Tertiarisering van de zelfstandige tewerkstelling? Een casestudie voor Oost-Vlaanderen
Tertiarisering van de zelfstandige tewerkstelling? Een casestudie voor Oost-Vlaanderen is een uitgave van de studiedienst van het Huis van de economie.
Inhoudsopgave
Huis van de economie Seminariestraat 2 9000 Gent
Voorwoord
1
Inleiding
3
Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be
Aantal zelfstandigen 2012 en evolutie tienjarige periode 2003 – 2012 in Oost-Vlaanderen.
7
Redactie Pascal de Meyer Jos Saerens Dataverzameling en -verwerking Pascal de Meyer Jos Saerens Ontwerp en lay-out Karakters, Gent
Verantwoordelijke uitgever Geert Versnick, gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent
Aantal ondernemingen en tewerkstelling in Oost-Vlaanderen 2011
13
Tewerkstelling in de sector van de vrije beroepen
15
Evolutie van het gemiddeld inkomen van de zelfstandigen 2003 – 2012
19
Bijlagen
21
Wettelijk depotnummer D/2013/5139/16 Gedrukt op gerecycleerd papier (1000 ex.).
Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.
voorwoord
We leven in bijzondere tijden. De Nobelprijs voor economie – eigenlijk de prijs van de Zweedse Rijksbank – werd dit jaar toegekend aan drie onderzoekers waarvan er twee tegen strijdige conclusies formuleren. Interessant, op zijn minst. En Paul Krugman, winnaar van dezelfde prijs in 2008, concludeert in een artikel in The New York Times dat we afstevenen op een ‘secular stagnation’ – een langdurige periode van nulgroei. De tertiarisering van onze economie is een factor die deze nulgroei op dit moment ontkent. Vandaar deze studie, die in het bijzonder aan dacht besteedt aan de vrije beroepen.
op de verdere realisatie van de eengemaakte markt voor diensten. Het Europese Parlement heeft in september 2013 nog een resolutie goed gekeurd waarin het “onbenutte potentieel van diensten om groei en banen te genereren” centraal staat. Dit beleid zal ongetwijfeld de tertiarisering gunstig beïnvloeden. Het resultaat van dit onderzoek werd gepresen teerd tijdens de ‘Ondernemersdag’, een evene ment dat de provincie al enkele jaren samen met de Vlerick Business School organiseert. De provincie Oost-Vlaanderen is ‘knowledge partner’ van de Vlerick Business School. In deze context werken wij samen op het vlak van micro- en macro-economisch onderzoek.
De Europese Unie zal voor de komende programma periode 2014-2020 trouwens meer nadruk leggen
Geert Versnick
gedeputeerde bevoegd voor economie, ruimtelijke planning en buitenlandse betrekkingen
1
inleiding – structurele evolutie van een economie
Traditioneel heeft de economische wetenschap bij het onderzoek naar concepten als ‘productie’ en ‘nationaal product’ steeds gewerkt met een sectorale opdeling. Landbouw, industrie en handel waren indelingen die reeds gehanteerd werden door de achttiende eeuwse mercantilisten en physiocraten, voorlopers van de economische theorieën die later kristalleerden in de basis werken van onder meer Adam Smith, David Ricardo, Karl Marx en John Stuart Mill.
dat “There is much more to be gained by Manu facture than Husbandry; and by Merchandise than Manufacture”.5
Figuur 1 Sir William Petty (een portret door John Smith)
Vanaf de twintigste eeuw1 zijn de gebruikelijke termen: • primaire sector (landbouw, visserij, mijnbouw); • secundaire sector (industrie en bouw); • tertiaire sector (diensten). De groei van de tertiaire sector die de meeste westerse economieën kenmerkt vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw noopte tot een her definiëren ervan. De quartaire sector werd afge splitst.2 De opdeling tertiair/quartair is niet evenwel overal dezelfde. In de Angelsaksische economische literatuur omvat de quartaire sector de diensten die niet vallen onder de nutsvoorzie ningen, de transportacitiviteiten en de handel. In België en Nederland is de gangbare definitie van de quartaire sector: de niet-marktgerichte diensten (‘de private en publieke non-profit sector’).3 Dit is dan ook de omschrijving die we in deze publicatie hanteren. Het belang van de studie van de indeling in sec toren kan niet onderschat worden. In concepten omtrent de ontwikkeling (groei) van economieën spelen de zogenaamde ‘structural change theo ries’ een opvallende rol.4 Wanneer we kijken naar de tertiarisering van de economie, domineren twee modellen. Alvorens deze modellen verder te bestuderen, is het opmerkelijk vast te stellen dat zelfs zover terug als 1691 de Britse econoom William Petty al poneerde in Political Arithmetick
Bron: www.npg.org.uk
De twee ‘structural change’ modellen relevant voor de opkomst van economieën gedomineerd door de tertiaire sector zijn enerzijds het model van Clark-Fisher en anderzijds de aanvulling van dit model door Fuchs. Colin Clark diepte in 1940 de suggestie van Allan Fisher dat economische vooruitgang zou leiden tot een omvangrijke dienstensector verder uit (voor hun belangrijkste publicaties: zie
3
voetnoten 1 en 5). Dit resulteerde in de ClarkFisher hypothese die stelt dat economische ont wikkeling uiteindelijk leidt tot de tewerkstelling van de meerderheid van de arbeidskrachten in de dienstensector. Figuur 2 geeft deze theorie gesimplifieerd weer. Afhankelijk van de exacte
definitie van de quartaire sector, kan het aandeel van deze sector hoger liggen. In sommige minder ontwikkelde landen lijkt de industriële fase trou wens overgeslagen te worden. Met de toeristische sector als groeimotor stappen dergelijke landen onmiddellijk over naar de post-industriële fase.
SECTOR PERCENTAGE OF EMPLOYMENT
Figuur 2 Het Clark-Fisher model
70 60
tertiary
50 40 secondary
30 20
primary
10 0
quaternary pre-industrial
industrial
post-industrial
Bron: www.geographyinthenews.rgs.org
De verklaring van de Clark-Fisher hypothese omtrent de onvermijdelijke dominantie van de dienstensector is gebaseerd op twee uitgangspunten. 1 Hoge inkomenselasticiteit van de vraag naar diensten. In het algemeen zou de vraag naar diensten meer stijgen dan het inkomen. Vooral de consumptie van diensten in toerisme, vrije tijd en de financiële sector stijgt snel naarmate de welvaart toeneemt. 2 Lage arbeidsproductiviteit in de dienstensector. Bij het poneren van de hypothese gingen Clark en Fisher er van uit dat de productiviteit in de diensten achterop zou blijven bij die in de industrie omdat minder technologische vernieuwing mogelijk bij de aanbieders van diensten. Daardoor zouden de prijzen in de tertiaire sector sneller stijgen dan in de primaire en secundaire sector. Het gecombineerd effect van hoge inkomens elasticiteit (toename van de consumptie) en lage arbeidsproductiviteit (stijging van de prijzen)
4
culmineert in een toenemend aandeel van de dienstensector in het nationaal inkomen en de consumptie. Victor Fuchs vulde het Clark-Fisher model aan.6 Hij meende dat de dienstensector moest ‘indus trialiseren’ om verdere groei te garanderen. Bovendien zag hij de stijgende vrouwelijke tewerkstelling als een belangrijke factor voor de ontwikkeling van de tertiaire sector. Het toe nemend gezinsinkomen leidt tot een grotere consumptie van diensten. De toename van het aantal werkende vrouwen leidt ook op een andere manier tot een stijgende vraag naar diensten, met name door de ‘uitbesteding’ van huishoudelijke taken (kinderopvang, poetsdiensten) die vroeger de verantwoordelijkheid waren van de thuisblij vende vrouw. De vergrijzing in de westerse wereld, gecombineerd met de afname van de mantelzorg door de stijgende vrouwelijke activiteitsgraad, verhoogt eveneens de vraag naar persoons gebonden diensten.7
De door Fuchs gewenste ‘industrialisatie’ van de dienstensector is voor een deel van de activiteiten gerealiseerd via informatisering. De financiële sector, de meeste dienstverlening aan bedrijven… hebben overduidelijk een productiviteitstoename gekend dankzij het toegenomen gebruik van ICTapparatuur (die op haar beurt, onder meer dankzij ‘Moore’s law’, steeds beter presteerde tegen een lagere kostprijs). In andere onderdelen van de dienstenindustrie steeg de arbeidsproductiviteit veel minder snel, conform het Clark-Fisher model. Het gaat hier veelal om activiteiten waarin de menselijke interactie of de menselijke component een cruciale rol speelt, zoals verpleging, onder wijs en cultuur. Deze activiteiten ondergaan het zogenaamde ‘Baumol effect’ (ook ‘Baumol’s cost disease’ genaamd).8 In voornoemde sectoren is weinig productiviteitsgroei mogelijk. Baumol en Bowen geven het voorbeeld de uitvoering van een klassieke muziekcompositie. Evenveel musici ‘werken’ even lang aan een voorstelling nu als in de negentiende eeuw, terwijl het inkomen van de musici wel sterk is toegenomen. Deze
loonsverhoging in sectoren zonder noemens waardiger productiviteitsverhoging komt er onder invloed van de nood om als werkgever competitief te blijven tegenover andere sectoren die wel sterk productiever werden door technologische innovaties. Naast deze sectorale verschuivingen nemen we nog andere evoluties waar met cruciale invloed op economie en maatschappij die voor deze studie relevant zijn. Er is de uitgebreid gedocu menteerde tendens richting kenniseconomie. We hoeven maar te kijken naar de inzet van de Europese Unie op dit vlak, met als einddoel de ‘innovative union’. Realisatie hiervan kan zorgen voor 3,7 miljoen extra banen en een toename van het Europees jaarlijks BBP met 795 miljard euro. De kenniseconomie is bij uitstek aantrekkelijk voor zelfstandige tewerkstelling. De these wordt onder meer naar voor geschoven door Richard Florida, in zijn The rise of the creative class.9 In de Verenigde Staten is het aandeel zelfstandige tewerkstelling in de ‘creative class’ (“people who
5
add economic value through their creativity”)10 toegenomen van 25% in 2003 tot bijna 30% in 2012. Waar in de andere sectoren het aantal zelfstandigen daalde tijdens de ‘grote recessie’ (2008 – 2009), werd de ‘creative class’ geken merkt door een (bescheiden) groei in de zelf standige tewerkstelling. Naast de opkomst van de kenniseconomie is een tweede evolutie van belang voor ons onderzoek, met name de verschuiving van een ‘managed economy’ naar een ‘entrepreneurial economy’, van managerseconomie naar ondernemers economie.11 Er is een bijzondere link met de kennis economie, want in de ‘entrepreneurial economy’ is kennis de belangrijkste bron van comparatief voordeel. De ‘ondernemerseconomie’ wordt even eens gekenmerkt door het toegenomen belang van jonge en kleine ondernemingen. Dit is zowat de rode draad in de verschillen die onderzoekers constateren tussen de managerseconomie en de ondernemerseconomie. Figuur 3 geeft aan hoe de verschuiving naar een ondernemerseconomie tot stand gekomen is. De ICT revolutie, gestart in de jaren zeventig, fungeerde als katalysator.
