ecologie
ecologie
Weidevogelproblematiek vraagt om ingrijpende maatregelen
HET TIJ KAN NOG WORDEN GEKEERD Foto: Erik van Til
Het is geen nieuws maar toch
Tekst Wim Knol
een urgente kwestie: het gaat
W
slecht met de weidevogels in ons
ijzigt het huidige beleid niet, dan staat de grutto in 2026 op het punt van uitsterven, zo stelde de Jagersvereniging onlangs in het politieke debat over de toekomst van de weidevogels. Om aan dit rampscenario te ontsnappen zijn forse investeringen nodig in doeltreffend agrarisch weidevogelbeheer en moet er echt werk worden gemaakt van predatorenbeheer. Door dat laatste kunnen we ervoor zorgen dat er op de korte termijn meer weidevogelkuikens vliegvlug worden. Daarmee wordt tijd gewonnen om de noodzakelijke veranderingen in het weidevogellandschap te realiseren.
land. Wim Knol, ecoloog van de Jagersvereniging, pleit voor ingrijpende maatregelen om het tij te keren. Daar moet niet langer mee worden gewacht want de tijd dringt.
De koning onttroond?
Foto: Jan van der Greef
8
De Jager #4 - maart 2017
Onder weidevogels verstaan we een groot aantal vogelsoorten die vooral in graslanden broeden. De bekendste soorten zijn grutto, kievit, scholekster, tureluur, kemphaan, watersnip en wulp. Maar ook veldleeuwerik, graspieper, slobeend, zomertaling, kuifeend, kwartelkoning en patrijs worden onder de weidevogels geschaard. Sommige soorten zoals kievit, patrijs en scholekster broeden ook op akkers. De scholekster broedt zelfs op daken van flats. Niet van harte trouwens. Het oorspronkelijke biotoop van veel weidevogels bevond zich in natte en droge heidevelden, hoogveengebieden, in uiterwaarden of op de kwelders. Door geleidelijke ontginning van deze gebieden in de loop van vele eeuwen en het ontstaan van licht bemeste, drassige graslanden hebben ze een overstap gemaakt van arme heide naar een rijke weide. Dat leverde een weidevogelpiek op vlak voor het begin van de ruilverkavelingen in de jaren zestig. Zeer kritische weidevogels van drassige graslanden, zoals kemphaan en watersnip, zijn als broedvogel in Nederland
Grutto’s broeden in april/mei, dat maakt ze kwetsbaar voor intensief maaibeheer
vrijwel verdwenen door ontwatering, frequent maaien en afname van bloemrijke weiden. De grutto, Kening fan ‘e greide, is de volgende weidevogel die gedecimeerd dreigt te raken, ondanks zijn verkiezing tot nationale vogel in 2015. Minstens 70% van alle grutto’s in de wereld broedt in Nederland. Rond 1960 waren er nog 120.000 broedparen, in 2011 circa 40.000 en in 2015 nog zo’n 30.000. In Friesland, het bolwerk van de grutto, lijkt de koning van de weide af te stevenen op een troonafstand.
Vergroten van nest- en broedsucces
Intensieve landbouw is niet de enige oorzaak! In de graslanden waar grutto’s nog wel tot broeden komen is het nest- en broedsucces een drama, ook bij nestbescherming. Naar schatting 63% van de eieren komt uit. Ondanks vervolglegsels wordt geschat dat van de 90.000 geboren gruttokuikens er op dag 17 nog maar 11% over is (9850 kuikens). Daarvan worden er uiteindelijk naar schatting 4000 vliegvlug (dag 35). Om de stand op peil te houden (referentiejaar 2011) moeten er jaarlijks minstens 13.000 uitvliegen. Er is dus een jaarlijks tekort van 9000 vliegvlugge kuikens. Hoewel de grutto oud kan worden en enige tijd heeft om voor succesvolle nakomelingen te zorgen, vergrijst de populatie snel. Ook is de trektocht naar de winterverblijven in West-Afrika niet zonder gevaar. Een uitgevlogen grutto is nog geen broedende grutto. Het vergroten van nest- en broedsucces is op korte termijn de sleutelfactor. Iedere grutto telt!
De grutto lijkt afstand te moeten doen van het predicaat ‘koning van de weide’
#4 - maart 2017 De Jager
9
ecologie
ecologie
Broedsucces grutto
Weidevogels zijn nooit aangepast geweest aan een hoge predatiedruk
25.000 20.000
de kwelders van de Waddenzee, waar de landbouw een ondergeschikte rol speelt, laat echter zien dat ook daar predatie een bedreiging is voor alle grondbroeders (Altenburg & Wymenga, 2014). Wetenschappers krijgen weliswaar laat - meer oog voor de effecten van predatie op overleving.
15.000 10.000 5.000 0
2011
2012
Geringde jongen
2013
2014
2015
2016
Uitgevlogen jongen
Geschatte aantal geringde grutto kuikens op dag 17 (blauw) en uitgevlogen kuikens op dag 35 (oranje). De rode lijn geeft aan hoeveel grutto’s er jaarlijks moeten uitvliegen om de stand op peil te houden (referentie 2011). Schatting 2015 ontbreekt.
Bovenmatige predatiedruk
Het verlies van globaal 85.000 eieren en kuikens bij grutto’s wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door twee factoren: predatiedruk en maaiverliezen. Dat breekt ook andere weidevogels op. Maaiverliezen zijn deels te beperken door nestbescherming en een latere maaidatum. Predatieverlies kan worden beperkt door predatorenbeheer. In veel weidevogelonderzoeken is predatie van weide- vogels lange tijd afgedaan als een ondergeschikte factor in de achteruitgang van weidevogels. Daarom zou predatorenbeheer ook niet helpen. Recent onderzoek op
Predatiedruk fors toegenomen
Predatie van weidevogels of andere grondbroeders is al lang niet meer voorbehouden aan één predator. Waar vos, hermelijn en zwarte kraai zich vooral richten op predatie van eieren, richten zwarte kraai, reigerachtigen en buizerd zich vooral op de kuikens. Of we dat nu leuk vinden of niet, het zijn de feiten. Al deze soorten met elkaar zorgen voor bovenmatige predatiedruk. Deze predatiedruk is de afgelopen eeuw fors toegenomen. Vaak wordt gemakshalve vergeten dat bijvoorbeeld de vos een eeuw geleden maar zeer beperkt in Nederland voorkwam of in zeer lage dichtheden. Dat geldt ook voor reigers en buizerds. Weidevogels zijn dus nooit aangepast geweest aan een hoge predatiedruk. Voor een krimpende populatie aan weidevogels levert predatie twee problemen op. Het op peil houden van de populatie en al helemaal het opnieuw bevolken van voormalige weidevogelgebieden. Dat laatste vraagt om aangepaste landbouw en nog veel meer aanwas van jonge vogels. En die is er nu niet.
Kieviten broeden al in maart en trekken in de winter met de vorstgrens mee
Foto: Erik van Til
10
De Jager #4 - maart 2017
Foto: Meijco van Velzen
Vooral zoogdieren als vos en marterachtigen zorgen voor predatie van eieren Foto: Erik van Til
Top 10 van predatoren
Hoewel er lokaal soms grote verschillen zijn in predatoren, is er wel een soort van landelijke top 10 van predatoren. Soms hebben ze invloed op het nestsucces (eieren die uitkomen), soms meer op het broedsucces (uitgevlogen jongen). De vos is dus verantwoordelijk voor het verlies van 57,5% van alle weidevogelnesten, de hermelijn voor 20%. Opvallend is ook de hoge uitval van kuikens door predatie door reigers en de kleine marterachtigen. Incidenteel of lokaal zijn er tal van andere predatoren, maar hun landelijk aandeel lijkt ten tijde van het onderzoek gering.
