16 minute read

De strijd tegen corona

Next Article
COLOFON

COLOFON

Een virus verspreidde zich als een lopend vuurtje over onze aardbol en maakte honderdduizenden slachtoffers. Dat gebeurt niet voor het eerst en ongetwijfeld ook niet voor het laatst. Zo’n pandemie brengt echter ontelbare uitdagingen mee. Eén daarvan is de vraag hoe we dit coronavirus met medische technologie kunnen verslaan. Omdat het om een nieuw virus gaat, bestaat er geen kant-en-klare oplossing. De publicatie van het genoom van dit virus in januari 2020 was voor heel wat laboratoria, ook in ons land, een startschot. Van zodra duidelijk werd waarmee we te maken hadden werden in heel wat onderzoeksfaciliteiten werkkrachten en budgetten vrijgemaakt om de strijd tegen dit virus aan te gaan. Of het nu gaat over de zoektocht naar een vaccin, een medicijn of een app. Het blijkt een complex proces dat de nodige tijd en zorgvuldigheid vraagt.

Liesbet Lauwereys

Advertisement

© Shutterstock

DE RACE NAAR EEN VACCIN

Op langere termijn is de hoop gevestigd op de ontwikkeling van een vaccin. Met een werkzaam vaccin kunnen we ons beschermen tegen het virus en dus aan preventie doen. Wie gevaccineerd is en in aanraking komt met het virus wordt niet ziek of de ziekte kent bij hen een veel milder verloop. Naast de bescherming van individuen kan een vaccin ook helpen om groepsimmuniteit te bekomen. Groepsimmuniteit betekent dat een aanzienlijk deel van de bevolking immuun is tegen het virus, zodat het virus het veel moeilijker krijgt om zich te verspreiden. Als er voldoende personen immuun zijn, creëert dat dus ook een beschermend effect voor degenen die (nog) niet immuun zijn.

HOE WERKT EEN VACCIN?

Het principe van een vaccin is dat ons lichaam voor het eerst geconfronteerd wordt met een ziekteverwekker die onschadelijk is. Daardoor schiet ons immuunsysteem in actie zodat bij een volgende confrontatie met de echte ziekteverwekker ons lichaam snel en efficiënt kan reageren.

Er zijn verschillende methodes om een vaccin te maken. Dat kan op basis van een levende maar verzwakte versie van de ziekteverwekker of een dode versie van de ziekteverwekker die wel nog herkend wordt door ons lichaam. Ook antigenen, de kleine deeltjes van de ziekteverwekker die ons lichaam antistoffen laat aanmaken, kunnen als basis worden gebruikt. Deze methoden worden tot nu toe het meest gebruikt.

De laatste jaren ligt de focus meer en meer op het gebruik van DNA of mRNA van de ziekteverwekker als basis voor vaccins. Met een DNA-vaccin introduceert men die genen die zorgen voor de aanmaak van de eiwitten die onze immuunreactie opwekken. Bij een mRNA vaccin worden enkel de instructies voor het aanmaken van die eiwitten geïntroduceerd in ons lichaam.

Voor een vaccin dat ons beschermt tegen Sars-CoV-2 worden verschillende pistes onderzocht, ongeveer honderddertig onderzoeksgroepen zijn hiermee bezig. Ook in ons land. Janssen Farmaceutica onderzoekt twaalf verschillende sporen voor de ontwikkeling van een vaccin, Belgische biotechbedrijven Etherna en Ziphius Therapeutics onderzoeken vaccins tegen Sars-CoV-2 op basis van mRNA, enzovoort. De hoop is dat minstens één ervan leidt tot een bruikbaar vaccin. En ondertussen bereidt The Centre for the Evaluation of Vaccination in Antwerpen zich voor om fase-1-vaccintests uit te voeren. In deze fase wordt vooral de veiligheid van het vaccin onderzocht.