Figuur 3 B eïnvloedende factoren voor de ondernemerseconomie Information and Communication Technology
Demise communist system
Corporate reorganization
Globalization
Knowledge production
Entrepreneurship
Tot slot
De tertiarisering als kenmerk van mature eco nomieën heeft een duidelijke theoretische onder bouw. Deze publicatie tracht dit nu verder te onderzoeken voor Oost-Vlaanderen.
noten 1 Zie vooral het werk van Fisher, Allan G.B., The clash of progress and security, MacMillan & Co. London, 1935. Daarin introduceert Fisher de term ‘tertiary industries’ in aanvulling op de in Australische en Nieuwzeelandse statistieken gehanteerde indeling ‘primary’ and secundary industries’. 2 Zie onder meer Kenessey, Zoltan, ‘The primary, secondary, tertiary and quaternary sectors of the economy’, Review of Income and Wealth, volume 33, nr. 4, december 1987, p. 359 – 385. 3 Pacolet, Jozef et. al., De tewerkstelling in de quartaire sector in België, HIVA, Leuven, 2002. p. 11. 4 Andere belangrijke ontwikkelingstheorieën zijn de lineaire groei theorie (zoals de 5 stadia van Walt Rostow) en de neo-klassieke groeitheorie. 5 Zoals geciteerd in Clark, Colin, The conditions of economic progress, MacMillan and Co., London, 1951, p. 395.
6
Prosperity Bron: A . Roy Thurik et. al., ‘The rise of the entrepreneurial economy and the future of dynamic capitalism’, Technovation, nr. 33 (2013), p. 303.
6 Zie onder meer Fuchs, Victor R., The service economy, NBER, Cambridge, 1968. 7 Kemekliene, Gintare et. al., Service employment in Europe – now and in the future, ETUI-REHS and UNI- EUROPA, Brussel, 2007, p. 39 – 40. 8 Baumol, William & William Bowen, Performing arts, the economic dilemma: a study of problems common to theater, opera, music, and dance, Twentieth Century Fund, New York, 1966. 9 Florida, Richard, The rise of the creative class, Basic Books, New York, 2002. 10 Ibidem, p. 67. 11 Deze verschuiving wordt onder meer beschreven in twee artikels van David B. Audretsch and A. Roy Thurik: (1) ‘What’s new about the New Economy? Sources of growth in the managed and entrepreneurial economies’, Industrial and Corporate Change, vol .10 (2001), nr. 1, p. 267 – 315 en (2) ‘The rise of the entrepreneurial economy and the future of dynamic capitalism’, Technovation, nr. 33 (2013), p. 302 – 310 (samen met Erik Stam).
aantal zelfstandigen 2012 en evolutie tien jarige periode 2003 – 2012 in Oost-Vlaanderen
Tabel 1 geeft het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen en helpers) die wonen in OostVlaanderen voor de jaren 2003 tot 2012 volgens bedrijfstak. Belangrijk om weten is ook dat de geografische spreiding gebeurt overeenkomstig het officieel adres (domicilie) of het opgegeven adres van de verzekeringsplichtigen. Dit stemt niet nood zakelijk overeen met de plaats waar de beroeps activiteit wordt uitgeoefend. Dit laatste gegeven is trouwens niet gekend door het RSVZ. In 2012 telde de provincies 139 802 zelfstandigen en helpers. Tegenover 2003 betekent dit een toe name van ongeveer 15 600 eenheden of 12,6%. De provincie vertegenwoordigt daarmee ongeveer 23% van alle zelfstandigen in het Vlaams Gewest. De afname van het aantal verzekeringsplichtigen in de primaire sector (min 2 500 eenheden) en in de handel (minus 2 200 eenheden) wordt gecompenseerd met een toename van de totale Oost-Vlaamse populatie met 15 600 zelfstandi gen en helpers door de groei van de nijverheid (plus 5 560) en voor de sector van de vrije beroepen (plus 12 384 eenheden). Een belangrijk aspect hierbij is de evolutie van het aantal ‘bestuurders’. Het begrip ‘bestuurder van een vennootschap’ dient te worden verstaan als een natuurlijk persoon die bepaalde handelingen
uitvoert als bestuurder van een rechtspersoon. Die rechtspersoon is een vennootschap. In feite bedoelen we een mandataris (is iemand die een mandaat uitoefent) in naam van een vennoot schap. Misschien ware het in dit geval beter te spreken over ‘mandataris’, omdat deze term meer algemeen is. De verschillende beroepen die zijn vermeld onder de term ‘bestuurder’ kunnen op dit ogenblik nog niet verder worden opgesplitst naar de verschil lende subbedrijfstakken. Daarom is het aangewe zen om, wat de bestuurders of ‘mandatarissen’ betreft, deze voorlopig onder te brengen onder de ruime groep van de bedrijfstakken (landbouw, visserij, nijverheid, handel, vrije beroepen en diensten). Dus : de groep bestuurders omvat alle mandatarissen (= natuurlijke personen) van ven nootschappen die als zelfstandige aangesloten zijn bij een sociale verzekeringsfonds en die actief zijn in een van deze bedrijfstakken. Over de tienjarige periode was de toename van het aantal bestuurders in de handel + 1 953, in de nijverheid + 2 883 en + 4 817 bij de vrije beroepen. In totaal dus + 9 653 voor deze drie sectoren. Alhoewel deze dus niet direct aan een subsector toe te wijzen zijn, duidt dit toch op een sterke ‘vervennootschappelijking’ van het zelfstandig beroep.
Tabel 1: Evolutie van het aantal zelfstandigen in Oost-Vlaanderen naar bedrijfstak (2003 – 2012)
Landbouw Visserij Nijverheid Handel Vrije beroepen Diensten Diversen TOTAAL
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
15.533 194 25.970 48.977 21.324 11.854 351
15.234 180 25.859 48.570 22.291 11.943 350
14.953 166 26.275 48.190 23.267 12.132 344
14.835 154 26.906 47.902 24.511 12.519 327
14.684 142 27.641 48.287 26.012 12.880 425
14.798 137 27.935 48.148 27.541 13.322 483
13.835 122 27.717 47.601 29.375 13.571 1.546
13.494 120 30.466 47.749 30.909 11.866 1.450
13.291 110 31.123 47.294 32.258 11.911 2.329
13.027 105 31.529 46.786 33.708 11.949 2.698
124.203
124.427
125.327
127.154
130.071
132.364
133.767
136.054
138.316
139.802
Bron: RSVZ
7
zelfstandigen en helpers Voor het aantal zelfstandigen en helpers werd beroep gedaan op gegevens verstrekt door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ).
