13 minute read
MUZIEK
Door de muren heen
Mattias Laga en de Ledebirds
Advertisement
In Ledeberg is Mattias Laga door iedereen gekend, dankzij de multiculturele muziekgroep de Ledebirds waarvan hij de orkestleider en stuwende kracht is. Zijn muziek verbindt diverse culturen en neemt grenzen en vooroordelen weg. Tijd voor een kennismaking.
Francis Cromphout
Matthias Laga is nochtans niet geboren en getogen in de Gentse deelgemeente Ledeberg. Hij zag het levenslicht vijftig jaar geleden in het Kortrijkse Gullegem, in een kroostrijk gezin waar veel belangstelling voor muziek leefde. Op zijn negende volgde hij al muziekschool. Na het middelbaar bracht hij een jaar door in Seattle als uitwisselingsstudent en daar kon hij meespelen in de Bigband van de High School. Na zijn studies aan de universiteit in Leuven (communicatiewetenschappen en sociale en culturele antropologie) studeerde hij jazzsaxofoon in het Gentse Muziek Conservatorium en klarinet in de Gentse Muziekacademie. Nog voor hij de Ledebirds stichtte, speelde hij al in diverse wereldmuziekensembles zoals Olla Vogala en Oblomow en recenter de folkrockband Jaune Toujours, de Romagroep Mec Yec en de jazzgroep Wofo.
Naast zijn muzikale activiteiten werkt hij als consulent bij Stad Gent in het team van Ontmoeten en Verbinden.
Maar zijn levenswerk zijn de Ledebirds en de brede waaier aan activiteiten daarrond. Het bespelen of beluisteren van muziek uit allerlei culturen haalt mensen uit een spiraal van wantrouwen, die kan opduiken wanneer verschillende culturen samenkomen.
De Ledebirds bestaan nu al elf jaar. Hoe ontstond het idee om deze multiculturele band te stichten?
De Ledebirds werden opgericht toen ik al acht jaar in Ledeberg woonde. Ik was hiervoor nog niet actief in het lokale socio-culturele leven. Ik trad op in culturele centra, clubs en op festivals en nam deel aan CD-opnames. Verder was ik ook actief bezig met de verbouwingen van ons rijhuisje. Dankzij mijn kinderen (geboren in 2003 en 2006) merkte ik dat er zich in mijn wijk te weinig bewoog tussen de gemeenschappen die zich daar hadden gevestigd. Er was wel een zekere sociale cohesie, maar dat waren bubbels waartussen weinig werd uitgewisseld. Ik miste eigenlijk een bruine kroeg en hoopte dat het vrijgekomen pand op het plein zou overgenomen worden door een kroegbaas die folk, wereldmuziek en jazz zou draaien, maar het werd tot mijn grote teleurstelling een begrafenisondernemer. ‘Lede-berg’ vertaalde ik met poëtische vrijheid als sorrow hill.
Mijn idee kwam een buurtwerkster ter ore en zij overtuigde me ervan om een echt amateurensemble op te starten en
Mattias Laga (in het midden eerste rij) en zijn Ledebirds © Dirk De Smet
bracht meteen wat muzikanten aan. De oproep van de toenmalige Dienst Cultuurparticipatie om zelf je wijk te creëren, stimuleerde me om er een artistiek project van te maken. De stimulans om ook voor de jeugd muzikale activiteiten te organiseren, kreeg ik in de stuurgroep Brede School Ledeberg.
De Ledebirds spelen heel veel oosterse muziek en ook Romaliederen. Waarom deze muziekkeuze?
Ik was als tiener erg geboeid door muziek uit het Oosten. Klarinetmuziek raakte me eigenlijk nog niet, ik vroeg de dirigent van onze dorpsharmonie tevergeefs of ik hobo of althobo mocht spelen. De sopraansax van Branford Marsalis bij Sting deed mij wegdromen en ik ben op zoek gegaan naar deze klankkleur. Daarnaast was er de Hongaarse folkgroep Kolinda waar ik heel intensief naar luisterde. Ook jazz boeide me, met een voorliefde voor de post-free jazz van onder meer David Murray. Ik raakte hierdoor geïnteresseerd in de burgerrechtenbeweging van de Afro-Amerikanen, die ook een artistieke rol opeisten. Ik was ook onder de indruk van de Franse jazzklarinettist Louis Sclavis en zijn folklore imaginaire. De Bretoenen maakten de cirkel rond en hiermee mondde ik uit bij de Kelten én bij de hobo’s en de bombardes (Bretoense schalmei). Ik verslond de eerste platen van Rabih Abou Khalil, die jazzmuzikanten Arabische muziek liet spelen, en van Anouar Brahim die me de Turkse klarinet deed ontdekken. Als muzikant verkende ik het repertoire en werkte ik samen met musici uit het Oosten. Een workshop met Luc Mishalle (artistiek directeur van MetX) zette me op weg en toen volgde de samenwerking met de Tunesische ud-speler Moufadhel Adhoum. Bij Jaune Toujours, Olla Vogala en Oblomow kwam ook oosters repertoire op het programma en speelden we samen met onder meer Osama Abdulrasol, Metin Toplar, maar ook muzikanten uit Afrika en Tuvaanse keelzangers. En - niet te vergeten - Katja en Mielka Pohlodkova van Mec Yec, Romamuzikanten die al in Ledeberg woonden nog voor ik er landde.
De Ledebirds hebben bijzondere muzikale gasten, wiens muziek jullie spelen. Wat bepaalt daar de keuze?
Het gaat bijna altijd om mensen. Ik hoop steeds om muzikanten uit de buurt te vinden, die ons een nieuw repertoire uit hun thuisland aanleren. We krijgen van onze ud-speler Kaies Lahdiri bijvoorbeeld mooie Tunesische muziek aangereikt. Bij onze Slowaakse buren was er meteen een enorm repertoire om uit te putten. Niet dat ze zelf naar ons toekwamen met suggesties. De Romamuzikanten uit de buurt spelen graag jazz en spelen ook het poprepertoire goed. Toen we aan kinderen vroegen wat het favoriete lied van hun moeder was, bleek Like a prayer van Madonna de grote hit. De samenwerking met Romamuzikant Martin Balogh was een boeiend project waarbij ik hoopte om de traditionele, akoestische instrumenten terug te kunnen introduceren bij Romakinderen. We blijven dit trouwens proberen en binnenkort zetten we er samen met enkele gedreven Slowaakse sleutelfiguren uit de buurt weer volop op in.
Kursat, een succesvolle zanger met Turkse roots uit SintAmandsberg, leerden we kennen via Metin Toplar die hier een sleutelfiguur is in de Turkse muzikantenmiddens. Zo leerden wij dankzij Metin de baglamaspeler (een langhalsluit, n.v.d.a.) en zanger Tugrul Yucesan kennen. Soms is het ook een Vlaamse muzikant die ons in het repertoire ondersteunt, zoals Hilde de Clercq die al in verschillende producties heeft meegespeeld.
Onlangs liet ik mijn baard trimmen bij een kapper die zich aansloot bij de warme handelaars. Mustapha ‘Musti’ bleek een baglama-speler te zijn, maar had helaas geen tijd om mee te spelen. Het is een uitdaging voor de Ledebirds om hem toch minstens een keer als gastmuzikant op het podium te krijgen, maar we zien hem liefst als lid van het orkest.
De projecten rond Slowaakse en Turkse muziek zijn
bewuste keuzes, omdat we interesse hebben in de culturen van onze buren. Via een Macedonische zangeres leerden we ook wat Bulgaarse buren kennen, de talen zijn erg verwant. Daarna maakten we kennis met een volksdansgroep en leerden we ook een aantal liederen uit Bulgarije. In de Brugse Poort bleken ook volksdansers te wonen die Turks als moedertaal hebben, maar die generaties lang in de Balkan hebben gewoond. Beide dansgroepen nodigen we graag uit op concerten.
Sommige projecten zoals Hafa met Dick van der Harst, Nomad met de Macedonische zangeres Aleksandra Popovska, en het operaproject Sadko zijn eerst als jongerenproject gestart. We speelden koppelaar tussen de lokale indicatorschool (90% van de leerlingen spreken thuis geen Nederlands of hebben laaggeschoolde ouders of zijn socio-economisch kwetsbaar) en de Gentse Opera. We mochten zelf de opera kiezen, het werd Sadko van Rimsky Korsakov. We zagen hierbij tal van mogelijkheden om ons instrumentarium voor muziekworkshops in te zetten: balalaika’s, accordeons, viooltjes … De droom om ook de gusli, het harpje van de protagonist Sadko, te bouwen met de kinderen uit de wijk leeft nog steeds. Dit is een van de redenen waarom we een houtatelier hebben opgestart. Eens we een vrijwilligerswerking hebben opgezet en we enthousiaste begeleiders en jongeren bereiken, starten we met het maken van houten muziekinstrumenten. Naast het gusli-harpje willen we ook Afrikaanse harpjes bouwen, zoals de krar uit Oost-Afrika.
Osama Abdulrasol leerde ik kennen via de CD-productie Hamza van de Algerijnse Gentenaar Djamel. Daarna speelden we samen bij producties van Oblomow, als trio, en bij de Libanese zangeres Jahida Wehbe. Een project als Oriental Ledebirds met Osama was mogelijk dankzij een Vlaamse subsidie bij het Kunstendecreet en productionele ondersteuning van de Centrale. Ook Superdivers minimalisme was zo’n Kunstendecreetproject, waarbij we beroep konden doen op de expertise van musicoloog Dirk Moelants uit het orkest. Vaak is er al een link naar een element uit de werking, een cultuur uit de buurt, een expertise in het orkest, een boeiende partner, een student die we een podium kunnen geven. Zoals voor de zangeres Gergana Velikova en de Russische Bariton Valery Alexeev voor het Sadko repertoire.
De mogelijkheden van de partners voor concerten bepalen ook welk project we kunnen realiseren. Dat is evident bij een operaproject en naast de Centrale is de steun van de Handelsbeurs en Zonzo Companie enorm belangrijk. Zo waren we al te gast in de Handelsbeurs met Cimbalom express, met Kapinga en haar kinderkoor, onze participatie van Oktobernacht en onlangs nog op Soiree Harira waar we nieuw repertoire brachten met onze Palestijnse, Iraakse, Iraanse en Vlaamse zangers.
Het project met Dick van der Harst in Bozar en de Opera van Lille was mogelijk dankzij de productie van Zonzo Compagnie. We zijn trouwens nog steeds op zoek naar middelen om dit project verder te laten groeien.
Ik vergeet hier en daar nog een zijproject, zoals de Gentse liedjes en de composities van muzikanten die wat ondergesneeuwd geraken door de vele projecten die alle aandacht opeisen.
De Ledebirds zijn ook een sociaal project.
Ik ben oprecht geïnteresseerd in mijn buren, en muziek was de voor de hand liggende methode om hen te leren kennen. Er is bij mij altijd een sociale noodzaak voor de totstandkoming van een project, ook als de eerste keuze een artistieke is, geven we toch altijd aandacht aan de kansen tot kruisbestuiving, zoals bij het project met Dick van der Harst. We geven altijd plaats aan jongeren of zelfs kinderen om mee te doen, terwijl we ook muzikanten die gestopt zijn met spelen aanmoedigen om terug te starten. Muziek spelen is op zich heel sociaal. Je communiceert, soms onrechtstreeks, maar zelfs door de muren heen kan je met muziek mensen raken. Muziek is geen universele taal, maar is wel een fundamenteel deel van ons menszijn. Het stimuleren van jongeren om het toch te doen, ondanks het feit dat het niet zo positief wordt bekeken in hun thuiscultuur, is een van onze missies. Op een podium, maar ook op straat, tijdens een buurtfeest of tijdens een stoet, tonen dat we in elkaars cultuur geïnteresseerd zijn, is een belangrijke boodschap. Dat er ook vriendschappen ontstaan en dat het orkest een beetje een familie wordt, is bovendien een heerlijke ontdekking. Ik denk dat iedereen in de eerste plaats voor de muziek komt, maar het is zalig als er spontaan van alles rond ontstaat. Muzikanten zijn echt gelukzakken, we kunnen samen muziek spelen zonder dat we elkaars taal moeten kennen, en we werken aan hetzelfde doel. Geen nood om zoals in de sport te winnen of de andere te verslaan.
Als ik als sociaal werker iets wil doen aan het gebrek aan sociale cohesie, ben ik vooral geïnteresseerd in een nieuwe methodiek. Ik heb een hekel aan routine. Afwisseling is inherent aan de muziek. Er liggen daar zoveel kansen om in te spelen op wat er aan het gebeuren is. Sociaal werk in het algemeen is een moeilijkere uitdaging. Het veld is enorm groot, en daarom moeilijk in te schatten wat op een grotere schaal effect heeft. Muziek horen uitvoeren en zeker zelf uitvoeren bezorgt een onmiddellijke genoegdoening, een emotie die iemands houding tegenover onbekende culturen en tegenover vreemden in een positieve richting doet evolueren.
Je studeerde naast sociale wetenschappen ook antropologie. Ik vermoed dat dit je interesse voor het leven van mensen met een andere achtergrond heeft beïnvloed, maar ook de diverse culturen die zich meer en meer in onze eigen Gentse stad nestelen.
Ik heb sociale wetenschappen gestudeerd en op het eind werd dat sociale en culturele antropologie. Het heeft mijn ogen extra opengetrokken en mijn houding tegenover verschillende culturen versterkt. Langs de ene kant hebben fricties tussen mensen die samenwonen vaak sociale of socio-economische oorzaken. Eenmaal de levensstandaard is gestegen zijn de culturele bubbels er nog, maar leveren die veel minder spanningen op. Het is dus om die reden belangrijk dat we aan gelijke kansen werken zodat iedereen een rechtvaardig deel van de welvaart kan verdienen. Onze muziekprojecten helpen hopelijk mee aan het wegwerken van de vooroordelen die onze medebewoners parten spelen. Dat de groeiende culturele verschillen net voor een feest zorgen is al duidelijk op het gebied van de gastronomie, maar ook muzikaal valt er veel te genieten. We spelen vaak met de Ledebirds op podia en op straat en hopelijk komt er ook in de media, op radio en televisie, meer aandacht voor deze muziek.
Rond de Ledebirds zijn ook andere sociaalartistieke projecten ontstaan, zoals het Takkenorkest, dat zich in de eerste plaats richt tot kinderen. Maar ik zag hier ook soms ouders opduiken. Welk doel streef je hiermee na?
De dirigent uit mijn straat, in mijn geboortedorp, heeft een grote invloed gehad op mijn leven en ergens hoop ik dat ik ook enkele kinderen de kansen kan geven om muziek te maken. Maar ook gaan kamperen in de bossen, of timmeren. Het zijn ervaringen die mij gevormd hebben. Deze ervaringen wil ik delen met de stadsjeugd die klein behuisd is, wiens ouders niet het netwerk hebben die naar een jeugdbeweging of naar het deeltijds kunstonderwijs leidt. We geven impulsen, maar ik besef dat het niet genoeg is. Het houtatelier is een nieuw luik, omdat muziek in Ledeberg een te klein segment bereikt. Nu kregen we van de Vlaamse overheid nog een kleine subsidie via het Participatiedecreet, maar meteen na de bekendmaking bleek dat de volgende ronde geschrapt wordt en dat dergelijke projecten minder of geen steun meer gaan krijgen op Vlaams niveau. Stimuleren van participatie is nochtans een essentieel deel van een sociaal beleid.
Je sociale betrokkenheid is ook merkbaar in de groep Jaune Toujours rond accordeonist Piet Maris, die voor hun teksten en projecten gedreven worden door sociale en ecologische motieven.
Er zijn weinig groepen die zo geëngageerd zijn. Muzikanten zijn meestal erg geëngageerd, maar een groep als Jaune Toujours is toch tamelijk uniek in Vlaanderen. Naast expliciet geëngageerde teksten zijn de projecten met Romamuzikanten, met vluchtelingen en met gastmuzikanten uit verschillende culturen een deel van ons DNA. Jaune Toujours is ook een echt Brussels ding. Er gebeuren in Brussel prachtige dingen omdat er geen dominante culturele meerderheid is, en dat is daar op alle podia ook duidelijk te merken.
Naast muzikale bands als deze hoop ik dat onze fanfare en harmoniecultuur ook wat meer kleur krijgt, en zich niet terugplooit onder het motto van ‘canons’ en de druk om te excelleren.
Het coronavirus heeft dit jaar een aantal projecten verhinderd. Zijn er desondanks toch enkele projecten die in het verschiet liggen?
Het grootste afgelaste project is een zalige cluster: met het Takkenorkest gingen we met Zinneke meedoen, en via die samenwerking gingen we zowel met tubaspeler Michel Massot, een muzikale held van me, met trompettist Laurent Blondiau – nog een klepper – en met saxofonist Edward Capel samenwerkingen opzetten, zowel met hen als componist of inspirerende bandleaders als met hun ensembles, leerlingen en volgers. Wij zouden op tal van nieuwe plekken gaan optreden, van Citadelic in Gent, de Marollen in Brussel tot over de grens in Noord-Brabant. Met Dick van der Harst willen we met accordeons aan de slag gaan, en op het volgende Zonzofestival zijn we kandidaat om jeugdprojecten mee te ondersteunen, en nog het liefst de combinatie van al die dingen.
Buiten de muzikale projecten die we willen opstarten of verderzetten, blijft ook het houtatelier waar we een grotere ruimte voor zoeken belangrijk, en een project voor natuurbeleving gericht naar leerlingen van het Onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen (OKAN) en het Beroepsonderwijs.