interview
interview
Over knuppels en hoenderhokken gesproken. Landbouwkundige Jan de Rijk heeft met zijn proefschrift Vogels en mensen in Nederland 1500-1920 een flinke knuppel geworpen in het hoenderhok van ecologen en natuurbeschermers. Zijn stelling: van achteruitgang in biodiversiteit onder vogels is in ons land geen sprake, als je althans verder kijkt dan een paar decennia. Ook vormde de jacht voor standvogels in ons land geen bedreiging, maar juist bescherming.
Jan de Rijk onderzocht invloed mens op vogels
VROEGER WAS NIET ALLES BETER
J
Tekst Oswin Schneeweisz
an de Rijk, tegenwoordig werkzaam als beleidsmedewerker op het ministerie van Infrastructuur en Milieu, is altijd al een natuurmens geweest. De Rijk: ‘Vroeger kwam ik het liefst in veld en bos, maar tijdens mijn studie aan de Universiteit van Wageningen ontdekte ik dat je ook in de archieven goed kunt struinen.’ In eerste instantie richtte hij zich op historisch-ecologisch onderzoek bij zoogdieren. De vogels kwamen pas veel later. De Rijk: ‘Na een jaar of twintig besloot ik mijn studie weer op te pakken en te promoveren. Dat leidde uiteindelijk tot mijn onderzoek naar de invloed van de mens op vogels in Nederland en biodiversiteit door de eeuwen heen.’
Historische gegevens In oude boeken en archieven bleek veel informatie over het vroegere voorkomen van vogelsoorten te vinden. Honderden jachtwetten, marktlijsten van verhandeld wild en registraties van premies voor schadelijke soorten werden bekeken. De Rijk: ‘Jachtarchivaria bleken een belangrijke bron voor historische gegevens over dieren. Ik wilde geen jachthistorie schrijven, maar uiteindelijk is het dat toch ook een beetje geworden. Op zeker moment sloop de vraagstelling of jacht nou schadelijk of beschermend Jachtarchivaria bleken was voor vogelsoorten er terloops in.’ De Rijk conclueen belangrijke bron deerde, net als bij een eerder voor historische onderzoek van hem over gegevens over dieren zoogdieren in Nederland, dat de
8
De Jager #16/17 - augustus 2015
Dode moeras- en weidevogels op de oever van een meer Schilderij van Jacob de Wet II (Haarlem 1641-1697 Amsterdam)
Foto: Frans Hals Museum, Haarlem
jacht grotendeels beschermend is geweest voor vogelpopulaties in ons land. De Rijk: ‘Dat heeft te maken met de lage jachtdruk in ons land en de vele beschermende maatregelen die jagers zichzelf oplegden of opgelegd kregen.’
Jachtrecht Tot de Franse tijd waren er veel regels om het aantal jagers beperkt te houden. Eeuwenlang gold het jachtrecht alleen voor edelen en vorsten. Na de Franse revolutie bleef het aantal jagers relatief laag. In Nederland waren maximaal 1500 jagers actief, soms veel minder. Rond de revolutie steeg dat aantal
#16/17 - augustus 2015 De Jager
9
interview
interview naar zo’n 6000 jagers en dat aantal bleef gedurende de 19de eeuw ongeveer gelijk. De jachtdruk was daarmee in de 19de eeuw veel hoger dan in de Franse tijd, maar bleef laag in vergelijking met de periode na 1900 en die in buurlanden.
Stilleven met vogels (1620) Schilderij van Haarlemmer Floris van Schooten (ca. 1585-1656)
Foto: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Bescherming
Honden en een valk vallen een blauwe reiger aan Schilderij van Abraham Hondius (Rotterdam ca. 1631-1691 Londen)
Foto: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Een ander deel van de regelgeving was gericht op de bescherming van het jachtwild. Voor niet-jagers was tot de Franse tijd het bezit van jachthonden verboden. Hondenbezitters moesten tot 1857 hun hond ‘poten’ (het verminken van de poot) of ‘blokken’ (in bewegingsvrijheid belemmeren) zodat die geen bedreiging voor het jachtwild vormden. Predatoren van jachtwild werden tot 1860 georganiseerd bestreden. Voor boeren die schadelijke vogels wilden bestrijden, golden uit vrees voor stroperij tot in de 20e eeuw veel beperkingen. Daarnaast legden ofwel overheid, ofwel jagers zelf, beperkingen op. Bijvoorbeeld het instellen van een gesloten jachttijd, maar ook beperkingen in toegestane vangmiddelen, gebruik van honden en jagen met sneeuw. Voor enkele vogelsoorten kwamen daar nog aanvullende maatregelen bij, zoals jachtbeperkingen voor hoenders, weidevogels en grote moerasvogels.
Regulatie De Rijk: ‘Ik vind het verrassend om te zien dat er bij zo weinig jagers zoveel bescherming nodig werd geacht. Dat was in andere landen wel anders. Het heeft vermoedelijk te maken met de sociaal-politieke achtergrond. In de gebieden waar jagen een bedreiging voor dieren was, waren er tot de 19de eeuw vaak geen maatschappelijke structuren die beperkingen konden afdwingen. In Nederland waren die er vanaf de Middeleeuwen wel. Dat vorsten jachtrecht claimden was de cruciale stap in de bescherming door de jacht. Het ontstaan van dit jachtrecht vormde immers de overgang van vrije naar gereguleerde bejaging, waarbij vanaf de Franse Revolutie de Rijksoverheid een belangrijke rol speelde.
Economische motieven
Foto: Jan van der Greef
10
De Jager #16/17 - augustus 2015
Zonder die bescherming zouden 12 tot 16 voor Nederland karakteristieke vogelsoorten zijn verdwenen, zo concludeert De Rijk in zijn proefschrift. De Rijk: ‘Voor de Franse tijd kwam bescherming vooral voort uit het instandhouden van het privilege van de jacht. Na de Franse tijd spelen ook economische motieven vaker een rol. Bijvoorbeeld bij vogels met een hoge marktwaarde. Zo’n hedendaags begrip als intrinsieke waarde van het dier kende men nog niet. Alle beschermende maatregelen (zoals regulering van de wildhandel en verbod op loslopende honden) waren van belang voor alle bejaagbare soorten en de jachtregels zorgden er ook voor dat de vangst
Doordat grote moerasvogels cultureel of economisch waardevol waren, werden hun kolonies beschermd Foto: Erik de Jonge
van trekvogels tal van beperkingen kende. Voor Nederland zijn er dan ook bijna geen vogelsoorten aan te wijzen die, zoals in het geval van de Amerikaanse trekduif, door jagen zijn uitgeroeid. De broedvogels profiteerden juist van de beschermende regels rond de Tot ver in de 20e eeuw hebben jacht. Alleen de kemphaan en weidevogels van de intensivering de watersnip vormen hierop een uitzondering. Die hebben van de landbouw geprofiteerd vermoedelijk wel nadeel ondervonden van een te hoge jachtdruk, maar dat berust eigenlijk op een vergissing. Door de hoge marktprijzen werden deze vogels tot in het late voorjaar bejaagd waardoor niet alleen de trekvogels maar ook de broedvogels verdwenen. Men heeft dit vervolgens proberen te corrigeren door de jachttijd in te korten.’
zelfs ongeveer een derde deel van de vogelsoorten waar de belangstelling van de adellijke jagers op was gericht. De kolonies werden daarnaast intensief geëxploiteerd. Jaarlijks werden duizenden jongen uit de nesten geschud en voor consumptie verhandeld. Tegelijkertijd werden ze echter ook beschermd. Deze kolonies lagen in een gebied met een hoge bevolkingsdichtheid, intensief agrarisch grondgebruik en belangrijke visserij in de omgeving. De kolonie in het Zevenhuizense bos heeft minstens twee eeuwen bestaan en die op Schollevaarseiland zo’n 130 jaar. Dat was alleen mogelijk met een effectieve bescherming. De waarde van de grote moerasvogels voor de mens moet daarvoor de basis zijn geweest. Die waarde ontstond door het economisch voordeel van de exploitatie en de culturele betekenis van de jacht. Doordat grote moerasvogels cultureel of economisch waardevol waren, werden hun kolonies beschermd.’
Gunstige invloed
Premies
‘Veelal is er juist een gunstige invloed aan te wijzen. Kijk naar de kolonies met grote moerasvogels. Die waren uniek in Noordwest-Europa. Lepelaar, aalscholver, purperreiger, grote zilverreiger en kwak kwamen elders niet voor of waren er zeer zeldzaam. Maar deze vogels waren ook jachtwild. In de 17de eeuw vormden de grote moerasvogels in Holland en Utrecht
Beschermende regels waren er ook voor soorten die bestreden moesten worden. Nieuwe inzichten over een natuurlijk evenwicht leidden tot discussie over de wenselijkheid van bestrijding. Daardoor verminderde vanaf 1800 de bestrijding van kraaiachtigen, mussen en spreeuwen en vanaf 1860 ook die van roofvogels. Bestrijding verlaagde de dichtheid van veel
#16/17 - augustus 2015 De Jager
11
interview bestreden soorten en plaatselijk konden zij zelfs worden uitgeroeid. Maar er zijn weinig soorten door bestrijding geheel verdwenen. Dat de intensiteit van de bestrijding bewust beperkt werd, speelde daarbij een belangrijke rol. De Rijk: ‘Tot 1800 werd massale schadebestrijding via premies en belastingen door de overheid gestimuleerd en afgedwongen. Na 1800 gaat men ook het nut van deze soorten inzien en neemt de bestrijding af. De kans is groot dat, als men destijds op dezelfde voet was doorgegaan, een aantal kraaiachtigen wel zou zijn uitgestorven.’
Weidevogels Vroeger was niet alles beter. Natuur- en milieuorganisaties roepen tegenwoordig om het hardst dat de biodiversiteit achteruit gaat en dat het slecht gesteld is met de weidevogels in ons land. ‘Het is maar waar je je het mee vergelijkt’, stelt Jan de Rijk. ‘Als je de situatie van nu vergelijkt met die van enkele decennia geleden klopt de bewering wel, maar toen zaten alle grafieken op hun top. Het waren de gouden jaren voor de weidevogels. Als je het vergelijkt met langer geleden kun je alleen maar concluderen dat er nu in ons land veel meer soorten zijn.’ ‘Tot ver in de 20e eeuw hebben weidevogels van de intensivering van de landbouw geprofiteerd. Voor akkervogels geldt dit waarschijnlijk ook; de oude landbouw op schrale gronden bood maar weinig voedsel. De toename van de bemesting blijkt tot midden 20e eeuw samen op te lopen met de groei van de gruttostand. Vóór 1900 limiteerde de schrale voedingstoestand de stand van de grutto. Pas midden 20e eeuw werd die voor de grutto optimaal. Het dier beleeft nu misschien een tijdelijke achteruitgang ten opzichte van de jaren zeventig, maar in vroegere eeuwen was het aantal grutto’s hier lager.
Vogels en mensen in Nederland 1500 - 1920
Auteur: Jan de Rijk ISBN: 9789462540132 Paperback op A4-formaat, 290 pagina’s, Prijs: 25,60 euro, te bestellen via http://www.anoda.nl/
12
De Jager #16/17 - augustus 2015
Zo ook het korhoen. Die vogel kwam eeuwen lang in Nederland zeer sporadisch voor en heeft alleen aan het begin van de twintigste eeuw heel even kunnen profiteren van de toenmalige combinatie van heidebebossing en extensieve landbouw. Het idee dat er vroeger veel en nu weinig korhoenders zijn klopt dus niet.’
Nostalgisch beeld Hoe komt het dan dat generaties ecologen en vogelliefhebbers hel en verdoemenis preken? De Rijk: ‘We zijn geneigd alleen naar de nadelen te kijken. Neem de discussie over intensieve landbouw. De historische feiten tonen aan dat veel vogels daar ook baat bij hebben gehad, zoals de grutto en de gans. Ook hebben mensen over het algemeen een te nostalgisch beeld van het verleden.’ De Rijk is geen tegenstander van het herscheppen of reconstrueren van oorspronkelijke landschappen, maar hij is wel van mening dat dat moet gebeuren op basis van gedegen historisch onderzoek. Een mooi voorbeeld is het Plan Goudplevier. In 1992 kwam Natuurmonumenten met het plan om vier bestaande heideveldjes met elkaar te verbinden om zodoende onder meer de goudplevier nieuw broedgebied te geven. De Rijk: ‘Het is echter maar zeer de vraag of goudplevieren op de schrale heide van vroeger voorkwamen. Historisch zijn daar weinig aanwijzingen voor. Hetzelfde geldt voor de zwarte ooievaar. Al jaren is men druk doende om de zwarte ooievaar terug te krijgen naar ons land terwijl onzeker is of dat dier hier ooit daadwerkelijk heeft geleefd. Het dilemma van onze tijdgeest is dat we alles willen en het liefst ook zoveel mogelijk van alles. Maar zo zit de natuur niet in elkaar. De vogelbevolking is afgelopen eeuwen sterk veranderd, maar we willen elke soort die hier (mogelijk) ooit voorkwam weer hebben en het liefst in grote aantallen. Dat kan alleen maar teleurstellingen opleveren.’ •
#16/17 - augustus 2015 De Jager
13