Of een vaccin werkt, kun je pas vaststellen als de gevaccineerde persoon nadien wordt blootgesteld aan het virus

VACCINOPOLIS

De goedkeuring voor de uitbouw van de zogenaamde vaccinopolis, raakte dankzij deze pandemie in een stroomversnelling. Het gaat over een speciale quarantaineafdeling waar vaccins op een veilige manier sneller getest kunnen worden.

Of een vaccin werkt, kun je pas vaststellen als de gevaccineerde persoon nadien wordt blootgesteld aan het virus. Dat kun je niet bewust doen om vervolgens die persoon de straat op en naar huis te sturen. Een gespecialiseerde afdeling lost dat probleem op.

De proefpersonen worden blootgesteld aan het virus of een afgezwakte versie ervan als er nog geen behandeling voorhanden is. Daarom verblijven ze in quarantaine en worden nauwgezet opgevolgd. Een alternatief is proefpersonen vaccineren en dan afwachten tot ze spontaan in contact komen met het virus. Dat duurt vanzelfsprekend langer en is veel minder nauwgezet op te volgen. In 2017 was er in ons land een tijdelijke afdeling voor onderzoek naar poliovaccins. Met de uitbouw van zo’n permanent centrum kan ons land een belangrijke rol gaan spelen bij het testen van vaccins.

WANNEER MOGEN WE EEN WERKEND VACCIN VERWACHTEN?

Daarover zijn al veel, en soms gedurfde, uitspraken gedaan. Hoewel verschillende onderzoeksgroepen meteen hun laboratoria in doken, is het een proces dat maanden of zelfs jaren duurt. Eerst moet men iets vinden dat kan werken. Daarna moet worden getest, eerst bij proefdieren en dan bij mensen, of het veilig is en of het ook echt werkt. De meeste specialisten gaan ervan uit dat we dit ten vroegste in de loop van 2021 mogen verwachten.

Maar het is moeilijk te voorspellen. Dergelijk onderzoek is meestal een grillig proces. Vaak krijgt men te maken met onvoorziene problemen of onverwachte doorbraken die voor een terugval of sprong vooruit zorgen. Gezien de huidige situatie, een pandemie, wordt bekeken welke shortcuts in het onderzoek mogelijk zijn. Bij welke stappen in het zorgvuldige onderzoeksproces kan men wat sneller gaan zonder al te grote risico’s te nemen?

Als er een veilig en werkend vaccin wordt gevonden, is de verspreiding ervan de volgende grote uitdaging. Om te vermijden dat er tussen de vondst van een vaccin en het gebruik ervan op grote schaal nog weken of maanden verstrijken, starten sommige laboratoria al tijdens het onderzoek met de productie. Blijkt dat hun vaccin werkt, dan kan het direct massaal verspreid worden. Blijkt dat ze toch niet op het juiste spoor zaten, dan hebben ze heel wat geïnvesteerd in een product dat niet bruikbaar is. Maar niet alleen moeten er voldoende dosissen geproduceerd worden om wereldwijd mensen te vaccineren, er zullen ook internationale afspraken gemaakt moeten worden over die verspreiding. Welk land krijgt hoeveel dosissen, wanneer en tegen welke prijs?

Niets garandeert overigens dat het eerste werkzame vaccin het beste zal zijn. Op termijn komt het er dus ook op aan de ontwikkelde vaccins te vergelijken.

DE NACHTMERRIE VAN HET DENGUEVIRUS

Een vaccin werkt niet voor elk virus op dezelfde manier. Er bestaat een type aandoeningen, Dengue of knokkelkoorts is er een voorbeeld van, waarbij een vaccin zowat een averechts effect heeft. Bij zo’n ziekte verloopt een eerste infectie met het virus vrij mild, maar komt men later opnieuw in aanraking met een gelijkaardig virus dan wordt men ernstiger ziek. Bij knokkelkoorts wordt het virus overgedragen door muggen en er bestaan vier types. Als je in aanraking komt met een ervan bouw je immuniteit op tegen dat type van het virus, maar kom je nadien in aanraking met een ander type dan kunnen de gevolgen dramatisch zijn. Gelukkig ziet het ernaar uit dat we bij dit coronavirus kunnen uitgaan van het ‘standaard’ virus- en vaccinverhaal.

DE ZOEKTOCHT NAAR EEN GENEESMIDDEL

In afwachting van een vaccin zoekt men volop naar een geneesmiddel om patiënten met COVID-19 te helpen. Hier kan misschien sneller een doorbraak worden gerealiseerd dan in de zoektocht naar een vaccin. Niet met een geneesmiddel specifiek gericht tegen dit virus, want zoiets ontwikkelen duurt ook jaren. Maar door onderzoek naar het effect van bestaande geneesmiddelen en van experimentele middelen die tegen andere coronavirussen leken te werken. Men focust vooral op antivirale middelen en het gebruik van antilichamen.

Als men een werkzaam middel vindt, kan dat ervoor zorgen dat COVID-19 milder verloopt, dat er minder patiënten op intensieve zorgen terechtkomen of dat ze sneller herstellen. Het helpt dus niet alleen de zieken, maar zorgt er ook voor dat het zorgsysteem minder belast wordt.

ANTIVIRALE MIDDELEN

Een antiviraal middel bevat moleculen die de eiwitten boycotten die het virus nodig heeft om onze cellen binnen te dringen. Van verschillende bestaande antivirale middelen vermoedt men dat ze ook effect kunnen hebben bij COVID-19. WHAT’S IN A NAME?

Corona, COVID-19, Sars-CoV-2? Wie de laatste weken het nieuws wat gevolgd heeft, kent de termen. Maar waarvoor staan ze precies?

SARS-CoV-2 is het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt. SARS staat voor Severe acute respiratory syndrome-related coronavirus, vrij vertaald als een ernstige en acute aandoening van de luchtwegen veroorzaakt door een coronavirus. CoV-2 staat voor Corona Virus 2, het specifieke virus dat aan de basis ligt van de huidige pandemie.

De coronavirussen zijn een familie van virussen, SARS-CoV-2 behoort tot die familie. De SARS epidemie in 2003 werd veroorzaakt door een virus van diezelfde familie. COVID-19 is de ziekte die door dit virus wordt veroorzaakt. Het staat letterlijk voor Corona Virus Disease of Corona Virus Ziekte. 19 verwijst naar het jaartal waarin dit specifieke virus is ontdekt.

Het woord vaccin gaat terug op vacca of koe. Het basisidee van vaccinatie vloeit voort uit de vaststelling dat meisjes die bij koeien werkten minder getroffen werden door de pokken. Ze waren in contact geweest met de koepokken en daardoor immuun voor de veel ernstigere menselijke variant. Aanvankelijk werd de term vaccineren gebruikt voor het inenten tegen pokken, pas later werd de betekenis algemener ‘inenten tegen een bepaalde ziekte’.

Het Rega Instituut is een uiterst beveiligd en van spitstechnologie voorzien lab in ons land dat ervaring heeft met het bestuderen van gevaarlijke virussen en andere ziekteverwekkers. In het kader van deze epidemie worden er duizenden moleculen getest om te zien of ze potentieel hebben voor de bestrijding van Sars-CoV-2. Van een aantal moleculen weet men al dat ze in laboratoriumomstandigheden het virus vertragen.

Als er een veilig en werkend vaccin wordt gevonden, is de verspreiding ervan de volgende grote uitdaging

De volgende stap zijn klinische studies om na te gaan of patiënten die een antiviraal middel krijgen op basis van zo’n molecule daadwerkelijk sneller genezen of minder risico lopen om op intensieve zorgen terecht te komen.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een grote studie opgezet om bij duizenden patiënten het effect van een aantal bestaande geneesmiddelen te onderzoeken. In Europa zullen 3.200 patiënten deelnemen aan het onderzoek, waarvan ongeveer vierhonderd Belgische patiënten. De studie zal drie jaar duren. Mocht blijken dat een van de middelen duidelijk betere resultaten geeft, dan kan dat wel al aan de standaardbehandeling van alle patiënten worden toegevoegd voor de studie volledig is afgelopen. De normale onderzoeksprocedure is aangepast. Het onderzoek wordt bewust eenvoudig gehouden waardoor het voor ziekenhuizen makkelijker is om deel te nemen en zodat het proces sneller kan verlopen. In tegenstelling tot bij andere klinische studies weten de patiënten nu wel vooraf welke behandeling ze krijgen. Van de patiënten wordt geregistreerd welke behandeling ze krijgen, hoelang ze in het ziekenhuis verblijven, of ze nood hebben aan beademing enzovoort.

Een van de kanshebbers is Remdesivir, een middel dat werd ontwikkeld in de strijd tegen ebola maar daarbij niet de verhoopte resultaten bracht. Het is dus een experimenteel middel dat niet in gebruik werd genomen en ook nog niet veilig werd bevonden. In het labo stelde men bij dieren vast dat het een effect heeft op coronavirussen. Het blokkeert het kopiëren van de genetische code van het virus waardoor het zich niet kan blijven vermenigvuldigen. Bij proefdieren voorkomt Remdesivir dat ze erg ziek worden, maar de vraag is of dit ook bij mensen voldoende het geval zal zijn.

Een ander middel dat wordt onderzocht is hydroxochloroquine, oorspronkelijk ontwikkeld tegen malaria. Uit eerder onderzoek in het Instituut voor Tropische Geneeskunde bleek al dat de stof in celculturen effect heeft op Sars-CoV-1, van dezelfde virusfamilie. Met de uitbraak van Sars-CoV-2 werd dat onderzoek terug relevant.

En zo worden er nog tal van andere middelen onderzocht die ooit werden ontwikkeld voor een andere aandoening. Het voordeel is dat de bijwerkingen van deze middelen al gekend zijn, de vraag is alleen of ze ook een gunstig effect hebben op het verloop van COVID-19. Ze worden in verschillende landen toegediend aan patiënten die ernstig getroffen zijn door COVID-19. Daarna worden deze patiënten nauwgezet opgevolgd en worden heel wat gegevens geregistreerd.

Men hoopt in het najaar of toch tegen volgend jaar een antiviraal middel te vinden dat kan ingezet worden om een eventuele nieuwe golf onder controle te houden.

ANTILICHAMEN

Naast de antivirale geneesmiddelen onderzoekt men ook het gebruik van antilichamen om patiënten sneller te laten genezen. Antilichamen horen bij de normale immuunreactie van ons lichaam. Ons lichaam produceert ze na de confrontatie met een indringer. De antilichamen binden zich aan het virus en breken het af. Bij een geneesmiddel op basis van antilichamen wordt niet gewacht tot het immuunsysteem van de patiënt zelf antilichamen maakt, maar dient men antilichamen toe zodat het lichaam sneller het virus de baas kan. Het maken van antilichamen is echter vrij complex en daardoor ook duur.

Ook het Vlaamse Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) onderzoekt een op antilichamen gebaseerd geneesmiddel. Men wil onder andere weten of antilichamen die werden ontwikkeld tegen Sars-CoV-1 mits aanpassingen ook werken bij COVID-19. Door het genoom van beide virussen te vergelijken, werd een antilichaam geïdentificeerd dat zich ook aan Sars-CoV-2 zou kunnen binden.

Zo’n geneesmiddel op basis van antilichamen kan gebruikt worden om het virus te bestrijden bij besmette personen, maar ook om te voorkomen dat risicopatiënten besmet geraken. Het verschil met een vaccin is dat een vaccin een immuunreactie van het lichaam uitlokt zodat het lichaam zelf antilichamen gaat produceren terwijl in dit geval externe antilichamen worden toegediend. Het duurt makkelijk een paar dagen voor het eigen immuunsysteem reageert op een indringer. Het immuunsysteem van risicopatiënten reageert bovendien niet altijd goed op vaccins, terwijl de toegediende antilichamen direct werken.

Van verschillende bestaande antivirale middelen vermoedt men dat ze ook effect kunnen hebben bij COVID-19

CONTACTTRACERING EN HET GEBRUIK VAN APPS

Om de epidemie onder controle te krijgen kan het interessant zijn om te weten met wie besmette personen in contact zijn geweest. Die informatie kan op twee niveaus nuttig zijn. De samengevoegde gegevens van veel gebruikers geven een beter beeld van hoe het virus zich verspreidt, van het

© Shutterstock effect van de genomen maatregelen en kunnen helpen om die maatregelen te verbeteren. Op niveau van het individu kunnen deze gegevens gebruikt worden om personen te waarschuwen die in contact kwamen met een besmet persoon. Als iedereen die in aanraking komt met een besmet persoon uit voorzorg in quarantaine gaat, dan steekt dat een behoorlijke stok in de wielen van het virus. Als potentieel besmette personen ook nog eens getest kunnen worden, dan is het mogelijk om te vermijden dat sommige mensen onnodig in quarantaine moeten.

Contacttracering kan op verschillende manieren gebeuren. Bij ons wordt momenteel aan besmette personen gevraagd met wie ze risicovol contact hebben gehad. Een team van contacttracers belt die personen vervolgens op om hen te verwittigen. Een andere mogelijkheid is gebruik maken van gps-data en apps. Zeker bij aanvang van de epidemie werd het gebruik van apps als een onmisbaar instrument voor het indijken van de epidemie naar voren geschoven. Ook bij ons zijn verschillende apps in ontwikkeling, maar geen enkele app is klaar voor onmiddellijk gebruik.

SUCCES VAN CONTACTTRACERING

Een basisvereiste om contacttracering succesvol in te zetten, is dat er van voldoende besmette personen gegevens

worden verkregen. Als we het hebben over een app, dan moeten voldoende personen bereid zijn deze te installeren en gebruiken, wat dan weer samenhangt met de mate van vertrouwen dat mensen stellen in dergelijke technologie en in het beleid errond. Ook de timing binnen de epidemie speelt een rol. Aan het begin en einde van de epidemie kan het opvolgen van risicovolle contacten een verschil maken, maar tijdens de piek van een epidemie is de contacttracering en opvolging onbegonnen werk. Om goed te werken, moeten de gegevens ook zo snel en correct mogelijk worden doorgegeven. Het feit dat besmette personen niet direct symptomen vertonen, bemoeilijkt dat proces. Doordat er vertraging zit op de gegevens en doordat de kans groter is dat de informatie die besmette personen voorzien onvolledig is. Dit zijn maar een aantal van de vele factoren die bepalen of contacttracering het gewenste effect heeft.

Het maken van antilichamen is vrij complex en daardoor ook duur

BEZORGDHEID OVER PRIVACY

Contacttracing roept ook vragen op in verband met privacy. Hoe meer het gebruik van de gegevens zich toespitst op individuen, hoe groter de vragen en bezorgdheden worden. Anonieme gegevens van een grote groep burgers gebruiken om algemene conclusies te trekken over de verspreiding van het virus is minder betwistbaar dan gegevens gebruiken van een specifiek besmet persoon om anderen te waarschuwen. In het tweede geval worden niet alleen de verplaatsingen en contacten van die persoon getraceerd, ze worden ook nog eens gekoppeld aan zijn gezondheidsstatus en (anoniem) gecommuniceerd aan derden.

Privacyvragen worden zeker gesteld in verband met apps. Wie heeft toegang tot de data? Hoe anoniem zijn ze? Waarvoor worden ze gebruikt? Om het met een extreem voorbeeld te stellen: in Zuid-Korea konden mensen de bewegingen van COVID-19-patiënten in hun buurt opvolgen. Een verregaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die de sociale controle pijnlijk aanscherpt.

Maar ook rond de data die de contacttracers in ons land verzamelen worden bezorgdheden geuit. De gegevens worden bewaard in een grote databank zolang de crisis duurt. Het is alleen niet echt duidelijk welke data precies worden bewaard en met welke andere databanken er eventueel een link zou kunnen worden gelegd. Na de eerste werkdagen van de contacttracers bleek overigens dat heel wat besmette personen weinig contacten met een hoog risico meldden. Of dat betekent dat ze inderdaad contacten meden of dat ze terughoudend zijn om contacten te melden, is nog niet duidelijk. Het zou kunnen dat mensen zich zorgen maken over wat er met hun informatie zal gebeuren.

APPS WERKEN OOK NIET ALTIJD

Het gebruik van apps leek onder andere in China en Singapore vruchten af te werpen, maar dat wil niet zeggen dat het altijd en overal het geval is. In het verleden bleek al dat het gebruik van gps-data niet altijd werkt, bijvoorbeeld bij de ebola-uitbraak in Sierra Leone in 2014-2016. Een belangrijke aanname bij gebruik van gps-data is dat de smartphone wordt gelijkgesteld aan de persoon. Men gaat ervan uit dat de persoon is waar de smartphone is en dat twee smartphones in mekaars buurt potentiële besmetting betekenen. Maar niet iedereen draagt altijd en overal zijn smartphone op zijn lichaam en bij besmetting speelt niet alleen fysieke nabijheid een rol maar ook de aard van de interactie tussen die personen. Hoe mensen omgaan met smartphones en apps speelt dus een rol.

ANDER ONDERZOEK

Dit is slechts een kleine greep uit wat COVID-19 teweeg bracht op vlak van medisch-technologisch onderzoek. Er gebeurt ook heel wat onderzoek naar het virus zelf: hoe het zich verspreidt en hoe ons immuunsysteem erop reageert. Er wordt onderzocht of sommige mensen genetische aanleg hebben om meer vatbaar te zijn voor het virus en waarom het immuunsysteem van sommige patiënten overreageert. Er wordt ook heel wat onderzoek gedaan naar verschillende manieren om besmetting met het virus snel en efficiënt te testen. Er is veel aandacht voor beademingsapparatuur en hoe we snel een grotere beademingscapaciteit kunnen realiseren. Er wordt gewerkt aan een apparaat waarmee vanop afstand kan worden geluisterd naar de longen van COVID-19 patiënten wat de risico’s voor zorgverleners kan terugdringen. Er worden digitale armbanden ontwikkeld die een signaal geven als mensen te dicht bij mekaar komen om te gebruiken in bepaalde werkomgevingen om de social distancing makkelijker te maken. Enzovoort.

Als potentieel besmette personen getest kunnen worden, dan is het mogelijk om te vermijden dat sommige mensen onnodig in quarantaine moeten

Niet al het onderzoek zal leiden tot toepassingen die tijdens deze pandemie bruikbaar zijn, maar er zullen ongetwijfeld toepassingen uit voortvloeien die in de toekomst nuttig blijken. Als er iets is wat deze wereldwijde zoektocht naar hulpmiddelen aantoont, dan is dat het belang van wetenschap en technologie. Maar ook dat het komen tot degelijke, veilige en ethisch en maatschappelijk verantwoorde oplossingen een complex proces is dat tijd, zorgvuldigheid, betrokkenheid en beleid vraagt.

Over de auteur Liesbet Lauwereys is coördinator beleid en projecten bij De Maakbare Mens. Op hun website www.demaakbaremens.org vind je meer informatie over de strijd tegen COVID-19 en een nieuw dossier over gezondheidsapps.

This article is from: