Je legt een dossier aan rond een bepaald verhaal. Uitgangspunt is de film Troy.Je beschrijft eerst het basisverhaal dat aan de film ten grondslag ligt. Vervolgens ga je op zoek naar vijf verschillende uitingen van je verhaal (met je film erbij heb je er dus zes). Die uitingen analyseer je, zodat je ze kunt vergelijken. Je brengt de verschillen in kaart en beschrijft in hoeverre die verschillen zijn terug te voeren op de mediumspecifieke kenmerken van de verschillende uitingen. Ook bekijk je of je in de verschillende uitingen vergelijkbare oplossingen hebt gevonden voor narratieve problemen en hoe cross overs werken in transmedia. Uiteindelijk leer je in deze opdracht de begrippen die je de afgelopen weken geleerd hebt toe te passen, de invloed van mediumspecifieke kenmerken op de narratieve uitwerking te zien, een deel van de transmediale grammatica te ontcijferen en cross overs te herkennen.