LÁSZLÓ VERMIST Charlotte Doornhein
LÁSZLÓ VERMIST Charlotte Doornhein
Voor meer informatie en bestellingen: Uitgeverij Quist Postbus 1061 2260 BB Leidschendam Tel. 070 - 327 00 68 info@quist.nl www.quist.nl
Voor Imre en Jurn
Uitgegeven door: Uitgeverij Quist, Leidschendam Redacteur: Juul Lelieveld Omslagontwerp en vormgeving: jacky-o Silhouetten: NEUBAUWELT Copyright © 2008 Uitgeverij Quist, Charlotte Doornhein ISBN 978-90-77983-42-3 NUR 285 Dit is het derde deel in de Hein Stekelserie. De delen zijn ook afzonderlijk te lezen. Eerder verschenen: Deel 1. Hein Stekel en Posko (2007) Deel 2. Hein Stekel en László (2005) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm, of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud 2008 Het Laatste Oordeel
7
2007 Exit Barcelona Kostbare handtekening Start bij het Bastion Op vrije voeten Keren en Ildikรณ Party!!! Zoltรกn en pa Goed spul Stilstaan of hollen? Trip Ratrace Het station Weerzien
9 12 15 17 20 23 26 28 30 32 35 37 39
2008 Finale
42
LÁSZLÓ
6
Het Laatste Oordeel zomer 2008 Ik kijk naar je. Raak met mijn hand je vingertoppen aan. Koud. Slecht. Ik huiver. Ik kan niet gaan. Nog niet. Ik verdien het niet. Wezenloos kijk ik naar de grond. Ik registreer het opgekrulde zeil niet. Het stof op mijn schoenen. De kat die klagelijk miauwend voorbij komt. De kerkklokken luiden. Ik kijk je aan. Ik dwing mezelf om diep in je ogen te kijken. Te zoeken. Naar iets van vroeger. Maar het is er niet meer. Mijn vuist beukt tegen de wand. Pijn voel ik niet. Zacht geklop op de deur haalt me weer naar boven. Terug in het hier en nu. ‘László, is alles goed?’ ‘Ja.’ Geërgerd stap ik achteruit. Wat ik zie is een verwrongen masker. Ik krimp ineen. Ik ben moe. Zo moe. Ik laat mijn hoofd rusten tegen de spiegel. Kon ik maar verdwijnen naar de andere kant. Kon ik jou maar zijn. Jij hoeft geen boete te doen. Nederland moet wachten. Ik ben nog niet klaar.
7
HEIN
8
Exit Barcelona september 2007: dag 1 ‘Wil Hein Stekel zich melden bij gate H8. Laatste oproep voor Hein Stekel, vlucht P 607 naar Boedapest.’ ‘Dat ben ik.’ De vrouw van de marechaussee reageert niet. ‘Armen spreiden. Benen iets uit elkaar. Ik moet u fouilleren.’ ‘Maar mijn vliegtuig. Ik moet rennen!’ Zenuwachtig kijk ik naar de rolband. Waar is mijn rugzak? ‘Blijf staan. U gaat nergens heen voor ik met u klaar ben.’ Mijn hart bonst. Ik moet dit vliegtuig halen. Het moet gewoon. ‘In orde. U kunt gaan.’ Ik schiet weg. Draai me half om. Gris de rugzak van de band en slalom door de mensenmassa. Vijf minuten later zit ik hijgend in het vliegtuig. Ik grinnik. Boedapest here I come. Exit Barcelona. Die koppen van Ric en Luuk toen ik vertelde dat ik niet meeging. En de reactie van Arne. Hij was echt woedend. ‘Doe normaal Hein. Wat nou niet meegaan naar Barcelona? Wake up man! We staan op Schiphol. Voor de incheckbalie.’ Arne rukt aan mijn arm.
9
Dramatisch haal ik mijn e-ticket tevoorschijn en scheur het in tweeën. ‘Eikel! Waar slaat dat op? Ben je gek geworden?’ Luuk voelt voorzichtig aan mijn voorhoofd. ‘Auw, gloeiend, ja echt gloeiend. We moeten je naar het AMC brengen. Ric, haal de dwangbuis maar uit je rugzak. Het is weer zover.’ Ik grijns. ‘Relax mannen! Ik ben in orde. Ik ga László zoeken.’ Het magische woord. László. Iedereen is stil. Dan beginnen ze allemaal door elkaar te praten. ‘Goed man.’ ‘Gaan je ouders mee?’ ‘Je vindt hem vast wel.’ ‘Ga je nu meteen?’ Ik ga verzitten in mijn vliegtuigstoel. Dat ging makkelijk. Met mijn nieuwe creditcard een ticket naar Boedapest kopen. Vertrek: vandaag. Terugvlucht: over een week. Mijn ouders merken er niets van. Mark en Liza denken dat ik in Barcelona ben. En mijn vrienden? Die houden hun mond wel. Tevreden kijk ik uit het raam. Ik ga László halen. Hij heeft zich lang genoeg verstopt. Tijd om naar Amsterdam te komen. Naar huis.
10
LÁSZLÓ
11
Kostbare handtekening april 2007 Met een zwierig gebaar zet ik mijn handtekening onder de laatste papieren. Ik schuif ze zorgvuldig over het bureau richting de directeur. Hij kijkt me ernstig aan. Ik verstijf. Zou er iets niet in orde zijn? Hij knikt. ‘Je kunt gaan. Denk aan wat ik net gezegd heb.’ Ik groei. Kijk de directeur recht in zijn ogen en schud zijn hand. ‘Dank u.’ De zon breekt door het stoffige raampje. Het is een prachtdag. Een prachtleven. Mijn leven. De stad wacht. Klaar om ontdekt te worden. De deur van het kindertehuis slaat met een knal dicht. ‘Doeiii!’ roep ik hard. Ik steek mijn arm in de lucht. Niemand is me komen uitzwaaien, maar ik weet dat ze achter de ramen staan. Ze kijken of ik anders loop. Of ik er anders uitzie nu. Resoluut loop ik door. Ik kijk niet meer om. Het huis ligt achter me. Die bagage laat ik daar liggen. Mijn verleden mag wegrotten in de sombere gangen. Meedeinen op de verveling. En sidderen in de nacht. Ik laat alles achter. Ik ben herboren. Een nieuwe László. Ik ben rijk. Ik ben vrij. ‘Ha, ha, ha, haaa!’ Mijn lach echoot langs de grijze flatgebouwen. Ik trek mijn backpack hoger op. Hij is niet zwaar. Veel bezit ik niet. De rugzak heb ik gekregen van mijn Hollandse ouders. In de zomer en met kerst verwachten ze me voor een vakantie in Nederland. Precies zoals het de afgelopen acht jaar is gegaan. De tickets zijn
12
al geregeld, lieten ze per e-mail weten. Het zijn lieve mensen. Hein is een te gekke broer en Mirte het schattigste zusje van Nederland. Maar vandaag wil ik niet aan ze denken. Vandaag is het mijn dag. ‘Ik ben vrij,’ mompel ik zachtjes. Mijn voeten raken de stenen nauwelijks. ‘Ik ben vrij.’ Ik heb hun hulp niet nodig. Ik ga het allemaal zelf doen. Een kamer regelen. Een nieuwe school. Mijn geld halen. Ik grijns. ‘Ik ben rijk!’ Ik heb 10 miljoen forint op de bank staan. Mooie manier van de regering om hun schuld af te kopen. Ze stoppen ons in kindertehuizen en als we achttien zijn krijgen we geld om een huis te kunnen kopen. En onze ellende te vergeten.
13
HEIN
14
Start bij het Bastion september 2007: dag 2 Het Fisherman’s Bastion ligt er mooi bij. Hier begint mijn zoektocht. Ik kijk rond of ik László misschien spot. Deze plek heeft een bijzondere betekenis voor hem. ‘Als ik ooit een lief meisje tegenkom, dan vraag ik haar hier ten huwelijk.’ Er moest ook champagne bij, vrolijke zigeunermuziek, mooie ringen met diamanten en een overnachting in het duurste hotel van de stad. ‘En jij bent natuurlijk mijn getuige.’ Geen László te zien bij het Bastion. Ik toon zijn foto aan de serveersters. Ze kennen hem niet. De metro brengt me vlakbij het kindertehuis. Ik ben vaker in deze wijk geweest. Samen met Mark en Liza. Het is niet veranderd. Nog steeds even grauw en lelijk. Maar ik laat me niet ontmoedigen. Ik heb een missie. Ik ga László vinden. Ik wil de nieuwe begeleider spreken. Misschien weet hij meer. László heeft in ons laatste telefoongesprek over hem verteld. ‘Er zijn in het kindertehuis veel begeleiders die alleen maar komen om hun krant te lezen. Deze niet. Hij praat met ons. Ik weet nog niet of dat goed is.’ Daarna werd László stil. Hij wilde niks meer zeggen.
15
In de gang van het tehuis hangen een paar jongens rond. Ze roken een sigaret. Een ervan ken ik. Hij komt ook elke zomer met de bus naar Nederland. Hij logeert dan bij een gezin in de buurt van Utrecht, geloof ik. ‘Heeee, Gyula.’ Ik geef hem een stomp tegen zijn arm. ‘Hoe is het?’ ‘Wat doe jij hier? László woont hier niet meer. Hij is een paar maanden geleden vertrokken.’ ‘Weet ik.’ ‘Ik mag ook bijna weg.’ Gyula kijkt verrukt. ‘In december word ik achttien. Dan ben ik meteen pleite.’ Hij klopt op mijn rugzak. ‘Heb je Nederlandse sigaretten bij je?’ Ik geef hem een pakje. ‘Ik zoek László. Hij is deze zomer niet op komen dagen. We weten niet waar hij nu woont of wat zijn telefoonnummer is. Weet jij waar hij naartoe is gegaan?’ ‘Nee. Heb je de directeur al gesproken?’ ‘Mijn ouders hebben met hem gebeld. Dood spoor. Weet die nieuwe begeleider misschien meer?’ Gyula vloekt binnensmonds. ‘Weg. Overgeplaatst.’ Aan zijn blik zie ik dat ik niet verder moet vragen. Hij is stil. Aarzelt. ‘Probeer zijn broer Zoltán. Die zit weer thuis. Bij zijn vader. Bereid je wel voor op het ergste.’
16