21e editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (2019)

Page 1

2019

Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen

Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97

POM

provincie Oost-Vlaanderen


Colofon

Inhoudsopgave

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2019) is een uitgave van de economische studiedienst van de Provincie Oost-Vlaanderen.

Voorwoord

1

Deel 1  Oost-Vlaanderen in de kijker

3

Slimme specialisatie en de verwevenheid van diensten en industrie

5

Provincie Oost-Vlaanderen PAC Het Zuid Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent

Sociaal ondernemerschap, op het snijvlak tussen de sociale economie en de reguliere economie

21

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking

Waar werkt de Oost-Vlaming?

35

Deel 2  Oost-Vlaanderen doorgelicht

49

Overzichtskaart gemeenten

50

Overzichtstabel gemeenten per arrondissement

51

Bevolking

52

Inkomen

56

Werkgelegenheid

58

Ondernemingsweefsel

62

Werkloosheid

65

Onderwijs

68

Toegevoegde waarde

71

Zeehavens

72

Conjunctuur

77

tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be

Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be

Dataverzameling en -verwerking, redactie Pascal de Meyer Kathy Gillis Bart Rondas Jos Saerens Petra Van Poucke

Interviews Mark Van Bogaert

Ontwerp cover en binnenwerk Karakters, Gent

Verantwoordelijke uitgever Kurt Moens, eerste gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent

Wettelijk depotnummer: D/2019/5139/10 Gedrukt bij Manufast op gerecycleerd papier (1.200 ex.)

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.


voorwoord Met genoegen stellen we hierbij de 21e editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen voor, volgens het vertrouwd stramien van de vorige uitgaves maar toch ook vernieuwend. De onderwerpen van drie hoofdstukken in het eerste deel worden telkens gelinkt aan de praktijk via gastbijdragen, een primeur voor de situatie­ schets. Zo laten we dr. Geert Vandenbroucke, voorzitter van Orsi Academy, aan het woord in het hoofdstuk over slimme specialisatie. Kaat Peeters is als ‘Social Impact Manager’ bij Konekt dan weer de geschikte persoon om het sociaal ondernemerschap in onze provincie toe te lichten. Tot slot duidt Fons Leroy, uittredend administrateur-generaal van de VDAB, het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt in Oost-Vlaanderen. Door de welgeïnformeerde kijk van deze experts wordt de academische aanpak van de artikels in deel 1 vertaald in de sociaal-economische realiteit van onze provincie.

Het eerste deel brengt ook geen uitgeschreven analyse meer van de conjunctuur. De belangrijkste cijfers hierover vindt u in het tweede deel. Dit tweede deel bevat een pak cijfermateriaal over de meest uiteenlopende sociaal-economische onderwerpen. We doen dit waar mogelijk op het niveau van de 60 gemeenten. Inderdaad, door de fusies die van kracht werden op 1 januari 2019 telt onze provincie vijf gemeenten minder. Ook in digitale tijden zoals deze blijft een papieren naslagwerk meer dan welkom. Veel lees- en opzoek­genot!

1


© www.ingimage.com


deel 1

Oost-Vlaanderen in de kijker


© www.ingimage.com


slimme specialisatie en de verwevenheid van diensten en industrie

Inleiding Het aandeel van de dienstensector in de totale economie is in de laatste decennia fors toe­ genomen. Zowel qua aantal bedrijven als op het vlak van productie en toegevoegde waarde is de dienstensector in de afgelopen 30 jaar veel sterker gegroeid dan de industrie. De industriële werkgelegenheid is in die periode afgenomen; in de dienstensector groeide het aantal jobs. Toch blijft een industriële sokkel cruciaal voor de economische gezondheid van een regionale economie. De dienstensector kan niet blijven groeien zonder een sterke industriële basis.1 Zo wordt er op Europees niveau aangedrongen op een nationaal industrieel gewicht van 20% van het BBP, omdat het besef leeft dat een sterke industriële sector een ruggengraat is voor een sterk economisch weefsel.2

1

van Gessel-Dabekaussen, Gusta, Verwevenheid industrie en diensten: Veranderingen in de samenstelling van ondernemingengroepen, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag, 2008, 7 blz.

2

Europese Commissie, Memo/12/759, Brussel, 10/10/2012.

Dit is één van de redenen voor de ontwikkeling van het concept van slimme specialisatie binnen de Europese Unie. Slimme specialisatie betekent dat het innovatie- en transformatiebeleid in een regio de middelen focust op een beperkt aantal toekomstgerichte activiteiten in nieuwe waardeketens, waarin deze regio specifieke sterkten heeft. Essentieel is het proces van ‘entrepreneurial discovery’ (of ondernemersgedreven zoekproces), de identificatie van deze waardecreërende activiteiten.3 In hiernavolgend artikel kan men twee onderdelen onderscheiden. Enerzijds onderzoeken we het relatief belang van de industriële sectoren in OostVlaanderen, met een kijk op de evolutie over de vijfjarige periode 2012-2016. Anderzijds bekijken we de slimme specialisatiestrategie van de Provincie Oost-Vlaanderen.

3 https://www.ewi-vlaanderen.be/wat-doet-ewi/ondernemendeeconomie/slimme-specialisatie/slimme-specialisatie

5


Industrie De industrie is een niet te missen schakel in een waardeketen die niet enkel een belangrijk aandeel tot de totale toegevoegde waarde levert, maar ook werkgelegenheid genereert. Ongeveer 15% van de actieve bevolking is nog steeds werkzaam in de verwerkende nijverheid (in enge zin). Dit aantal loopt nog op tot 36% indien ook de verweven dienstensectoren (ruime zin) in overweging worden genomen.

Onderstaande tabel geeft deze weer in een rangschikking van hoog- naar laagtechnologisch. Het is wel belangrijk te vermelden dat in deze selectie zoals deze door Eurostat en de SERV gehanteerd wordt, de bouwnijverheid niet bij de industrie gerekend wordt.

De term industrie slaat in dit onderzoek op de economische activiteiten die ressorteren onder de NACE 2008 codes (2 digits) 10 tot en met 33.

Tabel A.1  Industrie naar technologie-klasse Technologie-klasse

NACE sector

Hoogtechnologisch

21 26 303

Medium-hoogtechnologisch

20 Vervaardiging van chemische producten 254 Vervaardiging van wapens en munitie 27 tot 29 Vervaardiging van elektrische apparatuur; Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, n.e.g.; Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers 30 Vervaardiging van andere transportmiddelen (m.u.v. 301 Scheepsbouw en 303 Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen en van toestellen in verband daarmee) 325 Vervaardiging van medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden

Medium-laagtechnologisch

182 Reproductie van opgenomen media 19 Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten 22 tot 24 Vervaardiging van producten van rubber of kunststof; Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten; Vervaardiging van metalen in primaire vorm 25 Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten (m.u.v. 254 Vervaardiging van wapens en munitie) 301 Scheepsbouw 33 Reparatie en installatie van machines en apparaten

Laagtechnologisch

10 tot 17 Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken, tabaksproducten, textiel, kleding, leer en van producten van leer; Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk; Vervaardiging van papier en papierwaren 18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media (m.u.v. 182 Reproductie van opgenomen media) 31 Vervaardiging van meubelen 32 Overige industrie (m.u.v. 325 Vervaardiging van medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden)

Bron : NBB, Eurostat, OESO

6

Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen en van toestellen in verband daarmee


De verbonden bedrijfs- en netwerkdiensten De industriële productie is verweven met een waaier aan diensten, die samen een veel groter percentage van het BBP uitmaken. Tabel A.1 toont de bedrijfsdiensten en netwerkdiensten die in grote mate afhankelijk zijn van de nijverheid. In enge zin is het duidelijk dat het industriële apparaat kleiner wordt, maar in ruime zin is een genuanceerdere visie vereist. Door verweven­ heid met de dienstensectoren, blijft de industrie een niet te onderschatten aandeel behouden in het BBP. De verbonden diensten slaan in dit onderzoek op de economische activiteiten die ressorteren onder de NACE 2008 codes (2 digits) zoals hierna weergegeven.

Handel (NACE 50 tot en met 52). Deze groep diensten betreft ondernemingen die werkzaam zijn in de distributie van goederen en diensten aan andere sectoren van de economie en aan eindverbruikers. Netwerkdiensten (NACE 40 tot en met 41 en 60 tot en met 64). Deze groep diensten omvat zowel de productie en distributie van elektriciteit, gas en water als vervoer en communicatie. Financiële diensten (NACE 65-67). Deze groep diensten betreft financiële intermediairen, zoals banken en verzekeringsondernemingen. Figuur A.1 illustreert enerzijds de relatie tussen de industrie en de verbonden diensten en toont anderzijds de niet aan de industrie gerelateerde diensten.

© www.ingimage.com

Zakelijke diensten (NACE 70 tot en met 74). Bij deze groep diensten kunnen twee categorieën worden onderscheiden: 1. Kennisintensieve zakelijke diensten, zoals professionele diensten zoals IT-adviezen, beheersadviezen, O&O, reclamediensten en beroepsopleiding;

2. Operationele diensten, bijvoorbeeld industriële reiniging, beveiligingsdiensten, secretariaatswerk.

7


Energie – Water Communicatie Vervoer

Kennisintensieve diensten Beroepsopleiding Operationele diensten

Marktdiensten

Industrie (tabel A.1 : NACE 2008 codes)

Figuur A.1  Schematisch overzicht industrie en diensten Bouw

Bedrijfsgerelateerde diensten (diensten aan producenten)

Zakelijke diensten

Handel Netwerkdiensten

Banken – Verzekeringen

Diensten

Diensten aan consumenten Onderwijs

Niet-marktdiensten

Gezondheidszorg

Culturele diensten

Horeca

Vrije tijd en sport

Overheidsdiensten Sector zonder winstoogmerk

8

Bron:Europese EuropeseCommissie Commissie – bewerking economische studiedienst Bron: – bewerking economische studiedienst

De analyse van de hierboven gedefinieerde Vlaamse en Oost-Vlaamse sectoren gebeurt aan de hand van drie kern­ indicatoren: bruto toegevoegde waarde, werkzame personen en arbeidsproductiviteit.


Tabel A.2  Sectorale analyse naar bruto toegevoegde waarde, werkzame personen en arbeidsproductiviteit 2016 Bruto toegevoegde waarde

Werkzame personen

evolutie aantal evolutie in % tegen­ werkzame in % tegen­ over 2012 personen over 2012 Totale economie Verwerkende industrie (met NACE 2-digits tussen haakjes) Mijnbouw en ondersteunende activiteiten (05-09)

Arbeidsproductiviteit EUR

evolutie in % tegen­ over 2012

46.369

12,0%

597.892

4,7%

77.554

7,0%

7.970

14,7%

91.582

-0,6%

91.077

15,4%

8

-7,1%

85

14,9%

92.941

-19,1%

1.509

25,0%

16.398

4,0%

92.005

20,2%

Vervaardiging van textiel, kleding, leer (13-15)

538

7,8%

7.571

-12,7%

71.047

23,4%

Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout , exclusief meubelen (16)

187

18,2%

2.236

5,2%

83.778

12,4%

Vervaardiging van papier en papierwaren (17)

262

24,3%

2.298

12,3%

114.114

10,8%

Drukkerijen, reproductie van opgenomen media (18)

244

-0,4%

3.296

-0,9%

74.070

32

775,7%

215

0,0%

1.102

-3,8%

5.170

-14,0%

213.133

88

472,7%

699

262,2%

126.180

58,1%

Vervaardiging van producten van rubber of kunststof (22)

494

21,0%

4.454

-4,3%

110.811

26,4%

Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken en tabak (10-12)

Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten (19) Vervaardiging van chemische producten (20) Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten (21)

0,5% 0,0% 11,9%

Vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale producten (23)

346

-0,9%

3.645

-14,3%

95.020

15,6%

Vervaardiging van metalen in primaire vorm (24)

572

56,2%

3.825

-3,0%

149.617

61,0%

Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten (25)

737

29,3%

8.843

-6,3%

83.335

37,9%

Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten (26)

215

-10,7%

2.165

-3,6%

99.446

-7,4%

Vervaardiging van elektrische apparatuur (27)

214

15,2%

2.716

-1,5%

78.756

16,9%

Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen (28)

289

11,0%

2.748

-4,1%

105.313

15,7%

Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens (29)

698

11,6%

10.212

3,8%

68.321

7,5%

90

-2,4%

956

42,5%

94.256

-31,5% 12,5%

Vervaardiging van andere transportmiddelen (30) Vervaardiging van meubelen; overige industrie (31-32)

175

32,5%

2.998

17,8%

58.471

Reparatie en installatie van machines en apparaten (33)

168

39,7%

2.373

36,3%

70.842

2,4%

Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (35)

889

-23,3%

3.749

-5,4%

237.023

-18,9%

Winning, behandeling en distributie van water (36)

117

30,6%

782

-3,8%

149.965

35,8%

Afvalwaterafvoer; inzameling, verwerking en verwijdering van afval; terugwinning; sanering en ander afvalbeheer (37-39) Bouwnijverheid (41-43) Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen (45)

387

1,1%

3.163

-6,4%

122.428

8,0%

3.424

3,4%

42.436

-1,9%

80.677

5,4%

756

11,1%

8.705

1,2%

86.822

9,7%

Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen (46)

3.059

8,6%

27.063

-0,1%

113.021

8,7%

Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen (47)

1.661

-5,0%

34.538

0,2%

48.090

-5,1%

849

15,6%

12.543

3,8%

67.663

11,4%

14.093

19,4%

117.206

7,5%

120.241

11,1%

114

82,3%

539

-2,3%

211.630

86,6% 20,6%

Vervoer te land en vervoer via pijpleidingen (49) Bedrijfsgerelateerde diensten (met NACE 2-digits tussen haakjes) Vervoer over water (50) Luchtvaart (51)

77

39,0%

939

15,3%

82.115

1.194

11,6%

10.859

2,8%

109.994

8,6%

Posterijen en koeriers (53)

216

7,9%

3.590

-1,0%

60.093

8,9%

Verschaffen van accommodatie; eet- en drinkgelegenheden (55-56)

779

24,1%

16.009

4,8%

48.660

18,4%

99

61,1%

870

22,0%

113.660

32,0%

Opslag en vervoerondersteunende activiteiten (52)

Uitgeverijen (58) Productie van films en video- en televisieprogramma’s e.d.m. (59-60)

83

64,8%

517

14,2%

160.915

44,3%

Telecommunicatie (61)

287

-10,0%

1.581

-9,6%

181.657

-0,4%

Ontwerpen en programmeren van computerprogramma’s, computerconsultancy(62-63)

855

34,9%

8.302

37,0%

103.023

-1,6%

1.151

25,0%

4.847

-7,9%

237.440

35,6%

205

-17,5%

1.448

0,7%

141.340

-18,1%

Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen (64) Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, exclusief verplichte sociale verzekeringen (65) Ondersteunende activiteiten voor verzekeringen en pensioenfondsen (66)

302

19,5%

3.936

-2,1%

76.683

22,0%

Exploitatie van en handel in onroerend goed (68)

4.045

11,2%

3.011

23,6%

1.343.474

-10,0%

Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer (69-70)

12,2%

3.461

19,7%

47.232

6,7%

73.277

Architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen (71)

557

26,9%

7.111

6,3%

78.257

19,4%

Speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied (72)

383

293,2%

1.472

78,0%

260.190

120,9%

Reclamewezen en marktonderzoek (73)

160

23,0%

2.164

21,7%

73.906

1,1%

Overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten; veterinaire diensten (74-75)

126

21,5%

2.780

11,8%

45.202

8,6%

Bron: NBB, bewerking economische studiedienst

9


Toegevoegde waarde Het economisch belang van een sector kan met behulp van de toegevoegde waarde gemeten worden. Kapitaalintensieve sectoren, zoals de aardolie- en cokessector, kunnen immers met een laag aantal werknemers een hoge toe­ gevoegde waarde creëren. Deze maatstaf is, samen met tewerkstelling, een veelgebruikte indicator voor het belang van een sector. De industrie en verbonden diensten maken 48,4% uit van de totale Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde in 2016 tegenover 46% in 2012. Hiervan maakt de industrie 18% uit en de verbonden diensten 30%. In absolute waarde zijn de drie belangrijkste sectoren: de rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening (3.461 miljoen EUR – een stijging van 20% over de periode 2012 – 2016; ongeveer 7,5% van de Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde); de voedingssector (1.510 miljoen EUR – een stijging van 25% over de vijfjarige periode) en de vervoerssector die ook nog een groei van 11,6% kent. De bruto toegevoegde waarde van Oost-Vlaanderen maakt 20,8% uit van het totaal van het Vlaams Gewest met als relatief belangrijke sectoren: de Oost-Vlaamse textielsector die 42,7% van de bruto toegevoegde waarde heeft van de Vlaamse textielsector en de automobiel­ industrie die bijna 40% van de Vlaamse sector­ totaal levert inzake bruto toegevoegde waarde.

Tewerkstelling Een tweede indicator die gebruikt wordt om het relatief belang van sectoren weer te geven, is de tewerkstelling. De omvang van de tewerk­ stelling geeft het belang van de sector weer voor de economie van een regio. In deze analyse wordt het begrip ‘werkzame personen’ gehanteerd, wat de som is van werknemers en zelfstandigen in die sector. Het aantal werkzame personen in de onderzochte populatie bedraagt in 2016 34,9% van de totale tewerkstelling in Oost-Vlaanderen. De tewerk­ stelling in de verwerkende industrie en gerela­ teerde diensten in Oost-Vlaanderen steeg in de periode 2012-2016 met 4,7% dankzij een stijging van de diensten (+7%). De industrie zelf daalde

10

met 0,6% werkzame personen. In het Vlaams Gewest bedroeg de totale tewerkstellingsgroei slechts 3% en daalde de tewerkstelling in de industrie met 3% en steeg ze in de aanverwante diensten met 5%. Opmerkelijk, maar historisch verklaarbaar, is dat waar de totale tewerkstelling in Oost-Vlaanderen 22% is van die in het Vlaams Gewest, deze in de textielsector nog steeds heel hoog is: 39% van de totale Vlaamse tewerkstelling. Ook de hoge relatieve tewerkstelling in de auto­ mobielsector (42% van de Vlaamse tewerkstelling) is begrijpelijk gezien de aanwezige productie­ capaciteit in Oost-Vlaanderen en het verdwijnen ervan in andere regio’s. In absolute cijfers is de sector van de boekhoudkundige en rechtskundige dienstverlening met 47.232 werkzame personen


© www.ingimage.com

de grootste werkgever, goed voor 8% van de beschouwde populatie. Daarna volgt de voedings­sector met 16.400 werkzame personen. Ongeveer 17% van de werkzame personen zijn zelfstandigen. Hiervan zijn slechts 15% werkzaam in de verwerkende industrie en 85% in de verbonden dienstensector. Bij de werkzame personen als werknemer bedraagt dit 46% in de industrie en 54% in de verbonden diensten.

Het aantal zelfstandigen in computerspecialisaties zoals programmeren, ontwerpen en consulting nam sterk toe, met 53% en ook het aantal zelf­ standigen in de rechts- en boekhoudkundige consultancy stegen sterk met 20% over de periode 2012-2016.

In de verweven diensten zijn de zelfstandigen vooral actief in de vrije beroepen. Zo zijn 37% van het totaal aantal zelfstandigen actief als rechtskundige en boekhoudkundige adviseurs.

11


Arbeidsproductiviteit Een derde indicator die het belang van een sector weergeeft, combineert de beide voorgaande indicatoren. De arbeidsproductiviteit geeft weer hoeveel toegevoegde waarde een bedrijfstak genereert per werknemer. Ook deze indicator is een belangrijke maatstaf voor de concurrentie­ kracht van een sector. De arbeidsproductiviteit ligt in Oost-Vlaanderen voor de totale economie op 77.554 EUR wat 94,5% is van de Vlaamse arbeidsproductiviteit (82.112 EUR). Deze laatste groeide over de periode 2012 – 2016 met 7,9% tegenover 7% groei voor Oost-Vlaanderen.

