11 minute read

Humanisme en diversiteit

Next Article
COLOFON

COLOFON

Het humanisme heeft, zijn van oorsprong nobele uitgangspunten ten spijt, zich nooit kunnen bevrijden van christelijk discriminatiedenken en blijft nog steeds een ontwikkeld en Verlicht ‘wij’ tegenover een inferieur ‘zij’ plaatsen. Door het mens-gecentreerde denken dat in het humanisme besloten ligt, is het evenmin in staat om voldoende tegenwicht te bieden aan de uitbuiting van onze planeet en aan het om zeep helpen van het klimaat. Het humanisme moet zich dan ook grondig herbezinnen en zich transformeren tot een nieuw, inclusief en ecologisch humanisme.

Rik Pinxten

Advertisement

HUMANISME: WAAROVER HEBBEN WE HET?

Humanisme ontstond in het Europa van de vijftiende eeuw, met het terug bekend geraken van enkele bronnen uit de antieke oudheid. Dit was in de wereld van toen – in (West-) Europa gedomineerd door de centralistische kerk in Rome – een revelatie: Rome had immers met succes die bronnen deels vernietigd en uitgefilterd om de invloed van dat heidens denken minimaal te houden.

Het historisch Europese humanisme is niet voldoende geëmancipeerd geraakt uit het christelijke discriminatiedenken tussen de beschaafden (wij) en de onderontwikkelden (zij)

Tegelijk werden er toen gegevens over andere culturen dan degene die de Heilige Schrift voorzag ontdekt. Zo schrijft Montaigne met oprechte en open verwondering over de eerste Indianen die in Europa werden ‘getoond’. Vrijwel onmiddellijk werd dat cultureel verschil theologisch aangepakt en geleerd geplaatst: die anderen (van Azië over Amerika tot Afrika en Oceanië) waren natuurlijk pre-christelijk, heidens en moesten vooral aan de norm (de christelijke Europeaan) aangepast worden. Verschil was dus achterstand, primitiviteit. Ook het humanisme ging steeds meer daarin mee en is zo nooit uit dat christelijk discriminatiedenken geraakt. Wij hadden toch de wetenschap, wij hadden de juiste moraal en wij hadden de wereld veroverd, dus moesten we dat verschil met ‘hen’ (allemaal samen) wel als hun achterstand zien. De zaak was dus om hen zo snel mogelijk op te voeden, te ontwikkelen (uit de wikkels te halen), stelden de meeste humanisten voor.

Ontken ik vandaag dat wetenschap een meer betrouwbare kennis is dan

volkse opvattingen? Geenzins, de resultaten van wetenschappelijk denken zijn merkwaardig. Beweer ik dan dat de westerse inzet deels een zelfoverschatting is? Dat meen ik inderdaad. Wetenschap is een proces van voortschrijdend inzicht dat ons de meest betrouwbare kennis oplevert die we nu kennen. Maar samen met die kennis zijn er intuïties, morele en politieke waarden en economische en andere belangen die het onderzoek sturen of soms ook verhinderen. Als we dat erkennen, dan moeten we daarmee meteen toegeven dat het minderwaardig beschouwen van het grootste deel van de mensheid – omdat ze op die ene dimensie (wetenschappelijke kennis) niet mee evolueerden – verblindend kan werken. Of zoals Lévi-Strauss, een reus in sociale wetenschappen, zei: je wordt vlug een imposteur als je je verbergt achter wetenschap. Dat kan leiden tot uitbuiting en structurele ongelijkheid in levensverwachting en welvaart van andere culturen, zoals van sociale klassen. Dat is exact wat gebeurde met slavernij, kolonisering en handelsoorlogen als uitingen.

De impact van de eigen Europese (of westerse) houding tegenover de rest van de mensheid en de natuur wordt in hoge mate vergeten of zelfs ontkend

Dat ook figuren die wij, humanisten, tot onze rangen rekenen daar gretig aan participeerden moet ons toch tot zelfkritiek kunnen brengen (Voltaire verdiende zijn hele leven aan slaven-

'Bij de ontologieën van andere, zogenaamd ‘primitieve’, culturen vinden we een arsenaal aan interessante intuïties en aansluitende waardenschalen die veel minder de exclusieve of uitzonderingspositie van de mens vooropstellen, maar eerder een systemische ‘habitat’-visie op mens en natuur aanhouden.'

A smoky day at the Sugar Bowl - Hupa 1923 © Wikimedia Commons | Curtis, Edward S., 1868-1952, photographer .

handel, om slechts een voorbeeld te noemen). Het historisch Europese humanisme is niet voldoende geëmancipeerd geraakt uit het christelijke discriminatiedenken tussen de beschaafden (wij) en de onderontwikkelden (zij).

Wij, de Verlichten, hebben grotendeels schuld aan de klimaatopwarming die de gehele mensheid morgen bedreigt

Natuurlijk zijn er eervolle uitzonderingen die er alles aan deden om in hun denken voorbij de discriminatie te geraken, met name de eerste humanisten waren minder bevooroordeeld en toonden meer openheid van geest. Maar ook vandaag is de boventoon toch nog steeds die van de Verlichten (wij die beweren zo rationeel te zijn) die de dragers van een hoofddoek hun slechte gewoonten moeten afleren, de simpelen van geest vooral moeten overtuigen geen kinderen te maken, of die een andere one-issue-aanklacht (zoals beperkt materieel bezit: ze hebben zo weinig) over hen uitstorten en tegelijk zichzelf zo verheven achten. De impact van de eigen Europese (of westerse) houding tegenover de rest van de mensheid en de natuur wordt daarbij in hoge mate vergeten of zelfs ontkend. Bijvoorbeeld: ‘wij’ kennen democratie, dus waarom zien ‘zij’ niet in dat dit de beste weg is? Maar is dat wel juist? Wat met Trump, Bolsonaro of verkozenen van het Vlaams Belang? Kunnen we echt veel dictators in de huidige wereld vinden die niet door ‘ons’ aan de macht zijn geholpen of gehouden, voor onze belangen?

Diversiteit is voor mij een diep-structurele houding, ook ten aanzien van de natuur

OPROEP TOT NEED-HUMANISME

Ik voel meer en meer dat het urgent is om het humanisme opnieuw te enten op de wereld van vandaag, en daarbij te leren uit de fouten uit het verleden. Wij, de Verlichten, hebben ten slotte grotendeels schuld aan de klimaatopwarming die de gehele mensheid morgen bedreigt, en aan de structurele nieuwe ongelijkheid, terwijl wij ook via privébezit en patentrechten de natuur razendsnel leegroven en zo onder andere pandemieën veroorzaken. Ik stel voor dat we dringend werk maken van een update van het humanisme, die ik samenvat als NEED-humanisme: NietEurocentrisch, Ecologisch en Duurzaam Humanisme. Diversiteit is voor mij een diep-structurele houding, ook ten aanzien van de natuur.

NIET-EUROCENTRISCH

Het humanisme van vandaag botst op steeds nieuwe golven van racisme (zie de VS, maar ook in Nederland met de opvattingen van Thierry Baudet) en diepgeworteld discriminatiedenken. Van dat laatste is de langzaam insijpelende term ‘omvolking’ (afkomstig uit de nazipropaganda) een voorbeeld. Die term – onder andere gebruikt door verkozenen zoals Dries Van Langenhove in Vlaanderen – houdt in dat de zogenaamd oorspronkelijke bevolking (wit, Vlaams of Hollands) in sneltempo vervangen wordt door vreemdelingen via immigratie of vluchtelingenstromen. Dat ook extreemrechts in de VS dit als argument gebruikt tegen zwarten, Chicanos, Aziaten en … Indianen, is natuurlijk kenmerkend voor de bijziendheid van die identitaire bewegingen: de witte Amerikaan was de inwijkeling, toch? En het zijn toch diezelfde witten die miljoenen Afrikanen als slaven importeerden voor eigen winsten, niet?

Maar ook in onze streken, sinds de verovering door die schrijvende vreemdeling Julius Caesar (circa vijftig jaar voor onze jaartelling), weten we dat ongeveer iedereen hier gekomen en gebleven is. Dat geldt trouwens voor de hele corridor van de Oeral tot de Atlantische Oceaan, een transitgebied, waar we per definitie bastaardculturen hebben, als die term dan nog betekenis heeft. Elke humanist, uitgaand van het principe ‘de mens eerst’ en pleitbezorger van feiten boven geruchten of vage overleveringen, zou dat dus moeten omarmen: de fierheid van intrinsiek bastaarddom. Dat impliceert als eerste stap dat we eindelijk de moordende discriminatievormen moeten afbouwen, waaronder die rond ras, gender en religie. Dit slechten van diep-structurele vooroordelen is één stap. Het positief en constructief ontwerpen van intrinsiek inclusieve alternatieven is de volgende stap. Vermoedelijk zullen die alternatieven meervoudig en (cultureel, raciaal, religieus …) intrinsiek gemengd zijn. De gedachte dat één alternatief meer universele geldigheid bezit dan alle andere is een relict uit het discriminerende verleden waaruit wij voortkomen. Uit studie van andere culturen (want sinds ongeveer honderdvijftig jaar zijn we voorzichtig begonnen met die wetenschappelijke studie) weten we dat religies bijvoorbeeld niet noodzakelijk geloof en geloofsopvattingen kennen (er zijn ongeveer zesduizend verschillende religies in de wereld), noch zelfs steeds een godsgeloof impliceren. We weten ook dat etnocentrisme en andere houdingen tegenover anderen en verschil in vele verschillende vormen voorkomen binnen de mensheid: racisme is maar één, extreme vorm. Een van exclusie. Een heel andere vorm, vermenging tussen volkeren, clans of andere eenheden, komt ook vaak voor. Soms zelfs als bewuste politiek. Meestal gebeurt dat door interhuwelijken, maar ook door economische transactievormen.

De diversiteit op tal van vlakken is immens en zeer leerrijk voor een cultuur zoals de onze die zichzelf als de norm van ‘goede’ of ‘ontwikkelde’ vorm van de mensheid ziet. Dat de godsdiensten van het boek het daarmee moeilijk hebben en zichzelf, op basis van hun hiërarchisch godsmodel en ontologie, als enige of beste vorm van de mensheid zien, zou voor de humanist best heel duidelijk en expliciet als een soort kinderziekte kunnen worden gezien waar we eindelijk uitgroeien, nu de wereld feitelijk interdependent geworden is en niet meer vanuit één navel kan bekeken worden. Op dit punt ligt nog veel werk op de plank.

De kwalitatieve en vergelijkende aanpak van de moderne sociale en humane wetenschapper (zeker in de antropologie, de politicologie en met aanzetten in psychologie, godsdienstwetenschappen en zelfs een beetje in de filosofie) kan hier helpen, onder andere met een praktische methodische aanpak in een vierstappenbenadering (nvda. Pinxten R., Kuifje wordt volwassen. Over dekolonisering van de geest, EPO, 2019). Zo kan de humanist de meer exclusivistische medeburger aanleren hoe de moderne wetenschapper stilaan methodisch leert te luisteren en te onderhandelen over ‘feiten’ rond cultuur en sociale identiteit, om zo tot kennis van de mens te komen.

De gedachte dat één alternatief verder, meer universeel geldig zou zijn dan alle andere is een relict uit het discriminerende verleden waaruit wij voortkomen

ECOLOGISCH

De voorbije paar generaties heeft vooral de westerse, technologisch versterkte vorm van roofkapitalisme de aarde progressief en nu zeer snel naar de afgrond gestuurd: de klimaatopwarming is een reële bedreiging voor miljoenen mensen in de komende generatie. Met aanhoudende temperaturen van meer dan veertig graden zullen grote gebieden de mens verdrijven of letterlijk doen stikken, schrijven onderzoekers van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Dat treft zeker om en bij de vijfhonderdmiljoen mensen in de deltas van India en evenveel elders, bovenop wie zeker bedreigd zal worden door de stijging van de zeespiegel. Daarnaast is er de uitdroging en dus verschraling voor de landbouw in zeer uitgestrekte streken (van bijvoorbeeld Noord-Afrika tot de streek van Kortrijk, met een grote daling van bodemwaterpeil). Dat betekent noodzakelijk massamigraties, maar waarnaartoe? Hoe zien we dat vanuit humanistisch perspectief? In vergelijking daarmee stelt de hoeveelheid vluchtelingen van vandaag (zoals in de regio van de Middellandse Zee) niets voor.

Tegelijk heeft het roofkapitalisme vanuit onze regio sinds Columbus ervoor gezorgd dat steeds meer de natuur (de andere soorten, en zelfs ook water en lucht) rechteloos aan onze wil onderworpen werd. We vernietigen nu aan recordtempo natuurgebieden en zorgen zo voor een immense reductie van biodiversiteit. Een bijproduct: zoönose (het overspringen van bijvoorbeeld virussen van vroeger onaangeroerde soorten op de mens) is al verantwoordelijk voor een meerderheid van ‘nieuwe’ epidemieën, alsook de verschraling van de diversiteit van soorten het totale genetische potentieel van de hele aarde betekent.

Humanisme vandaag moet met die problemen bezig zijn. Meer nog, de oude visie moet dringend bijgesteld worden zodat een ecologische (en klimatologische) dimensie een intrinsiek onderdeel vormt van modern humanisme. Niet enkel rechten van dieren, maar zelfs van bossen en van lucht, water en andere natuurfenomenen moeten door de humanist best naast mensenrechten op tafel gelegd worden. Dit betekent dat het mens-gecentreerd denken (in de term ‘humanisme’ zelf zo duidelijk aanwezig) moet verlaten worden voor een intrinsiek inclusieve visie. Als antropoloog kan ik er op wijzen dat we hiervoor te rade kunnen gaan bij de ontologieën van andere, zogenaamd ‘primitieve’, culturen. Daar vinden we een arsenaal aan interessante intuïties en aansluitende waardenschalen die veel minder de exclusieve of uitzonderingspositie van de mens vooropstellen, maar eerder een systemische ‘habitat’-visie op mens en natuur aanhouden.

DUURZAAMHEID

De vrije keuze waarvoor de humanist stond was er eerst en vooral een van negatieve vrijheid: het zich vrij maken van banden. Nu is de taak van de humanist om de verantwoordelijkheid ten opzichte van de gehele mensheid in haar diversiteit, de natuur en zelfs de aarde op te nemen in de visie. Dat zal de individuele vrijheid beperken, zeker als duurzaamheid van de waardenkeuzen ernstig genomen wordt. Ik meen echter te mogen stellen dat we die oefening nu in een tweede fase van humanisme moeten maken, en wel dringend of onze oorspronkelijk nobele uitgangspunten (tegen de autoritaire achtergrond van Europese godsdienstige verknechting) worden mede verantwoordelijk voor een zekere ondergang.

Niet enkel rechten van dieren, maar zelfs van bossen en van lucht, water en andere natuurfenomenen moeten door de humanist best naast mensenrechten op tafel gelegd worden

Werken aan een nieuw, inclusief humanisme is tegelijk ook werken aan een wervend alternatief voor de puinhoop en uitzichtloze terugval (zie de pandemie van vandaag) die we anders als enige uitzicht nalaten voor de volgende generatie. Misschien is de tanende belangstelling van de jongeren voor de humanistische verenigingen en voor de ‘liberale’ politieke modellen een teken dat we vooral niet mogen veronachtzamen. Voor de doorwinterde humanist is dat een hoopvol teken: we moeten aan dit project werken, met echt open vizier, want mensen kunnen (hopelijk en gedeeltelijk) wel een meer leefbare wereld maken.

Over de auteur Rik Pinxten is emeritus gewoon hoogleraar in de antropologie en de studie van religies aan de Universiteit Gent. Hij was tussen 2003 en 2010 voorzitter van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (het huidige Humanistisch Verbond). In 2004 kreeg hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn boek De Artistieke Samenleving.

This article is from: