1 minute read

IN DE KIJKER

Next Article
STEENTIJD

STEENTIJD

In 1972 lanceerde toenmalig gouverneur Louis Roppe een ambitieus project. Hij verzamelde verschillende kunstenaarslegaten in het Openluchtmuseum Bokrijk. Zijn doel: van de Oude Stad een echte kunstenaarsstad maken. Deze legaten kwamen nadien terecht in de provinciale kunstcollectie. We stellen graag vier werken uit de kunstenaarslegaten voor.

Interesse in de kunstcollectie?

pcce@limburg.be

OOGSTERS (FRAGMENT) ROBERT BUYLE

Sint-Niklaas 1895 - Veurne 1976

Robert Buyle was de zoon van de bekende hoffotograaf Ferdinand Buyle. Hij was voorbestemd om de zaak van zijn vader verder te zetten, maar Robert Buyle wilde kunstschilder worden. Buyle was een gevoelig tekenaar die in zijn sterk expressionistische doeken kleuren over en naast elkaar uitsmeerde in een roes. Terwijl anderen voorzichtig bleven, schilderde hij vrij, los van alle compositiewetten en ordening.

AQUADUCT (FRAGMENT) JORIS MINNE, 1924

Oostende 1897 - Antwerpen 1988

Joris Minne hoorde samen met Frans Masereel, Jan-Frans Cantré, Jozef Cantré en Henri Van Straten tot De Vijf die na de Eerste Wereldoorlog de Vlaamse houtsnijkunst deden heropleven. Hij stond mee aan de wieg van de kunstenaarsgroep rond het tijdschrift Lumière en werd professor aan Ter Kameren. In 1947 kreeg hij van de regering de leiding over de Belgische paviljoenen op internationale tentoonstellingen.

BREIENDE VROUW (FRAGMENT) RENÉ DE CONINCK, 1970

Bredene 1907 - Beveren 1978

René De Coninck was één van de sterkste Belgische grafici uit de periode na 1945. Zijn rijke, grenzeloze fantasie zette hem in de traditie van Jeroen Bosch en Pieter Breugel. Een groot gedeelte van zijn vooroorlogse oeuvre ging verloren toen zijn woning in 1944 door V-bommen getroffen werd. In 1946 werd hij leraar aan de Antwerpse Academie, waar hij generaties grafische kunstenaars opleidde.

DIE ZEICHNENDE (LILO MEYER) (FRAGMENT) HANS ORLOWSKI, 1935

Tsjernjachovsk (Rus) (vroeger Insterburg (D)), 1894 – Berlijn, 1967

Hans Otto Orlowski, student decoratieve kunsten in Berlijn, trok tijdens de Eerste Wereldoorlog naar het front in Servië. Hij keerde vrij snel gewond terug en ging aan de slag als tekenaar voor de overheid. Na een reis naar Parijs keerde hij het expressionisme de rug toe en vernielde eigenhandig meer dan zestig eigen schilderijen. Door een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog werd opnieuw een deel van zijn oeuvre vernield.

Op 11 mei 1944 werd de begijnhofkerk van Hasselt getroffen. In de begijnhofkerk lag op dat moment een stuk van het oud archief van het provinciebestuur opgeslagen. Dat ging verloren. Collectie PCCE, foto Michel Melotte.

This article is from: