168,3%
58,5%
620
126,7%
84,4%
89,4%
146,6%
41,0%
630
167,5%
173,4%
0,0%
177,8%
0,0%
640
99,8%
92,5%
96,4%
178,6%
35,6%
650
134,1%
102,1%
90,1%
116,2%
45,0%
660
17,0%
0,0%
141,2%
172,7%
174,3%
680
87,2%
64,5%
85,8%
129,2%
135,2%
690
104,2%
89,5%
90,1%
118,9%
96,2%
700
75,7%
25,6%
120,6%
226,8%
43,3%
710
98,4%
66,0%
111,6%
140,0%
74,2%
720
80,9%
59,5%
113,3%
225,0%
22,1%
730
126,2%
60,1%
97,3%
142,4%
53,3%
740
109,3%
85,1%
125,4%
113,1%
52,2%
750
137,6%
0,0%
94,8%
100,0%
123,6%
770
78,4%
113,2%
92,9%
192,1%
44,0%
780
93,7%
84,5%
118,6%
92,5%
103,9%
790
152,7%
47,2%
66,9%
31,5%
167,5%
800
123,1%
43,1%
113,3%
143,1%
49,2%
810
96,4%
93,5%
99,4%
79,2%
130,7%
820
83,1%
71,9%
129,7%
143,0%
66,7%
840
95,5%
98,9%
110,5%
108,8%
85,7%
850
108,0%
94,4%
105,5%
96,3%
88,7%
860
102,1%
98,9%
99,3%
106,9%
92,1%
870
91,8%
88,9%
109,6%
90,2%
117,3% 134,8%
880
76,1%
82,4%
114,7%
94,5%
900
152,8%
73,8%
89,1%
105,8%
49,2%
910
132,6%
30,6%
89,0%
118,2%
98,9%
920
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
543,7%
930
92,0%
113,1%
61,5%
105,1%
146,7%
940
55,1%
143,8%
89,6%
157,6%
93,4%
950
0,0%
354,2%
0,0%
301,1%
0,0%
960
118,1%
120,3%
83,9%
76,1%
101,5%
970
137,5%
263,8%
36,5%
50,4%
53,2%
67,1%
29,5%
23,7%
413,0%
0,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
980 990 Eindtotaal
Bron : Eurostat LFS , eigen verwerking
30
31
Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 • fax 09 267 82 97