reportage
reportage Als de jachtdag ten einde is, sleept het vermoeide jachtvolk zich naar een oude, groen geverfde stacaravan achter op het erf of naar een jachthut die met allerhande trofeeën is beladen en waar de houtkachel de temperatuur heeft opgejaagd tot tropische waarden. Of begeeft men zich naar een ouderwets plattelandscafé met biljart en jukebox
of misschien liever naar een stijlvolle jachtkamer? Hoe verschillend ook: jagers en drijvers zoeken voor de ‘laatste drift’ een plek waar zij zich thuis voelen. In deze serie gaat Zweitse Lulof op zoek naar het verhaal dat schuil gaat achter de soms verrassende locaties waar de jachtdag wordt beëindigd.
De laatste drift
De verhalen van Warmolt Zeewuster (96) blijven binnen de jachthut In de tijd dat Warmolt Zeewuster begon als drijver waren de leden van de jachtcombinatie Hijken - Timo (48) en Eric Pomper (46), Wim van Hulsenbeek (69) en Jan van Rooijen (72 maar niet aanwezig) - stuk voor stuk nog niet eens geboren! ‘Die komen pas kijken,’ zegt de oude rakker.
D
Tekst en foto’s Zweitse Lulof
Zeewuster draagt zijn jachthoorn als een ambtsketen
36
De Jager #14 - oktober 2017
e jachthut is ingebouwd in een grote werkschuur op het erf van het akkerbouw- en loonbedrijf van de oudste broer Pomper. De wanden bestaan uit potdekselwerk van houten planken, aan de wanden o.a. geweien van ree en eland, een enorme kop van een keiler en dat soort jagersspullen, stoelen met stoffen bekleding voor de groenrokken en één grote, met leer beklede zetel voor de korthaar van Timo. Een bar met koel- en drankkast. Een grote, speciaal voor de jachthut gemaakte tafel biedt plaats aan 14 mensen, want meer wil Timo er niet in hebben. Als ik binnenkom, zitten de heren aan de koffie met krentenbrood. De jagers in vrijetijdskleding, Zeewuster keurig in colbert met stropdas, om zijn nek hangt zijn ambtsketen, de hoorn waarmee hij de drift aan- en afblaast. Hij maakt een levendige indruk, neemt energiek aan het gesprek deel, is goedlachs en als hem iets speciaal interesseert, veert hij op waarbij hij zijn wijsvinger omhoog steekt. Een klein gehoorapparaat zit klem achter zijn oor. Toch lijkt het of hij soms iets niet hoort. Als de pot met koffie weer rondgaat, vraagt Henk Otten hem namelijk op uitdagende toon om nog eens het verhaal te vertellen van die twee dames die tijdens de Drentse fietsvierdaagse waren gevallen. Warmolt glimlacht, maar zegt niets. Als ze de vraag opnieuw stellen, zegt hij: ‘Dat ben ik vergeten.’ Bulderend gelach. Ik ben nu extra benieuwd geworden en vraag wat dat gelach betekent. Warmolt laat zich niet vermurwen: ‘Dat moet je maar beter niet opschrijven.’ Na de koffie vraagt Timo aan Warmolt of het al tijd is voor een borreltje. Omdat hij het antwoord toch wel weet, komt hij al aanzetten met het vaste drankje voor de vaste drijver, een CB’tje, een glaasje citroen brandewijn. ‘Een borreltje is gezond’, zegt hij, ‘maar ik drink nooit te veel.’
En stilletjes er achteraan: ‘maar ook niet te weinig’. Warmolt heft het glas omhoog en toost met iedereen aan tafel. Het smaakt hem goed. Henk Otten, die het gemengd bedrijf van Warmolt kocht toen die ermee stopte, weet dat de 96-jarige nog zeer actief is. Niet alleen in de jacht: hij onderhoudt ook nog de tuinen van verschillende particulieren. Otten: ‘In het voorjaar helpt hij mij om mijn tuin om te spitten. Nou, ik zal je zeggen: ik kan hem echt niet bijhouden! En bij de jachtdagen is hij de baas hoor! Hij schreeuwt dat de drijvers op linie moeten blijven, roept voortdurend ‘Hossa, Hossa’ en geeft je grote complimenten als je een stuk wild met één schot binnen krijgt. Maar omgekeerd: als je mis schiet, dan kun je maar beter niet naast hem lopen, want hij zegt dan nogal onaardige dingen!’ Eric Pomper, eigenaar van een kippenmesterij in Hijken en samen met zijn broer ook akkerbouwer, vertelt: ‘Als iemand een haas schiet, moeten de heren jagers het niet wagen om die niet aan Warmolt te geven, want er is er maar één die het haas verzorgt en laat pekelen en dat is hij. Over een afrastering stappen? Hoppa, Zeewuster zwiert zijn benen er overheen en verder maar weer.’ Wim van Hulsenbeek is een echte westerling, die in de nationale en internationale accountancy werkzaam was, en bij wie pas op latere leeftijd de diagnose ‘jagerstyfus’ werd vastgesteld. Hij draait al sinds eind jaren tachtig mee in de combinatie. ‘Ik versta het Drents zo langzamerhand aardig goed, maar als ze onderling lopen te smoezen, mis ik wel eens wat.’ Hij kijkt tevreden naar Warmolt die een tweede glaasje krijgt ingeschonken. Opnieuw proost en toost hij uitvoerig. Dan vraagt Wim: ‘Warmolt, vertel nog eens van die vrouw die met een zeug bij jouw beer kwam.’ Alom klinkt schaterlach. Ze vertellen me dat Zeewuster vroeger op zijn bedrijf ook twee beren had. Boeren uit de buurt kwamen dan met hun zeugen om die te laten dekken. Warmolt: ‘Die beren deden het goed, want de boeren kwamen steeds terug.’ ‘Hoe zat dat dan, Warmolt’, probeer ik. Maar nee hoor: ‘Dat verhaal kun je echt niet opschrijven,’ houdt de oude drijver vol. Als ik buiten sta, fluistert Eric Pomper mij het verhaal van de mevrouw, de zeug en de beer in mijn oor. En inderdaad, Warmolt Zeewuster heeft gelijk. •
#14 - oktober 2017 De Jager
37