In de aanverwante diensten wordt over het algemeen een grote arbeidsproductiviteit gerealiseerd, vooral dan in onderzoek en ontwikkeling (260.190 EUR) en in de financiële dienstverlening (237.000 EUR). Opvallend is evenwel de lage arbeidsproductiviteit in de rechtskundige en boekhoudkundige dienst­ verlening: 73.280 EUR met 47.230 werkzame personen.

© www.ingimage.com

Dit heeft evenwel te maken met de samenstelling van de economische structuur en niet met de bestudeerde populatie. Deze evolueerde immers voor de maaksector met 15% en voor de diensten­ sector met 11%. Tegenover de 77.554 EUR voor de totale Oost-Vlaamse economie staat 91.077 EUR arbeidsproductiviteit in de maaksector en 120.241 EUR in de dienstensector.

Sterke cijfers worden neergezet in volgende maaksectoren die ook qua tewerkstelling belangrijk zijn: • voeding – 92.000 EUR arbeidsproductiviteit met 16.400 werkzame personen; • papiersector – 114.000 EUR arbeids­ productiviteit met 2.300 werkzame personen; • chemiesector – 213.000 EUR arbeids­ productiviteit met 5.170 werkzame personen; • kunststofsector – 110.800 EUR met 4.450 werkzame personen.

12


Comparatieve voordelen – Export Tabel A.3  Invoer en uitvoer van Oost-Vlaanderen – 10 bedrijfstakken met grootste bijdrage positief uitvoersaldo Bedrijfstak ( NACE 2008 )

Invoer van goederen (2016) x 1 mln EUR

Oostscore evolutie Vlaanderen bedrijfstak in % vs Vlaams vs totaal 2012-2016 Gewest in % in %

Goederen Oost-Vlaanderen

29.624

7,8%

100,0%

>  Waarvan industrie Oost-Vlaanderen

18.996

16,6%

64,1%

3.217

16,2%

10,9%

834

15,2%

Vervaardiging van chemische producten (20)

1.895

Vervaardiging van producten van kunststof, niet-metaalhoudende minerale producten (22-23)

x 1 mln EUR

Oostscore evolutie Vlaanderen bedrijfstak in % vs Vlaams vs totaal 2012-2016 Gewest in % in %

x 1 mln EUR

evolutie in % 2012-2016

3.715

-3,5%

6.794

-2,0%

6,4%

100,0%

25.790

11,1%

77,4%

31,5%

4.916

27,8%

14,7%

29,9%

1.699

57,6%

2,8%

51,5%

1.498

1,7%

4,5%

46,1%

664

-11,4%

-23,8%

6,4%

16,7%

3.159

-15,6%

9,5%

14,7%

1.265

0,5%

1.123

10,1%

3,8%

31,6%

1.617

19,6%

4,8%

30,1%

493

49,0%

Vervaardiging van metalen in primaire vorm, producten van metaal, exclusief machines en apparaten (24-25)

2.383

32,8%

8,0%

23,7%

3.355

13,0%

10,1%

26,1%

972

-17,2%

Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen (28)

208

41,5%

0,7%

7,3%

507

19,2%

1,5%

8,3%

299

7,4%

Vervaardiging van motor­ voertuigen, aanhangwagens (29)

6.208

17,6%

21,0%

74,8%

7.228

-1,2%

21,7%

70,9%

1.020

-49,9%

Dienstensector Oost-Vlaanderen

8.212

30,0%

100,0%

14,2%

7.385

37,1%

100,0%

12,5%

-827

-11,4%

Vervoer en opslag (H)

Vervaardiging van textiel, kleding, leer en producten van leer (13-15)

17,4%

Uitvoersaldo goederen

33.339

Vervaardiging van voedings­ middelen, dranken en tabaks­ producten (10-12)

15,8%

Uitvoer van goederen (2016)

1.015

24,0%

12,4%

8,9%

2.026

33,1%

27,4%

11,4%

1.011

43,8%

Verschaffen van accommodatie; eet- en drinkgelegenheden (I)

9

227,0%

0,1%

8,9%

319

73,1%

4,3%

11,4%

310

70,8%

Informatie en communicatie (J)

194

63,9%

2,4%

8,3%

405

53,9%

5,5%

11,6%

211

45,8%

Bron: NBB, bewerking economische studiedienst

Een land (of regio) zal zich specialiseren in de productie van goederen waarin het een comparatief voordeel heeft ten opzichte van haar handels­ partners. Een comparatief voordeel uit zich dan ook in de export. 4 Een mechanisme dat in een kleine en open economie een uitermate belangrijke rol speelt, is de inbreng die een sector levert tot het export­ potentieel van een land of regio. Hierbij draagt de industriële sector in Vlaanderen drie keer zoveel bij in de uitvoer van goederen in vergelij­ king tot de dienstensector. Voor een transitieregio

4

RICARDO, David, On the Principles of Political Economy and Taxation, London, 1817 - aangevuld met onder meer het Heckscher-­ Olin-Samuelson model (zie bijvoorbeeld SAMUELSON, Paul, International Factor-Price Equalisation Once Again, Economic Journal 59 (234): blz. 181–197).

als Vlaanderen is dit een belangrijke manier om welvaart te genereren; een verdere daling van de industriële activiteit kan snel vertaald worden in een terugval van economische welvaart. Voor Vlaanderen bedraagt de invoer van goederen 187.502 miljoen EUR en de uitvoer 191.721 miljoen EUR wat een uitvoersaldo van 4.219 miljoen EUR geeft. De dienstensector heeft een uitvoersaldo van 929 miljoen EUR. Voor Oost-Vlaanderen bedraagt het totale uitvoer­ saldo van goederen 3.715 miljoen EUR; het saldo van diensten -827 miljoen EUR – een invoeroverschot. Wanneer de hierboven gedefinieerde populatie van de industrie alleen bekeken wordt bedraagt het uitvoersaldo van goederen zelfs 6.794 miljoen EUR.

13


De 5 belangrijkste sectoren in Oost-Vlaanderen die bijdragen tot het batig uitvoersaldo zijn: •

de voedingssector met een overschot van 1.700 miljoen EUR; 57% groei over de vijf­ jarige periode 2012–2016;

de chemiesector met een saldo van 1.265 miljoen EUR;

de sector van de assemblage van motor­ voertuigen die naast de grootste invoerder, (6.208 miljoen EUR) ook de grootste uit­ voerder is met 7.228 miljoen EUR, wat een uitvoersaldo van 1.020 miljoen EUR geeft; over de periode 2012–2016 is de invoer sterk gestegen (+18%) en de uitvoer gedaald (-1%)

de metaalsector die goed is voor een batig uitvoersaldo van 972 miljoen EUR. Maar over de 5 jarige periode daalt het saldo sterk (-17%) door een sterk stijgende invoer (+32%) en een zwak stijgende uitvoer (+13%)

de textielsector met 664 miljoen EUR batig saldo. Ook in deze sector is de evolutie negatief (-11%) ten gevolge van een stijgende invoer (+15%) en een zwak stijgende uitvoer (+2%).

Kort samengevat. •

De werkzame bevolking (werknemers en zelfstandigen) steeg over de periode 2012–2016 in Vlaanderen met 3% en in Oost-Vlaanderen met 5% in de totale economie. In de ver­ werkende industrie daalde ze met 0,6% maar ze steeg met 7% in de verbonden diensten in Oost-Vlaanderen (5% in Vlaanderen).

De bruto toegevoegde waarde van OostVlaanderen wordt voor 48% geleverd door de verwerkende industrie en de verbonden diensten en ze kende een toename van 12% (tegenover 11% in Vlaanderen). In de onderzochte populatie maken de verwerkende industrie 18% en de verbonden diensten 30% uit van de bruto toegevoegde waarde in Oost-Vlaanderen.

14

De arbeidsproductiviteit ligt in OostVlaanderen op 94,5% van die in Vlaanderen. De laatste groeide met 8%, tegenover 7% in Oost-Vlaanderen. Dit heeft evenwel te maken met structurele samenstelling van de bedrijvigheden in Oost-Vlaanderen en niet met de bestudeerde populatie. In de verwerkende industrie steeg de arbeidsproductiviteit immers met 15% en in de verbonden diensten met 11% over 2012–2016.

De export, die op de comparatieve voordelen van een sector en/of een regio wijst, is voor Oost-Vlaanderen met 6% gestegen, voor de deelpopulatie verwerkende industrie zelfs met 11% over 2012–2016. Wel is het zo dat vijf sectoren zorgen voor het belangrijkste deel van het uitvoersaldo en dat de export­ structuur geen hoogtechnologische basis heeft. De verdeling van de exportsaldi volgens de eerder vermelde klassering van de verwerkende industrie leert dat de exportstructuur 2% uit hoogtechnologische sectoren komt (farmaceutische producten en informatica), 54% uit de medium-hoogtechnologische sectoren (chemie, metaal, electrische apparatuur, autoassemblage), 8% uit de mediumlaagtechnologische sectoren (kunststoffen) en 37% uit de laagtechnologische sectoren (voeding, textiel, papier ).


© www.ingimage.com


Slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen In de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen editie 2015 werd de op dat ogenblik net ontwikkelde slimme specialisatie­ strategie (S3) van de Provincie toegelicht. De keuze van de clusters voor deze S3 werd mee onder­ steund door gezamenlijk studiewerk van Idea Consult en de Vlerick Business School.5 Pro memorie geven we hier nog even de definitie van Idea Consult van slimme specialisatie: “uitgaan van de uniciteit en specificiteit van de bestaande regionaal-economische structuren, en verder bouwen op de aanwezige lokale technologische, industriële en andere competenties en productieve en institutionele kenmerken”. Professor economie Koenraad Debackere (KU Leuven) noemt slimme specialisatie “de nieuwe link tussen wetenschap, innovatie en bedrijven”.6 Volgende acht clusters werden in 2014 aangeduid voor de slimme specialisatiestrategie van Oost-Vlaanderen: Tabel A.4  Clusters voor slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen 2014 Groep

Clusters

Mature speerpuntsectoren

• Biogebaseerde economie • Materialen

Transversale (horizontale) thema’s

• ICT • Slimme logistiek • Eco-innovatie

Groeisectoren

• Zorgeconomie en –innovatie • Voeding • Creatieve economie

Bron: zie voetnoot 5.

Voor deze clusters zette de Provincie, samen met de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij, beleidslijnen uit via drie pistes: 1. netwerken en infrastructuur; 2. internationalisering; 3. cofinanciering van en/of deelname aan projecten.

5

Idea Consult & Vlerick Business School, Slimme specialisatie­ strategie Oost-Vlaanderen, intern document Provincie OostVlaanderen, 2014, 89 blz.

6

DEBACKERE, Koenraad, “Slimme specialisatie als link tussen innovatie- en industrieel beleid”, Over.werk. Tijdschrift van het Steunpunt WSE, vol. 2, nr. 23, p. 21–29, 2013.

16

S3 was in de programmaperiode 2014–2020 een ex-ante voorwaarde voor het werken met de Europese structuur- en investeringsfondsen, in het bijzonder voor het cohesiebeleid. In de volgende programmaperiode 2021–2027 evolueert S3 naar ‘slimme specialisatie 2.0’. Beleidslijn 1 van het post-2020 cohesiebeleid wordt ‘Een slimmer Europa (innovatieve en slimme economische transformatie’. De Europese Unie wil hierop inzetten via volgende objectieven: 1. Verbeteren van de research- en innovatie­ capaciteiten en van de inzet van geavanceerde technologieën. 2. De voordelen van de digitalisatie oogsten voor burgers, bedrijven en overheden. 3. Bevorderen van de groei en de competitiviteit van de KMOs. 4. Ontwikkelen van skills voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap. Slimme specialisatie is op zich een evolutief gegeven. Rekening houdend hiermee en met de hiervoor beschreven verschuiving naar Europese beleidslijn heeft de Provincie een onder­zoeks­ opdracht uit­ge­schreven om te proberen een antwoord te krijgen op volgende vragen: 1. in hoeverre is de keuze van de clusters nog een correcte weergave van de economische realiteit; 2. per cluster: op welk aspect van innovatie inzetten (welke transformatieve activiteiten maken een cluster maximaal innovatief?); 3. op welke manier kan de slimme specialisatiestrategie in de volgende programma- en beleidsperiode verder geïmplementeerd worden in Oost-Vlaanderen. In het bestuursakkoord voor de beleidsperiode 2019–2024 dat eind maart 2019 aan de provincie­ raad werd voorgesteld door de deputatie, worden de speerpuntclusters aangeduid als ‘aanjagers’ voor de economische groei in de provincie.7

7

Bestuursakkoord 2019-2024 tussen de partijen N-VA, CD&V en Groen, 27 maart 2019, blz. 8.


Op basis van een SWOT-analyse, acht interviews met belangrijke sociaal-economische actoren in de provincie en desk research worden zes clusters naar voren geschoven als basis voor de vernieuwde slimme specialisatiestrategie van de Provincie Oost-Vlaanderen.8 Daarbij wordt rekening gehouden met de Vlaamse transitiedomeinen: industrie 4.0, circulaire economie, energie en klimaat, mobiliteit/logistiek, slim en duurzaam wonen, zorg en welzijn.

Als suggesties voor beleidslijnen op het vlak van slimme specialisatie schuift de studie volgende elementen naar voren: •

Tabel A.5  Clusters voor slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen 2019 Groep

Clusters

Mature speerpuntsectoren

• Biogebaseerde economie / cleantech • Materialen

Groeisectoren

• Zorgeconomie en –innovatie • Agro-voeding • ICT – slimme digitalisatie • Slimme logistiek

Bron: zie voetnoot 8.

Het hoeft niet te verbazen dat de update van de keuze van clusters niet zo veel verschilt van de oor­spron­kelijke versie van 2014. Economie is een evolutief gegeven maar in vijf jaar tijd doen er zich meestal geen enorme verschuivingen voor. ‘Disruptie’ is de laatste jaren een veelgebruikte term om de (r)evolutie in de economie te be­schrijven. Vaak gaat het hier evenwel enkel om technologische disruptie. De belangrijkste verschillen tussen versie 2014 en versie 2019 qua clusterkeuze zitten hem vooral in het weglaten van de transversale clusters. Deze komen deels terug bij de mature sectoren (zo wordt eco-innovatie als cleantech toegevoegd aan de biogebaseerde economie); deels bij de groeisectoren (ICT – slimme digitalisatie, slimme logistiek). Voeding wordt uitgebreid tot agrovoeding. De creatieve economie wordt niet meer aangeduid als speerpuntcluster. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de industriële sokkel van deze sector beperkt is: het gaat vooral om diensten. Op die manier past de sector minder binnen een S3-beleid. Dat betekent absoluut niet dat de creatieve economie geen plaats meer heeft binnen het economisch beleid van de Provincie. Zo blijven we bijvoorbeeld partner in het design­ platform Ministry of Makers.

8

Een verbonden ecosysteem. De Provincie kan een belangrijke rol spelen om interactie tussen de actoren in de beschreven clusters te faciliteren, organiseren en voeden. Een voorbeeld hiervan is de rol die de Provincie speelt in de Cleantech Cluster Regio Gent. Bijdragen tot internationale connectie. Voortbouwende op de lokale ecosystemen kan de Provincie bijdragen tot de gerichte internationale verbinding en inbedding van die ecosystemen. Dit kan direct grensoverschrijdend zijn, zoals in de North Sea Port (bijvoorbeeld Smart Delta Resources). Voorzien in stimulerende ondernemersruimte, zowel fysiek als virtueel. Experimenteerruimtes zijn hierin belangrijk, zoals bijvoorbeeld het in ontwikkeling zijnde Logistiek Test Centrum (LTEC). LTEC wordt een testcentrum voor iedereen die met logistiek en supply chain te maken heeft. Bedrijven zullen er, met eigen personeel en goederen, bestaande en nieuwe concepten rond magazijnwerking in een realistische omgeving en voor een volledige procesflow kunnen uitproberen en vergelijken. Ontwikkeling van skills en competenties, in lijn met de veranderende eisen op de arbeidsmarkt binnen de S3-clusters. Hierin kan ook een rol voorzien worden voor sociaal onder­ nemerschap en grensoverschrijdende arbeids­mobiliteit.

Deze suggesties zijn enkele van de beleidslijnen die de provinciale dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking en de POM OostVlaanderen kunnen verwerken in het nieuwe meerjarenplan 2020–2025 dat momenteel in volle ontwikkeling is.

Idea Consult, Update Slimme specialisatiestrategie OostVlaanderen, intern document Provincie Oost-Vlaanderen, april 2019, 22 blz.

17


interview

Bij Orsi Academy leren chirurgen opereren met joysticks en pedalen

In 2010 richtten prof. dr. Alex Mottrie – uroloog en bekend van Topdokters op VIER – en dr. Geert Vandenbroucke – anesthesist en toen medisch directeur van het OLV Ziekenhuis in Aalst het OLV Robotic Surgery Institute op, de latere Orsi Academy. Acht jaar later rees langs de E40 in Melle een prachtige nieuwbouw op waar elk jaar 3.500 chirurgen kunnen leren opereren met robots. Orsi is het grootste trainingscentrum voor robotchirurgie in Europa. Wereldtop. Bij robotchirurgie bedien je met joysticks en pedalen vier robotarmen. Dat biedt geweldige voordelen: Je kunt veel nauwkeuriger opereren omdat je een orgaan langs alle kanten en in 3D kunt bekijken en benaderen. De armen van de robot trillen nooit. De chirurg ziet alles op een camera. En de robot moet maar vier minuscule gaatjes maken in plaats van spieren door te snijden. Daardoor verliest de patiënt veel minder bloed en revalideert hij sneller. ‘Expertisecentrum voor minimaal invasieve chirurgie’ staat er bij de ingang van Orsi Academy.

Open huis Orsi-voorzitter dr. Geert Vanden­ broucke: ‘Opereren met een robot gaat sneller en vooral nauwkeuriger. De armen van een robot trillen nooit.’

18

Dr. Geert Vandenbroucke is voorzitter van de raad van bestuur van Orsi: ‘We zitten hier vlak bij de faculteit Diergeneeskunde van UGent, volgens de Shanghai-ranking de beste faculteit Dier­ geneeskunde ter wereld. We hebben voor onze opleidingen namelijk nog altijd proefdieren nodig, vooral kippen en varkens. De ambitie is om daarvan af te komen door op termijn alleen nog te oefenen op 3D-prints van organen of aan de hand van virtual reality. We zijn gestart als klein vzw’tje en de Provincie heeft ons toen flink op weg geholpen met ons dossier voor Europese en Vlaamse subsidies. Een tweede subsidiedossier ging over dit nieuwe gebouw hier. Daarvoor heeft de Provincie Oost-Vlaanderen zelf 612.000 euro gesubsidieerd: die bijdrage heeft voor ons het verschil gemaakt tussen wel of geen meeting rooms. Die vergaderfaciliteiten zijn voor ons


MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN De toekomst van de chirurgie gaat niet vooral over ‘blood and guts’, maar over ‘bytes en bits’. Orsi Academy leidt vooral urologen, gynaecologen en long- en hartspecialisten op om te opereren met robots. Chirurgen uit alle delen van de wereld – die in ziekenhuizen werken waar er robots zijn – komen tot een week lang naar Melle voor hun opleiding. Orsi zorgt voor alles: tot en met taxi, hotel in hartje Gent, en natuurlijk ook de opleiding zelf. Orsi experimenteert met 3D-printers om bijvoorbeeld buiten het lichaam van een patiënt een exacte kopie te kunnen maken van een tumor. Maar voor­lopig blijven er nog proefdieren nodig. Voor urologie zijn dat vooral varkens omdat die urologisch het sterkst lijken op een mens. Het werk met proefdieren staat onder strenge ethische controle en gebeurt met veel respect voor het welzijn van de dieren. Ook voor de operaties zelf is het belangrijk dat de dieren stressvrij zijn. Orsi Academy lanceerde ook een project om jonge geneeskunde­ studenten al vroeg in hun opleiding te laten kennismaken met inno­ vatieve technologieën. En Friends of Orsi is een programma dat in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting fondsen werft om beloftevolle chirurgen een beurs te geven voor hun opleiding in robotchirurgie.

belangrijk omdat we heel uitdrukkelijk een open huis willen zijn. Een soort ‘hub’, een ecosysteem waar veel mensen elkaar kunnen ontmoeten. Daarvoor was een kleine uitbreiding nodig van de bouwplannen en de bijdrage van de Provincie heeft dat mogelijk gemaakt. De Provincie heeft daarmee getoond dat ze gelooft in zo’n project op haar grondgebied.’

