reportage
meer ruimte voor grofwild in ons land hugh jansman:
‘Nulstandbeleid moet op de schop’
Het grofwildbeheer in ons land is achterhaald. Dat is althans de mening van ecoloog Hugh Jansman en onderzoeksinstituut Wageningen Environmental Research (Alterra). Jansman: ‘We moeten af van beheer op nulstand en meer focussen op een maatschappelijk gedragen wildstand oftewel nul-schade.’ Tekst: Oswin Schneeweisz
reportage
T
ot voor kort werd de uitbreiding van populaties grote hoefdieren (wild zwijn, edelhert en damhert) grotendeels verhinderd door beleid van de Rijksoverheid: het zogenaamde nulstandbeleid. Populaties mochten alleen voorkomen in uitgerasterde gebieden zoals de Meinweg, de Oostvaardersplassen en op de Veluwe. Maar inmiddels zijn de provincies verantwoordelijk voor het populatiebeheer en is ook het gedoogbeleid in opkomst. Steeds vaker klinkt de wens om populaties edelherten uit te zetten. Hoefdieren zullen dus in de toekomst alleen nog maar toenemen in aantal en verspreiding en daarmee ook de intensiteit van de discussies over schade en populatiebeheer. Zo stuitte onlangs het plan om edelherten uit te zetten in Drenthe op zoveel weerstand onder boeren dat het ter elfde ure alsnog werd afgeblazen. Ook het dichtzetten van ecoducten nabij landbouwgebieden voor grofwild is daar een voorbeeld van.
Andere manier Bij Alterra gooiden ze de knuppel twee jaar geleden al in het hoenderhok. In een artikel in Natuur Bos Landschap schreven stelden de ecologen Geert Groot-Bruinderink en Edgar van der Grift dat er onder andere sprake is van ‘vervrouwelijking’ van populaties, dat trendtellingen niet deugen, aantallen chronisch worden onderschat en dat het beheer zoals het nu gebeurt weinig rekening houdt met maatschappelijke belangen, zoals wildzichtbaarheid en gevoeligheden rond beheer met het geweer. ‘Bij uitblijven van populatiebeheer of bij een recreatief populatiebeheer kunnen de aantallen wilde hoefdieren oplopen tot het niveau van de draagkracht. Proactief populatiebeheer kan deze ontwikkeling remmen, maar uit de gesignaleerde trend blijkt dat dit maar ten dele lukt. (…) Op veel plaatsen in Europa en in Nederland treffen we hetzelfde beeld: een grote populatieomvang gecombineerd met hoge reproductiecijfers.’ Volgens Alterra-ecoloog Hugh Jansman is er daarom ‘alle reden om eens te onderzoeken of we het populatiebeheer op bijvoorbeeld edelherten en zwijnen niet op een andere manier moeten gaan doen’.
Am, od molorepti vent et ut veliquatis repudae voloreriant. Ad ut ipsamentis sit ea pe voloritest, acerita num fuga. Ut alique corisquia ducipiet dolupti oresti ulpa volupti aepudit iusandit faccus, quate modipis arum
Foto: Eline de Jong Foto: Michael Migos
30
De Jager #16 - december 2017
#16 - december 2017 De Jager
31
reportage
reportage Hil exerit unt. Giam eium que occae nos diasper atuscid milicae. Tincia pra volest, a duntur?
Misschien moet je toe naar een bonus-malus systeem om juiste uitvoer van beheer te stimuleren afstemmen. Waar kun je de aantallen wat laten oplopen? Waar moet je het kort houden? Hoe houd je het kort? Beschikken we over de juiste middelen daartoe? Welk geslachtsratio streef je na? Hoe zorg je dat de afschotquota worden gehaald? Moet je de grondgebruiker weer verantwoordelijk maken voor de schade? Misschien moet je wel toe naar een bonus-malus systeem om juiste uitvoer van beheer te stimuleren. Daarnaast kun je door slimme maatregelen met gradiënten van dichtheden gaan werken door bijvoorbeeld aan de randen van de kernzones (dus tussen het kerngebied en de agrarische percelen), zogenaamde ‘landscapes of fear’ aan te leggen.’