•
Volgende paragrafen verduidelijken de term ‘zelfstandigen en helpers’. •
statuut •
•
een zelfstandige is ieder natuurlijk persoon die in België een beroepsbezigheid uitoefent, zonder hiervoor door een arbeidsovereen komst of een statuut verbonden te zijn ; een helper is elke persoon die in België een zelfstandige in de uitoefening van zijn beroep bijstaat of vervangt, zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden. Het zijn overwegend echtgenoten die hun partner bijstaan in hun zelfstandige activi teit, de zogenaamde meewerkende echtgenoten.
aard van de activiteit •
8
hoofdberoep : een zelfstandige/helper in hoofdberoep heeft als voornaamste of enige
bezigheid een zelfstandige activiteit ; bijberoep : een zelfstandige/helper in bijberoep oefent tegelijk en hoofdzakelijk nog een andere beroepsactiviteit uit onder gezag. Ook wanneer men een loonvervan gend inkomen uit de sociale zekerheid geniet, is men zelfstandige in bijberoep ; actief na pensioen(leeftijd).
bron Het RSVZ verstrekt gegevens over alle personen die, voor minstens één kwartaal in het betrokken jaar, aangesloten zijn geweest bij een sociaal ver zekeringsfonds en dus onder toepassing vallen van het sociaal statuut van de zelfstandigen. De opsplitsing van het aantal zelfstandigen en helpers naar aard van de activiteit, zijnde hoofd beroep, bijberoep en actief na pensioen(leeftijd), maken het mogelijk de ‘eenmanszaken’ uit de statistieken te distilleren. Om een volledig beeld van de zelfstandigen en helpers te krijgen, worden zowel de zelfstandigen en helpers actief in hoofdberoep, als actief in bijberoep en actief na pensioen weergegeven. Spreekt men over ‘werkgelegenheid’, dan worden
evolutie 2008 – 2012 enkel diegenen in hoofdberoep en actief na pensioen(leeftijd) geteld. Onder zelfstandige activiteit in bijberoep wordt verstaan dat de desbetreffende persoon gelijk tijdig een andere tewerkstelling als loon- of weddetrekkende heeft of een sociale uitkering ontvangt.
Tabel 2 geeft het aantal zelfstandigen en helpers in Oost-Vlaanderen weer voor de periode 2008 – 2012. In 2012 telde de provincie 139 802 zelfstandigen en helpers. Tegenover 2008 bete kent dit een toename van 7 438 eenheden. De provincie vertegenwoordigt daarmee 23% van alle zelfstandigen in het Vlaams Gewest.
Tabel 2: Evolutie van het aantal zelfstandigen in Oost-Vlaanderen naar functie en geslacht (2008 – 2012) 2008
2009
2010
2011
2012
mannen
80.950
82.860
84.389
86.094
87.280
vrouwen
36.678
37.807
39.129
40.182
41.182
117.628
120.667
123.518
126.276
128.462
mannen
6.092
5.084
4.949
4.801
4.542
vrouwen
8.644
8.016
7.587
7.239
6.798
14.736
13.100
12.536
12.040
11.340
91.822
Zelfstandige
totaal Helper
totaal TOTAAL mannen
87.042
87.944
89.338
90.895
vrouwen
45.322
45.823
46.716
47.421
47.980
132.364
133.767
136.054
138.316
139.802
totaal
Bron: RSVZ
9
zelfstandigen : starters en stoppers Onderstaande tabellen 3 en 4 geven over de tien jarige periode het aantal starters en stoppers per bedrijfstak voor Oost-Vlaanderen.
Opdat er geen misverstand zou bestaan wat betreft het jaarlijkse verloop van het aantal verzekeringsplichtigen in jaar N en het aantal starters en stoppers in jaar N-1 dient onder staande uitleg van de dienst ‘statistieken’ van het RSVZ ter verduidelijking.
Tabel 3: Evolutie van het aantal startende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen naar bedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Landbouw Visserij Nijverheid Handel Vrije beroepen Diensten Diversen
565 6 1.709 3.107 1.563 798 21
459 1 1.610 3.358 1.878 738 29
507 2 2.086 3.589 2.033 909 35
678 1 2.145 3.506 2.410 1.110 57
707 1 2.531 3.641 2.671 1.234 58
870 2.233 3.723 2.781 1.176 76
424 2.140 3.189 2.376 858 1.165
472 6 2.809 3.793 2.704 860 665
462 1 2.957 3.391 2.895 927 1.038
475 3 2.940 3.336 3.081 931 713
TOTAAL
7.769
8.073
9.161
9.907
10.843
10.859
10.152
11.309
11.671
11.479
Bron: RSVZ
Tabel 4: Evolutie van het aantal stoppende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen naar bedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Landbouw Visserij Nijverheid Handel Vrije beroepen Diensten Diversen
330 4 661 1.881 613 285 23
286 4 695 1.882 589 300 10
353 6 833 2.125 719 378 10
423 6 927 2.078 742 409 25
430 2 1.182 2.255 824 478 24
328 2 956 2.045 759 411 17
268 1 927 1.825 747 343 88
315 1 1.209 2.026 835 427 71
276 4 1.343 2.163 954 489 117
304 2 1.474 2.150 1.017 541 164
TOTAAL
3.797
3.766
4.424
4.610
5.195
4.518
4.199
4.884
5.346
5.652
Bron: RSVZ
Figuur 4 Meten van starters en stoppers door het RSVZ
Opmerkingen – de tellingsdatum van de actieven betreft de toestand van het 4e kwartaal van een jaar. – de tellingsdatum van de starters en stoppers betreft het totale jaar.
Starters en stoppers
1.01
31.03
De stoppers tussen 1 januari en 30 september worden niet in de actieve verzekeringsplichtigen inbegrepen.
Bron: RSVZ
10
30.06
30.09
31.12
Toestand van het 4e kwartaal: de stoppers tussen 1 oktober en 31 december worden in de actieve verzekeringsplichtigen inbegrepen.
1 Het aantal verzekeringsplichtigen gedomicilieerd in Oost-Vlaanderen (in 2012 : 139.802 eenheden) betreft het aantal actieve zelfstandigen in de loop van het 4e kwartaal 2012 (tellingsdatum = 31/12/2012). Een verzekeringsplichtige die bijvoorbeeld zijn zelf standige activiteit stopt op 2 oktober 2012 zal nog worden opgenomen als actieve op 31/12/2012, om de eenvoudige reden dat hij/zij nog bijdragen is verschuldigd voor het 4e kwartaal 2012. De verzekeringsplichtigen die gestopt zijn tijdens de periode vanaf 1/01/2012 tot en met 30/09/2012 worden aldus niet meegeteld in de actieve populatie met tellingsdatum 31/12/2012. Om een benaderend zicht te verkrijgen van het aantal aansluitingsverklaringen kan men als referentiepunt het aantal starters gebruiken. 2 Het op het eerste zicht logische verschil tussen 2 tellingsjaren (bijvoorbeeld 2012 en 2011) geeft geen indicatie van de groei van het aantal verzekeringsplichtigen. Het aantal starters of stoppers omvat die verzekeringsplichtigen die in de loop van een bepaald tellingsjaar (bijvoorbeeld 2012 : vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012) hun beroepsactiviteit hebben aangevangen of stopgezet. In tegenstelling met de actieve populatie op het einde van een tellingsjaar (in de loop van het 4e kwartaal nog actief) wordt voor de identificatie van deze populaties het volledige jaar in aanmerking genomen. Het kan hierbij gaan om een eerste aansluiting of een herneming van de activiteit. Zelfs wanneer een zelfstandige start in het tellingsjaar 2012 en, in hetzelfde tellingsjaar 2012, na minstens 1 kwartaal van inactiviteit, zijn beroepsbezigheid herneemt, wordt dit geteld als 2 keer gestart binnen hetzelfde tellingsjaar. Indien deze persoon op het einde van het tellingsjaar nog actief is, wordt hij/zij slechts één keer geteld bij de actieve populatie op het einde van het tellingsjaar. Een voorbeeld zal dat verduidelijken. • Aansluitingsdatum zelfstandige : 5 april 2012 • Stopzettingsdatum zelfstandige : 10 juni 2012 • Hernemingsdatum zelfstandige : 11 oktober 2012
De verwerking in de statistieken zal als volgt gebeuren : die ene persoon zal, wat betreft de starters in de loop van 2012, tweemaal worden geteld. Wat betreft de populatie van de actieve verzekeringsplichtigen op 31 decem ber 2012 zal hij slechts één maal worden geteld omdat hij actief was in de loop van het 4e kwartaal 2012. 3 Uit bovenvermelde punten 1. en 2. komt het verschil tussen de statistieken van de starters en deze van de actieve aangeslotenen duidelijk tot uiting. Het is niet mogelijk de aftrekking tussen de starters en de stoppers te maken. In bijlage A tot I worden per subbedrijfstak de evoluties gegeven voor de bedrijfstakken nijver heid, handel en vrije beroepen. De nijverheidssector kende over de tienjarige periode cummulatief 10 207 stoppers, waarvan er 2 668 uit de bouwnijverheid hetgeen – bestuur ders niet meegerekend – min 42,7% betekent. Anderzijds kende dezelfde sector 6 062 starters, wat onder dezelfde hypothese 48,3% van de star ters in de nijverheid betekent. De handel kende tussen 2003 en 2012 daarentegen 20 430 stoppers en cummulatief 34 600 starters, vooral voor beide categorieën in de kleinhandel en de horeca.
11
aantal ondernemingen en tewerkstelling in Oost-Vlaanderen 2011
De Oost-Vlaamse tewerkstelling arrondissementeel.
Dit komt door de grootte van de aanwezige bedrij ven. Waar de gemiddelde tewerkstelling per vesti gingsplaats in Oost-Vlaanderen 13,5 bedraagt is deze in het arrondissement Gent bijna 16 een heden. Bijlage J geeft aan dat Gent zelfs 15 vesti
Deze wordt weergegeven in tabel 5. Het totale aantal loon- en weddetrekkenden bedroeg 467 116 in 2011.
Tabel 5: Tewerkstelling in Oost-Vlaanderen naar arrondissementen, functie en geslacht (31/12/2011)
Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde Sint-Niklaas TOTAAL
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
26.125 23.437 10.279 79.996 15.656 33.903
28.874 18.739 8.522 108.258 13.351 33.728
9.448 6.190 2.547 34.922 4.021 9.120
64.447 48.366 21.348 223.176 33.028 76.751
30.043 25.318 10.351 113.618 16.989 40.365
34.404 23.048 10.997 109.558 16.039 36.386
5.546 4.338 1.994 14.110 2.808 5.942
189.396
211.472
66.248
467.116
236.684
230.432
34.738
Bron: RSZ
Daarbij bedroeg het aantal arbeiders relatief 40,5%, het aantal bedienden 45,3% en het aantal ambtenaren 14,2%. De verdeling mannen-vrouwen bedroeg respectievelijk 50,7% en 49,3%. Het arrondissement Gent is de grootste werkver schaffer met 223 176 arbeidsplaatsen wat 47,8% is van de Oost-Vlaamse tewerkstelling. Eeklo en Oudenaarde hebben de kleinste tewerkstelling, respectievelijk 4,6% en 7,1% van de Oost-Vlaamse. Opmerkelijk is ook dat het arrondissement Aalst merkelijk meer vrouwelijke arbeidsplaatsen (34 404 eenheden) heeft dan mannelijke (30 043).De arrondissementele verdeling van het aantal vestigingseenheden toont dat Gent, alhoewel bijna 48% van de tewerkstelling heeft, er ‘slechts’ 40,6% van de vestigingsplaatsen zijn.
gingsplaatsen telt met meer dan 1 000 arbeids plaatsen en 29 met 500 tot 999 werknemers. Alleen Aalst heeft 2 vestigingen met meer dan 1 000 werknemers en Sint-Niklaas heeft er 1 met 1 626 werknemers in 2011. Tabel 6 geeft een samenvatting naar 4 dimensies van de data in bijlage J. Hieruit blijkt dat 61% van de vestigingen minder dan 5 werknemers heeft en daardoor maar 8% van het aantal arbeidsplaatsen telt. 87% van de bedrijven – 30 221 van de 34 738 in OostVlaanderen – telt minder dan 20 werknemers, wat 26% van de 467 116 loon- weddetrekkenden in Oost-Vlaanderen betekent.
Tabel 6: Tewerkstelling in Oost-Vlaanderen naar dimensie vestiging en functie (31/12/2011)
< 5 werknemers 5 tot 19 werknemers 20 tot 199 werknemers ≥200 werknemers TOTAAL
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
vestigingen
18.477 36.903 82.655 51.361
19.373 41.525 98.471 52.103
406 3.938 41.653 20.251
38.256 82.366 222.779 123.715
21.178 9.043 4.262 255
189.396
211.472
66.248
467.116
34.738
Bron: RSZ
13
tewerkstelling in de sector van de vrije beroepen
Er bestaat geen universeel geldende definitie van ‘het vrije beroep’.
Bijlage K geeft deze cijfers gedetailleerd per subsector voor 2011.
Evenmin is een exhaustieve lijst voorhanden van betrokken beroepen. Algemeen wordt uitgegaan van volgende kwali tatieve kenmerken : • de dienstverlening bestaat hoofdzakelijk uit een intellectuele prestatie ; • dit vergt een belangrijke voorafgaande opleiding en permanente vorming ; • de beoefenaar draagt persoonlijk verantwoordelijkheid ; • de dienstverlening gebeurt op een onafhan kelijke wijze : de beoefenaar handelt daarbij zowel in het belang van zijn/haar opdracht gever, cliënt of patiënt, als in het algemeen belang ; • de beroepsuitoefening is onderworpen aan een deontologie, die in het beroepsstatuut vastgelegd is, hetzij bij wet, hetzij bij autonome beslissing van de betrokken beroepsorganisatie. Dit beroepsstatuut beoogt het garanderen en bevorderen van de professionaliteit, de kwaliteit en de vertrouwensrelatie met de opdrachtgever, cliënt of patiënt.
Alhoewel het aantal loon- en weddetrekkenden (bron RSZ) in de sector van de vrije beroepen slechts 29 999 eenheden bedraagt in 2011, het geen 6,5% is van het totale aantal werkplaatsen in Oost-Vlaanderen mag niet vergeten worden dat 23% van het aantal zelfstandigen, 32 258 een heden, ook vrije beroepers zijn. Deze laatste berekening is evenwel op basis van cijfers van het RSVZ waardoor een detailanalyse niet mogelijk is. De beroepscodes van het RSVZ komen niet exact overeen met de NACE-codes van de RSZ.
Tabel 7 geeft de tewerkstelling in 2011 in OostVlaanderen voor de 5 subsectoren van de ‘vrije en intellectuele beroepen’.
De juridische sector van advocaten, notarissen en deurwaarders telt slechts 5,5% van de tewerk stelling in de vrije beroepen. Dit zijn in hoofdzaak bedienden en voor 86% vrouwen.
De accountancysector telt 4 069 loon- en wedde trekkenden waarvan het grootste deel tewerk gesteld is in vestigingen van accountants, boek houders en fiscalisten. De subsector telt 71,2% vrouwelijke werkkrachten tegenover 63% bij de totale vrije beroepen. De bouwkundige sector – architecten, landme ters, schatters, etc. – telt 4 128 loon- en wedde trekkenden, waarvan slechts 37% vrouwen. 2 941 of 71 % van hen zijn ingenieurs.
Tabel 7: Tewerkstelling in Oost-Vlaanderen – vrije beroepen naar sector en functie (31/12/2011) arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
Accountancy sector Bouwkundige sector Juridische sector Medische sector Overige intellectuele dienstverlening
184 416 137 995 1.790
3.885 3.632 1.527 6.979 10.133
0 80 0 0 241
4.069 4.128 1.664 7.974 12.164
1.172 2.588 228 1.016 6.068
2.897 1.540 1.436 6.958 6.096
936 664 483 1.541 1.707
TOTAAL
3.522
26.156
321
29.999
11.072
18.927
5.331
Bron: RSZ
15
De medische sector is met 7 974 arbeidsplaatsen goed voor 26% van de loon- en weddetrekken den in de vrije beroepen. Het betreft vooral vrou welijke tewerkstelling (87%) in apotheken, bij praktijken van specialisten en in verpleegkun dige activiteiten. De ‘overige’ intellectuele dienstverlening maakt met 12 164 arbeidsplaatsen wel 40% uit van de tewerkstelling in de vrije beroepen, maar is een amalgaam van diverse beroepen. De sterkste ver tegenwoordiging vinden we zowel bij het aantal arbeidsplaatsen als bij het aantal vestigingen in programmeren van computerprogramma’s,
verzekeringsagenten, adviesbureaus in bedrijfs beheer en in arbeidsbemiddeling. Tabel 8 geeft de Oost-Vlaamse situatie voor 2003 voor de loon- en weddetrekkenden. Een absolute stijging van 8 643 arbeidsplaatsen over de tien jarige periode betekent een relatieve stijging van 40%. Het is vooral de accountancysector – boek houden, accountants en revisoren – die met een stijging van 90% bijna 2 000 werkplaatsen meer creëren. Ook het aantal vestigingsplaatsen stijgt in deze sector met 395 eenheden wat een toe name van 73% is tegenover slechts 11% voor de hele Oost-Vlaamse vrije beroepensector.
Tabel 8: Tewerkstelling in Oost-Vlaanderen – vrije beroepen naar sector en functie (31/12/2003)
Accountancy sector Bouwkundige sector Juridische sector Medische sector Overige intellectuele dienstverlening TOTAAL
Bron: RSZ
16
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
119 726 150 987 694
2.023 2.548 1.174 5.600 7.293
0 0 0 25 17
2.142 3.274 1.324 6.612 8.004
598 1.878 174 968 4.098
1.544 1.396 1.150 5.644 3.906
541 936 473 1.447 1.410
2.676
18.638
42
21.356
7.716
13.640
4.807
17
39 1.180 7.294 2.992 8.896 20.401
37.481 11.831 5.250 489 24.453 79.504
-
2.207 2.207
2009
2.227 2.227
2010
2.268 2.268
2011
37.109 56.928 57.033 58.117 59.108 12.109 11.064 10.657 10.690 10.242 5.291 27.500 27.152 26.929 26.574 468 5.811 6.774 6.655 6.441 24.994 53.559 52.872 59.207 63.726 79.971 154.862 154.488 161.598 166.091
7 18 19 16 19 1.886 14.394 14.369 14.758 14.392 243 7.581 6.683 6.424 5.676 367 2.102 1.923 1.774 1.706 61 796 736 548 572 296 1.136 1.094 1.123 1.000 71 3.488 3.433 3.245 3.239 1.356 3.341 3.124 3.115 2.776 1 212 202 199 201 26 6.468 6.062 6.260 6.434 3 5.696 5.151 4.939 5.307 731 3.184 3.125 3.021 2.974 305 14.215 13.111 13.086 13.274 48 3.016 2.738 2.648 2.612 31 2.076 1.929 1.862 1.794 30 2.105 1.811 1.813 1.878 25 10.509 9.654 9.900 10.566 196 1.719 1.649 1.646 1.655 658 3.998 4.124 4.265 4.347 256 4.804 4.953 4.994 4.853 14.349 33.148 33.422 34.508 35.408 20.946 124.006 119.312 120.144 120.683
2.195 2.195
2008
908
94.927 22.210 32.754 6.342 76.378 232.611
26 16.237 7.880 2.561 867 1.500 3.601 4.592 213 6.501 5.700 3.834 14.578 3.070 2.115 2.140 10.536 1.948 4.633 5.069 46.662 144.263
16.020 16.020
2008
Bron: RSZ, RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak
589.493
40 1.188 7.228 2.918 8.579 19.953
37.831 11.224 5.285 516 23.912 78.768
7 1.868 258 387 64 307 77 1.324 1 28 3 695 325 51 33 33 26 205 653 265 13.951 20.561
12.928 12.928
3.527
2011
132.364 133.767 136.054 138.316 457.129 457.307 463.794 467.116
47 1.254 7.165 2.770 8.389 19.625
Quartaire sector Openbaar bestuur Onderwijs Gezondheidszorg, maatsch. diensten Gemeensch. voorzieningen, soc.-cult. & pers. diensten Diversen TOTAAL
EINDTOTAAL Oost-Vlaanderen
37.999 11.146 5.254 531 22.819 77.749
Tertiaire sector Handel en reparatie Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Onroerend goed, verhuur van diensten TOTAAL
7 1.814 266 396 67 320 87 1.294 1 31 6 675 349 50 35 35 27 211 646 272 13.487 20.076
13.148 13.148
2.440
2010
Totale werk gelegenheid
33.184 54.023 83.931 12.330 12.223 195.691
8 1.843 299 459 71 364 113 1.251 1 33 4 650 363 54 39 35 27 229 635 265 13.514 20.257
Secundaire sector Energie Niet-energie Voeding, drank & tabak Textiel Kleding Schoenen en leer Hout Papier en karton Uitgeverijen en drukkerijen Cokes en aardolie Chemie Rubber en kunststof Overig, niet-metaal Metallurgie en producten van metaal Machines, apparaten en werktuigen Elektrische en elektronische apparaten Precisie Transport Meubels en diverse industrie Overige industrie Elektriciteit, gas & water Bouw TOTAAL
13.304 13.304
1.666
2009
Werknemers
36 33.137 33.425 33.172 33.406 1.237 52.769 55.013 55.044 53.471 7.308 76.766 79.179 77.899 77.542 3.139 9.560 9.746 9.639 9.488 9.224 3.834 3.937 4.071 4.167 20.944 176.066 181.300 179.825 178.074
13.825 13.825
908
Primaire sector Landbouw, bosbouw en visserij TOTAAL
Sector niet gekend
2008
Zelfstandigen en helpers
Tabel 9: Werkgelegenheid in Oost-Vlaanderen naar bedrijfstak en functie (2008 – 2011)
605.432
33.442 54.708 84.850 12.627 13.391 199.018
96.217 22.351 31.865 6.909 88.720 246.062
26 16.278 5.919 2.073 633 1.296 3.310 4.132 202 6.460 5.310 3.705 13.579 2.660 1.825 1.908 10.591 1.851 5.005 5.109 49.757 141.629
15.196 15.196
3.527
2011
Totale werk gelegenheid
2,5% 2,5%
0,6%
100,0%
5,5% 9,0% 14,0% 2,1% 2,2% 32,9%
15,9% 3,7% 5,3% 1,1% 14,7% 40,6%
0,0% 2,7% 1,0% 0,3% 0,1% 0,2% 0,5% 0,7% 0,0% 1,1% 0,9% 0,6% 2,2% 0,4% 0,3% 0,3% 1,7% 0,3% 0,8% 0,8% 8,2% 23,4%
2011
Provinciaal aandeel 2011
1,00
0,98 1,12 1,10 0,95 0,99 1,07
0,94 0,87 0,84 1,04 0,92 0,91
0,28 1,07 1,42 1,83 3,07 0,74 1,62 0,79 0,29 0,69 1,29 0,87 1,05 0,50 0,90 0,90 1,39 0,75 0,80 1,59 1,17 1,07
1,12 1,12
1,05
Concentratie coëfficiënt (*)
2,7%
0,8% 1,3% 1,1% 2,4% 9,6% 1,7%
1,4% 0,6% -2,7% 8,9% 16,2% 5,8%
0,0% 0,3% -24,9% -19,1% -27,0% -13,6% -8,1% -10,0% -5,2% -0,6% -6,8% -3,4% -6,9% -13,4% -13,7% -10,8% 0,5% -5,0% 8,0% 0,8% 6,6% -1,8%
-5,1% -5,1%
288,4%
Evolutie 2008 – 2011
Bovenstaande tabel 9 geeft een overzicht van de globale werkgelegenheid in Oost-Vlaanderen. Over de vierjarige periode steeg deze met 2,7% en met 1,87% in het Vlaams Gewest. Deze toe name van 15 939 eenheden in Oost-Vlaanderen was het gevolg van 63% meer loon- en wedde trekkenden (+9 987) en 37% meer zelfstandigen (+5 952). De Oost-Vlaamse toename is tegenover Vlaanderen wel erg groot. Oost-Vlaanderen neemt zo 31% in van de 51 000 eenheden toename in Vlaanderen bij de globale werkgelegenheid. Dit is vooral te wijten aan het aantal loon- en weddetrekkenden die in Oost-Vlaanderen 43% van de Vlaamse toe name uitmaken. Alhoewel de primaire sector in Oost-Vlaanderen relatief sterk aanwezig is tegenover Vlaanderen, met name een concentratiecoëfficiënt van 1,12% daalt de tewerkstelling met 5,1%. Dit zijn uitslui tend zelfstandigen die er mee stoppen, want het aantal loontrekkenden stijgt lichtjes. Ook de secundaire sector, nog steeds goed voor 23% van de totale tewerkstelling in
18
Oost-Vlaanderen verliest 2 634 arbeidsplaatsen in zowat alle subsectoren. Enkel de bouwsector, goed voor 49 757 arbeidsplaatsen in 2011 stijgt qua tewerkstelling nog met 6,6% of 3 095 een heden waarvan 835 zelfstandigen. Vooral de textielsector verliest nog steeds veel werkgelegenheid, -25% of 1 961 eenheden, voornamelijk loon- en weddetrekkenden. De tertiaire sector met in 2011 79 971 zelf standigen en 166 091 loon- en weddetrekkenden – dit is 40,6% van de Oost-Vlaamse werkgele genheid – stijgt nog met 5,8%. Deze toename van 13 451 eenheden is voor 91% te wijten aan de subsector diensten die voornamelijk vrije beroepen omvat. In de quartaire sector staat Oost-Vlaanderen relatief sterk tegenover Vlaanderen in de sub sectoren onderwijs en gezondheidszorg. Samen zijn ze goed voor 13 956 arbeidsplaatsen, het geen 23% van de Oost-Vlaamse tewerkstelling betekent.
evolutie van het gemiddeld inkomen van de zelfstandigen 2003 – 2012
Tabel 10 betreft de netto-bedrijfsinkomsten van de verzekeringsplichtigen. Deze tabel geeft een evolutie van de gemiddelde inkomsten (inkom stenjaar 2000 tot en met 2009). De spreiding is per bedrijfstak gemaakt. Voor de berekening van de gemiddelde inkomsten word de totale inkomstenmassa gedeeld door het aantal verzekeringsplichtigen. Bovendien werden enkel die records in aanmerking genomen waar van het inkomstenjaar telkens gelijk is aan het tellingsjaar verminderd met drie jaren (inkom stenjaar = tellingsjaar -3). Voor het tellingsjaar 2012 werden enkel die inkomsten opgenomen die dateren van 2009. Voor de andere tellingsen inkomstenjaren geldt hetzelfde principe (het tellingsjaar 2011 baseert zich op de inkom sten van 2008). De reden hiervan is dat de bij dragen over het algemeen worden berekend op de inkomsten van 3 jaar terug. De beginnende zelfstandige kent immers zijn inkomsten nog niet,
wat een verschil is met bijvoorbeeld een werk nemer of een ambtenaar. Deze gemiddelden zijn gebaseerd op de bruto- beroepsinkomsten, verminderd met de beroeps uitgaven en –lasten en, in voorkomend geval, met de beroepsverliezen, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving op de inkomstenbelasting. De mee gedeelde gemiddelde inkomsten worden jaarlijks door de sociale verzekeringsfondsen bezorgd aan het RSVZ. Over de tienjarige periode stegen de gemiddelde inkomsten voor de totale Oost-Vlaamse populatie met 6,8%. Alhoewel de vrije beroepen met een gemiddeld inkomen van 25 634 euro ongeveer 48% hoger scoren dan de totale populatie vertonen ze een dalende trend over de periode 2003 – 2012 met zelfs 9%.
Tabel 10: Gemiddeld inkomen per zelfstandige volgens bedrijfstak en functie (Oost-Vlaanderen, 2003 – 2012) (EUR) Naar bedrijfstak Landbouw Visserij Nijverheid Handel Vrije beroepen Diensten Diversen Totaal
Naar functie Zelfstandige Help(st)er Totaal
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
7.663 31.005 16.902 14.518 28.202 10.571 10.057 16.169
11.313 29.267 17.144 14.618 28.592 10.383 10.337 16.954
9.254 27.981 17.398 15.728 28.523 10.872 9.750 17.300
10.268 27.323 16.890 15.364 27.876 10.354 9.499 17.112
9.760 27.210 17.017 15.717 28.389 10.639 14.159 17.460
11.755 26.930 17.354 16.386 28.992 10.980 12.735 18.225
13.185 27.441 17.512 16.009 27.790 11.697 3.856 18.098
11.975 30.306 17.187 16.015 26.171 10.859 6.250 17.699
10.123 36.509 17.761 16.661 27.206 11.318 6.976 18.194
8.866 32.792 16.961 15.912 25.634 11.131 7.443 17.274
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
17.096 10.193 16.169
17.161 14.492 16.954
17.983 10.899 17.300
17.688 11.670 17.112
18.137 10.848 17.460
18.841 11.878 18.225
18.673 11.708 18.098
18.241 11.254 17.699
18.761 11.160 18.194
17.818 10.134 17.274
Bron: RSVZ
19
Tabel 11: Gemiddeld inkomen van zelfstandigen in vrije beroepen (Oost-Vlaanderen, 2003 en 2012) (EUR) 2003 Gemiddelde inkomsten Artsen, chirurgen Tandartsen Apothekers Dierenartsen Para-medici Privé onderricht Wetenschap Letteren Kunst (vóór 1/7/2003) Kunst (vanaf 1/7/2003) Advocaten Notarissen Gerechtsdeurwaarders Landmeters, ingenieurs, accountants, experts Architecten Diverse intellectuele beroepen Bestuurders vennootschappen/verenigingen Totaal
2012 Aantal
Gemiddelde inkomsten
Aantal
69.801 € 31.084 € 45.765 € 22.548 € 25.564 € 10.527 € 21.959 € 23.229 € 14.646 € 30.422 € 130.218 € 81.944 € 28.679 € 19.666 € 25.067 € 39.274 €
2.395 878 583 375 2.243 129 37 255 396 1.164 199 70 742 1.144 918 200
84.102 € 47.272 € 60.121 € 23.660 € 29.707 € 12.384 € 44.668 € 19.221 € 18.248 € 15.739 € 41.169 € 144.219 € 84.111 € 34.515 € 25.827 € 28.917 € 29.547 €
2.386 753 434 417 2.846 279 42 372 318 279 1.544 157 83 695 1.529 1.932 2.095
37.733 €
11.728
40.460 €
16.161
Bron: RSZV
In tabel 11 wordt de evolutie weergegeven van een aantal vrije beroepen. Dit is niet dezelfde populatie als die in tabel 10. Het betreft hier alleen de zelfstandigen in hoofdberoep.
20
Voor de totale Oost-Vlaamse populatie op basis van het criterium ‘hoofdberoep’ bedroeg het gemiddelde inkomen 25 934 euro in 2012 tegen over 40 460 euro bij de vrije beroepen.
bijlagen
Tabel A: Aantal actieve zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – nijverheid en ambachten naar subbedrijfstak (2003 – 2012)
Mijnnijverheid Steengroefnijverheid Metaalnijverheid Keramieknijverheid Glasnijverheid Chemische nijverheid Voedingsnijverheid Textielnijverheid Kledingnijverheid Bouwnijverheid Hout- en meubelnijverheid Huid- en ledernijverheid Tabaksnijverheid Papiernijverheid Boekdruknijverheid Kunst- en precisienijverheid Vervoer Binnenschippers Sleepbootexploitanten Security en bewaking Bestuurders vennootschappen/verenigingen TOTAAL
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
36 33 1.339 31 37 47 3.093 297 235 7.876 1.613 127 11 56 476 1.220 1.198 401 13
35 35 1.295 33 37 42 2.919 275 226 7.862 1.564 123 10 54 482 1.184 1.189 389 11
37 31 1.253 33 36 45 2.775 262 213 7.915 1.534 123 10 47 498 1.164 1.183 372 10
36 28 1.261 32 38 39 2.652 248 208 8.082 1.541 114 7 43 497 1.165 1.227 372 10
32 26 1.256 31 39 33 2.546 233 197 8.475 1.565 109 7 39 513 1.176 1.223 355 12
7.831
8.094
8.734
9.306
9.774
31 25 1.253 29 37 36 2.414 217 191 8.655 1.575 106 8 34 516 1.188 1.246 319 12 10.043
30 28 1.299 31 36 35 2.357 227 212 8.712 1.683 100 7 33 465 1.331 1.265 295 13 2 9.556
29 43 1.592 29 42 37 2.525 235 232 9.716 2.188 119 7 30 316 1.573 1.375 294 13 10 10.061
27 42 1.613 25 43 33 2.450 226 240 9.754 2.215 117 7 31 304 1.714 1.420 286 12 11 10.553
26 42 1.645 26 45 35 2.365 226 249 9.854 2.241 106 8 27 286 1.902 1.438 268 12 14 10.714
25.970
25.859
26.275
26.906
27.641
27.935
27.717
30.466
31.123
31.529
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
Tabel B: Aantal startende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – nijverheid en ambachten naar subbedrijfstak (2003 – 2012)
Mijnnijverheid Steengroefnijverheid Metaalnijverheid Keramieknijverheid Glasnijverheid Chemische nijverheid Voedingsnijverheid Textielnijverheid Kledingnijverheid Bouwnijverheid Hout- en meubelnijverheid Huid- en ledernijverheid Tabaksnijverheid Papiernijverheid Boekdruknijverheid Kunst- en precisienijverheid Vervoer Binnenschippers Sleepbootexploitanten Security en bewaking Bestuurders vennootschappen/verenigingen TOTAAL
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2 3 67 2 217 6 3 442 78 3 1 5 39 51 99 107 584
1 47 3 1 4 75 3 2 444 68 2 10 41 55 108 13 1 732
3 2 58 2 2 1 79 5 8 569 79 2 1 50 51 117 38 1.019
2 59 2 1 63 7 11 633 84 1 1 42 61 152 14 1.012
81 1 3 5 94 11 7 747 87 3 3 55 63 125 12 1 1.233
1 3 48 1 3 73 3 9 665 84 4 1 1 49 61 132 17 1 1.077
2 67 3 104 12 16 538 107 3 4 16 143 142 6 1 1 975
89 1 3 1 125 20 15 627 142 1 1 16 204 234 12 1 4 1.313
1 2 120 1 130 8 15 651 147 7 2 12 221 213 16 2 1.409
1 1 119 1 2 2 117 15 24 746 127 1 7 287 220 13 3 1.254
1.709
1.610
2.086
2.145
2.531
2.233
2.140
2.809
2.957
2.940
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
21
Tabel C: Aantal stoppende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – nijverheid en ambachten naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
Mijnnijverheid
-
1
Steengroefnijverheid
-
-
31
31
Metaalnijverheid
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-
-
-
-
2
-
-
1
1
2
-
2
-
-
-
40
38
-
44
26
32
51
41
42
Keramieknijverheid
2
-
-
1
-
1
-
2
1
-
Glasnijverheid
-
2
1
-
2
2
2
1
1
-
Chemische nijverheid
-
1
1
5
5
-
1
-
1
-
100
96
123
108
94
119
96
89
124
100
Textielnijverheid
12
11
7
9
17
11
5
4
8
6
Kledingnijverheid
8
6
9
12
8
7
8
10
6
7
230
195
249
241
338
236
239
329
297
314
Voedingsnijverheid
Bouwnijverheid
29
41
43
36
49
34
44
41
51
58
Huid- en ledernijverheid
2
1
5
1
6
4
2
1
4
8
Tabaksnijverheid
-
1
-
1
-
-
1
-
-
-
Papiernijverheid
4
5
3
3
4
4
2
2
2
3
Hout- en meubelnijverheid
Boekdruknijverheid
10
15
20
27
23
12
8
11
7
10
Kunst- en precisienijverheid
32
32
37
33
45
25
41
52
55
67
Vervoer
43
59
64
58
74
62
66
98
115
125
Binnenschippers
10
12
11
9
13
16
9
9
11
10
Sleepbootexploitanten
2
-
-
-
1
-
2
-
-
-
Security en bewaking
-
-
-
-
-
-
-
-
1
-
Bestuurders vennootschappen/verenigingen
146
186
220
345
457
395
369
508
617
722
TOTAAL
661
695
833
927
1.182
956
927
1.209
1.343
1.474
2010
2011
2012
Tabel D: Aantal actieve zelfstandigen in Oost-Vlaanderen- diensten naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Groothandel
852
836
817
816
817
815
845
985
1.071
1.166
Kleinhandel
14.319
13.868
13.358
12.965
12.778
12.467
12.153
10.700
10.158
9.758
Groot- en kleinhandel
675
664
671
682
689
653
668
506
547
595
Banken
441
420
389
377
366
329
334
303
290
270 1.351
Verzekeringen
1.974
1.845
1.750
1.638
1.580
1.503
1.520
1.463
1.390
Tussenpersonen
4.436
4.430
4.425
4.390
4.442
4.434
4.511
5.487
5.289
5.116
Horeca-sector
5.113
5.119
5.077
5.039
5.117
5.012
5.160
5.883
5.943
5.965
Vermakelijkheden
1.416
1.398
1.405
1.385
1.360
1.306
1.165
888
855
828
203
199
199
197
192
187
181
173
169
177
1.072
1.024
973
939
910
885
941
988
984
974
-
-
-
-
-
-
9
47
79
147
Foorkramers Marktkramers, leurders Marketing en verkoop
-
-
-
-
-
-
1
7
9
10
4.033
4.073
4.189
4.299
4.430
4.509
4.490
4.591
4.630
4.706
Security en bewaking Schoonheidszorg
7.459
7.416
7.409
7.576
7.699
7.912
8.077
6.119
5.954
5.764
Bestuurders vennootschappen/verenigingen
18.838
19.221
19.660
20.118
20.787
21.458
21.117
21.475
21.837
21.908
TOTAAL
60.831
60.513
60.322
60.421
61.167
61.470
61.172
59.615
59.205
58.735
Diverse beroepen van manuele aard
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
22
Tabel E: Aantal startende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – diensten naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Groothandel
47
44
47
39
63
55
80
131
146
176
Kleinhandel
667
580
621
636
652
644
517
470
339
388 102
Groot- en kleinhandel
62
67
66
65
63
39
75
87
74
Banken
16
12
11
18
11
8
11
6
6
6
Verzekeringen
64
42
42
36
53
41
62
62
62
85
Tussenpersonen
377
487
525
491
465
445
384
359
357
313
Horeca-sector
498
515
534
554
566
492
569
934
706
695
Vermakelijkheden
58
123
150
156
134
110
116
68
61
50
Foorkramers
13
4
10
13
6
18
12
1
5
11
Marktkramers, leurders
94
63
57
51
57
60
81
58
71
77
Marketing en verkoop
-
-
-
-
-
-
9
33
39
80
Security en bewaking
-
-
-
-
-
-
1
3
2
3
256
236
318
330
404
337
273
330
317
336
Schoonheidszorg
442
413
505
657
691
654
439
338
343
357
Bestuurders vennootschappen/verenigingen
1.246
1.483
1.606
1.592
1.734
1.990
1.466
1.780
1.801
1.580
TOTAAL
3.905
4.096
4.498
4.616
4.875
4.899
4.047
4.653
4.318
4.267
2010
2011
2012
Diverse beroepen van manuele aard
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
Tabel F: Aantal stoppende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – diensten naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Groothandel
25
20
28
26
29
21
27
34
55
76
Kleinhandel
469
423
495
496
537
460
384
412
436
401
Groot- en kleinhandel
15
21
25
34
36
17
11
19
27
32
Banken
19
19
16
14
23
19
8
12
9
7
Verzekeringen
79
68
59
51
67
49
31
46
72
58
Tussenpersonen
227
259
280
286
302
252
229
233
250
230
Horeca-sector
285
295
354
335
343
311
294
404
424
396
53
55
72
101
90
64
34
37
39
36
5
4
3
3
11
9
4
3
3
5
58
53
60
52
52
55
35
44
40
55
Marketing en verkoop
-
-
-
-
-
-
1
6
7
12
Security en bewaking
-
-
-
-
-
-
-
2
1
-
88
82
128
140
147
135
113
128
136
153
Vermakelijkheden Foorkramers Marktkramers, leurders
Schoonheidszorg Diverse beroepen van manuele aard
190
202
227
252
301
235
192
239
271
307
Bestuurders vennootschappen/verenigingen
653
681
756
697
795
829
805
834
882
923
2.166
2.182
2.503
2.487
2.733
2.456
2.168
2.453
2.652
2.691
TOTAAL
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
23
Tabel G: Aantal actieve zelfstandigen in Oost-Vlaanderen- vrije beroepen naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012 3.311
Artsen, chirurgen
3.458
3446
3410
3375
3357
3320
3313
3325
3.314
Tandartsen
1.045
1.024
1.007
993
977
976
989
972
946
938
Apothekers
723
709
681
674
636
623
588
575
558
546
533
534
550
553
567
569
581
588
591
599
4.185
4.336
4.475
4.645
4.829
5.093
5.247
5.519
5.758
5.960
694
750
846
985
1.143
1.373
1.281
1.287
1.302
1.424
68
65
64
71
68
67
78
87
87
87
655
664
662
694
736
835
877
1019
1080
1167
1.015
1006
1021
1027
1058
1007
1025
724
695
659
30
161
244
333
446
489
653
1264
1413
1583
Advocaten
1.798
1865
1904
1914
1945
1968
2047
2090
2131
2198
Notarissen
247
257
255
248
239
228
219
207
205
202
Gerechtsdeurwaarders
103
101
98
95
100
101
103
112
110
114
Landmeters, ingenieurs, accountants, experts
1.422
1.375
1.359
1.368
1.377
1.370
1.370
1.327
1.305
1.316
Architecten
1.879
1.938
1.985
2.070
2.128
2.179
2.230
2.274
2.320
2.359
Diverse intellectuele beroepen
2.789
3.014
3.241
3.495
3.806
4.142
5.383
5.411
5.573
5.748
680
1.046
1.465
1.971
2.600
3.201
3.391
4.128
4.870
5.497
21.324
22.291
23.267
24.511
26.012
27.541
29.375
30.909
32.258
33.708
Dierenartsen Para-medici Privéonderricht Wetenschap Letteren Kunst (voor 1/7/2003) Kunst (vanaf 1/7/2003)
Bestuurders vennootschappen/verenigingen TOTAAL
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
Tabel H: Aantal startende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – vrije beroepen naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
125
102
84
113
122
117
103
123
98
129
Tandartsen
18
21
24
33
21
21
28
20
19
26
Apothekers
17
19
11
19
8
14
6
22
12
11
Dierenartsen
35
33
29
34
34
26
31
32
31
44
Para-medici
288
332
356
437
447
493
385
484
527
538
Privéonderricht
102
102
156
210
251
370
152
187
171
238
Artsen, chirurgen
3
4
5
7
6
4
6
6
5
12
Letteren
69
51
68
71
75
77
124
144
123
152
Kunst (voor 1/7/2003)
90
70
72
66
93
56
22
9
11
9
Kunst (vanaf 1/7/2003)
28
92
86
95
126
76
149
187
254
265
Advocaten
148
134
131
102
130
116
136
125
145
146
Notarissen
12
22
12
9
8
3
5
7
7
10
6
5
4
2
5
6
4
11
4
10
Wetenschap
Gerechtsdeurwaarders Landmeters, ingenieurs, accountants, experts
48
30
58
72
72
65
54
55
44
64
Architecten
88
134
107
151
123
145
106
131
142
141
Diverse intellectuele beroepen
325
418
450
511
553
590
539
530
549
616
Bestuurders vennootschappen/verenigingen
161
309
380
478
597
602
526
631
753
670
1.563
1.878
2.033
2.410
2.671
2.781
2.376
2.704
2.895
3.081
TOTAAL
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
24
Tabel I: Aantal stoppende zelfstandigen in Oost-Vlaanderen – vrije beroepen naar subbedrijfstak (2003 – 2012) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Artsen, chirurgen
66
Tandartsen
20
48
63
87
69
59
59
54
46
56
12
24
13
10
17
17
12
12
Apothekers
21
17
12
17
13
17
12
19
12
10
16
6
8
16
9
13
6
8
8
14
12
149
124
148
158
143
160
137
152
171
195
28
36
42
56
91
92
71
78
91
75
3
2
2
1
8
1
4
1
3
4
Letteren
44
37
43
26
25
21
37
34
43
52
Kunst (voor 1/7/2003)
33
32
28
29
40
29
32
21
18
21
-
5
6
13
20
18
29
62
63
60
Advocaten
50
67
68
69
71
61
44
58
65
51
Notarissen
7
6
8
11
16
7
8
6
4
7
Gerechtsdeurwaarders
2
-
6
4
1
4
3
1
5
1
32
28
34
20
31
32
21
29
28
32
Dierenartsen Para-medici Privéonderricht Wetenschap
Kunst (vanaf 1/7/2003)
Landmeters, ingenieurs, accountants, experts Architecten Diverse intellectuele beroepen Bestuurders vennootschappen/verenigingen TOTAAL
38
33
49
37
50
35
48
49
49
62
102
117
130
157
161
138
139
200
230
210
12
22
35
39
58
67
71
58
102
146
613
589
719
742
824
759
747
835
954
1.017
Bron: RSVZ, bewerking Studiedienst Huis van de economie
25
26
Tabel J: Tewerkstelling in Oost-Vlaanderen naar arrondissement, dimensie, functie en geslacht (31/12/2011) AALST < 5 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers 1000 werknemers en meer TOTAAL
DENDERMONDE < 5 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers 1000 werknemers en meer TOTAAL
EEKLO < 5 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers 1000 werknemers en meer TOTAAL
GENT < 5 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers 1000 werknemers en meer TOTAAL
OUDENAARDE < 5 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers 1000 werknemers en meer TOTAAL
SINT-NIKLAAS < 5 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers 1000 werknemers en meer TOTAAL
OOST-VLAANDEREN
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
3.166 2.837 2.953 4.772 3.244 3.197 3.881 1.355 720 26.125
3.082 3.085 3.340 5.257 4.114 3.283 2.584 1.765 2.364 28.874
44 106 447 2.665 2.598 2.124 849 615 9.448
6.292 6.028 6.740 12.694 9.956 8.604 7.314 3.735 3.084 64.447
3.036 3.005 3.334 6.198 4.298 4.051 3.830 1.058 1.233 30.043
3.256 3.023 3.406 6.496 5.658 4.553 3.484 2.677 1.851 34.404
3.466 932 501 409 141 64 26 5 2 5.546
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
2.585 2.572 2.742 4.214 3.234 3.909 2.756 1.425 23.437
2.218 2.086 2.329 3.356 3.181 2.057 1.876 1.636 18.739
49 158 394 1.929 1.634 1.651 375 6.190
4.852 4.816 5.465 9.499 8.049 7.617 5.007 3.061 48.366
2.503 2.582 3.137 5.186 3.772 4.103 2.782 1.253 25.318
2.349 2.234 2.328 4.313 4.277 3.514 2.225 1.808 23.048
2.704 723 406 308 119 58 16 4 4.338
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
1.213 942 1.056 1.759 1.819 1.139 1.625 726 10.279
1.016 991 1.008 1.809 1.543 782 882 491 8.522
32 83 183 879 790 580 2.547
2.261 2.016 2.247 4.447 4.152 2.501 2.507 1.217 21.348
1.098 946 1.251 2.305 1.904 958 1.284 605 10.351
1.163 1.070 996 2.142 2.248 1.543 1.223 612 10.997
1.278 311 168 147 60 19 9 2 1.994
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
6.610 6.058 7.183 11.250 9.049 9.880 9.928 5.891 14.147 79.996
8.401 8.552 10.175 17.511 16.059 16.167 14.433 7.267 9.693 108.258
189 328 1.337 6.111 5.300 4.778 4.483 5.187 7.209 34.922
15.200 14.938 18.695 34.872 30.408 30.825 28.844 18.345 31.049 223.176
7.065 7.487 9.966 17.070 14.997 15.221 16.076 9.269 16.467 113.618
8.135 7.451 8.729 17.802 15.411 15.604 12.768 9.076 14.582 109.558
8.505 2.284 1.383 1.131 445 222 96 29 15 14.110
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
1.626 1.374 1.797 3.152 2.526 2.012 2.390 779 15.656
1.502 1.398 1.557 2.616 2.587 1.833 687 1.171 13.351
50 92 396 1.199 1.089 1.018 177 4.021
3.178 2.864 3.750 6.967 6.202 4.863 3.254 1.950 33.028
1.546 1.607 1.925 3.738 2.720 2.858 1.667 928 16.989
1.632 1.257 1.825 3.229 3.482 2.005 1.587 1.022 16.039
1.732 443 272 225 87 36 10 3 2.808
arbeiders
bedienden
ambtenaren
totaal
mannen
vrouwen
vestigingen
3.277 3.140 4.249 6.926 5.027 5.546 4.700 1.018 20 33.903
3.154 3.295 3.709 6.674 4.596 5.046 4.101 1.547 1.606 33.728
42 108 306 2.395 2.133 2.780 1.012 344 9.120
6.473 6.543 8.264 15.995 11.756 13.372 9.813 2.909 1.626 76.751
3.153 3.338 4.704 8.855 5.417 7.132 5.201 2.333 232 40.365
3.320 3.205 3.560 7.140 6.339 6.240 4.612 576 1.394 36.386
3.493 1.005 615 523 173 95 33 4 1 5.942
189.396
211.472
66.248
467.116
236.684
230.432
34.738
Bron: RSZ
27
Tabel K: Werknemers in de vrije beroepen (Oost-Vlaanderen, 31/12/2011) Accountancy sector arbeiders Effecten- en goederenhandel Agenten en makelaars in bankdiensten Overige ondersteunende activiteiten Vermogensbeheer Accountants en Belastingconsulenten Boekhouders en boekhouders-fiscalisten Bedrijfsrevisoren Totaal
bedienden 17 1.146 287 7 1.246 970 212 3.885
ambtenaren -
totaal
94 5 38 43 4 184
17 1.240 292 7 1.284 1.013 216 4.069
mannen
8 346 103 5 364 262 84 1.172
vrouwen
9 894 189 2 920 751 132 2.897
vestigingen 2 402 20 1 220 265 26 936
arbeiders 54 25 5 200 42 90 416
bedienden 393 7 341 49 2 2.661 137 42 3.632
ambtenaren 80 80
totaal 447 7 366 54 2 2.941 179 132 4.128
mannen 152 2 161 22 2 2.022 137 90 2.588
vrouwen 295 5 205 32 919 42 42 1.540
vestigingen 199 2 140 21 2 241 40 19 664
arbeiders 69 57 10 1 137
bedienden 442 830 192 63 1.527
ambtenaren -
totaal 511 887 202 64 1.664
mannen 38 131 29 30 228
vrouwen 473 756 173 34 1.436
vestigingen 264 162 42 15 483
arbeiders 191 17 33 240 47 168 107 1 27 161 3 995
bedienden 1.152 183 617 1.831 269 526 30 4 178 2.180 9 6.979
ambtenaren -
totaal 1.343 200 650 2.071 316 694 137 5 205 2.341 12 7.974
mannen 166 80 139 226 9 141 101 1 21 131 1 1.016
vrouwen 1.177 120 511 1.845 307 553 36 4 184 2.210 11 6.958
vestigingen 485 39 141 508 192 29 16 3 28 95 5 1.541
arbeiders
totaal
46 2.848 1.249 1 110 437 7 120 1.376 5 128 1.402 531 279 44 18 83 95 2.648 151 546 23 8 9 12.164
mannen 30 2.147 913 1 75 303 2 67 351 1 68 691 287 135 13 9 47 72 543 49 249 9 3 3 6.068
vrouwen 16 701 336 35 134 5 53 1.025 4 60 711 244 144 31 9 36 23 2.105 102 297 14 5 6 6.096
vestigingen 3 262 145 1 7 17 2 19 447 2 30 372 97 45 13 10 22 2 115 8 70 11 3 4 1.707
29.999
11.072
18.927
5.331
Bouwkundige sector Bemiddeling bij de aankoop, verkoop en verhuur van onroerend goed Schatten en evalueren van onroerend goed Bouwarchitecten Interieurarchitecten Stedenbouwkundige tuin- en landschapsarchitecten Ingenieurs, exclusief landmeters Landmeters Diverse ondersteunende activiteiten Totaal
Juridische sector Advocaten Notarissen Deurwaarders Overige rechtskundige dienstverlening Totaal
Medische sector Apotheken Veterinaire diensten Huisartsenpraktijken Praktijken van specialisten Tandartsenpraktijken Activiteiten van medische laboratoria Ziekenvervoer Activiteiten op het vlak van geestelijke gezondheidszorg Ambulante revalidatieactiviteiten Verpleegkundige activiteiten Overige menselijke gezondheidszorg, n.e.g. Totaal
Overige intellectuele dienstverlening Overige uitgeverijen van software Ontwerpen en programmeren van computerprogrammaâ&#x20AC;&#x2122;s Computerconsultancy-activiteiten Beheer van computerfaciliteiten Overige diensten op het gebied van informaticatechnologie en computers Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatica Risico-analysten en schadetaxateurs Verzekeringsagenten en verzekeringsmakelaars Overige ondersteunende activiteiten i.v.m. verzekeringen en pensioenfondsen Adviesbureaus op het gebied van public-relations en communicatie Overige adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer Reclamebureaus Markt- en opinieonderzoeksbureaus Vertalers en tolken Activiteiten van managers van artiesten, sportlui en bekende personaliteiten Overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten Lease van intellectuele eigendom m.u.v. werken onder auteursrecht Arbeidsbemiddeling Incassobureaus en kredietbureaus Overige zakelijke dienstverlening, n.e.g. Beoefening van uitvoerende kunsten door zelfstandig werkende artiesten Overige ondersteunende activiteiten voor de uitvoerende kunsten Scheppende kunsten, m.u.v. ondersteunende diensten Totaal
20 21 1 2 3 96 1 72 99 26 1 2 6 1.377 1 53 4 5 1.790
bedienden 46 2.828 1.228 1 109 435 7 117 1.280 5 127 1.330 432 253 43 16 77 95 1.030 150 493 19 8 4 10.133
ambtenaren 241 241
TOTAAL Oost-Vlaanderen
3.522
26.156
321
28
Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 • fax 09 267 82 97