2019
Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen
Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97
POM
provincie Oost-Vlaanderen
Colofon
Inhoudsopgave
De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2019) is een uitgave van de economische studiedienst van de Provincie Oost-Vlaanderen.
Voorwoord
1
Deel 1 Oost-Vlaanderen in de kijker
3
Slimme specialisatie en de verwevenheid van diensten en industrie
5
Provincie Oost-Vlaanderen PAC Het Zuid Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent
Sociaal ondernemerschap, op het snijvlak tussen de sociale economie en de reguliere economie
21
Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking
Waar werkt de Oost-Vlaming?
35
Deel 2 Oost-Vlaanderen doorgelicht
49
Overzichtskaart gemeenten
50
Overzichtstabel gemeenten per arrondissement
51
Bevolking
52
Inkomen
56
Werkgelegenheid
58
Ondernemingsweefsel
62
Werkloosheid
65
Onderwijs
68
Toegevoegde waarde
71
Zeehavens
72
Conjunctuur
77
tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be
Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be
Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be
Dataverzameling en -verwerking, redactie Pascal de Meyer Kathy Gillis Bart Rondas Jos Saerens Petra Van Poucke
Interviews Mark Van Bogaert
Ontwerp cover en binnenwerk Karakters, Gent
Verantwoordelijke uitgever Kurt Moens, eerste gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent
Wettelijk depotnummer: D/2019/5139/10 Gedrukt bij Manufast op gerecycleerd papier (1.200 ex.)
Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.
voorwoord Met genoegen stellen we hierbij de 21e editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen voor, volgens het vertrouwd stramien van de vorige uitgaves maar toch ook vernieuwend. De onderwerpen van drie hoofdstukken in het eerste deel worden telkens gelinkt aan de praktijk via gastbijdragen, een primeur voor de situatie schets. Zo laten we dr. Geert Vandenbroucke, voorzitter van Orsi Academy, aan het woord in het hoofdstuk over slimme specialisatie. Kaat Peeters is als ‘Social Impact Manager’ bij Konekt dan weer de geschikte persoon om het sociaal ondernemerschap in onze provincie toe te lichten. Tot slot duidt Fons Leroy, uittredend administrateur-generaal van de VDAB, het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt in Oost-Vlaanderen. Door de welgeïnformeerde kijk van deze experts wordt de academische aanpak van de artikels in deel 1 vertaald in de sociaal-economische realiteit van onze provincie.
Het eerste deel brengt ook geen uitgeschreven analyse meer van de conjunctuur. De belangrijkste cijfers hierover vindt u in het tweede deel. Dit tweede deel bevat een pak cijfermateriaal over de meest uiteenlopende sociaal-economische onderwerpen. We doen dit waar mogelijk op het niveau van de 60 gemeenten. Inderdaad, door de fusies die van kracht werden op 1 januari 2019 telt onze provincie vijf gemeenten minder. Ook in digitale tijden zoals deze blijft een papieren naslagwerk meer dan welkom. Veel lees- en opzoekgenot!
1
© www.ingimage.com
deel 1
Oost-Vlaanderen in de kijker
© www.ingimage.com
slimme specialisatie en de verwevenheid van diensten en industrie
Inleiding Het aandeel van de dienstensector in de totale economie is in de laatste decennia fors toe genomen. Zowel qua aantal bedrijven als op het vlak van productie en toegevoegde waarde is de dienstensector in de afgelopen 30 jaar veel sterker gegroeid dan de industrie. De industriële werkgelegenheid is in die periode afgenomen; in de dienstensector groeide het aantal jobs. Toch blijft een industriële sokkel cruciaal voor de economische gezondheid van een regionale economie. De dienstensector kan niet blijven groeien zonder een sterke industriële basis.1 Zo wordt er op Europees niveau aangedrongen op een nationaal industrieel gewicht van 20% van het BBP, omdat het besef leeft dat een sterke industriële sector een ruggengraat is voor een sterk economisch weefsel.2
1
van Gessel-Dabekaussen, Gusta, Verwevenheid industrie en diensten: Veranderingen in de samenstelling van ondernemingengroepen, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag, 2008, 7 blz.
2
Europese Commissie, Memo/12/759, Brussel, 10/10/2012.
Dit is één van de redenen voor de ontwikkeling van het concept van slimme specialisatie binnen de Europese Unie. Slimme specialisatie betekent dat het innovatie- en transformatiebeleid in een regio de middelen focust op een beperkt aantal toekomstgerichte activiteiten in nieuwe waardeketens, waarin deze regio specifieke sterkten heeft. Essentieel is het proces van ‘entrepreneurial discovery’ (of ondernemersgedreven zoekproces), de identificatie van deze waardecreërende activiteiten.3 In hiernavolgend artikel kan men twee onderdelen onderscheiden. Enerzijds onderzoeken we het relatief belang van de industriële sectoren in OostVlaanderen, met een kijk op de evolutie over de vijfjarige periode 2012-2016. Anderzijds bekijken we de slimme specialisatiestrategie van de Provincie Oost-Vlaanderen.
3 https://www.ewi-vlaanderen.be/wat-doet-ewi/ondernemendeeconomie/slimme-specialisatie/slimme-specialisatie
5
Industrie De industrie is een niet te missen schakel in een waardeketen die niet enkel een belangrijk aandeel tot de totale toegevoegde waarde levert, maar ook werkgelegenheid genereert. Ongeveer 15% van de actieve bevolking is nog steeds werkzaam in de verwerkende nijverheid (in enge zin). Dit aantal loopt nog op tot 36% indien ook de verweven dienstensectoren (ruime zin) in overweging worden genomen.
Onderstaande tabel geeft deze weer in een rangschikking van hoog- naar laagtechnologisch. Het is wel belangrijk te vermelden dat in deze selectie zoals deze door Eurostat en de SERV gehanteerd wordt, de bouwnijverheid niet bij de industrie gerekend wordt.
De term industrie slaat in dit onderzoek op de economische activiteiten die ressorteren onder de NACE 2008 codes (2 digits) 10 tot en met 33.
Tabel A.1 Industrie naar technologie-klasse Technologie-klasse
NACE sector
Hoogtechnologisch
21 26 303
Medium-hoogtechnologisch
20 Vervaardiging van chemische producten 254 Vervaardiging van wapens en munitie 27 tot 29 Vervaardiging van elektrische apparatuur; Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, n.e.g.; Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers 30 Vervaardiging van andere transportmiddelen (m.u.v. 301 Scheepsbouw en 303 Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen en van toestellen in verband daarmee) 325 Vervaardiging van medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden
Medium-laagtechnologisch
182 Reproductie van opgenomen media 19 Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten 22 tot 24 Vervaardiging van producten van rubber of kunststof; Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten; Vervaardiging van metalen in primaire vorm 25 Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten (m.u.v. 254 Vervaardiging van wapens en munitie) 301 Scheepsbouw 33 Reparatie en installatie van machines en apparaten
Laagtechnologisch
10 tot 17 Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken, tabaksproducten, textiel, kleding, leer en van producten van leer; Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk; Vervaardiging van papier en papierwaren 18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media (m.u.v. 182 Reproductie van opgenomen media) 31 Vervaardiging van meubelen 32 Overige industrie (m.u.v. 325 Vervaardiging van medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden)
Bron : NBB, Eurostat, OESO
6
Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen en van toestellen in verband daarmee
De verbonden bedrijfs- en netwerkdiensten De industriële productie is verweven met een waaier aan diensten, die samen een veel groter percentage van het BBP uitmaken. Tabel A.1 toont de bedrijfsdiensten en netwerkdiensten die in grote mate afhankelijk zijn van de nijverheid. In enge zin is het duidelijk dat het industriële apparaat kleiner wordt, maar in ruime zin is een genuanceerdere visie vereist. Door verweven heid met de dienstensectoren, blijft de industrie een niet te onderschatten aandeel behouden in het BBP. De verbonden diensten slaan in dit onderzoek op de economische activiteiten die ressorteren onder de NACE 2008 codes (2 digits) zoals hierna weergegeven.
Handel (NACE 50 tot en met 52). Deze groep diensten betreft ondernemingen die werkzaam zijn in de distributie van goederen en diensten aan andere sectoren van de economie en aan eindverbruikers. Netwerkdiensten (NACE 40 tot en met 41 en 60 tot en met 64). Deze groep diensten omvat zowel de productie en distributie van elektriciteit, gas en water als vervoer en communicatie. Financiële diensten (NACE 65-67). Deze groep diensten betreft financiële intermediairen, zoals banken en verzekeringsondernemingen. Figuur A.1 illustreert enerzijds de relatie tussen de industrie en de verbonden diensten en toont anderzijds de niet aan de industrie gerelateerde diensten.
© www.ingimage.com
Zakelijke diensten (NACE 70 tot en met 74). Bij deze groep diensten kunnen twee categorieën worden onderscheiden: 1. Kennisintensieve zakelijke diensten, zoals professionele diensten zoals IT-adviezen, beheersadviezen, O&O, reclamediensten en beroepsopleiding;
2. Operationele diensten, bijvoorbeeld industriële reiniging, beveiligingsdiensten, secretariaatswerk.
7
Energie – Water Communicatie Vervoer
Kennisintensieve diensten Beroepsopleiding Operationele diensten
Marktdiensten
Industrie (tabel A.1 : NACE 2008 codes)
Figuur A.1 Schematisch overzicht industrie en diensten Bouw
Bedrijfsgerelateerde diensten (diensten aan producenten)
Zakelijke diensten
Handel Netwerkdiensten
Banken – Verzekeringen
Diensten
Diensten aan consumenten Onderwijs
Niet-marktdiensten
Gezondheidszorg
Culturele diensten
Horeca
Vrije tijd en sport
Overheidsdiensten Sector zonder winstoogmerk
8
Bron:Europese EuropeseCommissie Commissie – bewerking economische studiedienst Bron: – bewerking economische studiedienst
De analyse van de hierboven gedefinieerde Vlaamse en Oost-Vlaamse sectoren gebeurt aan de hand van drie kern indicatoren: bruto toegevoegde waarde, werkzame personen en arbeidsproductiviteit.
Tabel A.2 Sectorale analyse naar bruto toegevoegde waarde, werkzame personen en arbeidsproductiviteit 2016 Bruto toegevoegde waarde
Werkzame personen
evolutie aantal evolutie in % tegen werkzame in % tegen over 2012 personen over 2012 Totale economie Verwerkende industrie (met NACE 2-digits tussen haakjes) Mijnbouw en ondersteunende activiteiten (05-09)
Arbeidsproductiviteit EUR
evolutie in % tegen over 2012
46.369
12,0%
597.892
4,7%
77.554
7,0%
7.970
14,7%
91.582
-0,6%
91.077
15,4%
8
-7,1%
85
14,9%
92.941
-19,1%
1.509
25,0%
16.398
4,0%
92.005
20,2%
Vervaardiging van textiel, kleding, leer (13-15)
538
7,8%
7.571
-12,7%
71.047
23,4%
Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout , exclusief meubelen (16)
187
18,2%
2.236
5,2%
83.778
12,4%
Vervaardiging van papier en papierwaren (17)
262
24,3%
2.298
12,3%
114.114
10,8%
Drukkerijen, reproductie van opgenomen media (18)
244
-0,4%
3.296
-0,9%
74.070
32
775,7%
215
0,0%
1.102
-3,8%
5.170
-14,0%
213.133
88
472,7%
699
262,2%
126.180
58,1%
Vervaardiging van producten van rubber of kunststof (22)
494
21,0%
4.454
-4,3%
110.811
26,4%
Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken en tabak (10-12)
Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten (19) Vervaardiging van chemische producten (20) Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten (21)
0,5% 0,0% 11,9%
Vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale producten (23)
346
-0,9%
3.645
-14,3%
95.020
15,6%
Vervaardiging van metalen in primaire vorm (24)
572
56,2%
3.825
-3,0%
149.617
61,0%
Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten (25)
737
29,3%
8.843
-6,3%
83.335
37,9%
Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten (26)
215
-10,7%
2.165
-3,6%
99.446
-7,4%
Vervaardiging van elektrische apparatuur (27)
214
15,2%
2.716
-1,5%
78.756
16,9%
Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen (28)
289
11,0%
2.748
-4,1%
105.313
15,7%
Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens (29)
698
11,6%
10.212
3,8%
68.321
7,5%
90
-2,4%
956
42,5%
94.256
-31,5% 12,5%
Vervaardiging van andere transportmiddelen (30) Vervaardiging van meubelen; overige industrie (31-32)
175
32,5%
2.998
17,8%
58.471
Reparatie en installatie van machines en apparaten (33)
168
39,7%
2.373
36,3%
70.842
2,4%
Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (35)
889
-23,3%
3.749
-5,4%
237.023
-18,9%
Winning, behandeling en distributie van water (36)
117
30,6%
782
-3,8%
149.965
35,8%
Afvalwaterafvoer; inzameling, verwerking en verwijdering van afval; terugwinning; sanering en ander afvalbeheer (37-39) Bouwnijverheid (41-43) Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen (45)
387
1,1%
3.163
-6,4%
122.428
8,0%
3.424
3,4%
42.436
-1,9%
80.677
5,4%
756
11,1%
8.705
1,2%
86.822
9,7%
Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen (46)
3.059
8,6%
27.063
-0,1%
113.021
8,7%
Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen (47)
1.661
-5,0%
34.538
0,2%
48.090
-5,1%
849
15,6%
12.543
3,8%
67.663
11,4%
14.093
19,4%
117.206
7,5%
120.241
11,1%
114
82,3%
539
-2,3%
211.630
86,6% 20,6%
Vervoer te land en vervoer via pijpleidingen (49) Bedrijfsgerelateerde diensten (met NACE 2-digits tussen haakjes) Vervoer over water (50) Luchtvaart (51)
77
39,0%
939
15,3%
82.115
1.194
11,6%
10.859
2,8%
109.994
8,6%
Posterijen en koeriers (53)
216
7,9%
3.590
-1,0%
60.093
8,9%
Verschaffen van accommodatie; eet- en drinkgelegenheden (55-56)
779
24,1%
16.009
4,8%
48.660
18,4%
99
61,1%
870
22,0%
113.660
32,0%
Opslag en vervoerondersteunende activiteiten (52)
Uitgeverijen (58) Productie van films en video- en televisieprogramma’s e.d.m. (59-60)
83
64,8%
517
14,2%
160.915
44,3%
Telecommunicatie (61)
287
-10,0%
1.581
-9,6%
181.657
-0,4%
Ontwerpen en programmeren van computerprogramma’s, computerconsultancy(62-63)
855
34,9%
8.302
37,0%
103.023
-1,6%
1.151
25,0%
4.847
-7,9%
237.440
35,6%
205
-17,5%
1.448
0,7%
141.340
-18,1%
Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen (64) Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, exclusief verplichte sociale verzekeringen (65) Ondersteunende activiteiten voor verzekeringen en pensioenfondsen (66)
302
19,5%
3.936
-2,1%
76.683
22,0%
Exploitatie van en handel in onroerend goed (68)
4.045
11,2%
3.011
23,6%
1.343.474
-10,0%
Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer (69-70)
12,2%
3.461
19,7%
47.232
6,7%
73.277
Architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen (71)
557
26,9%
7.111
6,3%
78.257
19,4%
Speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied (72)
383
293,2%
1.472
78,0%
260.190
120,9%
Reclamewezen en marktonderzoek (73)
160
23,0%
2.164
21,7%
73.906
1,1%
Overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten; veterinaire diensten (74-75)
126
21,5%
2.780
11,8%
45.202
8,6%
Bron: NBB, bewerking economische studiedienst
9
Toegevoegde waarde Het economisch belang van een sector kan met behulp van de toegevoegde waarde gemeten worden. Kapitaalintensieve sectoren, zoals de aardolie- en cokessector, kunnen immers met een laag aantal werknemers een hoge toe gevoegde waarde creëren. Deze maatstaf is, samen met tewerkstelling, een veelgebruikte indicator voor het belang van een sector. De industrie en verbonden diensten maken 48,4% uit van de totale Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde in 2016 tegenover 46% in 2012. Hiervan maakt de industrie 18% uit en de verbonden diensten 30%. In absolute waarde zijn de drie belangrijkste sectoren: de rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening (3.461 miljoen EUR – een stijging van 20% over de periode 2012 – 2016; ongeveer 7,5% van de Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde); de voedingssector (1.510 miljoen EUR – een stijging van 25% over de vijfjarige periode) en de vervoerssector die ook nog een groei van 11,6% kent. De bruto toegevoegde waarde van Oost-Vlaanderen maakt 20,8% uit van het totaal van het Vlaams Gewest met als relatief belangrijke sectoren: de Oost-Vlaamse textielsector die 42,7% van de bruto toegevoegde waarde heeft van de Vlaamse textielsector en de automobiel industrie die bijna 40% van de Vlaamse sector totaal levert inzake bruto toegevoegde waarde.
Tewerkstelling Een tweede indicator die gebruikt wordt om het relatief belang van sectoren weer te geven, is de tewerkstelling. De omvang van de tewerk stelling geeft het belang van de sector weer voor de economie van een regio. In deze analyse wordt het begrip ‘werkzame personen’ gehanteerd, wat de som is van werknemers en zelfstandigen in die sector. Het aantal werkzame personen in de onderzochte populatie bedraagt in 2016 34,9% van de totale tewerkstelling in Oost-Vlaanderen. De tewerk stelling in de verwerkende industrie en gerela teerde diensten in Oost-Vlaanderen steeg in de periode 2012-2016 met 4,7% dankzij een stijging van de diensten (+7%). De industrie zelf daalde
10
met 0,6% werkzame personen. In het Vlaams Gewest bedroeg de totale tewerkstellingsgroei slechts 3% en daalde de tewerkstelling in de industrie met 3% en steeg ze in de aanverwante diensten met 5%. Opmerkelijk, maar historisch verklaarbaar, is dat waar de totale tewerkstelling in Oost-Vlaanderen 22% is van die in het Vlaams Gewest, deze in de textielsector nog steeds heel hoog is: 39% van de totale Vlaamse tewerkstelling. Ook de hoge relatieve tewerkstelling in de auto mobielsector (42% van de Vlaamse tewerkstelling) is begrijpelijk gezien de aanwezige productie capaciteit in Oost-Vlaanderen en het verdwijnen ervan in andere regio’s. In absolute cijfers is de sector van de boekhoudkundige en rechtskundige dienstverlening met 47.232 werkzame personen
© www.ingimage.com
de grootste werkgever, goed voor 8% van de beschouwde populatie. Daarna volgt de voedingssector met 16.400 werkzame personen. Ongeveer 17% van de werkzame personen zijn zelfstandigen. Hiervan zijn slechts 15% werkzaam in de verwerkende industrie en 85% in de verbonden dienstensector. Bij de werkzame personen als werknemer bedraagt dit 46% in de industrie en 54% in de verbonden diensten.
Het aantal zelfstandigen in computerspecialisaties zoals programmeren, ontwerpen en consulting nam sterk toe, met 53% en ook het aantal zelf standigen in de rechts- en boekhoudkundige consultancy stegen sterk met 20% over de periode 2012-2016.
In de verweven diensten zijn de zelfstandigen vooral actief in de vrije beroepen. Zo zijn 37% van het totaal aantal zelfstandigen actief als rechtskundige en boekhoudkundige adviseurs.
11
Arbeidsproductiviteit Een derde indicator die het belang van een sector weergeeft, combineert de beide voorgaande indicatoren. De arbeidsproductiviteit geeft weer hoeveel toegevoegde waarde een bedrijfstak genereert per werknemer. Ook deze indicator is een belangrijke maatstaf voor de concurrentie kracht van een sector. De arbeidsproductiviteit ligt in Oost-Vlaanderen voor de totale economie op 77.554 EUR wat 94,5% is van de Vlaamse arbeidsproductiviteit (82.112 EUR). Deze laatste groeide over de periode 2012 – 2016 met 7,9% tegenover 7% groei voor Oost-Vlaanderen.
In de aanverwante diensten wordt over het algemeen een grote arbeidsproductiviteit gerealiseerd, vooral dan in onderzoek en ontwikkeling (260.190 EUR) en in de financiële dienstverlening (237.000 EUR). Opvallend is evenwel de lage arbeidsproductiviteit in de rechtskundige en boekhoudkundige dienst verlening: 73.280 EUR met 47.230 werkzame personen.
© www.ingimage.com
Dit heeft evenwel te maken met de samenstelling van de economische structuur en niet met de bestudeerde populatie. Deze evolueerde immers voor de maaksector met 15% en voor de diensten sector met 11%. Tegenover de 77.554 EUR voor de totale Oost-Vlaamse economie staat 91.077 EUR arbeidsproductiviteit in de maaksector en 120.241 EUR in de dienstensector.
Sterke cijfers worden neergezet in volgende maaksectoren die ook qua tewerkstelling belangrijk zijn: • voeding – 92.000 EUR arbeidsproductiviteit met 16.400 werkzame personen; • papiersector – 114.000 EUR arbeids productiviteit met 2.300 werkzame personen; • chemiesector – 213.000 EUR arbeids productiviteit met 5.170 werkzame personen; • kunststofsector – 110.800 EUR met 4.450 werkzame personen.
12
Comparatieve voordelen – Export Tabel A.3 Invoer en uitvoer van Oost-Vlaanderen – 10 bedrijfstakken met grootste bijdrage positief uitvoersaldo Bedrijfstak ( NACE 2008 )
Invoer van goederen (2016) x 1 mln EUR
Oostscore evolutie Vlaanderen bedrijfstak in % vs Vlaams vs totaal 2012-2016 Gewest in % in %
Goederen Oost-Vlaanderen
29.624
7,8%
100,0%
> Waarvan industrie Oost-Vlaanderen
18.996
16,6%
64,1%
3.217
16,2%
10,9%
834
15,2%
Vervaardiging van chemische producten (20)
1.895
Vervaardiging van producten van kunststof, niet-metaalhoudende minerale producten (22-23)
x 1 mln EUR
Oostscore evolutie Vlaanderen bedrijfstak in % vs Vlaams vs totaal 2012-2016 Gewest in % in %
x 1 mln EUR
evolutie in % 2012-2016
3.715
-3,5%
6.794
-2,0%
6,4%
100,0%
25.790
11,1%
77,4%
31,5%
4.916
27,8%
14,7%
29,9%
1.699
57,6%
2,8%
51,5%
1.498
1,7%
4,5%
46,1%
664
-11,4%
-23,8%
6,4%
16,7%
3.159
-15,6%
9,5%
14,7%
1.265
0,5%
1.123
10,1%
3,8%
31,6%
1.617
19,6%
4,8%
30,1%
493
49,0%
Vervaardiging van metalen in primaire vorm, producten van metaal, exclusief machines en apparaten (24-25)
2.383
32,8%
8,0%
23,7%
3.355
13,0%
10,1%
26,1%
972
-17,2%
Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen (28)
208
41,5%
0,7%
7,3%
507
19,2%
1,5%
8,3%
299
7,4%
Vervaardiging van motor voertuigen, aanhangwagens (29)
6.208
17,6%
21,0%
74,8%
7.228
-1,2%
21,7%
70,9%
1.020
-49,9%
Dienstensector Oost-Vlaanderen
8.212
30,0%
100,0%
14,2%
7.385
37,1%
100,0%
12,5%
-827
-11,4%
Vervoer en opslag (H)
Vervaardiging van textiel, kleding, leer en producten van leer (13-15)
17,4%
Uitvoersaldo goederen
33.339
Vervaardiging van voedings middelen, dranken en tabaks producten (10-12)
15,8%
Uitvoer van goederen (2016)
1.015
24,0%
12,4%
8,9%
2.026
33,1%
27,4%
11,4%
1.011
43,8%
Verschaffen van accommodatie; eet- en drinkgelegenheden (I)
9
227,0%
0,1%
8,9%
319
73,1%
4,3%
11,4%
310
70,8%
Informatie en communicatie (J)
194
63,9%
2,4%
8,3%
405
53,9%
5,5%
11,6%
211
45,8%
Bron: NBB, bewerking economische studiedienst
Een land (of regio) zal zich specialiseren in de productie van goederen waarin het een comparatief voordeel heeft ten opzichte van haar handels partners. Een comparatief voordeel uit zich dan ook in de export. 4 Een mechanisme dat in een kleine en open economie een uitermate belangrijke rol speelt, is de inbreng die een sector levert tot het export potentieel van een land of regio. Hierbij draagt de industriële sector in Vlaanderen drie keer zoveel bij in de uitvoer van goederen in vergelij king tot de dienstensector. Voor een transitieregio
4
RICARDO, David, On the Principles of Political Economy and Taxation, London, 1817 - aangevuld met onder meer het Heckscher- Olin-Samuelson model (zie bijvoorbeeld SAMUELSON, Paul, International Factor-Price Equalisation Once Again, Economic Journal 59 (234): blz. 181–197).
als Vlaanderen is dit een belangrijke manier om welvaart te genereren; een verdere daling van de industriële activiteit kan snel vertaald worden in een terugval van economische welvaart. Voor Vlaanderen bedraagt de invoer van goederen 187.502 miljoen EUR en de uitvoer 191.721 miljoen EUR wat een uitvoersaldo van 4.219 miljoen EUR geeft. De dienstensector heeft een uitvoersaldo van 929 miljoen EUR. Voor Oost-Vlaanderen bedraagt het totale uitvoer saldo van goederen 3.715 miljoen EUR; het saldo van diensten -827 miljoen EUR – een invoeroverschot. Wanneer de hierboven gedefinieerde populatie van de industrie alleen bekeken wordt bedraagt het uitvoersaldo van goederen zelfs 6.794 miljoen EUR.
13
De 5 belangrijkste sectoren in Oost-Vlaanderen die bijdragen tot het batig uitvoersaldo zijn: •
de voedingssector met een overschot van 1.700 miljoen EUR; 57% groei over de vijf jarige periode 2012–2016;
•
de chemiesector met een saldo van 1.265 miljoen EUR;
•
de sector van de assemblage van motor voertuigen die naast de grootste invoerder, (6.208 miljoen EUR) ook de grootste uit voerder is met 7.228 miljoen EUR, wat een uitvoersaldo van 1.020 miljoen EUR geeft; over de periode 2012–2016 is de invoer sterk gestegen (+18%) en de uitvoer gedaald (-1%)
•
de metaalsector die goed is voor een batig uitvoersaldo van 972 miljoen EUR. Maar over de 5 jarige periode daalt het saldo sterk (-17%) door een sterk stijgende invoer (+32%) en een zwak stijgende uitvoer (+13%)
•
de textielsector met 664 miljoen EUR batig saldo. Ook in deze sector is de evolutie negatief (-11%) ten gevolge van een stijgende invoer (+15%) en een zwak stijgende uitvoer (+2%).
Kort samengevat. •
De werkzame bevolking (werknemers en zelfstandigen) steeg over de periode 2012–2016 in Vlaanderen met 3% en in Oost-Vlaanderen met 5% in de totale economie. In de ver werkende industrie daalde ze met 0,6% maar ze steeg met 7% in de verbonden diensten in Oost-Vlaanderen (5% in Vlaanderen).
•
De bruto toegevoegde waarde van OostVlaanderen wordt voor 48% geleverd door de verwerkende industrie en de verbonden diensten en ze kende een toename van 12% (tegenover 11% in Vlaanderen). In de onderzochte populatie maken de verwerkende industrie 18% en de verbonden diensten 30% uit van de bruto toegevoegde waarde in Oost-Vlaanderen.
14
•
De arbeidsproductiviteit ligt in OostVlaanderen op 94,5% van die in Vlaanderen. De laatste groeide met 8%, tegenover 7% in Oost-Vlaanderen. Dit heeft evenwel te maken met structurele samenstelling van de bedrijvigheden in Oost-Vlaanderen en niet met de bestudeerde populatie. In de verwerkende industrie steeg de arbeidsproductiviteit immers met 15% en in de verbonden diensten met 11% over 2012–2016.
•
De export, die op de comparatieve voordelen van een sector en/of een regio wijst, is voor Oost-Vlaanderen met 6% gestegen, voor de deelpopulatie verwerkende industrie zelfs met 11% over 2012–2016. Wel is het zo dat vijf sectoren zorgen voor het belangrijkste deel van het uitvoersaldo en dat de export structuur geen hoogtechnologische basis heeft. De verdeling van de exportsaldi volgens de eerder vermelde klassering van de verwerkende industrie leert dat de exportstructuur 2% uit hoogtechnologische sectoren komt (farmaceutische producten en informatica), 54% uit de medium-hoogtechnologische sectoren (chemie, metaal, electrische apparatuur, autoassemblage), 8% uit de mediumlaagtechnologische sectoren (kunststoffen) en 37% uit de laagtechnologische sectoren (voeding, textiel, papier ).
© www.ingimage.com
Slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen In de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen editie 2015 werd de op dat ogenblik net ontwikkelde slimme specialisatie strategie (S3) van de Provincie toegelicht. De keuze van de clusters voor deze S3 werd mee onder steund door gezamenlijk studiewerk van Idea Consult en de Vlerick Business School.5 Pro memorie geven we hier nog even de definitie van Idea Consult van slimme specialisatie: “uitgaan van de uniciteit en specificiteit van de bestaande regionaal-economische structuren, en verder bouwen op de aanwezige lokale technologische, industriële en andere competenties en productieve en institutionele kenmerken”. Professor economie Koenraad Debackere (KU Leuven) noemt slimme specialisatie “de nieuwe link tussen wetenschap, innovatie en bedrijven”.6 Volgende acht clusters werden in 2014 aangeduid voor de slimme specialisatiestrategie van Oost-Vlaanderen: Tabel A.4 Clusters voor slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen 2014 Groep
Clusters
Mature speerpuntsectoren
• Biogebaseerde economie • Materialen
Transversale (horizontale) thema’s
• ICT • Slimme logistiek • Eco-innovatie
Groeisectoren
• Zorgeconomie en –innovatie • Voeding • Creatieve economie
Bron: zie voetnoot 5.
Voor deze clusters zette de Provincie, samen met de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij, beleidslijnen uit via drie pistes: 1. netwerken en infrastructuur; 2. internationalisering; 3. cofinanciering van en/of deelname aan projecten.
5
Idea Consult & Vlerick Business School, Slimme specialisatie strategie Oost-Vlaanderen, intern document Provincie OostVlaanderen, 2014, 89 blz.
6
DEBACKERE, Koenraad, “Slimme specialisatie als link tussen innovatie- en industrieel beleid”, Over.werk. Tijdschrift van het Steunpunt WSE, vol. 2, nr. 23, p. 21–29, 2013.
16
S3 was in de programmaperiode 2014–2020 een ex-ante voorwaarde voor het werken met de Europese structuur- en investeringsfondsen, in het bijzonder voor het cohesiebeleid. In de volgende programmaperiode 2021–2027 evolueert S3 naar ‘slimme specialisatie 2.0’. Beleidslijn 1 van het post-2020 cohesiebeleid wordt ‘Een slimmer Europa (innovatieve en slimme economische transformatie’. De Europese Unie wil hierop inzetten via volgende objectieven: 1. Verbeteren van de research- en innovatie capaciteiten en van de inzet van geavanceerde technologieën. 2. De voordelen van de digitalisatie oogsten voor burgers, bedrijven en overheden. 3. Bevorderen van de groei en de competitiviteit van de KMOs. 4. Ontwikkelen van skills voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap. Slimme specialisatie is op zich een evolutief gegeven. Rekening houdend hiermee en met de hiervoor beschreven verschuiving naar Europese beleidslijn heeft de Provincie een onderzoeks opdracht uitgeschreven om te proberen een antwoord te krijgen op volgende vragen: 1. in hoeverre is de keuze van de clusters nog een correcte weergave van de economische realiteit; 2. per cluster: op welk aspect van innovatie inzetten (welke transformatieve activiteiten maken een cluster maximaal innovatief?); 3. op welke manier kan de slimme specialisatiestrategie in de volgende programma- en beleidsperiode verder geïmplementeerd worden in Oost-Vlaanderen. In het bestuursakkoord voor de beleidsperiode 2019–2024 dat eind maart 2019 aan de provincie raad werd voorgesteld door de deputatie, worden de speerpuntclusters aangeduid als ‘aanjagers’ voor de economische groei in de provincie.7
7
Bestuursakkoord 2019-2024 tussen de partijen N-VA, CD&V en Groen, 27 maart 2019, blz. 8.
Op basis van een SWOT-analyse, acht interviews met belangrijke sociaal-economische actoren in de provincie en desk research worden zes clusters naar voren geschoven als basis voor de vernieuwde slimme specialisatiestrategie van de Provincie Oost-Vlaanderen.8 Daarbij wordt rekening gehouden met de Vlaamse transitiedomeinen: industrie 4.0, circulaire economie, energie en klimaat, mobiliteit/logistiek, slim en duurzaam wonen, zorg en welzijn.
Als suggesties voor beleidslijnen op het vlak van slimme specialisatie schuift de studie volgende elementen naar voren: •
•
Tabel A.5 Clusters voor slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen 2019 Groep
Clusters
Mature speerpuntsectoren
• Biogebaseerde economie / cleantech • Materialen
Groeisectoren
• Zorgeconomie en –innovatie • Agro-voeding • ICT – slimme digitalisatie • Slimme logistiek
•
Bron: zie voetnoot 8.
Het hoeft niet te verbazen dat de update van de keuze van clusters niet zo veel verschilt van de oorspronkelijke versie van 2014. Economie is een evolutief gegeven maar in vijf jaar tijd doen er zich meestal geen enorme verschuivingen voor. ‘Disruptie’ is de laatste jaren een veelgebruikte term om de (r)evolutie in de economie te beschrijven. Vaak gaat het hier evenwel enkel om technologische disruptie. De belangrijkste verschillen tussen versie 2014 en versie 2019 qua clusterkeuze zitten hem vooral in het weglaten van de transversale clusters. Deze komen deels terug bij de mature sectoren (zo wordt eco-innovatie als cleantech toegevoegd aan de biogebaseerde economie); deels bij de groeisectoren (ICT – slimme digitalisatie, slimme logistiek). Voeding wordt uitgebreid tot agrovoeding. De creatieve economie wordt niet meer aangeduid als speerpuntcluster. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de industriële sokkel van deze sector beperkt is: het gaat vooral om diensten. Op die manier past de sector minder binnen een S3-beleid. Dat betekent absoluut niet dat de creatieve economie geen plaats meer heeft binnen het economisch beleid van de Provincie. Zo blijven we bijvoorbeeld partner in het design platform Ministry of Makers.
8
•
Een verbonden ecosysteem. De Provincie kan een belangrijke rol spelen om interactie tussen de actoren in de beschreven clusters te faciliteren, organiseren en voeden. Een voorbeeld hiervan is de rol die de Provincie speelt in de Cleantech Cluster Regio Gent. Bijdragen tot internationale connectie. Voortbouwende op de lokale ecosystemen kan de Provincie bijdragen tot de gerichte internationale verbinding en inbedding van die ecosystemen. Dit kan direct grensoverschrijdend zijn, zoals in de North Sea Port (bijvoorbeeld Smart Delta Resources). Voorzien in stimulerende ondernemersruimte, zowel fysiek als virtueel. Experimenteerruimtes zijn hierin belangrijk, zoals bijvoorbeeld het in ontwikkeling zijnde Logistiek Test Centrum (LTEC). LTEC wordt een testcentrum voor iedereen die met logistiek en supply chain te maken heeft. Bedrijven zullen er, met eigen personeel en goederen, bestaande en nieuwe concepten rond magazijnwerking in een realistische omgeving en voor een volledige procesflow kunnen uitproberen en vergelijken. Ontwikkeling van skills en competenties, in lijn met de veranderende eisen op de arbeidsmarkt binnen de S3-clusters. Hierin kan ook een rol voorzien worden voor sociaal onder nemerschap en grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit.
Deze suggesties zijn enkele van de beleidslijnen die de provinciale dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking en de POM OostVlaanderen kunnen verwerken in het nieuwe meerjarenplan 2020–2025 dat momenteel in volle ontwikkeling is.
Idea Consult, Update Slimme specialisatiestrategie OostVlaanderen, intern document Provincie Oost-Vlaanderen, april 2019, 22 blz.
17
interview
Bij Orsi Academy leren chirurgen opereren met joysticks en pedalen
In 2010 richtten prof. dr. Alex Mottrie – uroloog en bekend van Topdokters op VIER – en dr. Geert Vandenbroucke – anesthesist en toen medisch directeur van het OLV Ziekenhuis in Aalst het OLV Robotic Surgery Institute op, de latere Orsi Academy. Acht jaar later rees langs de E40 in Melle een prachtige nieuwbouw op waar elk jaar 3.500 chirurgen kunnen leren opereren met robots. Orsi is het grootste trainingscentrum voor robotchirurgie in Europa. Wereldtop. Bij robotchirurgie bedien je met joysticks en pedalen vier robotarmen. Dat biedt geweldige voordelen: Je kunt veel nauwkeuriger opereren omdat je een orgaan langs alle kanten en in 3D kunt bekijken en benaderen. De armen van de robot trillen nooit. De chirurg ziet alles op een camera. En de robot moet maar vier minuscule gaatjes maken in plaats van spieren door te snijden. Daardoor verliest de patiënt veel minder bloed en revalideert hij sneller. ‘Expertisecentrum voor minimaal invasieve chirurgie’ staat er bij de ingang van Orsi Academy.
Open huis Orsi-voorzitter dr. Geert Vanden broucke: ‘Opereren met een robot gaat sneller en vooral nauwkeuriger. De armen van een robot trillen nooit.’
18
Dr. Geert Vandenbroucke is voorzitter van de raad van bestuur van Orsi: ‘We zitten hier vlak bij de faculteit Diergeneeskunde van UGent, volgens de Shanghai-ranking de beste faculteit Dier geneeskunde ter wereld. We hebben voor onze opleidingen namelijk nog altijd proefdieren nodig, vooral kippen en varkens. De ambitie is om daarvan af te komen door op termijn alleen nog te oefenen op 3D-prints van organen of aan de hand van virtual reality. We zijn gestart als klein vzw’tje en de Provincie heeft ons toen flink op weg geholpen met ons dossier voor Europese en Vlaamse subsidies. Een tweede subsidiedossier ging over dit nieuwe gebouw hier. Daarvoor heeft de Provincie Oost-Vlaanderen zelf 612.000 euro gesubsidieerd: die bijdrage heeft voor ons het verschil gemaakt tussen wel of geen meeting rooms. Die vergaderfaciliteiten zijn voor ons
MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN De toekomst van de chirurgie gaat niet vooral over ‘blood and guts’, maar over ‘bytes en bits’. Orsi Academy leidt vooral urologen, gynaecologen en long- en hartspecialisten op om te opereren met robots. Chirurgen uit alle delen van de wereld – die in ziekenhuizen werken waar er robots zijn – komen tot een week lang naar Melle voor hun opleiding. Orsi zorgt voor alles: tot en met taxi, hotel in hartje Gent, en natuurlijk ook de opleiding zelf. Orsi experimenteert met 3D-printers om bijvoorbeeld buiten het lichaam van een patiënt een exacte kopie te kunnen maken van een tumor. Maar voorlopig blijven er nog proefdieren nodig. Voor urologie zijn dat vooral varkens omdat die urologisch het sterkst lijken op een mens. Het werk met proefdieren staat onder strenge ethische controle en gebeurt met veel respect voor het welzijn van de dieren. Ook voor de operaties zelf is het belangrijk dat de dieren stressvrij zijn. Orsi Academy lanceerde ook een project om jonge geneeskunde studenten al vroeg in hun opleiding te laten kennismaken met inno vatieve technologieën. En Friends of Orsi is een programma dat in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting fondsen werft om beloftevolle chirurgen een beurs te geven voor hun opleiding in robotchirurgie.
belangrijk omdat we heel uitdrukkelijk een open huis willen zijn. Een soort ‘hub’, een ecosysteem waar veel mensen elkaar kunnen ontmoeten. Daarvoor was een kleine uitbreiding nodig van de bouwplannen en de bijdrage van de Provincie heeft dat mogelijk gemaakt. De Provincie heeft daarmee getoond dat ze gelooft in zo’n project op haar grondgebied.’
“ Nieuwe technologie maakt teamwork veel belangrijker.” Kosmopolitisch met koeien Zorgeconomie is dan ook een van de clusters in de Oost-Vlaamse specialisatiestrategie. ‘Ja, en terecht. Oost-Vlaanderen heeft enkele heel goede ziekenhuizen, zowel universitair als privé. Zeker in en rond Gent zit er een conglomeraat van grote goede ziekenhuizen, en die zijn er ook in Aalst, in Dendermonde, in Sint-Niklaas. Overigens hebben UGent en KU Leuven elk 12,5 procent van de aandelen van Orsi, een uitzonderlijke samen werking in chirurgieopleiding die de kans vergroot
dat de opleidingen van Orsi erkend worden met een officieel diploma. Bovendien zitten er rond Gent nogal wat medtech-bedrijven. Wij focussen op opleidingen van mensen in nieuwe technologieën: alle bedrijven die die technologieën of instrumenten ontwikkelen, zijn hier natuurlijk welkom. En ook internationaal is OostVlaanderen een geschikte vestigings plaats: op minder dan een uur rijden van vier luchthavens, dicht bij de Europese attractie die Gent toch is, buiten het gewoel van de grootstad, en met mensen die veel talen spreken. Niet alleen ‘slecht Engels’, de meest gesproken taal ter wereld. Nee, wij kunnen hier ook chirurgen opleiden in Russisch, Spaans of Italiaans. Het gaat er hier nogal kosmopolitisch aan toe, terwijl je buiten toch koeien ziet lopen.’
Robot is instrument
Veel mensen zijn bang dat de ‘technologisering’ van de zorg de ‘menselijke’ aspecten van de zorgverlening bedreigt. Hoe ziet u dat? ‘Dat is een hardnekkige misvatting, ja. Het is niet de robot die een patiënt behandelt of die een diagnose stelt. De robot is maar een instrument in plaats van mes en schaar, naald en draad van de klassieke chirurg. Alleen werkt de chirurg met een robot preciezer, accurater. Het is wat gesofisti ceerder dan eten met mes en vork. En daarom zijn er extra opleidingen nodig om daarmee te leren werken. Het gaat ook sneller, waardoor de chirurg meer tijd krijgt voor zijn persoonlijk contact met de patiënt. Voor de leek kan dat contradictorisch lijken, ja. Er is nog meer: moderne technologie maakt teamwork veel belangrijker. Ikzelf ben anesthesist, en er is geen chirurgie denkbaar zonder anesthesie. Als een chirurg met een robot iemand opereert aan zijn prostaat, ligt die patiënt met zijn hoofd naar omlaag. Als er iets gebeurt met die man, moet het hele team getraind zijn om die in die positie te kunnen reanimeren. Overigens trainen we bij Orsi alle mogelijke vormen van mini maal invasieve chirurgie, niet alleen met robots. Chirurgen kunnen hier bijvoorbeeld ook nieuwe manieren oefenen om een rug te opereren.’
19
Š Nicolas Moerman
sociaal ondernemerschap,
op het snijvlak tussen de sociale economie en de reguliere economie
De aandacht en het draagvlak voor sociaal onder nemerschap groeit in België gestaag. Het aantal ondernemingen dat zich inzet voor maatschappelijke vraagstukken neemt toe. En de belangstelling groeit niet enkel bij overheidsorganisaties, ook meer marktgeoriënteerde bedrijven zien in het oplossen van maatschappelijke vraagstukken een commerciële uitdaging. Dat geldt niet alleen voor bedrijven die de integratie van kansengroepen beogen (sociale-economiebedrijven) of bedrijven die inzetten op de circulaire economie. Ook reeds bestaande, gevestigde bedrijven ontwikkelen oplossingen voor sociale of milieuvraagstukken.1 Het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen zet reeds jaren in op sociale economie en stelt ‘sociaal onder nemerschap’ voorop als één van de acht speer punten binnen het provinciaal beleid. In deze volgt Provincie Oost-Vlaanderen, net zoals de Europese en de Vlaamse overheid, de algemene trend om sociaal ondernemerschap te ondersteunen als hefboom voor economische groei en jobs. In dit hoofdstuk gaan we in op de tewerkstelling van kansengroepen die de sociale-economiebedrijven kenmerken en besluiten we met een theoretische beschouwing over sociale ondernemingen in de meest brede betekenis van het woord.
Sociale economie in Oost-Vlaanderen Sociale economie bestaat uit een verscheiden heid aan bedrijven en initiatieven en wordt gedefinieerd2 als de bedrijven en initiatieven die:
1. in hun doelstellingen de realisatie van alle onderstaande maatschappelijke meerwaarden en principes vooropstellen: • creatie en behoud van tewerkstelling, versterking van competenties ter bevordering van duurzame loopbanen en doorstroom waar mogelijk binnen de sociale economie en naar het normaal economisch circuit. De aandacht gaat naar de arbeidsmarktpositie van mensen uit de kansengroepen, emancipatie en integratie; • duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijke productieprocessen en producten en integrale milieuzorg; • voorrang van arbeid op kapitaal bij de ver deling van de opbrengsten, waarbij de opbrengsten geen doel op zich vormen, maar een middel zijn om maatschappelijke doel stellingen te realiseren; • democratische besluitvorming, waarbij betrokkenen worden gestimuleerd en de kans wordt geboden tot inspraak in het beleid van de onderneming; • maximale transparantie, onder meer op het vlak van het te voeren algemeen beleid, de financiën en de interne en externe relaties; • kwaliteit van de relaties: bij externe relaties wordt gestreefd naar een win-winpartnerschap, waarbij de kosten en de baten gelijk worden verdeeld volgens gelijkwaardigheid en transparantie. Bij interne relaties gaat de aandacht naar de kansen op persoonlijke ontwikkeling, non-discriminatie en arbeids voorwaarden van het personeel; • maatschappelijke inbedding, door in dialoog te treden met de lokale gemeenschap en niet-gouvernementele organisaties op het werkterrein, door netwerkvorming en samenwerking.
1 https://csrmonitor.be 2 https://www.werk.be
21
2. goederen produceren en diensten leveren op de markt waarvoor bestaande en toekomstige klanten en behoeften bestaan, waarbij wordt gestreefd naar continuïteit en rendabiliteit, en maximale efficiëntie bij de inzet van de middelen. De sociale economie kent een brede waaier aan tewerkstellingsvormen voor personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt: maatwerk die de beschutte en de sociale werkplaatsen omvat, de lokale diensteneconomie en de arbeidsmatige activiteiten in het kader van arbeidszorg. In de bedrijfsvoering van deze sociale economieondernemingen gaat veel aandacht naar ‘sociaal ondernemerschap’, maar ze onderscheiden zich van de sociale ondernemers uit het reguliere arbeids circuit omwille van hun prioritaire focus op de tewerkstelling van kansengroepen. Een theore tische beschouwing over sociale ondernemers in de reguliere sector komt in een volgend onderdeel aan bod. In wat volgt, wordt gefocust op sociale economieondernemingen en tewerkstelling van kansen groepen: mensen die wegens een arbeidshandicap, leeftijd, lage scholingsgraad of migratieachtergrond geen of moeilijk aansluiting vinden op de (reguliere) arbeidsmarkt. Het gaat van actief zijn in het reguliere arbeidscircuit, over het verrichten van betaald werk onder begeleiding, tot arbeidszorg.
•
•
Op trede 6 staan mensen met betaald werk, zonder ondersteuning. Op trede 5 staan mensen met betaald werk, met ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om betaald werk met ondersteuning in het normaal economisch circuit als om betaald werk in de lokale diensteneconomie of maatwerkbedrijven. Op de onderste vier treden staan mensen zonder een arbeidscontract die in meer of mindere mate participeren aan de maatschappij. Personen op trede 4 volgen tijdelijke activerende trajecten. Het gaat om mensen die nood hebben aan een combinatie van werk-, welzijns- en zorgbegeleiding en die door het volgen van dit tijdelijke traject mogelijk (opnieuw) een stap kunnen zetten naar betaald werk. Personen op trede 3 die arbeidsmatige activiteiten verrichten onder begeleiding, hebben nood aan een combinatie van werk en welzijn of zorg. De klemtoon ligt echter eerder op het welzijns- en zorgaspect, dan op werk. Deze mensen staan een stap verder van betaalde arbeid dan de mensen die op trap 4 staan; betaalde arbeid is op middellange termijn niet mogelijk. Op de onderste twee treden van de ladder staan mensen die (op dit ogenblik) niet arbeidsmatig participeren aan de samenleving.
De tewerkstelling en de arbeidsmatige participatie uit de kansengroepen wordt voorgesteld via de participatieladder (figuur B.1). Dit Nederlands instrument dat ook door de Vlaamse overheid als referentiekader gehanteerd wordt, geeft 6 treden weer: 2 met arbeidscontract en 4 zonder arbeidsovereenkomst.
Figuur B.1 De participatieladder 6. Betaald werk 5. Betaald werk met ondersteuning 4. Tijdelijke activerende trajecten 3. Arbeidsmatige activiteiten onder begeleiding met welzijns- en zorgbegeleiding 2. Sociale contacten buitenshuis 1. Contacten beperkt tot de huiselijke kring Bron: Provinciaal Steunpunt Arbeidszorg
22
Omschrijving van de kansengroepen Bepaalde groepen van personen zijn gemiddeld ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. De VDAB, de Vlaamse Dienst voor Arbeids bemiddeling en Beroepsopleiding, onderscheidt vier kansengroepen: personen met een migratie achtergrond, laaggeschoolden, personen met een arbeidshandicap en ouderen (55-plussers). Enkele vaststellingen: in 2018 telt de provincie Oost-Vlaanderen gemiddeld 44 830 niet-werkende werkzoekenden. Dit is een daling met bijna 9% ten opzichte van het jaar 2017. Dit komt overeen met een werkloosheidsgraad van 6,2% in OostVlaanderen (voor Vlaanderen is dit 6,4%).
Iets minder dan de helft (48,1%) van alle werk zoekenden is laaggeschoold. Bijna een vijfde (19,2%) van alle werkzoekenden is ouder dan 55 jaar. 12 000 personen of 26,8% van alle werk zoekenden hebben een migratieachtergrond. Bijna 17% heeft een arbeidshandicap. Dit zijn personen met een psychische, lichamelijke of zintuiglijke aandoening. 50,2% van de Oost-Vlaamse werkzoekenden is kortdurig werkzoekend (minder dan 1 jaar), 16,8% is langdurig werkzoekend (tussen 1 en 2 jaar). Een derde is zeer langdurig werkzoekend (meer dan 2 jaar). 13,7% is zelfs langer dan vijf jaar zonder job.
Kaart B.1 Aantal niet-werkende werkzoekenden, Vlaanderen (2017-2018)
© www.ingimage.com
Bron: https://arvastat.vdab.be
23
Grafiek B.1 Indeling van VDAB-kansengroepen, Oost-Vlaanderen (2017-2018)
Aantal WZ – gemiddelde 2018 (∆ 2017) Bron: https://arvastat.vdab.be
Doelgroepwerknemers in beeld Voorliggende cijfers hebben enkel betrekking op bedrijven zoals omschreven op de website www.socialeeconomie.be. Wat de werkgelegenheid in de sociale economie betreft, worden de cijfers van het Departement WSE – Werk en Sociale Economie geraadpleegd. Voor doelgroepwerknemers zijn specifieke maat regelen nodig om een gepaste job te vinden. Of aanpassingen zijn nodig om een taak goed te kunnen uitoefenen, zoals een aangepaste werkomgeving of begeleiding op de werkvloer. In 2017 zijn in Oost-Vlaanderen 4.675 personen uit de kansengroepen werkzaam in een socialeeconomieonderneming. Dit is het aantal doel groepwerknemers dat is tewerkgesteld in een maatwerkbedrijf, of in de lokale diensteneconomie of via arbeidszorg binnen de provincie. Begeleiders en omkaderend personeel zijn niet meegenomen in de cijfers.
24
Met deze arbeidsplaatsen staat Oost-Vlaanderen garant voor 20,5% van de tewerkstelling in de sociale economie in Vlaanderen. Ruim 82% van de doelgroepwerknemers werkzaam in een Oost-Vlaams sociale-economieonderneming is effectief woonachtig in de provincie. Omgekeerd worden 1.500 Oost-Vlamingen tewerkgesteld in sociale-economiebedrijven buiten de provincie gelegen, met Vlaams-Brabant en Antwerpen als belangrijkste werkgevers.
Grafiek B.2 Doelgroepwerknemers in de sociale economie naar plaats van tewerkstelling, arrondissementen in Oost-Vlaanderen (2017)
Bron: Departement WSE Vlaanderen
2.810 mannen (60%) en 1.865 vrouwen (40%) zijn werkzaam in de Oost-Vlaamse sociale economie. Bijna 35% is ouder dan 50 jaar. Grafiek B.3 Doelgroepwerknemers in de sociale economie naar leeftijd, Oost-Vlaanderen (2017)
© www.ingimage.com
Bron: Departement WSE Vlaanderen
25
Regierol lokale sociale economie
Omdat bepaalde maatschappelijke noden het best op het lokale niveau aangepakt worden en het lokale bestuur het voortouw kan nemen in het initiëren van een passend dienstenaanbod, geeft de Vlaamse overheid de lokale besturen een regie rol op het vlak van de sociale economie3 . De regierol wordt in het decreet omschreven als volgt: • de ontwikkeling van een gedragen beleidsvisie op de sociale economie, te verwoorden binnen de reguliere meerjarenplanning op te maken door de gemeenten;
•
de samenwerking met en tussen de sociale economie faciliteren en stimuleren vanuit het lokale beleid.
Inhoudelijk krijgen de steden en gemeenten een grote vrijheid om de regierol in te vullen. De Vlaamse overheid legt enkel drie breed geformuleerde jaar lijkse acties per jaar op: • de netwerking op het grondgebied stimuleren; • de lokale sociale economie verder uitbouwen; • het maatschappelijk verantwoord onder nemen bevorderen (sinds 2017).
Sint-LievensHoutem
Kaart B.2 Regierol sociale eco nomie in Oost-Vlaanderen (2018) Interlokale Vereniging (ILV) Sociale Economie Scheldeland
Centrumstad Gent I nterlokale Vereniging (I LV) Sociale Economie Scheldela Dienstverlenende vereniging Centrumstad Gent
Interwaas (excl. Zwijndrecht)
Dienstverlenende vereniging I nterwaas (excl. Zwijndrech
Interlokale Vereniging (ILV) Regiorol I nterlokale Vereniging (I LV) Regierol Sociale Economie M Sociale Economie Meetjesland
I nterlokale Vereniging (I LV) (ILV) SEVA (Sociale Economie Vla Interlokale Vereniging SEVA Sociale Economie(IVlaamse Ardennen I nterlokale Vereniging LV) Handel Samen en Sociaal Interlokale Vereniging (ILV) Handel Geen regierol Samen en Sociaal
3
26
Decreet betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen van 17 februari 2012.
Geen regierol Bron: Departement WSE Vlaanderen
In Oost-Vlaanderen nemen 6 samenwerkingsverbanden de regierol op. 4 Samenwerkingsverband
Aantal gemeenten
Stad Gent
Inwonersaantal
1
257.029
Centrumstad
10
282.255
Dienstverlenende vereniging
Regierol Sociale Economie Meetjesland
5
86.782
Interlokale vereniging (ILV)
SEVA (Sociale economie Vlaamse Ardennen)
5
112.878
Interlokale vereniging (ILV)
Handel Samen en Sociaal
6
Sociale Economie Scheldeland
6
Interwaas (Intergemeentelijk samenwerkingsverband van het Land)
Door de organisatie van het provinciaal overleg platform rond sociale economie faciliteert de Provincie Oost-Vlaanderen ervaringsuitwisseling en dus verdere kennisdeling en -verspreiding door de regisseurs met elkaar in contact te brengen. De gemeenten die nog niet tot een samenwerkings verband zijn toegetreden en bijgevolg niet door een regierol zijn gedekt, worden door Provincie Oost-Vlaanderen meegenomen bij de uitrol van het provinciale beleid inzake sociale economie.
Erkende socialeeconomiebedrijven in Oost-Vlaanderen
198.304 139.688
Deze sociale-economiebedrijven zijn sterk gericht op sociale tewerkstelling, namelijk tewerkstelling van die personen met een grote afstand tot de (reguliere) arbeidsmarkt. Mensen uit kansen groepen kunnen dankzij een duurzame job hun competenties versterken. Waar mogelijk wordt doorstroom gerealiseerd naar het normaal economisch arbeidscircuit.
Idea Consult, Evaluatie regierol sociale economie, april 2019, 63 blz.
Interlokale vereniging (ILV) Interlokale vereniging (ILV)
De sociale-economieondernemingen zijn erkend door de Vlaamse minister bevoegd voor sociale economie. Zij ontvangen, in functie van de noden van hun werknemers, subsidies om de tewerk stelling te realiseren: hetzij door bijkomende ondersteuning op de werkvloer, hetzij door infrastructuuraanpassingen te doen: •
•
De sociale economie omvat een grote diversiteit aan ondernemingen: de maatwerkbedrijven, of de voormalige beschutte en sociale werkplaatsen, de ondernemingen binnen de lokale diensten economie en de arbeidszorg.
4
Juridische vorm
•
maatwerkbedrijven zijn organisaties of ondernemingen die de inschakeling van doelgroepwerknemers als kerntaak hebben. De economische activiteiten worden daaraan aangepast. In een maatwerkbedrijf heeft minstens 65% van de werknemers een grote afstand tot de arbeidsmarkt; via de lokale diensteneconomie (LDE) bouwt de overheid een dienstenaanbod uit waarbij mensen worden tewerkgesteld voor wie een job in het gewone arbeidscircuit tijdelijk niet haalbaar is. Deze medewerkers zijn personen die het potentieel hebben om via een inschakelingstraject in de LDE terug aansluiting te vinden in de reguliere economie en door te stromen. Ze hebben (tijdelijk) behoefte aan specifieke begeleiding en ondersteuning op de werkvloer; arbeidszorg is een onbetaalde vorm van tewerkstelling van personen die nood hebben aan en willen werken op maat, maar die niet (meer) of nog (niet) in het betaalde circuit terecht kunnen. De medewerkers maken kennis met het verrichten van arbeid op een gestructureerde manier binnen een arbeidsmatige omgeving, maar zonder dat hier de druk aanwezig is van een betaalde job. Idealiter vormt arbeidszorg een opstap naar betaalde arbeid.
27
Verdeling van de doelgroepwerknemers over sociale-economiebedrijven 1. Maatwerkbedrijven
Maatwerkbedrijven streven naar een maximale tewerkstelling van personen met een beperking. De werknemers werken in een aangepaste omgeving en krijgen daar begeleiding en onder steuning op maat. Verspreid over 30 maatwerkbedrijven in OostVlaanderen hebben ruim 4.000 doelgroep werknemers werk. 83% van de medewerkers hebben een arbeidshandicap.
2. Lokale diensteneconomie (LDE)
De lokale diensteneconomie wordt geïnitieerd vanuit de overheid, waarbij rechtstreeks kan worden ingespeeld op de lokale noden. De creatie van maatschappelijke meerwaarde staat hierbij centraal. Voorbeelden van diensten zijn fiets punten, vervoer- en boodschappendiensten, sociale restaurants en kringwinkels. In Oost-Vlaanderen zijn om en bij de 40 orga nisaties actief in de lokale diensteneconomie. Daar werken 345 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt: bijna de helft van de mede werkers vertoont een arbeidshandicap.
3. Arbeidszorg
Arbeidszorgmedewerkers behouden tijdens de arbeidszorg hun uitkering. Het werk- en zorg decreet voorziet drie soorten ondersteuning voor mensen die niet, nog niet of niet meer betaald aan de slag kunnen: activeringstrajecten zijn voor trajecten voor personen die op middellange termijn naar een job kunnen evolueren. Trajecten maat schappelijke oriëntatie zijn bedoeld voor werk zoekenden voor wie het bijna onmogelijk is naar het reguliere of het beschermde arbeidscircuit door te stromen; zij worden begeleid naar passende ondersteuning op het vlak van zorg en welzijn. Arbeidsmatige activiteiten ten slotte zijn onbetaalde activiteiten waarbij deelnemers zingeving en structuur kunnen ervaren. Ruim 250 arbeidszorgmedewerkers vinden werk binnen erkende maatwerkbedrijven in OostVlaanderen, verspreid over bijna 50 arbeidszorg initiatieven. Oost-Vlaanderen kent het meeste aantal arbeidszorginitiatieven van Vlaanderen (bijna 30% van het Vlaamse totaal).
Kaart B.3 Spreiding van de maatwerkbedrijven in Oost-Vlaanderen, naar regierol (2017) Maatwerkbedrijven Interlokale Vereniging (ILV) Sociale Economie Scheldeland Centrumstad Gent Dienstverlenende vereniging Interwaas (excl. Zwijndrecht)
Sint-LievensHoutem
Interlokale Vereniging (ILV) Regiorol Sociale Economie Meetjesland Interlokale Vereniging (ILV) SEVA Sociale Economie Vlaamse Ardennen Maatwerkbedrijven
Interlokale Vereniging (ILV) Handel Samen en Sociaal
I nterlokale Vereniging (I LV) Sociale Economie Scheldeland Geen regierol Centrumstad Gent Bron: Departement WSE Vlaanderen Dienstverlenende vereniging I nterwaas (excl. Zwijndrecht)
28
I nterlokale Vereniging (I LV) Regierol Sociale Economie Meetjesland I nterlokale Vereniging (I LV) SEVA (Sociale Economie Vlaamse Ardennen) I nterlokale Vereniging (I LV) Handel Samen en Sociaal Geen regierol
© Nicolas Moerman
Sociale ondernemingen Sociale ondernemingen bieden een antwoord op maatschappelijke uitdagingen zoals veroudering van de bevolking, migratie, sociale uitsluiting of ecologische problemen. Deze ondernemingen zien maatschappelijke trends als kansen tot innovatie en dragen bij tot werkgelegenheid. Ze willen op de eerste plaats ondernemen met impact. Sociale ondernemingen zijn hybride organisaties en situeren zich tussen de sociale en reguliere sector. Ze onderscheiden zich van non-profit organisaties doordat ze hun financiële middelen verwerven via het uitoefenen van een ondernemingsactiviteit en niet alleen uit giften of subsidies. Ze onderscheiden zich van commerciële ondernemingen omwille van hun maatschappelijke doel.
In volgend schema (B.1) vinden we uiterst rechts de reguliere ondernemingen terug die winst gedreven werken, maar al dan niet toch een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen integreren in hun werking. De middenmoot zijn sociale ondernemingen die ervoor kiezen om de opgebrachte middelen en winsten deels of volledig te herinvesteren met het oog op sociale of duurzame doeleinden. Belangrijk is dat de meerderheid aan inkomsten voortkomt uit economische activiteiten en niet uit subsidies. De sociale-economiebedrijven, ondernemingen die sterk inzetten op de tewerkstelling van kansen groepen en hiervoor subsidies ontvangen van de Vlaamse overheid, situeren zich in het schema links.
29
Schema B.1 Sociaal ondernemerschap
Maatschappelijke waarde
Goede doelen
Puur donaties of subsidies
Financiële waarde
Sociale ondernemingen
Donaties, subsidies en inkomsten uit de markt
Winst beperkt uitgekeerd
Winst volledig geherinvesteerd
> 75% inkomsten uit de markt
Alleen impact
Reguliere bedrijven
Impact voorop
MVO+ in de kern van het bedrijf
Puur financieel gedreven
Financiën voorop
Bron: Social Enterprise NL
Waar het relatief eenvoudig is om de sociale economie in de enge zin in kaart te brengen voor Oost-Vlaanderen, is dit voor sociaal ondernemer schap niet het geval. Voor de hierboven weer gegeven middenmoot zijn er immers geen duidelijk afgebakende juridische entiteiten of economische afbakeningen voorhanden in Vlaanderen. Door de hybride organisatievormen waarbinnen sociale ondernemers zich structureren is het op dit ogen blik onmogelijk om uitspraken te doen over deze populatie op basis van de bestaande administratieve databanken5 . Toch wensen we tien criteria mee te geven om sociale ondernemingen te identificeren6: • vier criteria kunnen aanzien worden als ‘minimale voorwaarden’ om als sociale onderneming in Vlaanderen te worden bestempeld:
5
Van Waeyenberg, Hanne & De Cuyper, Peter, Een uitgebreide monitor voor de sociale economie in Vlaanderen, 2016, 135 blz.
6
Jacobs, Laura; Gijselinckx, Caroline & De Cuyper, Peter, Meer dan inschakeling alleen. Naar een brede en realistische afbakening van de sociale economie in Vlaanderen. Technisch voorrapport, HIVA – KULeuven, 2013, 58 blz.
30
00
00
00
00
•
duidelijke omschrijving van een sociaal doel: sociale tewerkstelling, persoonlijke dienstverlening, lokale ontwikkeling van achtergestelde gebieden, enz.; beperking van de winstverdeling: geen winstuitkering of beperkte winstuitkering (bijvoorbeeld maximum 6% zoals VSO of erkende coöperatie); op continue basis commerciële, financiële of industriële activiteiten ontplooien en ‘daden van koophandel’ stellen; hoge graad van autonomie: eigen raad van bestuur, beslissingsautonomie, niet bestuurd door politieke of andere organisaties;
behalve deze minimale voorwaarden, zijn er 6 bijkomende criteria: 00 een minimum aan betaalde arbeid hebben (als zelfstandige(n) en/of met werknemers); 00 een minimum aan marktinkomsten hebben; 00 beslissingsmacht is losgekoppeld van kapitaalsinbreng volgens het principe ‘1 persoon – 1 stem’, of een beperking van de stemrechten op de algemene vergadering tot 10% (cf. criteria voor erkenning van coöperaties in België);
00
00
00
participatief karakter, waarin verschillende stakeholders betrokken zijn: deelname van leden, klanten, gebruikers, enz. in bestuur en besluitvorming; btw-plichtig zijn (of een vrijstelling van btw-plicht omwille van de aard van de uitgeoefende activiteiten); initiatief van een groep of organisatie van burgers.
Tot voor kort waren twee juridische statuten van toepassing op sociale ondernemingen, namelijk de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) en de vennootschap met sociaal oogmerk (vso). Met de nieuwe vennootschapswet vanaf 1 mei 2019 wordt de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) vervangen door de coöperatieve vennootschap (cv) die tot doel heeft om met de winst maatschappelijke doelen van de coöperatie te realiseren. De vennootschap met sociaal oogmerk (vso) wordt vervangen door een coöperatieve vennootschap (cv) of een vennootschap zonder winst (vzw).
Meer dan een modeverschijnsel In 2014 ondertekenden meer dan 2.000 sociaal ondernemers, samen met de Europese Commissie, de ‘Verklaring van Straatsburg’. Volgens hen moeten sociale ondernemingen een grotere rol gaan spelen in de toekomst van Europa. Een krachtig signaal dat sociaal ondernemen geen modeverschijnsel is maar het nieuwe normaal zal zijn in de toekomst. In een sterk veranderende samenleving zoeken sociaal ondernemers immers mee naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Daarbij gaan ze voor maatschappelijke waardecreatie 7.
7
VERSO, Sociaal ondernemen voor een wereld in verandering, 2018, 63 blz.
Enkele trends geven dit ook aan. Zo biedt bijvoorbeeld de transitie naar een circulaire economie in Vlaanderen meer kansen dan bedreigingen voor de sociale economie. Veel van deze activiteiten lenen zich immers perfect voor doelgroepmedewerkers, denk hierbij aan sorteren, onderhoud, reparatie en refurbishment8 . Om de transitie te maken is er echter nood aan nieuwe businessmodellen waarbij sociale innovatie centraal staat. De circulaire economie houdt dan ook kansen in voor kwetsbare groepen en opportuniteiten voor sociaal ondernemers9 . Ook het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) wint aan belang. Zo vindt 74% van de Belgische bedrijven MVO een noodzaak om te overleven in deze veranderende wereld10. Reguliere bedrijven verschuiven met andere woorden van puur financieel gedreven naar impact voorop (zie schema B.1). Steeds meer reguliere ondernemingen hebben oog voor sociaal ondernemerschap. Om bovenstaande uitspraak te bevestigen hebben we echter nood aan een duidelijke definitie en omschrijving van de term sociaal ondernemer schap. De komende jaren is bijkomend cijfermatig onderzoek nodig om de impact van het sociaal ondernemen kwantificeerbaar te maken. Door sociaal ondernemerschap op te nemen als speerpunt binnen de nieuwe bestuursperiode, zet Provincie Oost-Vlaanderen dit de komende jaren verder op de agenda.
8
WSE, Impact van de circulaire economie in Vlaanderen op de sociale economie en de tewerkstelling van kansengroepen, 2018, 110 blz.
9
SERV, Startnota. De transitie naar een circulaire economie. Hoe deze versnellen en de opportuniteiten benutten?, 2017, 42 blz.
10 https://csrmonitor.be
31
interview
“Sociale ondernemingen dichten het gat in de samenleving”
‘Sociale ondernemingen komen vaak aanzetten met vernieuwende modellen en concepten die dan navolging krijgen in de reguliere economie. Om sociaal te ondernemen is lef nodig. Sociaal ondernemers werken aanvullend in de verzorgingsstaat. En ze houden de vinger aan de pols als het over armoede en ongelijkheid gaat.’
© Frank Toussaint – Sociale InnovatieFabriek.
Kaat Peeters vertelt het enthousiast. De laatste zes jaar was ze directeur van de Sociale Innovatie fabriek die sociale innovatie en sociaal onder nemerschap ondersteunt en promoot met allerlei campagnes. Begin mei werd ze Social Impact Manager bij Konekt: ‘Na al die jaren werken op metaniveau wou ik weer eens midden in de klei staan.’ Konekt is een vzw die ijvert voor inclusie en mensen met een beperking en hun netwerk versterkt met vorming, trajecten, dans en sensi bilisering. ‘Een vzw, maar toch ook een sociale onderneming’, zegt Kaat. ‘Er zit daar veel ondernemerschap.’
Hoe belangrijk zijn sociale ondernemingen voor de samenleving? Kaat Peeters: ‘Voor sociaal onder nemerschap is Gent het kloppend hart van Vlaanderen.’
Kaat Peeters: Heel belangrijk. Sociale onder nemingen dichten het gat in de samenleving. Veel sociaal ondernemers starten vanuit een persoonlijke ervaring of verontwaardiging. Ze lossen het probleem niet alleen voor zichzelf op, maar ook voor anderen. Een inspirerend voorbeeld is Rising You. Die organisatie begeleidt jonge vluchtelingen naar uitdagende jobs op hoogte: als schilder van hoogspanningsmasten, als plaatser van telecom installaties of als onderhoudstechnicus op wind molens. Die jongeren krijgen een opleiding in klimen in veiligheidstechnieken, onder andere bij VDAB. Rising You stuitte al gauw op het probleem dat de meeste zendmasten en windmolens niet in de buurt van treinstations staan. KWB is toen mee op de kar gesprongen om die jongeren autorijles te geven en Cambio levert de auto’s. Die andere
32
aanpak, die slimme combinaties, daar wint iedereen bij: de vluchteling zelf, bedrijven als Proximus of Luminus, de arbeidsmarkt omdat knelpuntberoepen ingevuld raken. In Gent is Rising You mee betrokken bij de Meibloemsite.
“ Iedereen heeft het in zich om met nieuwe oplossingen te komen.” Een ander inspirerend voorbeeld vind ik Paulien Verhaest van Blommm. De klassieke, ‘industriële’ snijbloemen die je hier koopt, komen meestal uit landen als Kenia, Ethiopië of Ecuador. Veel mensen kopen geen bloemen meer omdat de impact van die bloemen op mens en milieu niet klopt met het gevoel dat bloemen moeten oproepen: feest, warmte en vrolijkheid. Vanuit haar verontwaardiging over milieu-onvriendelijke bloementeelt is Paulien zelf telers gaan zoeken om sociaal verantwoord, biologisch en milieuvriendelijk bloemen te telen. Die verkoopt ze nu in een nieuwe bloemenwinkel in de Waaistraat, vlakbij de Vrijdagmarkt in Gent. En de fietskoeriers van Cargo Velo brengen de online bestelde bloemen van Blommm bij mensen thuis. Die houding is typisch voor sociaal onder nemers: ‘Als de grote bloemenindustrie geen actie onderneemt, doe ik het gewoon zelf.’ En natuurlijk ook de ecologische invalshoek, de korte keten, en het warme, vrolijke gevoel dat eerlijke bloemen moeten oproepen. Voor sociaal ondernemerschap is Gent het kloppend hart van Vlaanderen. Ook de samenwerking van de Kringwinkel Ateljee met Ikea is een mooi voor beeld. Zij geven de textieloverschotten van Ikea een tweede leven door ze om te toveren tot unieke
accessoires die Ikea dan verkoopt. De producten van de collectie Återställa worden gemaakt door mensen met minder kansen op de arbeidsmarkt. Door het project leren ze nieuwe vaardigheden en kunnen ze persoonlijk verder ontwikkelen. Allemaal voorbeelden van hoe de sociale economie werkt aan sociale cohesie, armoedebestrijding en inclusie. Dat is wat ik ook bij Konekt ga doen.
Het provinciebestuur subsidieert de samen werking tussen bedrijven uit de reguliere en de sociale economie. Kan die samenwerking nog beter? De Provincie kan vooral helpen door mensen samen te brengen. Daarvoor is de geografische schaal van de provincie heel geschikt. Bovendien is Oost-Vlaanderen een interessante provincie voor sociale economie. Alleen: Begrijpen mensen uit de reguliere en de sociale economie elkaar wel? Begrijpen ze elkaars taal? En welke vooroordelen hebben ze over elkaar? Terwijl het toch allemaal mensen zijn. Met mensen samenbrengen bedoel ik echt ze fysiek samenbrengen, niet online. Bijvoor beeld op een event waarop bedrijven zichzelf voorstellen aan sociaal ondernemers. De Provincie kan sociale ondernemingen ook ondersteunen om contracten af te sluiten met reguliere onder nemingen waarvoor hele batterijen advocaten anders soms wurgcontracten opstellen. Dat is voor mij de belangrijkste rol van de Provincie in de sociale economie: adviseren, financieren en sociale ondernemingen blijven omringen. Een veilig klankbord bieden, iemand met juridisch of financieel inzicht naar wie je eens kunt bellen voor advies. En samenwerkingsprojecten regisseren.
Maar dat doet de Provincie al?
Zeker. Zo krijgt Bedrijvencentrum De Punt steun van de Provincie bij de realisatie van een Europees Interregproject. De Provincie maakte bijvoorbeeld ook een gids, Waar sociaal aankopen in OostVlaanderen? Heel nuttig werk is dat. Ook om de sociale economie meer zichtbaarheid te geven en te onder steunen. Want Oost-Vlaanderen SOCIALE WÁT? bruist. Iedereen heeft het in zich – Sociale economie, dat zijn bedrijven met een sociaal doel: mensen om met nieuwe oplossingen te met afstand tot de arbeidsmarkt nieuwe arbeidskansen bieden. komen. Wat sociaal ondernemers Doelgroeptewerkstelling dus. Daar is Vlaanderen best wel sterk in. zo boeiend maakt, is dat ze niet bij – Sociaal ondernemen is ondernemen om een maatschappelijk of de pakken blijven zitten, dat ze ecologisch probleem op te lossen. Soms hoort daar dingen aanpakken, ervoor gáán. doelgroeptewerkstelling bij, maar niet altijd. – Duurzaam ondernemen, dat is ondernemen met respect voor mens en milieu. Coca-Cola is geen sociale onderneming, maar kan wel keuzes maken voor duurzaamheid en dus duurzaam ondernemen. Nog ruimer is ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (mvo).
33
© www.ingimage.com
Waar werkt de Oost-Vlaming? Inleiding In deze tekst onderzoeken we welke regio’s in Oost-Vlaanderen kunnen afgebakend worden voor het voeren van een sociaal-economisch streekontwikkelingsbeleid.
Cruciaal uitgangspunt in deze analyse is werk als bron van welvaart. De werkgelegenheid in onze provincie is, net zoals in alle andere provincies, niet gelijkmatig gespreid, zodat pendel ontstaat.
De analyse is uitgevoerd door Bart Rondas (licen tiaat Geografie, licentiaat Planning en ruimtelijke ontwikkeling, master Urban growth management) in samenwerking met de economische studiedienst.
Kaart C.1 geeft de bevolking op actieve leeftijd (20–64 jaar) en de werkgelegenheid per gemeente weer.
Kaart C.1 Bevolking op actieve leeftijd en werk gelegenheid (2018) werkgelegenheid (werk nemers en zelfstandigen – zie tabel 4 in deel 2) bevolking op actieve leeftijd (20-64 jaar) 1 mm = 3.757 personen
35
Uit deze kaart blijkt duidelijk dat in OostVlaanderen enkel de stad Gent en de gemeente Nazareth een werkgelegenheid hebben die groter is dan de bevolking op actieve leeftijd. We zien ook dat naast de overduidelijke concen tratie in Gent de provincie slechts drie andere relatief grote werkgelegenheidspolen telt: de regionale steden Aalst en Sint-Niklaas en de gemeente Beveren (vooral door de Waasland haven en de kerncentrale van Doel).
Pendel Bij het onderzoek naar pendelbewegingen maken we gebruik van de data van het Steunpunt Werk.1 Hierbij wordt enkel gekeken naar de loontrekkende arbeidsbevolking, niet naar de zelfstandigen.
1 www.steunpuntwerk.be/cijfers?field_collectie_tid=13&field_ indicator_tid=All&items_per_page=50
36
Er zijn geen statistische data beschikbaar over de werkplaats van zelfstandigen. Tabel C.1 geeft de pendelcijfers van de OostVlaamse gemeenten weer. De berekende pendel ratio is de verhouding tussen enerzijds de personen die niet pendelen en de inkomende pendel en anderzijds de uitgaande pendel. Deze indicator geeft aan in welke mate een gemeente fungeert als attractiepool op het vlak van jobaanbod. Het hoeft niet te verbazen dat Gent hier het hoogste cijfer laat optekenen, 4,17. Dat komt er op neer dat er vier maal meer personen werken in Gent dan er Gentenaars buiten de stad gaan werken. Het laagste cijfer noteren we in Lierde (0,20).
Tabel C.1  Pendelbewegingen in de Oost-Vlaamse gemeenten (2016)
gemeente Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lievegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm
geen pendel
(woon- is werkgemeente) 11.227 2.457 793 684 5.644 790 904 304 4.006 735 5.196 612 2.657 926 2.737 668 56.131 2.799 723 2.139 785 39 276 363 899 727 518 1.080 800 174 1.407 5.296 1.129 253 2.563 480 1.365 263 726 3.337 575 4.569 3.132 1.031 276 443 223 10.611 1.076 2.327 344 314 2.434 555 255 2.137 885 2.477 1.152 239
inkomende pendel (in de gemeente) 20.117 5.326 1.524 804 13.488 1.020 2.158 961 8.502 1.432 9.213 2.651 5.963 3.312 5.259 1.885 104.191 3.046 1.259 2.408 1.006 188 742 883 2.065 3.156 1.001 2.411 1.420 312 3.331 9.284 2.835 452 2.688 4.064 6.843 372 5.270 5.523 1.158 9.458 4.226 1.665 395 929 2.483 17.767 1.304 6.709 1.086 482 6.467 1.179 1.192 4.281 2.468 4.223 2.270 785
uitgaande pendel (uit de gemeente) 20.463 8.193 4.588 4.859 12.317 4.839 4.757 3.372 12.362 7.193 12.300 5.713 4.774 6.786 11.104 4.297 38.405 9.531 6.696 7.142 6.296 611 1.970 2.072 5.324 5.056 4.242 6.395 6.307 2.425 7.057 9.731 8.202 1.901 6.239 3.819 8.135 2.209 3.626 10.972 4.717 7.320 5.202 6.186 2.132 3.579 1.839 15.544 5.584 8.284 3.160 2.485 7.157 4.078 2.063 5.578 3.755 7.832 5.119 2.864
pendelratio 1,53 0,95 0,51 0,31 1,55 0,37 0,64 0,38 1,01 0,30 1,17 0,57 1,81 0,62 0,72 0,59 4,17 0,61 0,30 0,64 0,28 0,37 0,52 0,60 0,56 0,77 0,36 0,55 0,35 0,20 0,67 1,50 0,48 0,37 0,84 1,19 1,01 0,29 1,65 0,81 0,37 1,92 1,41 0,44 0,31 0,38 1,47 1,83 0,43 1,09 0,45 0,32 1,24 0,43 0,70 1,15 0,89 0,86 0,67 0,36
Bron: Steunpunt Werk, berekeningen economische studiedienst
37
Kaart Kaart C.2 C.2biedt biedteen eenvisuele visueleweergave weergave van de pendelratio. van de pendelratio.
Sint-Lievens- Houtem
Denderleeuw WortegemPetegem
Kaart C.2 Pendelratio (2016) 0,20 – 0,48 0,49 – 0,81
Lierde
0,82 – 0,99 1,00 – 2,00 2,01 – 4,17
De opvallende positie van Gent blijkt overduidelijk uit deze kaart. Ten noordoosten van Gent zien we de E17-as richting Antwerpen. In totaal hebben 17 gemeenten een pendelratio groter dan 1. Acht daarvan hebben een tewerkstelling van meer dan 10.000 personen. Van groot naar klein zijn dat Gent, Aalst, Sint-Niklaas, Beveren, Lokeren, Dendermonde, Oudenaarde en Deinze. Samen tellen deze gemeenten 62% van de totale OostVlaamse tewerkstelling.
kern vormen samen het economische pendel gewest rond die kern. Een gemeente die deze drempel haalt voor meerdere economische kernen, wordt toegewezen aan de kern met het hoogste inkomende pendelpercentage. Op de hierna volgende kaarten worden ook de gemeenten met 10% pendelaanvoer in beeld gebracht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de kleinere Oost-Vlaamse economische kernen (Aalst, Eeklo, Oudenaarde, Sint-Niklaas-Lokeren) en Gent.
Tewerkstellingspolen en hun pendelrelaties
a. Kleinere Oost-Vlaamse economische kernen
In zijn studie onderzoekt Bart Rondas de pendel relaties tussen de economische kernen en hun buurgemeenten. Daarbij wordt de drempelwaarde van 15% inkomende pendel gehanteerd, een inter nationaal gehanteerde norm. Gemeenten die meer dan 15% pendelaars ‘geven’ aan een economische
38
Aalst oefent een sterke aantrekkingskracht (> 15% inkomende pendel) uit op Erpe-Mere, Haaltert en Lede. Denderleeuw, Herzele en Sint-Lievens-Houtem halen 10 tot 15%. Vanzelf sprekend is deze regio ook een pendelwingewest voor Brussel. Heel de Denderstreek is trouwens gefocust op Brussel.
Eeklo vormt een pendelgewest met Kaprijke en Sint-Laureins. Maldegem haalt meer dan 10% (ook richting Brugge trouwens). Vanuit het Meetjes land wordt enerzijds ook gependeld naar Gent maar anderzijds trekt de regio ook pendelaars aan uit Nederland (Zeeuws-Vlaanderen). Oudenaarde is een economische kern waarnaar Horebeke, Kluisbergen, Maarkedal en WortegemPetegem meer dan 15% pendelaars sturen. Brakel, Kruisem, Ronse, Zingem en Zwalm halen pendel percentages tussen 10 en 15%. Vanuit Wallonië is de inkomende pendel beperkt. De werknemers die wonen in de gemeenten rond Oudenaarde pendelen ook naar Gent, Brussel en Waregem.
Sint-Niklaas vormt samen met Sint-Gillis-Waas, Stekene, Temse en Waasmunster een economisch pendelgewest. Hamme haalt ook meer dan 10%. Vanuit het Waasland pendelen werknemers ook naar Antwerpen. De regio trekt een beperkt aantal Nederlandse pendelaars aan. Beveren vormt als het ware een dubbelkern met Antwerpen (en Zwijndrecht), door de aanwezigheid van de Waaslandhaven (functioneel onderdeel van de Antwerpse haven). Lokeren heeft geen buurgemeenten met meer dan 15% pendel. Vanuit Moerbeke en Zele vertrekken meer dan 10% pendelaars. Er is vanuit het Lokerse eveneens pendel naar Gent en Sint-Niklaas.
Sint-Lievens- Houtem
Denderleeuw WortegemPetegem
Kaart C.3 Pendel gerichtheid op Aalst, Eeklo, Oudenaarde en Sint-Niklaas-Lokeren kern 10 – 15% pendel > 15% pendel
39
b. Pendelrelaties met Gent De economische kern Gent bestaat uit de provinciale hoofdstad en de gemeenten Nazareth en Sint-Martens-Latem.2 In het invloedsgebied van deze economische kern bevinden zich 29 gemeenten met een pendel gerichtheid van meer dan 15%. Dat is de helft van
de provincie en de pendelintensiteit is beduidend sterker in vergelijking met de andere kernen. Tien gemeenten sturen meer dan 40% pendelaars naar Gent. Ook uit West-Vlaanderen en Wallonië komen een beperkt aantal pendelaars naar deze kern. Vanuit Nederland pendelen 1.100 werk nemers naar Gent.
Sint-Lievens- Houtem
Denderleeuw WortegemPetegem
Kaart C.4 Pendel gerichtheid op economische kern Gent kern 10 – 15% pendel 15 – 25% pendel > 25% pendel
2
De werkgemeente Sint-Martens-Latem is volgens de klassieke geografie onderdeel van de Gentse agglomeratie. De werkgemeente Nazareth grenst aan Sint-Martens-Latem en wordt aan de economische kern toegevoegd. Beide gemeenten zijn ook rechtstreeks verbonden met Gent(via de N43 respectievelijk N60). Zie ook FOD Economie, Woonkernen en stadsgewesten in een verstedelijkt België, Sociaal-economische enquête 2001 (2009).
40
© www.ingimage.com
© www.ingimage.com
Verwevenheid en gelaagdheid en in de Oost-Vlaamse pendelgewesten Uit kaarten C.3 en C.4 blijkt een gedeeltelijke overlapping van de invloedssferen van de econo mische kernen in Oost-Vlaanderen. In dit hoofd stuk wordt deze overlapping geanalyseerd via een onderzoek naar verwevenheid en gelaagdheid.
a. Verwevenheid Een aantal Oost-Vlaamse gemeenten sturen 15% of meer pendelaars naar twee economische kernen, al dan niet in de eigen provincie gesitueerd. Economische kernen Gent en Eeklo zijn verweven omdat zowel Kaprijke als Sint-Laureins minstens 15% pendelaars naar beide kernen sturen. Op basis van de sterkte van de pendelrelaties wordt Sint-Laureins toegewezen aan Eeklo, en Kaprijke aan Gent. Economische kernen Gent en Brussel zijn ver weven via Zottegem. Zottegem wordt toegewezen aan Brussel. Economische kernen Aalst en Brussel zijn ver weven via Erpe-Mere, Lede en Haaltert. Haaltert wordt toegewezen aan Brussel, Erpe-Mere en Lede aan Aalst. Economische kernen Antwerpen en Sint-Niklaas zijn verweven via Sint-Gillis-Waas, Stekene, Temse
42
en Waasmunster. Enkel Waasmunster wordt toegewezen aan Sint-Niklaas. De drie andere gemeenten behoren tot de economische kern Antwerpen. Economische kernen Gent en Oudenaarde zijn niet met elkaar verweven. Hetzelfde geldt voor de economische kernen Gent en Lokeren. Er is geen verwevenheid tussen Oost-Vlaamse gemeenten en West-Vlaamse economische kernen.
b. Gelaagdheid De sociaal-economische structuur van OostVlaanderen is gelaagd want drie economische kernen (Eeklo, Lokeren en Oudenaarde) sturen meer dan 15% pendelaars naar de kern Gent. De gelaagde sociaal-economische structuur van Oost-Vlaanderen ziet er als volgt uit: • Gent is door zijn grootstedelijke aard de primaire kern in een webachtige structuur met Eeklo, Lokeren en Oudenaarde als secundaire economische kernen. • Antwerpen is door zijn grootstedelijke aard de primaire kern in een webachtige structuur met Sint-Niklaas als secundaire kern in Oost-Vlaanderen. • Brussel is door zijn groot- en hoofdstedelijke functie de primaire kern in een webachtige structuur met Aalst als secundaire kern in Oost-Vlaanderen.
c. Ruimtelijk beeld Oost-Vlaamse pendelgewesten Samengevat leiden bovenstaande analyses tot een sociaal-economische realiteit op twee geo grafische schalen: • stedelijke schaal = pendelgewesten rond primaire en secundaire kernen (alfabetisch): Aalst, Eeklo, Gent, Oudenaarde, Sint-Niklaas; • grootstedelijke schaal = verweven en/of gelaagde pendelgewesten 00 Oost-Vlaams kerngebied: netwerk rond primaire kern Gent met secundaire kernen Eeklo, Lokeren en Oudenaarde
00
00
Antwerpen: netwerk rond primaire kern Antwerpen met secundaire kern Sint-Niklaas Brussel: netwerk rond primaire kern Brussel met secundaire kern Aalst.
Het bovenstaande vatten we samen in kaart C.5.
Sint-Lievens- Houtem
Denderleeuw WortegemPetegem
Kaart C.5 Pendelgewesten in Oost-Vlaanderen niet toegewezen
Oost-Vlaams kerngebied
Brussels pendelgewest
pendelgewest Oudenaarde
pendelgewest Aalst (overlapping met Brussel)
pendelgewest Eeklo (overlapping met Gent)
Antwerps pendelgewest
stad Lokeren (Gent/Sint-Niklaas)
pendelgewest Sint-Niklaas (overlapping met Antwerpen)
stad Zottegem (Gent/Brussel)
pendelgewest Oudenaarde (overlapping met Gent)
43
Gebiedsgerichte benadering van het arbeidsmarktbeleid Op basis van de gemeten pendelbewegingen, de verwevenheid en de gelaagdheid zien we in OostVlaanderen drie arbeidsmarktregio’s ontstaan. Het Waasland Deze regio omvat alle gemeenten van het econo misch pendelgewest rond Sint-Niklaas, aangevuld met alle gemeenten die tot de economische kern of het economisch pendelgewest Antwerpen behoren en de gemeente Hamme.
De Dendervallei Dit zijn alle gemeenten van het economisch pendel gewest Aalst en alle Oost-Vlaamse gemeenten die tot het economisch pendelgewest Brussel behoren. Oost-Vlaams kerngebied Dit is het grootste samenwerkingsverband, het bevat 40 gemeenten. Dit zijn de gemeenten van het economisch pendelgewest, Dendermonde, Lokeren en Zele. Ook het Meetjesland (economisch pendelgewest Eeklo aangevuld met Maldegem) en de Vlaamse Ardennen (economisch pendelgewest Oudenaarde aangevuld met Brakel en Ronse) zijn toegevoegd aan het Oost-Vlaams kerngebied.
Sint-Lievens- Houtem
Denderleeuw WortegemPetegem
Kaart C.6 Voorstel tot herindeling streek ontwikkelingsgebieden Oost-Vlaams kerngebied Dendervallei Waasland
44
© www.shutterstock.com
Enkele slotbeschouwingen Het spreekt voor zich dat bovenstaande oefening van een ruimtelijk-economische realiteit uitgaat. Mobiliteit, politieke keuzes, de rol van bestaande intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (politiezones, zorgregio’s, intercommunales…) … met dit alles houdt de voorgestelde afbakening geen rekening. Van de drie voorgestelde samenwerkings verbanden is enkel het Oost-Vlaams kerngebied actief op grootstedelijke schaal. Het Waasland behoort tot de grootstedelijke invloedssfeer van Antwerpen; de Dendervallei tot de grootstedelijke invloedssfeer van Brussel. De uitbouw van een werking op grootstedelijke schaal kan bij uitstek een rol zijn van de Provincie. De Provincie is een neutrale mediator tussen de belangen van de verschillende entiteiten die samen het OostVlaams kerngebied vormen. De Provincie kan de Oost-Vlaamse belangen behartigen in de uitbouw van het Antwerpse en Brusselse grootstedelijk gebied.
De focus op de grootstedelijke schaal van het Oost-Vlaams kerngebied betekent evenwel niet dat de Provincie in de andere regio’s geen rol te spelen heeft. Een regierol in de gebiedsgerichte werking blijft bij uitstek een provinciale taakstelling. De samenwerkingsverbanden Dendervallei en Waasland kunnen functioneren als motor voor de economische uitbouw van de streek en de versterking van de kernen Aalst en Sint-Niklaas. De samenwerkingsverbanden kunnen sociaaleconomische en ruimtelijke knelpunten aan pakken en kansen realiseren die het lokale niveau overstijgen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de locatie van regionale bedrijventerreinen, de verdeling van woon- of natuurprogrammatie of missing links in de mobiliteitsnetwerken.
45
interview
“Provincie kan mensen bij elkaar brengen en lokale netwerken regisseren”
Fons Leroy is vijftien jaar topman van VDAB. Zijn riante kantoor biedt een 180° uitzicht op Brussel. Achter zijn rechteroor kijk ik op de basiliek van Koekelberg, achter zijn linkeroor zie ik alle bollen van het Atomium en de toren van het stadhuis. Het zijn hier zijn laatste weken vóór zijn pensioen. Wat hij daarna gaat doen? Zijn glimlach imiteert die van de Mona Lisa. Raadselachtig: ‘Daarover kan ik nu nog niets zeggen. Maar de Provincie Oost-Vlaanderen gaat me nog tegenkomen.’ In die vijftien jaar heeft de arbeidsmarkt nooit stilgestaan. Vijftien jaar geleden waren er veel werkzoekenden en weinig jobs. Vandaag zijn er weinig werkzoekenden en veel vacatures. ‘In elke nieuwe situatie moet je creatief nieuwe oplos singen zoeken. Belangrijker dan de werkloos heidscijfers vind ik de werkzaamheidsgraad. En het pijnpunt dat sommige groepen minder participeren.’
Armoedecirkel doorbreken U woont zelf in Oost-Vlaanderen. Staat de Oost-Vlaamse arbeidsmarkt voor andere uitdagingen dan de rest van Vlaanderen? Afgevaardigd bestuurder Fons Leroy van VDAB: ‘Iedereen mag vooruitgaan, maar wie het het moeilijkst heeft, moet de meeste kansen krijgen.’
46
‘Oost-Vlaanderen zit wat in de middengroep. De laatste maanden daalt de werkloosheid er wel sterker dan in andere provincies. Er komen dus veel vacatures en veel jobs bij. Dat is een positieve evolutie. Maar als je meer in detail gaat kijken, zijn er stevige verschillen tussen Gent en omgeving, het Waasland dat economisch sterk aanleunt bij Antwerpen, en Ronse dat een pijnpunt blijft met veel werkloosheid en kansarmoede. Die kans armoede is wat me vooral drijft: iedereen mag vooruitgaan, maar wie het het moeilijkst heeft, moet de meeste kansen krijgen. Daarom zette VDAB een stakeholdersforum op met mensen met een beperking, armoedeverenigingen, allochtonen: groepen met een grotere afstand tot de arbeids markt. Zo hebben we in Oost-Vlaanderen samen met de Vierdewereldgroep Aalst een geïntegreerde
begeleidingsmethodiek uitgewerkt om mensen in generatiearmoede op weg te zetten naar duurzame tewerkstelling. Het WAW-traject: Werk-ArmoedeWelzijn. Een mooi project om de armoedecirkel te doorbreken, dat ook buiten Vlaanderen weerklank vond.’
Lokale netwerken regisseren U pendelt zelf van Oost-Vlaanderen naar Brussel. De doelstelling ‘werk in eigen streek’ hebben we niet echt gehaald. Is dat een probleem? ‘Nee toch? Oost-Vlaanderen is het hinterland van Antwerpen en Brussel. Voor Oost-Vlamingen is Vlaanderen de “eigen streek”, niet het Meetjesland. Je moet dat niet op een te kleine schaal bekijken. We hebben altijd werk dicht bij huis. De vergrijzing zit overal, dus komen er nu overal nieuwe vacatures bij. Wel zitten we natuurlijk met een gigantisch mobiliteitsprobleem. Daarvoor zijn nieuwe ecologische oplossingen nodig. Maar voor een efficiënt arbeidsmarktbeleid is Vlaanderen een geschikte schaal. We moeten uitkijken dat we niet de Nederlandse weg opgaan en het arbeidsmarkt beleid verkruimelen. Wat lokale besturen wél kunnen doen is: lokale netwerken regisseren, mensen bij elkaar brengen, expertise uitwisselen. Daar kan het provinciale niveau een coördinerende rol in spelen. Zeker voor groepen die het moeilijkst hun weg vinden op de arbeidsmarkt. Ik denk bijvoorbeeld aan allochtone meisjes die geen uitkering hebben: daar is een lokale benadering nodig, samenwerking met lokale vrouwengroepen.’
“ Oost-Vlaanderen zou een soort van Human Capital Valley kunnen worden.”
Stakeholders samenbrengen op provinciaal niveau: daar hebt u ook ervaring mee in Limburg. ‘Ja, ik heb twee provincies van binnenuit ervaren: ik kom uit Limburg en ik woon nu in OostVlaanderen. Na de sluiting van Ford-Genk zat ik in de expertengroep die voor Limburg speer puntclusters bepaalde: Welk onderwijs hebben we daarvoor nodig? Welke opleidingen? Welke rand problemen moeten we aanpakken? De stad Gent
heeft dat ook gedaan: mensen samenbrengen om van Gent een sterke werkstad te maken, met veel betrokkenheid en ownership van alle mogelijke stakeholders. In Gent is dat wat verwaterd, maar in ons Limburgse actieplan zat veel van wat ze vroeger in Gent deden. De Limburgse werkloosheid is sterk gedaald en de werkgelegenheid sterker gestegen dan elders in Vlaanderen. Dat komt ook door de sterke keuzes die we toen voor de hele provincie gemaakt en vertaald hebben in een provinciaal strategisch plan. Waar kunnen we nieuwe economische activiteiten, pools creëren en verder ontwikkelen? Daaraan kan Oost-Vlaanderen zich spiegelen. Denk aan de toenadering tussen de havens van Gent en Terneuzen. Dat kan zo’n speerpuntcluster zijn waarin je economie verbindt met onderwijs. Grensoverschrijdend bovendien.’
Leeroffensief Ziet u nog meer lichtpunten in Oost-Vlaanderen? ‘Ik word veel gevat door start-ups in human capital. Ook vanuit de universiteit en de hogescholen ontstaan er veel nieuwe bedrijven in die sector. Oost-Vlaanderen zou een soort van Human Capital Valley kunnen worden. Er zijn nu al veel hr-spelers. De universitaire kennis is er, de hogescholen zijn er, de Hudsons van deze wereld. Meer inzetten op innovatie, artificiële intelligentie, nieuwe techno logie kan unieke kansen bieden om een ander soort cluster te bouwen.’
In uw boek No Jobs schetst u een ontluisterend beeld van de arbeidsmarkt in 2050. Is Vlaanderen klaar voor wat er op ons afkomt? ‘Ik zie positieve signalen, maar we zijn er nog niet. Robotisering en digitalisering zijn een belangrijke opportuniteit. Killer robots zijn geen bedreiging voor de mens, ze doden geestdodend werk: repe titief, taakgericht, beklemmend. Dat levert ons meer tijd op om nuttig en creatief bezig te zijn, extra kansen op loopbanen die ons meer voldoe ning geven. Een positief signaal is dat het katholiek onderwijs de 21th century skills nu ook inbedt in de eindtermen. Om scholieren wendbaar en weer baar te maken. Maar aan de andere kant blijkt uit een Oeso-studie dat Vlamingen nog te weinig het nut zien van levenslang leren. Daarvoor moeten we dus echt een leeroffensief op gang brengen.’
47
© www.ingimage.com
deel 2
Oost-Vlaanderen doorgelicht
Overzichtskaart Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)
Sint-GillisWaas
Wachtebeke Moerbeke
Destelbergen SintMartensLatem
Buggenhout
Sint-LievensHoutem
Denderleeuw WortegemPetegem
Horebeke
Geraardsbergen
50
Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement
Arrondissement Aalst
Arrondissement Gent
Aalst
Aalter
Denderleeuw
Deinze
Erpe-Mere
De Pinte
Geraardsbergen
Destelbergen
Haaltert
Evergem
Herzele
Gavere
Lede
Gent
Ninove
Lievegem
Sint-Lievens-Houtem
Lochristi
Zottegem
Melle
Arrondissement Dendermonde Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke
Merelbeke Moerbeke Nazareth Oosterzele Sint-Martens-Latem Wachtebeke Zulte
Waasmunster
Arrondissement Oudenaarde
Wetteren
Brakel
Wichelen
Horebeke
Zele
Kluisbergen
Arrondissement Eeklo Assenede Eeklo Kaprijke Maldegem Sint-Laureins Zelzate
Kruisem Lierde Maarkedal Oudenaarde Ronse Wortegem-Petegem Zwalm
Arrondissement Sint-Niklaas Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse
51
Bevolking Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20–39 jaar / bevolking 40–59 jaar
De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfrastructuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfrastructuur. Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.
De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20–39) tegenover de groep van ouder actieven (40–59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de oudere actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.
© www.ingimage.com
Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar
52
Tabel 1 Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2018) aantal inwoners
dichtheid inwoners/km2
oppervlakte km2
verouderingscoëff. 65+ jaar / -20 jaar
vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm
85.764 28.799 14.216 14.869 48.200 14.780 14.481 10.536 43.297 20.119 45.705 18.044 21.005 19.861 35.248 12.766 260.524 33.430 18.441 24.834 17.746 2.048 6.425 6.458 16.687 15.647 12.490 19.210 18.623 6.571 26.022 22.308 41.450 6.339 23.718 11.579 24.655 6.455 11.579 38.712 13.551 31.164 26.355 19.292 6.684 10.255 8.474 77.368 18.357 29.570 10.771 7.691 25.558 11.588 6.442 20.982 12.694 26.385 15.775 8.132
1.090 240 162 389 316 259 565 593 338 1.450 809 676 690 577 468 404 1.652 418 604 612 371 182 191 211 498 219 383 702 623 250 322 368 607 137 248 755 666 170 327 530 311 452 759 348 90 379 586 921 406 734 334 222 691 500 152 630 922 459 482 240
78,7 119,9 87,5 38,2 152,7 57,0 25,6 17,8 128,0 13,9 56,5 26,7 30,4 34,4 75,4 31,6 157,7 80,1 30,5 40,6 47,9 11,2 33,6 30,6 33,5 71,6 32,6 27,4 29,9 26,3 80,8 60,7 68,3 46,2 95,6 15,3 37,0 37,9 35,4 73,1 43,6 68,9 34,7 55,5 74,5 27,1 14,5 84,0 45,3 40,3 32,2 34,6 37,0 23,2 42,5 33,3 13,8 57,5 32,8 33,9
0,91 1,00 1,05 0,93 0,98 1,06 0,97 1,03 0,95 0,71 0,97 1,06 1,14 1,06 0,94 1,00 0,78 0,97 1,01 0,87 0,93 1,31 1,02 0,88 0,86 0,86 1,07 0,89 0,98 0,95 1,13 0,88 0,75 1,17 1,05 0,89 0,94 0,84 1,05 0,92 0,85 0,99 0,71 0,88 1,10 0,89 1,26 0,83 0,93 0,82 0,97 1,03 0,95 0,94 0,86 0,84 1,00 1,09 0,80 0,88
0,88 0,82 0,79 0,76 0,84 0,77 0,76 0,71 0,85 0,82 0,86 0,82 0,84 0,79 0,80 0,74 1,34 0,78 0,78 0,90 0,78 0,66 0,78 0,89 0,84 0,83 0,76 0,84 0,82 0,75 0,79 0,72 0,91 0,71 0,83 0,93 0,83 0,89 0,78 0,81 0,77 0,83 0,92 0,79 0,77 0,77 0,69 0,97 0,80 0,88 0,78 0,82 0,88 0,82 0,78 0,91 0,86 0,79 0,86 0,68
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
289.336 200.488 84.742 557.303 123.936 250.924
612 578 253 587 293 523
472,9 346,6 335,5 949,6 422,9 479,6
0,94 0,93 1,07 0,88 0,90 0,86
0,82 0,84 0,82 1,03 0,82 0,89 0,91
Oost-Vlaanderen
1.506.729
501
3.007,1
0,91
Vlaams Gewest
6.552.967
481
13.624,2
0,93
0,89
11.376.070
371
30.688,1
0,83
0,93
België
Bron: Statbel, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen economische studiedienst
53
Kaart 1 Bevolkingsdichtheid 01.01.2018 (inw./km2)
237 ––237 90 90 –90 237
436 –588 436 588 436 – –588
– 337 238238 – 337
589 589 – 692 692 589 –– 692
– 435 338338 – 435
693 1.652 693 – 1.652 693 –– 1.652
Wachtebeke
Sint-LievensHoutem
Denderleeuw WortegemPetegem
54
90 – 237
436 – 588
238 – 337
589 – 692
338 – 435
693 – 1.652
Tabel 2 Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2018 (2000 = 100) 2000 (aantal)
2011 (index)
2012 (index)
2013 (index)
2014 (index)
2015 (index)
2016 (index)
2017 (index)
2018 (index)
Arr. Aalst
262.294
105,4
106,2
107,1
107,7
108,2
108,8
109,5
110,3
Arr. Dendermonde
186.484
104,0
104,7
105,3
105,8
106,1
106,6
107,2
107,5
Arr. Eeklo
79.484
103,7
104,1
104,9
105,0
105,3
105,5
106,1
106,6
Arr. Gent
495.368
107,7
108,2
108,8
109,4
110,0
111,2
112,0
112,5
Arr. Oudenaarde
114.345
105,4
106,0
106,6
107,0
107,4
107,7
108,0
108,4
Arr. Sint-Niklaas
223.648
106,9
107,6
108,6
109,1
109,7
110,5
111,6
112,2
Oost-Vlaanderen
1.361.623
106,2
106,8
107,6
108,1
108,6
109,4
110,1
110,7
Vlaams Gewest
5.940.251
106,1
106,9
107,4
107,9
108,5
109,0
109,7
110,3
10.239.085
106,9
107,8
108,4
108,9
109,5
110,0
110,6
112,2
België
Bron: Statbel, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen economische studiedienst
Figuur 1 Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2018) 95+ jaar 90-94 jaar 85-89 jaar 80-84 jaar 75-79 jaar 70-74 jaar 65-69 jaar 60-64 jaar 55-59 jaar 50-54 jaar 45-49 jaar 40-44 jaar 35-39 jaar 30-34 jaar 25-29 jaar 20-24 jaar 15-19 jaar 10-14 jaar 5-9 jaar 0-4 jaar 60 000
40 000
20 000
0
Vrouwen
20 000
40 000
60 000
Mannen
Bron: Statbel, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen economische studiedienst
55
Inkomen
Wachtebeke Wachtebeke
Wachtebeke
Sint-LievensHoutem
Sint-LievensHoutem
Denderleeuw
Sint-LievensHoutem
WortegemPetegem
Denderleeuw
WortegemPetegem Denderleeuw
WortegemPetegem
15.000 – 18.800
15.000 –inkomen/inwoner 18.800 18.801 – 19.400 Kaart 2 gemiddeld 2016 (EUR) 18.801 – 19.400 19.401 – 19.900 18.800 15.000 15.000 ––19.401 18.800– 19.900
19.901 19.901 ––20.400 20.400
19.401 19.401 –– 19.900 19.900
21.201 21.201 –– 28.400 28.400
18.801 18.801 –– 19.400 19.400
20.401 – 21.200 19.901 – 20.400 2 0.401 – 21.200
20.401 – 21.200
19.901 – 20.400
21.201 – 28.400
20.401 – 21.200
21.201 – 28.400
56
Tabel 3  Inkomen (2016) Gemiddeld inkomen per inwoner 2016 (aanslagjaar 2017) In EUR
Peil (Vlaanderen = 100)
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm
19.182 20.300 19.393 19.513 20.272 19.430 20.550 25.102 20.045 18.738 19.312 22.290 17.957 21.091 19.866 21.084 18.235 18.731 20.587 17.989 20.453 21.183 19.464 19.042 19.695 20.105 21.584 19.406 20.081 20.001 19.938 21.167 18.308 20.719 18.407 21.219 22.205 20.013 21.074 18.899 21.431 19.756 15.156 19.540 18.757 20.254 28.348 17.706 18.866 18.950 21.983 19.294 19.208 20.032 20.710 17.429 17.629 21.124 19.051 20.929
100,4 106,3 101,5 102,1 106,1 101,7 107,6 131,4 104,9 98,1 101,1 116,7 94,0 110,4 104,0 110,4 95,5 98,1 107,8 94,2 107,1 110,9 101,9 99,7 103,1 105,3 113,0 101,6 105,1 104,7 104,4 110,8 95,8 108,5 96,4 111,1 116,2 104,8 110,3 98,9 112,2 103,4 79,3 102,3 98,2 106,0 148,4 92,7 98,8 99,2 115,1 101,0 100,6 104,9 108,4 91,2 92,3 110,6 99,7 109,6
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
19.633 19.379 18.452 19.696 18.963 18.808
102,8 101,5 96,6 103,1 99,3 98,5
Oost-Vlaanderen
19.160
101,0
Vlaams Gewest
19.102
100,0
BelgiĂŤ
17.824
93,3
Bron: Statbel, berekeningen economische studiedienst
57
Werkgelegenheid Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20–64 jaar
De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfstak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerk stellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegen woordigd is dan in Vlaanderen; een concentratie coëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoordigd is ten opzichte van Vlaanderen.
De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de bevolking op arbeids leeftijd (20–64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.
Werkzaamheidsgraad = werkenden / bevolking 20–64 jaar
© www.ingimage.com
De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerk stelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.
58
Tabel 4 Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2017) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Werknemers Gemeente / regio
Zelfstandigen (1)
Sectorale werkgelegenheid
Totaal
Primaire Secundaire Tertiaire Quartaire sector sector sector sector
Absoluut
% Prov.
Absoluut
% Prov.
Absoluut
% Prov.
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm
32.834 8.339 2.206 1.461 20.910 1.828 3.143 1.162 13.146 2.198 14.273 3.359 9.309 4.415 8.506 2.546 170.459 6.255 2.016 4.635 1.900 224 1.054 1.309 3.090 3.931 1.533 3.559 2.322 536 4.149 4.932 15.322 663 5.538 4.561 8.766 675 6.817 9.392 1.660 14.385 7.873 2.651 669 1.427 2.762 29.941 2.458 9.292 1.564 942 9.674 1.735 1.465 6.637 3.526 7.174 3.508 1.030
6,5% 1,7% 0,4% 0,3% 4,2% 0,4% 0,6% 0,2% 2,6% 0,4% 2,8% 0,7% 1,8% 0,9% 1,7% 0,5% 33,8% 1,2% 0,4% 0,9% 0,4% 0,0% 0,2% 0,3% 0,6% 0,8% 0,3% 0,7% 0,5% 0,1% 0,8% 1,0% 3,0% 0,1% 1,1% 0,9% 1,7% 0,1% 1,4% 1,9% 0,3% 2,9% 1,6% 0,5% 0,1% 0,3% 0,5% 5,9% 0,5% 1,8% 0,3% 0,2% 1,9% 0,3% 0,3% 1,3% 0,7% 1,4% 0,7% 0,2%
5.331 2.901 1.148 1.213 3.262 1.077 1.017 956 3.953 893 2.792 1.696 1.144 1.383 2.248 1.026 17.387 2.146 1.165 1.775 1.225 215 717 572 1.101 1.749 1.107 1.196 1.204 486 2.255 2.091 2.757 760 2.318 828 1.857 497 1.106 2.659 1.183 2.321 1.398 1.492 750 780 1.607 4.650 1.309 2.124 1.336 480 1.731 823 762 1.387 478 1.775 1.437 704
4,9% 2,6% 1,0% 1,1% 3,0% 1,0% 0,9% 0,9% 3,6% 0,8% 2,5% 1,5% 1,0% 1,3% 2,0% 0,9% 15,8% 2,0% 1,1% 1,6% 1,1% 0,2% 0,7% 0,5% 1,0% 1,6% 1,0% 1,1% 1,1% 0,4% 2,1% 1,9% 2,5% 0,7% 2,1% 0,8% 1,7% 0,5% 1,0% 2,4% 1,1% 2,1% 1,3% 1,4% 0,7% 0,7% 1,5% 4,2% 1,2% 1,9% 1,2% 0,4% 1,6% 0,7% 0,7% 1,3% 0,4% 1,6% 1,3% 0,6%
38.165 11.240 3.354 2.674 24.172 2.905 4.160 2.118 17.099 3.091 17.065 5.055 10.453 5.798 10.754 3.572 187.846 8.401 3.181 6.410 3.125 439 1.771 1.881 4.191 5.680 2.640 4.755 3.526 1.022 6.404 7.023 18.079 1.423 7.856 5.389 10.623 1.172 7.923 12.051 2.843 16.706 9.271 4.143 1.419 2.207 4.369 34.591 3.767 11.416 2.900 1.422 11.405 2.558 2.227 8.024 4.004 8.949 4.945 1.734
6,2% 1,8% 0,5% 0,4% 3,9% 0,5% 0,7% 0,3% 2,8% 0,5% 2,8% 0,8% 1,7% 0,9% 1,8% 0,6% 30,6% 1,4% 0,5% 1,0% 0,5% 0,1% 0,3% 0,3% 0,7% 0,9% 0,4% 0,8% 0,6% 0,2% 1,0% 1,1% 2,9% 0,2% 1,3% 0,9% 1,7% 0,2% 1,3% 2,0% 0,5% 2,7% 1,5% 0,7% 0,2% 0,4% 0,7% 5,6% 0,6% 1,9% 0,5% 0,2% 1,9% 0,4% 0,4% 1,3% 0,7% 1,5% 0,8% 0,3%
0,8% 4,7% 10,7% 3,9% 2,6% 5,5% 2,7% 3,5% 4,3% 1,1% 1,1% 3,8% 1,4% 2,1% 4,2% 3,1% 0,5% 2,1% 2,6% 2,6% 4,8% 8,4% 11,3% 4,3% 3,7% 4,4% 7,6% 2,4% 3,5% 7,0% 5,8% 14,0% 1,8% 11,5% 5,4% 1,0% 1,6% 13,3% 2,0% 1,8% 7,7% 1,4% 0,8% 6,8% 19,9% 4,1% 1,4% 1,1% 4,4% 1,7% 4,0% 7,4% 2,5% 4,8% 5,3% 2,1% 1,1% 1,9% 3,1% 5,4%
19,7% 32,3% 32,8% 22,1% 32,3% 14,5% 35,5% 8,3% 19,6% 18,1% 23,4% 25,2% 25,0% 27,5% 24,4% 22,4% 18,4% 16,0% 20,2% 26,7% 17,1% 15,0% 34,6% 35,4% 27,9% 39,1% 21,6% 36,5% 11,4% 24,3% 19,7% 15,0% 28,7% 15,2% 32,3% 29,4% 19,8% 11,9% 22,3% 21,7% 21,2% 28,2% 31,1% 23,8% 18,4% 35,8% 15,1% 16,6% 16,7% 28,1% 20,8% 6,3% 27,1% 36,0% 34,6% 42,4% 13,3% 14,6% 36,2% 10,8%
40,8% 41,5% 31,8% 46,6% 46,0% 37,0% 29,5% 52,0% 42,4% 41,9% 37,7% 47,8% 31,9% 44,3% 38,6% 39,6% 41,4% 41,4% 44,3% 40,6% 41,8% 41,9% 33,8% 36,5% 45,1% 40,2% 45,6% 37,1% 45,3% 37,0% 38,7% 47,8% 38,9% 33,5% 39,8% 39,0% 52,2% 45,6% 56,3% 51,6% 43,1% 37,1% 32,8% 43,2% 35,9% 37,6% 66,3% 42,4% 50,2% 49,6% 49,1% 39,1% 38,7% 37,2% 42,8% 32,6% 45,5% 42,7% 44,2% 45,3%
38,6% 21,6% 24,7% 27,4% 19,1% 43,0% 32,3% 36,2% 33,7% 38,9% 37,7% 23,2% 41,7% 26,2% 32,7% 35,0% 39,7% 40,5% 33,0% 30,1% 36,3% 34,6% 20,4% 23,9% 23,3% 16,3% 25,2% 24,0% 39,8% 31,7% 35,8% 23,2% 30,6% 39,8% 22,5% 30,5% 26,3% 29,3% 19,3% 24,9% 28,0% 33,3% 35,3% 26,2% 25,8% 22,4% 17,2% 39,9% 28,6% 20,6% 26,1% 47,3% 31,6% 21,9% 17,3% 22,9% 40,2% 40,8% 16,6% 38,5%
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
69.933 48.214 22.302 246.289 33.244 83.664
13,9% 9,6% 4,4% 48,9% 6,6% 16,6%
18.561 14.377 6.555 43.508 10.044 16.695
16,9% 13,1% 6,0% 39,6% 9,2% 15,2%
88.494 62.591 28.857 289.797 43.288 100.359
14,4% 10,2% 4,7% 47,2% 7,1% 16,4%
1,7% 2,5% 5,0% 1,9% 3,0% 2,1%
19,6% 28,9% 26,5% 19,8% 28,6% 24,7%
43,1% 38,2% 36,2% 42,8% 37,1% 43,9%
35,7% 30,4% 32,2% 35,5% 31,3% 29,3%
Oost-Vlaanderen
503.646
100,0%
109.740
100,0%
613.386
–
2,2%
22,4%
41,8%
33,5%
Vlaams Gewest
2.296.340
–
485.361
–
2.781.701
–
2,1%
20,4%
46,2%
31,3%
België
3.972.943
–
789.389
–
4.762.332
–
1,8%
18,0%
44,9%
35,3%
(1) Zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 4 691 zelfstandigen en helpers Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen economische studiedienst
59
Tabel 5 De totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2017) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) Aantal werknemers Primaire sector Secundaire sector Energie en water
Aantal zelfstandigen
Totale werkgelegenheid
Provinciaal aandeel
Concentratiecoëfficiënt (*)
2.251
11.193
13.444
2,2%
119.923
17.711
137.634
22,4%
1,10
4.618
175
4.793
0,8%
0,81
Winning van delfstoffen
1,05
9
8
17
0,0%
0,16
81.437
4.945
86.382
14,1%
1,10
Basismetaal en metaalverwerking
30.212
339
30.551
5,0%
1,11
Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal
13.991
655
14.646
2,4%
0,83
Voeding, drank en tabak
Industrie
15.700
1.438
17.138
2,8%
1,12
Textiel, leer en kleding
6.822
486
7.308
1,2%
1,53
Hout en meubelen; papier en drukkerij
9.098
1.514
10.612
1,7%
1,62
Diverse
5.614
513
6.127
1,0%
0,94
33.859
12.583
46.442
7,6%
1,15
193.553
63.095
256.648
41,8%
0,91 0,91
Bouw Tertiaire sector Handel en reparatie
60.438
27.439
87.877
14,3%
Horeca
12.689
10.208
22.897
3,7%
0,86
Transport, verkeer en communicatie
28.266
4.126
32.392
5,3%
0,90
Financiële instellingen Diensten en huur Quartaire sector Overheid
6.330
339
6.669
1,1%
0,59
85.830
20.983
106.813
17,4%
0,94
187.919
17.741
205.660
33,5%
1,07
31.963
27
31.990
5,2%
0,96 1,12
Onderwijs
55.807
841
56.648
9,2%
Gezondheid en sociale diensten
86.265
6.855
93.120
15,2%
1,10
13.884
10.018
23.902
3,9%
1,00
503.646
109.740
613.386
100,0%
1,00
Overige Totaal
* Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak
( )
Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen economische studiedienst
Figuur 2 De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2017) Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2017)
aantal werknemers
100 000
80 000
60 000
40 000
20 000
0
Diensten en huur
Gezondheid en sociale diensten
Handel en reparatie
Onderwijs
Bouw
Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen economische studiedienst
60
Transport, verkeer en communicatie
Overheid
Basismetaal en metaalverwerking
Horeca
Voeding, drank en tabak
Chemie en Land- en tuinbouw kunststoffen, overig niet-metaal
Tabel 6 Activiteits- en werkzaamheidsgraad (31.12.2017) Activiteitsgraad
Werkzaamheidsgraad
totaal Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm
0,82 0,70 0,44 0,35 0,91 0,38 0,53 0,39 0,71 0,31 0,68 0,53 0,94 0,54 0,56 0,50 1,25 0,48 0,32 0,49 0,33 0,43 0,51 0,54 0,49 0,64 0,40 0,47 0,37 0,30 0,47 0,57 0,80 0,43 0,60 0,84 0,77 0,34 1,21 0,59 0,38 0,96 0,72 0,41 0,39 0,40 0,98 0,87 0,40 0,72 0,51 0,38 0,81 0,40 0,62 0,71 0,61 0,62 0,55 0,39
0,76 0,67 0,40 0,30 0,86 0,34 0,50 0,36 0,68 0,26 0,63 0,49 0,87 0,50 0,52 0,47 1,16 0,43 0,29 0,45 0,30 0,40 0,49 0,50 0,44 0,62 0,36 0,43 0,32 0,26 0,43 0,54 0,75 0,40 0,57 0,80 0,73 0,31 1,18 0,54 0,36 0,91 0,64 0,37 0,37 0,37 0,95 0,80 0,35 0,66 0,46 0,33 0,76 0,37 0,59 0,66 0,55 0,58 0,52 0,36
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
0,57 0,58 0,63 0,93 0,65 0,75
0,52 0,53 0,59 0,87 0,61 0,70
Oost-Vlaanderen
0,75
0,69
Vlaams Gewest
0,78
0,73
België
0,79
0,71
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkzaamheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar Met zelfstandigen worden bedoeld zelfstandigen en helpers in hoofberoep en actief na pensioen(leeftijd) Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, berekeningen economische studiedienst
61
Ondernemingsweefsel
Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017) Figuur 3 Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017)
> 99 wkn. 2,3%
20–99 wkn. 10,4%
< 20 wkn. 87,3%
Bron: RSZ, berekeningen economische studiedienst
Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017)
Figuur 4 Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017)
< 20 wkn. 25,2% > 99 wkn. 43,1%
20–99 wkn. 31,7%
Bron: RSZ, berekeningen economische studiedienst
62
Tabel 7 Aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2017) (exclusief eenpersoonszaken) Van 1 tot 19 werknemers Onder nemingen Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest België
Werk nemers
Van 20 tot 99 werknemers Onder nemingen
Werk nemers
Meer dan 99 werknemers Onder nemingen
Werk nemers
Totaal Onder nemingen
Werk nemers
1.759 725 221 254 1.055 206 244 156 1.127 196 981 350 502 347 589 254 6.800 555 264 415 244 33 115 129 273 409 215 250 250 97 497 567 985 95 592 250 542 100 360 715 240 897 509 395 143 183 385 1.836 334 659 252 96 598 181 108 460 216 535 359 122
6.966 2.490 688 850 4.515 637 990 502 4.323 756 4.048 1.299 1.999 1.273 2.397 838 28.250 2.026 877 1.528 883 103 344 551 1.121 1.517 845 952 875 259 1.646 2.194 4.217 276 2.116 1.095 2.193 346 1.707 2.864 862 3.940 1.959 1.362 476 611 1.383 7.567 1.325 3.005 908 393 2.341 586 403 1.816 916 1.997 1.348 463
205 79 11 9 159 24 32 14 115 19 117 34 86 40 93 25 925 58 23 57 21 3 6 16 35 38 19 32 17 8 40 55 149 8 54 44 66 9 61 77 19 126 70 27 5 11 27 221 21 94 14 11 82 12 12 63 39 64 41 5
8.258 3.225 385 492 6.985 1.017 1.199 529 4.863 798 4.833 1.263 3.418 1.688 3.727 832 38.926 2.533 1.036 2.324 915 121 258 649 1.378 1.482 688 1.461 794 277 1.460 2.144 6.551 262 2.133 1.894 2.887 329 2.466 3.156 798 5.238 3.056 1.097 193 393 1.043 9.257 773 3.882 554 446 3.468 483 507 2.711 1.593 2.723 1.747 135
66 14 5 1 43 1 4 1 21 5 24 5 17 9 13 5 307 11 1 5 1 0 1 1 4 6 0 2 4 0 5 5 25 1 7 5 17 0 13 15 0 23 10 1 0 2 2 63 3 12 1 1 19 4 3 14 6 10 2 3
17.610 2.624 1.133 119 9.410 174 954 131 3.960 644 5.392 797 3.892 1.454 2.382 876 103.283 1.696 103 783 102 0 452 109 591 932 0 1.146 653 0 1.043 594 4.554 125 1.289 1.572 3.686 0 2.644 3.372 0 5.207 2.858 192 0 423 336 13.117 360 2.405 102 103 3.865 666 555 2.110 1.017 2.454 413 432
2.030 818 237 264 1.257 231 280 171 1.263 220 1.122 389 605 396 695 284 8.032 624 288 477 266 36 122 146 312 453 234 284 271 105 542 627 1.159 104 653 299 625 109 434 807 259 1.046 589 423 148 196 414 2.120 358 765 267 108 699 197 123 537 261 609 402 130
32.834 8.339 2.206 1.461 20.910 1.828 3.143 1.162 13.146 2.198 14.273 3.359 9.309 4.415 8.506 2.546 170.459 6.255 2.016 4.635 1.900 224 1.054 1.309 3.090 3.931 1.533 3.559 2.322 536 4.149 4.932 15.322 663 5.538 4.561 8.766 675 6.817 9.392 1.660 14.385 7.873 2.651 669 1.427 2.762 29.941 2.458 9.292 1.564 942 9.674 1.735 1.465 6.637 3.526 7.174 3.508 1.030
5.048 3.850 1.789 13.397 2.605 5.537
19.128 14.864 6.539 53.266 10.108 23.112
535 437 201 1.658 310 706
22.294 18.213 7.980 68.579 12.744 29.923
124 74 36 416 48 151
28.511 15.137 7.783 124.444 10.392 30.629
5.707 4.361 2.026 15.471 2.963 6.394
69.933 48.214 22.302 246.289 33.244 83.664
32.226
127.017
3.847
159.733
849
216.896
36.922
503.646
147.054
575.626
17.191
712.437
3.809
1.008.277
168.054
2.296.340
257.509
997.804
28.856
1.184.316
6.431
1.790.823
292.796
3.972.943
Bron: RSZ, berekeningen economische studiedienst
63
© www.ingimage.com
Werkloosheid Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18–65 jaar) / beroepsbevolking (18–65 jaar) De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) definieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt. In Vlaanderen wordt het dossier van de werk zoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, schoolverlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen
(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werk zoekenden erkend als persoon met een handicap door de FOD Sociale Zekerheid (dienst personen met een handicap), werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).
Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeids reserve, dan wel arbeidskrapte.
Sint-LievensHoutem
Denderleeuw WortegemPetegem
Sint-LievensHoutem
Denderleeuw WortegemPetegem
Kaart 3 Werkloosheidsgraad Kaart 3 (gemiddelde 2018) Werkloosheidsgraad (gemiddelde 2,9 4,1 2,9 – - 4,1 4,2 – - 5,8 4,2 5,8 5,9 – - 6,9 5,9 6,9 7,0 – - 8,0 7,0 8,0 8,1 – - 10,6 8,1 1 0,6
65
Tabel 8 Werkloosheid en vacatures (gemiddelde 2018, tenzij anders vermeld) Niet-werkende werkzoekenden Gemeente/regio
Werkloosheidsgraad (*)
Openstaande Spannings vacatures indicator ( **)
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm
1.674 239 166 176 647 183 130 74 394 324 703 191 407 257 378 107 7.603 550 220 318 198 18 53 63 210 135 112 213 231 66 241 201 616 46 258 120 262 57 109 561 111 438 630 196 73 112 60 1.494 194 444 118 91 377 134 44 295 249 296 128 67
1.403 206 150 161 583 150 133 93 402 301 575 179 344 209 313 120 5.849 432 176 314 166 9 56 61 197 131 108 209 216 60 224 199 584 59 229 124 228 56 106 504 107 398 508 215 56 98 71 1.303 213 444 113 83 348 122 62 316 221 274 139 64
3.078 445 316 337 1.230 334 262 167 795 625 1.278 370 751 467 691 227 13.453 982 395 632 364 26 109 125 406 266 219 421 447 125 464 400 1.201 104 487 244 490 113 216 1.065 219 836 1.138 411 129 209 131 2.797 408 888 231 174 725 256 105 611 470 570 267 131
7,7 3,2 4,4 4,6 5,2 4,9 3,5 3,1 3,6 6,5 6,0 4,2 8,0 5,2 4,2 3,3 11,1 6,7 4,6 4,9 4,2 3,7 3,2 3,6 4,8 3,2 3,5 4,3 4,9 3,8 3,8 3,5 5,9 3,0 4,1 4,4 4,3 3,3 3,8 5,9 3,2 5,5 10,1 3,8 4,1 4,2 3,2 7,8 4,1 5,8 4,2 4,8 5,9 4,6 2,7 5,3 7,8 4,5 3,0 3,1
7,3 3,1 4,7 4,7 5,5 4,5 4,0 4,0 4,0 6,5 5,5 4,4 7,8 4,6 3,8 4,0 9,9 5,8 4,1 5,6 4,0 2,2 3,8 4,1 5,2 3,6 3,7 4,8 5,1 3,8 3,9 3,8 6,5 4,1 4,2 4,6 3,9 3,9 3,9 5,8 3,3 5,5 10,2 5,0 3,8 4,2 4,1 8,1 5,2 6,9 4,6 5,0 5,9 4,4 4,1 7,1 8,7 4,6 3,8 3,5
7,5 3,2 4,5 4,7 5,4 4,7 3,7 3,5 3,8 6,5 5,8 4,3 7,9 4,9 4,0 3,6 10,5 6,3 4,3 5,2 4,1 3,0 3,5 3,9 5,0 3,4 3,6 4,5 5,0 3,9 3,8 3,7 6,2 3,6 4,2 4,5 4,1 3,6 3,8 5,8 3,3 5,5 10,1 4,3 4,0 4,2 3,6 7,9 4,6 6,3 4,4 4,9 5,9 4,5 3,3 6,1 8,2 4,5 3,4 3,3
425 292 68 42 279 52 45 28 311 43 226 65 154 110 219 32 3.201 165 62 139 32 4 39 16 39 176 51 45 46 5 62 220 408 104 139 191 230 36 159 169 38 268 130 94 9 42 79 442 53 187 39 24 182 20 141 154 69 145 69 18
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
4.773 2.880 1.302 11.294 1.892 4.312
8.941 5.496 2.461 20.527 3.492 8.299
6,6 5,7 6,1 8,0 6,0 6,9
6,4 5,8 6,3 7,4 5,9 7,5
6,5 5,7 6,2 7,7 5,9 7,2
874 814 365 4.507 623 1.321
10,2 6,8 6,7 4,6 5,6 6,3 5,8
Oost-Vlaanderen
4.168 2.616 1.159 9.233 1.600 3.987
dec. 2018
dec. 2018 7,2 1,5 4,6 8,0 4,4 6,4 5,8 6,0 2,6 14,5 5,7 5,7 4,9 4,2 3,2 7,1 4,2 6,0 6,4 4,5 11,4 6,5 2,8 7,8 10,4 1,5 4,3 9,4 9,7 25,0 7,5 1,8 2,9 1,0 3,5 1,3 2,1 3,1 1,4 6,3 5,8 3,1 8,8 4,4 14,3 5,0 1,7 6,3 7,7 4,7 5,9 7,3 4,0 12,8 0,7 4,0 6,8 3,9 3,9 7,3
26.453
22.763
49.216
7,0
6,8
6,9
8.504
Vlaams Gewest
113.785
98.892
212.677
7,0
7,0
7,0
41.303
5,1
België
277.628
247.761
525.389
7,3
7,0
7,2
n.b.
n.b.
* Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18–65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18–65 jaar), in %. Opgelet: voor België is dit de geharmoniseerde werkloosheidsgraad op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten van Eurostat, wat een onderschatting geeft in vergelijking met de VDAB-data ( ) ** Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures ( )
Bron: VDAB-Arvastat, NBB, berekeningen economische studiedienst
66
Tabel 9 Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (gemiddelde 2018) 1. Naar studieniveau Aantal provincie Lager onderwijs + 1ste graad secundair 2de graad secundair 3de en 4de graad secundair Hoger beroepsonderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Master Leertijd (Syntra) Deeltijds beroepssecundair Totaal *
( )
Aandeel provincie
Aandeel Vlaams Gewest
10.005
22,3
21,6
9.599
21,4
21,1
14.653
32,7
34,4
498
1,1
1,3
3.812
8,5
8,9 1,4
592
1,3
3.693
8,2
7,5
789
1,8
1,6
1.188
2,7
2,2
44.829
100
100
Aandeel provincie
Aandeel Vlaams Gewest
2. Naar leeftijd Aantal provincie Jonger dan 25 jaar
9.471
21,1
19,5
23.110
51,5
50,7
50 jaar en ouder
12.250
27,3
29,8
Totaal (*)
44.831
100
100
Aandeel provincie
Aandeel Vlaams Gewest 51,9
25 – 49 jaar
3. Naar werkloosheidsduur Aantal provincie Minder dan 1 jaar
22.501
50,2
1 – 2 jaren
7.543
16,8
17,3
2 – 5 jaren
8.656
19,3
18,9
6.129
13,7
11,9
44.829
100
100
Meer dan 5 jaren Totaal (*) * Door afrondingen kunnen de totalen verschillen.
( )
© www.ingimage.com
Bron: VDAB-Arvastat, berekeningen economische studiedienst
67
Onderwijs Tabel 10 Schoolbevolking (2017–2018) Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2017–2018 arr. Aalst
arr. Dendermonde
Totaal basisonderwijs (1)+(2)
31.128
20.379
8.317
61.914
13.452
29.402
164.592
Kleuteronderwijs (1)
11.211
7.206
2.955
22.450
4.794
10.509
59.125
265.775
Gewoon
11.145
7.167
2.955
22.247
4.756
10.431
58.701
263.789
Buitengewoon
arr. Eeklo
arr. Gent
arr. arr. Oudenaarde Sint-Niklaas
prov. Oost- Vlaanderen Vlaanderen 728.934
66
39
–
203
38
78
424
1.986
Lager onderwijs (2)
19.917
13.173
5.362
39.464
8.658
18.893
105.467
463.159
Gewoon
19.097
12.508
5.095
37.434
8.289
17.830
100.253
438.779
820
665
267
2.030
369
1.063
5.214
24.380
Buitengewoon Secundair onderwijs
22.117
11.362
6.100
36.317
6.953
19.044
101.893
442.306
Gewoon
21.324
10.983
6.100
34.125
6.748
18.010
97.290
421.975
793
379
–
2.192
205
1.034
4.603
20.331
–
–
–
–
–
–
72.898
226.975
Buitengewoon Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen – aantal studenten met diplomacontract)
Hogescholenonderwijs (3)
–
–
–
–
–
–
38.486
120.389
Arteveldehogeschool
–
–
–
–
–
–
12.489
–
Hogeschool Gent
–
–
–
–
–
–
13.799
–
LUCA School of Arts (*)
–
–
–
–
–
–
2.713
–
Odisee (*)
–
–
–
–
–
–
9.485
–
Universitair onderwijs (4)
–
–
–
–
–
–
34.412
106.586
Universiteit Gent
–
–
–
–
–
–
34.412
–
* Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen
( )
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 11 Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs (schooljaar 2017–2018) onderwijsvorm onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers
Oost-Vlaanderen
Vlaams Gewest
757
3.759
32.713
139.820
2de en 3de graad ASO
27.837
115.973
2de en 3de graad BSO (incl. modulair)
15.752
70.837
1ste graad secundair onderwijs
2de en 3de graad KSO
1.441
6.254
2de en 3de graad TSO
18.790
85.332
totaal
97.290
421.975
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
68
Tabel 12 Aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting (academiejaar 2017–2018) Professioneel gerichte opleidingen
Academisch gerichte opleidingen
Totaal
Odisee (*)
9.485
0
9.485
LUCA School of Arts (*)
1.292
1.421
2.713
Associatie KU Leuven
10.777
1.421
12.198
Arteveldehogeschool
12.489
0
12.489
Hogeschool Gent
12.420
1.379
13.799
Universiteit Gent
0
34.412
34.412
24.807
35.324
60.131
Associatie Universiteit Gent * Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen
( )
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 13 Aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied (academiejaar 2017–2018)
Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1)
Mannen
Vrouwen
Totaal 34.412
15.298
19.114
Archeologie en kunstwetenschappen
150
366
516
Bewegings- en revalidatiewetenschappen
916
1.338
2.254
Biomedische wetenschappen, biotechniek
429
725
1.154
Diergeneeskunde
374
1.422
1.796 2.540
Economische en toegepaste economische wetenschappen
1.523
1.017
Farmaceutische wetenschappen
187
693
880
Geneeskunde
893
1.321
2.214
Geschiedenis
399
184
583
Geschiedenis; Taal- en letterkunde
156
306
462
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
1.623
1.339
2.962
Industriële wetenschappen en technologie
1.929
338
2.267
587
842
1.429
Politieke en sociale wetenschappen Psychologie en pedagogische wetenschappen Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste taalkunde
562
2.942
3.504
1.171
2.179
3.350
52
495
547
276
812
1.088
95
143
238
624
617
1.241
187
569
756
Toegepaste wetenschappen
1.800
569
2.369
Wetenschappen
1.163
624
1.787
181
118
299
21
155
176
Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Master na professionele bachelor Bijkomende opleidingen (2)
7.103
7.565
14.668
Master na master
611
887
1.498
Specifieke lerarenopleiding na master
129
264
393
Academische graad van doctor
2.525
2.355
4.880
Doctoraatsopleiding
4.881
2.558
2.323
Voorbereidingsprogramma
321
339
660
Schakelprogramma
959
1.397
2.356
22.401
26.679
49.080
Totaal Universiteit Gent (1) + (2) Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
69
70
© www.ingimage.com
© www.ingimage.com
Toegevoegde waarde Tabel 14 Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2017) – aandeel per bedrijfstak OostVlaanderen
Vlaams Gewest
Concentratie coëfficiënt (*)
Landbouw, jacht, bosbouw en visserij
0,8
0,9
0,89
Energetische en industrieproducten, m.i.v. bouw
27,1
26,0
1,04
– winning van delfstoffen
0,0
0,0
–
17,0
17,8
0,96
– voeding, drank en tabak
3,1
2,6
1,19
– textiel en kleding, schoenen en leer
1,1
0,5
2,20
– hout en artikelen van hout, papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen
1,5
0,9
1,67
– industrie
– cokes en aardolieproducten
0,1
0,7
–
– chemie en synthetische producten
2,4
3,3
0,73
– farmaceutische grondstoffen en producten
0,2
2,1
0,10
– rubber en kunststof, overig niet-metaal
1,7
1,4
1,21
– metallurgie en producten van metaal
3,0
2,3
1,30
– informaticaproducten, elektronische en optische instrumenten
0,4
0,5
0,80
– elektrische apparatuur
0,4
0,3
1,33
– machines, apparaten en werktuigen
0,6
1,3
0,46
– transportmiddelen
1,7
0,9
1,89
– overige industrie
0,8
1,0
0,80
– productie en distributie van elektri citeit, gas, stoom en gekoelde lucht
1,7
1,4
1,21
– distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering
1,1
0,9
1,22
– bouwnijverheid
7,3
5,9
1,24
Diensten
71,7
73,2
0,98
– groothandel en kleinhandel
11,5
13,8
0,83
– hotels en restaurants
1,7
1,9
0,89
– vervoer en communicatie
6,0
6,6
0,91
– uitgeverijen en audiovisuele diensten
0,4
0,7
0,57
– informaticadiensten
2,0
2,3
0,87
– financiële instellingen
3,5
3,7
0,95
– e xploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienst verlening
8,7
8,5
1,02
– r echts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen
8,7
8,8
0,99
– wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
1,0
0,5
2,00
– reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten
0,6
0,7
0,86
– administratieve en ondersteunende diensten
4,6
5,4
0,85
– openbaar bestuur en defensie
5,2
5,0
1,04
– onderwijs
7,5
6,3
1,19
– gezondheidszorg
5,4
4,6
1,17
–m aatschappelijke dienstverlening
3,1
2,7
1,15
– kunst, amusement en recreatie
0,6
0,6
1,00
– overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten
1,1
1,0
1,10
– particuliere huishoudens met werknemers
0,1
0,1
1,00
100,0
100,0
–
Totaal ( ) * Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst
71
Zeehavens Tabel 15 Toegevoegde waarde haven van Gent, onderdeel van North Sea Port (2017) 2017
2017/2016
2017
× 1.000.000 EUR
Procentuele evolutie
Aandeel directe TW (%)
Maritieme cluster (directe effecten) Scheepsagenten en expediteurs
41,9
22,8
1,0
249,2
5,3
5,7
Rederijen
4,8
42,2
0,1
Scheepsbouw en herstelling
4,2
6,3
0,1
Visserij
0,0
–
0,0
Goederenbehandeling
Maritieme handel
0,4
0,8
0,0
Havenbedrijf
30,5
-5,2
0,7
Openbare sector
21,0
-5,1
0,5
352,0
5,8
8,0
950,0
4,8
21,7
45,8
-20,5
1,0
Brandstofproductie
106,6
191,2
2,4
Chemische bedrijven
489,5
31,4
11,2
Automobielnijverheid
741,9
4,3
17,0
37,1
23,6
0,8
1.056,6
26,5
24,2
Bouw
145,0
16,4
3,3
Voedingsnijverheid
108,6
4,1
2,5
Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster (directe effecten) Handel Energiebedrijven
Elektronica Metaalverwerkende nijverheid
Andere industrieën
140,6
-5,8
3,2
2.871,7
18,6
65,7
Wegtransport
78,3
8,7
1,8
Ander vervoer over land
10,0
3,4
0,2
Totaal industrie
Totaal transport over land
88,3
8,1
2,0
Andere logistieke diensten
112,1
-1,2
2,6
4.022,1
14,2
92,0
Directe effecten
4.374,1
13,4
100,0
Indirecte effecten
4.610,2
14,1
–
Totaal toegevoegde waarde
8.984,3
13,8
–
Totaal niet-maritieme cluster
Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.
72
Tabel 16 Maritiem goederenverkeer North Sea Port (2018) Goederencategorie
Aanvoer (in ton)
Afvoer (in ton)
Totaal (in ton)
2018/2017 (%)
Landbouwproducten
4.277.679
579.416
4.857.095
52,9
Voedingsproducten en veevoeder
4.360.587
572.723
4.933.310
-0,7
Vaste minerale brandstoffen
5.746.450
1.014.204
6.760.654
3,2
12.312.341
4.868.407
17.180.748
15,9
Petroleumproducten Ertsen en metaalresiduen
6.528.113
1.725.106
8.253.219
-7,0
Producten van de metaalindustrie
4.202.288
1.650.335
5.852.623
10,1
Ruwe mineralen en bouwmaterialen
4.379.136
529.605
4.908.741
43,5
Meststoffen
2.257.558
3.614.830
5.872.388
-3,8
Chemische producten
4.700.076
1.777.427
6.477.503
-25,4
Overige goederen (o.m. voertuigen, machines) Totaal maritiem goederenverkeer
2.575.994
2.714.652
5.290.646
11,3
51.340.222
19.046.705
70.386.927
5,6
Afvoer (in ton)
Totaal (in ton)
2018/2017 (%)
Bron: North Sea Port
Tabel 17 Binnenvaart North Sea Port (2018) Goederencategorie Landbouwproducten
Aanvoer (in ton) 748.281
1.527.762
2.276.043
27,7
Voedingsproducten en veevoeder
1.053.847
2.601.079
3.654.926
23,0
Vaste minerale brandstoffen
2.078.362
2.811.652
4.890.014
-9,9
Petroleumproducten
6.829.910
11.765.311
18.595.221
6,6
Ertsen en metaalresiduen
3.135.418
1.320.071
4.455.489
26,8 20,2
Producten van de metaalindustrie
403.680
1.026.672
1.430.352
Ruwe mineralen en bouwmaterialen
5.165.301
3.882.053
9.047.354
6,2
Meststoffen
2.000.566
1.667.966
3.668.532
-14,5
Chemische producten
1.697.245
5.430.557
7.127.802
-17,6
Overige goederen (o.m. voertuigen, machines
1.448.647
1.572.308
3.020.955
11,9
24.561.257
33.605.431
58.166.688
3,0
Totaal binnenvaart
© Tom Fisk – Pexels
Bron: North Sea Port
73
Tabel 18 Werkgelegenheid haven van Gent, onderdeel van North Sea Port (2017) 2017
2017/2016
2017
Absolute cijfers (aantal vte)
Procentuele evolutie
Aandeel directe wgl. (%)
Maritieme cluster (directe effecten) Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling Rederijen Scheepsbouw en herstelling
415
15,3
2.069
0,6
1,5 7,3
4
7,5
0,0
48
-6,4
0,2
Visserij
0
–
0,0
Maritieme handel
4
12,9
0,0
Havenbedrijf
143
-3,3
0,5
Openbare sector
214
1,6
0,8
2.897
2,2
10,3
1.602
-0,1
5,7
191
-3,2
0,7 0,8
Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster (directe effecten) Handel Energiebedrijven Brandstofproductie
231
1,3
Chemische bedrijven
2.186
1,9
7,7
Automobielnijverheid
9.373
-0,2
33,2
Elektronica
252
-2,4
0,9
Metaalverwerkende nijverheid
6.043
-1,8
21,4
Bouw
1.682
9,3
6,0
684
7,5
2,4
982
6,0
3,5
21.624
0,7
76,5 2,8
Voedingsnijverheid Andere industrieën Totaal industrie Wegtransport
792
4,2
Ander vervoer over land
147
-2,7
0,5
Totaal transport over land
939
3,1
3,3
1.200
3,8
4,2
25.365
0,9
89,7 100,0
Andere logistieke diensten Totaal niet-maritieme cluster Directe werkgelegenheid
28.262
1,0
Indirecte werkgelegenheid
36.233
-5,3
–
Totale werkgelegenheid
64.495
-2,6
–
Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst
74
Tabel 19 Investeringen haven van Gent, onderdeel van North Sea Port (2017) 2017
2016/2017
2017
× 1.000.000 EUR
Procentuele evolutie
Aandeel totale invest. (%)
Maritieme cluster (directe effecten) Scheepsagenten en expediteurs
2,0
-53,6
0,3
142,3
57,3
20,0
Rederijen
2,1
181,7
0,3
Scheepsbouw en herstelling
1,3
105,4
0,2
Visserij
0,0
-
0,0
Maritieme handel
0,0
-72,7
0,0
Goederenbehandeling
Havenbedrijf Openbare sector Totaal maritieme cluster
11,7
35,6
1,6
8,6
-51,4
1,2
168,0
37,0
23,6
4,3
Niet-maritieme cluster (directe effecten) Handel
30,7
-9,3
Energiebedrijven
4,0
-35,8
0,6
Brandstofproductie
2,3
6,6
0,3
Chemische bedrijven
70,3
29,6
9,9
Automobielnijverheid
191,7
65,3
26,9
Elektronica Metaalverwerkende nijverheid
3,3
81,3
0,5
159,1
30,2
22,3
Bouw
13,5
30,4
1,9
Voedingsnijverheid
19,6
-18,5
2,8
16,2
-10,6
2,3
480,0
35,1
67,4
Andere industrieën Totaal industrie Wegtransport
10,6
9,9
1,5
3,2
33,2
0,4
Totaal transport over land
13,8
15,0
1,9
Andere logistieke diensten
19,9
5,0
2,8
Totaal niet-maritieme cluster
544,4
-13,2
76,4
Totale investeringen
712,4
-10,2
100,0
Ander vervoer over land
© rawpixel.com – Pexels
Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst
75
Tabel 20 Maritiem goederenverkeer Waaslandhaven (2017) Goederencategorie Chemicaliën en gassen Ertsen, zand en grind Metaalproducten Hout Houtcellulose Papier Rollend materieel Containers Diverse goederen Totaal maritiem goederenverkeer
Aanvoer (in ton)
Afvoer (in ton)
Totaal (in ton)
3.639.082
1.101.560
4.740.642
2%
960.306
39.891
1.000.197
-10%
2.137.892
490.262
2.628.154
31%
181.888
3.499
185.387
-3%
75.350
22.757
98.107
-8% 39%
742.313
20.666
762.979
1.408.594
2.235.870
3.644.464
13%
40.038.932
52.118.435
92.157.367
68%
777.355
1.515.053
2.292.408
14%
49.961.712
57.547.993
107.509.705
57%
Bron: Havenbedrijf Antwerpen (via Maatschappij Linkerscheldeoever)
Tabel 21 Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2005 – 2017) 2005
2017
Grondgebied Beveren
7.995
12.884
Grondgebied Zwijndrecht
3.895
6.862
11.890
19.746
Totaal Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever
76
2016/2015
Conjunctuur
Figuur 5 Conjunctuurcurve 2010 – 2018
Bron: NBB.
Figuur 6
Bron: NBB.
77
Tabel 22 Arbeidsaanbod en -vraag, België (2014 – 2018) (veranderingen in duizenden personen, tenzij anders vermeld)
2014
2015
2016
2017
55
59
57
54
54
9
16
16
12
9
7.321
Beroepsbevolking
33
21
33
37
28
5.355
Binnenlandse werkgelegenheid
20
41
59
65
59
4.783
14
30
46
52
48
3.982
Conjunctuurgevoelige bedrijfstakken (2)
0
18
29
38
36
2.475
Overheid en onderwijs
7
3
3
2
1
816
Overige diensten (3)
7
9
14
13
11
691
Totale bevolking Bevolking op arbeidsleeftijd (1)
Loontrekkenden
Zelfstandigen Niet-werkende werkzoekenden p.m. Geharmoniseerde werkloosheidsgraad (4) (5) p.m. Geharmoniseerde werkgelegenheidsgraad (4) (6)
2018 (7)
2018 (7) 11.404
6
10
13
12
11
801
14
-19
-26
-28
-30
495
8,6
8,6
7,9
7,1
6,0
67,3
67,2
67,7
68,5
69,6
Bevolking van 15 tot 64 jaar L andbouw, industrie, energie en water, bouwnijverheid, handel en horeca, vervoer en communicatie, financiële activiteiten, exploitatie van en handel in onroerend goed en diensten aan ondernemingen (3) Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening; kunst, amusement en recreatie; overige diensten en huishoudens als werkgever (4) Op basis van de gegevens van de enquête naar de arbeidskrachten (5) Werkzoekenden in % van de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar (6) Werkenden in % van de totale bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) (7) Raming van de NBB (1)
(2)
Bron: FPB, INR, RVA, Statbel, NBB
Figuur 7 Ondernemersvertrouwen, België (2014 – 2018)
Een stijging van de curve wijst op een gunstig vertrouwen van de ondernemers ten aanzien van de toekomst (0 = de ondernemer is indifferent) Bron: NBB.
78
Figuur 8 Consumentenvertrouwen, België (2014 – 2018)
Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstiger ontwikkeling.
1
Bij de andere indicatoren wijst een stijging op een gunstig vertrouwen van de consumenten ten aanzien van de toekomst (0 = de consument is indifferent) Bron: NBB.
Tabel 23 Overzicht falingen per provincie (2008 – 2018) Provincie
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2017 vs 2018
Antwerpen
%
1.557
1.860
2.020
1.915
2.154
2.279
2.174
2.031
2.036
1.921
1.730
-191
Limburg
499
578
696
749
777
866
790
798
686
670
669
-1
-0,15%
Oost-Vlaanderen
940
997
1.094
1.071
1.257
1.344
1.070
1.063
1.233
1.280
1.093
-187
-14,61%
513
605
564
586
675
660
632
608
598
607
596
-11
-1,81%
Vlaams-Brabant
(incl. Halle-Vilvoorde)
-9,94%
West-Vlaanderen
711
879
821
832
902
1.011
1.030
863
836
809
881
72
8,90%
Henegouwen
915
1.030
994
1.106
1.072
1.182
1.161
1.029
813
853
760
-93
-10,90%
Luik
787
872
901
953
995
1.175
1.128
1.041
930
973
978
5
0,51%
Luxemburg
110
120
144
161
146
199
172
157
147
166
131
-35
-21,08%
Namen
305
368
379
428
374
401
447
407
373
404
349
-55
-13,61%
Waals-Brabant
299
340
345
359
408
452
416
380
331
384
388
4
1,04%
6.636
7.649
7.958
8.160
8.760
9.569
9.020
8.377
7.983
8.067
7.575
-492
-6,10%
Totaal provincies
Bron: Graydon
79
Tabel 24 Evolutie jobverlies door falingen per provincie (2017– 2018) Provincie
2017
2018
2017 vs 2018
%
Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Henegouwen Luik Luxemburg Namen Waals-Brabant Brussels Hoofdstedelijk Gewest België
3.130 1.355 2.105 1.120 1.615 2.664 1.808 239 872 1.330 5.059 21.297
3.195 1.371 1.644 1.056 1.155 1.903 1.632 235 555 891 5.211 18.848
65 16 -461 -64 -460 -761 -176 -4 -317 -439 152 -2.449
2,1% 1,2 -21,9% -5,7% -28,5% -28,6% -9,7% -1,7% -36,4% -33,0% 3,0% -11,5%
Bron: Graydon, berekeningen economische studiedienst
Tabel 25 Evolutie faillissementen en jobverlies naar sectoren, Oost-Vlaanderen (2016 – 2018) Aantal faillissementen 2016 Horeca Reparatie van computers en consumentenartikelen Overige persoonlijke diensten
2017
2018
Potententieel jobverlies
2017 vs 2018
%
2016
2017
2018
2017 vs 2018
%
213
239
205
-34
-14,2%
377
366
308
-58
-15,8%
1
6
3
-3
-50,0%
0
14
0
-14
-100,0%
25
29
22
-7
-24,1%
114
45
17
-28
-62,2%
245
230
192
-38
-16,5%
680
725
486
-239
-33,0%
42
58
57
-1
-1,7%
56
87
115
28
32,2%
Kleinhandel
117
115
111
-4
-3,5%
200
107
171
64
59,8%
Groothandel
66
50
47
-3
-6,0%
199
52
108
56
107,7%
Handelsbemiddeling
20
37
23
-14
-37,8%
99
22
18
-4
-18,2%
Garagehouders en aanverwante sectoren
25
26
19
-7
-26,9%
26
41
17
-24
-58,5% -62,4%
Bouw Transport
Dienstverlening aan bedrijven
167
170
132
-38
-22,4%
340
404
152
-252
Verzekeringen en vermogensbeheer
2
3
2
-1
-33,3%
0
2
2
0
0,0%
Sport en recreatie
4
13
9
-4
-30,8%
2
4
18
14
350,0%
Immo
22
15
11
-4
-26,7%
165
8
11
3
37,5%
Land- en bosbouw
15
5
13
8
160,0%
7
7
9
2
28,6%
Visserij en aquacultuur
1
0
0
0
0,0%
0
0
0
0
0,0%
17
19
10
-9
-47,4%
109
41
76
35
85,4%
Textiel en lederindustrie
7
3
2
-1
-33,3%
52
17
0
-17
-100,0%
Houtindustrie
2
3
3
0
0,0%
0
13
0
-13
-100,0%
Papierindustrie
1
1
0
-1
-100,0%
21
2
0
-2
-100,0%
Drukkerijen, uitgeverijen en media
7
6
5
-1
-16,7%
9
16
15
-1
-6,3%
Chemische en kunststofindustrie
2
1
0
-1
-100,0%
0
0
0
0
0,0%
Bouwmaterialenindustrie
1
2
2
0
0,0%
0
3
2
-1
-33,3% -34,4%
Voedingsindustrie en -nijverheid
Metaalindustrie
11
7
12
5
71,4%
57
32
21
-11
Elektrotechniek, elektronica en computers
0
0
2
2
0,0%
0
0
1
1
0,0%
Machinebouw
2
2
0
-2
-100,0%
3
2
0
-2
-100,0%
Bouw van vervoerstuigen en componenten
0
0
0
0
0,0%
0
0
0
0
0,0%
Meubelindustrie
2
5
2
-3
-60,0%
20
44
9
-35
-79,5%
Andere industrie
1
2
2
0
0,0%
0
0
18
18
0,0%
Reparatie en onderhoud
5
4
4
0
0,0%
3
5
4
-1
-20,0%
Energieproductie
0
0
2
2
0,0%
0
0
0
0
0,0%
Water- en afvalbehandeling, sanering
6
0
1
1
0,0%
0
0
0
0
0,0%
Vrije beroepen - totaal
7
18
14
-4
-22,2%
5
8
12
4
50,0%
Medische beroepen
3
2
0
-2
-100,0%
4
3
0
-3
-100,0%
Juridische beroepen
0
4
2
-2
-50,0%
0
0
2
2
0,0%
Economische beroepen
0
1
5
4
400,0%
0
0
6
6
0,0%
Bouwtechnische beroepen
4
11
7
-4
-36,4%
1
5
4
-1
-20,0%
Overheid en onderwijs
2
1
5
4
400,0%
0
0
13
13
0,0%
Verenigingen (vakverenigingen, religieuze organisaties, …)
0
0
0
0
0,0%
0
0
0
0
0,0% -75,0%
Andere Onbekende activiteit (geen nace code)
Totaal
14
15
9
-6
-40,0%
9
8
2
-6
181
195
172
-23
-11,8%
4
30
39
9
30,0%
1.233
1.280
1.093
-187
-14,6%
2.557
2.105
1.644
-461
-21,9%
Bron: Graydon, berekeningen economische studiedienst
Tabel 26 Evolutie faillissementen en jobverlies naar sectoren, Oost-Vlaanderen (2005 – 2018) Starters Stoppers Falingen Saldo starters–stoppers Falingen / stoppers
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
8.809
10.014
10.502
10.316
9.676
10.474
10.716
10.032
10.214
10.829
11.119
12.082
12.583
14.587
6.351
5.726
6.625
6.796
7.187
7.766
8.114
8.807
9.021
7.777
8.536
9.154
9.120
10.147
846
789
851
940
997
1.094
1.071
1.257
1.344
1.070
1.063
1.233
1.220
1.093
2.458
4.288
3.877
3.520
2.489
2.708
2.602
1.225
1.193
3.052
2.583
2.928
3.463
4.440
13,3%
13,8%
12,8%
13,8%
13,9%
14,1%
13,2%
14,3%
14,9%
13,8%
12,5%
13,5%
13,4%
10,8%
Bron: Graydon, berekeningen economische studiedienst
80
Colofon
Inhoudsopgave
De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2019) is een uitgave van de economische studiedienst van de Provincie Oost-Vlaanderen.
Voorwoord
1
Deel 1 Oost-Vlaanderen in de kijker
3
Slimme specialisatie en de verwevenheid van diensten en industrie
5
Provincie Oost-Vlaanderen PAC Het Zuid Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent
Sociaal ondernemerschap, op het snijvlak tussen de sociale economie en de reguliere economie
21
Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking
Waar werkt de Oost-Vlaming?
35
Deel 2 Oost-Vlaanderen doorgelicht
49
Overzichtskaart gemeenten
50
Overzichtstabel gemeenten per arrondissement
51
Bevolking
52
Inkomen
56
Werkgelegenheid
58
Ondernemingsweefsel
62
Werkloosheid
65
Onderwijs
68
Toegevoegde waarde
71
Zeehavens
72
Conjunctuur
77
tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be
Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be
Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be
Dataverzameling en -verwerking, redactie Pascal de Meyer Kathy Gillis Bart Rondas Jos Saerens Petra Van Poucke
Interviews Mark Van Bogaert
Ontwerp cover en binnenwerk Karakters, Gent
Verantwoordelijke uitgever Kurt Moens, eerste gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent
Wettelijk depotnummer: D/2019/5139/10 Gedrukt bij Manufast op gerecycleerd papier (1.200 ex.)
Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.
2019
Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen
Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97
POM
provincie Oost-Vlaanderen