Kosten en baten Jansman memoreert dat de grote lijnen voor het wildbeheer in Nederland 25 jaar geleden door de overheid zijn uitgezet. ‘Dat beleid is gebaseerd op nulstandgebieden en houdt, naast aspecten als biodiversiteit en dierenwelzijn, voornamelijk rekening met agrarische belangen, ziekteverspreiding en een beetje verkeersveiligheid. Maar ons land is in de loop der tijd veranderd. De risico’s op besmettelijke ziektes zijn vergeleken met vroeger afgenomen. Het risico op schade bij agrariërs is veranderd en veel vroegere bosbouwgebieden zijn nu tot natuurgebied uitgeroepen. Daar heb je dus helemaal geen economische schade meer. Het is dus tijd om met een frisse blik naar het grofwildbeheer te kijken. Niet alleen naar de kosten, maar ook naar de baten zoals begrazing, zaadverspreiding et cetera. En dan heb ik het nog niet over allerlei maatschappelijke belangen als wildzichtbaarheid en ecovlees. In de door Alterra voorgestelde aanpak laten we de nuloptie los, want dat red je niet. Ook niet met jagen. Dus geen nulstandgebieden meer, maar schade-gestuurd beheer.’
Maatschappelijke draagkracht
Foto’s: Michael Migos
Bufferzone Landscape of fear: het zou zomaar de titel van de nieuwste horrorfilm kunnen zijn, maar dat is het niet. Jansman doelt op een bufferzone rond een kerngebied waarin alle activiteit plaatsvindt: daar wordt dus gejaagd, gefietst, gewandeld, gefotografeerd, gesport en noem maar op. Jansman: ‘De activiteit in de bufferzone zal ervoor zorgen dat zwijnen en edelherten de oversteek naar het agrarische gebied minder zullen maken, terwijl toch ook de wildzichtbaarheid toeneemt.’ Maar drukte en jagen lijkt geen gelukkige combinatie. Is er dan wel voldoende ruimte om populatiebeheer uit te voeren? Jansman: ‘Als je zorgt voor een goede handhaving op de juiste routes kun je op strategische plaatsten ook nog best een paar hoogzitten kwijt. Waarschijnlijk moeten jagers dan wat meer tijd en energie investeren om een dier voor de loop te krijgen, maar is dat erg? Misschien is dan beheer met geweer zelfs helemaal niet meer nodig in de kerngebieden.’ Is dat geen illusie gezien de hoge aantallen die nu al moeten worden geschoten? Jansman: ‘Er kan in het kerngebied wel gejaagd worden, maar onder de strikte voorwaarde dat dieren geen enkele relatie kunnen leggen tussen schot en mens. Als dat
namelijk gebeurt, gaat het ten koste van de wildzichtbaarheid en is er dus sprake van maatschappelijke schade. Overigens kun je in veel kerngebieden de stand wellicht flink laten oplopen. Maar daarvoor moeten we wel eerst eens onderzoeken bij welke dichtheid er nu precies schade aan flora en fauna ontstaat. Dat weten we nu nog helemaal niet.’