soort
Vos
Zwarte kraai Hermelijn blauwe reiger Buizerd wezel/bunzing/hermelijn Ooievaar Bruine kiekendief Stormmeeuw Steenmarter bruine rat Torenvalk
% van de nesten
% van de kuikens
3,9 20,5 0 0 ? 0 1,6 0 2,4 0 0
6,3 0 7,9-18 12,2 15,4 0,8 0,4 2
57,5
2,4
Indirecte effecten van predatie
Maar we zijn er nog niet. Predatoren kunnen ook een indirect effect hebben, nog voordat de weidevogels überhaupt aan broeden toe komen. Hun veelvuldige aanwezigheid heeft mogelijk ook een belemmerend effect op de vestiging van broedende weidevogels. Of de verstoring is dusdanig dat door veelvuldig opvliegen de eieren afkoelen en niet meer uitkomen. Dit wordt ook wel het ‘landscape of fear’ effect genoemd. Met de veldmuizenplaag in 2014/2015 is ook een ander fenomeen zichtbaar geworden. De muizenplaag heeft geleid tot een enorm broedsucces van een groot aantal predatoren, zoals kerkuil, torenvalk en velduil. Maar ook vossen, buizerds, blauwe reigers en marterachtigen profiteerden van het extra voedselaanbod. Na het instorten van de muizen populaties in 2015 heeft die extra aanwas van sommige predatoren vermoedelijk ook geleid tot extra predatiedruk van weidevogels. Is dit een oproep tot vervolging van predatoren? Nee. Predatie is onderdeel van de natuur, maar niet als het in een cultuurlandschap zo’n vorm aanneemt dat het leidt tot het verdwijnen van soorten.
2 2
Gemiddeld landelijk aandeel van de predatie op nesten en kuikens van grutto en kievit (Altenburg en Wymenga, 2011).
#4 - maart 2017 De Jager
11
ecologie
ecologie
Foto: Tjalling van der Zee
Foto: Robert-Jan Asselbergs
Kuikens van weidevogels zijn kwetsbaar voor predatie door roofvogels
Minder predatoren betekent ook minder predatie
In goede weidevogelgebieden herstellen weidevogels zich sneller na predatie
Foto: Jan van der Greef
Twee sporen aanpak
De Jagersvereniging heeft bij het ministerie van Economisch Zaken en bij vogelbeschermingsorganisaties gepleit voor een grondige en effectieve aanpak. Daarin zien we twee stappen die niet los van elkaar staan. Op korte termijn moet alles in het werk worden gesteld om de overleving van nesten en kuikens van weidevogels op te krikken. Dat kan door predatorenbeheer, nestbescherming en landschapsbeheer met soms ingrijpende maatregelen. Gelijktijdig moet worden gewerkt aan voldoende gebieden waar succesvolle weidevogelgebieden worden gerealiseerd. Dat vraagt meer tijd. Wanneer het met de bodembroeders weer goed gaat, kan predatorenbeheer ook weer worden verminderd.
1 kilometer rond een weidevogelgebied is dan volstrekt onvoldoende. Daarnaast is er de stapeling van predatoren (bovenmatige predatiedruk). Wanneer er in de afgelopen decennia geen predatorenbestrijding was geweest hadden we mogelijk nu al met een halvering van de weidevogels gezeten. Tijd dus voor een effectief en actief predatorenbeheer. Bij de Game & Wildlife Conservation Trust zijn in Engeland wetenschappelijke experimenten uitgevoerd naar het effect van predatiebestrijding op de overleving van broedende weidevogels in gebieden met en zonder predatorenbeheer (vos, zwarte kraai en hermelijn). De uitkomsten zijn duidelijk. Predatorenbestrijding leidde tot een aanzienlijke vergroting van de overleving van wulp, goudplevier en kievit (Journal of Applied Ecology 2010).
Helpt predatorenbeheer?
Predatoren- en landschapsbeheer
De vraag die regelmatig wordt gesteld: helpt predatiebeheer nu echt? Het antwoord uit de praktijk is ja, want minder predatoren betekent ook minder predatie. Logisch toch? Maar waarom lukt het jagers dan niet, ondanks de landelijke vrijstelling van de vos en de zwarte kraai de predatie fors af te remmen in gebieden waar weidevogels broeden? Dat antwoord is vaak: omdat er onvoldoende mogelijkheden zijn, zoals het gebruik van de kraaienvangkooi of een ruime lichtbakontheffing. Maar ook omdat niet alle grondeigenaren predatiebestrijding op hun grond toestaan. Ook zou in de lichtbakontheffingen rekening moeten worden gehouden met de actieradius van vossen. Uit zenderonderzoek blijkt dat een vos zonder probleem 10 kilometer kan overbruggen. Een ontheffing in een zone van
12
De Jager #4 - maart 2017
Het terugbrengen van bovenmatige predatie naar een lage predatiedruk vraagt om een aantal ingrijpende maatregelen. Dat vraagt om samenwerking: succesvol weidevogelbeheer is een zaak van alle organisaties en particulieren in het buitengebied. Op een aantal plekken in het land worden al predatorenbeheerplannen gemaakt. Het predatieprotocol van Altenburg en Wymenga (2014) geeft hiervoor een goed handvat. Wat kunnen jagers, provincies en andere betrokken partijen doen? • Pak predatorenbeheer planmatig aan in de WBE. Het predatieprotocol van Altenburg en Wymenga (2014) geeft hiervoor een goed handvat; • Ruime regelarme toepassing van middelen in en rond weidevogelgebieden is nodig, ook buiten de
•
• •
•
•
kerngebieden voor weidevogels zoals lichtbakvergunning en kraaienvangkooi; Ontheffingen voor aantalsvermindering van hermelijn, bunzing, wezel, verwilderde kat, steenmarter, wasbeerhond in en ruim rond gebieden met hoge dichtheden weidevogels; Doe mee aan nestbescherming van weidevogels om maaiverliezen te beperken; In belangrijke weidevogelgebieden buiten het broedseizoen het verplaatsen van nesten van ooievaars, het verwijderen van nesten van buizerd, blauwe reiger, torenvalk en zwarte kraai (uiteraard mits er sprake is van een ontheffing). Vervolgen van jonge of volwassen (roof)vogels is strafbaar en uiteraard ongewenst; Maaien van rietstroken in de winter, bijvoorbeeld door waterschappen of natuurbeschermers om vestiging van bruine kiekendieven te beperken in weidevogelgebieden; Open maken van landschappen door hoge bomen te verwijderen of te vervangen door knotbomen of struiken. Dat beperkt de nestgelegenheid van predatoren en uitkijkposten;
• Overleg met de grondgebruiker of er mogelijkheden zijn om weidevogels extra te beschermen. Veel werkzaamheden worden uitgevoerd door loonwerkers die soms dag en nacht in de weer zijn. Vaak is het ook een kwestie van timing en communicatie om te voorkomen dat er een kievitsnest wordt ondergeploegd; • Zorg dat predatorenbeheer een succes wordt. Optrekken met alle partijen in de WBE vergroot het succes en het enthousiasme. Maak efficiënt gebruik van beschikbare vergunningen door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat lichtbakontheffingen WBE-breed worden ingezet door ervaren lichtbakteams; • Monitoring van de resultaten helpt om de ontheffingen te onderbouwen. Dus naast een goede afschotregistratie is ook monitoring van het nest- en broedsucces belangrijk.
Samenwerking
Maak een predatieplan voor 5 jaar met alle partijen en communiceer de resultaten. Agrarische natuurverenigingen zijn daarin vaak prima partners. Maar ook sommige natuurbeheerders beginnen de urgentie in te zien dat er meer moet gebeuren dan overleggen en klagen. Vanuit de Jagersvereniging zijn we in Den Haag, bij de provincies, LTO en met natuur- en vogelorganisaties in gesprek. Niet vluchten in nieuw onderzoek, maar handen uit de mouwen en de principes maar even opzij zetten. Er moet nu wat gebeuren! Dat samenwerking succesvol kan zijn, zien we in herstelprojecten voor de patrijs. Niets doen is in ieder geval kiezen voor afscheid van de weidevogels. •
Foto: Erik de Jonge
Niets doen is kiezen voor afscheid van de weidevogels
#4 - maart 2017 De Jager
13