“ Nieuwe technologie maakt teamwork veel belangrijker.” Kosmopolitisch met koeien Zorgeconomie is dan ook een van de clusters in de Oost-Vlaamse specialisatiestrategie. ‘Ja, en terecht. Oost-Vlaanderen heeft enkele heel goede ziekenhuizen, zowel universitair als privé. Zeker in en rond Gent zit er een conglomeraat van grote goede ziekenhuizen, en die zijn er ook in Aalst, in Dendermonde, in Sint-Niklaas. Overigens hebben UGent en KU Leuven elk 12,5 procent van de aandelen van Orsi, een uitzonderlijke samen­ werking in chirurgie­opleiding die de kans vergroot

dat de opleidingen van Orsi erkend worden met een officieel diploma. Bovendien zitten er rond Gent nogal wat medtech-bedrijven. Wij focussen op opleidingen van mensen in nieuwe techno­logieën: alle bedrijven die die technologieën of instrumenten ontwikkelen, zijn hier natuurlijk welkom. En ook internationaal is OostVlaanderen een geschikte vestigings­ plaats: op minder dan een uur rijden van vier luchthavens, dicht bij de Europese attractie die Gent toch is, buiten het gewoel van de grootstad, en met mensen die veel talen spreken. Niet alleen ‘slecht Engels’, de meest gesproken taal ter wereld. Nee, wij kunnen hier ook chirurgen opleiden in Russisch, Spaans of Italiaans. Het gaat er hier nogal kosmopolitisch aan toe, terwijl je buiten toch koeien ziet lopen.’

Robot is instrument

Veel mensen zijn bang dat de ‘technologisering’ van de zorg de ‘menselijke’ aspecten van de zorg­verlening bedreigt. Hoe ziet u dat? ‘Dat is een hardnekkige misvatting, ja. Het is niet de robot die een patiënt behandelt of die een diagnose stelt. De robot is maar een instrument in plaats van mes en schaar, naald en draad van de klassieke chirurg. Alleen werkt de chirurg met een robot preciezer, accurater. Het is wat gesofisti­ ceerder dan eten met mes en vork. En daarom zijn er extra opleidingen nodig om daarmee te leren werken. Het gaat ook sneller, waardoor de chirurg meer tijd krijgt voor zijn persoonlijk contact met de patiënt. Voor de leek kan dat contradictorisch lijken, ja. Er is nog meer: moderne technologie maakt teamwork veel belangrijker. Ikzelf ben anesthesist, en er is geen chirurgie denkbaar zonder anesthesie. Als een chirurg met een robot iemand opereert aan zijn prostaat, ligt die patiënt met zijn hoofd naar omlaag. Als er iets gebeurt met die man, moet het hele team getraind zijn om die in die positie te kunnen reanimeren. Overigens trainen we bij Orsi alle mogelijke vormen van mini­ maal invasieve chirurgie, niet alleen met robots. Chirurgen kunnen hier bijvoorbeeld ook nieuwe manieren oefenen om een rug te opereren.’

19


Š Nicolas Moerman


sociaal ondernemerschap,

op het snijvlak tussen de sociale economie en de reguliere economie

De aandacht en het draagvlak voor sociaal onder­ nemerschap groeit in België gestaag. Het aantal ondernemingen dat zich inzet voor maatschappelijke vraagstukken neemt toe. En de belangstelling groeit niet enkel bij over­heidsorganisaties, ook meer marktgeoriënteerde bedrijven zien in het oplossen van maat­schappelijke vraagstukken een commerciële uitdaging. Dat geldt niet alleen voor bedrijven die de integratie van kansen­groepen beogen (sociale-economie­bedrijven) of bedrijven die inzetten op de circulaire economie. Ook reeds bestaande, gevestigde bedrijven ontwikkelen oplossingen voor sociale of milieuvraagstukken.1 Het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen zet reeds jaren in op sociale economie en stelt ‘sociaal onder­ nemerschap’ voorop als één van de acht speer­ punten binnen het provinciaal beleid. In deze volgt Provincie Oost-Vlaanderen, net zoals de Europese en de Vlaamse overheid, de algemene trend om sociaal ondernemerschap te onder­steunen als hefboom voor economische groei en jobs. In dit hoofdstuk gaan we in op de tewerkstelling van kansengroepen die de sociale-economie­bedrijven kenmerken en besluiten we met een theoretische beschouwing over sociale ondernemingen in de meest brede betekenis van het woord.

Sociale economie in Oost-Vlaanderen Sociale economie bestaat uit een verscheiden­ heid aan bedrijven en initiatieven en wordt gedefinieerd2 als de bedrijven en initiatieven die:

1.  in hun doelstellingen de realisatie van alle onderstaande maatschappelijke meerwaarden en principes vooropstellen: • creatie en behoud van tewerkstelling, versterking van competenties ter bevordering van duurzame loopbanen en doorstroom waar mogelijk binnen de sociale economie en naar het normaal economisch circuit. De aandacht gaat naar de arbeidsmarktpositie van mensen uit de kansengroepen, emancipatie en integratie; • duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijke productieprocessen en producten en integrale milieuzorg; • voorrang van arbeid op kapitaal bij de ver­ deling van de opbrengsten, waarbij de opbrengsten geen doel op zich vormen, maar een middel zijn om maatschappelijke doel­ stellingen te realiseren; • democratische besluitvorming, waarbij betrokkenen worden gestimuleerd en de kans wordt geboden tot inspraak in het beleid van de onderneming; • maximale transparantie, onder meer op het vlak van het te voeren algemeen beleid, de financiën en de interne en externe relaties; • kwaliteit van de relaties: bij externe relaties wordt gestreefd naar een win-winpartnerschap, waarbij de kosten en de baten gelijk worden verdeeld volgens gelijkwaardigheid en transparantie. Bij interne relaties gaat de aandacht naar de kansen op persoonlijke ontwikkeling, non-discriminatie en arbeids­ voorwaarden van het personeel; • maatschappelijke inbedding, door in dialoog te treden met de lokale gemeenschap en niet-gouvernementele organisaties op het werkterrein, door netwerkvorming en samenwerking.

1 https://csrmonitor.be 2 https://www.werk.be

21


2.  goederen produceren en diensten leveren op de markt waarvoor bestaande en toekomstige klanten en behoeften bestaan, waarbij wordt gestreefd naar continuïteit en rendabiliteit, en maximale efficiëntie bij de inzet van de middelen. De sociale economie kent een brede waaier aan tewerkstellingsvormen voor personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt: maatwerk die de beschutte en de sociale werkplaatsen omvat, de lokale diensteneconomie en de arbeidsmatige activiteiten in het kader van arbeidszorg. In de bedrijfsvoering van deze sociale economieondernemingen gaat veel aandacht naar ‘sociaal ondernemerschap’, maar ze onderscheiden zich van de sociale ondernemers uit het reguliere arbeids­ circuit omwille van hun prioritaire focus op de tewerkstelling van kansengroepen. Een theo­re­ tische beschouwing over sociale ondernemers in de reguliere sector komt in een volgend onderdeel aan bod. In wat volgt, wordt gefocust op sociale economieondernemingen en tewerkstelling van kansen­ groepen: mensen die wegens een arbeids­handicap, leeftijd, lage scholings­graad of migratie­achtergrond geen of moeilijk aansluiting vinden op de (reguliere) arbeidsmarkt. Het gaat van actief zijn in het reguliere arbeidscircuit, over het verrichten van betaald werk onder begeleiding, tot arbeidszorg.

Op trede 6 staan mensen met betaald werk, zonder ondersteuning. Op trede 5 staan mensen met betaald werk, met ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om betaald werk met ondersteuning in het normaal economisch circuit als om betaald werk in de lokale diensten­economie of maatwerkbedrijven. Op de onderste vier treden staan mensen zonder een arbeidscontract die in meer of mindere mate participeren aan de maatschappij. Personen op trede 4 volgen tijdelijke activerende trajecten. Het gaat om mensen die nood hebben aan een combinatie van werk-, welzijns- en zorgbegeleiding en die door het volgen van dit tijdelijke traject mogelijk (opnieuw) een stap kunnen zetten naar betaald werk. Personen op trede 3 die arbeidsmatige activiteiten verrichten onder begeleiding, hebben nood aan een combinatie van werk en welzijn of zorg. De klemtoon ligt echter eerder op het welzijns- en zorgaspect, dan op werk. Deze mensen staan een stap verder van betaalde arbeid dan de mensen die op trap 4 staan; betaalde arbeid is op middellange termijn niet mogelijk. Op de onderste twee treden van de ladder staan mensen die (op dit ogenblik) niet arbeidsmatig participeren aan de samenleving.

De tewerkstelling en de arbeidsmatige participatie uit de kansengroepen wordt voorgesteld via de participatieladder (figuur B.1). Dit Nederlands instrument dat ook door de Vlaamse overheid als referentiekader gehanteerd wordt, geeft 6 treden weer: 2 met arbeids­contract en 4 zonder arbeidsovereenkomst.

Figuur B.1  De participatieladder 6. Betaald werk 5. Betaald werk met ondersteuning 4. Tijdelijke activerende trajecten 3. Arbeidsmatige activiteiten onder begeleiding met welzijns- en zorgbegeleiding 2. Sociale contacten buitenshuis 1. Contacten beperkt tot de huiselijke kring Bron: Provinciaal Steunpunt Arbeidszorg

22


Omschrijving van de kansengroepen Bepaalde groepen van personen zijn gemiddeld ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. De VDAB, de Vlaamse Dienst voor Arbeids­ bemiddeling en Beroepsopleiding, onderscheidt vier kansen­groepen: personen met een migratie­ achtergrond, laaggeschoolden, personen met een arbeids­handicap en ouderen (55-plussers). Enkele vaststellingen: in 2018 telt de provincie Oost-Vlaanderen gemiddeld 44 830 niet-werkende werkzoekenden. Dit is een daling met bijna 9% ten opzichte van het jaar 2017. Dit komt overeen met een werkloosheidsgraad van 6,2% in OostVlaanderen (voor Vlaanderen is dit 6,4%).

Iets minder dan de helft (48,1%) van alle werk­ zoekenden is laaggeschoold. Bijna een vijfde (19,2%) van alle werkzoekenden is ouder dan 55 jaar. 12 000 personen of 26,8% van alle werk­ zoekenden hebben een migratieachtergrond. Bijna 17% heeft een arbeidshandicap. Dit zijn personen met een psychische, lichamelijke of zintuiglijke aandoening. 50,2% van de Oost-Vlaamse werkzoekenden is kortdurig werkzoekend (minder dan 1 jaar), 16,8% is lang­durig werkzoekend (tussen 1 en 2 jaar). Een derde is zeer langdurig werkzoekend (meer dan 2 jaar). 13,7% is zelfs langer dan vijf jaar zonder job.

Kaart B.1  Aantal niet-werkende werkzoekenden, Vlaanderen (2017-2018)

© www.ingimage.com

Bron: https://arvastat.vdab.be

23


Grafiek B.1  Indeling van VDAB-kansengroepen, Oost-Vlaanderen (2017-2018)

Aantal WZ – gemiddelde 2018 (∆ 2017) Bron: https://arvastat.vdab.be

Doelgroepwerknemers in beeld Voorliggende cijfers hebben enkel betrekking op bedrijven zoals omschreven op de website www.socialeeconomie.be. Wat de werkgelegenheid in de sociale economie betreft, worden de cijfers van het Departement WSE – Werk en Sociale Economie geraadpleegd. Voor doelgroepwerknemers zijn specifieke maat­ regelen nodig om een gepaste job te vinden. Of aanpassingen zijn nodig om een taak goed te kunnen uitoefenen, zoals een aangepaste werkomgeving of begeleiding op de werkvloer. In 2017 zijn in Oost-Vlaanderen 4.675 personen uit de kansengroepen werkzaam in een socialeeconomie­onderneming. Dit is het aantal doel­ groep­werknemers dat is tewerkgesteld in een maatwerkbedrijf, of in de lokale diensteneconomie of via arbeidszorg binnen de provincie. Begeleiders en omkaderend personeel zijn niet meegenomen in de cijfers.

24

Met deze arbeidsplaatsen staat Oost-Vlaanderen garant voor 20,5% van de tewerkstelling in de sociale economie in Vlaanderen. Ruim 82% van de doelgroepwerknemers werk­zaam in een Oost-Vlaams sociale-economie­onderneming is effectief woonachtig in de provincie. Omgekeerd worden 1.500 Oost-Vlamingen tewerkgesteld in sociale-economie­bedrijven buiten de provincie gelegen, met Vlaams-Brabant en Antwerpen als belangrijkste werkgevers.


Grafiek B.2  Doelgroepwerknemers in de sociale economie naar plaats van tewerkstelling, arrondissementen in Oost-Vlaanderen (2017)

Bron: Departement WSE Vlaanderen

2.810 mannen (60%) en 1.865 vrouwen (40%) zijn werkzaam in de Oost-Vlaamse sociale economie. Bijna 35% is ouder dan 50 jaar. Grafiek B.3  Doelgroepwerknemers in de sociale economie naar leeftijd, Oost-Vlaanderen (2017)

© www.ingimage.com

Bron: Departement WSE Vlaanderen

25


Regierol lokale sociale economie

Omdat bepaalde maatschappelijke noden het best op het lokale niveau aangepakt worden en het lokale bestuur het voortouw kan nemen in het initiëren van een passend dienstenaanbod, geeft de Vlaamse overheid de lokale besturen een regie­ rol op het vlak van de sociale economie3 . De regierol wordt in het decreet omschreven als volgt: • de ontwikkeling van een gedragen beleidsvisie op de sociale economie, te verwoorden binnen de reguliere meerjarenplanning op te maken door de gemeenten;

de samenwerking met en tussen de sociale economie faciliteren en stimuleren vanuit het lokale beleid.

Inhoudelijk krijgen de steden en gemeenten een grote vrijheid om de regierol in te vullen. De Vlaamse overheid legt enkel drie breed geformuleerde jaar­ lijkse acties per jaar op: • de netwerking op het grondgebied stimuleren; • de lokale sociale economie verder uitbouwen; • het maatschappelijk verantwoord onder­ nemen bevorderen (sinds 2017).

Sint-LievensHoutem

Kaart B.2  Regierol sociale eco­ nomie in Oost-Vlaanderen (2018)   Interlokale Vereniging (ILV) Sociale Economie Scheldeland

Centrumstad Gent I nterlokale Vereniging (I LV) Sociale Economie Scheldela   Dienstverlenende vereniging Centrumstad Gent

Interwaas (excl. Zwijndrecht)

Dienstverlenende vereniging I nterwaas (excl. Zwijndrech

Interlokale Vereniging (ILV) Regiorol I nterlokale Vereniging (I LV) Regierol Sociale Economie M Sociale Economie Meetjesland

I nterlokale Vereniging (I LV) (ILV) SEVA (Sociale Economie Vla   Interlokale Vereniging SEVA Sociale Economie(IVlaamse Ardennen I nterlokale Vereniging LV) Handel Samen en Sociaal Interlokale Vereniging (ILV) Handel Geen   regierol Samen en Sociaal

3

26

Decreet betreffende de ondersteuning van het onder­nemer­schap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen van 17 februari 2012.

Geen regierol Bron: Departement WSE Vlaanderen


In Oost-Vlaanderen nemen 6 samen­werkings­verbanden de regierol op. 4 Samenwerkingsverband

Aantal gemeenten

Stad Gent

Inwonersaantal

1

257.029

Centrumstad

10

282.255

Dienstverlenende vereniging

Regierol Sociale Economie Meetjesland

5

86.782

Interlokale vereniging (ILV)

SEVA (Sociale economie Vlaamse Ardennen)

5

112.878

Interlokale vereniging (ILV)

Handel Samen en Sociaal

6

Sociale Economie Scheldeland

6

Interwaas (Intergemeentelijk samenwerkingsverband van het Land)

Door de organisatie van het provinciaal overleg­ platform rond sociale economie faciliteert de Provincie Oost-Vlaanderen ervarings­uitwisseling en dus verdere kennisdeling en -verspreiding door de regisseurs met elkaar in contact te brengen. De gemeenten die nog niet tot een samen­werkings­ verband zijn toegetreden en bijgevolg niet door een regierol zijn gedekt, worden door Provincie Oost-Vlaanderen meegenomen bij de uitrol van het provinciale beleid inzake sociale economie.

Erkende socialeeconomiebedrijven in Oost-Vlaanderen

198.304 139.688

Deze sociale-economiebedrijven zijn sterk gericht op sociale tewerkstelling, namelijk tewerkstelling van die personen met een grote afstand tot de (reguliere) arbeidsmarkt. Mensen uit kansen­ groepen kunnen dankzij een duurzame job hun competenties versterken. Waar mogelijk wordt doorstroom gerealiseerd naar het normaal economisch arbeidscircuit.

Idea Consult, Evaluatie regierol sociale economie, april 2019, 63 blz.

Interlokale vereniging (ILV) Interlokale vereniging (ILV)

De sociale-economieondernemingen zijn erkend door de Vlaamse minister bevoegd voor sociale economie. Zij ontvangen, in functie van de noden van hun werknemers, subsidies om de tewerk­ stelling te realiseren: hetzij door bijkomende ondersteuning op de werkvloer, hetzij door infrastructuuraanpassingen te doen: •

De sociale economie omvat een grote diversiteit aan ondernemingen: de maatwerkbedrijven, of de voormalige beschutte en sociale werkplaatsen, de ondernemingen binnen de lokale diensten­ economie en de arbeidszorg.

4

Juridische vorm

maatwerkbedrijven zijn organisaties of ondernemingen die de inschakeling van doelgroepwerknemers als kerntaak hebben. De economische activiteiten worden daaraan aangepast. In een maatwerkbedrijf heeft minstens 65% van de werknemers een grote afstand tot de arbeidsmarkt; via de lokale diensteneconomie (LDE) bouwt de overheid een dienstenaanbod uit waarbij mensen worden tewerkgesteld voor wie een job in het gewone arbeidscircuit tijdelijk niet haalbaar is. Deze medewerkers zijn personen die het potentieel hebben om via een inschakelingstraject in de LDE terug aansluiting te vinden in de reguliere economie en door te stromen. Ze hebben (tijdelijk) behoefte aan specifieke begeleiding en ondersteuning op de werkvloer; arbeidszorg is een onbetaalde vorm van tewerkstelling van personen die nood hebben aan en willen werken op maat, maar die niet (meer) of nog (niet) in het betaalde circuit terecht kunnen. De medewerkers maken kennis met het verrichten van arbeid op een gestructureerde manier binnen een arbeidsmatige omgeving, maar zonder dat hier de druk aanwezig is van een betaalde job. Idealiter vormt arbeidszorg een opstap naar betaalde arbeid.

27


Verdeling van de doelgroepwerknemers over sociale-economiebedrijven 1. Maatwerkbedrijven

Maatwerkbedrijven streven naar een maximale tewerkstelling van personen met een beperking. De werknemers werken in een aangepaste omgeving en krijgen daar begeleiding en onder­ steuning op maat. Verspreid over 30 maatwerkbedrijven in OostVlaanderen hebben ruim 4.000 doel­groep­ werknemers werk. 83% van de medewerkers hebben een arbeidshandicap.

2.  Lokale diensteneconomie (LDE)

De lokale diensteneconomie wordt geïnitieerd vanuit de overheid, waarbij rechtstreeks kan worden ingespeeld op de lokale noden. De creatie van maatschappelijke meerwaarde staat hierbij centraal. Voorbeelden van diensten zijn fiets­ punten, vervoer- en boodschappendiensten, sociale restaurants en kringwinkels. In Oost-Vlaanderen zijn om en bij de 40 orga­ nisaties actief in de lokale diensteneconomie. Daar werken 345 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt: bijna de helft van de mede­ werkers vertoont een arbeidshandicap.

3. Arbeidszorg

Arbeidszorgmedewerkers behouden tijdens de arbeidszorg hun uitkering. Het werk- en zorg­ decreet voorziet drie soorten ondersteuning voor mensen die niet, nog niet of niet meer betaald aan de slag kunnen: activeringstrajecten zijn voor­ trajecten voor personen die op middellange termijn naar een job kunnen evolueren. Trajecten maat­ schappelijke oriëntatie zijn bedoeld voor werk­ zoekenden voor wie het bijna onmogelijk is naar het reguliere of het beschermde arbeidscircuit door te stromen; zij worden begeleid naar passende ondersteuning op het vlak van zorg en welzijn. Arbeidsmatige activiteiten ten slotte zijn onbetaalde activiteiten waarbij deelnemers zingeving en structuur kunnen ervaren. Ruim 250 arbeidszorgmedewerkers vinden werk binnen erkende maatwerkbedrijven in OostVlaanderen, verspreid over bijna 50 arbeids­zorg­ initiatieven. Oost-Vlaanderen kent het meeste aantal arbeidszorginitiatieven van Vlaanderen (bijna 30% van het Vlaamse totaal).

Kaart B.3  Spreiding van de maatwerkbedrijven in Oost-Vlaanderen, naar regierol (2017)       Maatwerkbedrijven   Interlokale Vereniging (ILV) Sociale Economie Scheldeland   Centrumstad Gent   Dienstverlenende vereniging Interwaas (excl. Zwijndrecht)

Sint-LievensHoutem

Interlokale Vereniging (ILV) Regiorol Sociale Economie Meetjesland   Interlokale Vereniging (ILV) SEVA Sociale Economie Vlaamse Ardennen Maatwerkbedrijven

Interlokale Vereniging (ILV) Handel Samen en Sociaal

I nterlokale Vereniging (I LV) Sociale Economie Scheldeland   Geen regierol Centrumstad Gent Bron: Departement WSE Vlaanderen Dienstverlenende vereniging I nterwaas (excl. Zwijndrecht)

28

I nterlokale Vereniging (I LV) Regierol Sociale Economie Meetjesland I nterlokale Vereniging (I LV) SEVA (Sociale Economie Vlaamse Ardennen) I nterlokale Vereniging (I LV) Handel Samen en Sociaal Geen regierol


© Nicolas Moerman

Sociale ondernemingen Sociale ondernemingen bieden een antwoord op maatschappelijke uitdagingen zoals veroudering van de bevolking, migratie, sociale uitsluiting of ecologische problemen. Deze ondernemingen zien maatschappelijke trends als kansen tot innovatie en dragen bij tot werkgelegenheid. Ze willen op de eerste plaats ondernemen met impact. Sociale ondernemingen zijn hybride organisaties en situeren zich tussen de sociale en reguliere sector. Ze onderscheiden zich van non-profit organisaties doordat ze hun financiële middelen verwerven via het uitoefenen van een onder­nemings­activiteit en niet alleen uit giften of subsidies. Ze onderscheiden zich van commerciële ondernemingen omwille van hun maatschappelijke doel.

In volgend schema (B.1) vinden we uiterst rechts de reguliere ondernemingen terug die winst gedreven werken, maar al dan niet toch een vorm van maat­schappelijk verantwoord ondernemen integreren in hun werking. De middenmoot zijn sociale ondernemingen die ervoor kiezen om de opgebrachte middelen en winsten deels of volledig te herinvesteren met het oog op sociale of duurzame doeleinden. Belangrijk is dat de meerderheid aan inkomsten voortkomt uit economische activiteiten en niet uit subsidies. De sociale-economiebedrijven, ondernemingen die sterk inzetten op de tewerkstelling van kansen­ groepen en hiervoor subsidies ontvangen van de Vlaamse overheid, situeren zich in het schema links.

29


Schema B.1  Sociaal ondernemerschap

Maatschappelijke waarde

Goede doelen

Puur donaties of subsidies

Financiële waarde

Sociale ondernemingen

Donaties, subsidies en inkomsten uit de markt

Winst beperkt uitgekeerd

Winst volledig geherinvesteerd

> 75% inkomsten uit de markt

Alleen impact

Reguliere bedrijven

Impact voorop

MVO+ in de kern van het bedrijf

Puur financieel gedreven

Financiën voorop

Bron: Social Enterprise NL

Waar het relatief eenvoudig is om de sociale economie in de enge zin in kaart te brengen voor Oost-Vlaanderen, is dit voor sociaal onder­nemer­ schap niet het geval. Voor de hierboven weer­ gegeven middenmoot zijn er immers geen duidelijk afgebakende juridische entiteiten of economische afbakeningen voorhanden in Vlaanderen. Door de hybride organisatievormen waarbinnen sociale ondernemers zich structureren is het op dit ogen­ blik onmogelijk om uitspraken te doen over deze populatie op basis van de bestaande administratieve databanken5 . Toch wensen we tien criteria mee te geven om sociale ondernemingen te identificeren6: • vier criteria kunnen aanzien worden als ‘minimale voorwaarden’ om als sociale onderneming in Vlaanderen te worden bestempeld:

5

Van Waeyenberg, Hanne & De Cuyper, Peter, Een uitgebreide monitor voor de sociale economie in Vlaanderen, 2016, 135 blz.

6

Jacobs, Laura; Gijselinckx, Caroline & De Cuyper, Peter, Meer dan inschakeling alleen. Naar een brede en realistische afbakening van de sociale economie in Vlaanderen. Technisch voorrapport, HIVA – KULeuven, 2013, 58 blz.

30

00

00

00

00

duidelijke omschrijving van een sociaal doel: sociale tewerkstelling, persoonlijke dienstverlening, lokale ontwikkeling van achtergestelde gebieden, enz.; beperking van de winstverdeling: geen winstuitkering of beperkte winstuitkering (bijvoorbeeld maximum 6% zoals VSO of erkende coöperatie); op continue basis commerciële, financiële of industriële activiteiten ontplooien en ‘daden van koophandel’ stellen; hoge graad van autonomie: eigen raad van bestuur, beslissingsautonomie, niet bestuurd door politieke of andere organisaties;

behalve deze minimale voorwaarden, zijn er 6 bijkomende criteria: 00 een minimum aan betaalde arbeid hebben (als zelfstandige(n) en/of met werknemers); 00 een minimum aan marktinkomsten hebben; 00 beslissingsmacht is losgekoppeld van kapitaals­inbreng volgens het principe ‘1 persoon – 1 stem’, of een beperking van de stemrechten op de algemene vergadering tot 10% (cf. criteria voor erkenning van coöperaties in België);


00

00

00

participatief karakter, waarin verschillende stakeholders betrokken zijn: deelname van leden, klanten, gebruikers, enz. in bestuur en besluitvorming; btw-plichtig zijn (of een vrijstelling van btw-plicht omwille van de aard van de uitgeoefende activiteiten); initiatief van een groep of organisatie van burgers.

Tot voor kort waren twee juridische statuten van toepassing op sociale ondernemingen, namelijk de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) en de vennootschap met sociaal oogmerk (vso). Met de nieuwe vennootschapswet vanaf 1 mei 2019 wordt de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) vervangen door de coöperatieve vennootschap (cv) die tot doel heeft om met de winst maatschappelijke doelen van de coöperatie te realiseren. De vennootschap met sociaal oogmerk (vso) wordt vervangen door een coöperatieve vennootschap (cv) of een vennootschap zonder winst (vzw).

Meer dan een modeverschijnsel In 2014 ondertekenden meer dan 2.000 sociaal ondernemers, samen met de Europese Commissie, de ‘Verklaring van Straatsburg’. Volgens hen moeten sociale ondernemingen een grotere rol gaan spelen in de toekomst van Europa. Een krachtig signaal dat sociaal ondernemen geen modeverschijnsel is maar het nieuwe normaal zal zijn in de toekomst. In een sterk veranderende samenleving zoeken sociaal ondernemers immers mee naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Daarbij gaan ze voor maatschappelijke waardecreatie 7.

7

VERSO, Sociaal ondernemen voor een wereld in verandering, 2018, 63 blz.

Enkele trends geven dit ook aan. Zo biedt bijvoorbeeld de transitie naar een circulaire economie in Vlaanderen meer kansen dan bedreigingen voor de sociale economie. Veel van deze activiteiten lenen zich immers perfect voor doelgroepmedewerkers, denk hierbij aan sorteren, onderhoud, reparatie en refurbishment8 . Om de transitie te maken is er echter nood aan nieuwe businessmodellen waarbij sociale innovatie centraal staat. De circulaire economie houdt dan ook kansen in voor kwetsbare groepen en opportuniteiten voor sociaal ondernemers9 . Ook het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) wint aan belang. Zo vindt 74% van de Belgische bedrijven MVO een noodzaak om te overleven in deze veranderende wereld10. Reguliere bedrijven verschuiven met andere woorden van puur financieel gedreven naar impact voorop (zie schema B.1). Steeds meer reguliere ondernemingen hebben oog voor sociaal ondernemerschap. Om bovenstaande uitspraak te bevestigen hebben we echter nood aan een duidelijke definitie en omschrijving van de term sociaal onder­nemer­ schap. De komende jaren is bijkomend cijfermatig onderzoek nodig om de impact van het sociaal ondernemen kwantificeerbaar te maken. Door sociaal ondernemerschap op te nemen als speerpunt binnen de nieuwe bestuursperiode, zet Provincie Oost-Vlaanderen dit de komende jaren verder op de agenda.

8

WSE, Impact van de circulaire economie in Vlaanderen op de sociale economie en de tewerkstelling van kansengroepen, 2018, 110 blz.

9

SERV, Startnota. De transitie naar een circulaire economie. Hoe deze versnellen en de opportuniteiten benutten?, 2017, 42 blz.

10 https://csrmonitor.be

31


interview

“Sociale ondernemingen dichten het gat in de samenleving”

‘Sociale ondernemingen komen vaak aanzetten met vernieuwende modellen en concepten die dan navolging krijgen in de reguliere economie. Om sociaal te ondernemen is lef nodig. Sociaal ondernemers werken aanvullend in de verzorgingsstaat. En ze houden de vinger aan de pols als het over armoede en ongelijkheid gaat.’

© Frank Toussaint – Sociale InnovatieFabriek.

Kaat Peeters vertelt het enthousiast. De laatste zes jaar was ze directeur van de Sociale Innovatie­ fabriek die sociale innovatie en sociaal onder­ nemer­schap ondersteunt en promoot met allerlei campagnes. Begin mei werd ze Social Impact Manager bij Konekt: ‘Na al die jaren werken op metaniveau wou ik weer eens midden in de klei staan.’ Konekt is een vzw die ijvert voor inclusie en mensen met een beperking en hun netwerk versterkt met vorming, trajecten, dans en sen­si­ bilisering. ‘Een vzw, maar toch ook een sociale onderneming’, zegt Kaat. ‘Er zit daar veel ondernemerschap.’

Hoe belangrijk zijn sociale ondernemingen voor de samenleving? Kaat Peeters: ‘Voor sociaal onder­ nemerschap is Gent het kloppend hart van Vlaanderen.’

Kaat Peeters: Heel belangrijk. Sociale onder­ nemingen dichten het gat in de samenleving. Veel sociaal ondernemers starten vanuit een persoonlijke ervaring of verontwaardiging. Ze lossen het probleem niet alleen voor zichzelf op, maar ook voor anderen. Een inspirerend voorbeeld is Rising You. Die organisatie begeleidt jonge vluchtelingen naar uitdagende jobs op hoogte: als schilder van hoogspanningsmasten, als plaatser van telecom­ installaties of als onderhoudstechnicus op wind­ molens. Die jongeren krijgen een opleiding in klimen in veiligheidstechnieken, onder andere bij VDAB. Rising You stuitte al gauw op het probleem dat de meeste zendmasten en windmolens niet in de buurt van treinstations staan. KWB is toen mee op de kar gesprongen om die jongeren autorijles te geven en Cambio levert de auto’s. Die andere

32


aanpak, die slimme combinaties, daar wint iedereen bij: de vluchteling zelf, bedrijven als Proximus of Luminus, de arbeidsmarkt omdat knelpuntberoepen ingevuld raken. In Gent is Rising You mee betrokken bij de Meibloemsite.

“ Iedereen heeft het in zich om met nieuwe oplossingen te komen.” Een ander inspirerend voorbeeld vind ik Paulien Verhaest van Blommm. De klassieke, ‘industriële’ snijbloemen die je hier koopt, komen meestal uit landen als Kenia, Ethiopië of Ecuador. Veel mensen kopen geen bloemen meer omdat de impact van die bloemen op mens en milieu niet klopt met het gevoel dat bloemen moeten oproepen: feest, warmte en vrolijkheid. Vanuit haar verontwaardiging over milieu-onvriendelijke bloementeelt is Paulien zelf telers gaan zoeken om sociaal verantwoord, biologisch en milieuvriendelijk bloemen te telen. Die verkoopt ze nu in een nieuwe bloemenwinkel in de Waaistraat, vlakbij de Vrijdagmarkt in Gent. En de fietskoeriers van Cargo Velo brengen de online bestelde bloemen van Blommm bij mensen thuis. Die houding is typisch voor sociaal onder­ nemers: ‘Als de grote bloemenindustrie geen actie onderneemt, doe ik het gewoon zelf.’ En natuurlijk ook de ecologische invalshoek, de korte keten, en het warme, vrolijke gevoel dat eerlijke bloemen moeten oproepen. Voor sociaal ondernemerschap is Gent het kloppend hart van Vlaanderen. Ook de samen­werking van de Kringwinkel Ateljee met Ikea is een mooi voor­ beeld. Zij geven de textiel­overschotten van Ikea een tweede leven door ze om te toveren tot unieke

accessoires die Ikea dan verkoopt. De producten van de collectie Återställa worden gemaakt door mensen met minder kansen op de arbeidsmarkt. Door het project leren ze nieuwe vaar­dig­heden en kunnen ze persoonlijk verder ontwikkelen. Allemaal voor­beelden van hoe de sociale economie werkt aan sociale cohesie, armoede­bestrijding en inclusie. Dat is wat ik ook bij Konekt ga doen.

Het provinciebestuur subsidieert de samen­ werking tussen bedrijven uit de reguliere en de sociale economie. Kan die samenwerking nog beter? De Provincie kan vooral helpen door mensen samen te brengen. Daarvoor is de geografische schaal van de provincie heel geschikt. Bovendien is Oost-Vlaanderen een interessante provincie voor sociale economie. Alleen: Begrijpen mensen uit de reguliere en de sociale economie elkaar wel? Begrijpen ze elkaars taal? En welke vooroordelen hebben ze over elkaar? Terwijl het toch allemaal mensen zijn. Met mensen samenbrengen bedoel ik echt ze fysiek samenbrengen, niet online. Bij­voor­ beeld op een event waarop bedrijven zichzelf voorstellen aan sociaal ondernemers. De Provincie kan sociale ondernemingen ook ondersteunen om contracten af te sluiten met reguliere onder­ nemingen waarvoor hele batterijen advocaten anders soms wurgcontracten opstellen. Dat is voor mij de belangrijkste rol van de Provincie in de sociale economie: adviseren, financieren en sociale ondernemingen blijven omringen. Een veilig klankbord bieden, iemand met juridisch of financieel inzicht naar wie je eens kunt bellen voor advies. En samenwerkingsprojecten regisseren.

Maar dat doet de Provincie al?

Zeker. Zo krijgt Bedrijvencentrum De Punt steun van de Provincie bij de realisatie van een Europees Interregproject. De Provincie maakte bijvoorbeeld ook een gids, Waar sociaal aankopen in OostVlaanderen? Heel nuttig werk is dat. Ook om de sociale economie meer zichtbaarheid te geven en te onder­ steunen. Want Oost-Vlaanderen SOCIALE WÁT? bruist. Iedereen heeft het in zich –  Sociale economie, dat zijn bedrijven met een sociaal doel: mensen om met nieuwe oplossingen te met afstand tot de arbeidsmarkt nieuwe arbeidskansen bieden. komen. Wat sociaal ondernemers Doelgroeptewerkstelling dus. Daar is Vlaanderen best wel sterk in. zo boeiend maakt, is dat ze niet bij –  Sociaal ondernemen is ondernemen om een maatschappelijk of de pakken blijven zitten, dat ze ecologisch probleem op te lossen. Soms hoort daar dingen aanpakken, ervoor gáán. doelgroeptewerkstelling bij, maar niet altijd. –  Duurzaam ondernemen, dat is ondernemen met respect voor mens en milieu. Coca-Cola is geen sociale onderneming, maar kan wel keuzes maken voor duurzaamheid en dus duurzaam ondernemen. Nog ruimer is ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (mvo).

33


© www.ingimage.com


Waar werkt de Oost-Vlaming? Inleiding In deze tekst onderzoeken we welke regio’s in Oost-Vlaanderen kunnen afgebakend worden voor het voeren van een sociaal-economisch streek­ontwikkelingsbeleid.

Cruciaal uitgangspunt in deze analyse is werk als bron van welvaart. De werkgelegenheid in onze provincie is, net zoals in alle andere provincies, niet gelijkmatig gespreid, zodat pendel ontstaat.

De analyse is uitgevoerd door Bart Rondas (licen­ tiaat Geografie, licentiaat Planning en ruimtelijke ontwikkeling, master Urban growth management) in samenwerking met de economische studiedienst.

Kaart C.1 geeft de bevolking op actieve leeftijd (20–64 jaar) en de werkgelegenheid per gemeente weer.

Kaart C.1  Bevolking op actieve leeftijd en werk­ gelegenheid (2018)   werkgelegenheid (werk­ nemers en zelfstandigen – zie tabel 4 in deel 2)   bevolking op actieve leeftijd (20-64 jaar) 1 mm = 3.757 personen

35


Uit deze kaart blijkt duidelijk dat in OostVlaanderen enkel de stad Gent en de gemeente Nazareth een werkgelegenheid hebben die groter is dan de bevolking op actieve leeftijd. We zien ook dat naast de overduidelijke concen­ tratie in Gent de provincie slechts drie andere relatief grote werkgelegenheidspolen telt: de regionale steden Aalst en Sint-Niklaas en de gemeente Beveren (vooral door de Waasland­ haven en de kerncentrale van Doel).

Pendel Bij het onderzoek naar pendelbewegingen maken we gebruik van de data van het Steunpunt Werk.1 Hierbij wordt enkel gekeken naar de loontrekkende arbeidsbevolking, niet naar de zelfstandigen.

1 www.steunpuntwerk.be/cijfers?field_collectie_tid=13&field_ indicator_tid=All&items_per_page=50

36

Er zijn geen statistische data beschikbaar over de werkplaats van zelfstandigen. Tabel C.1 geeft de pendelcijfers van de OostVlaamse gemeenten weer. De berekende pendel­ ratio is de verhouding tussen enerzijds de personen die niet pendelen en de inkomende pendel en anderzijds de uitgaande pendel. Deze indicator geeft aan in welke mate een gemeente fungeert als attractiepool op het vlak van jobaanbod. Het hoeft niet te verbazen dat Gent hier het hoogste cijfer laat optekenen, 4,17. Dat komt er op neer dat er vier maal meer personen werken in Gent dan er Gentenaars buiten de stad gaan werken. Het laagste cijfer noteren we in Lierde (0,20).


Tabel C.1  Pendelbewegingen in de Oost-Vlaamse gemeenten (2016)

gemeente Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lievegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm

geen pendel

(woon- is werkgemeente) 11.227 2.457 793 684 5.644 790 904 304 4.006 735 5.196 612 2.657 926 2.737 668 56.131 2.799 723 2.139 785 39 276 363 899 727 518 1.080 800 174 1.407 5.296 1.129 253 2.563 480 1.365 263 726 3.337 575 4.569 3.132 1.031 276 443 223 10.611 1.076 2.327 344 314 2.434 555 255 2.137 885 2.477 1.152 239

inkomende pendel (in de gemeente) 20.117 5.326 1.524 804 13.488 1.020 2.158 961 8.502 1.432 9.213 2.651 5.963 3.312 5.259 1.885 104.191 3.046 1.259 2.408 1.006 188 742 883 2.065 3.156 1.001 2.411 1.420 312 3.331 9.284 2.835 452 2.688 4.064 6.843 372 5.270 5.523 1.158 9.458 4.226 1.665 395 929 2.483 17.767 1.304 6.709 1.086 482 6.467 1.179 1.192 4.281 2.468 4.223 2.270 785

uitgaande pendel (uit de gemeente) 20.463 8.193 4.588 4.859 12.317 4.839 4.757 3.372 12.362 7.193 12.300 5.713 4.774 6.786 11.104 4.297 38.405 9.531 6.696 7.142 6.296 611 1.970 2.072 5.324 5.056 4.242 6.395 6.307 2.425 7.057 9.731 8.202 1.901 6.239 3.819 8.135 2.209 3.626 10.972 4.717 7.320 5.202 6.186 2.132 3.579 1.839 15.544 5.584 8.284 3.160 2.485 7.157 4.078 2.063 5.578 3.755 7.832 5.119 2.864

pendelratio 1,53 0,95 0,51 0,31 1,55 0,37 0,64 0,38 1,01 0,30 1,17 0,57 1,81 0,62 0,72 0,59 4,17 0,61 0,30 0,64 0,28 0,37 0,52 0,60 0,56 0,77 0,36 0,55 0,35 0,20 0,67 1,50 0,48 0,37 0,84 1,19 1,01 0,29 1,65 0,81 0,37 1,92 1,41 0,44 0,31 0,38 1,47 1,83 0,43 1,09 0,45 0,32 1,24 0,43 0,70 1,15 0,89 0,86 0,67 0,36

Bron: Steunpunt Werk, berekeningen economische studiedienst

37


Kaart Kaart C.2 C.2biedt biedteen eenvisuele visueleweergave weergave van de pendelratio. van de pendelratio.

Sint-­Lievens-­ Houtem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart C.2  Pendelratio (2016)   0,20 – 0,48   0,49 – 0,81

Lierde

0,82 – 0,99   1,00 – 2,00   2,01 – 4,17

De opvallende positie van Gent blijkt overduidelijk uit deze kaart. Ten noordoosten van Gent zien we de E17-as richting Antwerpen. In totaal hebben 17 gemeenten een pendelratio groter dan 1. Acht daarvan hebben een tewerkstelling van meer dan 10.000 personen. Van groot naar klein zijn dat Gent, Aalst, Sint-Niklaas, Beveren, Lokeren, Dendermonde, Oudenaarde en Deinze. Samen tellen deze gemeenten 62% van de totale OostVlaamse tewerkstelling.

kern vormen samen het economische pendel­ gewest rond die kern. Een gemeente die deze drempel haalt voor meerdere economische kernen, wordt toegewezen aan de kern met het hoogste inkomende pendelpercentage. Op de hierna volgende kaarten worden ook de gemeenten met 10% pendelaanvoer in beeld gebracht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de kleinere Oost-Vlaamse economische kernen (Aalst, Eeklo, Oudenaarde, Sint-Niklaas-Lokeren) en Gent.

Tewerkstellingspolen en hun pendelrelaties

a. Kleinere Oost-Vlaamse economische kernen

In zijn studie onderzoekt Bart Rondas de pendel­ relaties tussen de economische kernen en hun buurgemeenten. Daarbij wordt de drempelwaarde van 15% inkomende pendel gehanteerd, een inter­ nationaal gehanteerde norm. Gemeenten die meer dan 15% pendelaars ‘geven’ aan een economische

38

Aalst oefent een sterke aantrekkingskracht (> 15% inkomende pendel) uit op Erpe-Mere, Haaltert en Lede. Denderleeuw, Herzele en Sint-Lievens-Houtem halen 10 tot 15%. Vanzelf­ sprekend is deze regio ook een pendelwingewest voor Brussel. Heel de Denderstreek is trouwens gefocust op Brussel.


Eeklo vormt een pendelgewest met Kaprijke en Sint-Laureins. Maldegem haalt meer dan 10% (ook richting Brugge trouwens). Vanuit het Meetjes­ land wordt enerzijds ook gependeld naar Gent maar anderzijds trekt de regio ook pendelaars aan uit Nederland (Zeeuws-Vlaanderen). Oudenaarde is een economische kern waarnaar Horebeke, Kluisbergen, Maarkedal en WortegemPetegem meer dan 15% pendelaars sturen. Brakel, Kruisem, Ronse, Zingem en Zwalm halen pendel­ percentages tussen 10 en 15%. Vanuit Wallonië is de inkomende pendel beperkt. De werknemers die wonen in de gemeenten rond Oudenaarde pendelen ook naar Gent, Brussel en Waregem.

Sint-Niklaas vormt samen met Sint-Gillis-Waas, Stekene, Temse en Waasmunster een economisch pendelgewest. Hamme haalt ook meer dan 10%. Vanuit het Waasland pendelen werknemers ook naar Antwerpen. De regio trekt een beperkt aantal Nederlandse pendelaars aan. Beveren vormt als het ware een dubbelkern met Antwerpen (en Zwijndrecht), door de aanwezigheid van de Waasland­haven (functioneel onderdeel van de Antwerpse haven). Lokeren heeft geen buurgemeenten met meer dan 15% pendel. Vanuit Moerbeke en Zele vertrekken meer dan 10% pendelaars. Er is vanuit het Lokerse eveneens pendel naar Gent en Sint-Niklaas.

Sint-­Lievens-­ Houtem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart C.3  Pendel­ gerichtheid op Aalst, Eeklo, Oudenaarde en Sint-Niklaas-Lokeren   kern   10 – 15% pendel   > 15% pendel

39


b. Pendelrelaties met Gent De economische kern Gent bestaat uit de provinciale hoofdstad en de gemeenten Nazareth en Sint-Martens-Latem.2 In het invloedsgebied van deze economische kern bevinden zich 29 gemeenten met een pendel­ gerichtheid van meer dan 15%. Dat is de helft van

de provincie en de pendelintensiteit is beduidend sterker in vergelijking met de andere kernen. Tien gemeenten sturen meer dan 40% pendelaars naar Gent. Ook uit West-Vlaanderen en Wallonië komen een beperkt aantal pendelaars naar deze kern. Vanuit Nederland pendelen 1.100 werk­ nemers naar Gent.

Sint-­Lievens-­ Houtem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart C.4  Pendel­ gerichtheid op economische kern Gent   kern   10 – 15% pendel   15 – 25% pendel   > 25% pendel

2

De werkgemeente Sint-Martens-Latem is volgens de klassieke geografie onderdeel van de Gentse agglomeratie. De werkgemeente Nazareth grenst aan Sint-Martens-Latem en wordt aan de economische kern toegevoegd. Beide gemeenten zijn ook rechtstreeks verbonden met Gent(via de N43 respectievelijk N60). Zie ook FOD Economie, Woonkernen en stadsgewesten in een verstedelijkt België, Sociaal-economische enquête 2001 (2009).

40


© www.ingimage.com


© www.ingimage.com

Verwevenheid en gelaagdheid en in de Oost-Vlaamse pendelgewesten Uit kaarten C.3 en C.4 blijkt een gedeeltelijke overlapping van de invloedssferen van de eco­no­ mische kernen in Oost-Vlaanderen. In dit hoofd­ stuk wordt deze overlapping geanalyseerd via een onderzoek naar verwevenheid en gelaagdheid.

a. Verwevenheid Een aantal Oost-Vlaamse gemeenten sturen 15% of meer pendelaars naar twee economische kernen, al dan niet in de eigen provincie gesitueerd. Economische kernen Gent en Eeklo zijn verweven omdat zowel Kaprijke als Sint-Laureins minstens 15% pendelaars naar beide kernen sturen. Op basis van de sterkte van de pendelrelaties wordt Sint-Laureins toegewezen aan Eeklo, en Kaprijke aan Gent. Economische kernen Gent en Brussel zijn ver­ weven via Zottegem. Zottegem wordt toegewezen aan Brussel. Economische kernen Aalst en Brussel zijn ver­ weven via Erpe-Mere, Lede en Haaltert. Haaltert wordt toegewezen aan Brussel, Erpe-Mere en Lede aan Aalst. Economische kernen Antwerpen en Sint-Niklaas zijn verweven via Sint-Gillis-Waas, Stekene, Temse

42

en Waasmunster. Enkel Waasmunster wordt toegewezen aan Sint-Niklaas. De drie andere gemeenten behoren tot de economische kern Antwerpen. Economische kernen Gent en Oudenaarde zijn niet met elkaar verweven. Hetzelfde geldt voor de economische kernen Gent en Lokeren. Er is geen verwevenheid tussen Oost-Vlaamse gemeenten en West-Vlaamse economische kernen.

b. Gelaagdheid De sociaal-economische structuur van OostVlaanderen is gelaagd want drie economische kernen (Eeklo, Lokeren en Oudenaarde) sturen meer dan 15% pendelaars naar de kern Gent. De gelaagde sociaal-economische structuur van Oost-Vlaanderen ziet er als volgt uit: • Gent is door zijn grootstedelijke aard de primaire kern in een webachtige structuur met Eeklo, Lokeren en Oudenaarde als secundaire economische kernen. • Antwerpen is door zijn grootstedelijke aard de primaire kern in een webachtige structuur met Sint-Niklaas als secundaire kern in Oost-Vlaanderen. • Brussel is door zijn groot- en hoofdstedelijke functie de primaire kern in een webachtige structuur met Aalst als secundaire kern in Oost-Vlaanderen.


c. Ruimtelijk beeld Oost-Vlaamse pendelgewesten Samengevat leiden bovenstaande analyses tot een sociaal-economische realiteit op twee geo­ grafische schalen: • stedelijke schaal = pendelgewesten rond primaire en secundaire kernen (alfabetisch): Aalst, Eeklo, Gent, Oudenaarde, Sint-Niklaas; • grootstedelijke schaal = verweven en/of gelaagde pendelgewesten 00 Oost-Vlaams kerngebied: netwerk rond primaire kern Gent met secundaire kernen Eeklo, Lokeren en Oudenaarde

00

00

Antwerpen: netwerk rond primaire kern Antwerpen met secundaire kern Sint-Niklaas Brussel: netwerk rond primaire kern Brussel met secundaire kern Aalst.

Het bovenstaande vatten we samen in kaart C.5.

Sint-­Lievens-­ Houtem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart C.5  Pendelgewesten in Oost-Vlaanderen   niet toegewezen

Oost-Vlaams kerngebied

Brussels pendelgewest

pendelgewest Oudenaarde

pendelgewest Aalst (overlapping met Brussel)

pendelgewest Eeklo (overlapping met Gent)

Antwerps pendelgewest

stad Lokeren (Gent/Sint-Niklaas)

pendelgewest Sint-Niklaas (overlapping met Antwerpen)

stad Zottegem (Gent/Brussel)

pendelgewest Oudenaarde (overlapping met Gent)

43


Gebiedsgerichte benadering van het arbeidsmarktbeleid Op basis van de gemeten pendelbewegingen, de verwevenheid en de gelaagdheid zien we in OostVlaanderen drie arbeidsmarktregio’s ontstaan. Het Waasland Deze regio omvat alle gemeenten van het eco­no­ misch pendelgewest rond Sint-Niklaas, aangevuld met alle gemeenten die tot de economische kern of het economisch pendel­gewest Antwerpen behoren en de gemeente Hamme.

De Dendervallei Dit zijn alle gemeenten van het economisch pendel­ gewest Aalst en alle Oost-Vlaamse gemeenten die tot het economisch pendelgewest Brussel behoren. Oost-Vlaams kerngebied Dit is het grootste samenwerkingsverband, het bevat 40 gemeenten. Dit zijn de gemeenten van het economisch pendelgewest, Dendermonde, Lokeren en Zele. Ook het Meetjesland (economisch pendelgewest Eeklo aangevuld met Maldegem) en de Vlaamse Ardennen (economisch pendelgewest Oudenaarde aangevuld met Brakel en Ronse) zijn toegevoegd aan het Oost-Vlaams kerngebied.

Sint-­Lievens-­ Houtem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart C.6  Voorstel tot herindeling streek­ ontwikkelingsgebieden   Oost-Vlaams kerngebied   Dendervallei   Waasland

44


© www.shutterstock.com

Enkele slotbeschouwingen Het spreekt voor zich dat bovenstaande oefening van een ruimtelijk-economische realiteit uitgaat. Mobiliteit, politieke keuzes, de rol van bestaande intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (politiezones, zorgregio’s, intercommunales…) … met dit alles houdt de voorgestelde afbakening geen rekening. Van de drie voorgestelde samen­werkings­ verbanden is enkel het Oost-Vlaams kerngebied actief op grootstedelijke schaal. Het Waasland behoort tot de grootstedelijke invloedssfeer van Antwerpen; de Dendervallei tot de grootstedelijke invloedssfeer van Brussel. De uitbouw van een werking op grootstedelijke schaal kan bij uitstek een rol zijn van de Provincie. De Provincie is een neutrale mediator tussen de belangen van de verschillende entiteiten die samen het OostVlaams kerngebied vormen. De Provincie kan de Oost-Vlaamse belangen behartigen in de uitbouw van het Antwerpse en Brusselse grootstedelijk gebied.

De focus op de grootstedelijke schaal van het Oost-Vlaams kerngebied betekent evenwel niet dat de Provincie in de andere regio’s geen rol te spelen heeft. Een regierol in de gebiedsgerichte werking blijft bij uitstek een provinciale taakstelling. De samenwerkingsverbanden Dendervallei en Waasland kunnen functioneren als motor voor de economische uitbouw van de streek en de versterking van de kernen Aalst en Sint-Niklaas. De samenwerkingsverbanden kunnen sociaaleconomische en ruimtelijke knelpunten aan­ pakken en kansen realiseren die het lokale niveau overstijgen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de locatie van regionale bedrijventerreinen, de verdeling van woon- of natuurprogrammatie of missing links in de mobiliteitsnetwerken.

45


interview

“Provincie kan mensen bij elkaar brengen en lokale netwerken regisseren”

Fons Leroy is vijftien jaar topman van VDAB. Zijn riante kantoor biedt een 180° uitzicht op Brussel. Achter zijn rechteroor kijk ik op de basiliek van Koekelberg, achter zijn linkeroor zie ik alle bollen van het Atomium en de toren van het stadhuis. Het zijn hier zijn laatste weken vóór zijn pensioen. Wat hij daarna gaat doen? Zijn glimlach imiteert die van de Mona Lisa. Raadselachtig: ‘Daarover kan ik nu nog niets zeggen. Maar de Provincie Oost-Vlaanderen gaat me nog tegenkomen.’ In die vijftien jaar heeft de arbeidsmarkt nooit stilgestaan. Vijftien jaar geleden waren er veel werkzoekenden en weinig jobs. Vandaag zijn er weinig werkzoekenden en veel vacatures. ‘In elke nieuwe situatie moet je creatief nieuwe oplos­ singen zoeken. Belangrijker dan de werkloos­ heidscijfers vind ik de werkzaamheidsgraad. En het pijnpunt dat sommige groepen minder participeren.’

Armoedecirkel doorbreken U woont zelf in Oost-Vlaanderen. Staat de Oost-Vlaamse arbeidsmarkt voor andere uitdagingen dan de rest van Vlaanderen? Afgevaardigd bestuurder Fons Leroy van VDAB: ‘Iedereen mag vooruitgaan, maar wie het het moeilijkst heeft, moet de meeste kansen krijgen.’

46

‘Oost-Vlaanderen zit wat in de middengroep. De laatste maanden daalt de werkloosheid er wel sterker dan in andere provincies. Er komen dus veel vacatures en veel jobs bij. Dat is een positieve evolutie. Maar als je meer in detail gaat kijken, zijn er stevige verschillen tussen Gent en omgeving, het Waasland dat economisch sterk aanleunt bij Antwerpen, en Ronse dat een pijnpunt blijft met veel werkloosheid en kansarmoede. Die kans­ armoede is wat me vooral drijft: iedereen mag vooruitgaan, maar wie het het moeilijkst heeft, moet de meeste kansen krijgen. Daarom zette VDAB een stakeholdersforum op met mensen met een beperking, armoedeverenigingen, allochtonen: groepen met een grotere afstand tot de arbeids­ markt. Zo hebben we in Oost-Vlaanderen samen met de Vierdewereldgroep Aalst een geïntegreerde


begeleidingsmethodiek uitgewerkt om mensen in generatiearmoede op weg te zetten naar duurzame tewerkstelling. Het WAW-traject: Werk-ArmoedeWelzijn. Een mooi project om de armoedecirkel te doorbreken, dat ook buiten Vlaanderen weerklank vond.’

Lokale netwerken regisseren U pendelt zelf van Oost-Vlaanderen naar Brussel. De doelstelling ‘werk in eigen streek’ hebben we niet echt gehaald. Is dat een probleem? ‘Nee toch? Oost-Vlaanderen is het hinterland van Antwerpen en Brussel. Voor Oost-Vlamingen is Vlaanderen de “eigen streek”, niet het Meetjesland. Je moet dat niet op een te kleine schaal bekijken. We hebben altijd werk dicht bij huis. De vergrijzing zit overal, dus komen er nu overal nieuwe vacatures bij. Wel zitten we natuurlijk met een gigantisch mobiliteitsprobleem. Daarvoor zijn nieuwe ecologische oplossingen nodig. Maar voor een efficiënt arbeidsmarktbeleid is Vlaanderen een geschikte schaal. We moeten uitkijken dat we niet de Nederlandse weg opgaan en het arbeids­markt­ beleid verkruimelen. Wat lokale besturen wél kunnen doen is: lokale netwerken regisseren, mensen bij elkaar brengen, expertise uitwisselen. Daar kan het provinciale niveau een coördinerende rol in spelen. Zeker voor groepen die het moeilijkst hun weg vinden op de arbeidsmarkt. Ik denk bijvoorbeeld aan allochtone meisjes die geen uitkering hebben: daar is een lokale benadering nodig, samenwerking met lokale vrouwengroepen.’

“ Oost-Vlaanderen zou een soort van Human Capital Valley kunnen worden.”

Stakeholders samenbrengen op provinciaal niveau: daar hebt u ook ervaring mee in Limburg. ‘Ja, ik heb twee provincies van binnenuit ervaren: ik kom uit Limburg en ik woon nu in OostVlaanderen. Na de sluiting van Ford-Genk zat ik in de expertengroep die voor Limburg speer­ puntclusters bepaalde: Welk onderwijs hebben we daarvoor nodig? Welke opleidingen? Welke rand­ problemen moeten we aanpakken? De stad Gent

heeft dat ook gedaan: mensen samenbrengen om van Gent een sterke werkstad te maken, met veel betrokkenheid en ownership van alle mogelijke stakeholders. In Gent is dat wat verwaterd, maar in ons Limburgse actieplan zat veel van wat ze vroeger in Gent deden. De Limburgse werkloosheid is sterk gedaald en de werkgelegenheid sterker gestegen dan elders in Vlaanderen. Dat komt ook door de sterke keuzes die we toen voor de hele provincie gemaakt en vertaald hebben in een provinciaal strategisch plan. Waar kunnen we nieuwe economische activiteiten, pools creëren en verder ontwikkelen? Daaraan kan Oost-Vlaanderen zich spiegelen. Denk aan de toenadering tussen de havens van Gent en Terneuzen. Dat kan zo’n speer­puntcluster zijn waarin je economie verbindt met onderwijs. Grensoverschrijdend bovendien.’

Leeroffensief Ziet u nog meer lichtpunten in Oost-Vlaanderen? ‘Ik word veel gevat door start-ups in human capital. Ook vanuit de universiteit en de hogescholen ontstaan er veel nieuwe bedrijven in die sector. Oost-Vlaanderen zou een soort van Human Capital Valley kunnen worden. Er zijn nu al veel hr-spelers. De universitaire kennis is er, de hogescholen zijn er, de Hudsons van deze wereld. Meer inzetten op innovatie, artificiële intelligentie, nieuwe techno­ logie kan unieke kansen bieden om een ander soort cluster te bouwen.’

In uw boek No Jobs schetst u een ontluisterend beeld van de arbeidsmarkt in 2050. Is Vlaanderen klaar voor wat er op ons afkomt? ‘Ik zie positieve signalen, maar we zijn er nog niet. Robotisering en digitalisering zijn een belangrijke opportuniteit. Killer robots zijn geen bedreiging voor de mens, ze doden geestdodend werk: repe­ titief, taakgericht, beklemmend. Dat levert ons meer tijd op om nuttig en creatief bezig te zijn, extra kansen op loopbanen die ons meer vol­doe­ ning geven. Een positief signaal is dat het katholiek onderwijs de 21th century skills nu ook inbedt in de eindtermen. Om scholieren wendbaar en weer­ baar te maken. Maar aan de andere kant blijkt uit een Oeso-studie dat Vlamingen nog te weinig het nut zien van levenslang leren. Daarvoor moeten we dus echt een leeroffensief op gang brengen.’

47


© www.ingimage.com


deel 2

Oost-Vlaanderen doorgelicht


Overzichtskaart Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

Sint-GillisWaas

Wachtebeke Moerbeke

Destelbergen SintMartensLatem

Buggenhout

Sint-LievensHoutem

Denderleeuw WortegemPetegem

Horebeke

Geraardsbergen

50


Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement

Arrondissement Aalst

Arrondissement Gent

Aalst

Aalter

Denderleeuw

Deinze

Erpe-Mere

De Pinte

Geraardsbergen

Destelbergen

Haaltert

Evergem

Herzele

Gavere

Lede

Gent

Ninove

Lievegem

Sint-Lievens-Houtem

Lochristi

Zottegem

Melle

Arrondissement Dendermonde Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke

Merelbeke Moerbeke Nazareth Oosterzele Sint-Martens-Latem Wachtebeke Zulte

Waasmunster

Arrondissement Oudenaarde

Wetteren

Brakel

Wichelen

Horebeke

Zele

Kluisbergen

Arrondissement Eeklo Assenede Eeklo Kaprijke Maldegem Sint-Laureins Zelzate

Kruisem Lierde Maarkedal Oudenaarde Ronse Wortegem-Petegem Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse

51


Bevolking Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20–39 jaar / bevolking 40–59 jaar

De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfrastructuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra­structuur. Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20–39) tegenover de groep van ouder actieven (40–59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de oudere actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.

© www.ingimage.com

Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar

52


Tabel 1  Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2018) aantal inwoners

dichtheid inwoners/km2

oppervlakte km2

verouderingscoëff. 65+ jaar / -20 jaar

vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm

85.764 28.799 14.216 14.869 48.200 14.780 14.481 10.536 43.297 20.119 45.705 18.044 21.005 19.861 35.248 12.766 260.524 33.430 18.441 24.834 17.746 2.048 6.425 6.458 16.687 15.647 12.490 19.210 18.623 6.571 26.022 22.308 41.450 6.339 23.718 11.579 24.655 6.455 11.579 38.712 13.551 31.164 26.355 19.292 6.684 10.255 8.474 77.368 18.357 29.570 10.771 7.691 25.558 11.588 6.442 20.982 12.694 26.385 15.775 8.132

1.090 240 162 389 316 259 565 593 338 1.450 809 676 690 577 468 404 1.652 418 604 612 371 182 191 211 498 219 383 702 623 250 322 368 607 137 248 755 666 170 327 530 311 452 759 348 90 379 586 921 406 734 334 222 691 500 152 630 922 459 482 240

78,7 119,9 87,5 38,2 152,7 57,0 25,6 17,8 128,0 13,9 56,5 26,7 30,4 34,4 75,4 31,6 157,7 80,1 30,5 40,6 47,9 11,2 33,6 30,6 33,5 71,6 32,6 27,4 29,9 26,3 80,8 60,7 68,3 46,2 95,6 15,3 37,0 37,9 35,4 73,1 43,6 68,9 34,7 55,5 74,5 27,1 14,5 84,0 45,3 40,3 32,2 34,6 37,0 23,2 42,5 33,3 13,8 57,5 32,8 33,9

0,91 1,00 1,05 0,93 0,98 1,06 0,97 1,03 0,95 0,71 0,97 1,06 1,14 1,06 0,94 1,00 0,78 0,97 1,01 0,87 0,93 1,31 1,02 0,88 0,86 0,86 1,07 0,89 0,98 0,95 1,13 0,88 0,75 1,17 1,05 0,89 0,94 0,84 1,05 0,92 0,85 0,99 0,71 0,88 1,10 0,89 1,26 0,83 0,93 0,82 0,97 1,03 0,95 0,94 0,86 0,84 1,00 1,09 0,80 0,88

0,88 0,82 0,79 0,76 0,84 0,77 0,76 0,71 0,85 0,82 0,86 0,82 0,84 0,79 0,80 0,74 1,34 0,78 0,78 0,90 0,78 0,66 0,78 0,89 0,84 0,83 0,76 0,84 0,82 0,75 0,79 0,72 0,91 0,71 0,83 0,93 0,83 0,89 0,78 0,81 0,77 0,83 0,92 0,79 0,77 0,77 0,69 0,97 0,80 0,88 0,78 0,82 0,88 0,82 0,78 0,91 0,86 0,79 0,86 0,68

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

289.336 200.488 84.742 557.303 123.936 250.924

612 578 253 587 293 523

472,9 346,6 335,5 949,6 422,9 479,6

0,94 0,93 1,07 0,88 0,90 0,86

0,82 0,84 0,82 1,03 0,82 0,89 0,91

Oost-Vlaanderen

1.506.729

501

3.007,1

0,91

Vlaams Gewest

6.552.967

481

13.624,2

0,93

0,89

11.376.070

371

30.688,1

0,83

0,93

België

Bron: Statbel, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen economische studiedienst

53


Kaart 1  Bevolkingsdichtheid 01.01.2018 (inw./km2)

237 ––237 90 90 –90 237

436 –588 436 588 436 – –588

– 337 238238 – 337

589 589 – 692 692 589 –– 692

– 435 338338 – 435

693 1.652 693 – 1.652 693 –– 1.652

Wachtebeke

Sint-LievensHoutem

Denderleeuw WortegemPetegem

54

90 – 237

436 – 588

238 – 337

589 – 692

338 – 435

693 – 1.652


Tabel 2  Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2018 (2000 = 100) 2000 (aantal)

2011 (index)

2012 (index)

2013 (index)

2014 (index)

2015 (index)

2016 (index)

2017 (index)

2018 (index)

Arr. Aalst

262.294

105,4

106,2

107,1

107,7

108,2

108,8

109,5

110,3

Arr. Dendermonde

186.484

104,0

104,7

105,3

105,8

106,1

106,6

107,2

107,5

Arr. Eeklo

79.484

103,7

104,1

104,9

105,0

105,3

105,5

106,1

106,6

Arr. Gent

495.368

107,7

108,2

108,8

109,4

110,0

111,2

112,0

112,5

Arr. Oudenaarde

114.345

105,4

106,0

106,6

107,0

107,4

107,7

108,0

108,4

Arr. Sint-Niklaas

223.648

106,9

107,6

108,6

109,1

109,7

110,5

111,6

112,2

Oost-Vlaanderen

1.361.623

106,2

106,8

107,6

108,1

108,6

109,4

110,1

110,7

Vlaams Gewest

5.940.251

106,1

106,9

107,4

107,9

108,5

109,0

109,7

110,3

10.239.085

106,9

107,8

108,4

108,9

109,5

110,0

110,6

112,2

België

Bron: Statbel, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen economische studiedienst

Figuur 1  Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2018) 95+ jaar 90-94 jaar 85-89 jaar 80-84 jaar 75-79 jaar 70-74 jaar 65-69 jaar 60-64 jaar 55-59 jaar 50-54 jaar 45-49 jaar 40-44 jaar 35-39 jaar 30-34 jaar 25-29 jaar 20-24 jaar 15-19 jaar 10-14 jaar 5-9 jaar 0-4 jaar 60 000

40 000

20 000

0

Vrouwen

20 000

40 000

60 000

Mannen

Bron: Statbel, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen economische studiedienst

55


Inkomen

Wachtebeke Wachtebeke

Wachtebeke

Sint-LievensHoutem

Sint-LievensHoutem

Denderleeuw

Sint-LievensHoutem

WortegemPetegem

Denderleeuw

WortegemPetegem Denderleeuw

WortegemPetegem

15.000 – 18.800

15.000 –inkomen/inwoner 18.800 18.801 – 19.400 Kaart 2  gemiddeld 2016 (EUR) 18.801 – 19.400 19.401 – 19.900 18.800 15.000 15.000 ––19.401 18.800– 19.900

19.901 19.901 ––20.400 20.400

19.401 19.401 –– 19.900 19.900

21.201 21.201 –– 28.400 28.400

18.801 18.801 –– 19.400 19.400

20.401 – 21.200 19.901 – 20.400 2 0.401 – 21.200

20.401 – 21.200

19.901 – 20.400

21.201 – 28.400

20.401 – 21.200

21.201 – 28.400

56


Tabel 3  Inkomen (2016) Gemiddeld inkomen per inwoner 2016 (aanslagjaar 2017) In EUR

Peil (Vlaanderen = 100)

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm

19.182 20.300 19.393 19.513 20.272 19.430 20.550 25.102 20.045 18.738 19.312 22.290 17.957 21.091 19.866 21.084 18.235 18.731 20.587 17.989 20.453 21.183 19.464 19.042 19.695 20.105 21.584 19.406 20.081 20.001 19.938 21.167 18.308 20.719 18.407 21.219 22.205 20.013 21.074 18.899 21.431 19.756 15.156 19.540 18.757 20.254 28.348 17.706 18.866 18.950 21.983 19.294 19.208 20.032 20.710 17.429 17.629 21.124 19.051 20.929

100,4 106,3 101,5 102,1 106,1 101,7 107,6 131,4 104,9 98,1 101,1 116,7 94,0 110,4 104,0 110,4 95,5 98,1 107,8 94,2 107,1 110,9 101,9 99,7 103,1 105,3 113,0 101,6 105,1 104,7 104,4 110,8 95,8 108,5 96,4 111,1 116,2 104,8 110,3 98,9 112,2 103,4 79,3 102,3 98,2 106,0 148,4 92,7 98,8 99,2 115,1 101,0 100,6 104,9 108,4 91,2 92,3 110,6 99,7 109,6

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

19.633 19.379 18.452 19.696 18.963 18.808

102,8 101,5 96,6 103,1 99,3 98,5

Oost-Vlaanderen

19.160

101,0

Vlaams Gewest

19.102

100,0

BelgiĂŤ

17.824

93,3

Bron: Statbel, berekeningen economische studiedienst

57


Werkgelegenheid Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20–64 jaar

De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfstak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerk­ stellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegen­ woordigd is dan in Vlaanderen; een concentratie­ coëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoordigd is ten opzichte van Vlaanderen.

De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de bevolking op arbeids­ leeftijd (20–64 jaar). De ratio is een weer­gave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / bevolking 20–64 jaar

© www.ingimage.com

De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerk­ stelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

58


Tabel 4  Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2017) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Werknemers Gemeente / regio

Zelfstandigen (1)

Sectorale werkgelegenheid

Totaal

Primaire Secundaire Tertiaire Quartaire sector sector sector sector

Absoluut

% Prov.

Absoluut

% Prov.

Absoluut

% Prov.

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm

32.834 8.339 2.206 1.461 20.910 1.828 3.143 1.162 13.146 2.198 14.273 3.359 9.309 4.415 8.506 2.546 170.459 6.255 2.016 4.635 1.900 224 1.054 1.309 3.090 3.931 1.533 3.559 2.322 536 4.149 4.932 15.322 663 5.538 4.561 8.766 675 6.817 9.392 1.660 14.385 7.873 2.651 669 1.427 2.762 29.941 2.458 9.292 1.564 942 9.674 1.735 1.465 6.637 3.526 7.174 3.508 1.030

6,5% 1,7% 0,4% 0,3% 4,2% 0,4% 0,6% 0,2% 2,6% 0,4% 2,8% 0,7% 1,8% 0,9% 1,7% 0,5% 33,8% 1,2% 0,4% 0,9% 0,4% 0,0% 0,2% 0,3% 0,6% 0,8% 0,3% 0,7% 0,5% 0,1% 0,8% 1,0% 3,0% 0,1% 1,1% 0,9% 1,7% 0,1% 1,4% 1,9% 0,3% 2,9% 1,6% 0,5% 0,1% 0,3% 0,5% 5,9% 0,5% 1,8% 0,3% 0,2% 1,9% 0,3% 0,3% 1,3% 0,7% 1,4% 0,7% 0,2%

5.331 2.901 1.148 1.213 3.262 1.077 1.017 956 3.953 893 2.792 1.696 1.144 1.383 2.248 1.026 17.387 2.146 1.165 1.775 1.225 215 717 572 1.101 1.749 1.107 1.196 1.204 486 2.255 2.091 2.757 760 2.318 828 1.857 497 1.106 2.659 1.183 2.321 1.398 1.492 750 780 1.607 4.650 1.309 2.124 1.336 480 1.731 823 762 1.387 478 1.775 1.437 704

4,9% 2,6% 1,0% 1,1% 3,0% 1,0% 0,9% 0,9% 3,6% 0,8% 2,5% 1,5% 1,0% 1,3% 2,0% 0,9% 15,8% 2,0% 1,1% 1,6% 1,1% 0,2% 0,7% 0,5% 1,0% 1,6% 1,0% 1,1% 1,1% 0,4% 2,1% 1,9% 2,5% 0,7% 2,1% 0,8% 1,7% 0,5% 1,0% 2,4% 1,1% 2,1% 1,3% 1,4% 0,7% 0,7% 1,5% 4,2% 1,2% 1,9% 1,2% 0,4% 1,6% 0,7% 0,7% 1,3% 0,4% 1,6% 1,3% 0,6%

38.165 11.240 3.354 2.674 24.172 2.905 4.160 2.118 17.099 3.091 17.065 5.055 10.453 5.798 10.754 3.572 187.846 8.401 3.181 6.410 3.125 439 1.771 1.881 4.191 5.680 2.640 4.755 3.526 1.022 6.404 7.023 18.079 1.423 7.856 5.389 10.623 1.172 7.923 12.051 2.843 16.706 9.271 4.143 1.419 2.207 4.369 34.591 3.767 11.416 2.900 1.422 11.405 2.558 2.227 8.024 4.004 8.949 4.945 1.734

6,2% 1,8% 0,5% 0,4% 3,9% 0,5% 0,7% 0,3% 2,8% 0,5% 2,8% 0,8% 1,7% 0,9% 1,8% 0,6% 30,6% 1,4% 0,5% 1,0% 0,5% 0,1% 0,3% 0,3% 0,7% 0,9% 0,4% 0,8% 0,6% 0,2% 1,0% 1,1% 2,9% 0,2% 1,3% 0,9% 1,7% 0,2% 1,3% 2,0% 0,5% 2,7% 1,5% 0,7% 0,2% 0,4% 0,7% 5,6% 0,6% 1,9% 0,5% 0,2% 1,9% 0,4% 0,4% 1,3% 0,7% 1,5% 0,8% 0,3%

0,8% 4,7% 10,7% 3,9% 2,6% 5,5% 2,7% 3,5% 4,3% 1,1% 1,1% 3,8% 1,4% 2,1% 4,2% 3,1% 0,5% 2,1% 2,6% 2,6% 4,8% 8,4% 11,3% 4,3% 3,7% 4,4% 7,6% 2,4% 3,5% 7,0% 5,8% 14,0% 1,8% 11,5% 5,4% 1,0% 1,6% 13,3% 2,0% 1,8% 7,7% 1,4% 0,8% 6,8% 19,9% 4,1% 1,4% 1,1% 4,4% 1,7% 4,0% 7,4% 2,5% 4,8% 5,3% 2,1% 1,1% 1,9% 3,1% 5,4%

19,7% 32,3% 32,8% 22,1% 32,3% 14,5% 35,5% 8,3% 19,6% 18,1% 23,4% 25,2% 25,0% 27,5% 24,4% 22,4% 18,4% 16,0% 20,2% 26,7% 17,1% 15,0% 34,6% 35,4% 27,9% 39,1% 21,6% 36,5% 11,4% 24,3% 19,7% 15,0% 28,7% 15,2% 32,3% 29,4% 19,8% 11,9% 22,3% 21,7% 21,2% 28,2% 31,1% 23,8% 18,4% 35,8% 15,1% 16,6% 16,7% 28,1% 20,8% 6,3% 27,1% 36,0% 34,6% 42,4% 13,3% 14,6% 36,2% 10,8%

40,8% 41,5% 31,8% 46,6% 46,0% 37,0% 29,5% 52,0% 42,4% 41,9% 37,7% 47,8% 31,9% 44,3% 38,6% 39,6% 41,4% 41,4% 44,3% 40,6% 41,8% 41,9% 33,8% 36,5% 45,1% 40,2% 45,6% 37,1% 45,3% 37,0% 38,7% 47,8% 38,9% 33,5% 39,8% 39,0% 52,2% 45,6% 56,3% 51,6% 43,1% 37,1% 32,8% 43,2% 35,9% 37,6% 66,3% 42,4% 50,2% 49,6% 49,1% 39,1% 38,7% 37,2% 42,8% 32,6% 45,5% 42,7% 44,2% 45,3%

38,6% 21,6% 24,7% 27,4% 19,1% 43,0% 32,3% 36,2% 33,7% 38,9% 37,7% 23,2% 41,7% 26,2% 32,7% 35,0% 39,7% 40,5% 33,0% 30,1% 36,3% 34,6% 20,4% 23,9% 23,3% 16,3% 25,2% 24,0% 39,8% 31,7% 35,8% 23,2% 30,6% 39,8% 22,5% 30,5% 26,3% 29,3% 19,3% 24,9% 28,0% 33,3% 35,3% 26,2% 25,8% 22,4% 17,2% 39,9% 28,6% 20,6% 26,1% 47,3% 31,6% 21,9% 17,3% 22,9% 40,2% 40,8% 16,6% 38,5%

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

69.933 48.214 22.302 246.289 33.244 83.664

13,9% 9,6% 4,4% 48,9% 6,6% 16,6%

18.561 14.377 6.555 43.508 10.044 16.695

16,9% 13,1% 6,0% 39,6% 9,2% 15,2%

88.494 62.591 28.857 289.797 43.288 100.359

14,4% 10,2% 4,7% 47,2% 7,1% 16,4%

1,7% 2,5% 5,0% 1,9% 3,0% 2,1%

19,6% 28,9% 26,5% 19,8% 28,6% 24,7%

43,1% 38,2% 36,2% 42,8% 37,1% 43,9%

35,7% 30,4% 32,2% 35,5% 31,3% 29,3%

Oost-Vlaanderen

503.646

100,0%

109.740

100,0%

613.386

2,2%

22,4%

41,8%

33,5%

Vlaams Gewest

2.296.340

485.361

2.781.701

2,1%

20,4%

46,2%

31,3%

België

3.972.943

789.389

4.762.332

1,8%

18,0%

44,9%

35,3%

(1) Zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 4 691 zelfstandigen en helpers Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen economische studiedienst

59


Tabel 5  De totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2017) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) Aantal werknemers Primaire sector Secundaire sector Energie en water

Aantal zelfstandigen

Totale werkgelegenheid

Provinciaal aandeel

Concentratiecoëfficiënt (*)

2.251

11.193

13.444

2,2%

119.923

17.711

137.634

22,4%

1,10

4.618

175

4.793

0,8%

0,81

Winning van delfstoffen

1,05

9

8

17

0,0%

0,16

81.437

4.945

86.382

14,1%

1,10

Basismetaal en metaalverwerking

30.212

339

30.551

5,0%

1,11

Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal

13.991

655

14.646

2,4%

0,83

Voeding, drank en tabak

Industrie

15.700

1.438

17.138

2,8%

1,12

Textiel, leer en kleding

6.822

486

7.308

1,2%

1,53

Hout en meubelen; papier en drukkerij

9.098

1.514

10.612

1,7%

1,62

Diverse

5.614

513

6.127

1,0%

0,94

33.859

12.583

46.442

7,6%

1,15

193.553

63.095

256.648

41,8%

0,91 0,91

Bouw Tertiaire sector   Handel en reparatie

60.438

27.439

87.877

14,3%

Horeca

12.689

10.208

22.897

3,7%

0,86

Transport, verkeer en communicatie

28.266

4.126

32.392

5,3%

0,90

Financiële instellingen   Diensten en huur Quartaire sector  Overheid

6.330

339

6.669

1,1%

0,59

85.830

20.983

106.813

17,4%

0,94

187.919

17.741

205.660

33,5%

1,07

31.963

27

31.990

5,2%

0,96 1,12

Onderwijs

55.807

841

56.648

9,2%

Gezondheid en sociale diensten

86.265

6.855

93.120

15,2%

1,10

13.884

10.018

23.902

3,9%

1,00

503.646

109.740

613.386

100,0%

1,00

Overige Totaal

* Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

( )

Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen economische studiedienst

Figuur 2  De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2017) Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2017)

aantal werknemers

100 000

80 000

60 000

40 000

20 000

0

Diensten en huur

Gezondheid en sociale diensten

Handel en reparatie

Onderwijs

Bouw

Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen economische studiedienst

60

Transport, verkeer en communicatie

Overheid

Basismetaal en metaalverwerking

Horeca

Voeding, drank en tabak

Chemie en Land- en tuinbouw kunststoffen, overig niet-metaal


Tabel 6  Activiteits- en werkzaamheidsgraad (31.12.2017) Activiteitsgraad

Werkzaamheidsgraad

totaal Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm

0,82 0,70 0,44 0,35 0,91 0,38 0,53 0,39 0,71 0,31 0,68 0,53 0,94 0,54 0,56 0,50 1,25 0,48 0,32 0,49 0,33 0,43 0,51 0,54 0,49 0,64 0,40 0,47 0,37 0,30 0,47 0,57 0,80 0,43 0,60 0,84 0,77 0,34 1,21 0,59 0,38 0,96 0,72 0,41 0,39 0,40 0,98 0,87 0,40 0,72 0,51 0,38 0,81 0,40 0,62 0,71 0,61 0,62 0,55 0,39

0,76 0,67 0,40 0,30 0,86 0,34 0,50 0,36 0,68 0,26 0,63 0,49 0,87 0,50 0,52 0,47 1,16 0,43 0,29 0,45 0,30 0,40 0,49 0,50 0,44 0,62 0,36 0,43 0,32 0,26 0,43 0,54 0,75 0,40 0,57 0,80 0,73 0,31 1,18 0,54 0,36 0,91 0,64 0,37 0,37 0,37 0,95 0,80 0,35 0,66 0,46 0,33 0,76 0,37 0,59 0,66 0,55 0,58 0,52 0,36

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

0,57 0,58 0,63 0,93 0,65 0,75

0,52 0,53 0,59 0,87 0,61 0,70

Oost-Vlaanderen

0,75

0,69

Vlaams Gewest

0,78

0,73

België

0,79

0,71

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkzaamheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar Met zelfstandigen worden bedoeld zelfstandigen en helpers in hoofberoep en actief na pensioen(leeftijd) Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, berekeningen economische studiedienst

61


Ondernemingsweefsel

Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017) Figuur 3  Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017)

> 99 wkn. 2,3%

20–99 wkn. 10,4%

< 20 wkn. 87,3%

Bron: RSZ, berekeningen economische studiedienst

Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017)

Figuur 4  Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2017)

< 20 wkn. 25,2% > 99 wkn. 43,1%

20–99 wkn. 31,7%

Bron: RSZ, berekeningen economische studiedienst

62


Tabel 7  Aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2017) (exclusief eenpersoonszaken) Van 1 tot 19 werknemers Onder­ nemingen Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest België

Werk­ nemers

Van 20 tot 99 werknemers Onder­ nemingen

Werk­ nemers

Meer dan 99 werknemers Onder­ nemingen

Werk­ nemers

Totaal Onder­ nemingen

Werk­ nemers

1.759 725 221 254 1.055 206 244 156 1.127 196 981 350 502 347 589 254 6.800 555 264 415 244 33 115 129 273 409 215 250 250 97 497 567 985 95 592 250 542 100 360 715 240 897 509 395 143 183 385 1.836 334 659 252 96 598 181 108 460 216 535 359 122

6.966 2.490 688 850 4.515 637 990 502 4.323 756 4.048 1.299 1.999 1.273 2.397 838 28.250 2.026 877 1.528 883 103 344 551 1.121 1.517 845 952 875 259 1.646 2.194 4.217 276 2.116 1.095 2.193 346 1.707 2.864 862 3.940 1.959 1.362 476 611 1.383 7.567 1.325 3.005 908 393 2.341 586 403 1.816 916 1.997 1.348 463

205 79 11 9 159 24 32 14 115 19 117 34 86 40 93 25 925 58 23 57 21 3 6 16 35 38 19 32 17 8 40 55 149 8 54 44 66 9 61 77 19 126 70 27 5 11 27 221 21 94 14 11 82 12 12 63 39 64 41 5

8.258 3.225 385 492 6.985 1.017 1.199 529 4.863 798 4.833 1.263 3.418 1.688 3.727 832 38.926 2.533 1.036 2.324 915 121 258 649 1.378 1.482 688 1.461 794 277 1.460 2.144 6.551 262 2.133 1.894 2.887 329 2.466 3.156 798 5.238 3.056 1.097 193 393 1.043 9.257 773 3.882 554 446 3.468 483 507 2.711 1.593 2.723 1.747 135

66 14 5 1 43 1 4 1 21 5 24 5 17 9 13 5 307 11 1 5 1 0 1 1 4 6 0 2 4 0 5 5 25 1 7 5 17 0 13 15 0 23 10 1 0 2 2 63 3 12 1 1 19 4 3 14 6 10 2 3

17.610 2.624 1.133 119 9.410 174 954 131 3.960 644 5.392 797 3.892 1.454 2.382 876 103.283 1.696 103 783 102 0 452 109 591 932 0 1.146 653 0 1.043 594 4.554 125 1.289 1.572 3.686 0 2.644 3.372 0 5.207 2.858 192 0 423 336 13.117 360 2.405 102 103 3.865 666 555 2.110 1.017 2.454 413 432

2.030 818 237 264 1.257 231 280 171 1.263 220 1.122 389 605 396 695 284 8.032 624 288 477 266 36 122 146 312 453 234 284 271 105 542 627 1.159 104 653 299 625 109 434 807 259 1.046 589 423 148 196 414 2.120 358 765 267 108 699 197 123 537 261 609 402 130

32.834 8.339 2.206 1.461 20.910 1.828 3.143 1.162 13.146 2.198 14.273 3.359 9.309 4.415 8.506 2.546 170.459 6.255 2.016 4.635 1.900 224 1.054 1.309 3.090 3.931 1.533 3.559 2.322 536 4.149 4.932 15.322 663 5.538 4.561 8.766 675 6.817 9.392 1.660 14.385 7.873 2.651 669 1.427 2.762 29.941 2.458 9.292 1.564 942 9.674 1.735 1.465 6.637 3.526 7.174 3.508 1.030

5.048 3.850 1.789 13.397 2.605 5.537

19.128 14.864 6.539 53.266 10.108 23.112

535 437 201 1.658 310 706

22.294 18.213 7.980 68.579 12.744 29.923

124 74 36 416 48 151

28.511 15.137 7.783 124.444 10.392 30.629

5.707 4.361 2.026 15.471 2.963 6.394

69.933 48.214 22.302 246.289 33.244 83.664

32.226

127.017

3.847

159.733

849

216.896

36.922

503.646

147.054

575.626

17.191

712.437

3.809

1.008.277

168.054

2.296.340

257.509

997.804

28.856

1.184.316

6.431

1.790.823

292.796

3.972.943

Bron: RSZ, berekeningen economische studiedienst

63


© www.ingimage.com


Werkloosheid Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18–65 jaar) / beroepsbevolking (18–65 jaar) De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) definieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt. In Vlaanderen wordt het dossier van de werk­ zoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk­zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school­verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werk­ zoekenden erkend als persoon met een handicap door de FOD Sociale Zekerheid (dienst personen met een handicap), werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeids­ reserve, dan wel arbeidskrapte.

Sint-LievensHoutem

Denderleeuw WortegemPetegem

Sint-LievensHoutem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart 3  Werkloosheidsgraad Kaart 3 (gemiddelde 2018) Werkloosheidsgraad (gemiddelde 2,9 4,1 2,9 – - 4,1 4,2 – - 5,8 4,2 5,8 5,9 – - 6,9 5,9 6,9 7,0 – - 8,0 7,0 8,0 8,1 – - 10,6 8,1 1 0,6

65


Tabel 8  Werkloosheid en vacatures (gemiddelde 2018, tenzij anders vermeld) Niet-werkende werkzoekenden Gemeente/regio

Werkloosheidsgraad (*)

Openstaande Spannings­ vacatures indicator ( **)

Mannen

Vrouwen

Totaal

Mannen

Vrouwen

Totaal

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Kruibeke Kruisem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lievegem Lochristi Lokeren Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zottegem Zulte Zwalm

1.674 239 166 176 647 183 130 74 394 324 703 191 407 257 378 107 7.603 550 220 318 198 18 53 63 210 135 112 213 231 66 241 201 616 46 258 120 262 57 109 561 111 438 630 196 73 112 60 1.494 194 444 118 91 377 134 44 295 249 296 128 67

1.403 206 150 161 583 150 133 93 402 301 575 179 344 209 313 120 5.849 432 176 314 166 9 56 61 197 131 108 209 216 60 224 199 584 59 229 124 228 56 106 504 107 398 508 215 56 98 71 1.303 213 444 113 83 348 122 62 316 221 274 139 64

3.078 445 316 337 1.230 334 262 167 795 625 1.278 370 751 467 691 227 13.453 982 395 632 364 26 109 125 406 266 219 421 447 125 464 400 1.201 104 487 244 490 113 216 1.065 219 836 1.138 411 129 209 131 2.797 408 888 231 174 725 256 105 611 470 570 267 131

7,7 3,2 4,4 4,6 5,2 4,9 3,5 3,1 3,6 6,5 6,0 4,2 8,0 5,2 4,2 3,3 11,1 6,7 4,6 4,9 4,2 3,7 3,2 3,6 4,8 3,2 3,5 4,3 4,9 3,8 3,8 3,5 5,9 3,0 4,1 4,4 4,3 3,3 3,8 5,9 3,2 5,5 10,1 3,8 4,1 4,2 3,2 7,8 4,1 5,8 4,2 4,8 5,9 4,6 2,7 5,3 7,8 4,5 3,0 3,1

7,3 3,1 4,7 4,7 5,5 4,5 4,0 4,0 4,0 6,5 5,5 4,4 7,8 4,6 3,8 4,0 9,9 5,8 4,1 5,6 4,0 2,2 3,8 4,1 5,2 3,6 3,7 4,8 5,1 3,8 3,9 3,8 6,5 4,1 4,2 4,6 3,9 3,9 3,9 5,8 3,3 5,5 10,2 5,0 3,8 4,2 4,1 8,1 5,2 6,9 4,6 5,0 5,9 4,4 4,1 7,1 8,7 4,6 3,8 3,5

7,5 3,2 4,5 4,7 5,4 4,7 3,7 3,5 3,8 6,5 5,8 4,3 7,9 4,9 4,0 3,6 10,5 6,3 4,3 5,2 4,1 3,0 3,5 3,9 5,0 3,4 3,6 4,5 5,0 3,9 3,8 3,7 6,2 3,6 4,2 4,5 4,1 3,6 3,8 5,8 3,3 5,5 10,1 4,3 4,0 4,2 3,6 7,9 4,6 6,3 4,4 4,9 5,9 4,5 3,3 6,1 8,2 4,5 3,4 3,3

425 292 68 42 279 52 45 28 311 43 226 65 154 110 219 32 3.201 165 62 139 32 4 39 16 39 176 51 45 46 5 62 220 408 104 139 191 230 36 159 169 38 268 130 94 9 42 79 442 53 187 39 24 182 20 141 154 69 145 69 18

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

4.773 2.880 1.302 11.294 1.892 4.312

8.941 5.496 2.461 20.527 3.492 8.299

6,6 5,7 6,1 8,0 6,0 6,9

6,4 5,8 6,3 7,4 5,9 7,5

6,5 5,7 6,2 7,7 5,9 7,2

874 814 365 4.507 623 1.321

10,2 6,8 6,7 4,6 5,6 6,3 5,8

Oost-Vlaanderen

4.168 2.616 1.159 9.233 1.600 3.987

dec. 2018

dec. 2018 7,2 1,5 4,6 8,0 4,4 6,4 5,8 6,0 2,6 14,5 5,7 5,7 4,9 4,2 3,2 7,1 4,2 6,0 6,4 4,5 11,4 6,5 2,8 7,8 10,4 1,5 4,3 9,4 9,7 25,0 7,5 1,8 2,9 1,0 3,5 1,3 2,1 3,1 1,4 6,3 5,8 3,1 8,8 4,4 14,3 5,0 1,7 6,3 7,7 4,7 5,9 7,3 4,0 12,8 0,7 4,0 6,8 3,9 3,9 7,3

26.453

22.763

49.216

7,0

6,8

6,9

8.504

Vlaams Gewest

113.785

98.892

212.677

7,0

7,0

7,0

41.303

5,1

België

277.628

247.761

525.389

7,3

7,0

7,2

n.b.

n.b.

*   Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18–65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18–65 jaar), in %. Opgelet: voor België is dit de geharmoniseerde werkloosheidsgraad op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten van Eurostat, wat een onderschatting geeft in vergelijking met de VDAB-data ( ) **   Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures ( )

Bron: VDAB-Arvastat, NBB, berekeningen economische studiedienst

66


Tabel 9  Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (gemiddelde 2018) 1. Naar studieniveau Aantal provincie Lager onderwijs + 1ste graad secundair 2de graad secundair 3de en 4de graad secundair Hoger beroepsonderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Master Leertijd (Syntra) Deeltijds beroepssecundair Totaal *

( )

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

10.005

22,3

21,6

9.599

21,4

21,1

14.653

32,7

34,4

498

1,1

1,3

3.812

8,5

8,9 1,4

592

1,3

3.693

8,2

7,5

789

1,8

1,6

1.188

2,7

2,2

44.829

100

100

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

2. Naar leeftijd Aantal provincie Jonger dan 25 jaar

9.471

21,1

19,5

23.110

51,5

50,7

50 jaar en ouder

12.250

27,3

29,8

Totaal (*)

44.831

100

100

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest 51,9

25 – 49 jaar

3. Naar werkloosheidsduur Aantal provincie Minder dan 1 jaar

22.501

50,2

1 – 2 jaren

7.543

16,8

17,3

2 – 5 jaren

8.656

19,3

18,9

6.129

13,7

11,9

44.829

100

100

Meer dan 5 jaren Totaal (*) *   Door afrondingen kunnen de totalen verschillen.

( )

© www.ingimage.com

Bron: VDAB-Arvastat, berekeningen economische studiedienst

67


Onderwijs Tabel 10  Schoolbevolking (2017–2018) Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2017–2018 arr. Aalst

arr. Dendermonde

Totaal basisonderwijs (1)+(2)

31.128

20.379

8.317

61.914

13.452

29.402

164.592

Kleuteronderwijs (1)

11.211

7.206

2.955

22.450

4.794

10.509

59.125

265.775

Gewoon

11.145

7.167

2.955

22.247

4.756

10.431

58.701

263.789

Buitengewoon

arr. Eeklo

arr. Gent

arr. arr. Oudenaarde Sint-Niklaas

prov. Oost-­ Vlaanderen Vlaanderen 728.934

66

39

203

38

78

424

1.986

Lager onderwijs (2)

19.917

13.173

5.362

39.464

8.658

18.893

105.467

463.159

Gewoon

19.097

12.508

5.095

37.434

8.289

17.830

100.253

438.779

820

665

267

2.030

369

1.063

5.214

24.380

Buitengewoon Secundair onderwijs

22.117

11.362

6.100

36.317

6.953

19.044

101.893

442.306

Gewoon

21.324

10.983

6.100

34.125

6.748

18.010

97.290

421.975

793

379

2.192

205

1.034

4.603

20.331

72.898

226.975

Buitengewoon Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen – aantal studenten met diplomacontract)

Hogescholenonderwijs (3)

38.486

120.389

Arteveldehogeschool

12.489

Hogeschool Gent

13.799

LUCA School of Arts (*)

2.713

Odisee (*)

9.485

Universitair onderwijs (4)

34.412

106.586

Universiteit Gent

34.412

*   Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen

( )

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11  Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs (schooljaar 2017–2018) onderwijsvorm onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers

Oost-Vlaanderen

Vlaams Gewest

757

3.759

32.713

139.820

2de en 3de graad ASO

27.837

115.973

2de en 3de graad BSO (incl. modulair)

15.752

70.837

1ste graad secundair onderwijs

2de en 3de graad KSO

1.441

6.254

2de en 3de graad TSO

18.790

85.332

totaal

97.290

421.975

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

68


Tabel 12  Aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting (academiejaar 2017–2018) Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

Odisee (*)

9.485

0

9.485

LUCA School of Arts (*)

1.292

1.421

2.713

Associatie KU Leuven

10.777

1.421

12.198

Arteveldehogeschool

12.489

0

12.489

Hogeschool Gent

12.420

1.379

13.799

Universiteit Gent

0

34.412

34.412

24.807

35.324

60.131

Associatie Universiteit Gent *   Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen

( )

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13  Aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied (academiejaar 2017–2018)

Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1)

Mannen

Vrouwen

Totaal 34.412

15.298

19.114

Archeologie en kunstwetenschappen

150

366

516

Bewegings- en revalidatiewetenschappen

916

1.338

2.254

Biomedische wetenschappen, biotechniek

429

725

1.154

Diergeneeskunde

374

1.422

1.796 2.540

Economische en toegepaste economische wetenschappen

1.523

1.017

Farmaceutische wetenschappen

187

693

880

Geneeskunde

893

1.321

2.214

Geschiedenis

399

184

583

Geschiedenis; Taal- en letterkunde

156

306

462

Handelswetenschappen en bedrijfskunde

1.623

1.339

2.962

Industriële wetenschappen en technologie

1.929

338

2.267

587

842

1.429

Politieke en sociale wetenschappen Psychologie en pedagogische wetenschappen Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste taalkunde

562

2.942

3.504

1.171

2.179

3.350

52

495

547

276

812

1.088

95

143

238

624

617

1.241

187

569

756

Toegepaste wetenschappen

1.800

569

2.369

Wetenschappen

1.163

624

1.787

181

118

299

21

155

176

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Master na professionele bachelor Bijkomende opleidingen (2)

7.103

7.565

14.668

Master na master

611

887

1.498

Specifieke lerarenopleiding na master

129

264

393

Academische graad van doctor

2.525

2.355

4.880

Doctoraatsopleiding

4.881

2.558

2.323

Voorbereidingsprogramma

321

339

660

Schakelprogramma

959

1.397

2.356

22.401

26.679

49.080

Totaal Universiteit Gent (1) + (2) Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

69


70

© www.ingimage.com

© www.ingimage.com


Toegevoegde waarde Tabel 14  Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2017) – aandeel per bedrijfstak OostVlaanderen

Vlaams Gewest

Concentratie­ coëfficiënt (*)

Landbouw, jacht, bosbouw en visserij

0,8

0,9

0,89

Energetische en industrie­producten, m.i.v. bouw

27,1

26,0

1,04

– winning van delfstoffen

0,0

0,0

17,0

17,8

0,96

– voeding, drank en tabak

3,1

2,6

1,19

– textiel en kleding, schoenen en leer

1,1

0,5

2,20

– hout en artikelen van hout, papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen

1,5

0,9

1,67

– industrie

– cokes en aardolieproducten

0,1

0,7

– chemie en synthetische producten

2,4

3,3

0,73

– farmaceutische grondstoffen en producten

0,2

2,1

0,10

– rubber en kunststof, overig niet-metaal

1,7

1,4

1,21

– metallurgie en producten van metaal

3,0

2,3

1,30

– informaticaproducten, elektronische en optische instrumenten

0,4

0,5

0,80

– elektrische apparatuur

0,4

0,3

1,33

– machines, apparaten en werktuigen

0,6

1,3

0,46

– transportmiddelen

1,7

0,9

1,89

– overige industrie

0,8

1,0

0,80

– productie en distributie van elek­tri­ citeit, gas, stoom en gekoelde lucht

1,7

1,4

1,21

– distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering

1,1

0,9

1,22

– bouwnijverheid

7,3

5,9

1,24

Diensten

71,7

73,2

0,98

– groothandel en kleinhandel

11,5

13,8

0,83

– hotels en restaurants

1,7

1,9

0,89

– vervoer en communicatie

6,0

6,6

0,91

– uitgeverijen en audiovisuele diensten

0,4

0,7

0,57

– informaticadiensten

2,0

2,3

0,87

– financiële instellingen

3,5

3,7

0,95

– e xploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienst­ verlening

8,7

8,5

1,02

– r echts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen

8,7

8,8

0,99

– wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

1,0

0,5

2,00

– reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten

0,6

0,7

0,86

– administratieve en onder­steunende diensten

4,6

5,4

0,85

– openbaar bestuur en defensie

5,2

5,0

1,04

– onderwijs

7,5

6,3

1,19

– gezondheidszorg

5,4

4,6

1,17

–m aatschappelijke dienstverlening

3,1

2,7

1,15

– kunst, amusement en recreatie

0,6

0,6

1,00

– overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,1

1,0

1,10

– particuliere huishoudens met werknemers

0,1

0,1

1,00

100,0

100,0

Totaal ( ) *   Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst

71


Zeehavens Tabel 15  Toegevoegde waarde haven van Gent, onderdeel van North Sea Port (2017) 2017

2017/2016

2017

× 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel directe TW (%)

Maritieme cluster (directe effecten) Scheepsagenten en expediteurs

41,9

22,8

1,0

249,2

5,3

5,7

Rederijen

4,8

42,2

0,1

Scheepsbouw en herstelling

4,2

6,3

0,1

Visserij

0,0

0,0

Goederenbehandeling

Maritieme handel

0,4

0,8

0,0

Havenbedrijf

30,5

-5,2

0,7

Openbare sector

21,0

-5,1

0,5

352,0

5,8

8,0

950,0

4,8

21,7

45,8

-20,5

1,0

Brandstofproductie

106,6

191,2

2,4

Chemische bedrijven

489,5

31,4

11,2

Automobielnijverheid

741,9

4,3

17,0

37,1

23,6

0,8

1.056,6

26,5

24,2

Bouw

145,0

16,4

3,3

Voedingsnijverheid

108,6

4,1

2,5

Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster (directe effecten) Handel Energiebedrijven

Elektronica Metaalverwerkende nijverheid

Andere industrieën

140,6

-5,8

3,2

2.871,7

18,6

65,7

Wegtransport

78,3

8,7

1,8

Ander vervoer over land

10,0

3,4

0,2

Totaal industrie

Totaal transport over land

88,3

8,1

2,0

Andere logistieke diensten

112,1

-1,2

2,6

4.022,1

14,2

92,0

Directe effecten

4.374,1

13,4

100,0

Indirecte effecten

4.610,2

14,1

Totaal toegevoegde waarde

8.984,3

13,8

Totaal niet-maritieme cluster

Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

72


Tabel 16  Maritiem goederenverkeer North Sea Port (2018) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2018/2017 (%)

Landbouwproducten

4.277.679

579.416

4.857.095

52,9

Voedingsproducten en veevoeder

4.360.587

572.723

4.933.310

-0,7

Vaste minerale brandstoffen

5.746.450

1.014.204

6.760.654

3,2

12.312.341

4.868.407

17.180.748

15,9

Petroleumproducten Ertsen en metaalresiduen

6.528.113

1.725.106

8.253.219

-7,0

Producten van de metaalindustrie

4.202.288

1.650.335

5.852.623

10,1

Ruwe mineralen en bouwmaterialen

4.379.136

529.605

4.908.741

43,5

Meststoffen

2.257.558

3.614.830

5.872.388

-3,8

Chemische producten

4.700.076

1.777.427

6.477.503

-25,4

Overige goederen (o.m. voertuigen, machines) Totaal maritiem goederenverkeer

2.575.994

2.714.652

5.290.646

11,3

51.340.222

19.046.705

70.386.927

5,6

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2018/2017 (%)

Bron: North Sea Port

Tabel 17  Binnenvaart North Sea Port (2018) Goederencategorie Landbouwproducten

Aanvoer (in ton) 748.281

1.527.762

2.276.043

27,7

Voedingsproducten en veevoeder

1.053.847

2.601.079

3.654.926

23,0

Vaste minerale brandstoffen

2.078.362

2.811.652

4.890.014

-9,9

Petroleumproducten

6.829.910

11.765.311

18.595.221

6,6

Ertsen en metaalresiduen

3.135.418

1.320.071

4.455.489

26,8 20,2

Producten van de metaalindustrie

403.680

1.026.672

1.430.352

Ruwe mineralen en bouwmaterialen

5.165.301

3.882.053

9.047.354

6,2

Meststoffen

2.000.566

1.667.966

3.668.532

-14,5

Chemische producten

1.697.245

5.430.557

7.127.802

-17,6

Overige goederen (o.m. voertuigen, machines

1.448.647

1.572.308

3.020.955

11,9

24.561.257

33.605.431

58.166.688

3,0

Totaal binnenvaart

© Tom Fisk – Pexels

Bron: North Sea Port

73


Tabel 18  Werkgelegenheid haven van Gent, onderdeel van North Sea Port (2017) 2017

2017/2016

2017

Absolute cijfers (aantal vte)

Procentuele evolutie

Aandeel directe wgl. (%)

Maritieme cluster (directe effecten) Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling Rederijen Scheepsbouw en herstelling

415

15,3

2.069

0,6

1,5 7,3

4

7,5

0,0

48

-6,4

0,2

Visserij

0

0,0

Maritieme handel

4

12,9

0,0

Havenbedrijf

143

-3,3

0,5

Openbare sector

214

1,6

0,8

2.897

2,2

10,3

1.602

-0,1

5,7

191

-3,2

0,7 0,8

Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster (directe effecten) Handel Energiebedrijven Brandstofproductie

231

1,3

Chemische bedrijven

2.186

1,9

7,7

Automobielnijverheid

9.373

-0,2

33,2

Elektronica

252

-2,4

0,9

Metaalverwerkende nijverheid

6.043

-1,8

21,4

Bouw

1.682

9,3

6,0

684

7,5

2,4

982

6,0

3,5

21.624

0,7

76,5 2,8

Voedingsnijverheid Andere industrieën Totaal industrie Wegtransport

792

4,2

Ander vervoer over land

147

-2,7

0,5

Totaal transport over land

939

3,1

3,3

1.200

3,8

4,2

25.365

0,9

89,7 100,0

Andere logistieke diensten Totaal niet-maritieme cluster Directe werkgelegenheid

28.262

1,0

Indirecte werkgelegenheid

36.233

-5,3

Totale werkgelegenheid

64.495

-2,6

Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst

74


Tabel 19  Investeringen haven van Gent, onderdeel van North Sea Port (2017) 2017

2016/2017

2017

× 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel totale invest. (%)

Maritieme cluster (directe effecten) Scheepsagenten en expediteurs

2,0

-53,6

0,3

142,3

57,3

20,0

Rederijen

2,1

181,7

0,3

Scheepsbouw en herstelling

1,3

105,4

0,2

Visserij

0,0

-

0,0

Maritieme handel

0,0

-72,7

0,0

Goederenbehandeling

Havenbedrijf Openbare sector Totaal maritieme cluster

11,7

35,6

1,6

8,6

-51,4

1,2

168,0

37,0

23,6

4,3

Niet-maritieme cluster (directe effecten) Handel

30,7

-9,3

Energiebedrijven

4,0

-35,8

0,6

Brandstofproductie

2,3

6,6

0,3

Chemische bedrijven

70,3

29,6

9,9

Automobielnijverheid

191,7

65,3

26,9

Elektronica Metaalverwerkende nijverheid

3,3

81,3

0,5

159,1

30,2

22,3

Bouw

13,5

30,4

1,9

Voedingsnijverheid

19,6

-18,5

2,8

16,2

-10,6

2,3

480,0

35,1

67,4

Andere industrieën Totaal industrie Wegtransport

10,6

9,9

1,5

3,2

33,2

0,4

Totaal transport over land

13,8

15,0

1,9

Andere logistieke diensten

19,9

5,0

2,8

Totaal niet-maritieme cluster

544,4

-13,2

76,4

Totale investeringen

712,4

-10,2

100,0

Ander vervoer over land

© rawpixel.com – Pexels

Bron: NBB, berekeningen economische studiedienst

75


Tabel 20  Maritiem goederenverkeer Waaslandhaven (2017) Goederencategorie Chemicaliën en gassen Ertsen, zand en grind Metaalproducten Hout Houtcellulose Papier Rollend materieel Containers Diverse goederen Totaal maritiem goederenverkeer

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

3.639.082

1.101.560

4.740.642

2%

960.306

39.891

1.000.197

-10%

2.137.892

490.262

2.628.154

31%

181.888

3.499

185.387

-3%

75.350

22.757

98.107

-8% 39%

742.313

20.666

762.979

1.408.594

2.235.870

3.644.464

13%

40.038.932

52.118.435

92.157.367

68%

777.355

1.515.053

2.292.408

14%

49.961.712

57.547.993

107.509.705

57%

Bron: Havenbedrijf Antwerpen (via Maatschappij Linkerscheldeoever)

Tabel 21  Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2005 – 2017) 2005

2017

Grondgebied Beveren

7.995

12.884

Grondgebied Zwijndrecht

3.895

6.862

11.890

19.746

Totaal Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

76

2016/2015


Conjunctuur

Figuur 5  Conjunctuurcurve 2010 – 2018

Bron: NBB.

Figuur 6

Bron: NBB.

77


Tabel 22  Arbeidsaanbod en -vraag, België (2014 – 2018) (veranderingen in duizenden personen, tenzij anders vermeld)

2014

2015

2016

2017

55

59

57

54

54

9

16

16

12

9

7.321

Beroepsbevolking

33

21

33

37

28

5.355

Binnenlandse werkgelegenheid

20

41

59

65

59

4.783

14

30

46

52

48

3.982

Conjunctuurgevoelige bedrijfstakken (2)

0

18

29

38

36

2.475

Overheid en onderwijs

7

3

3

2

1

816

Overige diensten (3)

7

9

14

13

11

691

Totale bevolking Bevolking op arbeidsleeftijd (1)

Loontrekkenden

Zelfstandigen Niet-werkende werkzoekenden p.m. Geharmoniseerde werkloosheidsgraad (4) (5) p.m. Geharmoniseerde werkgelegenheidsgraad (4) (6)

2018 (7)

2018 (7) 11.404

6

10

13

12

11

801

14

-19

-26

-28

-30

495

8,6

8,6

7,9

7,1

6,0

67,3

67,2

67,7

68,5

69,6

Bevolking van 15 tot 64 jaar L andbouw, industrie, energie en water, bouwnijverheid, handel en horeca, vervoer en communicatie, financiële activiteiten, exploitatie van en handel in onroerend goed en diensten aan ondernemingen (3) Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening; kunst, amusement en recreatie; overige diensten en huishoudens als werkgever (4) Op basis van de gegevens van de enquête naar de arbeidskrachten (5) Werkzoekenden in % van de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar (6) Werkenden in % van de totale bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) (7) Raming van de NBB (1)

(2)

Bron: FPB, INR, RVA, Statbel, NBB

Figuur 7  Ondernemersvertrouwen, België (2014 – 2018)

Een stijging van de curve wijst op een gunstig vertrouwen van de ondernemers ten aanzien van de toekomst (0 = de ondernemer is indifferent) Bron: NBB.

78


Figuur 8  Consumentenvertrouwen, België (2014 – 2018)

Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstiger ontwikkeling.

1

Bij de andere indicatoren wijst een stijging op een gunstig vertrouwen van de consumenten ten aanzien van de toekomst (0 = de consument is indifferent) Bron: NBB.

Tabel 23  Overzicht falingen per provincie (2008 – 2018) Provincie

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2017 vs 2018

Antwerpen

%

1.557

1.860

2.020

1.915

2.154

2.279

2.174

2.031

2.036

1.921

1.730

-191

Limburg

499

578

696

749

777

866

790

798

686

670

669

-1

-0,15%

Oost-Vlaanderen

940

997

1.094

1.071

1.257

1.344

1.070

1.063

1.233

1.280

1.093

-187

-14,61%

513

605

564

586

675

660

632

608

598

607

596

-11

-1,81%

Vlaams-Brabant

(incl. Halle-Vilvoorde)

-9,94%

West-Vlaanderen

711

879

821

832

902

1.011

1.030

863

836

809

881

72

8,90%

Henegouwen

915

1.030

994

1.106

1.072

1.182

1.161

1.029

813

853

760

-93

-10,90%

Luik

787

872

901

953

995

1.175

1.128

1.041

930

973

978

5

0,51%

Luxemburg

110

120

144

161

146

199

172

157

147

166

131

-35

-21,08%

Namen

305

368

379

428

374

401

447

407

373

404

349

-55

-13,61%

Waals-Brabant

299

340

345

359

408

452

416

380

331

384

388

4

1,04%

6.636

7.649

7.958

8.160

8.760

9.569

9.020

8.377

7.983

8.067

7.575

-492

-6,10%

Totaal provincies

Bron: Graydon

79


Tabel 24  Evolutie jobverlies door falingen per provincie (2017– 2018) Provincie

2017

2018

2017 vs 2018

%

Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Henegouwen Luik Luxemburg Namen Waals-Brabant Brussels Hoofdstedelijk Gewest België

3.130 1.355 2.105 1.120 1.615 2.664 1.808 239 872 1.330 5.059 21.297

3.195 1.371 1.644 1.056 1.155 1.903 1.632 235 555 891 5.211 18.848

65 16 -461 -64 -460 -761 -176 -4 -317 -439 152 -2.449

2,1% 1,2 -21,9% -5,7% -28,5% -28,6% -9,7% -1,7% -36,4% -33,0% 3,0% -11,5%

Bron: Graydon, berekeningen economische studiedienst

Tabel 25  Evolutie faillissementen en jobverlies naar sectoren, Oost-Vlaanderen (2016 – 2018) Aantal faillissementen 2016 Horeca Reparatie van computers en consumentenartikelen Overige persoonlijke diensten

2017

2018

Potententieel jobverlies

2017 vs 2018

%

2016

2017

2018

2017 vs 2018

%

213

239

205

-34

-14,2%

377

366

308

-58

-15,8%

1

6

3

-3

-50,0%

0

14

0

-14

-100,0%

25

29

22

-7

-24,1%

114

45

17

-28

-62,2%

245

230

192

-38

-16,5%

680

725

486

-239

-33,0%

42

58

57

-1

-1,7%

56

87

115

28

32,2%

Kleinhandel

117

115

111

-4

-3,5%

200

107

171

64

59,8%

Groothandel

66

50

47

-3

-6,0%

199

52

108

56

107,7%

Handelsbemiddeling

20

37

23

-14

-37,8%

99

22

18

-4

-18,2%

Garagehouders en aanverwante sectoren

25

26

19

-7

-26,9%

26

41

17

-24

-58,5% -62,4%

Bouw Transport

Dienstverlening aan bedrijven

167

170

132

-38

-22,4%

340

404

152

-252

Verzekeringen en vermogensbeheer

2

3

2

-1

-33,3%

0

2

2

0

0,0%

Sport en recreatie

4

13

9

-4

-30,8%

2

4

18

14

350,0%

Immo

22

15

11

-4

-26,7%

165

8

11

3

37,5%

Land- en bosbouw

15

5

13

8

160,0%

7

7

9

2

28,6%

Visserij en aquacultuur

1

0

0

0

0,0%

0

0

0

0

0,0%

17

19

10

-9

-47,4%

109

41

76

35

85,4%

Textiel en lederindustrie

7

3

2

-1

-33,3%

52

17

0

-17

-100,0%

Houtindustrie

2

3

3

0

0,0%

0

13

0

-13

-100,0%

Papierindustrie

1

1

0

-1

-100,0%

21

2

0

-2

-100,0%

Drukkerijen, uitgeverijen en media

7

6

5

-1

-16,7%

9

16

15

-1

-6,3%

Chemische en kunststofindustrie

2

1

0

-1

-100,0%

0

0

0

0

0,0%

Bouwmaterialenindustrie

1

2

2

0

0,0%

0

3

2

-1

-33,3% -34,4%

Voedingsindustrie en -nijverheid

Metaalindustrie

11

7

12

5

71,4%

57

32

21

-11

Elektrotechniek, elektronica en computers

0

0

2

2

0,0%

0

0

1

1

0,0%

Machinebouw

2

2

0

-2

-100,0%

3

2

0

-2

-100,0%

Bouw van vervoerstuigen en componenten

0

0

0

0

0,0%

0

0

0

0

0,0%

Meubelindustrie

2

5

2

-3

-60,0%

20

44

9

-35

-79,5%

Andere industrie

1

2

2

0

0,0%

0

0

18

18

0,0%

Reparatie en onderhoud

5

4

4

0

0,0%

3

5

4

-1

-20,0%

Energieproductie

0

0

2

2

0,0%

0

0

0

0

0,0%

Water- en afvalbehandeling, sanering

6

0

1

1

0,0%

0

0

0

0

0,0%

Vrije beroepen - totaal

7

18

14

-4

-22,2%

5

8

12

4

50,0%

Medische beroepen

3

2

0

-2

-100,0%

4

3

0

-3

-100,0%

Juridische beroepen

0

4

2

-2

-50,0%

0

0

2

2

0,0%

Economische beroepen

0

1

5

4

400,0%

0

0

6

6

0,0%

Bouwtechnische beroepen

4

11

7

-4

-36,4%

1

5

4

-1

-20,0%

Overheid en onderwijs

2

1

5

4

400,0%

0

0

13

13

0,0%

Verenigingen (vakverenigingen, religieuze organisaties, …)

0

0

0

0

0,0%

0

0

0

0

0,0% -75,0%

Andere Onbekende activiteit (geen nace code)

Totaal

14

15

9

-6

-40,0%

9

8

2

-6

181

195

172

-23

-11,8%

4

30

39

9

30,0%

1.233

1.280

1.093

-187

-14,6%

2.557

2.105

1.644

-461

-21,9%

Bron: Graydon, berekeningen economische studiedienst

Tabel 26  Evolutie faillissementen en jobverlies naar sectoren, Oost-Vlaanderen (2005 – 2018) Starters Stoppers Falingen Saldo starters–stoppers Falingen / stoppers

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

8.809

10.014

10.502

10.316

9.676

10.474

10.716

10.032

10.214

10.829

11.119

12.082

12.583

14.587

6.351

5.726

6.625

6.796

7.187

7.766

8.114

8.807

9.021

7.777

8.536

9.154

9.120

10.147

846

789

851

940

997

1.094

1.071

1.257

1.344

1.070

1.063

1.233

1.220

1.093

2.458

4.288

3.877

3.520

2.489

2.708

2.602

1.225

1.193

3.052

2.583

2.928

3.463

4.440

13,3%

13,8%

12,8%

13,8%

13,9%

14,1%

13,2%

14,3%

14,9%

13,8%

12,5%

13,5%

13,4%

10,8%

Bron: Graydon, berekeningen economische studiedienst

80


Colofon

Inhoudsopgave

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2019) is een uitgave van de economische studiedienst van de Provincie Oost-Vlaanderen.

Voorwoord

1

Deel 1  Oost-Vlaanderen in de kijker

3

Slimme specialisatie en de verwevenheid van diensten en industrie

5

Provincie Oost-Vlaanderen PAC Het Zuid Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent

Sociaal ondernemerschap, op het snijvlak tussen de sociale economie en de reguliere economie

21

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking

Waar werkt de Oost-Vlaming?

35

Deel 2  Oost-Vlaanderen doorgelicht

49

Overzichtskaart gemeenten

50

Overzichtstabel gemeenten per arrondissement

51

Bevolking

52

Inkomen

56

Werkgelegenheid

58

Ondernemingsweefsel

62

Werkloosheid

65

Onderwijs

68

Toegevoegde waarde

71

Zeehavens

72

Conjunctuur

77

tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be

Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be

Dataverzameling en -verwerking, redactie Pascal de Meyer Kathy Gillis Bart Rondas Jos Saerens Petra Van Poucke

Interviews Mark Van Bogaert

Ontwerp cover en binnenwerk Karakters, Gent

Verantwoordelijke uitgever Kurt Moens, eerste gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent

Wettelijk depotnummer: D/2019/5139/10 Gedrukt bij Manufast op gerecycleerd papier (1.200 ex.)

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.


2019

Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen

Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97

POM

provincie Oost-Vlaanderen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.