We moeten eerst eens onderzoeken bij welke dichtheid er nu precies schade aan flora en fauna ontstaat Hil exerit unt. Giam eium que occae nos diasper atuscid milicae. Tincia pra volest, a duntur? Des andiate ceperum esci cus
Kenmerkend voor een ‘nul-schade-aanpak’ is volgens Jansman dat wordt geaccepteerd dat wilde dieren in meer natuurgebieden leven, maar voorkomen wordt dat buiten die gebieden schade wordt aangericht. Jansman: ‘Belangrijk daarbij is dat je per leefgebied waar zwijnen en herten voorkomen de balans opmaakt tussen risico’s op schade en overlast en de meerwaarde voor biodiversiteit. In sommige gebieden zal de conclusie zijn dat de risico’s te groot zijn. Daar zet je de stand op nul. In andere gebieden kunnen wel populaties voorkomen, waarbij je de dichtheid laat afhangen van de mate van risico’s op schade en de mogelijkheden voor preventie. Kortom, de maatschappelijk gedragen stand. Een stand die per leefgebied en per soort kan verschillen. Het is daarbij van belang dat er gedegen onderzoek plaatsvindt naar de populaties, hun structuur en dynamiek. Daarop kun je dan uitgekiend beheer
Kritiek Wim Knol, ecoloog van de Jagersvereniging reageert resoluut: ‘Onzin’, dat weten we juist goed. We kunnen redelijk betrouwbaar de bovengrens aangeven per gebied en soort.’ Knol is deels kritisch over het verhaal van Jansman dat hij als ‘een tamelijk theoretisch verhaal’ betiteld. Knol: ‘Het is meer een opvatting met een aantal interessante onderdelen, dan een plan gebaseerd op feiten. Dit gaat in Nederland nooit lukken. De meeste gebieden zijn te versnipperd en kennen veel verschillende grondeigenaren. Hoe wil je daar een kerngebied met bufferzones realiseren? Je ziet nu al in de leefgebieden dat dit concept niet werkt. Ook in drukke recreatiegebieden loopt gewoon grofwild. Dat heeft zenderonderzoek op de Veluwe onmiskenbaar duidelijk gemaakt. In nulstandgebieden is zo’n strategie al helemaal ingewikkeld. Natuurgebieden zijn daar al snel brongebieden met een grote mate van uitstraling.’ Ook Gerrit Jan Spek van de Vereniging Wildbeheer Veluwe is kritisch: ‘Zo’n bufferzone kun je misschien op delen van de Veluwe toepassen, waar je de ruimte hebt, maar in de meeste delen van Nederland gaat dat niet werken. Je hebt hier echt een grootschalig landschap voor nodig, anders word je op een gegeven moment gewoon overlopen. Op het moment
dat de gebieden klein zijn en de kwaliteit van de verschillende gebieden te weinig onderscheidend is, gaat het verrekte moeilijk worden om die beesten in de kernzones te houden.’
Deelerwoud De situatie in het Deelerwoud waar al sinds 2002 geen edelherten worden bejaagd, geeft interessante uitkomsten. Verwacht werd dat de stand van dam- en edelherten zich zou stabiliseren en dat ‘schade bij de buren’ beperkt kon worden door een bufferzone aan te leggen waarin al het afschot gepleegd wordt. Dat blijkt niet het geval. Tussen het natuurgebied en de landbouwgronden is inmiddels een hek geplaatst
Foto: Anoeska van Slegtenhorst
Hil exerit unt. Giam eium que occae nos diasper atuscid milicae. Tincia pra volest, a duntur? Des andiate ceperum esci cus
Foto: Eline de Jong
32
De Jager #16 - december 2017
#16 - december 2017 De Jager
33
reportage
reportage Hil exerit unt. Giam eium que occae nos diasper atuscid milicae. Tincia pra volest, a duntur? Des andiate ceperum esci cus Quibusae labore voluptatem qui doloratia sum es etur rerfereritem que qui officit aquate re idunto et ilibus repudaepuda dolorem quate porio.
Foto: Michael Migos
Het gaat verrekte moeilijk worden om die beesten in de kernzones te houden
Doloratia sum es etur rerfereritem que qui officit aquate re idunto et ilibus repudaepuda dolorem quate porio.
en de herten zwermen uit naar omliggende bosgebieden met een bosbouwdoelstelling. Dat gaat slecht samen. Het aantal aanrijdingen in de omgeving is toegenomen en de herten gaan ’s avonds bij de buren foerageren. Jansman: ‘Die dieren zijn hartstikke slim. Ze hebben al heel snel door waar ze overdag veilig zijn en ’s avonds kunnen gaan eten. Daarom moet er vanuit die bufferzone ook een zeer intensieve en professionele bejaging plaatsvinden met als doel de hoefdieren zich daar onveilig te laten voelen. Dan vermijden ze die gebieden, met als gevolg minder schade of verkeersrisico’s. Daarmee hangt echter samen dat er een masterplan komt waarbij alle criteria worden afgewogen: hoeveel aanrijdingen zijn acceptabel? Hoeveel vraat aan jonge bomen kan worden getolereerd? Hoe groot mag de schade aan gewassen zijn en wat zijn de veterinaire risico’s? Pas als je die criteria in kaart hebt gebracht kun je een goede doelstand bepalen.’
Barrières ‘Op zich vind ik het een leuke gedachte en wellicht ook wel een klein experiment waard, maar ik geloof niet dat dit het ei van Columbus is’, zegt Gerrit Jan Spek. ‘De Veluwe is een geval apart. Dat is een eiland met daaromheen agrarisch landschap. Als je in de randzone een mindere kwaliteit leefgebied hebt en maximaal druk zet, kun je verdere verspreiding naar buiten toe relatief makkelijk voorkomen. Maar op het moment dat die gebieden klein zijn, en de kwaliteit niet onderscheidend genoeg, wordt het een ander verhaal. De meeste gebieden elders in het land zijn gewoon te klein. Voordeel van de Nederlandse situatie is wel weer dat er veel barrières zijn, zoals snelwegen en kanalen, waarmee je je grenzen zou kunnen afbakenen. Maar je zult hoe dan ook op een lage dichtheid moeten sturen en dat is in rijke jaren bij zwijnen allerminst gemakkelijk. Dat geldt zeker voor de huidige nulstandgebieden
34
De Jager #16 - december 2017
Foto: Thomas Pruvoost
waar de dieren in de voedselarme zomerperiode naar de boeren gaan. Als je al met een soort bufferzone werkt moet je intensief sturen op het bereiken van lage dichtheden en die moet je ook in stand te houden. Ook als de lage dichtheid is bereikt, want op het moment dat je stopt gaat het meteen weer mis.’
opdoen van ervaring in andere jachtvelden in binnen- of buitenland. Na ruim 15 jaar Flora- en faunawet met zware bescherming van grofwild, beperking van middelen en complexe regelgeving zie je dat dit regime haar doel voorbij geschoten is. Daar ligt het echte probleem om tot een werkbare wildstand te komen.’
Professionele jagers
Balans
‘Daar wringt hem ook de schoen’, zegt Jansman. ‘De huidige wijze van bejaging blijkt veel te vrijblijvend. Daar waar gejaagd moet worden, moet dat goed en intensief gebeuren. Misschien moet je toe naar een bonus-malussysteem, waarbij de jager een beloning of vergoeding krijgt voor het afschot. Misschien moeten we in dat soort gebieden met derden gaan werken en dan bedoel ik professionele jagers die er elke dag jaarrond zitten.’ Wim Knol: ‘Dat vind ik geen sterk punt. Wat is nou een professionele jager? Alle jagers in ons land zijn immers goed opgeleid. Jagers in dienst van een grondeigenaar hebben vaak meer tijd, maar kunnen ook maar op een plek tegelijk zitten en ook dan is er geen garantie op afschot. Bonus malus klinkt mij trouwens in de oren als premiejagen en dat heeft weinig met natuurbeheer of jagen van doen. Hooguit in extreme situaties. Het professionele van jagers zit hem vooral in het delen van kennis, samenwerken en
Knol bepleit een andere aanpak: ‘Verken maar eens plaatsing van grofwild op de wildlijst. De jachthouder is dan verantwoordelijk voor een redelijke stand van het grofwild en redelijkerwijs ook voor de schade. Dat levert een compleet andere discussie op en voorkomt onnodige en complexe regelgeving. Met als gevolg lagere dichtheden grofwild en daarmee minder negatieve effecten op flora, fauna en verkeersveiligheid; bovendien zal de landbouwschade afnemen.’ Spek: ‘Daar waar voor hoge dichtheden wordt gekozen zal binnen verschillende gebieden het verschil tussen hoge dichtheid en lagere dichtheid groter worden. Groot qua voedselaanbod, groot qua voedselkwaliteit en groot qua bejagingsdruk. Het gaat uiteindelijk om een balans die terreineigenaren en grondgebruikers wensen en dat realiseer je alleen wanneer grofwildbeheer ook goed uitvoerbaar is.’ •
#16 - december 2017 De Jager
35