100% EXPO #25

Page 1

PROVINCIE ANTWERPEN

100 % EXPO Het parcours van Flor Bex Magnumfotografe Bieke Depoorter Schelde, stroom van beelden Lust bij Berlinde De Bruyckere Léon Stynen, architect

N°25

Driemaandelijks magazine december 2018 - februari 2019


PROVINCIE ANTWERPEN

100 % EXPO 12 Bex - M HKA 04 Flor Diaspoaralia

100 % EXPO thuis in de bus?

Mail je naam en adres naar expo@100procentcultuur.be voor een gratis abonnement op dit driemaandelijkse tijdschrift van Prospekta. Abonnees buiten België betalen portokosten. 06 Depoorter 42 Bieke Lara Gasparotto C O LO F O N Hoofdredactie: Annik Klaes Eindredactie: Walden Art Stories Grafische vormgeving: Anne Van De Genachte Cover: Loïc Devaux, Roland Garros 2018 Advertenties: Viviane Spiessens, 03 338 95 75 viviane.spiessens@prospekta.be Prospekta - centrum voor kunstcommunicatie Hofstraat 17, 2000 Antwerpen 03 338 95 56 - expo@100procentcultuur.be v.u.: Prospekta, Hofstraat 17, 2000 Antwerpen

39 Loïc Devaux


04 06 10

Breedbeeld Schilders en schrijvers Interview Bieke Depoorter Barok Baroque Book Design 12 Interview Flor Bex 17 Kanttekening A 37 90 89 18 Openbare ruimte Peter Benoit

20 Berlinde De Bruyckere

20 24 29 32 35 39

Interview Berlinde De Bruyckere Architectuur Léon Stynen Interview Lieven Segers Landschap Schelde, stroom van beelden Parels uit vaste collecties Hand van de meester Ongezien talent Loïc Devaux

32 Schelde, stroom van beelden

42 46 47 50

24 Léon Stynen

Interview Walden Art Stories Woord Verklaard Breugeliaans Update Agendatips voor de winter Speel en win


SCHILDERS EN SCHRIJVERS De Zwarte Panter bestaat vijftig jaar. Daarmee is de galerie de oudste voor hedendaagse kunst in Vlaanderen. Als eerbetoon voor die halve eeuw ten dienste van de kunst, kunstenaars en kunstliefhebbers ontving galerist Adriaan Raemdonck onlangs het Ereteken van de Vlaamse Gemeenschap. Een tentoonstelling in Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience is de kers op de taart. De expo is opgevat als een confrontatie in boekvorm tussen een oude en een nieuwe generatie schilders en schrijvers. De voorbije vijftig jaar maakten kunstenaars van de galerie meer dan eens bibliofiele edities samen met schrijvers. In die uitgaven vullen woord en beeld elkaar aan. Ook dubbeltalenten vertelden in de schoot van De Zwarte Panter complementaire verhalen. Naast een selectie van kunstenaarsboeken brengen affiches van de galerie oude expo’s opnieuw tot leven. Tijdens toonsessies ontvangt Raemdonck bezoekers en vertelt hij over ‘zijn galerie’. Welgekozen foto’s, artikels en andere documenten schetsen de belangrijke rol van De Zwarte Panter in de Antwerpse en Belgische kunst­ geschiedenis, evenals de intense en gevarieerde samenwerking met uitgevers. SCHILDERS & SCHRIJVERS. 50 JAAR GALERIE DE ZWARTE PANTER 06.12.2018-13.01.2019 Nottebohmzaal, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience Hendrik Conscienceplein 4, Antwerpen www.consciencebibliotheek.be Galerie De Zwarte Panter Hoogstraat 70-74, Antwerpen www.dezwartepanter.com


Š Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, foto: Victoriano Moreno


Foto links: Bieke Depoorter © Guido Van den Bogaert - Foto rechts: Agata, Paris, 2 november 2017 © Bieke Depoorter/Magnum Photos

BIEKE DEPOORTER: ‘WE PASSEREN VEEL MENSEN OP STRAAT EN WETEN NIET WIE ZE ZIJN’

- 6-


Het gaat heftig voor de nog jonge fotografe Bieke Depoorter. Sinds ze voor haar eerste project door Rusland trok en mensen in huiselijke kring fotografeerde (Ou Menya, 2011), rustte ze niet op haar lauweren. Ze verkent nieuwe wegen en verlegt grenzen. Dat mensen haar vandaag vooral kennen als de fotografe ‘die bij mensen blijft slapen’, vindt ze dan ook een beetje jammer. Als je die werkwijze al een concept kon noemen, heeft ze dat helemaal losgelaten. In haar eerste solotentoonstelling in het FOMU ligt de focus op nieuwe en nog lopende projecten van de laatste drie jaar.

In die projecten stelt Depoorter telkens zichzelf in vraag als fotografe. Elk project heeft een andere invalshoek, want ze wil niet in een vakje worden gestopt. Ze houdt niet van labels of ‘heldere’ concepten die worden herhaald. Zelfs binnen Magnum – het is op zich een hele eer om als jonge fotografe toegelaten te worden tot dit prestigieus fotografencollectief – voelt Depoorter zich vrij om haar ding te doen. Werken met een goed gestructureerd plan of afgelijnd concept past gewoon niet bij haar persoonlijkheid, benadrukt ze. Ze heeft nood aan een heel brede creatieve ruimte, om dingen te kunnen vinden of ontdekken die niet in een plan zijn

vastgelegd. Toeval is een sleutelbegrip – hoewel je het toeval soms een beetje kan helpen uiteraard.

OPEN VOOR ONTMOETINGEN Depoorter beschrijft fotografie wel eens als een detective: de visuele storytelling maakt de toeschouwer heel nieuwsgierig. Maar de fotografe zoekt geen dader; haar werk is een humaninterestzoektocht. Depoorter gaat op zoek naar de meest ‘verscheiden’ mensen. Van die mensen probeert ze altijd het vertrouwen te winnen. Gewone straatfotografie vindt ze ongezellig en afstandelijk, omdat erg gratuit een ‘mooie’ foto zonder veel diep-

Wederzijds vertrouwen DE ZOEKTOCHT VAN MAGNUMFOTOGRAFE BIEKE DEPOORTER

- 7-


gang wordt ontfutseld. Depoorter: ‘Er passeren veel mensen op straat van wie we niet weten ze zijn.’ Het komt er voor Depoorter op aan deze mensen niet louter als een ‘fotografisch subject’ te zien, maar er een (kortstondige) relatie mee op te bouwen. Die ontmoetingen kan je niet op voorhand plannen, ze zijn niet geënsceneerd, maar berusten op grote openheid en vertrouwen. De kosmopolitische kijk van Depoorter op de zeer diverse maatschappij – met mensen van verschillende origine, met beperkingen of afwijkende gewoonten – vertaalt zich in de foto’s die ze wereldwijd neemt. Depoorter: ‘Ik denk dat we allemaal heel gelijk zijn. Ik focus in mijn fotografie op die gelijkenissen. Iedereen wil toch een plaats om thuis te komen, zich veilig te voelen bij familie en vrienden. Ik ga uit van de goedheid van mensen om wederzijds vertrouwen te creëren.’ In tegenstelling tot veel hedendaagse fotografie die zorgvuldig gepland, geënsceneerd en gephotoshopt is, komt het werk van Depoorter nooit ‘fake’ over. Je hebt altijd het gevoel

authentieke beelden te zien van echte mensen.

ZIELSVERWANT Het project Michael (2015-…) gaat over een man uit Portland (Oregon) met borderline die in 2015 verdween zonder een spoor achter te laten. In de expo is een volledige ruimte volgekleefd met foto’s en beelden die hij voor zijn verdwijning naar Depoorter stuurde. Het is een beklijvende ruimte, die refereert aan de volgeplakte woonkamer van Michael zoals Depoorter die tijdens hun ontmoetingen had leren kennen. In Agata (2017-…) volgt Depoorter dan weer een Parijse stripdanseres tijdens haar nachtelijke dwaaltochten en intieme ontmoetingen. De geschreven commentaar onder de foto’s op de tentoonstelling is van Agata zelf. Beide projecten willen niemand in vakjes stoppen, noch een oordeel vellen. Depoorter voelt zich eerder zielsverwant. Meer nog, via deze projecten gaat ze op zoek naar haar eigen visie op het leven. Haar kortfilm Dvalemodus (2017) toont prachtige ‘bewegende’

- 8-

BIEKE DEPOORTER: ‘IK GA UIT VAN DE GOEDHEID VAN MENSEN OM WEDERZIJDS VERTROUWEN TE CREËREN’ beelden van een Noors dorpje in het blauwachtige licht van de nacht. Net zoals in de multimodale installatie Sète (2015) beschouwt Depoorter haar onderwerpen als acteurs in een verhaal met hun eigen leefwereld als setting. De verwante stijl die ze hanteert in haar foto's, vertoont ook vaak het donker coloriet van de nacht.

DRANG OM TE COMMUNICEREN Nachtelijke foto’s zijn opvallend goed vertegenwoordigd op de tentoonstelling. Vanuit haar drang om te communiceren gaat Depoorter in As It May Be (2017), een reeks beelden van mensen en interieurs in Egypte, nog een stap verder. Ze vond dat ze zelf een te ‘westers’ cultureel


Foto’s links: beeld uit de kortfilm Dvalemodus, 2017 © Bieke Depoorter/ Magnum Photos Foto rechts: Egypt, Nazlat al-Samman, Cairo, March 2012 © Bieke Depoorter/ Magnum Photos

standpunt innam en wilde anderen laten participeren aan haar fotoboek. Alsof de foto’s op zich tekortschieten, nodigde ze mensen uit om in hun taal (Arabisch) commentaar te geven op de interieurbeelden. Voor de tentoonstelling werden deze teksten vertaald. Depoorter klampt zich niet vast aan ‘zuivere’ fotografie: ze ervaart de beperkingen van het medium en verlegt de grens tussen beeld en taal door bijschriften en opschriften toe te laten. Bieke Depoorter blijft verbazen en eigenzinnig haar weg zoeken in de fotografie. Het is voor haar een natuurlijke wijze van communiceren. Tegelijk houdt ze alle mogelijkheden open en weigert ze een strak plan. ‘Misschien is fotografie niet mijn eindpunt’, vertrouwt ze me toe aan het einde van ons gesprek. De niet aflatende zoektocht naar relaties en vertrouwen tussen mensen is een rode draad door al haar projecten. | Guido Van

BIEKE DEPOORTER Tot 10.02.2019 FOMU – Fotomuseum Antwerpen Waalsekaai 47, Antwerpen www.fomu.be Parallel met deze tentoonstelling loopt ook Claude, Samuel, Zanele, een expo waarin drie fotografen de lens op zichzelf richten, als venster op de wereld. Ieder van hen kaart op zijn persoonlijke manier kwesties aan over politiek, ras, gender en identiteit.

BIO Bieke Depoorter (°1986) is sinds 2012 verbonden aan het gerenommeerde fotoagentschap Magnum Photos. Als jonge fotografe legde ze al een indrukwekkend parcours af. Dit is haar eerste solotentoonstelling in het FOMU.

den Bogaert - 9-

BIEKE DEPOORTER: ‘MISSCHIEN IS FOTOGRAFIE NIET MIJN EINDPUNT’


Baroque Book Design Wandelend over de krakende houten vloeren van het Museum Plantin-Moretus, treed je in de voetsporen van Peter Paul Rubens en Balthasar I Moretus. Tot eind januari blader je er door het barokboek en ontdek je de totstandkoming van een vriendschap. Briefwisselingen, koperplaten, tekeningen, en het gedrukte boek vertellen het verhaal.

TITELPAGINA De geschiedenis van het gedrukte boek krijgt in de zestiende eeuw een nieuw hoofdstuk wanneer Moretus, kleinzoon van Christoffel Plantijn, en Rubens een vriendschapsband smeden. Als een regisseur schetste de uitgever zijn vernieuwende visie op de uitstraling van het medium. Als vriend des huizes gaf de schilder

VORM EN VISIE De vormgeving van het boek blijft evolueren. Wie zegt dat je van links naar rechts moet lezen? Tussen de vitrines met zeventiende-eeuwse barokboeken, bevestigen enkele hedendaagse uitgeverijen de vooruit-

vorm aan de titelpagina, de eerste pagina en tevens het visitekaartje van het barokboek. Een titelpagina zegt meer dan duizend woorden. Die titelpagina was in de vroege barok nog zeer statisch, met figuren die netjes rond de centrale titel en omschrijving stonden. Moretus en Rubens bliezen de uitstraling van het boek nieuw leven in. Vliegen er op die eerste bladzijde een duif en een arend boven een figuur, dan streeft die naar vrede. Trekt een vrouw met slangen in het haar (de Tweedracht) de poorten open van de tempel van de tweekoppige god Janus, dan staat de lezer een oorlogshistorie te wachten. Met die allegorische beeldtaal zette Rubens rijkelijk de inhoud in de verf. Zijn levendige, meer driedimensio-

denkende filosofie van Balthasar Moretus. Visual Editions is daar ĂŠĂŠn van. De uitgeverij giet bestaande boeken in een nieuw concept, met aanwijzingen die de lezer leiden. Ze knippen, plakken, verzetten paragrafen of keren het hele boek om. Door te experimenteren met grafisch ontwerp en techniek ontstaat een nieuwe leeservaring. De klassieke statische vormgeving wordt ook hier achtergelaten.

- 10-

nale figuren lieten hun ouderwetse voorgangers uit de vroege barok stof vergaren in de boekenkast. Al werd die lossere, weelderige stijl eerst niet door iedereen gesmaakt.

Balthasar I Moretus


TWEE HANDEN OP ÉÉN BOEK In 1608 klopt Peter Paul Rubens aan bij Balthasar I Moretus omdat zijn jongere broer, Philip Rubens, een boek wil uitgeven. Dit is de start van een lange vriendschap en samenwerking. Het huis van Moretus op de Vrijdagmarkt draagt er nog steeds sporen van. Zo bestelde Moretus negentien portretten bij de schilder, waarvan de meeste in het museum hangen. Al gauw leende Rubens zijn talent aan het maken van kleinere kunstwerkjes: de etsen voor titelpagina’s van boeken. Dit werd een ontspannende zondagsactiviteit voor de meester-schilder, die het nogal druk had in de week. Tot aan hun dood discussieerden de vrienden over hoe een boek er zou moeten uitzien en hoe je dit het beste kan lezen. Toen Rubens in 1640 overleed, schreef Moretus dat hij een van zijn beste vrienden had verloren. Hij zou de schilder nauwelijks een jaar overleven.

