7 minute read
CULTUUR
OF HOE SCHOONHEID VIRUSSEN VERGETEN DOET
Advertisement
Yves Beaumonts verkenning van de landschappelijkheid nodigt uit tot filosofische reflectie over het landschap in de kunst. Op typisch postmoderne wijze speelt Beaumont met de romantische code van het landschap.
Willem Elias
Woods, acryl op doek, 24 x 30 cm, 2020
Nomen est omen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Yves Beaumont, met zijn naam die mooie bergen oproept, gekozen heeft om het thema van het hedendaagse landschap uit te diepen. Zijn landschappen zijn herkenbaar: vlekmatige partijen in gebroken bruinvarianten gecounterd door veel zwart, waar berg en dal in elkaar overvloeien en men al eens de verkeerde indruk krijgt en denkt de vrouwelijkheid van moeder Natuur te zien.
Zijn werken worden geïnspireerd door concrete landschappen, souvenirs van zijn reislust. Yves Beaumont maakt geen fotografische weergaven, maar suggestieve beelden die proberen de essentie van het landschap weer te geven. Verwant aan het impressionisme zijn het indrukken, dat wel, maar door het repetitieve voel je de zoektocht naar diepte. Geen evocatie van een pittoresk hoekje, wel een verkenning van de landschappelijkheid.
Yves Beaumont verstopt niet dat hij schatplichtig is aan zijn leermeester, Karel Dierickx (1940-2014). Na zijn periode als vertegenwoordiger van de Nieuwe Figuratie, ontwikkelde Dierickx een intimistische schilderkunst waarin het landschap belangrijk werd, benadrukt door een zeer gevoelige schriftuur van korte streepjes en vegen. Dit hebben we in een vorige editie van De Geus uit de doeken gedaan. Ook de werken van Beaumont zijn opgebouwd uit een wattig materiaalgebruik. Dat maakt het werk sensueel en mysterieus tegelijk.
Tot zijn inspiratie rekent Yves Beaumont ook de grote negentiende-eeuwse landschapschilders zoals Batiste Corot (1796-1875) en William Turner (1775-1851), van wie vooral de zeelandschappen onvergetelijk zijn.
Wanneer postmodernen spelen met de romantiek, is er ook een reminiscentie te bespeuren van het beroemde werk Der Wanderer Uber Dem Nebelmeer (1817) van Caspar David Friedrich (1774-1840), waar een man vanaf de rug gezien het nevelige landschap overschouwt. Yves Beaumont schildert die starende mens er niet bij. De toeschouwer voelt zichzelf daardoor een voyeur van de penetreerbare landschappelijkheid. Hoe helder ze ook partieel zijn, het is de duisternis die vragen oproept. De romantiek hield van de schaduwen die de Verlichting geslagen had. Beaumont is gefascineerd door wat het landschap verbergt. Het onrustige zit in het rustgevende verborgen.
Zijn titels geven een hint. Arcadische landschappen verwijst
© Dirk Vermeirre
naar een stuk op de Peloponnesos, maar heeft vooral een utopische betekenis gekregen als een paradijselijk oord. Vergilius staat bekend als auteur van de literaire verheerlijking van de natuur. Hij bezong de bucolische schoonheid van het land. Et in Arcadia ego is echter geen zin uit zijn oeuvre, maar de titel van een schilderij, eerst van Guercino (1623), dan van Poussin (1692). Beide werken gaan over de dood. Zelfs in dit idyllische land is de dood aanwezig. De vanitasgedachte of het memento mori (gedenk dat je gaat sterven), houdt zich in het landschap verborgen.
Het is de schaduwzijde van een leuze van een andere Latijnse auteur, het Carpe diem van Horatius. Pluk de dag. Tegenover de epicuristische gerustheid over de dood (‘Als ik er ben is de dood er niet, als de dood er is, ben ik er niet’), is er de moraliserende onrust voor de doodsbedreiging zoals die tot uiting komt in de aangehaalde zeventiende-eeuwse schilderijen. Bij Yves Beaumont wordt alles opengelaten. Men kan zowel de weg op van de kleurrijke geruststelling als die van de zwarte onrust. Dat is precies de mysterieuze zweem die over zijn werk hangt.
Majorcan landscape, Valle de Soller, acryl op doek, 40 x 60 cm, 2016
De andere titel, Swelling Sea, is ook treffend gekozen. ‘Zwellend’ zegt niet veel, maar verbonden aan de zee betekent het de ‘deining’: ‘a rolling condition of the sea, usually after a storm’, de zeegang die blijft lopen na een storm. Als sociaal afgeleide betekenis krijg je ‘opwinding en verwarring’ in de golvende zeelandschappen van Yves Beaumont. Een metafoor zien voor tumult en maatschappelijke opschudding is dan ook niet vergezocht. Yves is van jongs af aan een vrijzinnig en sociaal geëngageerd kunstenaar. Zijn landschappen zijn filosofische vraagstellingen, geen beelden voor op een toerismefolder.
Wanneer het landschap zo hoofdzakelijk aanwezig is als thema, kan men het best even de filosofie erbij halen. De sterk ecologisch-voelende Nederlandse filosoof Ton Lemaire, kreeg bekendheid met zijn Filosofie van het landschap. Daarin wees hij op de culturele dimensie van het landschap. De natuur krijgt, wanneer ze als landschap voorgesteld wordt, een culturele betekenis. Lemaire ging zover te stellen dat het verschijnen van het landschap in het Westen samengaat met het verdwijnen van het christendom. Tegenover de verticaliteit van de religieuze hiërarchie, staat de openheid van de brede horizon en de wijsheid die perspectieven toelaat. Lemaire onderscheidt in dat boek vijf fasen. De eerste loopt van de veertiende tot de zestiende eeuw en behelst de ontluiking van het landschap zoals dat in de renaissance te zien is. Een anekdote over de dichter Petrarca is hier relevant. Hij was de eerste bekende figuur die in een brief toegaf dat hij, op 26 april 1336, de Mont Ventoux beklommen had voor het plezier van het vergezicht. Iets wat sinds de Oudheid niet meer gebeurd zou zijn. Bij de lectuur van zijn geliefkoosde kerkvader Augustinus, daagde hem de zondigheid daarvan. De vrome mens mag enkel in zijn ziel kijken.
De tweede fase (1550-1775) bestaat uit natuurvroomheid. Het betreft de profane ruimten die men bij Brueghel ziet en die getuigen van dankbaarheid voor wat de natuur aan de mens verschaft. Het landschap zoals men die bij de Hollandse schilders vindt, sluit daarbij aan.
De derde fase valt samen met de periode van de Romantiek. De eenzaamheid van de mens wordt benadrukt, die zich verloren voelt in het landschap. Het wordt beleefd via de gemoedsgesteldheid en niet vanuit een wetenschappelijke beschrijving. De natuur wordt mystiek benaderd en de kunst komt weer dichter bij de religie te staan.
De vierde fase, in de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, heeft wel oog voor de wetenschappelijke meetbaarheid van het fysieke landschap. Het mag ook esthetisch genietbaar zijn. Platteland als natuur en de stad als cultuur groeien naar elkaar toe. Waar voordien het pittoreske, romantische plekje schilderachtig was, geldt
dat nu voor de totale ruimte. Zelfs een kathedraal krijgt iets landschappelijk bij de impressionisten.
De vijfde fase brengt het onbewoonbare landschap, dat we zien vanaf de metafysische schilderkunst van de Chirico, en verder in het magisch realisme en het surrealisme. Het duistere heeft de overhand gekregen en wordt het decor voor een nachtmerrie.
Wat heeft dit met het oeuvre van Yves Beaumont (°1970) te maken? Het boek van Ton Lemaire dateert van 1970, een tijd waarin de term postmodernisme wel al bestond, maar nog niet de omwentelende betekenis had die het begin jaren tachtig kreeg, nadat François Lyotard (1979) ons eens goed uitgelegd had wat er aan de hand was met de cultuur. Zo goed dat zelfs kinderen het konden begrijpen.
Eén van de belangrijkste kenmerken is de dubbele codering. Dit bestaat uit de attitude dat het kunstwerk bestaat uit een
A distant sunset, acryl op doek, 18 x 24 cm, 2014 (privé-collectie) code. In de kunst is dit het tekensysteem dat door een groep kunstenaars al doende ontwikkeld werd vanuit een bepaalde, al dan niet bewuste opvatting over kunst om vrij open maar toch enigszins gestuurde betekenissen te produceren, die dan door een publiek geïnterpreteerd kunnen worden. In de oude kunst lag die code vrij vast, al werd een evolutie toegelaten. De moderne kunst (rond 1850) bracht een systeem op gang van afbraak van het gevestigde om er een nieuwe code voor in de plaats te brengen: de zogenaamde ‘avant-garde’.
De postmoderne kunst (1980) liet inzien dat die nieuwe codes, doorgaans aangeduid met een naam die eindigt op ‘-isme’ (van realisme tot hyperrealisme), toch steeds weer een academisme werden omdat ze het relativisme van hun zelfgeconstrueerde code niet aanvaardden. Postmodernisten maakten dit duidelijk door op een iconische manier een code van de code te construeren, waardoor het codekarakter uit haar verborgenheid trad, of volledig idiosyncratisch werd door ongepaste codes met elkaar te vermengen. Yves Beaumont doet dit onder meer met de romantische code van het landschap. Het laatste woord is daarover nog lang niet gezegd.