DE REGISSEUR ‘Ik zal uw boek uitgeven, maar helaas, hoe onbekwaam is uw graveur!’ Balthasar Moretus toont in brieven zijn duidelijke visie en wil als uitgever. De illustraties die auteurs met hun tekst meegaven, konden hem niet bekoren: ze waren ouderwets en slecht van kwaliteit, volgens hem. ‘Uw graveur bezorgt ons alleen maar werk in het verbeteren.’ De ene klant had wat meer overtuiging nodig dan de andere om Rubens’ barokke tekeningen in zijn boeken te laten drukken. Als die klanten toch toegaven, gingen hun boeken beter over de toonbank. Moretus eindigt triomfantelijk een brief naar de abt van Liessies dat hij ‘verwonderd was dat u genoegen vond in de sublieme inventies van Rubens, terwijl u vroeger gewoonlijk de meer eenvoudige van anderen verkoos.’ De alerte aanhouder won en was steeds van het begin tot het einde betrokken bij de productie van een uitgave.

VAN BRIEVEN TOT BOEK Wie waren de opdrachtgevers van Balthasar Moretus en Peter Paul Rubens? En hoe verliep de productie? Enkel door te graven in archieven komen de antwoorden naar boven. In Baroque Book Design laten brieven tussen de uitgever en auteurs (voornamelijk geestelijken) zien welke discussies er heen en weer werden geschreven. Het ontwerp van de titelpagina zorgde voor enig pennengekrabbel, of er werd bijvoorbeeld om extra tekst gevraagd zodat lege plekken konden worden gevuld. Uit een document dat een gedetailleerde berekening van de kosten bevat, halen we dan weer dat Moretus 16 gulden vroeg voor een mooie uitgave van het Breviarium Romanum in 1614.|

Silke Rochtus

BAROQUE BOOK DESIGN Tot 06.01.2019 Museum Plantin-Moretus Vrijdagmarkt 22, Antwerpen www.museumplantinmoretus.be - 11-


Flor Bex © Bob Van Mol


Flor Bex stond vanaf 1972 aan het hoofd van het Internationaal Cultureel Centrum en legde van 1987 tot 2002 mee de basis voor het huidige M HKA. ‘Ik ben bijzonder dankbaar dat ik in mijn carrière twee keer van een wit blad papier mocht beginnen’, benadrukt Bex. Op dat maagdelijk witte blad schreef hij meermaals een stukje kunstgeschiedenis. Uiteraard met James Lee Byars, de kunstenaar waarover nu een grootse tentoonstelling loopt in het M HKA. Maar ook met Office Baroque, het gebouw aan de Ernest Van Dijckkaai dat Gordon Matta-Clark tot architecturale sculptuur omtoverde.

bloed, maar de stap naar conceptuele en minimale kunst zette hij zelf. Flor Bex: ‘Leopold Van Esbroeck, een nonkel langs moederskant, zorgde ervoor dat ik in contact kwam met beeldende kunst. Van Esbroeck was een figuratief beeldhouwer en al heel jong – ik was amper twaalf denk ik – mocht ik hem helpen kappen in zijn atelier. Midden jaren zestig volgde ik aan de universiteit van Gent een opleiding kunstgeschiedenis en specialiseerde ik me in archeologie. Toen mijn vrouw – die voor het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen een sectie hedendaagse kunst cureerde – eind zestiger jaren ziek viel, mocht ik een eerste keer als curator inspringen. Intussen maakte ik

Cultureel Centrum (I.C.C.), de eerste publieke instantie voor hedendaagse kunst in Vlaanderen, die leemte op? Bex: ‘Het I.C.C. kwam er door toedoen van Frans Van Mechelen, de voormalige minister van Cultuur, die omstreeks 1970 overal in Vlaanderen sportcentra en culturele centra oprichtte. Ik stelde me kandidaat om directeur te worden, maar er was al iemand aangeduid voor de eerste twee jaren. Ludo Bekkers mocht van 1970 tot 1972 het I.C.C. leiden. Bekkers nam me evenwel aan boord als medewerker. Hij bleef in die jaren sterk vasthouden aan de contractuele verplichting om met tentoonstellingen en allerlei andere activiteiten een breed publiek te betrekken. Het

Het museale parcours van Flor Bex

‘Stiekem was ik begonnen aan een verzameling hedendaagse kunst’

Na het overlijden van Matta-Clark wilde Bex in de schoot van Office Baroque een nieuw museum oprichten. Bevriende kunstenaars uit binnen- en buitenland schonken werken, maar de plannen werden gekelderd en de sculptuur van Gordon Matta-Clark gesloopt. Het is een kras op Bex’ ziel, maar de schoonheid die door zijn handen ging, liet ook sporen na. ‘s Mans ogen fonkelen onverminderd.

Op een foto van een performance die James Lee Byars in 1969 in de befaamde galerie Wide White Space hield, zit Flor Bex op de derde rij van Byars ‘conceptuele vliegtuig’. Om maar te zeggen dat de jongeman toen al helemaal thuis was bij de incrowd van de conceptuele kunst. De artistieke interesse zat weliswaar in Bex’

zelf ook artistiek werk, maar omdat ik weinig tijd had, speelde die creatieve arbeid zich voor een groot stuk in mijn hoofd af. Het ging meer om het proces van het kijken en het vastleggen. Laat ons zeggen dat ik door tijdsgebrek “conceptueel” ben geworden.’ (lacht)

DROMEN VAN EEN MUSEUM Kort na de Tweede Wereldoorlog droomde Antwerps burgemeester Lode Craeybeckx al van een museum voor hedendaagse kunst voor zijn Scheldestad. Ook architect Léon Stynen was een voorvechter, maar zijn architecturale voorstellen bleven zonder gevolg. Uiteindelijk werd de bouw van een museum in de schoot van het Middelheim ingepland, maar dat project raakte niet vergund. Vulde het ontstaan van het Internationaal

- 13-

was dus lang niet alleen eigentijdse kunst die we in die eerste jaren op de Meir brachten. Toen ik in 1972 zelf werd aangesteld als directeur, heb ik uitdrukkelijker gekozen voor de jonge garde en het experiment.’ ‘Toch koester ik mooie herinneringen aan die samenwerking met Ludo Bekkers. Zo organiseerden we een tentoonstelling met werken op papier van Picasso. Toen de administratie omtrent het transport niet tijdig rond raakte, besloot ik vier dagen voor de opening zelf naar Parijs te rijden om de werken op te halen. Alleen moest ik op de terugweg wel de grens over. Met een auto boordevol werken van Picasso. Ik had me voorgenomen eerlijk te antwoorden op de vragen van de Franse en Belgische douane. “Rien à déclarer?”, vroegen de dou-


James Lee Byars, The Intellectual Murderer Shoes, 1975, collectie M HKA

Flor Bex: ‘“Rien à déclarer?”, vroegen de douaniers beurtelings. “Cent Picassos”, antwoordde ik twee keer. En ik mocht doorrijden’

aniers beurtelings. “Cent Picassos”, antwoordde ik twee keer. En ik mocht doorrijden.’

RATIONELE MINIMALE KUNST Een tentoonstelling over Picasso spoort niet meteen met de roemruchte verhalen over nieuwlichters als James Lee Byars en Gordon Matta-Clark. Dat meer radicale of experimentele aura waarmee het I.C.C. in het collectief geheugen belandde, kwam er dus pas na 1972. Bex: ‘In het Koninklijk Besluit over het I.C.C. stond dat het I.C.C. de actualiteit moest volgen en een labo moest zijn voor de nieuwste expressies. Daarom koos ik meer de kaart van de avant-garde en het experiment. Al sinds mijn studententijd in Gent volgde ik de hedendaagse kunstwereld op de voet en onderhield ik contacten in binnen- en buitenland. En soms gebeurde het ook gewoon toevallig. Tijdens mijn middelbare-

- 14-

schooltijd zat ik in een klas met nogal wat joodse medestudenten. Met een aantal onder hen raakte ik goed bevriend. Midden jaren zeventig liep ik een van hen opnieuw tegen het lijf. “Flor,” zei hij, “nu heb ik een straffe kunstenaar ontdekt in New York.” Door dat toeval kwam ik Gordon Matta-Clark op het spoor. Toen ik kennismaakte met zijn werk, heb ik hem meteen uitgenodigd om naar Antwerpen te komen. Maar om terug te komen op de identiteit van het I.C.C.: tussen 1972 en 1982 liet ik uiteraard vele artistieke strekkingen aan bod komen. Al had ik zelf misschien een bijzondere fascinatie voor wat ik een rationele minimale kunst zou noemen. Voor kunstenaars die met weldoordachte minimale ingrepen met licht, ruimte en materie een verbluffende ervaring creëren, een ervaring die altijd rationeel te reconstrueren of uit te leggen valt.’


dat ik al drie jaar bezig was met het I.C.C. toen Jan in 1975 begon in het S.M.A.K. Jan was eigenlijk een goede vriend. Verhalen dat ik over hem kan vertellen! Hij was een spontane roeper, ik was meer bedaard. Ik kende hem goed en kon hem kalm houden. Zonder naar hem te kijken, voelde ik zijn thermometer omhoog gaan. Dan legde ik mijn hand op zijn schouder en fluisterde: “Nu niet, Jan. Doe het niet. Hou je in …” Hij vloog zo graag uit hé!’ (lacht)

M HKA In 1982 komt er een einde aan het I.C.C. en in oktober 1985 wordt Bex benoemd tot directeur van het M HKA. Het museum zelf moest weliswaar nog verbouwd worden en zou pas in 1987 de deuren openen. Bex: ‘Ik vraag me soms af wat er gebeurd zou zijn, mocht ik tussen 1982 en 1987 – zoals Jan Hoet met het S.M.A.K. – gewoon hebben kunnen James Lee Byars, 5 in a Dress, private collectie Flor Bex voor het venster van zijn kantoor in het I.C.C. © Paule Pia

HERINNERINGEN AAN HOET Ook nu nog opperen sommigen dat er in Vlaanderen geen ruimte is voor verschillende museale spelers op het terrein van de hedendaagse kunst. Kon Bex indertijd fijn samenwerken met het PMMK (het huidige Mu.ZEE) van wijlen Willy Van den Bussche en het S.M.A.K. van wijlen Jan Hoet? Bex: ‘Ik moest altijd tussen die twee in gaan zitten, want zij konden het niet met elkaar vinden. Willy kon stug en minder toegankelijk zijn en Jan was meer een roeper. We hebben alle drie een ander tentoonstellingsen aankoopbeleid gevoerd. Van den Bussche ging in zijn aankoopbeleid veel verder terug in de tijd en was niet specifiek met het allernieuwste bezig. Jan veel meer natuurlijk. Eén keer hebben Jan en ik ongeveer tegelijkertijd een betonmolen van Wim Delvoye gekocht, maar ze waren erg verschillend van stijl. Vergeet ook niet

- 15-


voortwerken. Want in de tussentijd was er veel veranderd. Ik probeerde als directeur van het M HKA eerst en vooral museaal te verankeren wat ik in de periode van het I.C.C. had tentoongesteld. Maar de kunstwereld was ook veranderd. Bij sommige kunstenaars moest ik een veelvoud betalen voor een werk dat ik in de jaren zeventig voor een appel en een ei had kunnen verwerven. Maar het I.C.C. was geen museum en mocht dus niet aankopen. Al droomde ik zelf in die tijd al van een volwaardig museum en was ik stiekem een verzameling hedendaagse kunst beginnen aanleggen. Ik moest de werken die ik van kunstenaars kreeg, verstoppen. Later kon ik die werken gelukkig onderbrengen in de stichting Gordon Matta-Clark en zo belandden ze alsnog in de collectie van het M HKA. Maar goed, in de jaren negentig moest ik vaak meer dan een derde van mijn aankoopbudget spenderen aan één werk. Ik denk bijvoorbeeld aan het werk van Ilja Kabakov of de installatie van James Turrell op het dak. Aan dat werk van Turrell hing overigens niet alleen een stevig prijskaartje vast. We betaalden namelijk alleen voor de ontwerpschets en moesten dus de feitelijke bouw van de installatie nog zelf uitwerken en realiseren.’ Is het niet de eigenheid van het ICC en het M HKA dat grote namen als Kabakov of Turrell afgewisseld werden met kunstenaars die wat in de plooien van de kunstgeschiedenis zijn verdwenen? Het was een vraag die ik mezelf tijdens de voorbereiding van dit gesprek stelde. En dus nam ik een oude catalogus van het ICC mee met daarin nogal wat namen van kunstenaars die mij anno 2018 minder of helemaal niet vertrouwd zijn. Bex bladerde aandachtig door het boek, haalde herinneringen op aan de kunstenaars met wie hij had samengewerkt. En toen viel de pagina open op het nog altijd bijzonder fris ogende werk van ene Hubert Van Es, waarop Bex uitriep: ‘Dat ben ik! Dat

A37 90 89 © M HKA

is het pseudoniem waaronder ik als kunstenaar actief bleef ! Hubert Van Es is een verwijzing naar mijn tweede voornaam en de familienaam langs moederskant: Van Esbroeck.’ | Dennis

Van Mol JAMES LEE BYARS – THE PERFECT KISS Tot 20.01.2019 M HKA Leuvenstraat 32, Antwerpen www.muhka.be - 16-

Flor Bex: ‘Jan Hoet was een spontane roeper, ik was meer bedaard’


KANTTEKENING rond Claes Oldenburg had opgezet. Later werd hij onder meer directeur van het Ludwig Museum (Keulen) en curator van Manifesta 2014.

Peter Benoy was van 1991 tot 2005 directeur van Theater Zuidpool. Hij schildert en schrijft over beeldende kunst en theater.

Een artistieke groep of beweging moet niet lang bestaan om invloed te kunnen uitoefenen. Ook als ze is vergeten, kan haar impact groot blijven. Het korte bestaan van A 37 90 89 te Antwerpen van juli 1969 tot februari 1970 is hiervan een sprekend voorbeeld. Een tentoonstelling over dit project een halve eeuw later illustreert de betekenis ervan. Wat gaat er schuil achter deze enigmatische naam?

Initiatieven als de groep G 58 (19581962) en de Wide White Space Gallery (1966-1976) hadden begin jaren zestig van Antwerpen een van de belangrijke avant-gardecentra van West-Europa gemaakt. Anderzijds had mei ‘68 vele kunstenaars aangezet om cultuurpolitiek, museumbeleid, censuur en de positie van de kunstenaar in vraag te stellen en daarrond acties te ondernemen. ANTI-MUSEUM, ANTI-GALERIE Op 24 mei 1969 tekenden onder anderen Marcel Broodthaers, de onlangs overleden Jef Cornelis, Anny De Decker, Maria Gilissen, Kasper König en Bernd Lohaus – ten huize van de Brugse kunstverzamelaar Hubert Peeters – een blauwdruk van ‘een anti-museum, een anti-galerie en een communicatiecentrum met internationale informatie’: A 37 90 89. De 26-jarige König werd als coördinator aangeduid; de Duitser had al een zekere faam omdat hij drie jaar eerder in het Stockholmse Moderna Museet een spraakmakende tentoonstelling

A 37 90 89? De A staat voor bijvoorbeeld aanvang, Antwerpen, anoniem, actie … De cijfers vormden een telefoonnummer waar je 24 uur op 24 te woord werd gestaan. Het hoofdkwartier werd gevestigd in de Beeldhouwersstraat 46 – nabij het KMSKA en de Wide White Space Gallery – achter een in goud geschilderde façade. Terwijl de landing van Apollo 11 op de maan live op tv te zien was, begon hier op 21 juli 1969 het korte, maar avontuurlijke bestaan van A 37 90 89 met een champagneontbijt.

A 37 90 89 WORLD QUESTION CENTER In de loop van de volgende maanden kon je er onder meer het Musée d’Art Moderne, Département des Aigles bezoeken, waarmee Marcel Broodthaers het artistiek institutioneel systeem bekritiseerde. De performance World Question Center van de Amerikaan James Lee Byars – momenteel ook onderwerp van een expo in het M HKA (zie interview met Flor Bex) – werd live uitgezonden op de nationale omroep. Intellectuelen werden uitgenodigd om telefonisch relevante vragen te stellen, die dan werden bediscussieerd door de in een cirkel gezeten aanwezigen, gekleed in uniforme gewaden. Ook kon je in A 37 90 89 getuige zijn van een environment in sound and light with singing van La Monte Young en Marian Zazeela, of van een Fluxus Concert van Ben Vautier.

- 17-

Film was een belangrijke pijler van de activiteiten; wekelijks werden maatschappijkritische en dikwijls erg omstreden films vertoond, die geen kans maakten in het reguliere circuit: Un Chant d’Amour (1950) van Jean Genet, de documentaire No Vietnamese Ever Called Me Nigger van David Weiss (1968), of Now – Racismus in U.S.A. (1964). A 37 90 89 publiceerde overigens ook een lijst van de Antwerpse cafés die afficheerden dat Noord-Afrikanen of kleurlingen niet werden toegelaten. PROJECTRUIMTE AVANT LA LETTRE Hoe fris en wervelend de intenties en de dynamiek van de eerste maanden ook waren, na diverse meningsverschillen kwam er in februari 1970 een einde aan de activiteiten van het gouden huis. De archieftentoonstelling in het M HKA is gedocumenteerd met een boeiende reeks zwart-witfoto’s van Maria Gilissen, die destijds de heftigheid van dit jonge artistieke geweld in beeld bracht. Momenteel loopt ook in de Neuer Berliner Kunstverein een tentoonstelling over A 37 90 89 – Die Erfindung der Neo-Avantgarde. De curatoren stellen dat A 37 90 89 ‘op een beslissende manier de ontwikkeling van de projectruimtes over heel de wereld heeft beïnvloed en tot voorbeeld diende voor latere modellen en voor alternatieve projectruimtes, galeries en gelijkaardige initiatieven.’ Beseften wij dat destijds? Niet, denk ik. We leefden in een tijdsgewricht waarin vernieuwing de logica zelf was.

| Peter Benoy

A 37 90 89: BEYOND THE MUSEUM Nog tot 06.01.2019 M HKA Leuvenstraat 32, Antwerpen www.muhka.be


DE OPENBARE RUIMTE Overal is kunst te vinden. In musea en galeries, maar ook op rotondes en pleinen, in parken, op daken en in gevels van gebouwen ... Achter veel van die kunstwerken schuilt een boeiend verhaal. Sommige daarvan kennen we nog, andere worden al jaren niet meer doorverteld. Achteloos lopen we voorbij deze stille maar zo vertrouwde getuigen. 100% EXPO trekt de straat op en vertelt hun vergeten verhaal.

Model van het standbeeld van Jozef Cantré ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Peter Benoit in 1934. In de collectie van het Museum van Deinze en de Leiestreek (mudel) bevindt zich een voorontwerp van het volledige beeld in gepatineerd gips. Enkel het hoofd van Benoit werd in steen uitgevoerd. Dat beeld bevindt zich op de Wapper in Antwerpen, maar zou vast ook tot zijn recht komen op het vernieuwde Operaplein. Foto Operaplein Antwerpen © Bert Deben

Peter Benoit op de Wapper. Wie heden ten dage over het nieuw aangelegde, autovrije, ietwat kale operaplein flaneert, zou zijn gedachten zomaar kunnen laten aanmeren in een mistig verleden. Daarin vloeide op deze plek een bescheiden verkeersstroom langs een imposant monument. Het ging om een beeldhouwwerk dat Peter Benoit (1834-1901) memoreerde, componist en geestelijk vader-directeur van het Antwerps conservatorium én de Vlaamse Opera. In editie vijftien

- 18-

beschreven we in deze rubriek al hoe dit ontwerp van Henri Van de Velde – ondertussen in volle glorie hersteld – een nieuwe haven vond in het Harmoniepark. Dat monumenten wel vaker een speelbal van het lot en bureaucratie zijn blijkt onder meer uit een ander beeld met Benoit als onderwerp.


EEN OPDRACHT VOOR JOZEF CANTRÉ Cantré is een vertegenwoordiger van het Vlaams expressionisme. Een belangrijk deel van zijn ontwikkeling maakt hij door tijdens een twaalfjarig verblijf in Nederland. Tijdens de Grote Oorlog was hij er als banneling heen getrokken omwille van zijn pacifistisch verzet en betrokkenheid bij de Gentse socialisten. Niettemin onderhoudt hij nauwe contacten met Vlaanderen en Brussel. De vele en innige banden met schrijvers en andere kunstenaars leveren hem opdrachten op voor illustraties, boekomslagen, monumenten. Met een bevriend wever richt hij twee Nederlandse passagiersschepen in met houtsnijwerk van internationaal niveau. Zijn stijl is krachtig, evenwichtig en compact, en doorspekt met schalkse humor. Later in zijn carrière wordt zijn werk beweeglijker. In zijn typische stijl met elegante lijnvoering stelt de beeldhouwer Peter Benoit, de ‘levenswekker van de nieuwe Vlaamse muziek’, voor als een in een mantel gehulde, zittende figuur. Het hoofd is naar links gedraaid, de rechterarm hangt losjes over de knie, de linkerarm is gebogen en de linkerhand wijst terloops naar het hart. Tegen de linkerflank leunt een kleine figuur, een muze wellicht.

Of toch niet?;-) In 1930 wordt in Harelbeke, Benoits geboorteplaats, een comité vol prominenten opgericht om de festiviteiten rond de honderdste geboortedag van de componist in 1934 in goede banen te leiden. De Kortrijkse architect Richard Acke wordt belast met het ontwerp van een monument. Voor het aanstellen van een beeldhouwer krijgt hij carte blanche. Hij laat zijn keus vallen op Jozef Cantré (18901957), beeldhouwer, houtsnijder en graficus.

Cantré werkt steevast naar maquette, om het eindwerk vervolgens direct uit de steen te houwen. In Nederland wordt een stuk steen gevonden dat groot genoeg is voor het hoofd, zodat hij alvast van start kan. De rest van het drie meter hoge beeld zal later volgen.

ONVOLTOOIDE ZAKEN Ondertussen is de financiering van het beeld nog niet rond, ondanks oproepen in kranten, waarbij ook

- 19-

Nederlanders en Zuid-Afrikanen die de Groot-Nederlandse gedachte genegen zijn, worden aangesproken. Bovendien weigert de in Parijs woonachtige barones die op dat moment eigenares is van Benoits geboortehuis, toestemming te geven om het beeld op een plantsoen tegenover het huis te plaatsen. Op de geboortedag van de componist wordt het intussen voltooide hoofd ingehuldigd. In afwachting van de verdere uitwerking staat het in de tuin van de kunstenaar, maar WO II verhindert definitief de voltooiing van het volledige ontwerp. In 1951 wordt het beeld verworven door Stad Antwerpen, die het eerst een plek geeft in het Middelheimmuseum. Op initiatief van de werkgroep Beeld in de Stad verhuist het in 1986 naar de Wapper in de binnenstad. Cantré spreekt in een schrijven aan de stad nadrukkelijk zijn goedkeuring uit over de plek. Het hoofd staat er op een metalen console, ingemetseld in de betonnen scheidingswand die tegenwoordig geliefd is bij graffitispuiters en urban runners. De lege blik van Benoit rust op het Rubenshuis schuin tegenover het beeld: wellicht een verwijzing naar Benoits Rubenscantate die bij de inhuldiging in 1934 werd opgevoerd. De toondichter lijkt te mijmeren over onvoltooide zaken. Op zijn grafmonument op het Schoonselhof na heeft hij het niet getroffen met zijn herdenkingstekens..| Lise Lotte ten Voorde Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van het boek Jozef Cantré; beeldhouwer & houtsnijder van Peter J.H. Pauwels (2017) en de gulle hulp van Marina Verhoeven, bibliothecaris van het Middelheimmuseum.


Berlinde De Bruyckere, It almost seemed a lily Š Mirjam Devriendt


BESLOTEN HOFJES

Vermoedelijk denkt u bij het werk van Berlinde De Bruyckere spontaan aan de zware, pijnlijke kant van het leven, delicaat omgezet in donkere, maar prachtige beelden. Voor haar nieuwe tentoonstelling in Mechelen gooit ze het over een compleet andere boeg: ze exploreert erotiek.

In het atelier van De Bruyckere in Gent staat een perfect uitgewerkte maquette van haar nieuwe tentoonstelling voor het Mechelse Hof van Busleyden. It almost seemed a lily, zo doopte ze die expo, die geïnspireerd werd door de Besloten Hofjes die in Mechelen te zien zijn. Deze zestiende-eeuwse, door Mechelse gasthuiszusters gemaakte retabelkastjes verbeelden een toevluchtsoord. Een miniatuurparadijs dat De Bruyckere aanzette om nieuw werk te creëren: een reeks grote sculpturen en een serie tekeningen. Allebei sensueel en erotisch.

Onlangs waren haar iconische opgezette paarden te zien in het M HKA, geselecteerd door Luc Tuymans voor zijn baroktentoonstelling Sanguine/Bloedrood. Maar al in 2013 won Berlinde De Bruyckere bekendheid bij het grote publiek, toen ze ons land representeerde op de Biënnale van Venetië. Het jaar erop kreeg ze een grote solo in het S.M.A.K. Nu toont ze voor het eerst sinds 2014 nieuw werk in eigen land: tekeningen en een reeks grote sculpturen in zware houten bakken aan de muur. Voor die nieuwe werken liet ze zich inspireren door de huisvlijt van zestiende-eeuwse gasthuiszusters.

De Bruyckeres eerste kennismaking met zo’n retabelkastje dateert al van 2016. ‘In een tentoonstelling in Leuven zag ik voor het eerst een Besloten Hofje’, vertelt ze. ‘Vooral de veelheid en de complexiteit ervan fascineerden me. Ik ken Lieve Watteeuw, die de Hofjes gerestaureerd heeft, heel goed. Zij heeft me uitgenodigd om in Mechelen te komen kijken naar de restauratie, en daar is het idee ontstaan om werk van mij te confronteren met de Hofjes.’

Mystieke seks BERLINDE DE BRUYCKERE EXPLOREERT LUST EN PASSIE

‘Je herkent in die miniatuurtuintjes natuurlijk de sculptuurtjes van Maria met de eenhoorn, Christus aan het kruis, of Maria Magdalena. Maar die personages uit de religieuze kunst zitten vervat in een veel grotere complexiteit. Het thema van de gesloten hof spreekt enorm tot de verbeelding: het is een plek van vrijheid, van lust. Toch is dat thema niet opdringerig aanwezig. Het is als een geheim dat zich niet zomaar prijsgeeft. Je kan niet al die lagen vatten in een eerste lezing. Pas als je veel langer kijkt, openen zich andere verhaallijnen.’

BERLINDE DE BRUYCKERE: ‘HET THEMA VAN DE GESLOTEN HOF SPREEKT ENORM TOT DE VERBEELDING: HET IS EEN PLEK VAN VRIJHEID, VAN LUST’

DE METAMORFOSE VAN BLOEMEN Hoewel er tussen het ontstaan van de Besloten Hofjes en haar werk meerdere eeuwen liggen, vond De Bruyckere een rechtstreekse link: ‘Toen ik de fijn genaaide lelies in die Hofjes zag, ben ik in mijn fotoarchief gedoken. Plots viel het me op dat ik door de jaren heen ontzettend veel lelies had gefotografeerd. Mijn inspiratiebronnen zijn vaak oude meesters – in dit geval de Besloten Hofjes – maar tegelijkertijd is mijn werk altijd actueel. Ik leg steeds een link met

- 21-


Besloten Hofje met calvarie, detail, Hof van Busleyden

vandaag. Hier zijn dat bloemen die in mijn woonkamer hebben gestaan.’ ‘Vaak gaat mijn werk over vergankelijkheid. Ik merkte ook dat ik vooral foto’s nam van verwelkte lelies. De constante metamorfose van de bloemen boeit me: eerst zijn ze gesloten, dan bloeien ze en verspreiden ze hun geur in de kamer. Die allesoverheersende geur van lelies hangt voor mij heel sterk samen met emotie, erotiek, lust en passie. Ik heb de lelies dan ook zo gefotografeerd dat ze zeer erotisch worden: de bloembladen, de stamper en de meeldraden zijn bijna vruchtbaarheidssymbolen of geslachtsorganen. Dat past perfect bij het thema van de Besloten Hofjes.’ ‘De Besloten Hofjes zijn gemaakt voor de privécellen van de zusters, om de Tuin van Eden te aanbidden. Dat zal ongetwijfeld een manier geweest zijn om ook lijfelijk één te worden met Christus, hun bruidegom. Het gaat dus

Besloten Hofje, detail, Hof van Busleyden

- 22-


om seksuele beleving, maar dan op een mystieke manier. Denk bijvoorbeeld aan de symboliek van de eenhoorn, die alleen maar getemd kan worden als hij in de schoot van de maagd slaapt. Dat is volop lust.’

zitten gaten in, sporen van geweld. Waar dekens in haar oeuvre tot nu toe bescherming boden, lijken ze nu te staan voor verwoesting. De Bruyckere: ‘Mijn nieuwe werk met dekens en stapelingen is inderdaad zeer cru. Voor het eerst weet ik niet of er eigenlijk wel hoop in zit. Net daarom zie ik deze tentoonstelling in Mechelen als tegenhanger. Met lust en passie als nieuwe thema’s, net als overleven en doorgeven.’

Tegenover de kleinheid en fijnheid van de tuintjes plaatste De Bruyckere grof geweld: grote bakken met sculpturen van uitvergrote lelies. De Bruyckere: ‘Die schaalvergroting vond ik nodig. Tot nu toe had ik alleen met schaal 1 op 1 gewerkt. Als ik een werk maakte met een menselijke figuur, goot ik een mens af; als ik een werk maakte met een boom, goot ik een boom af. Nu heb ik voor het eerst dingen uitvergroot, want de schaal van een bloem was me veel te klein. Ik wilde geen bloemen mouleren en daar kleine hofjes mee maken. Het is alsof dat hofje in mijn hoofd ontploft is tot iets veel groters.’

Transformeren en overleven: die thematiek zit in de manier waarop de Besloten Hofjes gemaakt werden. Ze groeiden in de loop der tijden. Steeds werden er dingen aan toegevoegd. De Bruyckere: ‘Het is niet zoals een schilderij: wanneer een doek af is, blijft het zoals het is. Die hofjes zijn door de eeuwen heen blijven transformeren. Verschillende mensen hebben ze steeds verder opgeladen met betekenis en materiaal. Er kon een reliek bijkomen of een amulet of een stukje tekst. Dat werd er telkens bijgenaaid. Dat handwerk, en de tijd die erin gegaan is, vind ik zo mooi.’

Dat betekende ook dat De Bruyckere niets had om af te gieten. Ze moest zelf een vorm zoeken: ‘Die heb ik gevonden in koeienhuiden, materiaal waar ik al vaker mee gewerkt heb. Ik ben koeienhuiden beginnen inschilderen, en terwijl ze nog warm waren, heb ik er bloembladen mee gevormd. Mijn bloemen zijn dus opgebouwd uit huid, vlees, de binnenkant van vel. Daardoor krijgen de bloemen iets zeer menselijks en lichamelijks. Supererotisch.’

Op een gelijkaardige manier laadde De Bruyckere haar sculpturen op met betekenis: de kaders rond de bakken zijn gemaakt van eikenhout uit de achttiende eeuw. De Bruyckere: ‘Het was de overschot van een plankenvloer die ik bij mij thuis gelegd had. Prachtig materiaal dat al veel meegemaakt heeft.’ In een ander werk gebruikte ze behangpapier uit 1830. ‘We hebben ons huis gerestaureerd. De wanden waren bespannen met textiel en behangpapier. Ik kon het niet over mijn hart krijgen om het weg te gooien, dus ik heb dat op zolder bewaard. Toen het idee voor deze werken kwam, wist ik meteen dat ik de restanten van de vloeren en het behangpapier kon gebruiken.’

TRANSFORMEREN EN OVERLEVEN Het werk van De Bruyckere wordt vaak verbonden met dood en misvorming. Al was er ook altijd een positieve boodschap in te vinden, in de vorm van hoop of schoonheid. Maar onlangs toonde ze in Groot-Brittannië nieuw werk dat toch vooral érg donker kleurde. Monumentale stillevens uit halfvergane, rafelige, verkleurde dekens. Er

In de laatste kamer van It almost seemed a lily geeft De Bruyckere een inkijk in de restauratie van een hofje. Daniël en de Leeuwenkuil is nog niet afgewerkt, een unieke kans om het retabelkastje te bekijken wanneer het volledig uitgerafeld is. Alle zorgvuldig gemaakte onderdelen liggen uitgespreid op een tafel. De Bruyckere: ‘Zo kan je pas echt de veelheid van zo’n hofje zien. En je de stress bedenken die erbij komt kijken om alles er weer in te krijgen. Een gelijkaardige stress voel ik wanneer ik zo’n grote bak met lelies maak. De bladeren maken we in was, maar nadien moeten ze met ijzer versterkt worden en opnieuw in hun kader gepast worden. Altijd een spannend moment.’ |

BERLINDE DE BRUYCKERE: ‘NU HEB IK VOOR HET EERST DINGEN UITVERGROOT, WANT DE SCHAAL VAN EEN BLOEM WAS ME VEEL TE KLEIN’

Jozefien Van Beek IT ALMOST SEEMED A LILY 15.12.2018-12.05.2019 Hof van Busleyden Sint-Janstraat 2a (ingang via de tuin), Mechelen www.hofvanbusleyden.be

- 23-


Léon Stynen, architect EEN OVERZICHTSTENTOONSTELLING IN DESINGEL BIO Léon Stynen (Antwerpen, 1899-1990) was een Belgisch architect, stedenbouwkundige en ontwerper. Hij studeerde architectuur in de beaux-artstraditie aan de Antwerpse academie. In 1948 werd hij er directeur van de architectuurafdeling, om twee jaar later directeur te worden van het Ho-

- 24-

ger Instituut voor de Sierkunsten Ter Kameren. In 1963 werd hij de eerste nationale voorzitter van de Orde van Architecten. Bekende gebouwen van Stynen zijn deSingel, de BP-building en de casino’s van Oostende en Knokke.


om het gebouw van deSingel te (her)ontdekken. Via een architecturale wandeling kom je via de binnentuinen en de wandelgangen op het dak, een verborgen parel voor het grote publiek.

DE GEBOORTE VAN HET ARCHITECTUURARCHIEF Het is niet toevallig dat uitgerekend dit jaar werd omgedoopt tot het Stynenjaar. Begin 2018 kreeg het Vlaams Architectuurinstituut de opdracht van de Vlaamse overheid om het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen mee op te nemen in zijn werking. Tot dan toe mocht het VAi geen eigen collectie beheren. Deze verschuiving heeft ervoor gezorgd dat het VAi zich vanaf nu zowel kan bezighouden met contemporaine architecten als met architectuurarchieven. Dirk Laureys, collectiebeheerder van het Architectuurarchief Vlaanderen: ‘Het Stynenjaar was een eerste aanleiding om uit te pakken met een grote tentoonstelling die onze huidige werking laat zien. Daarom ligt de nadruk in de expo op het archief en het archiefmateriaal. Het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen bestaat dit jaar tevens dertig jaar. Het was Stynen zelf die dertig jaar geleden als eerste zijn collectie aan de Provincie schonk.’

NINA SERULUS: ‘WE STELLEN VOOR HET EERST ORIGINELE DOCUMENTEN UIT HET ARCHIEF VAN STYNEN TENTOON’

Door deze schenking werd Stynen, zonder dat hij het kon vermoeden, de grondlegger van het huidige Architectuurarchief Vlaanderen. Nina Serulus, projectleider van dit archief, benadrukt dat het van 1990 is geleden dat er nog een tentoonstelling aan Stynen is gewijd: ‘Die expo, waarvoor Stéphane Beel de scenografie had uitgedacht, vond ook plaats in deSingel. Er werden toen enkel reproducties getoond op grote lichtbakken. In Léon Stynen, architect stellen we voor het eerst originele documenten uit zijn archief tentoon.’

Léon Stynen was een veelzijdig architect. Met een arsenaal aan projecten – veelal in Antwerpen, maar ook daarbuiten – heeft hij zijn stempel gedrukt op ons modernistisch erfgoed. Vreemd genoeg is hij vrijwel onbekend bij het grote publiek. Het Vlaams Architectuurinstituut pakt daarom tijdens dit Stynenjaar uit met een grote archieftentoonstelling, die een overzicht biedt van het indrukwekkende oeuvre en archief van Léon Stynen. Dit eerbetoon vindt plaats in kunstcampus deSingel, ook wel bekend als Stynens stenen testament.

SCHATKAMER Curatoren Bart Tritsmans en Nina Serulus tonen origineel ontwerpmateriaal van Stynen in een scenografie die werd uitgedacht door het jonge Antwerpse architectenbureau Eagles of Architecture. Daarnaast nodigen houten gevelstructuren en foto’s van Filip Dujardin uit

De curatoren zijn voor deze expo in dialoog gegaan met Eagles of Architecture. Het architectenbureau heeft de exporuimte van deSingel omgetoverd tot een heuse schatkamer, die volhangt met ontwerptekeningen, krantenknipsels en ander beeldmateriaal van zowel bestaande als

- 25-


Foto’s van boven naar onder Casino-Kursaal Oostende, 1947-1952, Léon Stynen Léon Stynen, eigen woning, tentoonstellingswijk Antwerpen, 1932 Stoel voor Expo’58, 1957, Léon Stynen - C&A, Antwerpen, 1961-62

niet gerealiseerde projecten. Zelfs een venster werd zijn doorkijk ontnomen, wat de curiositeit van de bezoeker in de aangrenzende foyer verhoogt. Bart Tritsmans, hoofd tentoonstellingen bij het Vlaams Architectuurinstituut: ‘Een van de redenen waarom wij hen hebben gevraagd, is omdat zij wekelijks projecten van moderne meesters bestuderen en hertekenen. Het idee dat zij zich zo inwerken in de ontwerpmethodiek van een andere architect, sprak ons aan. Deze ontwerpmatige visie bleek een waardevolle

- 26-


WANDELING OVER DE DAKEN

aanvulling op de historische blik die wij hebben vanuit het archief en vanuit ons onderzoek.’

Naast authentiek ontwerpmateriaal tonen, wil het VAi ook mensen aanmoedigen om het gebouw deSingel te herontdekken. Om de ruimtelijke ervaring van de kunstcampus tijdelijk te versterken, is een fotowandeling geïnstalleerd. Tritsmans: ‘Met het Stynen-parcours leiden we mensen door deSingel, via de binnentuinen en over de terrassen tot op de daken. We dagen hen uit om met een frisse blik naar het gebouw te kijken en te ontdekken hoe uitzonderlijk de architectuur is. Veel mensen lopen hier binnen en vinden dat vanzelfsprekend. Het is net die vanzelfsprekendheid die aantoont hoe goed dit gebouw werkt en hoe mooi deze kunstcampus nog altijd is.’

Het was voor de organisatie een titanenwerk om de duizend archiefdozen te doorworstelen en daaruit een heldere tentoonstelling samen te stellen. Tritsmans: ‘Om deze schatkamer te vullen, hebben we een beredeneerde selectie moeten maken. Een lage balk onderaan op de muur toont de belangrijkste projecten van Stynen in chronologische volgorde, van 1921 tot 1980. Deze band loopt de volledige zaal rond en is geschilderd in hoogglans – een nuanceverschil met de rest van de muur, die mat is afgewerkt. De bovenste helft van de muur toont de verschillende schalen waarop Stynen werkte. Vertrekkend van de schaal van het landschap wordt ingezoomd tot op detailschaal.’ Met deze dubbele leidraad wil het VAi de verschillende facetten van Stynens werk belichten en de focus leggen op de veelheid en de variatie binnen zijn oeuvre. Serulus: ‘Een van de aspecten die we uitlichten, is hoe Stynen de circulatie in gebouwen ontwerpt. Die is telkens heel ruim en genereus. Kijk bijvoorbeeld naar de wandelgangen in deSingel. Hij heeft echt gestreden om die zo breed te

BART TRITSMANS: ‘GEBOUWEN DIE ZO VERNIEUWEND ZIJN EN CRUCIAAL VOOR DE ARCHITECTUURGESCHIEDENIS MOETEN DRINGEND WORDEN AANGEPAKT’

Op vraag van de curatoren heeft Filip Dujardin, gerenommeerd architectuurfotograaf, vanuit een hedendaags perspectief de gebouwen van Stynen benaderd. In en rond deSingel hangen 14 van zijn foto’s op groot formaat. Op die manier wordt de bezoeker uitgenodigd om zeker ook de binnentuinen en het dak te betreden, zoals Stynen binnen zijn initiële ontwerp voor ogen had. Serulus benadrukt: ‘Die terrassen zijn er om te bewandelen. Ze maken deel uit van de architecturale wandeling. In het initiële ontwerp was er geen sprake van de snelweg die nu naast het gebouw loopt. De omgeving was nog een vestiginglandschap met heuvels en water, natuurlijke elementen vanwaaruit Stynen als ontwerper vertrok en die voor hem van enorm belang waren. Nu is het er minder aangenaam toeven door het lawaai van de autostrade.’ Zo kan men zich afvragen of deSingel als gebouw niet nog veel rijker had kunnen zijn, als Stynen bij de inplanting geen plaats had moeten maken voor die autostrade.

GEBREK AAN NAZORG Onder de noemer Stynen op schaal bouwt Eagles of Architecture samen met studenten van het H. Pius X-instituut Antwerpen en Don Bosco Hoboken aan houten mockups van bestaande gevelstructuren die refereren aan de stijl van Stynen. Met dit project wil het VAi jongeren enerzijds bewustmaken van het werk van Stynen en anderzijds uitdagen om in dialoog te gaan met modernistisch erfgoed. Omdat de nalatenschap van Stynen nog altijd weinig bekend is, organiseert Expeditie De Stad in het kader van Stynen2018 wandelingen en fietstochten langs een mooi selectie van zijn ontwerpen. Helaas zijn niet alle gebouwen in even goede staat bewaard. Slechts veertien projecten van Stynen zijn als monument beschermd. Maar dat wil volgens Serulus niets zeggen: ‘Het project Hof ten Bos, een rustoord voor kinderen in Brasschaat dat werd gebouwd in 1937, hebben wij bezocht met een internationale delegatie. De staat waarin het gebouw zich bevindt, is echt beschamend. Enkele niet beschermde pri-

mogen maken. Een muziekstudent moest met zijn instrument naast zich kunnen lopen en ondertussen nog kunnen babbelen met een medestudent. De circulatieruimtes zijn verblijfsruimtes geworden.’ Die royale ruimtelijke aanpak is ook terug te vinden in de uitzonderlijk brede en luie trap in de inkomhal van deSingel. Stynen kiest vaak voor een zachte manier van circuleren, wat de architecturale beleving van zijn ontwerpen heel bijzonder maakt.

- 27-


véwoningen zijn daarentegen in heel goede staat dankzij de jarenlange zorg van de eigenaars. Wij hopen een debat over die problematiek op gang te brengen.’ Ook volgens Bart Tritsmans zijn veel gebouwen toe aan een opknapbeurt: ‘Gebouwen die zo vernieuwend zijn en cruciaal voor de architectuurgeschiedenis moeten dringend worden aangepakt. Wij hopen dat dit project tot bewustwording leidt, en dat de overheid zich realiseert dat we goed voor ons modern erfgoed moeten zorgen.’

ANONIEME MAKER. HOELANG NOG? Ondanks het arsenaal aan architecturaal erfgoed dat hij heeft voortgebracht, blijft Léon Stynen een anonieme maker. ‘In 1965 en in 1990 verschenen gelijkaardige berichten in de pers. Iedereen kent het werk van Léon Stynen, maar niemand kent de maker ervan. Dat is anno 2018 helaas nog niet veranderd’, vertelt Dirk Laureys. Daar moet deze tentoonstelling verandering in brengen.

Foto gemaakt door Léon Stynen bij zijn bezoek aan Chandigarh in 1963 (Privéarchief familie Stynen)

Stynen in Chandigarh In 1963 bezocht Léon Stynen de stad Chandigarh in India, een ontwerp van zijn grote voorbeeld Le Corbusier. Stynen maakte als architectuurfotograaf een fotoreeks die hij later naar Le Corbusier stuurde. In deze tentoonstelling binnen de reeks Architectuurkabinetten worden deze foto’s voor het eerst getoond. In Chandigarh haalde Stynen onder andere inspiratie voor de betonnen muur met organische openingen in deSingel, ook wel bekend als de ‘patattenmuur’.

Bovendien is er een nieuwe en zorgvuldig samengestelde publicatie: Léon Stynen. A Life of Architecture (1899-1990). Dit Engelstalig boek met diepgravende essays is veel meer dan louter een tijdsdocument naar aanleiding van de tentoonstelling. Tritsmans: ‘We wilden geen catalogus maken, omdat die zo vergankelijk is. We merken dat een monografie over een architect soms dertig jaar moet meegaan. De publicatie bij de tentoonstelling over Stynen in 1990 was de laatste die over hem was gemaakt. Je moet proberen om je publicaties los te koppelen van het moment van de tentoonstelling en ze te laten voortleven in de decennia die volgen.’ Deze publicatie zal, samen met de mooi vormgegeven tentoonstelling, hopelijk een nieuwe generatie doen warmlopen voor de realisaties van een modernistisch architect die zijn tijd ver vooruit was. | Louise Goegebeur

LÉON STYNEN, ARCHITECT Stynen-parcours (wandeling) Stynen op schaal (installatie) Tot 20.01.2019 ARCHITECTUURKABINET. STYNEN IN CHANDIGARH 04.12.2018-20.01.2019 deSingel Desguinlei 25, Antwerpen www.vai.be – www.desingel.be Wandelingen en fietstochten Léon Stynen Tot 13.01.2019 Expeditie De Stad www.expeditiedestad.be

- 28-


Geplukt uit de dag, gestolen uit de nacht HOERA WEL EVEN NOG: LIEVEN SEGERS IN BASE-ALPHA

- 29-


Op de tweede verdieping van een woonhuis in de Antwerpse Sint-Laureisstraat glipt een witte kat door een open raam naar binnen. Ze trippelt via de trap naar beneden en verdwijnt in het atelier van Lieven Segers. Hij heeft er enkele werken uit een vorige tentoonstelling, figuren met verwrongen gezichten, uitgestald. Nog een verdieping lager, in zijn souterrain, bereidt hij zijn nieuwe tentoonstelling voor. Onlangs werd Segers ook voorzitter van het NICC. Lieven Segers werk bestaat vooral uit tekeningen en tekst. Korte fragmenten, geplukt uit zijn leefwereld, vormen de rode draad. Voor een tentoonstelling in 2017 die Niets aan de hand, niets in de mouw, niets tegen de muur heette, baseerde hij zich op flarden tekst die via sms tot hem kwamen. Die leverden hem een verzameling nachtelijke, dronken gedachten op. Lieven Segers: ‘Ik ben afgestudeerd

als fotograaf, maar snel daarna, rond 2000, ben ik beginnen tekenen. Het voordeel van geen opleiding schilderof tekenkunst gevolgd te hebben, is dat je redelijk vrij en zonder bagage kan werken. Terwijl ik tekende en schreef, merkte ik dat ik werkte zoals ik fotografeerde. Je komt iemand tegen, je hebt een gesprek en er blijft iets hangen. Daarover kan je tekenen of schrijven. Het is net zoals een fotograaf die nieuwsgierig rondwandelt en een bepaald detail kadreert. In mijn werk ga ik op zoek naar nieuwe vormen voor die fragmenten. Vaak komen mijn teksten uit de nacht, zoals ook bij mijn vorig project het geval was. Toen werkte ik met sculpturen, wat ik nooit eerder had gedaan en avontuurlijk was voor mij als kunstenaar. Voor mijn volgende tentoonstelling wil ik door een gebied wandelen waar ik al ben geweest en dingen herontdekken die ik misschien ben vergeten.’

LIEVEN SEGERS: ‘GOEDE HUMOR HEEFT ALTIJD TE MAKEN MET GEVAAR, NET ALS KUNST’

Voor zijn huidige tentoonstelling nam Segers een oud werk onder de loep. Naast een fragmentarisch karakter bevat het nog iets dat zijn oeuvre typeert: humor. Segers: ‘Ik werk dit keer met houten

vormen. Het zijn speelse achtergronden voor teksten die ik heb geplukt en gestolen uit gesprekken. In mijn atelier vorm ik die om: woorden worden anders gepositioneerd en ik schrijf met mijn linkerhand in een bevreemdend lettertype. Het allerfijnste vind ik dat ik uiteindelijk niet meer weet waar de teksten in mijn werk vandaan komen. Maar ze vormen wel een portret van wat ik heb gezien en kunnen op verschillende manieren worden ingevuld. De teksten beginnen opnieuw tegen je te spreken. Daarover gaat het. De titel van de expo komt van een oud werk: Hoera we leven nog. Door met de letters te spelen en de L te verplaatsen, ontdekte ik een tweede zin, die een grappige maar ook melancholische kijk geeft op de eerste: “Hoera, wel even nog”. Het besef dat het nog wel even gaat duren, vond ik een grappig uitgangspunt. Ik zie de humor van melancholie wel in. Goede humor heeft ook altijd te maken met gevaar, net als kunst. Kunst mag geen veilig gebied zijn; het mag best wel een beetje stout en tegendraads. De vraag is uiteindelijk: kan het, of kan het niet? Als maker wil ik in de wereld staan, dingen die ik niet begrijp naar binnen trekken en ze dan gemuteerd terug in de wereld gooien.’

- 30-

Onlangs werd Lieven Segers aangesteld als nieuwe voorzitter van het NICC, een sociale en artistieke organisatie die fungeert als bemiddelaar tussen kunstenaars, de regering en kunstorganisaties. Binnenkort neemt de organisatie haar intrek in de Tempel van de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten. Segers: ‘Het NICC bestaat twin-

tig jaar en heeft altijd een dubbele artistieke en sociale rol gehad in het culturele veld. Het is een belangrijk instituut dat hard heeft gevochten voor bijvoorbeeld het kunstenaarsstatuut, maar ook een belangrijk artistiek programma heeft. Ik volg Guillaume Bijl op, die ik enorm respecteer. Maar ik ben niet alleen in mijn engagement. Naast een groep van geëngageerde kunstenaars die al actief waren, zoals Luc Tuymans, willen ook veel jonge kunstenaars meewerken. Dat zorgt voor een interessante energie waarin iedereen samenwerkt en niet als concurrent tegenover elkaar staat. We hebben een goed draaiende ruimte in Brussel, waar we tentoonstellingen, lezingen en exposities organiseren. Daarnaast gaan we nu ook, gespreid over een heel jaar, vier tentoonstellingen brengen in de Antwerpse academie. Die zullen telkens gelinkt zijn aan een sociaal thema. Het mooiste aan de kunst is de kunst zelf, dus dat willen we laten zien. Maar we willen natuurlijk ook jonge kunstenaars de weg wijzen na het afstuderen en hen begeleiden bij hun vragen over subsidies en beleid. We nodigen hen bovendien uit om samen met ons na te denken over het beleid, waar zij ook de makers van moeten zijn. In het beste geval opent het NICC, door kunst aan het publiek te tonen, het debat naar bredere sociale thema’s. De vragen zijn misschien hetzelfde als twintig jaar geleden, maar nog niet alle antwoorden zijn gegeven.’ | Sarah

Verheyen


LIEVEN SEGERS. HOERA WE LEVEN NOG, HOERA WEL EVEN NOG Nog tot 22.12.2018 Base-Alpha Gallery, Kattenberg 12,Antwerpen www.lievensegers.be - www.basealphagallery.com - www.nicc.be

- 31-


Jozef Peeters, De Schelde te Antwerpen, olieverf op doek, 151 x 141 cm, privécollectie

TIJDMEANDEREN TUSSEN GENT EN ANTWERPEN

Schelde, stroom van beelden - 32-


PETER DE LAET: ‘HET LANDSCHAP GEEFT DE TOON AAN’

Foto boven: Louis Artan, Le dégel sur l’ Escaut, 1874, olieverf op doek, 70,5 x 121,5 cm, Musée des Beaux Arts (BAL)/La Boverie Foto linksonder: Isidore Meyer, Inham van de Schelde met sloepen, olieverf op doek, 75 x 90 cm Foto rechtsonder: Hendrik Hondius, Winters landschap met ijsvermaak op de Schelde, IANUARIUS, 1614, gravure, 35,5 x 48,4 cm, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet UNESCO Werelderfgoed

De Benedenschelde als culturele levensader van Vlaanderen. Zelfs verfranste Vlamingen als Emile Verhaeren brachten er uitgebreide hommages aan. De Schelde heeft eeuwigheidswaarde, maar tot nu toe ontbrak een overzichtstentoonstelling die dat in de verf zet. Het museum Albert Van Dyck in Schilde brengt daarin verandering. Schelde, stroom van beelden doet je traag over de stroom navigeren, langs werken van cartografen en een keur van meester-landschapsschilders. Verschillende grote musea gaven stukken in bruikleen: het is een buitenkans om die eens samen te zien. Ankerpunt is de impressionistische Dendermondse school.

‘De Schelde heeft generaties kunstenaars geïnspireerd’, vertelt curator Peter De Laet. ‘Ook landschaps- en portretschilder Albert Van Dyck (1902-1951), naar wie het museum is vernoemd, heeft een band met de Schelde. Zijn pentekening van een redezicht die we onlangs bij toeval terugvonden in een boek met vroege tekeningen, was de aanleiding om in de geschiedenis van de Schelde-

schilderkunst te beginnen graven. De oogst was bijzonder mooi, ook al “beperken” we ons tot de Schelde tussen Gent en Antwerpen. Niet de haven, de Scheldemonding of scheepsportretten geven de toon aan, maar het landschap.’

DE LOOP DER TIJDEN Dat roept herinneringen op aan het Emile Verhaerenjaar 2016 en de tentoonstelling Escaut! Escaut! in het Letterenhuis … De Laet: ‘Wij gaan veel verder terug, tot de zestiende eeuw, met enkele befaamde redezichten vanaf de Antwerpse linkeroever en het toenmalige dorp Vlaams Hoofd. Typisch zeventiende-eeuws zijn dan weer de monumentale schilderijen, keurmerken en statussymbolen die rijke Antwerpse handelaren in hun kabinet hingen. Tekeningen van Jan Wildens bijvoorbeeld, een Zuid-Nederlands landschapsschilder uit het atelier van Rubens. Maar de nadruk van de expo ligt toch op de negentiende eeuw.’ De Dendermondse school maakt de hoofdmoot uit van de selectie, met kunstenaars als Jacques Rosseels en

- 33-


Robert Mols, Zicht op de rede van Antwerpen, olieverf op doek, 99 x 197 cm, MAS | Museum aan de Stroom

Isidore Meyers. De Laet: ‘Zij liggen aan de basis van het Dendermondse impressionisme. Samen met hun kunstbroeders Adriaan Jozef Heymans, Théodore Baron en Florent Crabeels stonden ze voor heel klassieke landschapsschilderkunst.’ De expo brengt nog verschillende andere schilders van die Dendermondse school voor het voetlicht: Franz Courtens, Theo Bogaerts en Cesar Beeckman. Daarnaast zijn er verschillende kunstenaars die het Scheldelandschap nabij Bornem opzoeken, zoals Pieter Jan De Clercq en Tony Van Os. Ook de fauvistische kunstenaars George Hendrik Breitner en Marcel Jefferys komen aan bod, net als de Antwerpenaar Eugeen Van Mieghem – zelf de zoon van een binnenschipper. En je kan vroeg werk ontdekken van Floris Jespers, die je later eerder zou associëren met het expressionisme en kubisme, en van Jozef Peeters, die zich ontwikkelde tot constructivist.’

Naast schilderijen behoren ook foto’s en een glasnegatief tot de getoonde stroom van beelden. De Laet: ‘Hier gaat het vooral om bruiklenen van het AMSAB in Gent en het Stadsarchief van Turnhout. Tot slot is er heel wat grafiek en prentkunst. Veel van die werken komen uit het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, Antwerpen UNESCO Werelderfgoed, in aantal de grootste bruikleengever voor de expo.’

DICHTGEVROREN In de opstelling zijn de werken op basis van hun geografische spreiding bij elkaar gebracht. De Laet: ‘Zeker de Dendermondse school vormt op die manier een mooi geheel. Thematisch leggen we bovendien een aparte focus op de bevrijding van de Schelde in 1863 en op winterbeelden. Tussen de zestiende eeuw en het jaar 1947, waar we de expo laten eindigen, vroor de Schelde regelmatig dicht.’

KAARTEN, SCHILDERIJEN, FOTO’S Opvallend is het grote aantal musea dat bijdragen levert aan Schelde, stroom van beelden. De Laet: ‘We hebben inderdaad veel bruiklenen, een prestatie voor een klein museum met beperkte middelen. Er zijn stukken uit het MAS, onder andere van de realistische schilder en etser Robert Mols (1848-1903). Veel van de achttiende-eeuwse schilderijen komen uit Gent en zijn afkomstig uit de collecties van het STAM, het MSK en de Provincie Oost-Vlaanderen. Het gaat onder meer om werken van de schildersfamilie De Noter.’ Ook The Phoebus Foundation van Fernand Huts werkte mee, net als het museum Charlier in Sint-Joost-ten-Node en La Boverie in Luik. Ook uit Dendermonde, Sint-Niklaas en Temse hebben we stukken, vooral van de negentiende-eeuwse impressionisten.

Tussen de geselecteerde kunstenaars zitten ook opvallende namen. De Laet: ‘Een verrassend werk is ongetwijfeld een schilderij van Wannes Van de Velde, die ooit zijn artistieke carrière begon aan de academie van Antwerpen. Hij maakte heel wat donkere, melancholische Scheldezichten.’ Bijzonder is ook een tekening van Henri Seghers uit 1894 die een zicht op de Schelde bij Antwerpen toont, met een gefantaseerde brug over de rivier. | Wieland De Hoon

SCHELDE, STROOM VAN BEELDEN Tot 24.02.2019 Museum Albert Van Dyck Brasschaatsebaan 30, Schilde www.schilde.be/museum-albertvandyck - 34-


PARELS UIT VASTE COLLECTIES

Hand van de meester of Atelier Rubens? ‘Zoveel is duidelijk: tijdens dit barokjaar moeten we voor de grote Rubenstentoonstelling niet naar Antwerpen, maar spoorslags naar Rotterdam.’ Zo maakte Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam ons warm voor Pure Rubens. Dat is inderdaad een toptentoonstelling, waarvoor het museum samen met het Prado in Madrid heel wat olieverfschetsen van Rubens bij elkaar wist te brengen. Ze tonen op een ongeëvenaarde wijze het artistieke genie van de meester. Maar ook dichter bij huis zijn er parels te ontdekken.

Kunsthistoricus Peter Sutton schreef dat je nergens dichter bij Rubens’ ‘muscular and agile mind’ komt dan in zijn schetsen, en nooit dichter bij het pure moment van de conceptie van een groot werk. De in vrije toetsen geschilderde schetsen – volledig van de hand van de meester – werden ter goedkeuring getoond aan de opdrachtgever(s). Ze waren helemaal niet bedoeld om tentoongesteld te worden, maar Rubens hield ze wel bij als een soort van inventaris van zijn werk. Deze schetsen dienden met andere woorden vooral als ‘model’ en leidraad voor de uitvoering van de soms kolossale doeken door assistenten uit zijn atelier.

KOLVENIERS EN CHRISTUSDRAGERS Een van de grootste olieverfschetsen die worden getoond in Rotterdam, is een kruisafneming uit de Courtauld Gallery in Londen. Dit werk stond model voor de Kruisafneming, het altaarstuk dat vandaag nog altijd

in de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal hangt. Het drieluik werd na de beeldenstorm, die lelijk had huisgehouden in de Antwerpse kerken, besteld door de Kolveniers, een Antwerpse schuttersgilde. De hoofdman van deze gilde, Nikolaas Rockox, was ook buitenburgemeester van Antwerpen. Hij gaf de opdracht aan de uit Italië teruggekeerde Rubens en betaalde het meesterwerk grotendeels uit eigen zak. In vroeger tijden zag een gilde zijn patroonheilige liefst prominent aanwezig op het middenpaneel van een gesponsord altaarstuk. Na de contrareformatie, de reactie van de katholieke kerk op het protestantisme, plaatste men echter opnieuw het Nieuwe Testament centraal. Rubens, dé schilder van de contrareformatie, loste dit ingenieus op door het thema van de Christusdragers als leidmotief in het triptiek te verwerken. De naam van de patroonheilige van de gilde, Christoffel, is afgeleid van ‘christoforus’ en betekent letterlijk Christusdrager. Ook op de zijpanelen van het drieluik wordt Jezus gedragen: links door de hogepriester in de tempel en rechts door de zwangere Maria.

veel onstuimigere Rubens. Hij staat er dichter bij Italiaanse voorbeelden als Caravaggio (licht-donkercontrasten) en Michelangelo (opgespannen spieren). In de Kruisafneming gaat Rubens meer ingetogen en beheerst te werk. Op het centrale paneel geeft hij het tragische moment weer waarop Jezus door een paar vrienden van het kruis wordt gehaald. Het levenloze lichaam is uitgestald op een wit doek, dat de diagonale lijn van de compositie aangeeft. In de ‘apocalyptische’ duisternis licht deze diagonale strook sterk op. De gelaatsuitdrukking van Jezus – met bijna gesloten ogen en een half geopende mond – is minder dramatisch dan op de olieverfschets. De mond is iets meer gesloten, waardoor de uitdrukking ingetogener is. Het anatomisch prachtige lichaam – alsof het geen lijdensweg heeft ondergaan– heeft een bleke vleeskleur met een lichtblauwe schijn. Ook de plaats van de steekwonde, waaruit felrood bloed op de lijkwade druppelt, verschilt enigszins van de schets.

DRAGENDE FIGUREN Bovenaan hangen twee gespierde, gebruinde kerels over de dwarsbalk

INGETOGEN EN BEHEERST Toen hij de opdracht in 1611 kreeg, was Rubens nog niet zo lang terug van zijn studieverblijf in Italië. Hij stond aan het begin van zijn carrière en zou met dit prestigewerk in Antwerpen tonen wat hij kon en waar hij voor stond. In de Kruisoprichting, dat andere sleutelwerk dat in de kathedraal hangt, zie je een nog

- 35-

‘NU IN ROTTERDAM, AL 400 JAAR IN DE ANTWERPSE ONZE-LIEVEVROUWEKATHEDRAAL …’


Peter Paul Rubens, Kruisafneming, olieverfschets, te zien in Rotterdam Š Guido Van den Bogaert

- 36-


Peter Paul Rubens, Kruisafneming © Lukas – Art in Flanders, foto: Hugo Maertens

- 37-


van het kruis. Zij raken het lichaam nauwelijks aan. Een van hen klemt tussen zijn tanden de lijkwade, die anders naar beneden zou vallen. Die vallende beweging wordt wel gemaakt door het levenloze lichaam met de geknikte arm. Alleen Johannes, met felrode mantel, lijkt het lichaam te kunnen opvangen. De lievelingsleerling torst het bijna op zijn eentje. Zijn kuiten zijn opgespannen; een voet zoekt steun op de ladder. Het profiel van zijn hoofd tekent scherp af tegen de spierwitte lijkwade en ook dat gezicht is anders op het schilderij dan op de schets.

‘OVERTUIGEN DOE JE OOK MET JE HART, NIET ALLEEN MET JE VERSTAND’ De twee Joodse vrienden, links en rechts van het kruis, lijken meer te poseren dan Jezus echt te dragen. De in dure gewaden gehulde Nikodemus, een schriftgeleerde, houdt alleen de lijkwade vast. Rubens borstelde hem schitterend, met lange, golvende baard. De man in donkerblauwe mantel rechts van het kruis is Jozef van Arimatea. Hij nam de doornenkroon af, die nu samen met enkele nagels in een plas bloed op een koperen schaal onder aan het kruis ligt. Ernaast ligt het opschrift met een steen erop. Jozef van Arimatea staat ruggelings op de ladder en houdt deze met beide handen vast. Op het schilderij heeft Rubens de kalende figuur van de olieverfschets vervangen door een jongere man. Deze voorname jood kreeg toestemming om het dode lichaam van Jezus weg te halen van het kruis. Zo viel het niet ten prooi – zoals meestal gebeurde bij terechtgestelden – aan lijkenpikkende vogels ...

Onlangs verscheen in De Groene Amsterdammer een stukje over Rubens. We moeten niet altijd zelf de loftrompet steken. ‘Tot aan de betreurenswaardige vergissing van de Belgische Opstand in 1830 was Peter Paulus Rubens (1577-1640) onbetwist de grootste kunstenaar aller tijden uit de Lage Landen, en dat had hij gewoon moeten blijven. Uit spijt en nijd hebben de noorderlingen zich echter geworpen op de runner-up, Rembrandt. Daar zitten wij mooi mee, want bij elke confrontatie met Rubens is te zien hoeveel groter diens talent was, of liever: diens talenten. Rubens is de betere tekenaar, de betere colorist; hij is een begenadigd portret- en landschapsschilder maar hij kan ook het zeer grote werk aan, de grote altaarstukken, de grote fresco’s, waar Rembrandt (tot zijn chagrijn) nooit echt aan toe kwam.’

DRAMATISCHE VERBONDENHEID De meest tragische figuur op dit innoverende werk van Rubens – je mag het best vergelijken met de Piëta van Michelangelo – is de wenende Maria. Zij wordt in lijkbleke kleuren weergegeven, haar ogen bloeddoorlopen en haar ene arm uitgestrekt naar het dode lichaam van haar zoon. De natuurgetrouwe uitbeelding van de droeve moeder die haar ogen opricht naar haar zoon, is het dramatisch hoogtepunt van het schilderij. In de eerdere versie van de olieverfschets zien we ook nog de uitgestrekte arm van een van de heilige vrouwen. Dit gebaar verdween om alle aandacht te richten op de relatie moeder-zoon. Op de voorgrond vinden we twee ‘eigentijdse’ vrouwen, in prachtig glanzende barokkleding. Vooral het fysieke contact tussen de knielende Maria Magdalena en de Jezusfiguur valt op. Met beide handen raakt zij zijn been aan, zijn voet rust op haar half ontblote schouder. De andere vrouw op de voorgrond, Maria Cleophas, houdt een stukje van de

- 38-

lijkwade vast. Bij haar rollen tranen van verdriet over de wangen. Deze twee gewone figuren staan letterlijk het dichtst bij ons, bijna op ooghoogte. De diagonale compositielijn en deze twee vrouwen van vlees en bloed verbinden de toeschouwer met het levensechte drama dat zich op enkele meters van hem afspeelt. Die dramatiek, met veel emotie opgevoerd, is typisch voor de contrareformatie. Overtuigen doe je ook met je hart, niet alleen met je verstand. Hierin was Rubens als ‘levensechte scenarist’ een vernieuwer en trendsetter. Zo werd hij de absolute meester van de zeventiende-eeuwse Europese barok. | Guido Van den Bogaert

PURE RUBENS Nog tot 13.01.2019 Museum Boijmans Van Beuningen Museumpark 18-20, Rotterdam www.boijmans.nl Onze-Lieve-Vrouwekathedraal Handschoenmarkt, Antwerpen www.dekathedraal.be


Loïc Devaux, Holy Trinity (Me, Mo & Money), nominatie Ongezien #3

ONGEZIEN TALENT LOÏC DEVAUX


Prospekta, het Antwerpse centrum voor kunstcommunicatie, organiseerde voor het derde jaar op rij de wedstrijd Ongezien. Uit meer dan vierhonderd deelnemers selecteerden museumdirecteurs en bedrijfsleiders 33 kunstenaars. Allemaal zijn het getalenteerde en beloftevolle kunstenaars die niet aan onze aandacht mogen ontsnappen. Ongezien vindt telkens plaats op een nieuwe, onverwachte locatie in Antwerpen. In 2018 was de expo te gast bij Delen Private Bank in de prachtige BP-building van architect Léon Stynen.

Loïc Devaux Loïc Devaux is 21, maar heeft al wel een duidelijk beeld van wat hij wil in deze wereld: schilderen. Hij spreekt over vroeger alsof hij een oude ziel is. Voor de academiestudent is vroeger ‘toen ik achttien was’.

Het openbaar vervoer staakte. De leerlingen die toch waren komen opdagen op de Kunsthumaniora, werden opgevangen door de leerkracht kunstgeschiedenis. Die toonde een video over het leven van de New Yorkse neo-expressionistische kunstenaar Jean-Michel Basquiat. Op de staking na was het een doorsnee dag voor de meeste leerlingen. Maar voor Devaux was het een keerpunt in zijn leven. De video was een openbaring.

KLEURRIJKE INVLOEDEN Basquiat was in oorsprong een graffitikunstenaar. Later ontwikkelde hij een heel persoonlijke schilderstijl op doek. Zijn felle kleurgebruik en vrije schilderstijl inspireerden Devaux. Voordien associeerde hij schilderkunst met fotorealistisch werk, landschappen en stillevens. De kleurrijke expressie van Basquiat was nieuw terrein. Hij wilde uitzoeken of hij zelf ook op deze manier kon werken. Het was een radicale omslag, want schilderen en de vrije opdrachten op school hadden hem altijd doen huiveren. Hij ging weliswaar naar de Kunsthumaniora, maar had eerder een carrière als grafisch ontwerper voor ogen. Na grondig opzoekwerk bleek vooral de Amerikaanse kunstscene vanaf de

jaren vijftig een grote inspiratiebron. Devaux ontdekte schilders als Willem de Kooning, Robert Rauschenberg, Cy Twombly en Alice Neel. Deze Amerikaanse invloed kan worden doorgetrokken tot hedendaagse artiesten zoals Jonas Wood, Katherine Bernhardt, Reginald Sylvester II en Danny Fox. Devaux: ‘De kunstenaars die mij het meest hebben beïnvloed, maakten heel kleurrijk werk. Ze hebben in mijn ogen ook allemaal gemeen dat hun werk heel toegankelijk is voor kinderen. Het zou een hele eer zijn ooit in een groepstentoonstelling met deze kunstenaars terecht te komen.’

ERVOOR WERKEN In eerste instantie ontleedde en kopieerde Devaux werken van zijn grote voorbeelden. Tijdens zijn zoektocht naar persoonlijke expressie experimenteerde hij ook volop met materialen, technieken en disciplines. Voor zijn achttiende verjaardag nam zijn vader hem mee naar New York. Het was een droomreis met tal van musea en galerieën op het programma. Devaux: ‘Ik dwaalde alleen door de stad. Het voelde alsof ik er altijd al had gewoond.’ Zijn zoektocht werd een passie. Devaux palmde al snel drie vierde van de grote garage in die zijn vader huurt om bezittingen te stockeren. Hij kan er zijn ding doen zonder door iemand te worden gestoord. Devaux: ‘Ik ben niet zo’n sociaal persoon. Het is makkelijker dingen te zeggen via mijn schilderijen dan met woorden.’

- 40-

Loïc Devaux, foto: Abel Kleinblatt

KLEURIGE PASSIE

BIO Loïc Devaux (1997) studeerde Artistiek Beeldende Vorming, Beeldende & Architecturale Vorming en Toegepaste Beeldende Kunsten aan de Antwerpse Kunsthumaniora. Momenteel is hij student aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Devaux werd genomineerd voor Ongezien#3.

Loïc Devaux: ‘Het is niet het diploma dat iemand tot kunstenaar maakt, maar hoe hij ervoor werkt’


Loïc Devaux: ‘Uiteindelijk wil ik naar New York’ Bij winterse koude worden extra truien aangetrokken, want verwarming is er niet in zijn studio. De jonge kunstenaar wijkt er vaak naar uit omdat hij de accommodatie op de academie te beperkend vindt. Devaux: ‘Maar ook omdat ik niet omkan met de nine-to-fivementaliteit. Mensen verwachten dat ze kunstenaar zijn wanneer ze afstuderen. Het is niet het diploma dat iemand tot kunstenaar maakt, maar hoe hij ervoor werkt.’

FICTIEVE FILTER In de eerste werken van Devaux zaten nog duidelijke verwijzingen naar zijn voorbeelden. Zo maakte hij dollarmatrassen onder invloed van Andy Warhol en Amerikaanse vlaggen naar Jasper Johns. Maar sinds een jaar wil hij vooral mensen afbeelden. Die schilderijen waren eerst nog niet zo kleurrijk, omdat hij vertrok van foto’s. Vaak figureren zijn goede vrienden van de kunsthumaniora, Abel Kleinblatt en Mohammed El Marnissi, op zijn schilderijen, net als hijzelf. Devaux: ‘Ik werk naar herinneringen. Als een schilderij af is en tegen de muur in mijn studio staat, kan ik de gebeurtenis opnieuw beleven door het te bekijken. Dat is mijn manier van verwerken. Maar omdat niet van alles wat ik beleef een foto wordt gemaakt, ben ik zelfverzonnen scènes in beeld beginnen brengen. Het was een heel natuurlijk proces. Enkel op basis van foto’s werken, werd te beperkend.’ Het meest recente werk van Devaux toont non-fictieve gebeurtenissen die

Loïc Devaux, Dodger Blues

door een fictieve filter zijn gegaan. Devaux bepaalt wat wordt afgebeeld, en wat niet. Zo ontstaat een nieuw geheel. Devaux: ‘In The Prince of Zurenborg and his Humble Servant kon ik de huizen, die ik niet graag schilder, niet weghalen omdat dan de helft van het schilderij leeg zou zijn. Nu let ik erop dat ik meerdere objecten of personen afbeeld in verschillende hoeken van een schilderij, om meerdere kleuren en aandachtspunten te krijgen.’ Devaux keek als kind veel naar tekenfilms. Die liggen mee aan de basis van de cartoonachtige en naïeve manier waarop hij zijn beelden vorm geeft. Liefst werkt hij met acrylverf

- 41-

en oliepastels. En hij is gefascineerd door patronen in stoffen. Devaux: ‘Ik kan me verliezen in patronen. Waarschijnlijk omdat ik in het dagelijks leven ook liefst volgens een bepaald patroon leef. Ik heb behoefte aan regelmaat.’ Op de vraag of hij ernaar uitkijkt om met een galerie samen te werken, antwoordt Devaux: ‘Dat lijkt me een romantische gedachte. Maar het zou zeker een startpunt zijn ...’ | Annik Klaes


De avant-garde en het verlangen naar een betere wereld

Dennis Van Mol en Ewald Peters © Bob Van Mol

Walden Art Stories: galerie en expertisecentrum voor de historische avant-garde Ontmoetingsplaats Wat is Walden Art Stories precies? Dennis Van Mol: ‘Walden Art Stories is zowel een galerie

Ewald Peters en Dennis Van Mol zijn de oprichters en bezielers van Walden Art Stories in Antwerpen. Ze hebben hun hart verpand aan de avant-garde van het interbellum en brengen zowel bekende als ietwat in de vergetelheid geraakte kunstenaars, zoals Victor Delhez (1901-1985). ‘Die kunstenaars verlangden naar een wereld waar schoonheid en de mens centraal zouden staan.’

als een tekst- en expertisecentrum voor beeldende kunst. We specialiseren ons in de historische avant-garde, grofweg tussen 1916 en 1940.’ Ewald Peters: ‘Na onze studententijd kwamen Dennis en ik elkaar weer tegen aan het Louis Paul Boon

- 42-


Ewald Peters: ‘Walden wil een ontmoetingsplaats zijn voor iedereen die zich voor de historische avant-garde interesseert’

Documentatiecentrum van de Universiteit Antwerpen, waar we aan een onderzoeksproject over de avant-garde in België werkten. Dennis heeft zijn doctoraat over die moeizame doorbraak van de nieuwste internationale avant-gardestromingen, zoals futurisme en kubisme, verdedigd op de dag van de officiële opening van onze galerie: 26 september 2017. Toen ging ook onze eerste tentoonstelling open, over Floris Jespers.’ Van Mol: ‘Daar toonden we onder meer een tot dan toe onbekend portret van Paul van Ostaijen, getekend door Floris Jespers in 1917, dat we ontdekt hadden op een veiling. Het viel ons meteen op dat dit werk, dat intussen tot de vaste collectie van het Letterenhuis behoort, geen portret was van “zomaar iemand”.’ Peters: ‘Het is ons streefdoel de periode waarmee we bezig zijn, grondig te bestuderen. We willen goed onderbouwde tentoonstellingen maken, vergeten kunstenaars uit de avant-garde herontdekken en promoten, en verhalen schrijven en vertellen om een breder historisch perspectief te kunnen bieden. Walden wil een ontmoetingsplaats zijn voor iedereen die zich voor deze periode interesseert.’ Van Mol: ‘We geloven ook in kruisbestuiving. Zo onderhouden we goede Victor Delhez, zonder titel, kleurlino contacten met het In Flanders Fields Museum in Ieper, dat ook de periode ná de Eerste Wereldoorlog meer in kaart wil brengen. We verkopen niet alleen kunst uit die periode, maar willen ook inhoudelijk bijdragen aan zulke projecten.’ Twee avant-gardes

Waarom gaat jullie aandacht naar de historische avant-garde? Van Mol: ‘Vooral het strijdbare aspect van de avant-garde interesseert ons. Daarom spitsen we ons toe op de twee meest experimentele periodes: de eerste ligt, wat ons

- 43-


Dennis Van Mol: ‘Begin jaren dertig ontstaat opnieuw de maatschappelijke nood aan een radicaal kunstenaarschap’

betreft, tussen de debuutbundel Music-Hall van Paul van Ostaijen in 1916 en het einde van de Eerste Wereldoorlog. In die jaren zijn kunstenaars volop aan het zoeken en experimenteren, en is er een breed verlangen naar een andere wereld, waar schoonheid en de mens centraal zouden staan. Vanaf 1918-’19 vindt een esthetische radicalisering plaats met gewaagde vormexperimenten, zoals in de groep rond het tijdschrift Het Overzicht met Jozef Peeters en Michel Seuphor. Maar het revolutionaire momentum is dan eigenlijk al voorbij. De kunstenaars kiezen een stijl of -isme en het experiment wordt meer en meer een zuiver esthetische revolutie op papier.’ Peters: ‘Het verlangen naar een nieuwe maatschappij ebt weg, ook in politiek opzicht. Veel modernisten geven het op of gaan iets anders doen: Jozef Peeters trekt zich terug in zijn eigen huis, zijn cocon die hij inricht als één groot kunstwerk. Michel Seuphor vertrekt in 1925 naar Parijs.’ Van Mol: ‘Onze tweede verhaallijn is de periode na de beurskrach van 1929. Begin jaren dertig ontstaat opnieuw de maatschappelijke nood aan een radicaal kunstenaarschap.’ Peters: ‘Die generatie kunstenaars wordt geconfronteerd met de economische depressie en met de opkomst van meer extreme politieke en ideologische strekkingen. Maar het is een vergeten generatie omdat galeries toen failliet gingen en tijdschriften verdwenen. Zo was er een onvoldoende klankbord voor die kunstenaars. Zelfs een gevestigde naam als Permeke zag in die periode zwarte sneeuw.’ Van Mol: ‘We beschouwen het als een van onze taken om die vergeten generatie avant-gardisten, met kunstenaars als Jacques Boonen, Antoon Herckenrath en Jos Wils, weer op de kaart te zetten en het verhaal van het héle interbellum op een toegankelijke manier te vertellen.’

Victor Delhez, ca. 1925-1930, Gothieken, lino

Ewald Peters: ‘Die veelzijdigheid in activiteiten is een bron van inspiratie’

evoluerende maatschappij en experimenteert met zelfvoorzienigheid. Daarin zit de kiem van het avant-gardekunstenaarschap.’ Peters: ‘Ook Herwarth Walden, pseudoniem van Georg Levin, is een inspiratiebron voor ons: hij was de bezieler van de avant-gardebeweging Der Sturm in Berlijn, dé kunstmetropool van de jaren 1910-20. Tegelijk was hij galeriehouder van onder anderen Wassily Kandinsky en Franz Marc, promotor van het Italiaanse futurisme, bracht hij een tijdschrift uit en organiseerde hij lezingen. Die veelzijdigheid in activiteiten is een bron van inspiratie. In “Walden” zitten ook onze twee voornamen, maar dat hadden we pas door nadat we de naam voor de galerie hadden gekozen.’ (lacht)

Waar komt jullie naam ‘Walden’ vandaan? Van Mol: ‘Er is het boek van Henry David Thoreau – Walden; or, Life in the Woods uit 1854 – de Amerikaanse schrijver die zich terugtrekt uit de moderne, almaar sneller

- 44-


‘Net als Seuphor emigreert hij in 1925, niet naar Parijs maar naar Zuid-Amerika: zijn ouders waren omgekomen in een auto-ongeluk en bovendien had hij het gevoel dat de avant-garde in Antwerpen aan het doodbloeden was. Na de Tweede Wereldoorlog begint hij in Argentinië aan zijn zogeheten ‘bagatel-linos’, waarin hij een esthetisch spel speelt met de oude en nieuwe avant-garde. Die grote veelzijdigheid willen we in één overzicht gieten.’ Van Mol: ‘Zijn maatschappelijke bewogenheid blijkt uit een strak, modernistisch portret van Herman Van den Reeck [een links-radicale flamingant, activist en pacifist; ER], die in 1920 in Antwerpen tijdens een betoging wordt doodgeschoten en een martelaar wordt voor een hele generatie. Het is belangrijk dat we zo’n historisch geladen werk erbij hebben, want dat vertelt veel over de verlangens waarmee die generatie rondliep.’ | Eric Rinckhout

Dennis Van Mol: ‘We willen het verhaal van het héle interbellum op een toegankelijke manier vertellen’

Victor Delhez, Bouwkunst en heimwee V – Wolken, 1953, houtsnede

Victor Delhez

Jullie jongste tentoonstelling gaat over Victor Delhez. Wie was hij? Peters: ‘Delhez werd in 1901 in Antwerpen geboren en maakte deel uit van de generatie vernieuwers die experimenteerden met abstracte kunst. Deze jeugdvriend van Michel Seuphor is misschien nog het meest bekend voor zijn magisch-realistische houtsneden van eind jaren dertig, waaruit zijn technisch meesterschap blijkt. Maar hij was een echt buitenbeentje: soms heeft hij iets van M.C. Escher en in de tweede helft van de twintiger jaren maakt hij abstract werk én expressionistische houtsneden die aan de film Metropolis van Fritz Lang doen denken.’

VICTOR DELHEZ. PIONIER VAN ABSTRACTE & FIGURATIEVE AVANT-GARDES Tot 05.01.2019 COLLECTIEPRESENTATIE 19.01-16.02.2019 STANISLAS JASINSKI/PIERRE-LOUIS FLOUQUET 28.02-06.04.2019 Walden Art Stories Oever 5, Antwerpen www.waldenartstories.com

- 45-


WOORD VERKLAARD breugeliaans, bn met betekenis: (als) van, betrekking hebbend op in het grondwoord genoemde. Afgeleid van (Pieter) Bruegel (1525/1530-1569), Brabants kunstschilder, vader van Pieter Brueghel de Jonge en Jan Brueghel de Oude. Zie ook: breugelmaal, breugelkermis

In die broeierige zomer van 2003 zag ik in het keizerlijkkoninklijke museum van Wenen – waar de schatten van verlichte despoten een majestueuze geschiedenis van de Europese kunst vertellen – voor het eerst Jagers in de sneeuw van Pieter Bruegel. Buiten trotseerden een paar toeristenlokkers de hittegolf om – strak in de rokjas, strik in de pruik – in het zweet huns aanschijns en met gepoederde neuzen kaartjes voor Mozartconcerten te verkopen. Binnen zorgde de airco voor optimale klimatologische omstandigheden om te verdwalen in het sneeuwlandschap waarin Bruegel onbewogen blijft voor de waan van de dag en de tand des tijds.

Op de achtergrond vermaakt een menigte zich op glad ijs. Met vallen en opstaan illustreert ze de vergankelijkheid die de schilder in een van zijn prenten betitelde als de Slibberachtigheyt des levens. Op de voorgrond keren enkele mannen met honden terug van de jacht. Het leven gaat voort; de buit is mager. Vier kale bomen belemmeren enigszins het zicht op de jagers en leiden bespiegelende blikken naar het cen-

op de grote Bruegeltentoonstelling die er momenteel loopt. Ik neem me voor om nadien even naar de nabijgelegen Volksgarten te wandelen, waar de rozentuin op een onvermijdelijk seizoen van nieuwe bloei wacht. Ongetwijfeld gaan we ook schaatsen, op de ijspiste die is aangelegd in het midden van de grote kerstmarkt voor het Rathaus. Dan zullen we elkaar vasthouden, om de koude en de slibberachtigheid te trotseren, en tussen kerstkitsch en in glühwein gedrenkte vermakelijkheden arm in arm overeind te blijven. Als getuigenis van een vermogen lief te hebben en het verlangen dat nog vele zomers te kunnen doen.

| Ewald Peters

trum van het schilderij. Daar strekt een ijzig wit tapijt zich uit. Ook het vogelperspectief benadrukt dat de natuur, het eeuwige decor voor elk menselijk handelen, Bruegels veelheid aan tafereeltjes samenhoudt. Of zoals Van Ostaijen in zijn opstel over de schilder ooit schreef: ‘de kosmiese samenhang tegenover de anorganiek van het menselike poppespel’. Slechts in het kader van wat zich op het ritme van wisselende jaargetijden als een horizon onvatbaar voor ons uitstrekt, krijgt ons jagen, schaatsen, schilderen betekenis. Overmorgen ga ik opnieuw naar Wenen, om de stad te herontdekken met mijn geliefde. We boekten alvast een tijdvenster dat uitzicht biedt

- 46-

BRUEGEL Na een restauratie die anderhalf jaar duurde, is de Dulle Griet van Pieter Bruegel in volle glorie hersteld. De gele vernislagen en latere overschilderingen werden verwijderd, waardoor de originele kleurenpracht en wonderlijke details opnieuw zichtbaar zijn. Momenteel is het helletafereel uit 1563 samen met onder meer Jagers in de sneeuw te zien in de unieke overzichtstentoonstelling in het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Die vormt het startschot voor de internationale festiviteiten in 2019 rond 450 jaar Bruegel. In het voorjaar van 2019 keert de Dulle Griet terug naar haar vaste stek in het Museum Mayer van den Bergh. Nog tot 13.01.2019 Kunsthistorisches Museum Maria-Theresien-Platz, Wenen www.khm.at Museum Mayer van den Bergh Lange Gasthuisstraat 19, Antwerpen www.museummayervandenbergh.be

Dennis Tyfus, The Pogo Never Stops, 2018 - Middelheimmuseum, Antwerpen © Dennis Tyfus, Foto: Ans Brys

De zon straalde schijnbaar nog onveranderlijker dan anders. Net als de laatste zomer was die van vijftien jaar geleden er een van overvloedig baden in licht, okselvijvers en de gloed van nieuwe, voelbaar verhitte herinneringen. Ik studeerde dat seizoen in Wenen, om een taal te leren waarin woorden, bijzinnen en koele zinnelijkheid zich laten opstapelen tot majestatische bouwwerken van storm, drang en lijdzame begeerte. Geen betere plek daarvoor, zo leek me, dan de hoofdstad van een voormalige dubbelmonarchie. Wenen, waarover Musil schreef dat de stad ‘schoon en oud, met haar architecturale praal, in de loop der tijden voortgekomen uit wisselende smaak, één groot getuigenis (is) van het vermogen lief te hebben en het onvermogen dat blijvend te doen’.


UPDATE AGENDATIPS VOOR DE WINTER


HIGHER GROUND – RED STAR LINE MUSEUM

Dennis Tyfus, The Pogo Never Stops, 2018 - Middelheimmuseum, Antwerpen © Dennis Tyfus, Foto: Ans Brys

MY NIECE’S PIERCED KNEES – MIDDELHEIMMUSEUM Met zijn eerste museale solotentoonstelling trekt Dennis Tyfus (°1979) een heel eigen spoor door het beeldenpark. Hoewel de tentoonstelling vooral nieuw werk toont en dus geen retrospectieve is, leest ze als de stand van zaken van een eigenzinnige artistieke praktijk. Die vindt haar basis in een tomeloze tekendrift en een voorliefde voor taal. Maar de vorm waarin ze verschijnt, is zeer divers. Het sculpturale aspect van een creatie schuilt in de manier waarop Tyfus omgaat met de ruimte die ze inneemt. Zijn werk is dan ook letterlijk overal, heel vaak in de publieke ruimte. Naast flyers en posters, tekeningen, schilderijen en performances zijn er ook installaties, sculpturen, video’s, vinylplaten, concerten, t-shirts, magazines, boeken en tatoeages. Via zijn label Ultra Eczema, dat intussen 250 releases telt, integreert Tyfus invloeden en interesses, en houdt hij in het kluwen van zijn artistieke praktijk de tel bij.

DIVERSIFIED –GALERIJ ARTISJOK Galerij Artisjok opende haar deuren in mei 2018 als pop-upgalerie in het Hof van Santhoven op de Vismarkt in Lier. Nu krijgt de galerie een vaste stek op de l’Avenirsite aan de stadsvest in de Pallieterstad. De voormalige fietsenfabriek inclusief grote tuin zal gedeeltelijk worden gebruikt als exporuimte. Elke eerste vrijdag van de maand is er een vernissage, elke laatste zondagnamiddag een finissage. Topmuzikanten en dj’s zullen onder de naam Scaperoom de vernissages opluisteren met improvisaties. Het programma, dat al volzet is tot 2020, gaat van start met de groepstentoonstelling Diversified. Naast onder anderen Sasha Wardel, Bart Ramakers en Dany Tulkens nemen ook lichtkunstenaars Peter Snijder en Benny Conings van Haute Cuisine deel aan deze expo.

In de vernieuwde Loods zet de Belgische Magnumfotograaf Carl De Keyzer (°1958) een toekomst neer waarin we allemaal moeten migreren door de stijgende zeespiegel. Met dit project denkt De Keyzer verder dan in zijn reeks Moments before the Flood uit 2012. Toen gaf hij een beeld van de kuststreken die door de opwarming van de aarde zouden overstromen. Nu beeldt hij zich een toekomst in waarin mensen zich hebben teruggetrokken in het hooggebergte om daaraan te ontkomen. De foto’s tonen het dagelijkse bestaan van deze nieuwe vluchtelingen. De schoonheid van de beelden staat in schril contrast met hun verhaal. De reeks nodigt uit om te reflecteren over klimaatverandering als een van de grote toekomstige migratieredenen. Tegelijk staat de tocht naar hoger gebied symbool voor het menselijke streven naar verlossing en vervulling.

Tot 27.01.2019 Montevideostraat 3, Antwerpen www.redstarline.be

PRECARIOUS PAVILIONS. ATLAS UNLIMITED (ACT IV) De eenentwintigste eeuw wordt gekenmerkt door verregaande crisissen. Niet alleen de klimaatverandering destabiliseert de wereld, maar ook

Vanaf 11.01.2019 Sionsplein 19, Lier www.galerijartisjok.com

Tot 17.03.2019 Middelheimlaan 61, Antwerpen www.middelheimmuseum.be Higher Ground © Carl De Keyzer

- 48-


culturele, sociale en financiële evoluties. Hoe kunnen we binnen een onstabiele wereld nadenken over architectuur, de creatie van ruimte? Kan het precaire karakter van deze context een aanleiding zijn om onze benadering van de wereld te veranderen? Dat is het uitgangspunt van een installatie, gecureerd door Michiel Vandevelde. Precarious Pavilions. Atlas Unlimited (Act IV) is het derde paviljoen in een reeks van vier. Elk paviljoen wordt gepresenteerd in een andere stad en in een ander seizoen, en gerealiseerd door een ander kunstenaar. Na Gent en Brussel is Antwerpen aan de beurt. In samenwerking met verschillende kunsthuizen nodigen Karthik Pandian en Andros Zins-Browne het publiek uit om een wandeling te maken door de oude haven. Een audioverhaal, waaraan ook de Syrische beeldhouwer Zakaria Almoutlak meewerkte, fungeert als leidraad voor dit paviljoen, dat langs een serie sculpturen voert– van monumentale tot onzichtbare. Thema’s als migratie, geschiedenis en schaal voeden dit werk dat bezoekers meeneemt op een reis van een iconische haven naar een imaginaire wereld.

16.12.2018-13.01.2019 www.precariouspavilions.be www.desingel.be www.extracitykunsthal.org

Garden of Delight © Nick Hannes

GARDEN OF DELIGHT – DE GARAGE De laatste jaren legt fotograaf Nick Hannes (°1974) zich volledig toe op zijn persoonlijke artistieke praktijk. Zijn werk is documentair en maatschappijkritisch, en heeft een sterke sociaal-politieke inslag. Via humor, ironie en visuele metaforen richt hij zich op de problematische relatie van de mens met zijn omgeving. Voor Garden of Delight kreeg hij de Magnum Photography Award in 2017 en de Zeiss Photography Award in 2018. De reeks schetst Dubai als de ultieme speeltuin van globalisering en kapitalisme, en roept vragen op over authenticiteit en duurzaamheid. De transformatie van Dubai van stoffig vissersdorp in de jaren zestig tot hypermoderne metropolis vandaag, fascineert vriend en vijand. Maar is het een succesverhaal of grootheidswaanzin? Dubai is het typevoorbeeld van ongebreidelde urbanisatie die niet organisch verloopt, maar het resultaat is van marktgerelateerde mechanismen, prestigedrang en doorgedreven consumentisme. Ook al komt de hele wereld naar Dubai, de etnische mix levert geen multiculturele maatschappij op.

15.12.2018-03.03.2019 Onder den Toren 12, Mechelen www.cultuurcentrummechelen.be - 49-

THE GULF BETWEEN – CULTUURHUIS DE WARANDE De titel van deze expo over zwart, wit en alles daartussen verwijst naar de eerste Amerikaanse filmproductie in technicolor. Maar in het werk van de geselecteerde kunstenaars voeren tonen van grijs de bovenhand. Het verdwijnen van kleur maakt deel uit van hun praktijk. Zo creëren ze een schemerwereld die op een andere wijze connectie maakt met de werkelijkheid. Daarin spelen herinneringen, visioenen en bevreemding een belangrijke rol. De Warande brengt hedendaagse kunstwerken die in verschillende media en op verschillende manieren de kracht van de kleurloosheid doen ervaren. Met werk van onder meer David Claerbout, Johan Creten, Bert De Beul, Rik De Boe, Ode De Kort, Johan De Wilde, Joris Ghekiere, Geert Goiris, Mehdi-George Lalou , Tom Liekens, Peter Morrens, Nadia Naveau, Hans Op de Beeck, Rinus Van de Velde, Hannelore Van Dijck, Marcel Van Eeden, Sine Van Menxel ...

25.01-21.04.2019 Warandestraat 42, Turnhout www.warande.be


SPEEL EN WIN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Beeldhouwer van een monument voor componist Peter Benoit Fotograaf die de problematische relatie van de mens met zijn omgeving in beeld brengt Artistieke groep waar je 24 uur op 24 telefonisch te woord werd gestaan Galerie en expertisecentrum voor de historische avant-garde Haar bloemen zijn gemaakt uit huid, vlees en de binnenkant van vel Voorzitter van het NICC ... in de sneeuw Pseudoniem van Flor Bex Beste vriend van Rubens Een stroom van beelden

Mail het woord dat we zoeken vóór 1 februari 2019 naar expo@100procentcultuur.be en maak kans op 1 van de 5 cadeaubonnen ter waarde van 20 euro van Info Cultuur (cf. pagina 52).

WEDSTRIJD 100% EXPO # 24 Oplossing: Antwerps Uiltje. Winnaars: Renée Linskens Aartselaar, Greet Schamp Edegem, Richard Beyaert Deurne, Luc De Muyer Mechelen, Agnes Carpentier Beveren-Waas. Zij ontvingen het kijk- en leesboek Kunstogen van Gerd Dierckx.

Meer tips voor cultuur op www.infocultuur.be - 50-


r a a n d n e k e ? e n w e t p i r D ntwe A Kom op vrijdag en zaterdag naar de Last Minute Ticket Shop en koop jouw ticket voor theater, dans of een concert tegen halve prijs. van 12.00 tot 17.00 uur: in de Last Minute Ticket Shop

NIEUW ) TICKET SHOP

vanaf 13.00 uur: telefonisch op +32 3 338 95 85, betalen met creditcard en afhalen in de Last Minute Ticket Shop Wisselstraat 12 (hoek Grote Markt) 2000 Antwerpen


Geef een expo cadeau Maak iemand blij met de cadeaubon van Info Cultuur. Ruil de bon in voor een Museumpas en bezoek 123 musea. Of gebruik hem voor tickets voor Opera Ballet Vlaanderen, deSingel, de Arenbergschouwburg, Antwerp Symphony Orchestra, Last Minute Ticket Shop ...

Bestel de cadeaubon InfoCultuur.be ) 03 338 95 85 Wisselstraat 12 (hoek Grote Markt), 2000 Antwerpen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.